[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad 14 - 16 september 2022 in Praag (Kamerstuk 21501-32-1458)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2022D34088, datum: 2022-09-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D34088).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z16007:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2022D34088 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de Informele Landbouw- en Visserijraad 14–16 september 2022.

De voorzitter van de commissie,
Geurts

De adjunct-griffier van de commissie,
Witzke

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie 5
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie 6
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie 8
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie 9
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie 9
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie 11
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie 13
II Antwoord / Reactie van de Minister 14
III Volledige agenda 14

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de aankomende Landbouw- en Visserijraad. Deze leden hebben daarbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie willen hun zorgen uitspreken over de dalende beschikbaarheid van kunstmest en meststoffen vanwege de hoge energieprijzen en de oorlog in Oekraïne. Zo moet een grote kunstmestfabriek in Zeeland de productie noodgedwongen terugschroeven. In een artikel van Politico de datum 9 augustus jongstleden staan verontrustende berichten over mogelijke gevolgen voor de wereldwijde voedselproductie. Kan de Minister een appreciatie geven over de signalen ten aanzien van dalende beschikbaarheid van kunstmest en meststoffen? Wat zijn volgens hem de te verwachten gevolgen voor de voedselzekerheid op ten eerste het Afrikaanse continent, ten tweede in Europese lidstaten en ten derde in Nederland? Deze leden willen ook graag weten hoe de Minister dit alles rijmt met de huidige onderhandeling over nieuwe derogatieverlening op de Nitraatrichtlijn. Klopt het dat Nederlandse boeren bij een eventueel verlies eerder aangewezen zullen zijn op het gebruik van kunstmest? Zo ja, klopt het dan ook dat zij in dat geval extra te maken zullen krijgen met stijgende kunstmestprijzen? Deze leden willen bij dezen graag nogmaals een sterk pleidooi houden voor het mogelijk maken van bewerkte dierlijke mest als kunstmestvervanger, zodat een boer minder dierlijke mest moet afvoeren en kunstmest moet aankopen. Dat scheelt de boer veel geld en scheelt bij de kunstmestproductie veel gasverbruik en C02 uitstoot. In andere woorden, kunstmestvervangers zijn beter voor de portemonnee en beter voor het klimaat. Kan de Minister hier op reflecteren? Kan de Minister eveneens aangeven of hij bij de aankomende Landbouw- en Visserijraad bereid is te pleiten voor het toestaan van het uitrijden van kunstmestvervangers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister uiteenzetten hoe de Nederlandse landbouw in zijn ogen voorop zou kunnen lopen ten aanzien van kunstmestvervangers en binnen welke termijn hij verwacht dat er concrete stappen gezet gaan worden?

De leden van de VVD-fractie hebben in het schriftelijke overleg van de vorige Landbouw- en Visserijraad (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1454) vragen gesteld over de nog niet vastgestelde eco-regelingen van het nieuwe Nationaal Strategisch Plan (NSP). In de beantwoording gaf de Minister aan dat de simulatietool ver ontwikkeld is, dat agrariërs aan het einde van dit jaar moeten aangeven of ze willen deelnemen aan de eco-regeling en dat zij daarna nog wijzigingen kunnen doorgeven. Echter, deze leden ontvangen signalen uit de sector dat de betreffende simulatietool niet betrouwbaar is wegens het ontbreken van sommige voorwaarden en de verschillende weging per regio. Kan de Minister aangeven of hij dit signaal herkent en erkent? Zo nee, zou de Minister dat richting de sector willen onderbouwen? Zo ja, ziet de Minister mogelijkheden om de tool te verbeteren? Daarnaast willen deze leden aandacht vragen voor zorgen in de akkerbouw, waar agrariërs nu de bouwplannen maken en binnenkort de wintergranen gaan inzaaien. Het ontbreken van definitieve besluiten over het NSP en een mogelijk onbetrouwbare simulatietool maakt het voor hen lastig om op een goede wijze deel te nemen aan de eco-regelingen. Erkent de Minister dit? Zou de oproep van de Nederlandse Akkerbouw Vakbond om 2023 als overgangsjaar te bestempelen volgens de Minister soelaas bieden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie vragen aan de Minister om een reactie op berichten van Nederlandse media waaruit zou blijken dat de Minister niet aanwezig was in Brussel tijdens de Landbouw- en Visserijraad van juli jongstleden. Klopt dat, zo vragen deze leden. Zo ja, wat was destijds de afweging van de Minister om niet naar Brussel te gaan, gelet op alle recente onrust in de agrarische sector en het belang van derogatieverlening voor boeren? Deze leden vragen de Minister of hij een reconstructie kan geven over het proces van de onderhandelingen en de inzet van Nederland op het moment dat er een definitief besluit over de derogatieverlening is gekomen

Saneringsregeling visserij

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorwaarden en uitgangspunten van de saneringsregeling voor de visserij. Deze leden vernemen graag hoeveel inschrijvingen er inmiddels voor de saneringsregeling zijn binnengekomen.

Deze leden maken zich voorts grote zorgen over de wijze van berekening van de vergoeding. Uit de Kamerbrief (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1455) lijkt het er immers op dat de saneringsvergoeding gebaseerd wordt op de grootte van het schip in plaats van de waarde van de vangstrechten. Deze leden vragen zich ten zeerste af of een saneringsvergoeding op basis van de grootte van het schip wel de meest gerechtvaardigde berekeningsmethode is. Daarom vragen deze leden de Minister om de saneringsvergoeding te baseren op enerzijds de grootte van het schip en anderzijds de in te nemen vangstrechten in plaats van uitsluitend de grootte van het schip. Graag ontvangen deze leden een toelichting van de Minister op dit punt en op welke wijze een saneringsvergoeding op basis van de waarde van vangstrechten vormgegeven zou kunnen worden.

De leden van de VVD-fractie hebben voorts vernomen dat er binnen de visserijsector onvrede is over de ongelijkheid van behandeling van vissers, doordat bij de sanering alle vangstrechten moeten worden ingeleverd. Deze leden ontvangen graag een toelichting van de Minister of hij kennis heeft genomen van de onvrede over de ongelijke behandeling en of hij zich daarin kan verplaatsen. Voorts vernemen deze leden volgaarne wat de voornemens van de Minister zijn om gelijke behandeling te waarborgen en daarmee de gevoelens in de sector weg te nemen.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven aangaande een snelle en succesvolle saneringsregeling de uitgangspunten van het advies van mevrouw Burger en de uitgangspunten in de Kamerbrief van 19 juni 2020 (Kamerstuk 29 675, nr. 195). Deze leden zien de betreffende uitgangspunten niet volledig terug in de Kamerbrief met betrekking tot de openstelling van de saneringsregeling visserij. Graag ontvangen deze leden een toelichting van de Minister waarom er is afgeweken van het advies van mevrouw Burger en hoe de snelheid en de effectiviteit van de huidige saneringsregeling worden gewaarborgd.

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de algemene fiscale maatregelen die genoemd worden in de brief van 22 juli 2022. De leden maken zich echter wel zorgen over de fiscale afhandeling van de stakingswinst die mogelijk zal ontstaan door gebruikmaking van de saneringsregeling. De brief van 19 juni 2020 ging daar uitgebreid op in. Graag ontvangen deze leden een toelichting welke aanvullende fiscale maatregelen getroffen worden om ongewenste fiscale neveneffecten van de saneringsregeling te compenseren.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen om het contingentenstelsel aan te passen. Deze leden vragen in welke mate er met de visserijsector contact is geweest over dit voornemen. Graag ontvangen deze leden een toelichting over het standpunt van de visserijsector en op welke wijze daarmee rekening is gehouden door de Minister. De Minister geeft aan dat het nieuwe stelsel beter toegankelijk zou moeten zijn voor nieuwe vissers. In welke mate acht de Minister het realistisch dat mensen onder de huidige omstandigheden qua regelgeving en economische vooruitzichten met een viskotter-onderneming zullen starten? Daarnaast vragen deze leden waarom verduurzaming niet binnen het huidige contingentenstelsel zou kunnen plaatsvinden. Graag ontvangen deze leden een toelichting van de Minister.Voorts vragen deze leden de Minister in te gaan op de gesprekken die er zijn gevoerd met de vertegenwoordigers uit de sector. Welke gesprekken zijn er het afgelopen jaar gevoerd voor het tot stand komen van de saneringsregeling? Welke gesprekken zijn er gevoerd sinds de publicatie in de Staatscourant op 22 juli jongstleden? Welke verzoeken tot aanpassingen zijn er gedaan door de gesprekspartners en is de Minister bereid tot aanpassingen van de saneringsregeling?

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het toekomstperspectief van de vissers die geen gebruik zullen maken van de saneringsregeling. Deze leden ontvangen dan ook graag een toelichting van de Minister hoe het toekomstperspectief voor resterende vissers gewaarborgd zal worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de Informele Landbouw- en Visserijraad en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

Ontbossingsverordening

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat op 28 juni jongstleden de Landbouw- en Visserijraad een onderhandelingspositie heeft aangenomen op het EU-voorstel voor een ontbossingsverordening. Deze leden zijn teleurgesteld dat de Landebouw- en Visserijraad heeft besloten dat zij bijvoorbeeld wil inzetten op een vermindering van het aantal controles door douaneautoriteiten. Deze leden kijken uit naar de behandeling van de verordening in het Europees Parlement. Immers, deze leden zijn van mening dat deze verordening zeer belangrijk is voor het behoud van natuur en bossen wereldwijd en hopen op een zo ambitieus mogelijke verordening.

Vogelgriep

De leden van de D66-fractie constateren dat in onder andere Barneveld opnieuw vogelgriep is vastgesteld bij een pluimveebedrijf. Deze leden vragen de Minister naar de laatste stand van zaken in zijn aanpak tegen vogelgriep. Hoe staat het bijvoorbeeld met de gesprekken in Europa over het toepassen van vaccinatie? Wat is de laatste stand van zaken wat betreft de vaccinproefs? Hoe staat het met de uitwerking van het voorkomen van zoönoserisico binnen de gebiedsgerichte aanpak?

Derogatie van de Goede Landbouw- en Milieucondities

De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat de Europese Commissie bij deze Landbouw- en Visserijraad zal aankondigen dat het voor lidstaten mogelijk wordt gemaakt om af te wijken van twee van de Goede Landbouw- en Milieucondities (GLMC’s). Dit met het doel om de voedselzekerheid te verstevigen. Deze leden menen dat het onwenselijk is om de milieuambities te laten varen onder het mom van voedselzekerheid. Dit zeker omdat de Minister zelf aangaf dat er op de korte en middellange termijn helemaal geen sprake is van voedselschaarste in Europa en dat vergroening juist belangrijker is dan ooit om de voedselzekerheid op de langere termijn vast te stellen. Deze leden zijn teleurgesteld dat met deze derogaties is gekozen van deze lijn af te wijken. Eerder hebben deze leden hierover schriftelijke vragen gesteld, waarop werd geantwoord dat de Minister voornemens is gebruik te maken van deze derogaties, ondanks dat het niet bijdraagt aan het doel van de derogaties (het verkrijgen van meer voedselzekerheid in de EU). Ook werd aangegeven dat hiervoor geen milieueffectrapportage (m.e.r.) is uitgevoerd, omdat de ambities van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) overeind blijven. Betekent dit volgens de Minister dat in andere jaren meer inspanningen moeten worden geleverd om het ambitieniveau van het GLB alsnog te behalen? Omdat de derogaties effect hebben op de bodemgesteldheid en waterkwaliteit, vinden deze leden het kwalijk dat het verlenen hiervan niet is afgestemd met de ministeries verantwoordelijk hiervoor, of dat er niet eerst onderzoek is verricht naar de milieueffecten van het verlenen van de derogaties op de langere termijn. Is de Minister bereid dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet? Deze leden vernemen tevens graag of verwacht wordt dat de derogaties ook daadwerkelijk verleend zullen worden, gezien het feit dat de Minister zelf toegeeft dat het verlenen hiervan niet bijdraagt aan de voedselzekerheid, zoals als eis gesteld door de Europese Commissie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda voor de Informele Landbouw- en Visserijraad 14/15/16 september. Deze leden hebben daar enkele vragen over.

Voedselzekerheid

De leden van de PVV-fractie vragen hoe de Minister de rol van de Nederlandse landbouwsector op het gebied van het verzekeren van voedselzekerheid ziet. Deelt de Minister de mening van deze leden dat een gedwongen krimp van onze landbouwsector, die de laagste milieu-impact heeft per kilo voedselproduct van de wereld, uit den boze moet zijn? Heeft de Minister een visie op de hoeveelheid landbouwareaal die minimaal voor de landbouw beschikbaar moet blijven? Zo ja, hoeveel hectare is dat?

«Dramatische» situatie voor koel- en vrieshuizen in Nederland

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister ook het artikel over de «Dramatische» situatie voor koel- en vrieshuizen in Nederland vanwege de gestegen energietarieven (BN/Destem, 3 september 2022 «Prijs groente, fruit en vlees zal stijgen») heeft gezien. Welke actie(s) gaat de Minister ondernemen zodat geen groot deel van de bedrijven in deze onmisbare schakel in de voedingssector ten dode opgeschreven is?

GLB-eisen

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister ervan op de hoogte is dat Duitsland de GLB-eisen (Boerenbusiness, 22 augustus 2022 «Duitsland versoepelt GLB-eisen voor meer productie») aan haar boeren heeft versoepeld. Kan de Minister deze leden informeren over de verschillen in «zwaarte» van de GLB-eisen aan boeren van de verschillende EU-lidstaten? Is het gevoel van deze leden juist dat de Nederlandse overheid haar boeren de zwaarste eisen oplegt? Gaat de Minister het eisenpakket aan Nederlandse boeren versoepelen om het «ongelijke Europese speelveld» voor de Nederlandse boeren niet nog nadeliger voor hen te laten uitvallen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Beëindigingsregeling visserij

De leden van de CDA-fractie lezen dat de saneringsregeling voor de visserij in het kader van de Brexit Adjustment Reserve (BAR) definitief is vastgesteld en inmiddels ook is opengesteld. Deze leden vinden het zeer pijnlijk dat de vissers in deze schrijnende situatie terecht zijn gekomen, waarbij zij er nu binnen twee maanden voor kunnen kiezen om het bedrijf te beëindigen zonder te weten wat het perspectief van de visserij is. Er is immers nog geen perspectiefbrief. De vissers lezen alleen in de brief van de Minister van 1 juli dat er geen «rooskleurig toekomstperspectief» is voor de vloot in zijn huidige vorm, maar wat dit inhoudt is niet duidelijk. Deze werkwijze doet geen eer aan al het werk wat in deze sector is verzet de afgelopen decennia, onder andere op het gebied van duurzaamheid en innovatie, zo menen deze leden. Kan de Minister zich hierin vinden? Het is wat deze leden betreft wel goed dat de regeling nu opengesteld is, zodat vissers die ten einde raad zijn hier gebruik van kunnen maken. Dat zo snel na de openstelling al zo veel aanvragen zijn ingediend geeft de nood in de sector aan. Echter, deze leden zijn kritisch ten aanzien van een aantal voorwaarden in de regeling en heeft hierover recent een set schriftelijke vragen gesteld. Het is nu namelijk zo dat de contingenten die gekoppeld zijn aan het gesaneerde vaartuig of gereserveerd zijn komen te vervallen. Hiervoor krijgt elke visser hetzelfde bedrag en wordt geen onderscheid gemaakt in de grootte van de contingenten, terwijl sommige vissers hier heel veel in geïnvesteerd hebben en dus een groter contingent hebben dan vissers die hier minder in geïnvesteerd hebben. Is de Minister het met deze leden eens dat de vissers hierbij ongelijk behandeld worden? Kan de Minister uitleggen hoe deze voorwaarde met bijbehorende vergoeding tot stand is gekomen en waarop deze gebaseerd is? Op welke manier is de sector betrokken bij het uitwerken van de regeling en wat vinden zij van de uiteindelijke uitkomst? Deze leden verzoeken om de regeling op dit punt zo snel mogelijk aan te passen en ruim voor het einde van de beëindigingsregeling met een brief te komen vooruitlopend op de perspectiefbrief, zodat de vissers die twijfelen om nu te stoppen iets meer weten over het perspectief voor de sector.

Verordening informatienet duurzaamheid landbouwbedrijven

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie voorstelt om te voorzien in een verplichting voor landbouwers om de enquête voor het Investeringsfonds Duurzamen Landbouw (IDL-enquête) te beantwoorden. Deze leden snappen de achterliggende gedachte, maar gezien de zeer hoge regeldruk en administratieve lasten die reeds aanwezig is in de sector verzoeken deze leden de Minister om kritisch te zijn op plannen die deze druk verder verhoogt. Kan de Minister aangeven wat er op dit moment al gedaan wordt om te voorkomen dat de administratieve druk verder toeneemt? Is het mogelijk om de administratieve druk voor boeren te verlagen door een aantal bestaande vragenlijsten/formulieren te vervangen door of combineren met de verplichte IDL-enquête, zodat de administratieve druk per saldo gelijk blijft of zelfs afneemt? Wat gaat de Minister doen om te voorkomen dat de Europese Commissie door middel van nadere regelgeving besluit tot een uitbreiding van de informatieverplichtingen, waarmee de administratieve lasten stijgen? Daarnaast onderstrepen deze leden het belang van de privacy van de deelnemende bedrijven. In de reactie van de Minister op het voorstel voor financiële vergoedingen voor landbouwbedrijven die meedoen aan bepaalde enquêtes wordt gesteld dat het geen verplichting zou moeten zijn voor alle EU-lidstaten om een vergoeding te moeten betalen. Is de Minister het met deze leden eens dat deelnemers in alle landen in dit opzicht gelijk behandeld moeten worden en dat er een keuze gemaakt moet worden tussen een verplichte vergoeding voor alle lidstaten of helemaal geen vergoeding in alle lidstaten?

GLB

Eco-activiteiten

De leden van de CDA-fractie vinden dat, om meer boeren een reële kans te geven om in 2023 meteen mee te doen met de ecoregeling, het aantal eco-activiteiten moet worden vergroot en op sommige punten worden aangepast. Kan de Minister aangeven hoe het staat met de toezegging om dierenwelzijn toe te voegen? Is de Minister het met deze leden eens dat er meer mogelijkheden moeten komen voor biologische bestrijding van ziekten en plagen, zoals in de fruitteelt en akkerbouw? Is het mogelijk om tijdelijk grasland als rustgewas aan te merken? Is het mogelijk om de eco-activiteit «begrazing» niet alleen voor melkvee te laten gelden, maar ook voor vleesvee en schapenhouderij? Kan de Minister aangeven wat er vanaf 2023 gebeurt met de huidige begrazingsvergoeding voor vleesvee en de schapenhouderij? Is het voor melkveehouders mogelijk om productiegrasland in Natura 2000-gebieden te vernieuwen? De nieuwe basiseis (GLMC9) biedt Nederland ruimte ten opzichte van de huidige regels om hier opnieuw naar te kijken, zo menen deze leden. Het is wat deze leden betreft goed dat vezelgewassen worden toegevoegd. Is de Minister bereid om dat ook te doen voor de vele andere verzoeken die er liggen? Haast is hierbij geboden, omdat het september is en boeren aan de slag gaan met de inzaai van wintergranen en koolzaad. Bovendien wordt de productieplanning gemaakt voor 2023. Boeren en tuinders hebben dringend behoefte aan duidelijkheid over het nieuwe GLB, zoals de basiseisen aan bufferzones langs sloten (GLMC4). Is het definitieve Nationaal Strategisch Pland (NSP) ingediend in Brussel en wanneer denkt de Minister groen licht te krijgen, aangezien den aantal EU-lidstaten, waaronder Frankrijk en Denemarken, dat reeds hebben gekregen?

Derogatie GLMC 7 en GLMC 8

De leden van de CDA-fractie lezen dat boeren in 2023 nog niet aan de verplichting van gewasrotatie hoeven te voldoen en dat landbouwers in 2023 niet hoeven te voldoen aan de eis dat 4% van het bouwland bestaat uit niet-productief areaal. Dat is in de ogen van deze leden een goed besluit, waar praktische uitvoerbaarheid voor de boeren en de mondiale voedselzekerheid bij gebaat is. Deze leden verzoeken de Minister om de derogaties voor GLMC7 en GLMC8 ook in Nederland toe te passen. Kan de Minister dit toezeggen? Deze leden vinden het van belang om praktische uitvoerbaarheid en voedselzekerheid bij beleidskeuzes altijd in het oog te houden.

Meststoffen en kunstmest crisis

De leden van de CDA-fractie hebben de afgelopen tijd gezien wat de oorlog in Oekraïne voor gevolgen heeft voor Nederland en in het bijzonder voor de verhoging van kosten voor bedrijven. Bij de landbouw gaat dit onder andere over meststoffen en kunstmest, aangezien een tekort hiervan dreigt. Wat vindt de Minister van de oproep van Frankrijk en Spanje om als EU-landen samen te werken aan een plan om de afhankelijkheid van Rusland op het vlak van energie en meststoffen te verminderen? Wat is de inzet van Nederland op dit vlak en wat gaat de Minister doen om een tekort te voorkomen?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de beschikbare stukken gelezen en hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich grote zorgen over de mondiale voedselzekerheid. Zoals in meerdere eerdere debatten besproken vergroot de oorlog in de Oekraïne alle bestaande problemen rond voedselzekerheid. Schaarste, toegenomen speculatie door monopolisten, prijsopdrijving en het feit dat onze intensieve veehouderij een directe voedselconcurrent is van mensen in armere landen. De Minister schrijft in zijn brief de voedselzekerheid met innovatie en klimaatadaptatie terug te willen dringen. Maar is de Minister ook bereid om zich in de EU in te zetten voor een verbod op de import van veevoer en om vruchtbare gronden primair in te zetten voor voedselgewassen en niet voor voedergewassen? Hoeveel meer zal dat opleveren, vergeleken met de derogatievoorstellen voor GLMC 7 en 8? Is hier een berekening van? Hoeveel extra eten voor mensen kan er wereldwijd worden geproduceerd op de huidige landbouwgronden als de voor voedsel geschikte gronden niet meer worden gebruikt voor veevoerproductie? Wat zou de bijdrage van Nederland aan het oplossen van de voedselcrisis zijn, als we geen veevoer meer importeren of akkerland voor veevoer gebruiken en in plaats daarvan voedsel verbouwen? Kan de Minister dit laten onderzoeken?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele vragen over de ecoregelingen. In tegenstelling tot de Minister zijn deze leden er niet van overtuigd dat het uitdelen van geld aan zoveel mogelijk boeren tegen een zo laag mogelijke eis, effectief bijdraagt aan de omschakeling van de landbouw naar een duurzaam systeem. Streven van alle subsidies zou wat deze leden betreft gericht moeten zijn op afbouw van wat niet duurzaam is en opbouw naar een volledig grondgebonden biologische, circulaire en natuurinclusieve landbouw. Het stimuleren of bestendigen van de gangbare landbouw, zelfs met hier en daar een gesubsidieerd kruidenrandje, helpt dan niet zo menen deze leden. Is de Minister er zelf wel van overtuigd dat zijn nu voorliggende voorstel bijdraagt aan de omschakeling? Of is het vooral een manier om zoveel mogelijk geld uit Brussel te verdelen onder zoveel mogelijk Nederlandse boeren? Kan de Minister toelichten hoe het toekennen van een subsidie bijdraagt aan «meer eco» als deze zonder veel extra inspanning van de boer kan worden toegekend? Kan de Minister toelichten waarom in de nieuwe regeling «kruidenrijk grasland» evenveel punten biodiversiteit krijgt als gewoon grasland, dat een veel lagere ecologische waarde heeft, met een veel lagere biodiversiteit (boven en onder de grond) en lagere waterretentie? Kan de Minister toelichten dat juist de voorwaarde «biodiversiteit» vaak tot uitsluiting heeft geleid? Hoe moeten deze leden dit zien, in relatie tot de stikstofcrisis en de andere bedreigingen voor de biodiversiteit?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

GLB

De leden van de PvdD-fractie hebben met ontsteltenis kennisgenomen van het feit dat de Europese Commissie heeft toegegeven aan de druk van de agro-lobby om uitzonderingen (derogaties) toe te kennen op twee duurzaamheidsmaatregelen, namelijk gewasrotatie en braakliggend land, in het kalenderjaar 2023. Maar nog erger vinden deze leden het dat Nederland ook daadwerkelijk gebruik gaat maken van deze derogaties, ondanks dat de Minister zelf toegeeft dat dit niet bij zal dragen aan de voedselzekerheid. Kan de Minister aangeven of hij deze versoepelingen louter toestaat om de boeren te behagen? De Minister schrijft immers in zijn Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 18 juli 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1456) dat hij gebruik wil maken van de derogaties omdat «er nog grote opgaven voor de Nederlandse boer in het verschiet liggen.». Doelt de Minister hiermee op de stikstofaanpak? Hoe denkt de Minister bij te dragen aan het aanpakken van de integrale natuur- en milieuproblematiek in het landelijk gebied, wanneer hij steeds weer uitzonderingen (derogaties) op maatregelen blijft zoeken en blijft toestaan?

De leden van de PvdD-fractie wijzen de Minister erop dat de GLMC 7 (gewasrotatie) en GLMC 8 (niet-productief areaal) niet voor niets zijn opgenomen als voorwaarden voor boeren om in aanmerking te komen voor de nieuwe Europese landbouwsubsidies per 2023. Zowel verplichte gewasrotatie als het aanhouden van braakliggend land zijn essentieel om landbouwbodems te beschermen tegen uitputting en ze kunnen bijdragen aan het herstel van de biodiversiteit, zo menen deze leden. Deelt de Minister het inzicht dat het behoud van vruchtbare landbouwgrond essentieel is om voedselproductie in de toekomst te garanderen en dat dit niet op het spel gezet moet worden voor productiemaximalisatie op de korte termijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom zet de Minister dan in op deze derogaties? Bovendien zijn maatregelen voor bodemvruchtbaarheid niet alleen van belang voor de boeren zelf op de lange termijn, maar zijn deze GLMC’s ook de uitkomst van jaren aan overleg met alle stakeholders en intensieve onderhandelingen. Deze leden vinden het onacceptabel dat deze milieumaatregelen met één pennenstreep doorgekrast worden voor het jaar 2023. Deze leden roepen de Minister met klem op om de derogaties voor GLMC 7 en 8 niet in Nederland toe te staan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

De leden van de CU-fractie zijn diep teleurgesteld door het verlies van derogatie. Deze leden zien dit als een levensgrote blunder op milieugebied door de Europese Commissie en een klap voor de melkveehouderij en varkenshouderij in een tijd die door grote prijsstijgingen van grondstoffen en de opgaven op het gebied van natuur, water en klimaat toch al heel complex is voor de agrarische sector. Door deze nieuwe afspraken zal met name vanaf 2025 een enorme druk op de mestmarkt ontstaan. Daarom hebben deze leden een aantal vragen aan de Minister.

De leden van de CU-fractie vragen hoe de Minister gaat voorkomen dat er nadelige milieueffecten gaan optreden, zoals het verlies van vast grasland aangezien de eis daarvan ook zal vervallen. Welke waarborgen gaat de Minister daarvoor inbouwen in zijn aangekondigde compensatieregeling? Zegt het feit dat de Europese Commissie akkoord gaat met een compensatieregeling niet ook dat ze dus toegeven dat het besluit van intrekking van de derogatie de facto een milieuprobleem creëert? Hoe voorkomen we stijging in het gebruik van kunstmest, of verschraling van akkers en minder oogstopbrengst wanneer ook kunstmest minder beschikbaar is door de hoge gasprijzen? Heeft de Europese Commissie hier een antwoord op of überhaupt bij stilgestaan? Een slag fundamenteler hebben deze leden veel kritiek op de Nitraatrichtlijn an sich, waarbij er een gelijke norm gesteld wordt voor alle EU-landen, terwijl iedere lidstaat een eigen, unieke bodemsamenstelling, gewassenpalet en klimaat heeft. Zijn mede-lidstaten bereid om deze te heroverwegen?

De leden van de CU-fractie maken zich ook erg veel zorgen over de uitwerking van de saneringsregeling voor de visserij. Deze leden hebben hier enkele vragen over. Waarom blijft de Minister vasthouden aan het plan om bij sanering een vergoeding te geven op basis van de grootte van het schip ongeacht de hoeveelheid vangstrechten, wat door de visserijsector als bijzonder onrechtvaardig wordt gezien, omdat hierdoor ongelijke behandeling van gelijke gevallen aan de orde is én omdat vangstrechten vaak grote investeringen hebben gevergd van de ondernemer? Is de Minister zich ervan bewust dat veel vissers met de rug tegen de muur staan en de luxe niet hebben om de spreekwoordelijke boot te missen, en alsnog, ondanks hun bezwaren en de in hun ogen onrechtvaardige behandeling, gebruik zullen maken van de saneringsregeling? Hoe zorgt de Minister dat er voldoende oog is voor rechtvaardigheid bij de uitvoering van de saneringsregeling voor de visserij in deze toch al zware en vaak verdrietige tijd, als er afscheid genomen moet worden van een beroep dat en een leefwijze die vaak van generatie op generatie is overgedragen? Deelt de Minister de zorg met deze leden dat het vertrouwen in de overheid door deze regeling nóg verder wegzakt? Kan de Minister zijn keuze voor het zo drastisch herzien van het contingentenstelsel beter onderbouwen? Waarom was dit volgens de Minister nodig, aangezien de quota voor schol en tong bij lange na niet opgevist worden? Hoe is invulling gegeven aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit bij deze maatregelen? Heeft de Minister bij het opstellen van plannen voor de herziening van het contingentenstelsel gezocht naar andere mogelijke manieren om het door de Minister gestelde doel te bereiken, namelijk het in de toekomst kunnen verdelen van individuele vangstrechten over potentiële gegadigden op basis van transparante criteria waarbij duurzame vissers beloond kunnen worden met extra vangstmogelijkheden? Zo ja, welke? Heeft de Minister daarbij het alternatief van de visserijsector overwogen, waarbij bijvoorbeeld jaarlijks slechts 90% van de vangstrechten wordt uitgedeeld en de overige 10% wordt ingezet voor ruimte voor jonge vissers en verduurzaming? Waarom heeft de Minister daar niet voor gekozen? Er zijn toch geen Europese regels die zich daartegen verzetten? Wat is de reactie van de Minister op de sectorvertegenwoordigers, die zich, zo hebben deze leden vernomen, boos, teleurgesteld en «beetgenomen» voelen na de overleggen op het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de saneringsregeling en de publicatie ervan vandaag, omdat er ten eerste onvoldoende uitleg kwam tijdens de overleggen met de Minister en ten tweede omdat er ondanks de niet volledige uitleg een al uitgewerkt systeem van beheer voor de ingenomen contingenten in de Wijziging van de Uitvoeringsregeling Zeevisserij lag, terwijl in gesprekken zou zijn toegezegd dat dit nog open lag en in overleg met de sector zou worden ingevuld? Bovendien wordt in de toelichting op de regeling gezegd dat: «Met het vervallen van de contingenten die betrokken zijn bij de sanering van vissersvaartuigen, wordt vooruit gelopen op de herziening van het contingentenstelsel.». Hoe heeft er volgens de Minister zo’n discrepantie kunnen ontstaan over deze regeling tussen de Minister en de sector, terwijl beiden de noodzaak van de saneringsregeling onderschrijven? Hoe verhoudt zich deze gang van zaken eigenlijk met de uitspraak van de Minister in de recente Kamerbrief (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1455) dat het systeem van beheer van de ingenomen contingenten nog uitgewerkt moet worden in nadrukkelijke samenwerking met de sector, maar dat in de vandaag gepubliceerde Wijziging van de Uitvoeringsregelingen Zeevisserij een tot in detail uitgewerkt systeem van beheer staat met grote aanpassingen op het huidige systeem, zoals de introductie van twee soorten contingenten (verhandelbare- en niet verhandelbare) en nieuwe verplichtingen en verantwoordelijkheden voor de PO’s (producentenorganisaties)? Wat gaat de Minister doen om de verhoudingen met de visserijsector op korte termijn te repareren en het vertrouwen te herstellen? Is de Minister bereid om de periode tot het vaststellen van het subsidiebedrag te gebruiken om de schade te herstellen en alsnog een eerlijke vergoeding te bieden voor de vangstrechten bij sanering en te zorgen dat er niet langer sprake is van een ongelijke behandeling? Deelt de Minister de angst van deze leden dat door het alleen publiceren en openstellen van de saneringsregeling, zonder perspectief voor de blijvers en met het nog uitblijven van de stilligregeling en de liquiditeitenregeling, er veel meer vissers zullen stoppen dan nodig? Wanneer kunnen de vissers die door willen gaan rekenen op financiële steun? Hoe staat het in dit kader met de uitvoering van de motie van het lid Grinwis (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1444) over de overbruggingsregeling voor tijdelijke steun aan de visserijsector? Kunnen de (kotter)vissers deze maand deze broodnodige steun tegemoet zien?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie zijn positief over het opnemen van vezelgewassen in de ecoregeling, als opvolging van de motie Bisschop (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1449). Kan de Minister aangeven op welke wijze hij deze vezelgewassen in de ecoregeling wil opnemen en waarderen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat met de tweede praktijkproef op basis van het nieuwe scenario weliswaar meer bedrijven mee kunnen doen met de ecoregeling, maar dat nog steeds bijna de helft af moet haken. De onderzoekers geven aan dat ten opzichte van het eerdere scenario verschillende combinaties tussen gewascodes en eco-activiteiten niet meer mogelijk zijn. Kan de Minister dit toelichten? De onderzoekers geven verder aan dat de puntentoekenning voor biodiversiteit de belangrijkste knop is waaraan gedraaid kan worden om de deelname verder te verhogen. De onderzoekers schrijven dat het deelname verhogend kan werken als voor langjarig grasland, kruidenrijk grasland en biologische bestrijding meer punten voor biodiversiteit worden toegekend. Blijft de Minister in overleg met de sector, in het bijzonder ook de akkerbouw, om te kijken hoe de deelname aan de ecoregeling verder verhoogd kan worden?

De leden van de SGP-fractie constateren dat telers vanwege de droogte en beregeningsverboden net als in 2018 in de knel komen met de voorwaarden voor vanggewassen in het kader van de ecologische aandachtsgebieden. Komt de Europese Commissie opnieuw met een vrijstellingsregeling? Zet de Minister zich hiervoor in? Of kunnen telers een beroep doen op de regeling voor overmacht?

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat Frankrijk en Spanje een oproep hebben gedaan aan andere lidstaten en de Europese Commissie om samen te werken aan een plan om de afhankelijkheid van Rusland op het gebied van energie, maar ook van meststoffen te verminderen. Wil de Minister zich aansluiten bij de oproep om ook een gezamenlijk plan met betrekking tot meststoffen op te stellen? Wil de Minister deze kans benutten om ruimte te krijgen voor de aanwending van dierlijke meststoffen als kunstmestvervanger?

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de saneringsregeling voor de kottervisserij en de voorgenomen herziening van het contingentenstelsel. Deze leden zijn geschrokken van de gang van zaken en vragen de Minister dringend om opnieuw in overleg te gaan met de visserijsector. De Minister heeft ervoor gekozen om tegelijk met de sanering van de kotters ook de contingenten in te nemen, maar hiervoor geen vergoeding te verstrekken. Deze vangstrechten hebben vaak grote investeringen gevergd. Het betekent dat bij sanering van een even grote kotter de ondernemer die maar een klein quotum hoeft in te leveren evenveel saneringssubsidie krijgt als de ondernemer die een groot quotum in moet leveren. Het komt neer op onteigening van vermogen zonder compensatie. Vindt de Minister dit rechtvaardig? Is de veronderstelling juist dat het innemen van contingenten geen Europese verplichting is en dat andere lidstaten deze voorwaarde niet in hun saneringsregeling hebben opgenomen? Ondernemers voelen zich nu met de rug tegen de muur staan. Wil de Minister de betreffende voorwaarde laten vervallen, dan wel een vergoeding verstrekken voor het innemen van deze contingenten?

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de visserijsector totaal verrast was door de hiervoor genoemde voorwaarde, omdat de voorwaarde tijdens overleggen tussen het ministerie en de sector niet naar voren is gebracht. Dat geldt eveneens voor de wijziging van de Uitvoeringsregeling Zeevisserij. Deze leden hebben begrepen dat met de sector afgesproken was dat later gesproken zou worden over de criteria voor uitdeling van vervallen contingenten in de komende jaren, terwijl kort daarna de genoemde wijziging van de Uitvoeringsregeling Zeevisserij werd gepubliceerd waarin wel een mechanisme voor beheer van vervallen contingenten is opgenomen. Deze leden horen graag of op deze wijze met de sector is gecommuniceerd. Zo ja, waarom? Hoe gaat de Minister zorgen voor transparantie en herstel van vertrouwen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de voorgestelde wijziging van de Uitvoeringsregeling Zeevisserij met een uitgewerkt systeem van beheer van ingenomen contingenten en wezenlijke aanpassingen ten opzichte van het huidige stelsel (invoering verhandelbare- en niet verhandelbare contingenten en nieuwe verantwoordelijkheden voor producentenorganisaties) wringt met de boodschap richting de Kamer dat het systeem van beheer van ingenomen contingenten nog uitgewerkt moet worden in nadrukkelijke samenwerking met de sector. Waarom heeft de Minister het overleg met de sector niet afgewacht? Welke varianten voor het genoemde beheersysteem hebben op tafel gelegen? Is de Minister bereid om het voorgestelde beheersysteem te heroverwegen en eerst het overleg met de sector af te ronden?

De leden van de SGP-fractie horen graag waar de door de Kamer gevraagde overbruggingsregeling voor tijdelijke steun aan de visserijsector in verband met de hoge brandstofprijzen blijft. Wat is de stand van zaken?

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Landbouw- en Visserijraad en heeft daarbij nog enkele vragen.

Verzekeren van voedselzekerheid – de rol van EU landbouw en voedselindustrie in duurzame mondiale voedselproductie.

Het lid van de BBB-fractie is van mening dat de Nederlandse en Europese bijdrage aan de wereldwijde voedselzekerheid zeer groot is. In de brief van 31 augustus over de geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad is vermeld dat de wereldwijde voedselzekerheid maar beperkt afhankelijk is van de Europese en Nederlandse bijdrage. Kan de Minister onderbouwen waarop deze constatering is gebaseerd? Verder wordt er aangegeven dat het kabinet trots is op onze Nederlandse, innovatieve land-, tuinbouw- en visserijsector en heeft als doel om de Nederlandse kennis en kunde in te blijven zetten om de productie en productiviteit te verhogen in andere landen. Dit lid is dit ook van mening maar vraagt in hoeverre dit realistisch is met de huidige vooruitzichten voor de Nederlandse agrarische sector. Dit lid is van mening dat het belangrijk is om in sommige fundamentele zaken zelfvoorzienend te zijn, voedsel is er hier een van. Dit lid vraagt wat het standpunt is van de Europese Commissie over de mogelijke verlaging van de agrarische productie in Nederland. Zou de Minister tijdens deze Landbouw- en Visserijraad kunnen bespreken wat de gevolgen zijn voor de voedselzekerheid als de productie van voedsel in lidstaten af gaat nemen door natuurlijke en/of politieke omstandigheden?

Het lid van de BBB-fractie is van mening dat Nederland een belangrijke rol speelt in het vergaren en delen van kennis over de productie van agrarische producten. Aangezien de wereldbevolking blijft groeien is het ook belangrijk dat dit blijft gebeuren. Op dit moment is Nederland een van de landen met een hoge productiviteit per bepaalde eenheid. Is de Minister het met dit lid eens dat de hoge productiviteit in Nederland minder belastend is voor het milieu ten opzichte van landen met een lagere productiviteit? Kan de Minister aangeven wat zijn standpunt is over het behouden van de agrarische sector zodat er kennis vergaard kan blijven worden waarmee Nederland een grote bijdrage kan leveren aan de mondiale voedselzekerheid?

Verslag van de Landbouw- en visserijraad op 18 juli 2022

Het lid van de BBB-fractie leest in de brief met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 18 juli jongstleden dat is vermeld dat veel lidstaten hun zorgen uiten over (de inhoud van) het huidige voorstel om het gebruik van chemische pesticiden en gevaarlijke pesticiden terug te dringen (50% in 2030); gewasbeschermingsmiddelen daarbij alleen als laatste mogelijkheid in te zetten; én het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in bepaalde (gevoelige) gebieden, waaronder natuurgebieden en urbane publieke ruimte, te verbieden. Dit lid heeft ook zorgen over dit voorstel, zeker op het gebied van voedselzekerheid en de concurrentiepositie ten opzichte van landen buiten de Europese Unie. Op welke manier is de Europese Commissie van plan om ervoor te zorgen dat deze zorgen geen werkelijkheid worden, aangezien er nog weinig goede alternatieven zijn voor de huidige gewasbeschermingsmiddelen?

Sanering kottervisserij

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de openstelling van de saneringsregeling en is blij dat er een mogelijkheid is voor vissers die willen saneren. Echter zijn er ook vissers die niet willen saneren. Momenteel zijn er nog steeds veel kotters die langs de kant liggen omdat het te duur is om te gaan vissen, mede door de hoge brandstofprijzen, wat ervoor zorgt dat vissers in een moeilijke financiële situatie terecht komen. Is de Minister bereid om deze vissers op zeer korte termijn steun te bieden door middel van Europese steunmaatregelen, zodat er geen verplichte sanering ontstaat voor vissers die niet mee willen doen aan de saneringsregeling?

II Antwoord / Reactie van de Minister

III Volledige agenda

Geannoteerde agenda van de Informele Landbouw- en Visserijraad op 14–16 september 2022

Kamerstuk 21 501-32, nr. (2022Z16007) – Brief d.d. 31-87-2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 18 juli 2022

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1456 – Brief d.d. 08-08-2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

SCoPAFF-vergadering gewasbeschermingsmiddelen 14 en 15 juli 2022

Kamerstuk 27 858, nr. 577 – Brief d.d. 12-07-2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Openstelling saneringsregeling visserij

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1455 – Brief d.d. 22-07-2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen LNV

Kamerstuk (2022Z15722) – Brief d.d. 24-08-2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Fiche: Verordening informatienet duurzaamheid landbouwbedrijven

Kamerstuk (2022Z15821) – Brief d.d. 26-08-2022, Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

Invulling van de motie van de leden Grinwis en Boswijk over de ambitie voor het tegengaan van voedselverspilling in de Farm to Fork-strategie uitbreiden naar de volledige voedselketen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1414)

Kamerstuk (2022Z16093) – Brief d.d. 2 september 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer