[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023

Memorie van toelichting

Nummer: 2022D34460, datum: 2022-09-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36200-XVII-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36200 XVII-2 Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023.

Onderdeel van zaak 2022Z16155:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022–2023
36 200XVII Vaststelling van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2023
Nr. 2

Memorie van toelichting

Geraamde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Geraamde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 3.861,9

Figuur 2 Geraamde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 50,1

A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat/begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

E.N.A.J. Schreinemacher

B. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen

1. Leeswijzer

Deze leeswijzer gaat in op de totstandkoming van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de opbouw van de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de overige onderdelen van de begroting.

Algemeen

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar deze begroting spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Voor de uitvoering van het programma maakt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. De landenspecifieke aanbevelingen voor 2023 hebben geen gevolgen voor de departementale begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Groeiparagraaf

In zowel de begroting als het jaarverslag wordt in de leeswijzer onder het kopje «Groeiparagraaf» kort aangegeven wat de belangrijkste verbeteringen in de begroting zijn ten opzichte van het vorige jaar. In dit onderdeel wordt dus niet vooruit gekeken naar nog te realiseren verbeteringen. De titel van subartikel 3.1 is gewijzigd van Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids naar Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.

Beleidsagenda

De beleidsagenda bevat de politieke hoofdlijnen van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van het kabinet. De beleidsagenda wordt gevolgd door een tabel met indicatoren en streefwaarden en een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties ten opzichte van de memorie van toelichting 2022. Daarna volgt een tabel met daarin de niet juridisch verplichte uitgaven per artikelonderdeel in 2023. De beleidsagenda sluit af met een overzicht van de meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen en een overzicht van de risicoregelingen en de toelichting hierop. De openbaarheidsparagraaf is niet in deze begroting opgenomen, omdat de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een programmabegroting betreft. De openbaarheidsparagraaf die is opgenomen in de begroting van Buitenlandse Zaken (V) is onverkort van toepassing.

Doelmatigheid, doeltreffendheid, resultaten en streefwaarden

Sinds de memorie van toelichting 2017 worden kwantitatieve indicatoren opgenomen in de begroting. In de beleidsagenda (onderdeel 2.2) zijn de indicatoren die betrekking hebben op Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking opgenomen en samengevat in een tabel met een verwijzing naar het bijbehorende artikel.

Beleidsartikelen

A. Algemene doelstelling

Elk beleidsartikel begint met de algemene doelstelling (titel van het beleidsartikel).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De rol en de verantwoordelijkheid van de Minister wordt beschreven aan de hand van de volgende categorieën: stimuleren, financieren, regisseren en uitvoeren. Op de beleidsterreinen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister een stimulerende, faciliterende of regisserende rol en slechts in sommige gevallen een uitvoerende rol.

C. Beleidswijzigingen

Dit is een overzicht van belangrijke wijzigingen als gevolg van nieuw kabinetsbeleid, evaluatie of voortschrijdend inzicht. Daar waar sprake is van beleidswijzigingen die in beleidsnotities zijn verschenen, is verwezen naar de betreffende notitie met het kamerstuk.

D1. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

In het kader van «verantwoord begroten» presenteren departementen de financiële inzet op instrumentniveau. Het aantal activiteiten en het aantal financiële instrumenten van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is aanzienlijk. In sommige gevallen zijn de instrumenten nog niet bekend, omdat de programma’s na het verschijnen van de begroting starten en dan duidelijk wordt hoe financiering plaatsvindt. Voor deze onderdelen is het verwachte instrument gekozen.

Daarnaast geldt voor de gehele BHOS-begroting dat er niet gestuurd wordt op instrumenten maar op te bereiken resultaten. Dit kan betekenen dat de gebruikte instrumenten (subsidies, bijdragen etc.) voor hetzelfde instrumentonderdeel van jaar tot jaar kunnen verschillen. Dit is bij een aantal artikelen zichtbaar. Tevens betekent dit dat voor hetzelfde instrumentonderdeel meerder instrumenten mogelijk zijn.

D2. Budgetflexibiliteit

Per begrotingsartikel is aangegeven welk percentage van de begroting juridisch is vastgelegd. De peildatum hiervoor is per 1 januari 2023. Als onderdeel van verantwoord begroten wordt alleen de juridische verplichting voor het begrotingsjaar opgenomen. Ook wordt toegelicht hoe de juridische verplichting op artikelonderdeel is ingevuld. Aanvullend hierop is, in lijn met de rijksbrede begrotingsvoorschriften, gekozen om toe te lichten hoe de niet-juridisch verplichte middelen naar verwachting zullen worden ingezet. Dit overzicht staat onder hoofdstuk 2.4 (als onderdeel van de beleidsagenda) van de begrotingstoelichting.

E. Toelichting op de instrumenten

Per artikelonderdeel wordt inzicht gegeven in de financiële instrumenten, zoals die zijn opgenomen in de tabel onder D1.

Overige onderdelen van de begroting

Na de vijf beleidsartikelen volgen vijf bijlagen: (1) het verdiepingshoofdstuk met informatie over andere nog niet toegelichte beleidsmatige mutaties onder de beleidsagenda; (2) de lijst met moties en toezeggingen aan de Kamer; (3) het subsidieoverzicht; (4) de evaluatie- en overig onderzoek tabel; en de (5) lijst met afkortingen.

Open data/transparancy

Nederland heeft zich met 98 andere landen aangesloten bij het Open Government Partnership en met 992 andere organisaties aangesloten bij het International Aid Transparency Initiative (IATI). Het toegankelijk maken en beschikbaar stellen van informatie hoort daarbij. Via de BHOS-begrotingswebpagina wordt inzicht gegeven in de budgetten en activiteiten voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De relatie met de HGIS-nota

Samen met de departementale begrotingen wordt ook de HGIS-nota aan de Staten-Generaal gepresenteerd. Deze omvat naast de HGIS uitgaven en ontvangsten van Buitenlandse Zaken ook buitenlanduitgaven en ontvangsten van de andere ministeries. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zijn. De nota over de HGIS bevat een overzicht van de belangrijkste programma’s en uitgaven voor het buitenlandbeleid, waaronder een overzicht van de begrotingsontwikkelingen binnen de HGIS en bijlagen die alle buitenlanduitgaven overzichtelijk presenteren, zoals een totaaloverzicht van de buitenlanduitgaven die als officiële ontwikkelingshulp (ODA) kwalificeren. In de HGIS-nota wordt daarnaast op hoofdlijnen inzicht gegeven in de internationale klimaatfinanciering 2022 en de internationale inspanningen op migratie in 2022.

< 50 1 2
=> 50 en < 200 2 4
=> 200 < 1000 5 10
=> 1000 10 20

2. Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

Het aantreden van het kabinet Rutte IV en het coalitieakkoord zijn de aanleiding voor het opstellen van een nieuwe agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze is verwoord in de nieuwe BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is», waarin doelen en prioriteiten uit het coalitieakkoord nader zijn uitgewerkt.

De oorlog in Oekraïne, handelsconflicten, de COVID-19 pandemie en de klimaatcrisis zetten druk op het verdienvermogen van ons land en belemmeren de ontwikkeling van veel andere landen. De snel veranderende geopolitieke context waarin instrumentalisering van economische relaties en afhankelijkheden een steeds grotere rol gaat spelen vraagt om versterking van de Europese weerbaarheid en van het geo-economisch instrumentarium. Deze ontwikkelingen beïnvloeden ook het internationale ondernemingsklimaat en doen een beroep op het aanpassingsvermogen en de vindingrijkheid van het internationaal opererende Nederlandse bedrijfsleven. Naast deze uitdagingen, ziet het kabinet ook kansen voor Nederland en de wereld. Het kabinet zet in op een duurzaam internationaal verdienvermogen van Nederland en op kansengelijkheid wereldwijd. Het legt nadruk op waar Nederlandse belangen en mondiale uitdagingen elkaar raken. Als gevolg van wereldwijde ontwikkelingen zoals COVID-19 en de klimaatcrisis, is er extra aandacht voor verduurzaming en digitalisering. Deze thema’s raken zowel het Nederlandse handels- als het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.

Het BHOS-beleid richt zich op handel, investeringen en ontwikkelingssamenwerking en hoe deze elkaar kunnen versterken. Ten aanzien van buitenlandse handel legt het kabinet de nadruk op strategisch en duurzaam handelsbeleid. Er is voor deze focus gekozen in antwoord op het coalitieakkoord, op de geopolitieke verschuivingen en op de beide transities: verduurzaming en digitalisering. Het kabinet kiest in het handelsbeleid voor: het aanbrengen van meer focus door zich te richten op een beperkt aantal prioritaire markten (om met dezelfde middelen meer resultaat te halen); het vergroten van economische weerbaarheid door ondernemers beter te beschermen tegen oneerlijke concurrentie en risico’s van strategische afhankelijkheden voor publieke belangen te mitigeren; het vergroenen van handelsbevorderende instrumenten in lijn met de klimaatafspraken van Parijs en Glasgow; en een inzet op actief handelsbeleid gebaseerd op hoge standaarden. Daarbij bevordert het kabinet totstandkoming van IMVO-wetgeving op EU-niveau en voert nationale IMVO-wetgeving in die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving.

Voor het beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, ligt het accent op het voortzetten van effectief OS-beleid, op het realiseren van de SDG's, op de thema’s water, landbouw en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en op het aanpakken van grondoorzaken van armoede, terreur, irreguliere migratie en klimaatverandering. Binnen deze thema’s zet het kabinet in op het aanjagen van digitalisering t.b.v. snellere en duurzame ontwikkeling. Het kabinet verhoogt het budget voor ontwikkelingssamenwerking met euro 300 miljoen in 2022 t/m 2024 en vanaf 2025 met euro 500 miljoen. Daarnaast groeit het budget vanwege het herstel van de economie na de COVID-19 pandemie. Er komt o.a. extra budget beschikbaar voor voedselzekerheid (oplopend tot euro 100 miljoen structureel), om toegang tot voedsel voor kwetsbare groepen te vergroten. Ook gaat er structureel euro 150 miljoen extra naar humanitaire hulp; het aantal vluchtelingen en ontheemden in de wereld is hoger dan ooit. Vrouwen en meisjes houden bij dit alles onze speciale aandacht, ook in het Feministisch Buitenland Beleid (FBB). Nederland behoort tot de aanjagers van internationale afspraken over gelijke kansen voor vrouwen en meisjes, gendergelijkheid en antidiscriminatie.

Het kabinetsbeleid richt zich daarnaast op de combinatie van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, waarbij de nadruk ligt op verduurzaming en digitalisering in – vooral - opkomende economieën. Dit zijn de zogeheten ‘combinatie-landen’, 14 landen (8 in Afrika, 4 in Azië, Colombia en Oekraïne).2 Het kabinet wil in deze landen de synergie tussen OS en het Nederlands bedrijfsleven bevorderen, door bij te dragen aan een effectieve aanpak van de twee transities. Het gaat daarbij om extra inzet om Nederlandse kennis en kunde te koppelen aan uitdagingen op het gebied van verduurzaming en/of digitalisering. Het doet dit o.a. door extra budget vrij te maken (oplopend tot euro 190 miljoen structureel) om succesvolle initiatieven op te schalen of verder te ontwikkelen.

Ook zet het kabinet in op intensievere samenwerking met andere departementen bij:

  1. Het verkleinen van de Nederlandse mondiale voetafdruk, waarbij samenwerking wordt gezocht met de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
  2. Het aanpakken van onwettige geldstromen en belastingontwijking via Nederland, waarbij samengewerkt wordt met het Ministerie van Financiën.
  3. Het terugdringen van de vaccinongelijkheid en verbeteren van mondiale gezondheid, in samenwerking met o.a. het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

In het BHOS-beleid wordt gekozen voor een gezamenlijke benadering; de inzet is gericht op nauwere Europese en multilaterale samenwerking. De Europese Unie (EU) is het primaire handelingspodium voor het Nederlandse buitenlandbeleid, ook op het gebied van handel en ontwikkelingssamenwerking. Zoals het coalitieakkoord zegt vragen grote mondiale uitdagingen, waaronder het realiseren van de SDG's, om een sterke en slagvaardige EU. Een coherent en met EU en de Verenigde Naties (VN) gecoördineerd beleid is onder meer nodig bij steun aan en wederopbouw in Oekraïne. De situatie in Oekraïne is onzeker en heeft directe effecten voor Nederland en de rest van de wereld. Veel ontwikkelingslanden gaan gebukt onder de secundaire effecten ervan in de vorm van hoge olie- en voedselprijzen. Voor deze landen wil het kabinet samen optrekken met sleutelspelers zoals EU, VN en de multilaterale ontwikkelingsbanken.

Het rapport van de Secretaris-Generaal (SG) van de VN ‘Our Common Agenda’ beoogt de implementatie van de Agenda 2030 te versnellen en de VN toekomstbestendig te maken, in veranderende omstandigheden. In 2023 zal de ‘Summit of the Future’ een belangrijk meetpunt voor implementatie van het rapport zijn. Nederland steunt de ambities van de SG en neemt een actieve rol op onderwerpen die overeenkomen met de eigen beleidsprioriteiten zoals klimaatadaptatie, digitalisering, de versterking van de toegang tot recht, de focus op preventie bij vredesopbouw en de centrale rol van vrouwen en meisjes.

Bij het ontwikkelen van de nieuwe BHOS-nota ‘Doen waar Nederland goed in is’ is middels consultaties gebruik gemaakt van de kennis en ervaring van onderzoekers, maatschappelijk middenveld, jongeren, bedrijfsleven en ondernemers. In het verlengde van de BHOS-nota ‘Doen waar Nederland goed in is’ zullen, in samenspraak met stakeholders, nog aantal strategieën volgen: de Afrikastrategie, de internationale Klimaatstrategie, de Global Health strategie en de Grondstoffenstrategie.

Handels- en investeringsagenda 

Investeren in een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem

De nasleep van de COVID-pandemie en de invasie van Rusland in Oekraïne leiden tot negatieve economische gevolgen en zetten wereldwijd leveringsketens onder druk. Daarnaast blijft de EU en dus Nederland zich gesteld zien voor lange termijn uitdagingen op handelspolitiek terrein. Nederland zal zich bilateraal, in EU-verband, plurilateraal en multilateraal blijven inzetten voor versterking van het op regels gebaseerde internationale handelssysteem, onder meer via hervorming van de World Trade Organization (WTO). In onze handelspolitieke inzet in 2023 hebben we aandacht voor het gelijke speelveld, open markten en open strategische autonomie. Inspelen op de beide transities (digitalisering en vergroening), die de potentie hebben om de wereldhandel de komende jaren stevig te veranderen, vormt hierbij een belangrijke drijfveer.

De relatie tussen handel en duurzaamheid zal verder versterkt worden. Bilateraal kan dit door verdere verduurzaming van toekomstige EU-handelsakkoorden. Hierbij zet Nederland in op het promoten van hoge internationale standaarden voor arbeidsrechten en milieubescherming en naleving van gemaakte afspraken. Multilateraal kan verduurzaming van handel gerealiseerd worden door een sterkere focus hierop binnen de WTO. Nederland kan dit onder andere realiseren door een discussie te entameren over productiestandaarden in relatie tot handelspolitiek en door het lanceren van een handel & klimaat initiatief.

Nederland spant zich in 2023 in voor het uitbreiden en promoten van een mensgerichte benadering van digitalisering gebaseerd op vrijheid, openheid, bescherming en eerlijke concurrentie in de EU en wereldwijd. Internationale samenwerkingen en partnerschappen, zoals met de VS in de Trade en Technology Council, in het digitale tijdperk met oog voor de belangen van Nederlandse bedrijven en consumenten zijn daarbij cruciaal. Ook zet Nederland in op regels om digitale handel te faciliteren, door middel van bilaterale, plurilaterale en multilaterale afspraken. Een voorbeeld hiervan is het Joint Statement Initiative on e-commerce (JSI) waarin 86 WTO leden, waaronder de EU, de VS en China, onderhandelen over het creëren van regels over e-commerce.

Nederland zal blijven werken aan een duurzaam internationaal investeringssysteem. In die context zetten Nederland en de EU zich op verschillende beleidsniveaus in om het huidige systeem van investeringsbescherming te hervormen. Waar mogelijk laat Nederland investeringsgeschillenbeslechting via het nieuwe geschillenbeslechting hof verlopen.

Bevorderen economische weerbaarheid

Nederland zet in op een gelijk internationaal speelveld, met wet- en regelgeving in Europees verband en het vergroten van de wederkerigheid bij markttoegang. Nederland en de EU zijn zich steeds bewuster geworden van het belang van economische weerbaarheid door de veranderende geopolitieke verhou­dingen in de wereld, en de toenemende inzet van economische middelen voor politieke doeleinden. Daarbij zet Nederland zich in voor (i) de bescherming van ondernemers tegen oneerlijke concurrentie met slimme EU-wetgeving, (ii) open strategische autonomie en (iii) het terugdringen van strategische afhankelijkheden in grondstoffen.

Ter ondersteuning van deze 3 pilaren zal Nederland het ontwikkelen en uitrollen van handelsgerelateerde wetgeving verder ter hand nemen, zoals een nieuw internationaal overheidsaanbestedingeninstrument, een nieuw «anti-coercion instrument» en nieuwe regels om buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren aan te pakken.

Ook in 2023 zal worden doorgegaan met het verder analyseren van strategische afhankelijkheden en het ontwikkelen van beleid dat de risico’s van strategische afhankelijkheden voor onze publieke belangen mitigeert. Daarbij is de inzet om, gegeven de interne markt, zoveel mogelijk te komen tot beleid op EU-niveau. Het ontwikkelen van beleid voor specifieke sectoren is primair de verantwoordelijkheid van de vakministeries, zoals het Ministerie van EZK (‘slim’ industriebeleid) en het Ministerie van VWS (leveringszekerheid geneesmiddelen).

Binnen de inzet op strategische afhankelijkheden vormen kritieke grondstoffen een specifiek aandachtspunt. Door de klimaat- en energietransitie en toepassingen in hightech neemt de concurrentie om kritieke grondstoffen sterk toe. In EU-kader wordt gewerkt aan het vergroten van de voorzieningszekerheid van kritieke grondstoffen via het EU Action Plan on Critical Raw Materials, de European Raw Materials Alliance en de in ontwikkeling zijnde strategische partnerschappen omtrent grondstoffen tussen de EU en derde landen (waaronder Canada en Oekraïne). Ook zijn kritieke grondstoffen een belangrijk onderwerp binnen de Trade and Technology Council, waarin nauw wordt samengewerkt met de VS. Om een voortrekkersrol te kunnen spelen moeten we beter in kaart brengen wat de Nederlandse belangen, kwetsbaarheden en risico’s rond strategische (grondstof) afhankelijkheden zijn en hoe de toegang tot kritieke grondstoffen kan worden verbeterd. Zoals toegezegd ontvangt de Kamer voor het einde van het jaar een Grondstoffenstrategie.

Beleid en uitvoering exportcontrole strategische goederen (militair en dual-use)

Ons handelsbeleid omvat ook exportcontrole op strategische goederen, technologieën en diensten voor militair of tweeërlei gebruik (dual-use). Voorheen lag de nadruk van exportcontrole op het voorkomen van proliferatie van massavernietigingswapens, tegenwoordig staat exportcontrole steeds vaker in het licht van open strategische autonomie, behoud van technologisch leiderschap en het waarborgen van de eigen veiligheid en die van bondgenoten. De vooruitgang in een veelvoud aan sensitieve technologieën zoals kunstmatige intelligentie, quantum computing, fotonica en semiconductors, hebben een potentieel disruptief karakter. De verspreiding van dergelijke technologie, zowel in fysieke vorm als in de vorm van kennis, willen we actief controleren en waar nodig beheersen. Ook willen we onze adviesrol versterken ten aanzien van andere departementen, bijvoorbeeld voor thema’s als kennisveiligheid bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Wet vifo) van het Ministerie van EZK. Zo beschermen we onze ondernemers en kennisinstellingen tegen ongewenste investeringen of samenwerkingsverbanden. In de internationale exportcontroleregimes zal Nederland zich ervoor inspannen dat deze technologieën indien nodig gecontroleerd worden, daar waar dat nu nog niet het geval is. Deze internationale samenwerking is complexer geworden als gevolg van de geopolitieke situatie en het gegeven dat bijvoorbeeld Rusland deelneemt aan de meeste van deze regimes. Nederland wil een voortrekkersrol op zich nemen bij de modernisering van exportregels en zal zich er actief voor inzetten dat ondanks de toegenomen complexiteit vooruitgang op dit belangrijke onderwerp wordt geboekt. Nederland zal zich in Europees verband blijven inzetten voor verdere harmonisatie van exportcontrole en verkent de mogelijkheden om binnen de kaders van het Nederlandse beleid invulling te geven aan de wederzijdse erkenning van vergunningen. Het kabinet bepleit dat EU-lidstaten de exportcontrole op eenzelfde manier uitvoeren, zodat er een gelijk speelveld is voor het bedrijfsleven. Dit geldt ook voor de implementatie van handelsbeperkende sancties ten aanzien van goederen en diensten.

Verdienvermogen en kracht van NL: verdienkansen nu en in de toekomst

Onze economische diplomatie en ons open handelsbeleid zorgen voor een krachtige economie, waarin een derde van ons bruto binnenlands produkt (BBP) wordt verdiend aan de uitvoer van goederen en diensten. Om zo effectief mogelijk te zijn met onze publieke inzet leggen we de focus op 25 prioritaire markten met het meeste potentieel voor internationale handel. Daarbinnen hebben we extra aandacht voor kansen voor het midden- en kleinbedrijf (MKB), startups/scale-ups en vrouwelijke ondernemers. We zetten in op ondersteuning van het bedrijfsleven bij het winnen van aanbestedingen van internationale organisaties. Duurzaamheid en digitalisering zijn leidende thema’s in onze economische diplomatie en handelsinstrumentarium. Beide transities hebben de potentie om de wereldhandel en de concurrentiepositie van Nederland in de komende jaren stevig te beïnvloeden. Door met name hierop in te spelen kunnen we internationaal kansen ontwikkelen voor het Nederlandse verdienvermogen van overmorgen. De Nederlandse handelsinzet wordt duurzamer en toekomstgerichter. Zo worden exportkredieten voor fossiele energieprojecten in internationaal verband uitgefaseerd en wordt het handelsinstrumentarium vergroend. Innovatie, digitalisering en verduurzaming zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en vormen een integraal onderdeel van onze handelsinzet, in nauwe samenwerking met EZK, LNV en IenW. In de uitvoering zijn de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor handelsbevordering (RVO), Invest International en Atradius Dutch State Business voor internationale financiering en verzekering belangrijke partners voor het internationale bedrijfsleven. Bij de ontwikkeling en uitvoering van ons beleid werken we samen met partners uit het bedrijfsleven, binnen een geoptimaliseerd systeem van Publiek-Private Samenwerking op basis van een recent uitgevoerde evaluatie van het publiek-private landschap.

In lijn met het coalitieakkoord zet het kabinet in 2023 flinke stappen op het gebied van klimaat en verduurzaming in het kader van de economische diplomatie en handelsbevordering. Naast de uitfasering van steun aan fossiele energieactiviteiten, in lijn met de ondertekening van de COP-26 verklaring en het coalitieakkoord, wordt door het kabinet geïnvesteerd in het toekomstig Nederlands groen verdienvermogen. We zetten zo de ingezette vergroening van de handelsbevorderende instrumenten door, waaronder de inzet van handelsmissies en ambassades, in lijn met de klimaatafspraken van Parijs en Glasgow. Deze proactieve- en handelsbevorderende inzet richt zich met name op het benutten van kansen voor het internationaal actieve Nederlandse bedrijfsleven op het gebied van duurzame vormen van energie, in die sectoren waarin Nederland sterk is (zoals offshore wind en circulaire economie) of sterk wil worden (zoals waterstof). Daarnaast worden verdienkansen in adaptatie ondersteund (zoals infrastructuur die beter bestand is tegen extreem weer en klimaatslimme landbouw). Het kabinet versterkt in 2023 de Nederlandse publiek-private dialoog over internationale klimaatopgave en het behalen van de doelen van het Parijsakkoord.

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) is een belangrijk onderdeel van het verduurzamen van internationale waardeketens en het behalen van de SDG’s. Zoals afgesproken in het coalitieakkoord bevordert Nederland in de EU de internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen wetgeving (IMVO), en voert nationale IMVO-wetgeving in die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving. Het Europese wetsvoorstel dient als basis voor het nationale wetsvoorstel. Het kabinet streeft ernaar om de Europese en nationale voorstellen zoveel mogelijk parallel te laten lopen, en verwacht het wetsvoorstel uiterlijk in de zomer van 2023 naar de Tweede Kamer te sturen.

Ontwikkelingssamenwerking

Internationale klimaatactie

Klimaatverandering vergt een mondiale aanpak. Daarom heeft Nederland een internationale klimaatstrategie als actieplan om de uitvoering van het Akkoord van Parijs te versnellen. De nadruk ligt op terreinen waar Nederland relatief het grootste verschil kan maken, zoals klimaatweerbaarheid in Afrika, de energietransitie in Afrika en Azië en bosbehoud in de tropen.

De klimaatcrisis raakt ontwikkelingslanden het hardst. Extra investeringen in klimaatbestendige en koolstofarme ontwikkeling zijn dan ook noodzakelijk. Daarom zet Nederland internationaal in op het mobiliseren van private klimaatfinanciering, op vergroening van het beleid van multilaterale banken en op meer financiering voor klimaatadaptatie. Nederland financiert klimaatprojecten in de armste en meest kwetsbare landen, bijv. via het Groene Klimaatfonds (GCF) en het nationale klimaatfonds (DFCD). Versterking van weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering, het tegengaan van ontbossing en verbetering van toegang tot hernieuwbare energie zijn prioritair.

In ontwikkelingslanden is het versnellen van de toegang tot hernieuwbare energie een noodzakelijk onderdeel van de energietransitie. Daarom heeft dit kabinet de doelstelling m.b.t. toegang tot hernieuwbare energie verdubbeld naar 100 miljoen mensen tussen 2015-2030, met specifieke aandacht voor toegang tot schoon koken en elektriciteit voor de allerarmsten en meest-kwetsbaren. Gelet op de investeringsbehoefte investeert Nederland niet alleen zelf in hernieuwbare energie, maar bevorderen we er ook dat anderen hierin investeren, zoals de Wereldbank en private partijen.

Tijdens COP26 hebben meer dan 140 landen, waaronder Nederland, een verklaring ondertekend om internationaal inspanningen te verhogen om ontbossing voor 2030 te stoppen. De versterkte Nederlandse inzet richt zich op beleidsbeïnvloeding binnen de EU en in internationale fora, om duurzame landbouw en handelsketens te stimuleren en innovatieve financiering voor duurzaam landgebruik op te schalen. Daarbij is er binnen het BHOS-beleid horizontaal extra aandacht voor het tegengaan van biodiversiteitsverlies; binnen ontwikkelingssamenwerking in samenhang met de Nederlandse inzet op water, voedselzekerheid en klimaat.

Voedselzekerheid en landbouw

Door klimaatverandering, conflict en COVID-19 zijn de doelen van SDG 2 (Zero Hunger) steeds verder uit zicht geraakt. Stijgende prijzen van voedsel, brandstof en kunstmest versterkten vanaf 2020 die trend. De oorlog in Oekraïne leidt tot verdere prijsstijgingen. Opvolging van de VN-voedseltop, met nadruk op een transitie naar meer duurzame voedselsystemen, is daarmee urgenter dan ooit.

Het kabinet vergroot de inzet op SDG 2 en hanteert daarbij een integrale aanpak gericht op duurzame voedselsystemen met nadruk op klimaatadaptatie, met speciale aandacht voor digitaliseringskansen, lokale capaciteitsontwikkeling en bodemvruchtbaarheid. De samenwerking tussen Nederlandse kennis en kunde en het mondiale onderzoek en innovatie voor voedselsystemen van de CGIAR wordt vernieuwd. Met o.a. de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN) en UNICEF wordt ingezet op betere voeding voor jonge kinderen en hun moeders. Nederland blijft zich daarnaast inspannen voor: (1) het verbeteren van de voedingssituatie waar ondervoeding ernstig is en (2) ecologisch houdbare voedselsystemen. Het vergroten van de productiviteit en de weerbaarheid van boerenfamiliebedrijven, productieve vangnetten, voedingsprogramma’s en klimaatweerbare voedselproductiesystemen maken deel uit van de inzet, evenals versterken van de rol van vrouwen als producent en consument.

Waterbeheer, drinkwater en sanitaire voorzieningen

Ook in 2023 zal Nederland inclusieve toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiëne bevorderen om op koers te blijven voor de SDG's. Dit draagt bij aan gezondheid, waardigheid, bespaart tijd in huishoudens - vooral voor vrouwen en meisjes - en creëert ruimte voor onderwijs en productiviteit.

In maart vindt onder covoorzitterschap van Nederland en Tajikistan de VN Water Conferentie plaats. Dit biedt een podium waarop VN-lidstaten, internationale organisaties, maatschappelijke organisaties en de privatesector zich kunnen committeren aan een collectieve, inclusieve, actiegerichte agenda om de achterstand op alle watergerelateerde SDG’s in te lopen. Het gaat om toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen voor betere gezondheid van ieder mens; beschikbaarheid van voldoende zoet water voor landbouw en voedselzekerheid; bescherming van huishoudens, steden, economische activiteiten en de natuur tegen droogte, overstromingen en vervuiling; en om internationale samenwerking in grensoverschrijdende stroomgebieden, waar het delen van water tot wederzijdse afhankelijkheid leidt. En marge van de conferentie zal de ‘Global Commission on the Economics of Water’ de contouren presenteren van hun visie over de benodigde veranderingen om negatieve trends van watervervuiling, - uitputting en ongelijkheid in toegang tot water en sanitatie te keren. De Commissie zal die visie uitwerken en een maatschappelijke dialoog faciliteren voor een breed gedragen actie-agenda in 2024.

Mondiale Gezondheid en SRGR

Het kabinet zet op het terrein van mondiale gezondheid extra in op Seksuele & Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR), het verbeteren van betaalbaarheid en toegankelijkheid van primaire gezondheidszorg. Dit wordt nader uitgewerkt in een Nederlandse Global Health Strategie. Vooruitgang, internationale verworvenheden en financiering op het terrein van SRGR inclusief hiv/aids, staan onder grote druk. Nederland blijft een donor met durf en zet nog sterker in op thema’s en doelgroepen die cruciaal zijn maar voor anderen vaak (te) gevoelig liggen, zoals veilige abortus, seksuele voorlichting en risicogroepen zoals LHBTIQ+ personen. Dit doen we door het financieren van (internationale) ngo’s en VN-organisaties als UNFPA en UNAIDS, die zich wereldwijd inzetten voor keuzevrijheid en via SRGR partnerschappen (2021-2025). Er wordt naar mogelijkheden gekeken om impactvolle SRGR programma’s die in focuslanden en regio’s worden uitgevoerd op te schalen.

Het kabinet combineert de extra financiële inzet met diplomatieke en politieke actie in EU, VN en op landenniveau. Voor versterking van veerkrachtige primaire gezondheidssystemen onderzoeken we hoe Nederland meer kan samenwerken met het bedrijfsleven, en investeren in innovatieve oplossingen. Het kabinet intensiveert in dat kader de samenwerking met de Global Financing Facility for Every Woman, Every Child (GFF) Ook zal het kabinet extra bijdragen aan versterking van de WHO, opdat die haar coördinerende rol binnen de mondiale gezondheidsarchitectuur beter kan vervullen. Middels inzet op versterking van gezondheidssystemen, draagt het kabinet ook bij aan pandemieparaatheid en respons.

Veiligheid en Rechtsorde

Onveilige landen hebben de meeste moeite om de SDG's te halen. Volgens de Wereldbank zal armoede zich bovendien steeds meer concentreren in fragiele landen. Vrede is natuurlijk een doel op zich, maar ook een voorwaarde voor duurzame economische ontwikkeling en handel, en uitzicht op een menswaardig bestaan. Daarom zet het kabinet in op vreedzame en rechtvaardige samenlevingen. Daartoe investeert het in veiligheid voor mensen, toegang tot recht, vredesopbouw en inclusief bestuur.

Digitale technologie helpt ons om veiligheid en rechtstaat doelstellingen te behalen, zelfs in meest afgelegen gebieden. Zo nemen onze partners ‘human security surveys’ af via smartphones, waarin de lokale bevolking deelt wat de veiligheidszorgen zijn. Daarmee geven we ook vrouwen en jongeren een stem. Vervolgens steunen we lokale organisaties om zorgen omtrent veiligheid aan de orde te stellen bij de lokale autoriteiten. Nederland trekt op in EU-verband voor een geïntegreerde inzet op veiligheid en rechtsstaat. Zodat ontwikkelings-, politieke- en veiligheidsinzet met elkaar verbonden worden.

Het kabinet werkt op basis van een geïntegreerde benadering in fragiele gebieden. Risico’s nemen is hierbij onvermijdelijk; Nederland werkt daarom in deze gebieden op een adaptieve manier. Op basis van de tot nu toe gedane ervaringen en geleerde lessen in landen zoals Afghanistan en Mali zal de leidraad ‘geïntegreerde benadering’ worden herzien.

Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes

Het Nederlands buitenlands beleid kiest met het feministisch buitenlandbeleid voor gendergelijkheid gericht op 4 R’en: rechten (het beschermen van vrouwenrechten), resources (fondsen moeten ook vrouwen ten goede komen), representation (vrouwen moeten actief betrokken worden bij beleidsvorming en -uitvoering) en reality check (er zijn geen onverhoopte negatieve gevolgen voor vrouwen). Vrouwenrechten zijn mensenrechten. Daarom zorgen we ook voor een genderlens in programma’s die niet specifiek gericht zijn op vrouwen (gendermainstreaming). Daarnaast wordt ingezet op het bevorderen van kansen voor LHBTIQ+ groepen.

SDG 5 betreft specifiek gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes. Gendergelijkheid maakt deel uit van de SDG's en is voorwaarde voor het realiseren van inclusieve en duurzame ontwikkeling. Het kabinet blijft maatschappelijke organisaties steunen die zich inzetten voor vrouwenrechten en gendergelijkheid op landen-, regionaal en internationaal niveau. Het SDG 5 fonds (ruim 500 miljoen) richt zich hier expliciet op. Ook gender diplomatie blijft een belangrijk instrument voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid, inclusief seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in internationale en regionale verdragen, resoluties en afspraken. Ook bij innovatie en digitalisering is meer aandacht nodig voor gendergelijkheid. De komende jaren zal het kabinet zich o.a. extra inzetten voor betere online bescherming van vrouwelijke activisten.

Versterking maatschappelijk middenveld

Versterking van de capaciteit van maatschappelijke organisaties is ook in 2023 een prioriteit voor het kabinet. Daarbij hoort steun aan behoud van de ruimte voor deze organisaties om deel te nemen aan het publieke debat en op te komen voor de rechten en belangen van burgers. Zo blijft Nederland onder meer via de 42 partnerschappen onder het Beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld organisaties in het mondiale zuiden ondersteunen. Ook zet het kabinet zich in voor meer ruimte voor het maatschappelijk middenveld, bilateraal en in EU-, VN- en OESO/DAC-verband.

Helaas blijft wereldwijd de druk op de politieke ruimte voor het maatschappelijk middenveld onverminderd hoog. Dit kan gevolgen hebben voor onze partnerorganisaties. Daarom kunnen door Nederland gefinancierde programma’s, in overleg, indien nodig worden aangepast aan een veranderde realiteit. Maatschappelijke organisaties in het mondiale zuiden krijgen in 2022 en 2023 de kans om via de ambassades aanvragen in te dienen voor aanvullende middelen uit het Civic Space Fund (Flex Optie) waarvoor in 2022 euro 7,5 miljoen extra beschikbaar is gemaakt.3 

Migratiesamenwerking

Het kabinet ze zich extra in voor versterken van migratiesamenwerking met landen van herkomst en transit. Doel is om terugkeer en herintegrratie te bevorderen en mensenhandel en smokkel tegen te gaan. ook werkt het kabinet in dit kader de inzet op legalge en circulaire migratie uit conform coalitieakkoord. Hiertoe worden meer bilaterale middelen vrijgemaakt en de bilaterale samenwerking met relevante landen geïntensiveerd in nauwe samenwerking met het ministerie van Justitie en Veiligheid. Daarnaast zal meer aansluiting worden gezocht bij beleid, initiatieven en programma’s van de EU, in het bijzonder bij de versterkte samenwerking binnen de EU-brede migratiepartnerschappen zoals geformuleerd in het EU Migratie Pact. Dit alles met het oog op vergroting van slagkracht en verbetering van coördinatie en coherentie waarbij het bereiken van resultaten centraal staat.

Noodhulp en humanitaire diplomatie: crisisrespons en bescherming van burgers

Het aantal crises en de omvang van humanitaire noden neemt toe, de kosten van noodhulp stijgen en de omgeving waarin humanitaire hulp wordt geboden, wordt complexer. Daarom zal het kabinet extra middelen beschikbaar maken voor humanitaire hulp. Net als voorheen spant Nederland zich er daarbij internationaal voor in dat de effectiviteit en efficiëntie van hulp wordt versterkt, met aandacht voor preventie en paraatheid, en dat getroffen mensen en gemeenschappen veerkracht behouden en daardoor mogelijkheden aan kunnen grijpen om een zelfstandig leven te hervatten (o.m. door integratie van psychosociale steun te faciliteren).

Helaas is er ook een trend waarbij staten en niet-statelijke actoren het internationaal humanitair oorlogsrecht en de humanitaire principes steeds vaker schenden. De 34e Internationale Conferentie van het Rode Kruis/Rode Halve Maan in december 2023 is belangrijk als ijkpunt op dit onderwerp.

Opvang en bescherming in de regio: bescherming en kansen voor vluchtelingen en gastgemeenschappen

Wereldwijd blijf het aantal vluchtelingen en intern ontheemden stijgen, inmiddels gaat het om meer dan 100 miljoen mensen. Het kabinet heeft speciale aandacht voor het duurzaam opvangen van mensen die langdurig van huis zijn. Extra middelen worden vrijgemaakt voor versterkte inzet op sociaaleconomische integratie van ontheemden en steun aan kwetsbare gastgemeenschappen ter bevordering van hun perspectieven en zelfredzaamheid. Onderdak en basisvoorzieningen vormen waar nodig ook onderdeel van de hulp. Dat gebeurt in de Syrië-regio en de Hoorn van Afrika en binnenkort de regio rond Afghanistan o.a. via het Prospects partnerschap met UNHCR, ILO, UNICEF, IFC, en de Wereldbank. Mede op basis van de tussentijdse evaluatie in 2022 worden in 2023 waar nodig aanpassingen in programmering gemaakt en zal een vervolg op dit partnerschap worden vormgegeven.

Nederland zal in 2023 actief bijdragen aan het tweede Global Refugee Forum dat beoogt om de implementatie van het VN Global Compact on Refugees (2018) kracht bij te zetten en onder meer beloftes voor steun aan vluchtelingen en opvanglanden te monitoren. Nederland zal ervaringen en resultaten van het Prospects Partnerschap delen en aandacht vragen voor de aanbevelingen van de door Nederland in 2019 georganiseerde conferentie over Geestelijke Gezondheid en Psychosociale Steun in crisis situaties (Mental Health and Psychosocial Support (MHPSS).

Investeren in onderwijs, werk en jongeren

Jonge mensen met de juiste vaardigheden en een ondernemende geest zijn cruciaal voor economische ontwikkeling, ook in fragiele en lage inkomens-landen. De transities naar verduurzaming van de economie en naar digitalisering bieden bovendien kans op werkgelegenheid. Nederland investeert daarom in baankansen voor jonge mensen in deze sectoren en zet zich in voor het scheppen van de juiste voorwaarden voor toekomstbestendig werk en gelijke beloning.

Ondernemerschap, en meer en beter werk en inkomen voor jongeren, worden ook in 2023 gesteund via het Challenge Fund for Youth Employment (CFYE), Orange Corners, het Nexus, Skills and Jobs programma, het Local Employment for Development in Africa (LEAD) programma, Generation Unlimited en het Youth Entrepreneurship and Innovation fonds van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank. Ook komt er als opvolger van het Orange Knowledge Programme een meerjarig nieuw programma voor beroeps- en hoger onderwijs dat aansluit bij de prioriteiten van Nederland en het betreffende land en dat zich voor onderwijscapaciteitsversterking op een beperkt aantal landen richt, met als doel een ondernemende jonge generatie met meer perspectief op de arbeidsmarkt.

Toegang tot financiering voor jonge ondernemers wordt in 2023 vergroot met innovatieve fondsen als het Dutch Good Growth Fund (DGGF), uitgevoerd door PricewaterhouseCoopers en Triple Jump en MASSIF, uitgevoerd door FMO. Hierbij blijft het kabinet samenwerken met jongeren, als leiders en als partners. In 2023 zullen de lessen uit samenwerking met de Internationale Jongerenadviescommissie worden benut om de stem van jongeren in beleidsvorming verder te versterken.

Nederland en EU-OS: EU-Afrika partnerschap; TEI; ‘delegated cooperation’

Europese en Afrikaanse leiders spraken bij de EU-Afrikaanse Unie top in februari 2022 af om hun samenwerking verder te intensiveren langs de prioriteitsgebieden van het EU-Afrika partnerschap: groene transitie, digitalisering, duurzame groei en werkgelegenheid, vrede en goed bestuur, gezondheid en migratie en mobiliteit.

Door het veranderende geopolitieke krachtenveld in Afrika is het belang van een gelijkwaardig en strategisch partnerschap met Afrika toegenomen. Daarnaast wordt Afrika hard geraakt door de gevolgen van crises zoals de COVID-19 pandemie en de oorlog in Oekraïne. Het behalen van de SDG's is daarmee verder uit zicht geraakt. Vanwege deze ontwikkelingen heeft het kabinet zich voorgenomen een ‘Afrika-strategie’ te formuleren, waarin ook wordt ingegaan op de Europese dimensie. Betrokkenheid van de EU is mede gericht op het voorkomen van destabilisering op het continent. Nederland spant zich in voor de opvolging van de uitkomsten van de EU-AU top: de gezamenlijke slotverklaring en het EU-Afrika Global Gateway Investeringspakket.

Dit kan onder meer via Team Europe Initiatieven (TEI), delegated cooperation (DC) en met gezamenlijke programma’s. Door als EU onze expertise en kennis te bundelen kunnen we onze ODA-middelen efficiënter inzetten. Team Europe initiatieven zijn grote programma’s, gericht op het vergroten van de impact en zichtbaarheid van de EU, zoals bijvoorbeeld een TEI dat jonge en startende bedrijven in Afrika ondersteunt, of een TEI in Bangladesh dat is gericht op het bevorderen van Decent Work. Via de EU D4D Hub coördineren we daarnaast activiteiten op het gebied van digitalisering. Na de aanloopfase verschuift de focus nu naar implementatie en vervolgens naar monitoren van uitvoering en resultaten

In de jaarlijkse Kamerbrief over EU Ontwikkelingssamenwerking wordt ingegaan op de betrokkenheid van Nederland bij EU-ontwikkelingssamenwerking en de door de EU bereikte resultaten4. Ook wordt in de brief ingegaan op delegated cooperation, waarbij gelden van Nederland en van de Europese Commissie worden gebundeld om uitvoering te geven aan gezamenlijke prioriteiten, via Nederlandse uitvoeringsorganisaties. BZ sluit daartoe de contracten met de Europese Commissie af. Het is een goed instrument om EU-OS samenwerking te versterken, de Nederlandse OS inzet op te schalen en de toegang van ngo’s tot EU-middelen te bevorderen. De inzet van DC wordt, na een succesvolle pilot, komend jaar verbreed naar de OS-landen en prioriteiten, conform het OS-hoofdstuk in de BHOS-nota ‘Doen waar Nederland goed in is’.

Nederlandse oplossingen voor wereldwijde uitdagingen

Digitale- en duurzaamheidstransitie in economische samenwerking (met o.a. beleid op de 14 combinatielanden)

De IOB-beleidsdoorlichting beoordeelt de inzet van BZ op hulp & handel positief, maar plaatst een aantal kritische kanttekeningen. Met name dat er weinig sturing op synergie tussen hulp en handel is geweest, en de beperkt geïntegreerde aanpak. In de BHOS-nota ‘Doen waar Nederland goed in is’, komt het kabinet hieraan tegemoet door meer focus in het BHOS-beleid aan te brengen. Concreet betekent dit dat het kabinet 14 landen heeft gekozen waarin een combinatie van Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen grote kansen biedt.

In verschillende lage- en middeninkomenslanden liggen kansen op het snijvlak van handel, investeringen en ontwikkelingssamenwerking om in samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven mondiale uitdagingen aan te pakken. De focus van Nederland komt hierbij te liggen op veertien - vooral - opkomende markten: acht in Afrika (Egypte, Marokko, Senegal, Ivoorkust, Ghana, Nigeria, Zuid-Afrika en Kenia) en zes daarbuiten (Vietnam, Bangladesh, India, Indonesië en Colombia, Oekraïne). In deze landen wordt publiek-private samenwerking met het Nederlandse en lokale bedrijfsleven geïntensiveerd.

De samenwerking richt zich op de verbetering van het ondernemingsklimaat in de meest kansrijke sectoren waar duidelijk is dat het Nederlandse bedrijfsleven ook actief wil en kan zijn.

Het kabinet richt zich daarbij op de twee transities van verduurzaming en digitalisering. Bij de verduurzamingstransitie wordt onder andere ingezet op hernieuwbare energie, schoon transport, vergroenen van de agri-foodsector, stimuleren van de circulaire economie, verduurzamen van handelsketens en versnellen van klimaatadaptatie. Voor digitalisering wordt onder andere ingezet op handelsmissies gericht op kansen voor Nederlandse en lokale bedrijven in tech sectoren als fintech, agritech, smart logistics, cyber/e-commerce, digitale gezondheidszorg en het bevorderen van banen in de digitale economie.

Bevorderen duurzame en inclusieve groei wereldwijd

Handel is een belangrijke motor van economische groei: ontwikkelingslanden hebben er baat bij en het biedt kansen voor bedrijven om zaken te doen, waarmee banen worden gecreëerd. Met een sterke positie in de wereldhandel onderschrijft Nederland het cruciale belang van handel voor groei en ontwikkeling. Echter, de COVID-19 crisis heeft de kwetsbaarheden in internationale handel en waardeketens blootgelegd. Het herstel van handel verloopt ongelijk, waardoor het bereiken van SDG 8 waardig werk voor iedereen en duurzame economische ontwikkeling verder uit het zicht raakt. Vooral ontwikkelingslanden worstelen met de gevolgen van de pandemie voor handel. De Afrikaanse vrijhandelszone, die in 2021 van start ging, wordt gezien als een gamechanger die bijdraagt aan de verbetering van het Afrikaanse handels- en investeringsklimaat met positieve effecten voor het MKB in ontwikkelingslanden en in Nederland. Hiermee kunnen potentieel 30 miljoen mensen uit extreme armoede worden gehaald in 20355. Nederland investeert dan ook extra in het vergemakkelijken en verduurzamen van handel, met name in Afrika. Door middel van handelsfacilitatie en het versterken van regionale handel en ketens, richt Nederland zich op het bevorderen van duurzame en inclusieve groei, weerbaarheid en armoedebestrijding waarmee kansen ontstaan voor Nederlandse bedrijven op internationale (Afrikaanse) markten en met name op het vlak van digitale handel en verduurzaming.

Daarnaast zet Nederland zich in om handelsakkoorden en ontwikkelingssamenwerking meer bijeen te brengen. Dit doen we onder andere door prioriteit te geven aan een ontwikkelingsvriendelijke opzet van Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s).

Verduurzaming waardeketens

In 2023 wordt verdere invulling en uitvoering gegeven aan het IMVO beleid. Ook de OS-landen, lokale producenten en handelaren die onderdeel zijn van internationale handel en waardenketens, moeten een bijdrage leveren aan en baat hebben bij verduurzaming (IMVO beleid). Daartoe stimuleren we, bij voorkeur op Europees niveau, impactanalyses in deze landen en gebruiken we de uitkomsten daarvan om in samenwerking met Europese partners en ngo’s waar nodig flankerende maatregelen te nemen. We werken toe naar een leefbaar loon en inkomen, betere arbeidsvoorwaarden, de beëindiging van kinder- en dwangarbeid en ontbossing, met name in cacao, palmolie en textielketens.

Vergroening internationaal instrumentarium

Het komende jaar zal in lijn met de motie Van der Lee (Kamerstuk 35830-XVII, nr. 6) worden ingezet op verdere vergroening van de programma’s binnen begrotingsartikel 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen. Hierbij werken we vanuit het bestaande instrumentarium en stimuleren en ondersteunen we organisaties die zich inzetten om projecten uit te voeren waarbij vergroening centraal staat. Met Invest International zetten we sterk in op vergroening van de projectenportefeuille en building-with-nature. De inzet op publieke infrastructuur in ontwikkelingslanden (DRIVE en D2B) wordt meer op vergroening gericht. Omdat Nederlandse bedrijven innovatief zijn en ontwikkelingslanden kunnen helpen met vergroening streeft het kabinet ernaar om 70% van de opdrachten onder deze beide programma’s te laten uitvoeren door Nederlandse bedrijven, met speciale aandacht voor het MKB. Als we een werkgelegenheidsproject ergens starten tellen we voortaan niet alleen de banen die we gecreëerd hebben, maar ook of deze bijdragen aan de transitie naar vergroening of deze dit juist vertraagt. Programma’s die deze transitie vertragen ondersteunen we niet meer. Daarnaast sturen we gericht op verdere vergroening van het instrumentarium voor private sector-ontwikkeling. We versterken de Nederlandse publiek-private dialoog over onze internationale klimaatopgave en het behalen van de doelen van het Parijsakkoord, met bijzondere aandacht voor innovatiekracht van de topsectoren en strategische bijdrage aan de duurzaamheidstransities.

Mobiliseren van de private sector voor de SDG's

Het mobiliseren van private financiering is cruciaal om de SDG's en klimaatdoelen te bereiken. Door middel van innovatieve programma’s wordt publiek geld als hefboom ingezet voor het mobiliseren van private investeringen. Zo dragen (internationale) financiële spelers als vermogensbeheerders en banken bij aan investeringen in ontwikkelingslanden en -doelen. Dat gebeurt voor klimaatmitigatie en adaptatie, private sectorontwikkeling en MKB, landbouw en water.

In 2023 werkt Nederland aan opschaling van innovatieve programma’s, door deze (beter) te verbinden aan de inzet van de EU, multilaterale ontwikkelingsbanken en andere donoren. In 2023 worden ook innovaties gesteund die op grotere schaal geld mobiliseren voor de SDG's, bijvoorbeeld van pensioenfondsen.

Hoog-risico kapitaal wordt beschikbaar gesteld via het Dutch Good Growth Fund (DGGF), zodat uitvoerder Invest International maximaal kan bijdragen aan het financieren van innovatieve plannen van het MKB voor verduurzaming in ontwikkelingslanden. Het succesvolle DGGF en MASSIF, die samen ruim 68.000 directe banen ondersteunden, worden opgeschaald voor nog meer directe banen.

In samenwerking met de Europese Commissie en de lidstaten wordt in 2023 bovendien gewerkt aan een zogenoemd Team Europe Initiative (TEI) om de aanwas van financierbare bedrijfsplannen van jonge en startende ondernemers te vergroten.

2.2 Indicatoren en streefwaarden Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Bij de vormgeving van beleidsinstrumenten en activiteiten wordt standaard aandacht besteed aan doelmatigheid en doeltreffendheid. Bij de identificatie en beoordeling van activiteiten, zorgt een toets op beleidsrelevantie en kwaliteit, en de afweging van alternatieven (zgn. «Quality at Entry») voor borging van kwaliteit en het verkrijgen van beter inzicht in de realisatie van de beleidsprioriteiten. Daarnaast vindt periodiek een analyse plaats van de samenhang en kwaliteit van het activiteitenportfolio per thema of land (de portfolioschouw). Bij de portfolioschouw van alle hoofdthema’s van ontwikkelingssamenwerking ligt de focus op behaalde resultaten en onderliggende analyses, mede op basis van indicatoren en streefwaarden.

Indicatoren maken het effect van interventies meetbaar en drukken dit uit in te bereiken en bereikte streefwaarden op diverse niveaus: impact, outcome, output en input. De indicatoren en streefwaarden in deze begroting liggen voornamelijk op outcome niveau, en zijn SMART geformuleerd (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Voor het meten van de doelen op het gebied van voedselzekerheid worden geen outcome maar output indicatoren gebruikt, die zorgen voor preciezere en meer betrouwbare gegevens.

De streefwaarden en indicatoren zijn afgeleid van de Sustainable Development Goals (SDGs), die internationaal zijn afgesproken tijdens de VN-top daarover in september 2015. Deze goals worden zowel nationaal als internationaal gemonitord. In de indicatorentabel is een verwijzing opgenomen naar de corresponderende SDG.

Doelen en ambities strekken zich uit over een langere termijn. Inspanningen in ontwikkelingssamenwerking zullen in veel gevallen pas na een aantal jaar vruchten afwerpen en niet lineair verlopen. Voor de lange termijn wordt de horizon van 2030 van de SDGs gehanteerd. Deze termijn wordt voor de BHOS-begroting opgesplitst in drie overzienbare periodes van eerst vier en dan twee keer vijf jaar. De indicatoren en eventueel bijbehorende streefwaarden zullen daarom periodiek worden bijgesteld (eerste periode van 2017 tot en met 2020; tweede van 2021–2025 en derde van 2026–2030). Uitzonderingen zijn water, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne, en klimaat waarvoor per indicator reeds streefwaarden zijn vastgelegd voor 2030, het eindjaar van de SDGs.

De werkelijk behaalde resultaten worden gerapporteerd in het Jaarverslag met een toelichting op de succes- en faalfactoren. De realisaties voor de indicatoren in het jaar 2019 (voor buitenlandse handel is het 2020) worden gehanteerd als referentiewaarden. De meeste streefwaarden zijn uitgedrukt in absolute getallen die in een jaar worden bereikt (aantal personen, organisaties). In een aantal gevallen betreffen de streefwaarden cumulatieve waarden (dus een optelsom van de bereikte resultaten in alle jaren binnen de meetperiode).

Omdat niet alle resultaten kwantitatief meetbaar en aggregeerbaar zijn, dienen deze indicatoren en streefwaarden in samenhang te worden bezien met de overige in deze begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten. Aanvullende resultaten en nadere toelichting op ontwikkelingssamenwerking zijn terug te vinden op www.osresultaten.nl.

Het CBS brengt op verzoek van het kabinet vanaf 2019 elk jaar in september een publicatie uit waarin nader wordt ingegaan op de internationalisering van de Nederlandse economie en de effecten daarvan op onder andere economische groei, werkgelegenheid en productiviteit.

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen Bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven Het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten 35% Streefwaarde 90% in 2023 SDG 8 Inclusieve en duurzame groei, SDG 12 Duurzame consumptie en productie
Bevorderen van internationaal ondernemerschap Het aantal door RVO voor internationalisering ondersteunde ondernemingen, dat in de 3 jaar na de beleidsinterventie meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt 415 van 1.820 n.v.t. SDG 8 Inclusieve en duurzame groei, SDG 9 Innovatie en duurzame infrastructuur
De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven EUR 145,5 miljoen n.v.t.
Private sectorontwikkeling (PSD)
Artikel 1
Bedrijfsontwikkeling Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie) 270.000 290.000 330.000 (streefwaarde in 2025, hier wordt jaarlijks naar toe gegroeid) SDG 8 Inclusieve en duurzame groei
Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening 16.600 10.000 20.000 (streefwaarde in 2025, hier wordt jaarlijks naar toe gegroeid)
Voedselzekerheid
Artikel 2
Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel 6.900.000 24.000.000 24.000.000
per jaar
SDG 2 Einde maken aan honger
Stimuleren van duurzame en inclusieve groei van de landbouwsector Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen 9.700.000 12.000.000 12.000.000
per jaar
Creëren van ecologisch duurzame voedselsystemen Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik 816.000 2.000.000 2.000.000 per jaar
Water
Artikel 2
Drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron 3.800.000 2.200.00 1.900.000 per jaar (30 miljoen cumulatief in 2030) SDG 6 Toegang tot een duurzaam beheer van water
Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden 4.900.000 3.800.000 3.400.000 per jaar (50 miljoen cumulatief in 2030)
Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s 1.800.000 3.000.000 2.500.000 per jaar
Klimaat
Artikel 2
Hernieuwbare energie Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie 3.200.000 3.800.000 25.600.000 (100 miljoen, cumulatief in 2030) SDG 7 Toegang tot duurzame en moderne energie
Vrouwenrechten en gender-gelijkheid
Artikel 3
Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwen-rechten en gender gelijkheid Aantal keren dat maatschappelijke organisaties erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en posities op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid n.v.t. 500 2.500 SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen
Versterkte capaciteit van maatschappelijke organisaties Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid 373 300 1.500
Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
Artikel 3
Aantal van 20 geselecteerde landen met een jaarlijkse toename van modern Contraceptive Prevalence Rate (mCPR)2 n.v.t. n.v.t. n.v.t. SDG 3 Goede gezondheid en welzijn
SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen
Rechten Aantal gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorgingsnetwerken met versterkte capaciteit  voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid & rechten n.v.t. n.v.t 1.100
Veiligheid & Rechtsorde
Artikel 4
Rechtstaat ontwikkeling Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten 158.381 300.000
1.500.000
cumulatief
SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving
Menselijke Veiligheid Aantal m2 land dat is vrijgegeven als gevolg van humanitaire ontmijningswerkzaamheden 10.000.000 m2 12.000.000 m2 60.000.000 m2
Migratie en Ontwikkeling
Artikel 4
Opvang en bescherming in de regio Aantal mensen dat formeel/ informeel onderwijs en trainingen volgt 295.270
personen
125.000 personen 2.000.000
personen
SDG 4 Kwaliteitsonderwijs
Aantal mensen ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten 10.000
personen
30.000
personen
180.000
personen
SDG 8 Inclusieve en duurzame groei
  1. Streefwaarden in deze kolom zijn de optelsom over de komende vijfjaar periode voor rapportage met betrekking tot de SDG's. Voor indicatoren waar cumulatieve waarden worden gemeten is dit vermeld. Impact van de Corona pandemie op resultaten zijn lastig in te schatten. Om die reden zullen streefwaardes mogelijk worden aangepast in de loop van deze vijf jaar periode.
  2. Dit is een nieuwe indicator ter vervanging van ‘aantal vrouwen en meisjes met toegang tot moderne anticonceptie’. Uitleg over deze wijziging en de selectie van 20 landen volgen in het komende BHOS jaarverslag.

2.3 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

In dit onderdeel wordt een overzicht op hoofdlijnen gegeven van de belangrijkste mutaties die zijn opgetreden tussen de begroting 2022 en de huidige begroting voor 2023. Een deel van de mutaties is al eerder toegelicht in de eerste suppletoire begroting 2022.

In deze begroting zijn de intensiveringen van het coalitieakkoord kabinet Rutte IV verwerkt en de beleidsvoornemens die voortvloeien uit de BHOS-nota 'Doen waar Nederland goed in is' die in juni 2022 aan de Kamer is gezonden. De dekking daarvan wordt gevormd door enerzijds de intensiveringen vanuit het coalitieakkoord en anderzijds een herverdeling van middelen vanaf het verdeelartikel 5.4. De intensiveringen worden aanvullend toegelicht in de Kamerbrief over de uitwerking van de beleidsmatige intensiveringen bij de BHOS-nota conform comptabiliteitswet artikel 3.1, die uw Kamer gelijktijdig met deze begroting ontvangt.

Stand ontwerpbegroting 2022 3 265 762 3 494 138 3 639 779 3 837 487 4 049 182
Belangrijkste mutaties
1. Duurzaam handels- en investeringssysteem, incl. MVO 1.1 4 000 4 000 4 000 4 000
2. Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie 1.2 ‒ 5 300 ‒ 5 300
3. Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden 1.3 130 000 111 000 121 000 176 000
4. Voedselzekerheid 2.1 75 000 75 000 100 000 100 000
5. Water 2.2 15 000 20 000 30 000 40 000
6. Klimaat 2.3 30 000 95 000 124 000 238 000 263 000
7. Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten 3.1 50 000 106 000 110 000 115 000 125 000
8. Humanitaire hulp 4.1 81 762 184 000 150 000 150 000 150 000
9. Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking 4.2 60 000 145 000 145 000 195 000 195 000
10. Multilaterale samenwerking 5.1 50 000 50 000 50 000 50 000
11. Overig Armoedebeleid 5.2 20 000 20 000 20 000 20 000
12. Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen 5.4 47.832 ‒ 456.559 ‒ 494.696 ‒ 314.697 ‒ 401.010
Overige mutaties 18 851 5 633 191 617 195 430 200 473
Stand ontwerpbegroting 2023 3 554 207 3 861 912 4 140 400 4 741 220 4 971 645 5 329 258

Toelichting

  1. De stijging op het beleidsartikel duurzaam handels- en investeringssysteem, inclusief IMVO, is voor het bevorderen van handelscoherentie, waaronder het verduurzamen van mondiale handelsketens en IMVO-wetgeving zoals toegelicht in de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is». De stijging is gedekt vanuit het verdeelartikel 5.4. 
  2. In 2023 en 2024 wordt een bedrag van euro 5,3 miljoen per jaar overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Financiën voor de uitvoering van de controles door de Douane in het kader van het sanctieregime voor Rusland.
  3. De intensiveringen voor versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden, gedekt vanuit het verdeelartikel 5.4, betreffen de inzet ten behoeve van de combi-landen, de vergroening van de financieringsinstrumenten, handelscoherentie en innovatieve financiering voor ontwikkeling conform de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is». De intensivering op dit artikelonderdeel is aangevuld met euro 50 miljoen als gevolg van de positieve cMEV-bijstelling voor de wederopbouw van infrastructuur in Oekraïne via het DRIVE-instrument.
  4. De aanvullende beleidsinzet op het beleidsartikel voor voedselzekerheid wordt gedekt vanuit het verdeelartikel 5.4 en richt zich op het uitbannen van honger en ondervoeding, het verhogen van klimaatweerbare productiviteit en inkomen van kleinschalige voedselproducenten, het verduurzamen van land- en watergebruik en het versterken van capaciteit en kennis- en innovatiesystemen, conform de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is». Dit is aangevuld met euro 25 miljoen als gevolg van de positieve cMEV-bijstelling.
  5. Het budget voor waterbeheer en toegang tot water en sanitatie neemt, gedekt vanuit verdeelartikel 5.4, meerjarig toe voor een klimaatbestendige, koolstofarme watersector, ingericht op extra droge en extra natte perioden en de WASH-sector op kimaatbestendige, koolstofarme voorzieningen, in lijn met de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is».
  6. Het budget voor klimaat neemt meerjarig toe. Bij eerste suppletoire begroting is reeds vanuit het verdeelartikel 5.4 en vanwege de bij coalitieakkoord Rutte IV toegekende middelen budget beschikbaar gesteld. In deze begroting wordt dat verder aangevuld met middelen vanaf het verdeelartikel 5.4. De intensiveringen houden verband met de internationale toezegging om middelen beschikbaar te maken voor klimaatactie in OS-landen, zoals ook toegelicht in de eerste suppletoire begroting BHOS en op aanvullende beleidsinzet op hoofddoelen van klimaatmitigatie en klimaatadaptatie in ontwikkelingslanden. Hieronder vallen de deelthema's groene energie-investering in Afrika, verminderde ontbossing, versterken weerbaarheid voor de meest kwetsbaren en multilaterale klimaatfondsen. Deze deelthema’s zijn in lijn met de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is».
  7. Het budget op artikel 3.1 voor 'mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten' is meerjarig verhoogd zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting en de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is». Deze verhoging is gedekt uit de toegekende intensiveringsmiddelen uit het coalitieakkoord Rutte IV en uit het verdeelartikel 5.4. De inzet is gericht op verbeterde toegang tot SRGR, versterking van veerkrachtige primaire gezondheidssystemen, versterking van innovatiekracht voor mondiale gezondheid en respons op COVID-19 en pandemieparaatheid.
  8. Het budget op het artikel voor humanitaire hulp wordt meerjarig verhoogd, gedekt vanuit het verdeelartikel 5.4 en in lijn met de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is». Dit is aangevuld met euro 34 miljoen als gevolg van de positieve cMEV-bijstelling. De hoge humanitaire nood als gevolg van onder meer conflict, klimaatverandering en de coronacrisis stijgt verder door toegenomen wereldwijde voedselonzekerheid als gevolg de oorlog in Oekraïne, zoals ook naar voren komt in het Global Humanitarian Overview van de VN (OCHA),Global Humanitarian Overview 2022, March Update (Snapshot as of 31 March 2022) - World | ReliefWeb. De humanitaire hulp wordt grotendeels ongeoormerkt ingezet via VN-organisaties en fondsen, de internationale beweging van het Rode Kruis/Rode Halve Maan en de Dutch Relief Alliance. De stijging van het budget in 2022 is toegelicht in de eerste suppletoire begroting en houdt verband met de gevolgen van de oorlog in Oekraïne, dit geldt voor zowel hulp aan Oekraïne als hulp aan andere landen.
  9. De budgetten voor opvang in de regio zijn meerjarig opgehoogd vanuit toegekende intensiveringsmiddelen uit het coalitieakkoord Rutte IV zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting en aanvullend vanuit het verdeelartikel 5.4. Ingezet wordt op het bieden van perspectief aan ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen in landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen. Dit gebeurt via verschillende beleidsinstrumenten, zoals bijdragen aan internationale organisaties en subsidies, met name op de Hoorn van Afrika, de MENA-regio, en de Afghanistan regio.
  10. Het budget op het beleidsartikel voor multilaterale samenwerking wordt meerjarig verhoogd en gedekt vanuit het verdeelartikel 5.4. Het gaat om een ongeoormerkte structurele verhoging in lijn met het Funding Compact van de VN. Hiermee committeert de VN zich aan betere transparantie en verantwoording over resultaten, de implementatie van hervormingen en vergrote efficiëntie.
  11. Het beleidsartikel voor overig armoedebeleid wordt meerjarig verhoogd vanuit het verdeelartikel 5.4 en is gericht op sociale bescherming van kwetsbare groepen, in lijn met de inzet op het verminderen van armoede en ongelijkheid zoals genoemd in de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is» en het AIV-advies (Sociale Bescherming in Afrika).
  12. Naar aanleiding van de nieuwe macro-economische ramingen van het Centraal Plan bureau (CPB) is het ODA-budget bij de eerste suppletoire begroting 2022 meerjarig verhoogd door de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Het Nederlandse ODA-budget voor ontwikkelingssamenwerking (Official Development Assistance, ODA) is gekoppeld aan de omvang van het BNI. De ruimte die op het verdeelartikel is ontstaan als gevolg van deze BNI-bijstelling is meerjarig herverdeeld over de verschillende beleidsartikelen. Conform de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is» is budget toebedeeld aan de onderwerpen: Combinatie hulp & handel, Voedselzekerheid, Klimaat, Global Health, Humanitaire hulp, Opvang in de regio en Multilateraal. Als gevolg van deze overhevelingen is het verdeelartikel eerst neerwaarts bijgesteld.

    Overige mutaties op het verdeelartikel zijn toegelicht in eerste suppletoire begroting 2022 waaronder de gestegen asieltoerekening aan ODA voor de opvang van eerstejaars asielzoekers uit DAC-landen (naast de hogere uitgaven waarmee in het coalitieakkoord al rekening werd gehouden).

    Vervolgens is het verdeelartikel naar boven bijgesteld naar aanleiding van een positieve macro-economische raming als gevolg van de concept-MEV van het CPB. Een deel van deze bijstelling (euro 75 miljoen) wordt gereserveerd op het verdeelartikel 5.4 anticiperend op fluctuaties in de asieltoerekening voor eerstejaarsopvang. In het voorjaar van 2023 wordt de nacalculatie van 2022 verwerkt. Deze reservering kan hierdoor niet elders worden ingezet. Daarnaast wordt euro 50 miljoen overgeheveld naar artikelonderdeel 1.3 voor de wederopbouw van infrastructuur in Oekraïne, euro 25 miljoen naar voedselzekerheid en euro 34 miljoen naar Humanitaire hulp.

Stand ontwerpbegroting 2022 51 574 48 400 46 864 42 442 39 152
Belangrijkste mutaties
1. Diverse ontvangsten non-oda 5.23 1 730 1 730 1 730 1 730 1 730
Overige mutaties 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2023 53 304 50 130 48 594 44 172 39 152 35 098

Toelichting

  1. De ontvangsten op artikelonderdeel 5.23 worden vanaf 2022 t/m 2025 geraamd op euro 1,73 miljoen door de rente-ontvangsten vanuit een achtergestelde converteerbare schuldenfaciliteit. Deze faciliteit beoogt op een innovatieve manier valutarisico’s weg te nemen voor lokale leningnemers en financiële instellingen in het kader van een versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden.

2.4 Planning Strategische Evaluatie Agenda

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen Beleidsdoorlichting 2021 Beleidsdoorlichting BHOS art. 1
Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden Periodieke rapportage 2023 Periodieke rapportage van het beleid op basis van onderliggende studies Doelstellingen van BHOS art 2. Beleid breder.
Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden
Periodieke rapportage 2023 Periodieke rapportage van het beleid op basis van onderliggende studies Doelstellingen van BHOS art 2. Beleid breder.
Sociale vooruitgang Periodieke rapportage Sociale vooruitgang 2025 Periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 3 op basis van onderliggende studies BHOS 3.1, 3.2, 3.3, 3.4
Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
Periodieke rapportage Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling 2023 Periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 4 op basis van onderliggende studies BHOS 4.1, 4.2, 4.3

Voor een uitgebreide uitwerking van de Strategische Evaluatie Agenda, zie «Bijlage 4: Strategische Evaluatie Agenda» van deze begroting.

Voor het meest recente overzicht van de uitvoering van de Strategische Evaluatie Agenda tot nu toe, zie de «Tabel realisatie Strategische Evaluatieagenda» uit het jaarverslag 2021.

Voor het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen en Periodieke Rapportages bij de Rijksoverheid, klik op deze link: Ingepland en uitgevoerd onderzoek.

2.5 Overzicht risicoregelingen

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen FOM 6.681 0 3.000 3.681 0 1.500 2.181 0 6.681
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DGGF 142.930 50.000 0 192.930 50.000 0 242.930 0 675.000
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DRIVE 43.357 0 0 43.357 0 0 43.357 55.000
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DTIF 15.948 24.000 0 39.948 24.000 0 63.948 0 140.000
5. Multilaterale samenwerking IS-NIO 91.137 0 10.549 80.588 0 10.054 70.534 0 91.137
5. Multilaterale samenwerking African Development Bank 1.454.807 0 1.454.807 0 0 1.454.807 0 1.454.807
5. Multilaterale samenwerking Asian Development Bank 1.251.588 0 0 1.251.588 0 0 1.251.588 0 1.251.588
5. Multilaterale samenwerking Inter American Development Bank 276.794 0 0 276.794 0 0 276.794 0 276.794
Totaal 3.283.242 74.000 13.549 3.343.693 74.000 11.554 3.406.139 55.000 3.896.007
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen FOM 0 80 30.640 80 0 300 30.940 300 0 100 31.040 100
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DGGF 5.301 3.751 52.097 ‒ 1.550 5.000 3.000 50.097 ‒ 2.000 5.000 3.000 48.097 ‒ 2.000
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DRIVE 0 0 12.500 0 0 0 12.500 0 0 0 12.500 0
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DTIF 5.099 3.134 24.087 ‒ 1.965 7.000 1.000 5.000 ‒ 6.000 7.000 1.000 5.000 ‒ 6.000
5. Multilaterale samenwerking IS-NIO 3.254 0 40.907 ‒ 3.254 0 1.117 39.790 1.117 0 1.612 38.178 1.612
Totaal 13.654 6.965 160.231 ‒ 6.689 12.000 5.417 138.327 ‒ 6.583 12.000 5.712 134.815 ‒ 6.288

Toelichting op overzicht risicoregelingen

FOM

De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) is medio 2016 opgegaan in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). De komende jaren betreffen daarom louter het beheer en afbouw van de bestaande portefeuille. De middelen die de komende jaren vrijvallen worden toegevoegd aan het DTIF.

DGGF

Het DGGF bestaat uit drie onderdelen:

– Onderdeel 1 voorziet in het financieren van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.

– Onderdeel 2 financiert het lokaal midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden.

– Onderdeel 3 voorziet in het financieren en verzekeren van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf dat wil exporteren naar lage- en middeninkomenslanden.

Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken, waarvoor kostendekkende premies worden betaald. Voor onderdeel 2 dat uitgevoerd wordt door PwC en Triple Jump houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS nihil is.

Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF gebruik gemaakt van het instrument 'interne begrotingsreserve'. De reserve wordt gevuld vanuit de middelen die voor de onderdelen 1 en 3 van het DGGF beschikbaar zijn voor garanties. De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen 1 en 3 per onderdeel van het DGGF zijn vastgesteld, respectievelijk 1:2 en 1:3. Het garantieplafond voor de onderdelen 1, 2 en 3 is vastgesteld op euro 675 miljoen.

De voorwaarden van het DGGF zijn medio 2018 aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven die willen opereren in risicovolle landen. Daarnaast zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf verruimd en zullen Nederlandse investeerders, exporteurs en startups beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen. Overigens is het risicoprofiel van de regeling door deze aanpassingen niet gewijzigd.

Onderdeel 1 (uitvoerder Invest International Public Programmes B.V.)

Met ingang van 1 oktober 2021 is de uitvoering van DGGF Onderdeel 1 overgedragen door RVO.NL aan Invest International Public Programmes B.V.

Als een commerciële partij (vaak een bank) bereid is mee te financieren zal er worden getracht een garantie in te zetten als instrument. Met dit instrument zal de overheid borg staan voor een percentage van de financiering die een bank, lokaal dan wel Nederlands, geeft. De Nederlandse staat neemt een deel van de risico’s over, waardoor een bank eerder geneigd zal zijn financiering te verschaffen. Ook is het mogelijk dat de overheid borg staat voor een gedeelte van de financiering in het geval van een tekort aan onderpand van de Nederlandse MKB’er.

De inzet van het DGGF is om in het geval van lokale banken samen te werken met zogenaamde netwerkbanken, zijnde banken met een uitgebreid netwerk en/of vele vestigingen in DGGF-landen.

DGGF onderdeel 2 (Price Waterhouse Coopers / Triple Jump)

Het totaal beschikbare kasbudget van DGGF onderdeel 2 is euro 365 miljoen. Om de fondsbeheerder in de gelegenheid te stellen dit budget volledig in te kunnen zetten zullen zij, conform het toetsingskader, voor een hoger bedrag contracten moeten kunnen aangaan met intermediaire fondsen. Het gaat hier dus om een overcommitteringsruimte in de vorm van een garantie aan de fondsbeheerder van maximaal euro 100 miljoen (garantieplafond). De fondsbeheerder zal zelf een reserve aanhouden voor het verstrekken van garanties aan intermediaire fondsen.

Onderdeel 3 (uitvoerder Atradius)

De aanvullende EKV, die bij onderdeel 3 van het DGGF wordt verstrekt, werkt hetzelfde als de reguliere EKV. De politieke en commerciële risico's van exporttransacties worden verzekerd. Er kan aanspraak worden gemaakt op de polis als één van de gedekte schadeoorzaken leidt tot non-betaling van de vordering. De waaier van specifieke verzekeringen (bijvoorbeeld, exporteurs- en bankpolis, werkkapitaaldekking en garantiedekkingen etc.) die bij de EKV worden gevoerd, kunnen ook onder onderdeel 3 van het DGGF worden verzekerd. Met onderdeel 3 van het DGGF wordt een aanvulling geboden op de mogelijkheden onder de reguliere EKV voor ontwikkelingsrelevante exporttransacties. De noodzaak is er in gelegen dat een aantal exporttransacties nu geen doorgang vindt, terwijl die wel ontwikkelingsrelevant zijn. Daarnaast biedt onderdeel 3 van het DGGF financiering voor kleine transacties (tot euro 5 miljoen) waarvoor geen bankfinanciering verkregen kan worden. In die gevallen wordt de financiering ook verzekerd.

DRIVE

Met DRIVE worden investeringen in publieke infrastructuurprojecten gefaciliteerd die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of a fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Daarnaast kunnen ook garanties worden verstrekt en is er aanvullende EKV beschikbaar. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op euro 55 miljoen per jaar tot en met 2020. Daarnaast kan Atradius bij deze transacties het kredietrisico van de commerciële tranches verzekeren. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DRIVE besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van euro 12,5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een garantieregeling. Het DTIF verstrekt financieringen (garanties, leningen, wissels) voor directe investeringen en export van Nederlandse bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden, en er wordt voldaan aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Het DTIF is nonODA en is beschikbaar voor landen die niet worden bediend door het DGGF. Hierdoor verbetert de synergie tussen de handels- en OS-agenda. Ten behoeve van het DTIF worden de bestaande (garantie)regelingen FOM en Finance for Internationale Business (FIB) afgebouwd. In de periode 2016-2021 bedraagt het totale budget euro 107 miljoen. Het garantieplafond is vastgesteld op euro 140 miljoen. Er wordt een kostendekkende premie geheven en de regeling wordt uiterlijk in 2022 geëvalueerd. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de schommelingen in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is een begrotingsreserve ingesteld. Deze begrotingsreserve wordt gevuld op basis van de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DTIF besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van euro 5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

NIO

De NIO is in 1965 opgericht als volledige dochter van de Nationale Investeringsbank. Deze was destijds een volledige staatsbank en is in 1945 opgericht om de Marshall hulp te kanaliseren naar het Nederlandse bedrijfsleven. Het doel van de dochteronderneming NIO was leningen te verstrekken aan ontwikkelingslanden onder gunstige voorwaarden zodat deze landen, die destijds geen toegang hadden tot de reguliere kapitaalmarkt, in staat werden gesteld ontwikkelingsrelevante investeringen te doen. Deze leningen hadden een lange looptijd en een lage rente. Deze zogenaamde bilaterale concessionele leningen waren destijds een onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. In een overeenkomst die in 1993 is gesloten tussen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en NIO is geregeld dat de Staat garant staat voor de financiering van NIO. De Staat heeft zich jegens NIO verplicht om middelen ter beschikking te stellen in het geval NIO niet zelfstandig in staat is om (her)financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt voor reeds verstrekte leningen wegens incidentele krapte. Tevens heeft de Staat zich verplicht om de NIO te compenseren in geval debiteuren in gebreke blijven, voor zover dat ertoe zou leiden dat de NIO zelf niet is om aan zijn verplichtingen kan voldoen. Eind jaren negentig is de Nationale Investeringsbank geprivatiseerd en in 2000 zijn de aandelen NIO overgenomen door FMO. Na 2001 zijn geen nieuwe concessionele leningen door NIO verstrekt. NIO bleef vanaf dat moment verantwoordelijk voor het beheer van de afgesloten leningen. In 2010 heeft De Staat de aandelen van FMO overgenomen. Premieheffing is niet van toepassing en de komende jaren zijn gericht op de volledige afbouw van de portefeuille.

Regionale Ontwikkelingsbanken

AfDB (African Development Bank)

De garanties voor de Afrikaanse Ontwikkelingsbank Groep zijn in SDR vastgesteld. De nominale waarde van een aandeel bedraagt SDR 10.000. Inmiddels kent de Afrikaanse Ontwikkelingsbank 81 lidstaten: 54 regionale en 27 niet-regionale leden. De Bank verstrekt niet-concessionele leningen aan kredietwaardige Afrikaanse landen. De bank heeft aandelenkapitaal waarvan 6% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 94% geldt als garantiekapitaal (callable capital). De AfDB richt zich op een specifiek terrein (armoedebestrijding, inclusieve groei, duurzame ontwikkeling) dat onvoldoende wordt gedekt door commerciële banken. Nederland heeft een aandeel van 0,85% in de Bank. Op basis van het garantiekapitaal is de AfDB in staat goedkoop geld aan te trekken op kapitaalmarkten en dit door te lenen aan landen voor ontwikkelingsdoeleinden. Premieheffing is niet van toepassing.

AsDB (Asian Development Bank)

De garanties voor de Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) zijn in SDR vastgesteld. De AsDB werd in 1966 opgericht door een groep van 31 landen, waaronder Nederland. Sindsdien is het gegroeid naar 68 lidstaten: 49 regionale en 19 niet-regionale. De AsDB heeft als mandaat het bevorderen van economische groei en regionale samenwerking in Azië en de Stille Oceaan regio. Sinds 1999 is de overkoepelende doelstelling van de bank armoedebestrijding. De bank heeft aandelenkapitaal waarvan 5% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 95% geldt als garantiekapitaal (callable capital). Het aandeel garantiekapitaal wordt door lidstaten vastgesteld tijdens afspraken over kapitaalverhogingen. De Board (raad van bewindvoerders) bestaat uit 12 leden. Nederland zit in een kiesgroep met Canada, Denemarken, Finland, Ierland, Noorwegen en Zweden. De bewindvoerder van deze kiesgroep is altijd een Canadees. Premieheffing is niet van toepassing.

IDB (Inter-American Development Bank)

De IDB-Groep garanties voor de Inter-American Development Bank (IDB) zijn in USD vastgesteld. De IDB-Groep, opgericht in 1959, bestaat naast de IDB uit IDB Invest (de private sector poot), en het IDB Lab (innovatie). De IDB heeft 48 lidstaten waarvan 26 lenende landen. Naast Canada en de VS zijn de overige 20 lidstaten ‘niet regionale landen’ buiten het westelijk halfrond, waaronder Nederland (sinds 1976). De Bank wordt gefinancierd op basis van het aandelenkapitaal, waarvan lidstaten een deel inleggen en een deel in de vorm van garanties verstrekken. Op basis van het aandelenkapitaal verstrekt de IDB leningen aan de nationale overheden en aan particuliere bedrijven in de regionale landen. Het Nederlandse aandeel bedraagt 0,200%. Daarnaast bedraagt het Nederlandse aandeel in IDB Invest 0,67%. Premieheffing is niet van toepassing.

3. Beleidsartikelen

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

A. Algemene doelstelling

Versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland, nu en in de toekomst, verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid, bevorderen van duurzame inclusieve groei wereldwijd, waarbij wordt ingespeeld op mondiale transities. Nederland werkt aan een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem, gebaseerd op hoge standaarden, Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO), vergroening van het handelsinstrumentarium, bevordering van de economische weerbaarheid en versterking van de private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het vergt een kabinetsbrede inspanning om deze doelstellingen te verwezenlijken. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt hiertoe in het bijzonder samen met de minister van Financiën, de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de minister van Economische Zaken en Klimaat, de minister voor Klimaat en Energie, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister voor Rechtsbescherming, en de minister van Infrastructuur en Waterstaat.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands bedrijfsleven en het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, handelsfacilitatie en markttoegang.
  2. In het licht van internationale ontwikkelingen en toenemende concurrentie internationaal inzetten op een verbetering van het gelijk speelveld in het financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering en banengroei in Nederland
  3. Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf en startups om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan wereldwijde maatschappelijke vraagstukken en de Nederlandse economie.
  4. Het financieren van diverse bilaterale en internationale programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, inclusief ketenverduurzaming in deze landen, met in het bijzonder aandacht voor (jeugd)werkgelegenheid en innovatie.
  5. Het financieren van het National Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen belast met voorlichting over de OESO-richtlijnen, en het behandelen van klachten met betrekking tot het nakomen van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven.
  6. Het financieren van de opzet van een IMVO-steunpunt voor het bedrijfsleven, van een nieuw instrument voor het bevorderen van sectorale samenwerking op het gebied van IMVO, en van aanloopkosten voor IMVO-wetgeving die in de EU en nationaal wordt uitgewerkt.

Stimuleren

  1. Het bevorderen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door het Nederlandse bedrijfsleven met een doordachte mix van verplichtende en vrijwillige maatregelen, waaronder (de ontwikkeling van) Europese en nationale IMVO-wetgeving, het opzetten van een IMVO-steunpunt voor het bedrijfsleven, het stimuleren van sectorale samenwerking en het stellen van IMVO-voorwaarden in het kader van het BHOS-bedrijfsleveninstrumentarium en het inkoopbeleid van de overheid.
  2. Het bevorderen van werkgelegenheid en ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, vooral voor jongeren en vrouwen.
  3. Stimuleren van ketenverduurzaming in lage- en middeninkomenslanden. Het versterken en monitoren van de impact van IMVO-beleid.
  4. Het stimuleren van het bedrijfsleven en kennisinstellingen, Nederlands en in ontwikkelingslanden, om met hun internationale activiteiten bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder de SDG’s van de VN.
  5. Het bevorderen van handel in gevestigde en opkomende markten en het wereldwijd faciliteren en ondersteunen van Nederlandse bedrijven om zaken te doen op buitenlandse markten, met behulp van kennis en informatie, contacten en netwerken, positionering en belangenbehartiging (incl. financiering). Hierbij is speciale aandacht voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, startups/scaleups, vrouwelijke ondernemers en clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.
  6. (Mede via samenwerking op EU-niveau, in geselecteerde landen circulaire migratie bevorderen die zich richt op zowel professionalisering van de arbeidsmarkt als het wederzijds bevorderen van handel/economie.
  7. Bijdragen aan het stimuleren van een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland via economische diplomatie, ten behoeve van een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland.
  8. Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes in lage- en middeninkomenslanden.

Regisseren

  1. Een actieve bijdrage leveren aan het ondersteunen en bevorderen van een op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem, met oog voor het gelijke speelveld, open markten, open strategische autonomie, economische weerbaarheid en veiligheid en de thema’s digitalisering en verduurzaming, onder meer via de WTO, OESO en G20.
  2. Het bevorderen van duurzame, inclusieve bilaterale handelsakkoorden van de EU met derde landen en effectieve implementatie van deze handelsakkoorden.
  3. Het bevorderen van internationale kaders voor IMVO via de VN, OESO en EU.
  4. Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken, en het opstellen en bewaken van de afgestemde economische reisagenda van het kabinet.
  5. Het bevorderen en optimaliseren van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen
  6. Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid.
  7. Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de minister van Financiën.
  8. Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.
  9. Het inzetten nationaal en in internationale exportcontroleregimes op het controleren en waar nodig beheersen van sensitieve technologieën. Versterken van de adviesrol ten aanzien van andere departementen op het gebied van exportcontrole, bijvoorbeeld op het thema kennisveiligheid.

Uitvoeren

  1. Het behandelen van klachten van Nederlandse bedrijven in het buitenland, onder andere over oneerlijke concurrentie.
  2. Het uitvoeren van controle op de export van strategische goederen, zoals in de EU en internationale kaders overeengekomen.
  3. Nationale implementatie en uitvoering van internationale sancties, waar die export gerelateerde maatregelen betreffen.
  4. Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en private sector ontwikkeling; het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO; en het direct aansturen van de regelingentaak van Invest International en de beleidsmatige aansturing op afstand van de investeringstaak van Invest International.
  5. Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK).

C. Beleidswijzigingen

De IOB Beleidsdoorlichting BHOS art 1. beoordeelt de relevantie van de interventies op het vlak van hulp en handel positief. Er worden kritische kanttekeningen geplaats met betrekking tot de effecten op de lange termijn, ‘sturing op synergie tussen hulp en handel’ en ‘geïntegreerde aanpak’. Het kabinet komt hieraan tegemoet door meer focus in het gecombineerde handels-, ontwikkelingssamenwerkings- en investeringsbeleid aan te brengen.

Met extra FTE’s, budget en actiever in samenspraak met lokale belanghebbenden en het Nederlandse bedrijfsleven (inclusief MKB), maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, worden kansen ontwikkeld binnen de transities op het gebied van duurzaamheid en digitalisering in 13 (lage) middeninkomenslanden. Nederland zet in op vergroening van het PSD-instrumentarium en geeft prioriteit aan kansen op het gebied van vergroening om in lijn te zijn met de klimaatafspraken van Parijs en Glasgow.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 499 364 624 718 463 682 418 010 466 882 503 882 494 099
waarvan garantieverplichtingen 74 000 100 000 100 000
waarvan overige verplichtingen 425 364 524 718 363 682
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 549 655 555 745 639 664 603 396 623 919 680 654 690 871
1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem, incl. MVO 28 939 31 669 35 089 34 874 32 904 33 139 33 356
Subsidies (regelingen)
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 12 908 13 575 16 575 16 575 16 575 16 575 16 575
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) 670 2 768 4 438 4 223 2 253 2 488 2 692
Opdrachten
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) 1 932 2 281 2 281 2 281 2 281 2 281 2 294
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 1 498 1 850 1 600 1 600 1 600 1 600 1 600
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 6 563 6 000 5 000 5 000 5 000 5 000 5 000
Contributies internationaal ondernemen (non-ODA) 5 368 5 195 5 195 5 195 5 195 5 195 5 195
1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie 105 214 93 567 86 665 86 165 86 165 86 165 86 165
Subsidies (regelingen)
Programma's internationaal ondernemen 15 732 10 200 10 000 10 000 10 000 10 000 10 000
Versterking concurrentiepositie Nederland 6 950 6 502 6 502 6 502 6 502 6 502 6 502
Invest Internationaal 60 9 000 9 000 9 000 9 000 9 000 9 000
Dutch Trade and Investment Fund 7 500 4 499 4 499 4 499 4 499 4 499 4 499
Garanties
Dutch Trade and Investment Fund 15 238 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500
Opdrachten
Programma's internationaal ondernemen 10 972 11 566 9 566 9 566 9 566 9 566 9 566
Dutch Trade and Investment Fund 1 022 450 450 450 450 450 450
Wereldtentoonstelling Dubaï 3 982 3 500 0 0 0
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 43 716 46 350 45 148 44 648 44 648 44 648 44 648
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Programma's internationaal ondernemen 42 0 0 0 0 0 0
1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden 415 502 430 509 517 910 482 357 504 850 561 350 571 350
Subsidies (regelingen)
Marktontwikkeling en markttoegang 32 572 8 450 10 450 15 450 15 450 20 450 20 450
Economic governance and institutions 28 834 24 900 37 900 40 900 40 900 42 400 42 400
Financiële sector ontwikkeling 34 561 33 914 49 270 51 500 58 500 59 000 59 000
Infrastructuurontwikkeling 15 607 33 400 35 460 32 300 34 100 34 100 34 100
Duurzame productie en handel 39 010 39 700 44 700 49 700 49 700 49 700 49 700
(Jeugd)werkgelegenheid 8 341 6 000 6 000 6 000 6 000 6 000 6 000
Nexus onderwijs en werk 3 100 12 350 9 450 7 579 7 522 7 000 7 000
Lokale private sector ontwikkeling 1 470 1 040 580 500
Leningen
Infrastructuurontwikkeling 11 830 10 000 10 000 10 000 10 000 10 000 10 000
Financiële sector ontwikkeling 2 700 34 000 10 000 20 000 30 000 65 000 65 000
Garanties
Financiële sector ontwikkeling 20 594 1 000 0 0 0 0 0
Opdrachten
Marktontwikkeling en markttoegang 9 018 12 000 12 000 12 000 12 000 12 000 12 000
Economic governance and institutions 15 971 18 000 18 000 17 000 17 000 17 000 17 000
Financiële sector ontwikkeling 4 549 4 000 4 000 1 000 1 000 1 000 1 000
Infrastructuurontwikkeling 2 354 750 750 750 750 750 750
(Jeugd)werkgelegenheid 8 678 19 305 25 850 26 250 30 050 31 600 31 600
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 31 282 34 000 34 000 34 000 36 000 36 000 36 000
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
International Labour Organisation 4 994 5 700 5 700 5 700 5 700 5 700 5 700
Lokale private sector ontwikkeling 27 130 31 220 31 790 31 420 30 500 30 150 30 150
Marktontwikkeling en markttoegang 17 515 8 500 18 500 17 500 17 500 17 500 17 500
Partnershipprogramma ILO 4 901 5 500 5 500 5 500 5 500 5 500 5 500
Economic governance and institutions 5 944 10 000 7 000 6 000 6 000 6 000 6 000
Financiële sector ontwikkeling 25 639 3 000 3 000 2 000 2 000 2 000 2 000
Infrastructuurontwikkeling 45 838 57 000 123 000 73 507 75 000 90 000 100 000
(Jeugd)werkgelegenheid 3 380 3 000 3 000 3 000 3 000 3 000 3 000
Nexus onderwijs en werk 11 160 13 350 11 550 12 721 10 178 9 500 9 500
Ontvangsten 19.230 6.264 6.264 6.264 6.264 6.264 6.264
1.10 Ontvangsten duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen 10.176 3.264 3.264 3.264 3.264 3.264 3.264
1.30 Ontvangsten DGGF 9.054 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 34%
Bestuurlijk gebonden 53%
Beleidsmatig gereserveerd 13%
Nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

Artikelonderdeel 1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem inclusief MVO is volledig juridisch verplicht. Voor dit onderdeel zijn meerjarige subsidies verstrekt voor de bestrijding van kinderarbeid en de verdere implementatie van de IMVO convenanten en de verdragscontributies voor WTO en OESO.

Artikelonderdeel 1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie is volledig juridisch en bestuurlijk verplicht. De 50% juridische verplichte uitgaven betreft de subsidies aan de stichting NL in Business en de regeling DTIF die wordt uitgevoerd door Invest International. De 50% bestuurlijk verplichte uitgaven betreffen voornamelijk diverse regelingen en werkzaamheden die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en Invest International uitvoeren.

Artikelonderdeel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden is voor ongeveer 53% juridisch verplicht door de implementatie van de BHOS-nota ‘Doen waar Nederland goed in is’ met meerjarige overeenkomsten. Grote subsidies betreffen programma’s voor ontwikkeling voor infrastructuur zoals Building Prospects, ORIO, PIDG en DRIVE. Daarnaast subsidies duurzame productie en handel met IDH en Solidaridad en subsidies voor financiële sectorontwikkeling zoals MASSIF (via FMO), DGGF en het Health Insurance Fund (HIF).

Het bestuurlijk gebonden budget betreft de opdrachtverlening aan RVO en Invest International. De beleidsmatig geserveerde gelden betreft de intensiveringen vanaf 2023.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is beleidsinitiërend en coördinerend op het gebied van handelspolitiek. Het belangrijkste orgaan hiervoor is de Interdepartementale Raad voor Handelspolitiek (IRHP). Op basis van de uitkomsten in de IRHP neemt Nederland deel aan onderhandelingen en officiële besprekingen op bilateraal, communautair en multilateraal niveau (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling - OESO, World Trade Organisation - WTO). Vanuit dit budget worden de jaarlijkse contributies aan de verschillende partijen gefinancierd.

Er is sprake van structurele voortzetting van programma’s ter ondersteuning van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, in relatie tot de totstandkoming en implementatie van de IMVO-convenanten (Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen). Dit is in het Regeerakkoord afgesproken.

Er wordt ingezet op bijdragen aan beleidsondersteuning en –onderzoek en -evaluatie, alsmede incidentele projecten.

Uitgaven ten behoeve van de bestrijding kinderarbeid vallen onder MVO en beleidsondersteuning ODA. Er wordt ingezet op drie terreinen: Een bijdrage aan de International Labour Organisation; subsidies via het door RVO uitgevoerde Fonds Bestrijding Kinderarbeid en een subsidie aan de Alliantie Stop Kinderarbeid.

1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie Programma’s internationaal ondernemen

De regeling Starters International Business (SIB) bestaat uit individuele coaching-, missie- en kennisvouchers voor startende mkb-ondernemingen die de stap willen maken naar buitenlandse markten.

Met het Programma Strategische Beurzen worden collectieve promotionele activiteiten ondersteund voor een succesvolle positionering van Nederlandse topsectoren en clusters in buitenlandse markten.

Het instrument Partners for International Business (PIB) ondersteunt de structurele positionering van clusters van Nederlandse bedrijven, met name uit topsectoren, op voor Nederland kansrijke markten. Daarbij geldt als richtlijn, dat clusters van bedrijven (eventueel aangevuld met kennisinstellingen), die een grote en langdurige kans op een buitenlandse markt zien, maar tegen marktbelemmeringen aanlopen, gebruik kunnen maken van de faciliteit.

Het instrument DHI helpt ondernemers met een drietal modules waarvoor ondernemers een aanvraag kunnen indienen: demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsvoorbereidingsstudies.

Dutch Trade and Investment Fund

Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend handelsinstrumentarium, evenals goede economische diplomatie van groot belang. Het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium zorgt er voor dat optimaal ingespeeld wordt op veranderende marktomstandigheden en financieringsbehoeftes. Maatwerk en flexibiliteit wordt hierbij geboden. Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) biedt financiering voor investeringen en export van MKB en grote bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden en er voldaan wordt aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Daarnaast voorziet het in verdiscontering (liquide maken) van wissels (exportfinanciering) en verschaffen van werkkapitaal. Het DTIF beoogt synergie met DHI (Demonstratie, Haalbaarheids- en Investeringsstudies).

Versterking concurrentiepositie Nederland

Ter versterking van de concurrentiepositie van Nederland wordt ingezet op publiek-private samenwerking en afstemming van de export-, investeringen innovatie bevorderende activiteiten van de overheid en het bedrijfsleven. NL Works is ingericht als ‘werkplaats’ waar projecten gericht op specifieke landen, sectoren en maatschappelijke uitdagingen in publiek-private consortia worden opgepakt. Zeker om toegang te krijgen tot groeimarkten is dit een vruchtbare manier van werken. Ook kan er vanuit de werkplaats meer worden gedaan met contacten en ‘leads’ die voortvloeien uit handelsmissies.

Invest International

Het structurele budget voor projectontwikkeling van Invest International wordt gebruikt voor een subsidie aan Invest International.

Wereldtentoonstelling

Nederland positioneert zich via een vierjarige campagne in aanloop naar, tijdens en na de Wereldtentoonstelling Osaka EXPO 2025. Bij de invulling van de Nederlandse deelname wordt nauw samengewerkt met het bedrijfsleven, Rijks- en lagere overheden, en kennisinstellingen. Het hier gepresenteerde budget is exclusief de apparaatskosten.

China-strategie

In samenspraak met RVO (Rijksdienst voor ondernemend Nederland) is een pakket aan acties en maatregelen uitgewerkt waarmee invulling wordt gegeven aan de beleidsnotie ‘Nederland-China: een nieuwe balans’. Zo wordt onder meer een ‘capability building’ programma opgezet voor het bedrijfsleven, bestaande uit diverse thematische modules (bijvoorbeeld over Intellectueel Eigendomsrecht). Daarnaast wordt gewerkt aan een ‘online awareness tool’. Ook de capaciteit ten behoeve van inkomende bezoeken zal worden versterkt, met een zogenoemd ‘visitors office’, vooral bedoeld voor versterken van de regie en advies aan en samenwerking met decentrale overheden.

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

RVO is de centrale uitvoeringsorganisatie voor publieke handelsbevordering. Zij voert het financiële instrumentarium uit en faciliteert netwerken en contacten op het gebied van handels- en investeringsbevordering. Ook neemt RVO belemmeringen voor het bedrijfsleven weg, via het beschikbaar maken van kennis, informatie en contacten.

1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

Markt ontwikkeling en markttoegang

Innovatie wordt ondersteund door een fonds dat bestaat uit twee complementaire sporen: 1) het in Nederland succesvolle Small Business Innovation Research (SBIR) instrument, en 2) door het ondersteunen van SDG co-innovation challenges voor lokale bedrijven.

Met de bijdrage aan zowel de West Africa Trade Facility als aan Trade Mark East Africa wordt regionale handel bevorderd en markttoegang vergroot in regio’s deel uitmakend of grenzend aan de focusregio’s. Regionale handel is van belang voor de aanvoer van voedsel en medicijnen, en zorgt voor banen en economisch herstel.

Het Centraal Bureau voor Import uit Ontwikkelingslanden (CBI), onderdeel van RVO, richt zich op realisatie van export van ontwikkelingslanden naar de Europese Unie.

Economic governance and institutions

Verbetering van fiscale wetgeving en uitvoering (en beleidsplannen van lokale overheden) in ontwikkelingslanden door capaciteitsopbouw via multi- en bilaterale kanalen zal tot hogere belastingopbrengsten moeten leiden. Capaciteitsopbouw richt zich op versterken en transparanter maken van belastingstelsels, het verbeteren van boekenonderzoeken en verdragsbeleid. Het komend jaar wordt geïntensiveerd op capaciteitsopbouw in de focus-regio’s onder andere door deelname in het Global Tax Program van de Wereldbank en via de OECD zullen ontwikkelingslanden gesteund worden bij vraagstukken rondom internationale belasting en de implementatie van internationale belastingafspraken. De verbetering van fiscale rechtszekerheid en belastinginning komt tot uiting in de scores van landen op de Doing Business Index van de Wereldbank-groep en geleidelijk hogere belasting/Bruto Binnenlands Product ratio’s.

Het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) versterkt de arbeidsrechten en recht op fatsoenlijk werk waaronder leefbaar loon voor werknemers in lage- en lage middeninkomenslanden door middel van versterking van de sociale dialoog, versterking van arbeidsrechten in de ketens van een aantal risicosectoren en het vergroten van kansen van jongeren op de lokale arbeidsmarkt.

Het hoofddoel van het Dutch Employers Cooperations Programme (DECP) en van het Programma Uitzending Managers (PUM) is het verbeteren van het ondernemingsklimaat door het versterken van werkgeversorganisaties in ontwikkelingslanden. Dit wordt onder meer gerealiseerd door peer-to-peer advies, het geven van trainingen en organisatie van (regionale) netwerkconferenties. De inzet richt zich onder meer op versterking van sociale dialoog capaciteit.

Agriterra, een internationale specialist in coöperatieve ontwikkeling, helpt coöperaties in ontwikkelingslanden en creëert door boeren geleide bedrijven. Agriterra maakt hierbij gebruik van Nederlandse landbouwkennis en ervaring.

Financiële sectorontwikkeling

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft aan Nederlandse en aan lokale bedrijven voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. Sinds 2018 zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf verruimd om deze beter en sneller te bedienen. In 2022 wordt het DGGF opgetopt.

Met ingang van de begroting 2021 wordt het DGGF niet meer apart vermeld in de tabel budgettaire gevolgen van beleid maar als onderdeel van Financiële sectorontwikkeling. Specifieke financiële gegevens van het DGGF zijn opgenomen in het overzicht risicoregelingen, het overzicht revolverende fondsen en de saldibalans. Deze laatste twee overzichten zijn onderdeel van het jaarverslag.

Het door FMO beheerde revolverende fonds MASSIF stelt leningen beschikbaar voor kleine en middelgrote ondernemingen in ontwikkelingslanden. Specifieke aandacht daarbij voor het vergroten van toegang tot financiering van innovatieve bedrijven en vrouwelijke en jonge ondernemers.

Affirmative Finance Action for Women in Africa is het programma van de AfDB om financiering aan vrouwelijke ondernemers in Afrika te bevorderen door leningen van lokale financiële instellingen aan vrouwelijke ondernemers aantrekkelijker te maken, technische assistentie te verlenen en vrouwelijke ondernemers te helpen met hun business plan.

Het door IFC uitgevoerde Private Sector Development in het MENA-programma betreft steun aan een samenspel van activiteiten, alle gericht op het (doen) ontwikkelen van de private sector in een 8-tal landen in de MENA regio.

Via het One Acre Fund worden kleinschalige boeren, waarvan 60% vrouw, in natura ondersteund om productie en inkomen te verhogen.

Het Health Insurance Fund verbetert op innovatieve wijze de betaalbaarheid en de kwaliteit van de zorg via het opzetten van ziektekostenverzekeringen en verstrekken van technische assistentie en krediet aan zorgverleners.

Infrastructuurontwikkeling

Een subsidie is verstrekt aan FMO voor het Building Prospects infrastructuurfonds. Dit fonds is een voortzetting van het Infrastructure Development Fund. Met de extra bijdrage zal vooral meer geïnvesteerd worden in de focusregio’s.

Via Invest International wordt DRIVE en haar voorganger ORIO ondersteund. Dit zijn programma’s waarmee geld geïnvesteerd wordt in publieke infrastructuur die randvoorwaardelijk is voor economische ontwikkeling en private sectorontwikkeling. Het betreft infrastructuur in de focussectoren transport & logistiek, water en sanitatie, kustbescherming, voedselzekerheid, hernieuwbare energie en gezondheidszorg (met name SRGR). Bij projecten wordt ingezet op groene inclusieve oplossingen voor infrastructuurvoorzieningen (bijvoorbeeld building with nature). Ook zullen DRIVE-middelen beschikbaar worden gesteld voor de wederopbouw van infrastructuur in Oekraïne.

In multilateraal verband wordt geïnvesteerd in de Private Infrastructure Development Group (PIDG), een multi-donor initiatief dat private investeringen in infrastructuur mobiliseert, met name in fragiele staten. PIDG heeft voor elke fase in de infrastructuurontwikkeling (van vroege fase ontwikkeling tot vercommercialisering) een aantal faciliteiten opgericht die aan het bedrijfsleven subsidies, garanties en leningen verstrekken.

Via IFC wordt de Public Private Partnership Advisory-activiteit uitgevoerd. Dit betreft steun aan de voorbereiding en uitvoering van publiek private partnerships gericht op infrastructuurontwikkeling in verschillende landen in Afrika.

Duurzame productie en handel

Met ondersteuning van programma’s van organisaties als Initiatief Duurzame Handel (IDH) en Solidaridad wordt beoogd innovatieve, opschaalbare oplossingen te introduceren ten behoeve van het integraal verduurzamen van de productie van onder andere palmolie, textiel en cacao.

Het Fonds Verantwoord Ondernemen (FVO), uitgevoerd door RVO, steunt bedrijven om via een multi-stakeholderaanpak risico’s en misstanden in hun waardeketen aan te pakken die voorbij gaan aan de verantwoordelijkheid van een individueel bedrijf. Het FVO ondersteunt daarmee ook de IMVO-convenanten.

Door stimulering van nationale en internationale publiek-private samenwerking met het bedrijfsleven wordt een impuls gegeven aan de ontwikkeling van de lokale private sector en aan investeringen door het Nederlandse bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Hierbij staat het bijdragen aan de SDG’s centraal. Bijvoorbeeld de SDG-partnerschapsfaciliteit die zich middels publiek private partnerschappen inzet op innovatieve oplossingen vanuit het Nederlandse bedrijfsleven ter verbetering van inkomen, werkomstandigheden en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden.

Het Farmfit Fund, uitgevoerd door IDH, dient ter financiering van een programma voor versterking van en toegang tot financiële diensten voor kleinschalige boeren en MKB in de agrarische sector in ontwikkelingslanden in samenwerking met het internationale bedrijfsleven.

(Jeugd)werkgelegenheid

In 2019 is het Challenge Fund for Youth Employment (CFYE) van start gegaan. Het hoofddoel van het CFYE is het creëren van toekomstperspectief, middels fatsoenlijk werk en inkomen, voor 200.000 jongeren in het Midden-Oosten, Noord-Afrika, West-Afrika/Sahel en de Hoorn van Afrika. Het Challenge Fund besteedt speciale aandacht aan gelijke kansen voor jonge vrouwen op de arbeidsmarkt. Het gaat om creatie van nieuwe banen door bijvoorbeeld ondersteuning van (MKB)-bedrijven met groeipotentieel en door jongeren en vrouwen te stimuleren om een eigen onderneming te starten, verbetering van de aansluiting van beroepsonderwijs bij de marktvraag, stageplaatsen en leer-werkplekken in het bedrijfsleven. Steun is gericht zijn op innovatieve, landenspecifieke oplossingen met cofinanciering van andere financiers en eigen bijdragen van met name private partijen.

Het subsidieprogramma Local Employment in Africa for Development (LEAD) is een tweede fase ingegaan en draagt bij aan de versterking van de economische positie van jongeren in Afrika.

Nexus onderwijs en werk

Een fonds dat is beschikbaar voor geïntegreerde activiteiten die aansluiting tussen scholing en werk bevorderen in een aantal landen. Het beschikbare budget wordt ingezet via Nederlandse ambassades ter plekke.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

A. Algemene doelstelling

Verminderen armoede, duurzame ontwikkeling en het nakomen van de klimaatafspraken door:

  1. Toegenomen landbouwproductie en voedselzekerheid;
  2. Verbeterd waterbeheer, toegang tot veilig drinkwater en sanitatie
  3. Ondersteunen klimaatacties ontwikkelingslanden: groene doorstart, energietransitie; verbeterde toegang tot energie en voorkomen ontbossing;
  4. Klimaatdiplomatie: verhogen mondiale ambities en versnellen acties;
  5. Verbeteren duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Om deze doelstelling te realiseren, werkt de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking nauw samen met de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Financiën.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. De financiering van diverse programma’s en fondsen gericht op duurzame dus groene en inclusieve economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot hernieuwbare energie, voorkomen ontbossing, klimaatadaptatie en verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samenwerking met andere donoren (waaronder DfID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.
  2. De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Stimuleren

  1. Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert.
  2. Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.
  3. Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.
  4. Mobilisatie van private investeringen in klimaatadaptatie en klimaatmitigatie met gebruikmaking van begrotingsmiddelen.
  5. Verbeteren van de toegang tot het klimaatinstrumentarium voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Regisseren

  1. Coördinatie, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is coördinerend minister voor internationaal milieu- en klimaatbeleid. Dit doet de minister in nauwe samenwerking met de minister van Economische Zaken en Klimaat en samen met de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister van Financiën.
  2. Vanuit deze taak coördineert de minister de Interdepartementale Internationale Klimaat Strategie (IKS) en rapporteert jaarlijks over de voortgang van de IKS.
  3. Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

C. Beleidswijzigingen

Internationale klimaatactie

In lijn met het coalitieakkoord verhoogt het kabinet haar internationale inzet op klimaat, zowel voor het beperken van klimaatverandering als het aanpassen aan klimaatverandering. De recente rapporten van het IPCC benadrukken nog sterker de enorme gevolgen van klimaatverandering en de urgentie van klimaatactie. Ook tonen de rapporten dat in ontwikkelingslanden de financiering met een factor van 5 tot 7 achterblijft. Het kabinet richt zich daarom op versterking van haar internationale inzet op klimaat, zowel voor het beperken van klimaatverandering als het aanpassen aan klimaatverandering. Het kabinet richt zich daarbij op versterking van de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering, het tegengaan van ontbossing en het verbeteren van toegang tot hernieuwbare energie. Om het financieringsgat te overbruggen zet het kabinet ook sterker in op het mobiliseren van private klimaatinvesteringen.

Landbouw en voedselzekerheid

Nederland gaat structureel intensiveren op het behalen van voedselzekerheidsresultaten om een bijdrage te leveren aan de sterk toegenomen wereldwijde voedselonzekerheid. Vanaf 2025 zal dat EUR 100 miljoen zijn; oplopend tot EUR 75 miljoen in 2024. Nederland wil hiermee voorkomen dat SDG2 «zero hunger’ steeds verder uit beeld raakt nu door COVID-19 en de oorlog in Oekraïne honger wereldwijd toeneemt en de verwachting is dat dit verder doorstijgt. Met de extra structurele intensiveringsmiddelen zullen de streefwaarden voor jaarverslagindicatoren tenminste 20% naar boven toe worden bijgesteld met een focus op de Sahel en de Hoorn van Afrika. Dit beoogt dat, ondanks de gestegen voedsel-, kunstmest- en energieprijzen, op jaarbasis gemiddeld een extra 4 miljoen mensen toegang krijgt tot betere voeding, een extra 2 miljoen kleinschalige voedselproducenten hun landbouwproductiviteit/inkomen verhoogt en ongeveer 1 miljoen hectare landbouwgrond duurzamer gebruikt gaat worden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 749 142 945 165 919 382 641 167 882 485 745 667 785 137
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 757 490 806 560 913 510 950 469 1 121 397 1 156 882 1 143 882
2.1 Voedselzekerheid 328 812 328 672 403 554 404 688 439 295 439 295 439 295
Subsidies (regelingen)
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 14 695 18 000 20 000 23 000 30 000 30 000 30 000
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector 37 642 15 500 15 500 15 500 17 000 21 000 21 000
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 2 138 3 000 3 000 3 000 3 000 3 000 3 000
Uitbannen huidige honger en voeding 24 007 25 327 26 000 26 000 26 000 26 000 26 000
Voedselzekerheid 5 261 62 396 47 572 40 560 35 865 33 990 30 500
Opdrachten
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 20 930 21 000 20 550 21 030 22 500 23 500 27 200
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 1 647 10 000 10 000 10 000 10 000 10 000 10 000
Voedselzekerheid 2 200 1 000
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 1 995 3 895 3 604 4 238 4 445 4 195 4 195
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Voedselzekerheid 126 653 98 854 109 828 114 860 112 985 110 110 109 900
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 19 243 5 000 30 000 35 000 55 000 55 000 55 000
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector 17 563 39 500 42 500 52 500 67 500 67 500 67 500
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 42 250 20 000 20 000 25 000 25 000 25 000 25 000
Uitbannen huidige honger en voeding 14 788 4 000 54 000 34 000 30 000 30 000 30 000
2.2 Water 189 997 187 619 201 367 207 026 223 014 233 714 233 714
Subsidies (regelingen)
Waterbeheer 16 923 27 854 28 310 30 590 33 807 33 057 33 057
Drinkwater en sanitatie 35 502 21 174 36 630 35 857 41 757 49 957 48 457
Opdrachten
Waterbeheer 7 391 5 927 4 029 3 000
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 6 085 2 000 2 000 2 000 2 000 2 000 2 000
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Waterbeheer 63 240 77 280 78 200 81 550 84 450 85 700 87 200
Drinkwater en sanitatie 68 247 51 920 50 300 53 000 58 000 63 000 63 000
2.3 Klimaat 238 681 290 269 308 589 338 755 459 088 483 873 470 873
Subsidies (regelingen)
Klimaat algemeen 32 557 34 150 33 500 32 800 32 400 32 400 32 400
Hernieuwbare energie 28 593 26 000 26 000 26 000 26 000 26 000 26 000
Dutch Fund for Climate and Development 35 000 40 000 40 000 40 000 40 000 40 000 40 000
Opdrachten
Klimaat algemeen 614 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 3 077 3 320 3 400 3 400 3 400 3 400 3 400
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Contributie IZA/IZT 276 357 357 357 357 357 357
Klimaatprogramma's (non-ODA) 1 279 1 830 1 595 2 000 1 770 1 555 1 555
Klimaat algemeen 113 578 151 470 160 595 171 056 282 019 297 019 274 019
Hernieuwbare energie 16 565 26 000 36 000 56 000 66 000 76 000 86 000
UNEP 7 142 7 142 7 142 7 142 7 142 7 142 7 142

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 89,5%
Bestuurlijk gebonden 0%
Beleidsmatig gereserveerd 10,5%
Nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

Voor het thema voedselzekerheid (artikel 2.1) zijn de geplande uitgaven voor 86% juridisch verplicht en voor 14% beleidsmatig gereserveerd. Onder het instrument subsidies zijn o.a. verplicht de programma’s met SNV, IFDC, GAIN en programma’s die door RVO worden uitgevoerd alsmede activiteiten die door de ambassades worden uitgevoerd. Onder het instrument bijdragen zijn o.a. verplicht de programma’s met IFAD, de Wereldbank, FAO, CABI, SUN en de CGIAR, alsmede programma’s waarvoor de ambassades middelen gedelegeerd hebben gekregen. Het beleidsmatig gereserveerde percentage van het budget is bestemd voor bijdragen aan activiteiten gericht op het versterken van duurzame voedselproductiesystemen, inclusief bodemvruchtbaarheid en de weerbaarheid voor klimaatverandering in deze sector, en verbeterde voeding.

Voor het thema Water (artikel 2.2) zijn de in 2023 geplande uitgaven voor 95% juridisch verplicht en voor 5% beleidsmatig gereserveerd. Onder het instrument subsidies zijn o.a. verplicht de programma’s met IHE Delft, Vitens Evides International, de Unie van Waterschappen, Aqua4All, stichting WASTE en programma’s die door RVO worden uitgevoerd alsmede activiteiten die door de ambassades worden uitgevoerd. Onder het instrument bijdragen zijn o.a. verplicht de programma’s met de Wereldbank, FAO, UNICEF en UNOPS, alsmede programma’s waarvoor de ambassades middelen gedelegeerd hebben gekregen. Het beleidsmatig gereserveerde percentage van het budget zal worden besteed aan het opschalen van succesvolle programma’s die de toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiëne (WASH) vergroten en innovatieve financiering in WASH katalyseren. Daarnaast zal budget worden ingezet voor programma’s die bijdragen aan duurzaam gebruik van water en energie voor voedselproductie en het verhogen van waterproductiviteit in de landbouw en worden middelen ingezet voor de financiering van de VN2023 Waterconferentie.

De in 2023 geplande uitgaven voor klimaat (artikel 2.3) zijn voor 95% juridisch verplicht en voor 5% beleidsmatig gereserveerd. De BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in in» stelt expliciete beleidsdoelen die vragen om intensivering van de inzet op klimaatadaptatie, bossen en toegang tot hernieuwbare energie. Deze doelen worden primair nagestreefd door intensivering van bestaande meerjarige uitvoeringsprogramma’s. Onder het instrument subsidies zijn dit o.a. bijdragen aan het Nationaal Klimaatfonds (DFCD), het Central African Forest Initiative (CAFI) en het Access to Energy Fund (AEF). Onder het instrument bijdragen gaat het om middelen voor o.a., het Least Developed Country Fund (LDCF), de Climate Investment Funds (CIFs), het Groene Klimaatfonds (GCF), de Global Environment Facility en Energising Development (EnDev).

E. Toelichting op de financiële instrumenten

2.1 Voedselzekerheid

Realiseren van ecologisch houdbare voedselsystemen

Via bilaterale programma’s van ambassades en vanuit het ministerie wordt met subsidies en bijdragen ingezet op versterken van ecologisch houdbare voedselsystemen (inclusief klimaat). Belangrijke activiteiten zijn het SNV-programma Climate Resilient Agriculture For Tomorrow, CRAFT (subsidie), het Pro-ARIDES Programma in West-Afrika (subsidie) en twee regionale programma’s van resp. IFAD en Wereldbank. Om de gevolgen van de Russische oorlog tegen Oekraïne op de wereldwijde voedselzekerheid te mitigeren wordt onder meer het Crisis Response Initiative van IFAD ondersteund.

Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

Duurzame ontwikkeling van de agrarische sector krijgt voor een belangrijk deel vorm via de bilaterale programma’s van de ambassades. Via bijdragen en subsidies investeren zij in productiviteitsverbetering, beleid, markttoegang en ketenontwikkeling. Een voorbeeld is de inzet in Soedan waar in nauwe samenwerking met de lokale private sector ingezet gaat worden op lokale voedselketenontwikkeling en productiviteitsverbetering bij kleinschalige boer(inn)en. Via diverse internationale NGO’s worden programma’s gesteund die werken aan landbouwontwikkeling in meerdere landen, zoals het 2-Scale programma dat geleid wordt door het International Fertilizer Development Center (IFDC).

Subsidies voor het versterken van publiek-private samenwerking dragen bij aan het mobiliseren en uitwisselen van beschikbare kennis en kunde vanuit NL en in de prioritaire regio’s. Dit krijgt onder andere vorm via het SDG-partnerschap programma (opdracht RVO) ter ondersteuning van samenwerking tussen bedrijven in partnerlanden en NL-bedrijven en maatschappelijke organisaties.

Nederland draagt in VN-verband substantieel bij aan internationale landbouw en voedselorganisaties. Via bijdragen aan het International Fund for Agricultural Development (IFAD) wordt kleinschalige landbouw en plattelandsontwikkeling ondersteund en samenwerking met de FAO krijgt vorm via het Food and Nutrition Security Resilience Program en via programma-bijdragen vanuit de ambassades (o.a. Bangladesh en Zuid-Soedan). Met de Wereldbank werkt Nederland samen op sociale vangnetten (o.a. in Ethiopië) en op klimaatweerbare landbouw in de Sahel. Nederland participeert ook in het door de Wereldbank beheerde Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP).

Versterking van kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

Er wordt geïnvesteerd in samenwerkingsverbanden die kennis en kunde van de Nederlandse private sector, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties koppelen aan capaciteitsversterking in lage inkomenslanden, zoals via het kennisprogramma van het Netherlands Food Partnership en het door RVO uitgevoerde Land@scale programma. Met de bijdrage aan de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) wordt internationaal landbouwkundig- en voedingsonderzoek uitgevoerd. Via delegated cooperation worden EU-middelen (Desira) gecombineerd met Nederlandse middelen verstrekt aan WUR en World Vegetable Center voor onderzoek naar verbeterde groententeelt.

Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding

Via de bilaterale programma’s in de focuslanden wordt door ambassades met subsidies en bijdragen aan publieke, private en maatschappelijke partners geïnvesteerd in vergroting van toegang tot gezond en nutriëntenrijk voedsel. Zo worden bijvoorbeeld in Benin en Burundi schoolkinderen dagelijks van gezonde maaltijden voorzien die geleverd worden door lokale boer(inn)en.

Met de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN) en CARE (subsidies) wordt in Benin, Nigeria, Uganda, Kenia, Ethiopië en Mozambique ingezet op het substantieel vergroten van het aantal kwetsbare consumenten dat het gehele jaar door gezonde diëten kan consumeren.

Met UNICEF (bijdrage) wordt in Niger, Burkina Faso, Sudan en Burundi gewerkt aan betere voeding voor jonge kinderen en hun moeders.

Samenwerking met andere donoren en versterken van lokaal beleid wordt gestimuleerd door een Nederlandse bijdrage aan de Scaling Up Nutrition (SUN) movement.

2.2 Water

Verbeterd waterbeheer

Financiële instrumenten zijn bilaterale programma’s van ambassades in partnerlanden en centraal gefinancierde programma’s via multilaterale instellingen, RVO (onder andere private sector instrumentarium) en maatschappelijke organisaties, waterbedrijven en kennisinstellingen.

Met het nieuwe programma Reversing the Flow is een instrument ontwikkeld om de waterveiligheid van gemeenschappen in kwetsbare situaties te versterken. Activiteiten die door deze gemeenschappen zelf worden ontwikkeld, zullen in 2022 zijn gericht op het vergroten van weerbaarheid, incl. ‘bouwen met de natuur’.

Het Wereldbank Global Water and Sanitation Partnership blijft in de huidige COVID-19 crisis een belangrijke speler bij het mobiliseren van kennis om de water- en sanitatie respons binnen de WB emergency respons (USD 14 miljard) en de daarop volgende recovery (USD 160 miljard) vorm te geven en lopende programma’s te herstructureren. Dit programma is binnen de WB ook van groot belang bij het adresseren van de water- en sanitatie- problematiek in de post-COVID-19 crisis.

Drinkwater en sanitaire voorzieningen (WASH)

Kenmerkend voor het drinkwater, sanitatie en hygiëne programma (WASH) is het streven naar financiële innovatie en hefboomwerking om te komen tot lokale financieringsoplossingen die bijdragen aan het vergroten van de investeringen in SDG 6. Daartoe wordt ingezet via bilaterale programma’s in partnerlanden en via centraal gefinancierde programma’s van multilaterale instellingen, RVO (onder andere private sector instrumentarium) en maatschappelijke organisaties, waterbedrijven en kennisinstellingen.

In 2022 zullen naar verwachting 2,2 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang krijgen tot veilig drinkwater en 3,8 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen. De Nederlandse inzet is tevens gericht op het mobiliseren van extra geld voor deze sector en het ontwikkelen van lokale financieringsoplossingen. Teneinde het behalen van de WASH-doelstellingen zoveel mogelijk zeker te kunnen stellen, ondersteunt Nederland een nieuw wereldwijd WASH-fonds dat in 2022 operationeel zal worden en is gericht op het toegankelijk maken van verbeterde sanitaire voorzieningen en hygiëne voor mensen in landen in de Sahel en de Hoorn van Afrika met geen of weinig toegang tot deze faciliteiten.

2.3 Klimaat

Klimaatprogramma’s

Nederland zet internationaal met klimaatprogramma’s, -bijdragen en -diplomatie in op alle drie de doelen van de Overeenkomst van Parijs: klimaatmitigatie, het beperken van de opwarming van de aarde tot maximaal 1,5°C; klimaatadaptatie, het minimaliseren van en weerbaar maken voor de effecten van klimaatverandering; en het in lijn brengen van financiële stromen met genoemde doelen.

Aan adaptatie en weerbaarheid worden grote bijdragen gedaan vanuit de programma’s op het gebied van water en voedselzekerheid, maar ook vanuit artikelonderdeel 2.3, onder andere met programma’s die de landschapsbenadering hanteren, activiteiten die ontbossing tegengaan (waar adaptatie en mitigatie hand in hand gaan) en de bijdragen aan multilaterale klimaatfondsen.

Nederland draagt bij aan de strijd tegen ontbossing en bosdegradatie, door binnen de EU en in internationale fora het beleid te beïnvloeden, duurzame landbouw en handel te stimuleren, en innovatieve financiering voor duurzaam bosbeheer en landgebruik aan te bieden. Als stap naar een verdubbeling van de Nederlandse inzet op bosbehoud verhoogt Nederland de bijdrage aan het Central African Forest Initiative (CAFI), een multi-donor fonds voor bosbescherming in het Congobekken verder. Daarnaast ondersteunt Nederland onder meer het Amazone Initiatief van de Inter American Development Bank.

Om de verhoogde doelstelling op toegang tot hernieuwbare energie voor 100 miljoen mensen in OS-landen in 2030 te bereiken, verhoogt Nederland selectief en stapsgewijs de bijdrage aan succesvolle programma’s binnen de energietoegangsportefeuille. Nederland investeert direct in toegang tot elektriciteit en schoon koken voor de armsten (via het Energising Development Partnership en de resultaatafhankelijke subsidieregeling SDG 7 Results), het mobiliseren van private investeringen (via het Access to Energy Fund, de Clean Cooking Alliance en GET.Invest), en het mobiliseren van multilaterale investeringen (via het Energy Sector Management Assistance Program ( ESMAP) van de Wereldbank en samenwerking met IFC). Nederland ondersteunt de aanscherping van de mondiale SDG 7 beleidsinzet (via de Verenigde Naties).

Multilaterale klimaatfondsen spelen een belangrijke rol. Daarom levert Nederland significante bijdragen aan de Climate Investment Funds (CIF), het Groene Klimaatfonds (GCF), het Global Environment Facility, het Least-Developed Countries Fund en UN Environment Programme (UNEP). Nederland ondersteunt de private sector klimaatinzet van multilaterale banken via het IFC Climate Advisory Partnership en EBRD High Impact Partnership for Climate Action.

We blijven ons inzetten om de private sector te bewegen tot versnelling en uitbreiding van klimaat-relevante investeringen in ontwikkelingslanden. Een voorbeeld hiervan is het nationale klimaatfonds Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) dat de weerbaarheid van ontwikkelingslanden tegen klimaatverandering versterkt en bijdraagt aan emissiereductie.

Met de vergrote inzet op klimaat en landgebruik hebben we ook oog voor de drivers van biodiversiteitsverlies. Naast de verhoogde bijdrage aan het Global Environment Facility (GEF), het officiële uitvoeringskanaal van het VN-biodiversiteitsverdrag, verbinden we biodiversiteit sterker als dwarsdoorsnijdend onderwerp binnen ontwikkelingssamenwerking, vooral op het gebied van water, voedselzekerheid en klimaat.

Klimaatdiplomatie

Klimaatdiplomatie blijft een belangrijke rol spelen. Met gelijkgezinde landen wordt bilateraal, multilateraal en in coalities wereldwijd ingezet op verhoging van de ambitie in de transities die nodig zijn voor de doelen van de Overeenkomst van Parijs. Daarbij zetten we ook in op de vergroening van multilaterale banken.

Voor activiteiten gericht op de ondersteuning van onder andere combi-landen bij hun transities naar hernieuwbare energie, circulaire economie, et cetera beheert RVO de klimaat- en energieresponsfaciliteit.

Het feministisch buitenlandbeleid is ook van belang, zowel in de uitvoering van de door Nederland gefinancierde programma’s, als in de klimaatdiplomatie. Vrouwen spelen immers ook op klimaatgebied een belangrijke rol als agents of change.

Duurzaam gebruik van grondstoffen en circulaire economie

Nederland zet in op internationale multi-stakeholder partnerschappen om verantwoorde grondstoffenwinning in ontwikkelingslanden te vergroten en de klimaat-impact ervan te verkleinen, o.a. via het European Partnership for Responsible Minerals (EPRM), de Climate Smart Mining Facility van de Wereldbank en het Intergovernmental Forum on Mining, Minerals, Metals and Sustainable Development. Ook steunt Nederland een platform dat gericht is op een betere positie van vrouwen in de mijnbouw.

Om de duurzaamheidstransitie te versnellen en toegang tot de daarvoor benodigde grondstoffen te borgen zal Nederland inzetten op het concreet vormgeven van grondstoffenbeleid dat aansluit op het EU Action Plan on Critical Raw Materials en tegelijkertijd in nauwe verbinding staat met het nationale programma circulaire economie.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A. Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling, door:

  1. het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids;
  2. het versterken van primaire gezondheidssystemen voor betere toegang tot essentiële dienstverlening en weerbaarheid tegen pandemieën;
  3. het verbeteren van betaalbaarheid en toegankelijkheid van primaire gezondheidszorg;
  4. het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid;
  5. versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties;
  6. versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen;
  7. versterken van het onderwijs en daarmee bijdragen aan het vergroten van kansen en perspectieven voor jongeren;
  8. een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van beroeps en hoger onderwijs en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten op het gebied van mondiale gezondheid en versterking van gezondheidssystemen, SRGR inclusief HIV/aids, vrouwenrechten en gendergelijkheid, onderwijs en het versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen.
  2. Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer strategische partnerschappen.

Stimuleren

  1. Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door mensen te steunen invloed uit te oefenen op beleid en hun mogelijkheden en kansen te vergroten om bij te dragen aan inclusieve ontwikkeling, specifiek voor achtergestelde of gediscrimineerde groepen waar onder vrouwen, meisjes en LHBTIQ+.
  2. De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en uitvoering van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met ngo’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.
  3. Het bijdragen aan sterke en veerkrachtige primaire gezondheidssystemen voor betere toegang tot essentiële dienstverlening en weerbaarheid tegen pandemieën als onderdeel van een Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie.
  4. Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.
  5. Het kabinet zet in op een feministisch buitenlandbeleid, dat de komende periode verder wordt geoperationaliseerd.
  6. De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).
  7. De Nederlandse inzet voor onderwijs om jongeren in ontwikkelingslanden meer perspectief te bieden, uitdragen in internationale fora.

C. Beleidswijzigingen

In lijn met het coalitieakkoord zal extra worden bijgedragen aan mondiale gezondheid. Dit wordt nader uitgewerkt in een Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie, die omschrijft hoe Nederland kan bijdragen aan betere gezondheid voor iedereen en tegelijkertijd een nieuwe mondiale gezondheidscrisis kan helpen voorkomen. Daarbij vindt extra inzet plaats op SRGR in het bijzonder op thema’s en doelgroepen die cruciaal zijn, maar voor anderen in ontwikkelingslanden vaak (te) gevoelig liggen, zoals veilige abortus, seksuele voorlichting en specifieke risicogroepen zoals LHBTIQ+-personen. Daarnaast wordt meer nadruk gelegd op versterking van primaire gezondheidssystemen. In de focuslanden worden daartoe succesvolle programma’s opgeschaald. Tevens wordt extra bijgedragen aan de Global Financing Facility (GFF) van de Wereldbank dat zich richt op zorg rond zwangerschap en bevalling in 36 lage-inkomenslanden en bijdraagt aan systeemversterking. Ook zal in het kader van de inzet van het kabinet op mondiale gezondheid de samenwerking worden geïntensiveerd met de WHO die met een extra structurele bijdrage wordt ondersteund. We werken meer samen met de private sector en investeren in innovatieve oplossingen op het gebied van distributie, e-health en versterking van veerkrachtige primaire gezondheidszorg, op gebieden waar Nederland specifieke meerwaarde heeft. Op korte termijn blijven we met extra middelen bijdragen aan het indammen van de COVID-19 pandemie via de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A). Nu de beschikbaarheid van vaccins sterk is toegenomen ligt vooral nadruk op gereedheid van landen vaccinatiecampagnes uit te voeren en op de versterking van gezondheidssystemen.

De Product Development Partnerships (PDP’s), gericht op de ontwikkeling en het toegankelijk maken van medicijnen, vaccins, diagnostica en andere producten in zullen meerjarig worden voortgezet. Hiervoor start in 2023 een nieuw PDP financieringskader.

Voor de bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen wordt een internationale subsidietenderprocedure opgesteld van EUR 5 miljoen per jaar die thematisch beperkt is tot het bestrijden van seksuele uitbuiting van kinderen. Hierop kunnen allianties van maatschappelijke organisaties naar analogie van financieringskader Strenghtening Civil Society (2021-2025) een voorstel indienen.

In 2023 wordt een nieuw meerjarig beroeps -en hoger onderwijsprogramma gestart, gericht op de groei van een ondernemende, jonge en weerbare generatie met meer perspectief op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Als gevolg van de verscherpte focus in de Nederlandse onderwijsinzet op beroeps- en hoger onderwijs eindigt de steun aan de mondiale fondsen die zich richten op basisonderwijs.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 687 598 959 403 478 202 376 357 789 131 661 508 383 245
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 825 433 905 456 849 037 855 626 882 979 892 979 897 979
3.1 Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten 533 472 579 119 530 578 536 899 561 784 551 784 556 784
Subsidies (regelingen)
SRGR en hiv/aids 98 256 156 140 216 255 220 111 242 105 233 425 237 180
Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis 0 52 000 52 000 52 000 52 000 52 000 52 000
Opdrachten
SRGR en hiv/aids 20 961 15 000 17 825 17 825 17 975 17 825 17 975
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 94 400 100 100 100 100 100
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
WHO/PAHO 5 938 6 713 6 713 6 713 6 713 6 713 6 713
SRGR en hiv/aids 211 468 193 191 112 469 114 934 117 675 116 505 117 600
UNFPA 66 317 75 000 60 000 60 000 60 000 60 000 60 000
UNAIDS 20 000 20 000 20 000 20 000 20 000 20 000 20 000
Partnershipprogramma WHO 15 835 15 216 15 216 15 216 15 216 15 216 15 216
Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis 52 000 0 0 0 0 0 0
UNICEF 7 000 9 000 0 0 0 0 0
Vrouwenrechten en keuzevrijheid 35 603 36 459 30 000 30 000 30 000 30 000 30 000
3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid 52 077 51 643 51 667 51 743 52 439 52 439 52 439
Subsidies (regelingen)
Vrouwenrechten 39 787 36 912 33 367 33 443 34 139 34 139 34 139
Opdrachten
Vrouwenrechten 107 1 000 1 000 1 000 1 000 1 000 1 000
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Vrouwenrechten 6 183 7 731 11 300 11 300 11 300 11 300 11 300
UNWOMEN 6 000 6 000 6 000 6 000 6 000 6 000 6 000
3.3 Maatschappelijk middenveld 165 842 205 144 197 242 197 434 199 206 219 206 219 206
Subsidies (regelingen)
Twinningsfaciliteit Suriname 0 960 700 700 700 0 0
Versterking maatschappelijk middenveld 143 464 182 802 180 845 182 414 184 886 210 711 211 711
Opdrachten
Versterking maatschappelijk middenveld 13 987 10 000 6 000 6 000 6 000 2 000 2 000
Versterking maatschappelijk middenveld Monitoringsfonds 1 000 1 000 1 000 1 000 1 000
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Versterking maatschappelijk middenveld 8 391 10 382 8 697 7 320 6 620 5 495 5 495
3.4 Onderwijs 74 042 69 550 69 550 69 550 69 550 69 550 69 550
Subsidies (regelingen)
Onderzoekprogramma's 1 425 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500
Opdrachten
Onderwijs 120 200 0 0 0 0 0
Onderzoekprogramma's 0 0 2 000 2 000 1 500 1 500 1 500
Hoger Onderwijs 59 679 48 251 46 635 46 800 47 300 47 300 47 300
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Onderwijs 2 818 9 599 9 415 9 250 9 250 9 250 9 250
Global partnership for education 10 000 10 000 10 000 10 000 10 000 10 000 10 000

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 85%
Bestuurlijk gebonden 0%
Beleidsmatig gereserveerd 15%
Nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

De budgetten voor alle beleidsdoelen op dit artikel zijn voor het overgrote deel juridisch verplicht of beleidsmatig gereserveerd en voornamelijk intensiveringsmiddelen uit het coalitieakkoord. In de loop van 2022 zullen nog een aantal nieuwe verplichtingen worden aangegaan voor de centrale budgetten voor SRGR en Onderwijs.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

3.1 Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

De inzet voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) blijft een belangrijke pijler binnen het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Nederland blijft zich inzetten voor keuzevrijheid voor vrouwen en meisjes, goede informatievoorziening en toegang tot anticonceptie. Nederland investeert extra in mondiale gezondheid met als doel primaire gezondheidssystemen te versterken, te zorgen voor betere toegang tot essentiële zorg en diensten voor vrouwen, meisjes en gemarginaliseerde groepen in het bijzonder. Dit draagt ook bij aan het vergroten van de weerbaarheid tegen pandemieën.

Onder subsidies wordt via het SRGR-partnerschappen programma gedurende de periode 2021-2025 zeven partnerschappen ondersteund, bestaande uit het Nederlands en zuidelijk maatschappelijk middenveld. Deze partnerschappen zijn gericht op capaciteitsversterking, waarbij de nadruk ligt op pleitbezorging voor het vergroten van kennis en toegang tot SRGR voor jongeren alsmede op meer respect voor SRGR van mensen aan wie deze nog wordt onthouden. In aanvulling hierop worden ook internationale NGO’s gesteund die zich wereldwijd inzetten voor keuzevrijheid, informatievoorziening en toegang tot SRGR dienstverlening. Daarbij is het uitgangspunt voor Nederland dat politieke en diplomatieke inzet voor SRGR en gendergelijkheid en behoud van de internationale verworvenheden samengaan met financiële steun.

Intensivering in de focusregio’s krijgt voor een belangrijk deel gestalte via landen specifieke programma’s. Hierbij ligt ook nadruk op versterking van primaire gezondheidssystemen. Kennisdeling en uitwisseling van expertise vanuit bestaande en nieuwe landenprogramma’s in de focusregio’s, en het departement is gericht op bredere netwerken en scherpere technische dialoog en keuzes.

Via opdrachten worden Publiek Private Partnerschappen gefinancierd gericht op het bevorderen van de ontwikkeling van geneesmiddelen, vaccins en diagnostica om armoede en SRGR-gerelateerde ziekten en aandoeningen te voorkomen en te bestrijden. Het Product Development Partnership (PDP) programma wordt ook de komende jaren voortgezet. Hiertoe is een nieuw kader opgesteld.

Een aantal internationale organisaties met mandaat op het gebied van gezondheid krijgt algemene vrijwillige en/of geoormerkte bijdragen (WHO, UNFPA, UNAIDS, GFATM, UNICEF, GAVI). In de samenwerking met deze organisaties krijgt versterking van primaire gezondheidssystemen, maar ook het belang van toegang tot gezondheid voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen en het belang van onderlinge samenwerking, vooral in hun landenprogramma’s, bijzondere beleidsaandacht. Ook blijft Nederland een belangrijke financier van het supplies programma van UNFPA, dat voorbehoedsmiddelen en medicijnen aan 46 prioritaire landen levert.

Nederland blijft in ieder geval op korte termijn, bijdragen aan het indammen van de COVID-19 pandemie via de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) en draagt bij aan het verbeteren van pandemieparaatheid en preventie. Dit betreft additionele financiering die niet ten koste gaat van reguliere financiering van SRGR en basisgezondheid.

Onder vrouwenrechten en keuzevrijheid is de Nederlandse bijdrage aan het Trust Fund van de Global Financing Facility for Every Woman, Every Child begroot. Dit fonds onder de Wereldbank steunt lage- en lage-middeninkomens landen in het versterken van hun gezondheidssystemen op het gebied van onder andere SRGR, maar ook moeder- en kindzorg. Tevens steunt de GFF samen met internationale en nationale partners, waaronder het maatschappelijk middenveld, overheden om hun financiering voor gezondheidssystemen te verbeteren en verduurzamen.

3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Gendergelijkheid vergt de inzet van alle instrumenten van buitenlands beleid. Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn geïntegreerd in de speerpunten en anderen prioritaire beleidsterreinen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

In 2021 zijn onder het SDG 5 fonds (2021 ‒ 2025) drie nieuwe programma’s van start gegaan die zich specifiek richten op vrouwenrechten en gendergelijkheid: Leading from the South (LFS) II, Power of Women (POW) en Women, Peace and Security (WPS). Het SRHR Partnership Fund onder SDG 5 wordt gefinancierd vanuit begrotingsartikelonderdeel 3.1. Onder het SDG 5 fonds valt het leeuwendeel van de uitgaven op begrotingsartikelonderdeel 3.2, naast bijdragen aan enkele andere organisaties (waaronder UN Women en Wereldbank) en bijdragen op landenniveau.

Zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties hebben een cruciale rol bij het aanjagen, agenderen, bepleiten en monitoren van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Het LFS II programma ondersteunt via vier vrouwenrechtenfondsen direct vrouwenrechtenorganisaties in het Zuiden en versterkt zuidelijk zeggenschap.

Het POW programma is de opvolging van Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) II en wordt uitgevoerd door zes consortia van vrouwenrechtenorganisaties. Programma’s zijn vooral gericht op versterking van pleitbezorging voor politieke en economische participatie en leiderschap van vrouwen en het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes. POW en LFS II laten zien dat Nederland investeert in vrouwenrechtenorganisaties en leiderschap, waar Nederland zich ook internationaal hard voor maakt als co-lead van de Generation Equality Forum (GEF) Actie Coalitie voor Feminist Movements and Leadership.

Het WPS programma is de opvolger van het Nationaal Actieplan 1325 (NAP)-programma en wordt uitgevoerd door consortia van NGO’s in het kader van het vierde Nationaal Actieplan 1325 (2021 ‒ 2025). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de intensivering van diplomatieke inzet en steun voor de volwaardige deelname van vrouwen aan conflictpreventie, vredesonderhandelingen, vredes- en wederopbouw en bescherming van vrouwen en meisjes in conflictsituaties.

Voor alle programma’s onder het SDG 5 fonds geldt dat zij meer dan voorgaande programma’s zijn gericht op focusregio’s, deelname en leiderschap van (zuidelijke) vrouwenrechtenorganisaties versterken en strategische partnerschappen zijn van NL overheid en maatschappelijke organisaties.

3.3 Maatschappelijk middenveld

De ruimte voor het maatschappelijk middenveld staat in grote mate onder druk. Het kabinet blijft dan ook inzetten op steun aan het versterken van het maatschappelijk middenveld in zijn rol als pleiter en beïnvloeder. De in 2021 gestarte 42 strategische partnerschappen onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld geven tot en met 2025 uitvoering aan deze inzet.

Ook wordt samengewerkt met het CIVICUS-netwerk, dat de handelingsruimte voor maatschappelijke organisaties mondiaal meet. Partnerorganisatie ICNL ondersteunt overheden en ngo’s voor een adequate wetgeving ten behoeve van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties en sociale bewegingen.

Via het Civic Space Fund (CSF), gekanaliseerd via ambassades, worden direct lokale partners gesteund. Hiervoor zijn in 2022 en 2023 eenmalig additionele middelen beschikbaar voor het flexibele deel van het CSF. Het Voice-fonds, dat de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen een stem geeft, wordt voortgezet in tien geselecteerde landen en ondersteunt gediscrimineerde groepen. Het gaat met name om jongeren en ouderen, inheemse groepen en etnische minderheden, LHBTQI+ groepen, mensen met een beperking en vrouwen en meisjes die te maken hebben met geweld en uitbuiting.

3.4 Onderwijs

De Nederlandse onderwijsinzet krijgt een verscherpte focus op beroeps- en hoger onderwijs. In 2023 wordt een nieuw, meerjarig beroeps- en hoger onderwijsprogramma gestart, gericht op de groei van een ondernemende, jonge en weerbare generatie met meer perspectief op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Het kabinet zet de bestaande inzet op de nexus tussen onderwijs en werk voor jongeren in negen landen in focusregio’s voort (zie artikelonderdeel 1.3). Daarnaast levert Nederland een bijdrage aan Generation Unlimited (GenU), een publiek-privaat-jongeren partnerschap dat zich richt op het versterken van vaardigheden van jongeren en begeleiding naar de arbeidsmarkt. Het Orange Knowledge Programme (OKP) wordt in 2023 afgerond. De Nederlandse bijdrage aan het Global Partnership for Education (GPE) wordt na afloop van het lopende contract (in 2025) beëindigd. Hoewel de Innovative Finance Facility for Education (IFFEd) de afgelopen jaren nog niet van de grond is gekomen, blijft het kabinet zoeken naar innovatieve financieringsmodellen gericht op beroeps- en hoger onderwijs.

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

A. Algemene Doelstelling

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van vreedzame, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen. We doen dit door te investeren in veiligheid voor mensen, toegang tot recht, vredesopbouw en inclusief bestuur. Tevens zetten we in op het bevorderen van migratiesamenwerking, het verbeteren van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen (met focus op bescherming, onderwijs en werk) en het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd, via internationale en nationale partners.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Programma’s, fondsen, en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict, waaronder early warning en early action, conflictpreventie, stabilisatie en vredesopbouw, hervorming van de veiligheidssector, toegang tot recht en veiligheid van mensen, rechtsstaatontwikkeling, vredesprocessen en inclusief bestuur. Uitvoering richt zich met name op de focusregio’s (Sahel, MENA, Grote Meren en Hoorn van Afrika). Voor een deel worden deze gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.
  2. Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale en Nederlandse Rode Kruis, en Nederlandse ngo’s (Dutch Relief Alliance).
  3. Programma’s gericht op de ontwikkeling van een effectiever en efficiënter humanitair systeem, o.a. gericht op innovatie, data-ontwikkeling, psychosociale zorg en naleving van oorlogsrecht.
  4. Programma’s gericht op duurzame opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.
  5. Het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiesamenwerking, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.

Stimuleren

  1. Programma’s gericht op het bevorderen van vreedzame, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen in partnerlanden en in landen waarin zich actuele crises voordoen, met name in de Sahel, MENA, Grote Meren en Hoorn van Afrika regio’s. Onder deze programma’s valt ook inzet op fysieke veiligheid van burgers via humanitair ontmijnen en cluster munitie programma’s. toegang tot recht en inzet op psychosociale steun om duurzame vrede te bevorderen.
  2. De nadruk ligt daarbij op het bereiken van resultaten onder Sustainable Development Goal 16, dat zich specifiek richt op vrede, recht en sterke (inclusieve) instellingen, als leidraad voor de Nederlandse inzet.
  3. Grotere synergie tussen de verschillende thema’s en programma’s op het terrein van veiligheid en rechtsorde, met bijzondere aandacht voor de positie van vrouwen en jongeren. Centraal hierbij staan noden, perspectieven en eigenaarschap van mensen en gemeenschappen in de landen waar we werken.
  4. Innovatie en hervorming bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.
  5. Vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.
  6. Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering.
  7. Preventie en effectieve aanpak van seksueel wangedrag.
  8. De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan door tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.
  9. Realisatie van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, waar zowel betrokken landen, NL/ EU als vluchtelingen/migranten baat bij hebben.
  10. Versterking opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio, door inzet op betere bescherming en een sterkere rechtspositie voor vluchtelingen (inclusief toegang tot werk), meer en betere voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, water etc.) en het stimuleren van economische ontwikkeling en banengroei, zodat vluchtelingen en gastgemeenschap-pen betere perspectieven en dienstverlening krijgen. Toegang tot werk en onderwijs vormen hierbij speerpunten. Speciale aandacht gaat uit naar vrouwen en jongeren.

Regisseren

  1. Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes en vergroten van effectiviteit van humanitaire hulpverlening. Toepassing, maar ook waar mogelijk verbetering van mechanismen om naleving van internationaal oorlogsrecht af te dwingen.
  2. Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en ngo’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.
  3. Samenwerking op toegang tot recht tussen landen en organisaties door inzet van de Justice Action Coalition waar Nederland een voortrekkersrol speelt. Meer interne cohesie tussen EU-lidstaten en -instellingen, met name de Europese Commissie en EDEO, op crisisbeheersing, conflictpreventie en vredesopbouw, onder meer via de EU Global Strategy, de Integrated Approach to external Conflicts and Crises, het ‘EU wide Security Sector Reform framework’ en de ‘Joint Communication on Capacity Building in support of security and development’ waarbij Nederland eigen ‘best practices’ inbrengt.
  4. Bevordering van herstel na crises en stimulering van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie, vredesopbouw, en het bevorderen van participatie van burgers in deze processen, in het bijzonder vrouwen en jongeren.
  5. Nederland leidt en coördineert namens de EU en de EU-lidstaten de uitrol van het EU-programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken. Dit heeft als doel een betere bescherming van vluchtelingen (speciale aandacht voor vrouwen en meisjes), betere perspectieven voor gastgemeenschappen en vluchtelingen inclusief meer mogelijkheden om buiten de vluchtelingenkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen.

C. Beleidswijzigingen

Het aantal vluchtelingen en intern ontheemden was nooit eerder zo hoog. Het kabinet maakt daarom meer geld vrij voor het langdurig opvangen van vluchtelingen in de regio. Ook de inzet op humanitaire hulp wordt geïntensiveerd, in het licht van de toenemende aantal conflicten en de gevolgen daarvan. Mensen wereldwijd ondervinden de gevolgen van de stijgende kosten voor onder meer voedsel, energie en kunstmest, met grote gevolgen voor mensen in nood, in een wereld die ook getekend wordt door (de gevolgen van) de COVID-19 pandemie en klimaatverandering. De extra inzet t.a.v. humanitaire hulp beoogt de noden van de meest behoeftigen te verlichten.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 527 479 1 464 076 712 160 761 137 1 174 137 766 137 1 200 137
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 784 522 951 914 1 073 712 1 042 312 1 114 460 1 112 260 1 112 260
4.1 Humanitaire hulp 431 360 512 279 554 017 520 017 520 017 520 017 520 017
Subsidies (regelingen)
Noodhulpprogramma's 93 174 107 000 87 000 87 000 87 000 87 000 87 000
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Noodhulpprogramma's 246 744 314 262 384 000 350 000 350 000 350 000 350 000
Noodhulpprogramma's non-ODA 3 442 1 017 1 017 1 017 1 017 1 017 1 017
UNHCR 33 000 33 000 33 000 33 000 33 000 33 000 33 000
UNRWA 19 000 13 000 13 000 13 000 13 000 13 000 13 000
Wereldvoedselprogramma 36 000 44 000 36 000 36 000 36 000 36 000 36 000
4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking 174 060 219 000 304 000 304 000 354 000 357 000 357 000
Subsidies (regelingen)
Opvang in de regio 9 335 5 000 5 000 5 000 5 000 5 000 5 000
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Opvang in de regio 131 061 180 000 265 000 265 000 315 000 318 000 318 000
Migratie en ontwikkeling 33 664 34 000 34 000 34 000 34 000 34 000 34 000
4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling 179 102 220 635 215 695 218 295 240 443 235 243 235 243
Subsidies (regelingen)
Legitieme stabiliteit 6 786 7 000 7 000 7 000 16 950 16 950 16 950
Inclusieve vredes- en politieke processen 24 470 13 500 13 500 15 500 15 200 10 000 10 000
Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen 5 007 2 000 0 0 0 0 0
Functionerende rechtsorde 17 311 33 743 33 725 28 695 36 876 34 038 33 538
Opdrachten
Inclusieve vredes- en politieke processen 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Legitieme stabiliteit 10 404 9 000 9 000 9 000 10 000 10 000 10 000
Functionerende rechtsorde 93 160 121 142 118 220 121 850 123 612 126 450 126 950
Inclusieve vredes- en politieke processen 21 964 32 750 32 750 34 750 36 305 36 305 36 305

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 43%
Bestuurlijk gebonden 1%
Beleidsmatig gereserveerd 56%
Nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

Het budget voor humanitaire hulp (artikelonderdeel 4.1) is voor 59% juridisch verplicht.

De subsidies zijn geheel verplicht. In 2022 zijn meerjarige subsidies verleend aan de Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Rode Kruis onder het subsidiebeleidskader Humanitaire hulp 2022–2026. Het subsidieplafond is geheel benut.

De bijdragen aan UNHCR, UNRWA en het Wereldvoedselprogramma zijn geheel juridisch verplicht. Voor wat betreft de bijdragen noodhulpprogramma’s is ca. euro 155 miljoen juridisch verplicht. De grootse bijdragen betreffen:

  1. het Central Emergency Relief Fund (euro 55 miljoen );
  2. het International Committee of the Red Cross (euro 40 miljoen );
  3. het Global Humanitarian Thematic Fund van UNICEF (euro 17 miljoen);
  4. UN OCHA (euro 7 miljoen).

Het beleidsmatig gereserveerde bedrag is bestemd voor crisis-specifieke bijdragen humanitaire hulp waaronder de «country-based pooled funds» van de VN, voor acute noodhulp en voor bijdragen thematische noodhulp, waaronder aan geestelijke gezondheid en psychosociale hulp (MHPSS).

Voor opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking (artikelonderdeel 4.2) is 25% juridisch verplicht.

De subsidies zijn juridisch verplicht voor ruim euro 1 miljoen, dit betreft geplande slotbetalingen volgend uit toekenningen verstrekt uit het subsidiebeleidskader Migratie en Ontwikkeling 2019–2022.

De bijdragen zijn juridisch verplicht voor ca. euro 70 miljoen, dit betreft voor ca. euro 50 miljoen het bilaterale partnerschapsprogramma PROSPECTS met de Wereldbank, IFC, UNHCR, UNICEF en ILO en voor ca. euro 20 miljoen het bilaterale partnerschapprogramma COMPASS met IOM.

Naar verwachting zal het niet aangesproken deel van het Opportunity Fund van het genoemde partnerschapsprogramma PROSPECTS met de Wereldbank, IFC, UNHCR, UNICEF en ILO ca. euro 10 miljoen belopen per 1 januari 2023, dit is opgenomen als bestuurlijk gebonden.

Beleidsmatig gereserveerd zijn de middelen om het het partnerschap met internationale organisaties om te voorzien in opvang en bescherming in de regio te vernieuwen. Ook wordt de samenwerking met NGO’s in 2023 vorm gegeven.

De programma's op het gebied van veiligheid en rechtstaatontwikkeling (artikelondereel 4.3) zijn voor een groot deel (94%) juridisch verplicht. Dit betreft ca. euro 126 miljoen aan landenprogramma’s waarvoor de ambassades middelen gedelegeerd hebben gekregen. Subsidies verstrekt uit centrale middelen zijn juridisch verplicht voor ruim euro 30 miljoen. Dit betreft het strategische partnerschappen met VNG-I voor 8,6 miljoen. Toegekende subsidies met een verwachte uitgave < 5 miljoen betreffen subsidies aan het Centre For Humanitarian Dialogue Geneve, St The Hague Institute for Innovation of Law, International Center For Transitional Justice, stichting vredesbeweging PAX Nederland, Transparancy International (UK), International Alert, International Peacebuilding Alliance- Interpeace, Stichting Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael, New York University, SJAC, Van Vollenhoven Instituut, European Institute Of Peace, Impunity Watch en ICMP. De bijdragen voor veiligheid en rechtsorde zijn juridisch verplicht voor ca euro 44 miljoen. Dit betreft het Peace Building Fund voor ca. euro 20,5 miljoen en verder kleinere bijdragen aan het UN programma Global Programme Rule of Law & Human Rights, UNDP-DPPA Joint programme conflict prevention, het Multi-Year Appeal van UNDPPA, UNDP RSF Liptako-Gourma Region, IDEA, ICMP en IDLO. Onder opdrachten is het begrote bedrag volledig verplicht in een onderzoeksprogramma onder een consortium geleid door Clingendael.

Beleidsmatig gereserveerd zijn middelen om onder meer bij te dragen aan het Peace and Statebuilding Fund van de Wereldbank en om landenprogramma’s te kunnen intensiveren en opschalen indien nodig.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

4.1 Humanitaire Hulp

Onder dit artikelonderdeel vallen:

  1. Ongeoormerkte bijdragen aan het wereldwijde VN-noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF), UN-OCHA en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) ten behoeve van de snelle beschikbaarheid en flexibiliteit van de humanitaire hulp;
  2. Ongeoormerkte bijdragen aan UNHCR, UNRWA, UNICEF, WHO en WFP, eveneens ten behoeve van snelle beschikbaarheid en flexibiliteit;
  3. Crisisspecifieke bijdragen aan VN-organisaties, het Internationale Rode Kruis en subsidies aan Nederlandse NGO’s (Dutch Relief Alliance-DRA);
  4. Bijdragen ten behoeve van versterking van de responscapaciteit van lokale actoren en innovatie van het humanitaire systeem;
  5. Bijdragen ten behoeve van de integratie van specifieke thema’s in humanitaire hulp, zoals -geestelijke gezondheid en psychosociale steun en onderwijs; en
  6. Bijdragen ten behoeve van de hervorming van het systeem voor internationale humanitaire hulpverlening.

Zoals gebruikelijk informeert het kabinet de Tweede Kamer aan het begin van het nieuwe begrotingsjaar over de humanitaire crises en de Nederlandse inzet op het gebied van noodhulp in het afgelopen jaar. Deze brief zal daarnaast ook een vooruitblik op de financiële inzet van humanitaire middelen in 2023 bieden.

4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking

Opvang en bescherming in de regio

Nederland draagt bij aan een partnerschap met de Wereldbank, IFC, ILO, UNICEF en UNHCR in een strategisch samenwerkingskader waarbinnen landen specifieke programma’s worden uitgewerkt, met de focus op onderwijs en werk voor vluchtelingen en kwetsbare lokale bevolking. Het partnerschap voorziet eveneens in een meer strategische beleidsdialoog met deze organisaties die een voortrekkersrol spelen bij de transformatie van een humanitaire naar een ontwikkelingsaanpak in landen die veel vluchtelingen opvangen. De bijdrage wordt in 2023 vernieuwd. Nederland werkt met ngo’s gericht op opvang en bescherming in de regio.

Nederland steunt via subsidies en bijdragen programma’s gericht op onderwijs voor vluchtelingenkinderen, toegang tot voorzieningen, bescherming van kwetsbare groepen en werk voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen.

Migratiesamenwerking

Bijdragen aan programma’s voor migratie en ontwikkeling van IOM en maatschappelijke organisaties in Nederland ter bevordering van vrijwillige terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers uit ontwikkelingslanden.

Bijdragen aan het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiemanagement, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten, bestrijding mensensmokkel/-handel, datacollectie en onderzoek, voorkomen van irreguliere migratie en het bevorderen van terugkeer en herintegratie, bevorderen van dataverzameling –analyse inzake migratiestromen.

Daarnaast subsidieert Nederland activiteiten gericht op migratiesamenwerking.

4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

Onder legitieme stabiliteit wordt vooral via het instrument subsidies met een beperkt aantal multilaterale en niet-gouvernementele organisaties samengewerkt en is op landenniveau een aantal ngo’s actief.

Bevordering van inclusieve vredes- en politieke processen, bestaande uit conflictpreventie, mediation en inclusief bestuur op lokaal en nationaal niveau, wordt voor het overgrote deel uitgevoerd via subsidies aan een mix van nationale en internationale NGO’s. Daarnaast wordt bijgedragen aan het United Nations Peace Building Fund.

Subsidies voor een beter functionerende rechtsorde worden geheel gefinancierd via een aantal grote, internationaal opererende organisaties op het gebied van democratisering, lokaal bestuur, politieke partijen en parlementen samen met lokale organisaties. Via de landenprogramma’s van ambassades worden zowel bijdragen als subsidies vertrekt.

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

A. Algemene doelstelling

Multilaterale samenwerking en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid en overige inzet; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren en het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen het multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.
  2. Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.
  3. Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse als uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.
  4. Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.
  5. Het geïntegreerd met het Internationaal Cultuurbeleid 2021-2024 ondersteunen van initiatieven die cultuur inzetten voor ontwikkeling, zowel op posten in enkele landen rondom Europa als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals bij voorbeeld het Prins Claus Fonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.
  6. Het ondersteunen van projecten die de museale samenwerking met herkomstlanden van cultuurobjecten uit een koloniale context bevorderen, ter ondersteuning van het restitutiebeleid.
  7. Het ondersteunen van initiatieven die sport inzetten voor ontwikkeling zoals KNVB WorldCoaches.

Stimuleren

  1. Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren en het werken aan een VN-systeem ‘fit for purpose’ in veranderende omstandigheden.
  2. Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.
  3. Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.
  4. Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.
  5. Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.
  6. In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.
  7. Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.
  8. Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.
  9. Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie, mensenrechten en bevorderen van de SDGs.

Regisseren

  1. De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG-afspraken.

C. Beleidswijzigingen

Op het gebied van cashtransfers zal extra worden ingezet. Gebruik van cashtransfers is een goed geëvalueerd instrument waarmee bewezen effectief sociale zekerheid kan worden geboden en armoede bestreden. Cashtransfers verbeteren de toegang tot voedsel, onderwijs, gezondheidszorg, werkgelegenheid, en de positie van vrouwen in ontwikkelingslanden.

In lijn met de Funding Compact afspraken (kwalitatieve en meerjarige financiering) en als gevolg van de intensiveringen volgende uit de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is» en BNI correcties zal ingezet worden op het verhogen van de Algemene Vrijwillige Bijdrages van enkele VN instellingen en het Joint SDG Fund.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 61 837 516 792 164 358 128 158 362 465 87 758 85 158
waarvan garantieverplichtingen 99 211 0 0
waarvan overige verplichtingen ‒ 37 374 516 792 164 358
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 271 230 334 532 385 989 688 597 998 465 1 128 870 1 484 266
5.1 Multilaterale samenwerking 178 163 155 090 214 972 223 585 234 751 234 751 234 751
Garanties
Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken 0 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
UNIDO 1 531 1 950 1 950 1 950 1 950 1 950 1 950
UNDP 30 000 28 814 28 250 28 500 30 000 30 000 30 000
UNICEF 33 000 31 814 31 250 31 500 33 000 33 000 33 000
Speciale multilaterale activiteiten 8 521 4 077 54 077 54 077 54 077 54 077 54 077
Assistent deskundigenprogramma 9 035 9 000 9 000 9 000 9 000 9 000 9 000
Internationale Financiële Instellingen 30 530 5 490 4 000 4 158 8 324 8 324 8 324
Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen 58 894 67 289 79 789 87 789 91 789 91 789 91 789
Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken 6 652 6 656 6 656 6 611 6 611 6 611 6 611
5.2 Overig armoedebeleid 93 067 135 470 98 100 114 329 114 545 113 001 112 972
Subsidies (regelingen)
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 6 293 8 325 10 105 9 905 9 315 9 315 9 315
Nationale SDG implementatie 760 650 650 650 650 650 650
Opdrachten
Nationale SDG implementatie 0 50 200 200 200 200 200
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
UNESCO 3 895 4 400 4 400 4 400 4 400 4 400 4 400
Diverse ondersteunende activiteiten 17 942 56 847 22 047 23 993 25 209 23 665 23 636
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 2 036 2 590 410 410 0 0 0
Schuldverlichting 62 069 62 308 60 038 74 521 74 521 74 521 74 521
Voorlichting op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking 72 300 250 250 250 250 250
5.4 Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen 0 43 972 72 917 350 683 649 169 781 118 1 136 543
Ontvangsten 42 770 47 040 43 866 42 330 37 908 32 888 28 834
5.20 Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen 25 019 24 134 20 960 16 174 15 002 11 712 7 658
5.21 Ontvangsten OS 16 028 21 176 21 176 24 426 21 176 21 176 21 176
5.22 Koersverschillen OS 0 0 0 0 0 0 0
5.23 Diverse ontvangsten non-ODA 1 723 1 730 1 730 1 730 1 730 0 0

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 81%
Bestuurlijk gebonden 0%
Beleidsmatig gereserveerd 19%
Nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

In 2022 zijn de Algemene Vrijwillige bijdragen voor UNDP en UNICEF meerjarig verplicht. Voor de Internationale Financiele Instellingen liggen de verplichting meerjarig vast. Vandaar dat de vrij ruimte op artikel 5 zeer beperkt is. Daarnaast zijn er budgetten op artikelonderdelen «Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling» en «Diverse ondersteunende activiteiten» nog niet juridisch verplicht. De andere artikelonderdelen zijn volledig juridisch verplicht.

Om de inzichtelijkheid van de BHOS-begroting verder te verbeteren is begrotingsartikelonderdeel 5.4 gecreëerd, het 'verdeelartikel'. De ontwikkeling van het ODA-budget is gekoppeld aan de ontwikkeling van het BNI en wordt hiervoor bijgesteld. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de begroting worden groei en krimp in beginsel niet direct door vertaald in de OS-programmalijnen. Deze zogeheten BNI-ruimte kan immers toenemen of afnemen als in de loop van het jaar de BNI-raming wordt bijgesteld. Daarnaast kan er sprake zijn van nog te verdelen toerekeningen aan het ODA-budget.

Naar aanleiding van een positieve macro-economische raming als gevolg van de concept-MEV van het CPB is het verdeelartikel 5.4 naar boven bijgesteld. Een deel van deze bijstelling (EUR 75 miljoen) wordt gereserveerd op het verdeelartikel 5.4 anticiperend op fluctuaties in de asieltoerekening voor eerstejaarsopvang. In het voorjaar van 2023 wordt de nacalculatie van 2022 verwerkt. De beleidsmatige reservering voor de nacaculatie van de asieltoerekening bedraagd 19% van de totale omvang van artikel 5.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

5.1 Multilaterale Samenwerking

Onder dit artikel vallen activiteiten die armoede bestrijden in ontwikkelingslanden en een belangrijke bijdrage aan de uitvoering van de duurzame ontwikkelingsdoelen en klimaatafspraken:

  1. Bijdragen aan VN-instellingen, zoals UNDP, UNICEF en UNIDO.
  2. Bijdragen aan de begrotingen van Internationale Financiële Instellingen (IFI's), waaronder regionale ontwikkelingsbanken zoals de African Development Bank (AfDB) en fondsen via middelenaanvullingen en kapitaalverhogingen.
  3. Bijdragen aan specifieke programma's, assistent deskundigenprogramma's en trustfondsen.

5.2 Overig Armoedebeleid

Onder dit artikel vallen:

  1. Compensatie van de Wereldbank (IDA) en de regionale ontwikkelingsbanken voor schuldverlichtingsactiviteiten, zoals Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI). Dit geeft ontwikkelingslanden de financiële ruimte om een sterker eigen armoedebeleid te voeren.
  2. Activiteiten op de posten voor en cultuur en sport. Ook is er budget voor kortlopende, eenjarige ODA-activiteiten.
  3. Bijdrage aan UNESCO, waarvan euro 1,8 miljoen kwalificeert als non-ODA.
  4. Middelen die, in het licht van het AIV-advies (Sociale Bescherming in Afrika), zijn bedoeld voor het opzetten van een duurzaam programma omtrent cash transfers.
  5. Eventuele koersverliezen worden op dit artikel geregistreerd. Deze verliezen kunnen zich voordoen als betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar afwijken van de door het ministerie vooraf vastgestelde wisselkoersen (de zogenaamde corporate rates).

5.4 Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

Het ODA-plafond wordt aangepast op basis van ontwikkelingen van het BNI. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de begroting worden groei en krimp niet direct vertaald in de OS-programmalijnen. Deze zogeheten BNI-ruimte kan immers weer toenemen of afnemen als in de loop van het jaar de raming wordt bijgesteld. Daarnaast kan er sprake zijn wijzigingen in toerekeningen aan het ODA-budget, zoals de toerekening van kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen. Gedurende het begrotingsjaar worden de middelen op dit artikelonderdeel ingezet om fluctuaties in de BNI-ontwikkeling en toerekeningen op te vangen. Resterende middelen worden gedurende het jaar binnen de BHOS-begroting herverdeeld naar de beleidsartikelen. Voor 2023 is de ruimte als gevolg van de BNI-groei herverdeeld over de beleidsartikelen in lijn met de nieuwe BHOS-nota 'Doen waar Nederland goed in is'. De resterende ruimte op het verdeelartikel 5.4 betreft een reservering die anticipeert op fluctuaties in de asieltoerekening voor eerstejaarsopvang. In het voorjaar van 2023 wordt de nacalculatie van 2022 verwerkt. Deze reservering kan hierdoor niet elders worden ingezet.

Ontvangsten

De ontvangsten op artikel 5 betreffen restituties op ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s die een lagere realisatie kennen dan oorspronkelijk voorzien. Vanwege bevoorschotting komt het voor dat hierbij restsaldi ontstaan. Ook worden de ontvangsten met betrekking tot aflossingen op begrotingsleningen van de NIO op dit artikel verwerkt. Daarnaast worden koerswinsten, als deze zich voordoen, op dit artikel geregistreerd.

6. Bijlagen

Bijlage 1: Verdiepingshoofdstuk

In het verdiepingshoofdstuk wordt informatie gegeven over de budgettaire aansluiting tussen de ontwerpbegroting 2022 en de ontwerpbegroting 2023 en opmerkelijke verschillen nader toegelicht. De mutaties tot en met de eerste suppletoire begroting 2022 waaronder de intensiveringen van het coalitieakkoord kabinet Rutte IV zijn eerder in de eerste suppletoire begroting 2022 toegelicht. Nieuwe mutaties vloeien voort uit beleidsvoornemens in de BHOS-nota 'Doen waar Nederland goed in is' die in juni 2022 aan de Kamer is gezonden. De dekking daarvan wordt gevormd door een herverdeling van middelen vanaf het verdeelartikel 5.4.

Stand ontwerpbegroting 2022 550 199 504 856 487 410 497 811 498 046
Mutatie Nota van wijziging 2022 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2022 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2022 5 147 487 487 487 1 987
Nieuwe mutaties 399 134 321 115 499 125 621 180 621
Stand ontwerpbegroting 2023 549 655 555 745 639 664 603 396 623 919 680 654 690 871

De meerjarige toename van het uitgavenbudget is het gevolg van de beleidsvoornemens die voortvloeien uit de BHOS-nota 'Doen waar Nederland goed in is' die in juni 2022 aan de Kamer is gezonden en de macro-economische bijstellingen naar aanleiding van de concept-MEV.

Stand ontwerpbegroting 2022 6 264 6 264 6 264 6 264 6 264
Mutatie Nota van wijziging 2022 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2022 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2022 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2023 19 230 6 264 6 264 6 264 6 264 6 264 6 264
Stand ontwerpbegroting 2022 776 880 729 470 732 024 753 882 753 882
Mutatie Nota van wijziging 2022 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2022 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2022 29 555 74 445 73 445 167 515 168 000
Nieuwe mutaties 125 109 595 145 000 200 000 235 000
Stand ontwerpbegroting 2023 757 490 806 560 913 510 950 469 1 121 397 1 156 882 1 143 882

De meerjarige toename van het uitgavenbudget is het gevolg van de beleidsvoornemens die voortvloeien uit de BHOS-nota 'Doen waar Nederland goed in is' die in juni 2022 aan de Kamer is gezonden en de macro-economische bijstellingen naar aanleiding van de concept-MEV.

Stand ontwerpbegroting 2022 847 956 743 037 745 626 767 979 767 979
Mutatie Nota van wijziging 2022 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2022 7 500 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2022 50 000 50 000 50 000 50 000 50 000
Nieuwe mutaties 0 56 000 60 000 65 000 75 000
Stand ontwerpbegroting 2023 825 433 905 456 849 037 855 626 882 979 892 979 897 979

De meerjarige toename van het uitgavenbudget is het gevolg van de beleidsvoornemens die voortvloeien uit de BHOS-nota 'Doen waar Nederland goed in is' die in juni 2022 aan de Kamer is gezonden.

Stand ontwerpbegroting 2022 815 152 742 212 744 812 767 260 767 260
Mutatie Nota van wijziging 2022 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2022 ‒ 7 500 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2022 144 262 72 500 72 500 122 200 120 000
Nieuwe mutaties 0 259 000 225 000 225 000 225 000
Stand ontwerpbegroting 2023 784 522 951 914 1 073 712 1 042 312 1 114 460 1 112 260 1 112 260

De meerjarige toename van het uitgavenbudget is het gevolg van de beleidsvoornemens die voortvloeien uit de BHOS-nota 'Doen waar Nederland goed in is' die in juni 2022 aan de Kamer is gezonden en de macro-economische bijstellingen naar aanleiding van de concept-MEV.

Stand ontwerpbegroting 2022 275 575 774 563 929 907 1 050 555 1 262 015
Mutatie Nota van wijziging 2022 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2022 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2022 4 135 5 488 130 801 377 007 389 268
Nieuwe mutaties 54 822 ‒ 394 062 ‒ 372 111 ‒ 429 097 ‒ 522 413
Stand ontwerpbegroting 2023 271 230 334 532 385 989 688 597 998 465 1 128 870 1 484 266

De meerjarige toename van het uitgavenbudget is het gevolg van de beleidsvoornemens die voortvloeien uit de BHOS-nota 'Doen waar Nederland goed in is' die in juni 2022 aan de Kamer is gezonden en de macro-economische bijstellingen naar aanleiding van de concept-MEV.

Stand ontwerpbegroting 2022 45 310 42 136 40 600 36 178 32 888
Mutatie Nota van wijziging 2022 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2022 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2022 1 730 1 730 1 730 1 730 0
Nieuwe mutaties 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2023 42 770 47 040 43 866 42 330 37 908 32 888 28 834

Bijlage 2: Moties en toezeggingen

29-6-2021 Motie 35 830-XVII nr. 6 - Van der Lee over het verder vergroenen van de programma's binnen artikel 1 van de BuHa-OS-begroting Wetgevingsoverleg over Jaarverslag en slotwet van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2020 d.d. 24 juni 2021 In behandeling
29-6-2021 Motie 35 830-XVII nr. 7 - Van der Lee over het uitwerken van een plan om de kwaliteit van evaluaties en de cultuur van leren verder te bevorderen Wetgevingsoverleg over Jaarverslag en slotwet van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2020 d.d. 24 juni 2021 Aan voldaan per brief d.d. 28 oktober 2021
29-6-2021 Motie 35 830-XVII nr. 8 - Kuik over zeker stellen dat een call voor nieuwe PDP's tijdig uitgezet wordt voor financiering Wetgevingsoverleg over Jaarverslag en slotwet van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2020 d.d. 24 juni 2021 Aan voldaan per brief d.d. 12 oktober 2021
5-10-2021 Motie 35 624, nr. 4 (gewijzigd) - Klink/Hammelburg over het bevorderen van de keuzevrijheid van vrouwen rond abortus en het krijgen van kinderen Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Stoffer ‘Dwang tegen vrouwen rond liefde, lijf en leven’ d.d. 27 oktober 2021 Aan voldaan per brief d.d. 12 november 2021
5-10-2021 Motie 31 985, nr. 75 - de motie-Van der Lee c.s. over een toekomstbestendig Europees afwegingskader voor de beoordeling van handelsverdragen Dertigledendebat over acties van Europese boerenorganisaties tegen vrijhandelsverdragen d.d. 28 oktober 2021 Aan voldaan per brief d.d. 3 december 2021
5-10-2021 Motie 31 985, nr. 77 - de motie-Koekkoek/Van der Lee over de Nederlandse inzet op herziening van het vijftienpuntenactieplan Dertigledendebat over acties van Europese boerenorganisaties tegen vrijhandelsverdragen d.d. 28 oktober 2021 Aan voldaan per brief d.d. 3 december 2021
12-10-2021 Motie 32 735 nr. 324 - Brekelmans over strategische afhankelijkheden van autoritaire grootmachten verminderen Notaoverleg Mensenrechten d.d. 4 oktober 2021 Aan voldaan per brief d.d. 1 april 2022
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 21 - Klink c.s. over internationaal actieve mkb'ers ook gebruik laten maken van fondsen Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 22 - Klink c.s. over Invest International als enig loket voor financiering van internationaal ondernemen Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 23 - Klink c.s. over de transitie van fossiel naar niet-fossiel Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 24 - Klink c.s. over een verbinding van het Nederlandse innovatie- en handelsbeleid met een interdepartementale aanpak Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 26 - Jasper van Dijk over het onverminderd voortzetten van programma's gericht op de aanpak van SRGR en hiv/aids Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 28 - Hammelburg c.s. over het mobiliseren van steun voor COVAX vanuit het bedrijfsleven Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 Aan voldaan per brief d.d. 1 maart 2022
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 29 - Hammelburg/Piri over steun voor de internationale en regionale interseksebeweging Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 30 - Piri c.s. over het inzetten van het Civic Space Fund met een focus op innovatieve samenwerking Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 31 - Piri c.s. over een implementatieplan gendermainstreaming Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 32 - Kuik c.s. over hulpprogramma's voor jezidivrouwen die vanwege seksueel geweld niet terug kunnen naar hun gemeenschap Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 33 - Amhaouch c.s. over de ondersteuning van de huidige IMVO-convenanten continueren Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 Aan voldaan per brief d.d. 7 april 2022
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 34 - Amhaouch c.s. over de ROM's blijvend extra ondersteunen in de facilitering van de internationalisering van het mkb Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 36 - Van der Lee c.s. over onderzoeken hoe klimaatinvesteringen maximaal ten goede komen aan de armste landen Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 37 - Van der Lee c.s. over het versterken van lokaal eigenaarschap en contextspecifieke programmering Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 40 - Ceder c.s. over in het Integraal Afwegingskader de SDG-toets meenemen bij wetsvoorstellen van de vijf belangrijkste coherentieministeries Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 41 - Ceder c.s. over in en na 2022 de steun voortzetten aan organisaties die strijden tegen kinderprostitutie Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 Aan per brief voldaan op 18 mei 2022
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 42 - Ceder/Kuik over inzichtelijk maken hoe jongeren met een handicap in het huidige BHOS-beleid bereikt worden Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 46 - Teunissen over substantiële stappen om terug te groeien naar een ODA-budget van 0,7% Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 35 925-XVII nr. 47 - Koekkoek c.s. over een voortrekkersrol spelen bij de inzet voor jongerenparticipatie, -onderwijs en -werkgelegenheid Debat Begroting BHOS 2e termijn d.d. 25 november 2021 In behandeling
30-11-2021 Motie 22 054 nr. 353 - Van Haga/Smolders over een gelijk speelveld binnen de EU op het gebied van de wapenexport 2MD Wapenexportbeleid d.d. 24 november 2021 In behandeling
7-12-2021 Motie 35 925-XVII nr. 56 (nader gewijzigd) - Stoffer/Koekkoek over inzetten op het bevorderen van menstruele gezondheid Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 25 november 2021 Aan voldaan per brief d.d. 28 maart 2022
7-12-2021 Motie 35 925-XVII nr. 27 (gewijzigd) - Hammelburg/Van der Lee over alle handels- en exportinstrumentaria voor eind 2022 in lijn brengen met Parijs en Glasgow Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 25 november 2021 In behandeling
8-2-2022 Motie 35 925-V nr. 72 - Brekelmans/Agnes Mulder over het verzoek van Oekraïne om levering van wapens en ander materieel welwillend behandelen Debat over de situatie in Oekraine d.d. 3 februari 2022 Aan voldaan per brief d.d. 18 februari 2022
28-2-2022 Motie 36 045 nr. 8 - Van Haga over Polen en andere buurlanden ruimhartig ondersteunen bij het verlenen van humanitaire noodhulp Debat over de situatie in Oekraïne d.d. 28 februari 2022 Aan voldaan per brief d.d. 18 maart 2022
28-2-2022 Motie 36 045 nr. 18 - Ceder/Agnes Mulder over met noodhulporganisaties inventariseren welke behoefte om noodhulp er leeft op het gebied van logistiek, onderwijs, zorg en andere sectoren Debat over de situatie in Oekraïne d.d. 28 februari 2022 Aan voldaan per brief d.d. 18 maart 2022
15-3-2022 Motie 36 045 nr. 21 - Jasper van Dijk over het versterken van het toezicht op de naleving van sancties Debat over de actuele ontwikkelingen in Oekraïne d.d. 10 maart 2022 In behandeling
15-3-2022 Motie 36 045 nr. 27 - Van Haga over het in kaart brengen van de nevenschade van de sancties tegen Rusland Debat over de actuele ontwikkelingen in Oekraïne d.d. 10 maart 2022 Overgedragen aan EZK
15-3-2022 Motie 36 045 nr. 29 - Kuzu over het veroordelen van kandidaat-lidstaten van de Europese Unie die Rusland steunen Debat over de actuele ontwikkelingen in Oekraïne d.d. 10 maart 2022 Aan voldaan per brief d.d. 23 maart 2022
15-3-2022 Motie 36 045 nr. 30 - Stoffer/Ceder over zich maximaal inspannen voor veilige humanitaire corridors naar het westen Debat over de actuele ontwikkelingen in Oekraïne d.d. 10 maart 2022 Aan voldaan per brief d.d. 18 maart 2022
2-6-2022 Motie 21 501-02 nr. 2493 (gewijzigd) - Van der Lee/Thijssen over uitstellen van de Joint Economic Dialogue met China 2MD RBZ/Handel d.d. 2 juni 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 27 925 nr. 903 - Kuzu over het Afghaanse regime ervan doordringen dat meisjes weer moeten worden toegelaten op alle scholen 2MD Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan d.d. 31 mei 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 27 925 nr. 904 - Kuzu over een monitoringssysteem ontwikkelen voor de hulpverlening aan de Afghaanse bevolking 2MD Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan d.d. 31 mei 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 27 925 nr. 905 - Brekelmans c.s. over zich internationaal verzetten tegen erkenning van de taliban 2MD Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan d.d. 31 mei 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 27 925 nr. 906 - Piri/Van der Lee over een aanpak voor de bescherming van Afghaanse vluchtelingen in de regio 2MD Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan d.d. 31 mei 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 27 925 nr. 908 - Hammelburg/Boswijk over nog deze zomer een langetermijnstrategie voor Afghanistan aan de Kamer sturen 2MD Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan d.d. 31 mei 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 34 952 nr. 164 - Hammelburg over het centraal stellen van de OESO-richtlijnen voor imvo in de Afrikastrategie 2MD Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 2 juni 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 34 952 nr. 165 - Hammelburg over het Afrikaanse maatschappelijk middenveld een belangrijke rol geven bij de Afrikastrategie 2MD Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 2 juni 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 34 952 nr. 166 - Klink/Amhaouch over het bevorderen van duurzame voedselproductie in Afrika 2MD Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 2 juni 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 34 952 nr. 171 - Klink over het EU-importbeleid weer baseren op de beginselen van de WTO SPS Agreement 2MD Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 2 juni 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 34 952 nr. 168 - Amhaouch/Klink over het in de Afrikastrategie opnemen van een intensievere handelsrelatie tussen Nederland en Afrika op agrarisch gebied 2MD Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 2 juni 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 33 625 nr. 338 - Hammelburg c.s. over structureel investeren in pandemische paraatheid en de versterking van gezondheidssystemen wereldwijd 2MD Wereldwijde aanpak COVID-19 d.d. 2 juni 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 33 625 nr. 339 - Van der Lee c.s. over afspraken over faciliteren van kennis- en technologieoverdracht bij een nieuwe pandemie 2MD Wereldwijde aanpak COVID-19 d.d. 2 juni 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 36 045 nr. 77 - Hammelburg c.s. over het inzetten van in Nederland aanwezige kennis en expertise voor herstelhulp 2MD Gevolgen oorlog Oekraïne voor Nederlands bedrijfsleven d.d. 2 juni 2022 In behandeling
7-6-2022 Motie 36 045 nr. 78 - Hammelburg over een concreet plan voor handels- en investeringsakkoorden met het oog op diversificatie van handelspartners 2MD Gevolgen oorlog Oekraïne voor Nederlands bedrijfsleven d.d. 2 juni 2022 Aan voldaan per brief d.d. 24 juni 2022
7-6-2022 Motie 36 045 nr. 82 - Amhaouch c.s. over het huidige financieringsinstrumentarium geschikt maken voor getroffen bedrijven als gevolg van de oorlog in Oekraïne 2MD Gevolgen oorlog Oekraïne voor Nederlands bedrijfsleven d.d. 2 juni 2022 Overgedragen aan EZK
22-6-2022 Motie 21 501-33 nr. 940 - Teunissen c.s. over aansluiten bij de oproep van Spanje om in EU-verband uit het Energy Charter Treaty te stappen 2MD Energieraad d.d. 22 juni 2022 In behandeling
23-4-2019 EK - Toezegging R om de zware voorhangprocedure toe te passen in beide Kamers bij AMvB’s die berusten op de Wet zorgplicht kinderarbeid EK debat initiatiefwet Kuiken «zorgplicht kinderarbeid» d.d. 23 april 2019 In behandeling
28-11-2019 Toezegging R om in gesprek te gaan met StasFIN n.a.v. het verzoek (van PvdA) naar een mogelijk evaluatie naar antimisbruikbepalingen in belastingverdragen en de zorgen overbrengen en overdragen. Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 28 november 2019 In behandeling
24-06-22: Deze toezegging wordt afgedaan in het hernieuwde Actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling (november 2022).
24-6-2021 Toezegging: R gaat uitzoeken wat er technisch mogelijk is in het verder doorlinken naar andere websites en beschikbare informatie op de resultatenwebsite en informeert de Kamer daar kort na het zomerreces over Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 op 24 juni 2021 Aan voldaan per brief d.d. 7 oktober 2021
24-6-2021 Toezegging: R stuurt in september het SER-advies en het ART-advies over de bouwstenen voor IMVO-wetgeving, de bouwstenen zelf en de stand van zaken van het EU-traject naar de Kamer Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 op 24 juni 2021 Aan voldaan per brief d.d. 1 oktober 2021
24-6-2021 Toezegging: R zal een overzicht van de partijen betrokken bij beleidsevaluaties met de Kamer delen Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 op 24 juni 2021 Aan voldaan per brief d.d. 9 november 2021
24-6-2021 Toezegging R: In het volgende jaarverslag en resultatenrapportage komt een betere koppeling tussen de indicatoren, de thematische resultaten en de begrotingsartikelen Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 op 24 juni 2021 Aan voldaan per brief d.d. 7 oktober 2021
24-6-2021 Toezegging: R komt voor de begrotingsbehandeling terug op de mogelijkheden voor het opstellen van een afwegingskader voor het informeren over malversaties Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 op 24 juni 2021 Aan voldaan per brief d.d. 23 november 2021
24-6-2021 Toezegging R: In het Jaarverslag 2021 wordt een tabel opgenomen over de Revolverende Fondsen, met verwijzing naar betreffende beleidsartikelen,.. Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 op 24 juni 2021 Aan voldaan per brief d.d. 9 november 2021
6-7-2021 EK - Toezegging R om te kijken of de Kamer inzicht kan krijgen in de samenwerkingsovereenkomsten met FMO en RVO EK debat Invest International d.d. 6 juli 2021 Aan voldaan per brief d.d. 8 april 2022
6-7-2021 EK - Toezegging R om in gesprek te gaan met Invest International en daar te benadrukken dat de lat hoog gelegd moet worden voor de KPI's EK debat Invest International d.d. 6 juli 2021 In behandeling
6-7-2021 EK - Toezegging MinFin om het onderwerp internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen onder de aandacht te brengen van de raad van bestuur van Invest International EK debat Invest International d.d. 6 juli 2021 In behandeling
6-7-2021 EK - Toezegging R om Invest International binnen drie jaar te evalueren in plaats van na vijf jaar EK debat Invest International d.d. 6 juli 2021 In behandeling
6-7-2021 EK - Toezegging R om de Eerste Kamer te informeren over hoe de uitwerking van de SDG-toets er uit ziet, wanneer het metingskader gereed is EK debat Invest International d.d. 6 juli 2021 In behandeling
6-7-2021 EK - Toezegging R om met een schriftelijke beantwoording te komen betreffende de vraag van het lid Ballekom (VVD) over verscheidene financiële regelingen binnen Invest International EK debat Invest International d.d. 6 juli 2021 Aan voldaan per brief d.d. 9 juli 2021
6-7-2021 EK - Toezegging R om de Kamer op vertrouwelijke basis mee te nemen om inzicht te krijgen op hele korte termijn betreffende de pijplijn van projecten EK debat Invest International d.d. 6 juli 2021 Aan voldaan per brief d.d. 9 juli 2021
6-7-2021 EK - Toezegging MinFin om de additionaliteitseis op te nemen in de statuten van Invest International EK debat Invest International d.d. 6 juli 2021 In behandeling
6-7-2021 EK - Toezegging R om de positie van de mkb-ondernemer mee te nemen in de evaluatie, evenals de vraag of de balans tussen mkb en het grootbedrijf daadwerkelijke gewaarborgd wordt EK debat Invest International d.d. 6 juli 2021 In behandeling
27-9-2021 Toezegging: M deelt de informatie over beschikbare onderzoeken op EU en VN niveau over dwang en drang rond abortus en draagmoederschap met de Kamer voor de stemmingen over de ingediende moties op dinsdag 5 oktober 2021 Notaoverleg Cie BHOS d.d. 27 september 2021 Aan voldaan per brief d.d. 5 oktober 2021
17-11-2021 Toezegging: R komt schriftelijk terug op de vragen van het lid Koekkoek voor de mogelijkheden binnen de herziening van de SAP-verordening voor landbouwproducten CD RBZ/Handel d.d. 17 november 2021 Aan voldaan per brief d.d. 6 december 2021
17-11-2021 Toezegging: R zal in het gesprek met Dombrovskis in de RBZ/Handel en de MC12 inzetten op de ontwikkelingen, het tijdpad en de voorwaarden waaraan voldaan moet worden, voordat over wordt gegaan tot compulsory licensing CD RBZ/Handel d.d. 17 november 2021 Aan voldaan per brief d.d. 6 december 2021
17-11-2021 Toezegging: R stuurt de Nederlandse inbreng voor het 15 punten plan van de Europese Commissie voor handel en duurzame ontwikkeling voor het einde van het jaar naar de Kamer CD RBZ/Handel d.d. 17 november 2021 Aan voldaan per brief d.d. 3 december 2021
17-11-2021 Toezegging : R informeert de Kamer z.s.m. over de gevolgen van het uitfaseren van exportkredietverzekeringen voor fossiele brandstoffen voor ontwikkelingslanden en de mogelijke instrumenten om eventuele negatieve gevolgen voor ontwikkeling te ondervangen CD RBZ/Handel d.d. 17 november 2021 Aan voldaan per brief door StasFin d.d. 7 april 2022
25-11-2021 Toezegging R om per IMVO-convenant, en in overleg met de betreffende sector, te bekijken wat de beste oplossing is m.h.o.o. het stopzetten van de deelname van de overheid aan IMVO-convenanten en de alternatieven en de Kamer daarover te informeren Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 25 november 2021 Aan voldaan per brief d.d. 7 april 2022
25-11-2021 Toezegging: R biedt op korte termijn een technische briefing aan over de gevolgen van het stopzetten van deelname van de overheid aan (nieuwe) IMVO-convenanten en de alternatieven Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 25 november 2021 Aan voldaan per brief d.d. 6 april 2022
25-11-2021 Toezegging R om de Kamer de input te doen toekomen die hij op korte termijn aan de Europese Commissie zal sturen inzake handelsakkoorden en duurzame ontwikkeling Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 25 november 2021 Aan voldaan per brief d.d. 3 december 2021
25-11-2021 Toezegging R om de Kamer in het tweede kwartaal van 2022 te informeren over het pakket dat samen met het bedrijfsleven wordt uitgewerkt n.a.v. de Glasgow verklaring inzake het stoppen van financiering voor fossiele projecten Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 25 november 2021 In behandeling
25-11-2021 Toezegging R om de Kamer schriftelijk te informeren over hoeveel geld indirect naar lokale organisaties gaat via multilaterale organisaties en hoeveel daarvan verloren gaat aan organisatiekosten Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 25 november 2021 In behandeling
25-11-2021 Toezegging R om de Kamer direct schriftelijk te informeren zodra er informatie van Israël komt over de Palestijnse NGOs die als terroristische organisatie zijn aangemerkt Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 25 november 2021 Aan voldaan per brief d.d. 5 januari 2022
25-11-2021 Toezegging R om de Kamer tussentijds schriftelijk te informeren indien malversaties vanaf 100.000 euro zich voordoen Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 25 november 2021 Aan voldaan (nieuwe praktijk)
25-11-2021 Toezegging R om de Kamer een lijst te sturen met een overzicht van de meerjarige verplichtingen aan VN-organisaties Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 25 november 2021 In behandeling
2-12-2021 Toezegging R: R informeert Kamer over gesprekken met EU over IMVO-wetgeving CD IMVO d.d. 2 december 2021 Aan voldaan per brief d.d. 16 december 2021
9-12-2021 Toezegging R: een technische briefing toe over de TRIPS-waiver en eventuele alternatieven voor het delen van technieken voor vaccinproductie. CD wereldwijde aanpak COVID-19 d.d. 9 december 2021 TB vond plaats op 27 januari 2022
9-12-2021 Toezegging R: de Kamer zal worden geïnformeerd over de inzet van Nederland voor het juridisch bindend internationaal instrument voordat dat wordt vastgesteld CD wereldwijde aanpak COVID-19 d.d. 9 december 2021 Aan voldaan per brief door MinVWS d.d. 28 juni 2022
9-12-2021 Toezegging R om in overleg te treden met zijn collega van VWS waarom de bijdrage aan CEPI is stopgezet en de Kamer daarover te informeren CD wereldwijde aanpak COVID-19 d.d. 9 december 2021 Aan voldaan per brief d.d. 1 maart 2022
9-12-2021 Toezegging R:de Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd waarom de levering van COVID-vaccins via COVAX zo lang duurt CD wereldwijde aanpak COVID-19 d.d. 9 december 2021 Aan voldaan per brief door MinVWS d.d. 14 december 2021
9-12-2021 Toezegging R:Toezegging R:de Kamer wordt geïnformeerd over hoeveel bedrijven zich hebben aangemeld voor deelname aan de transfer of technology hub van de WHO, hoeveel daarvan niet zijn toegelaten en de reden daarvoor. CD wereldwijde aanpak COVID-19 d.d. 9 december 2021 In behandeling
19-1-2022 Toezegging MP: Planning van de uitwerking van het coalitieakkoord Kamerdebat over de regeringsverklaring d.d. 19 januari 2022 Aan voldaan per brief d.d. 9 februari 2022
27-1-2022 Toezegging: R informeert de Kamer over de precieze organisaties/NGO's in Afghanistan die financiering voor noodhulp zullen ontvangen, voorafgaand aan de daadwerkelijke uitkering van de financiering CD Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan d.d. 27 januari 2022 Aan voldaan per brief d.d. 25 februari 2022
16-2-2022 Toezegging R informeert de Kamer voor de zomer over de voortgang van het uitfaseren van fossiele brandstoffen uit het instrumentarium voor Exportkredietverzekering, en neemt daar ook de eerdere toezegging over de impact hiervan op ontwikkelingslanden mee CD Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 16 februari 2022 In behandeling
16-2-2022 Toezegging R komt, in overleg met LNV en VWS, schriftelijk terug op de vragen van het lid Klink (VVD) over veterinaire aspecten van handel met Afrika en hoe de Nederlandse aanpak zich verhoudt tot de aanpak van landen als bijvoorbeeld Duitsland CD Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 16 februari 2022 Aan voldaan per brief door MinLNV d.d. 31 maart 2022
10-3-2022 Toezegging R om met het bedrijfsleven te overleggen wat bedrijven kunnen doen bij de distributie van vaccins en informeert de Kamer daarover in de Global Health Strategy-brief na het zomerreces CD Wereldwijde aanpak Covid-19 d.d. 10 maart 2022 Inbehandeling
10-3-2022 Toezegging R om binnen het kabinet de middelen te zoeken, zodat Nederland weer een substantiële bijdrage kan leveren aan CEPI en om afspraken te maken over pandemische paraatheid, inclusief een realistisch bedrag CD Wereldwijde aanpak Covid-19 d.d. 10 maart 2022 Aan voldaan per brief op 13 mei 2022
24-3-2022 Toezegging R om de Kamer een overzicht te doen toekomen van de dekking van de humanitaire hulp aan Oekraïne CD Humanitaire situatie Oekraine d.d. 24 maart 2022 Aan voldaan per brief d.d. 12 april 2022
24-3-2022 Toezegging R om in overleg te treden met M of een overzicht kan worden gedeeld over de inspanningen op het terrein van onafhankelijke journalistiek in Rusland en Oekraïne CD Humanitaire situatie Oekraine d.d. 24 maart 2022 Aan voldaan per brief d.d. 8 juni 2022
24-3-2022 Toezegging R om een brief te sturen met een verslag van de gesprekken over de humanitaire situatie in Oekraïne en omringende landen te voeren in Genève CD Humanitaire situatie Oekraine d.d. 24 maart 2022 Aan voldaan per brief d.d. 7 april 2022
13-4-2022 Toezegging R om de Kamer te informeren over de inzet voor het opnemen van tussendoelen over ontbossing in het Biodiversiteitsverdrag en over het draagvlak hiervoor bij andere landen CD VN-biodiversiteitsverdrag d.d.13 april 2022 In behandeling
14-4-2022 Toezegging R informeert de Kamer over de internationale inspanningen om de huidige voedselcrisis te lijf te gaan, inclusief een appreciatie van de plannen door het kabinet CD Noodhulp d.d. 14 april 2022 Aan voldaan per brief op 13 mei 2022
14-4-2022 Toezegging R treedt in overleg met de DRA, het postennetwerk en andere strategische partners hoe de inzet van kleine lokale community based organisaties bij noodhulp aan kwetsbare groepen kan worden verbeterd CD Noodhulp d.d. 14 april 2022 Aan voldaan per brief d.d. 2 juni 2022
14-4-2022 Toezegging R informeert de Kamer over haar inspanningen om seksueel misbruik door hulporganisaties te voorkomen, in het bijzonder de mogelijke introductie van een VOG+ en een humanitair paspoort CD Noodhulp d.d. 14 april 2022 Aan voldaan per brief d.d. 15 juli 2022
11-5-2022 Toezegging R: In het aanstaande verslag van de sanctiecoördinator wordt de Kamer geïnformeerd over de personeelstekorten en problematiek bij de douane bij de afgifte van vergunningen CD gevolgen oorlog Oekraine voor Nederlands bedrijfsleven d.d. 11 mei 2022 Aan voldaan per brief d.d. 13 mei 2022
11-5-2022 Toezegging R informeert de Kamer eind mei/begin juni over de uitkomsten van het onderzoek van de EU naar de vrijwaringsmaatregelen voor staal en aluminium CD gevolgen oorlog Oekraine voor Nederlands bedrijfsleven d.d. 11 mei 2022 Aan voldaan per brief d.d. 21 juni 2022
11-5-2022 Toezegging R zal in de aanstaande beleidsnota BuHa-OS nader ingaan op grondstoffenbeleid, diversificatie handelspartners en lange termijn, interdepartementale visie op handelsketens CD gevolgen oorlog Oekraine voor Nederlands bedrijfsleven d.d. 11 mei 2022 Aan voldaan per brief d.d. 24 juni 2022
11-5-2022 Toezegging R stuurt voor het rondetafelgesprek Wederopbouw Oekraïne een brief n.a.v. het verzoek uit de procedurevergadering van 7 april jl. CD gevolgen oorlog Oekraine voor Nederlands bedrijfsleven d.d. 11 mei 2022 Aan voldaan per brief d.d. 17 mei 2022
31-5-2022 Toezegging R om zich in te zetten om klimaat in het Europees IMVO-voorstel als due dilligence verplichting op te nemen CD RBZ/Handel d.d. 31 mei 2022 Aan voldaan per brief d.d. 4 juli 2022
31-5-2022 Toezegging R om in gesprek te gaan met haar collega’s in de EU over het opnemen van een algemene zorgplicht in het Europees IMVO voorstel CD RBZ/Handel d.d. 31 mei 2022 Aan voldaan per brief d.d. 4 juli 2022
31-5-2022 Toezegging R om op een rij te zetten wat de bouwstenenbrief behelst, wat het BNC-fiche behelst, en wat de inzet is van ons omringende landen CD RBZ/Handel d.d. 31 mei 2022 Aan voldaan per brief d.d. 4 juli 2022
31-5-2022 Toezegging R om de Kamer te informeren over de uitkomsten van haar gesprek met de stakeholders van de convenanten over de behoefte aan ondersteuning vanuit de overheid CD RBZ/Handel d.d. 31 mei 2022 In behandeling
31-5-2022 Toezegging R om in overleg te treden met minLNV over de vragen van het lid Thijssen over voedselzekerheid en handelsketens CD RBZ/Handel d.d. 31 mei 2022 In behandeling
7-6-2022 Toezegging R om brief inzake noodhulp aan Suriname Mondelinge vragenuur d.d. 7 juni 2022 Aan voldaan per brief d.d. 17 juni 2022
2-6-2022 Toezegging R: in de Global Health strategie nemen we mee hoe er om wordt gegaan met eventuele vaccinoverschotten 2MD Wereldwijde Aanpak COVID-19 d.d. 2 juni 2022 In behandeling
7-7-2022 De minister zegt toe de Kamer een overzicht te doen toekomen wat Nederland en de EU-lidstaten in kind en in cash aan hulp, herstel en wederopbouw hebben gegeven en toegezegd aan Oekraïne voor het notaoverleg beleidsnota BuHa-OS. (Klink) CD Wederopbouw d.d. 7 juli 2022 In behandeling
7-7-2022 De minister zegt toe te kijken naar de inzet van het BuHa-OS instrumentarium om risico’s voor bedrijven die hulp aan Oekraïne willen bieden te verminderen en de Kamer na het reces hierover te informeren CD Wederopbouw d.d. 7 juli 2022 In behandeling
7-7-2022 De minister zegt toe de Kamer schriftelijk te informeren over de input van de handelsraden in Afrika over het handelsperspectief van Nederland om voedselonzekerheid te reduceren voorafgaand aan het notaoverleg beleidsnota BuHa-OS. CD Wederopbouw d.d. 7 juli 2022 In behandeling
7-7-2022 De minister zegt toe de Kamer in het najaar schriftelijk te informeren over de maatregelen die worden genomen om corruptie te voorkomen bij het herstel en de wederopbouw van Oekraïne. CD Wederopbouw d.d. 7 juli 2022 In behandeling

Bijlage 3: Subsidieoverzicht

Bedragen zijn gebaseerd op de kasramingen per individuele verplichting geregistreerd in het managementinformatiesysteem per 1 juli 2022. De toerekening van de geregistreerde subsidieverplichtingen aan de relevante subsidieregelingen is handmatig tot stand gekomen. Er wordt een voorbehoud gemaakt omtrent de juistheid en volledigheid van de gegevens opgenomen in onderstaand subsidieoverzicht.

1.1 Fonds Verantwoord Ondernemen 2019-2022 1.621 1.343 864 0 0 0 0 2023 2023
1.1 Subsidieprogramma Fonds Bestrijding Kinderarbeid 2018 ‒ 2022 4.485 5.738 12.427 0 0 0 0 2024 2022
1.1 Subsidieregeling BZ 2006 7.279 14.656 7.417 7.010 532 0 0 2017 2022 2022
1.2 Dutch Trade and Investment Fund 7.500 34.786 0 0 0 0 0 2023 2022
1.2 Subsidieregeling BZ 2006 22.523 9.480 3.948 0 0 0 0 2017 2022 2022
1.3 DHI regeling 3.173 2.710 2.147 0 0 0 0 2018 2023 2023
1.3 Dutch Good Growth Fund 10.000 87.876 0 0 0 0 0 2020 n.v.t. 2017
1.3 Financiering ontwikkelingsrelevante infrastructuurprojecten in ontwikkelingslanden (DRIVE) 5.351 317.727 0 0 0 0 0 2020 n.v.t. 2021
1.3 FMO - IDF infrastructuurfonds voor de MOL's 10.000 20.000 20.000 27.496 0 0 0 2018 n.v.t. 2017
1.3 Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid 1.005 1.306 1.200 642 0 0 0 2022 2021
1.3 Fonds Verantwoord Ondernemen 2019-2022 2.929 3.137 9.154 0 0 0 0 2023 2022
1.3 Private Sector Investeringsprogramma (PSI) 2.888 0 0 0 0 0 0 2017 n.v.t. 2014
1.3 PSD Apps 0 4.561 0 0 0 0 0 2017 n.v.t. 2014
1.3 Subsidieregeling BZ 2006 136.006 132.734 99.893 54.083 37.845 28.432 89.263 2017 2022 2022
2.1 Drylands Soudan-Sahel Program 7.521 4.446 11.136 9.923 6.548 58.427 0 2024 2030
2.1 Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid 9.272 8.784 2.207 0 1.161 0 0 2022 2021
2.1 Subsidieregeling BZ 2006 112.293 116.309 76.539 47.010 22.008 3.197 900 2017 2022 2022
2.2 Fonds Duurzaam Water 6.118 6.861 23.761 0 0 0 0 2020 n.v.t. 2020
2.2 Subsidieregeling BZ 2006 60.440 63.762 59.432 35.512 19.851 9.868 2.400 2017 2022 2022
2.3 Access to Energy Fund (AEF) 10.000 5.000 10.000 0 0 0 0 2018 2023 2022
2.3 Subsidieregeling BZ 2006 87.646 79.543 98.335 18.896 12.722 7.898 0 2017 2022 2022
3.1 SRGR Partnerschap Fonds 2021–2025 30.862 69.212 64.746 59.406 42.389 1.971 0 2026 2025
3.1 SRGR partnerschappen 2016-2020 0 1.017 0 0 0 0 0 2019 2020
3.1 Subsidieregeling BZ 2006 150.339 117.781 46.686 36.485 35.731 2.148 925 2017 2022 2022
3.2 Leading from the South 4.370 32.908 16.860 11.085 258 532 0 2022 2025
3.2 Power of Women 19.039 17.440 12.221 11.395 2.108 92 0 2026 2025
3.2 Subsidieregeling BZ 2006 1.913 1.307 987 991 772 232 26 2017 2022 2022
3.2 Women, Peace and Security 9.320 13.041 6.321 5.813 348 0 0 2026 2025
3.3 NGO’s Corona crisis 0 14 0 0 0 0 0 2026 2025
3.3 Power of Voices Partnerschappen 134.805 183.958 187.400 172.072 124.843 9.696 0 2026 2025
3.3 Strategische Partnerschappen pleiten en beïnvloeden 0 1.181 0 0 0 0 0 2019 2020
3.3 Subsidieregeling BZ 2006 2.274 3.633 2.458 2.504 2.366 1.968 0 2017 2022 2022
3.3 Twinningfaciliteit Nederland-Suriname 2017–2021 0 858 0 0 0 0 0 2022 2021
3.4 Subsidieregeling BZ 2006 1.425 1.425 300 0 0 0 0 2017 2022 2022
4.1 Humanitaire hulp 2022-2026 0 97.584 77.368 77.998 77.998 75.949 2.103 2027 2027
4.1 Noodhulp Nederlandse NGO’s 2018-2021 60.520 4.269 0 0 0 0 0 2022 2021
4.1 Subsidieregeling BZ 2006 32.599 11.727 7.284 1.668 187 0 0 2017 2022 2022
4.2 Migratie en Ontwikkeling 2019–2022 6.452 7.908 1.468 17 0 0 0 2023 2023
4.2 Subsidieregeling BZ 2006 2.297 768 0 0 0 0 0 2017 2022 2022
4.3 Adressing Root Causes Fund 2016 ‒ 2021 3.409 7.104 0 0 0 0 0 2020 2022 2021
4.3 Subsidieregeling BZ 2006 66.379 61.309 42.937 31.881 24.195 5.587 2.685 2017 2022 2022
5.1 Subsidieregeling BZ 2006 1.417 372 81 81 36 0 0 2017 2022 2022
5.2 Subsidieregeling BZ 2006 6.318 5.773 6.130 1.481 600 0 0 2017 2022 2022
Totaal Subsidieregelingen 1.041.786 1.561.351 911.707 613.449 412.498 205.998 98.302

Bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen Alle sub-thema’s Beleidsdoorlichting 2022 Beleidsdoorlichting BHOS art. 1
Verduurzaming waardeketens Impactevaluatie 2023 Inzicht in impact van beleid en diverse instrumenten in productielanden Vooral BHOS art. 1 en art. 2
Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden Alle sub-thema’s Periodieke rapportage 2023 Periodieke rapportage van het Nederlands klimaatbeleid tbv ontwikkelings­landen op basis van onderliggende studies BHOS art. 2 plus deel EZK
Klimaat­diplomatie Analyse van de effectiviteit van de Nederlandse klimaatdiplomatie, vooral de Klimaatcampagne en NDC partnership 2022 Aanbevelingen voor toekomstige diplomatieke inspanningen, op gebied van klimaat en daar buiten BHOS art 2, plus deel EZK
Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden

Alle sub-thema’s van het thema Coherentie van Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden Periodieke rapportage 2023 Periodieke rapportage van het beleid op basis van onderliggende studies Doelstellingen van BHOS art 2. Beleid breder.
Interne coherentie NL en EU beleid Literatuurstudie 2021 Literatuurstudie mogelijke incoherenties in (NL, EU) beleid voor de doelstellingen van BHOS art. 2 Breed NL beleid, effecten op BHOS art 2
Inventarisatie lange termijn strategieën Literatuurstudie 2021 Deskstudie van strategieën in case studie landen BHOS 2 + internationaal klimaatbeleid
Sociale vooruitgang Alle sub-thema’s van het thema Sociale Vooruitgang Periodieke rapportage Sociale vooruitgang 2025 Periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 3 op basis van onderliggende studies BHOS 3.1, 3.2, 3.3, 3.4
Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten Evaluatie van de beleidsuitvoering SRGR 2013-2020 2023 Onderzoek naar de effectiviteit van de beleidsuitvoering SRGR BHOS 3.1
Maatschappelijk middenveld
&
Seksuele reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids
& Vrouwenrechten en gendergelijkheid
Langere-termijn instrument evaluatie Versterking Maatschappelijk Middenveld (Samenspraak & Tegenspraak + Power of Voices, Power of Women, WPS en SRGR partnerschappen) 2024 Onderzoek naar de lange termijn resultaten van een aantal SP die langere tijd via meerdere opeenvolgende subsidiekaders worden ondersteund BHOS 3.1, 3.2 & 3.3
Baseline, Monitoring & Mid Term Review (MTR) van het beleidskader versterking maatschappelijk middenveld (waaronder PoV, PoW, SRHR, WPS en LFS) 2022 (base-line)
2024 (MTR)
Onderzoek naar de resultaten die behaald zullen worden via de verschillende beleids- instrumenten van het VMM beleidskader BHOS 3.1, 3.2 & 3.3
Maatschappelijk middenveld
&
Seksuele reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids
Assessment eindevaluaties Samenspraak en Tegenspraak en SRGR partnerschappen 2022 Review van de eindevaluaties en beschrijving van resultaten BHOS 3.1 en 3.3
Onderwijs Synthese van evaluatieonderzoek van grote initiatieven (zoals Education Cannot Wait en Global Partnerships for Eduction) waaraan Nederland de afgelopen jaren financieel heeft bijgedragen 2023 Synthese van bestaande evaluaties BHOS 3.4
Impactevaluatie hoger onderwijs (inclusief OKP & Niche) 2024 Onderzoek naar de impact van de lange termijn steun aan hoger onderwijs BHOS 3.4
Vrede, veiligheid en
duurzame
ontwikkeling

Alle sub-thema’s Periodieke rapportage Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling 2023 Periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 4 op basis van onderliggende studies BHOS 4.1, 4.2, 4.3
Humanitaire hulp Effectenonderzoek – financieel instrumentarium en diplomatieke inzet 2022 Onderzoek naar de effectiviteit van humanitaire hulp, gericht op zowel het financiële instrumentarium als de diplomatieke inzet BHOS 4.1
Opvang en bescherming in de regio en migratie-samenwerking Effectenonderzoek Opvang in de regio Syrië 2022 Effectenonderzoek naar de inzet op opvang in de regio Syrië BHOS 4.2
Effectenonderzoek Strategische partnerschappen opvang in de regio ('Prospects') 2024 Eindevaluatie van het Prospects programma BHOS 4.2
Veiligheid en rechtsorde Syntheseonderzoek Addressing Root Causes ARC / grondoorzaken migratie 2022 Synthese eindevaluaties projecten in het ARC programma BHOS 4.3
Effectenonderzoek Nederlandse inzet op stabiliteit in fragiele contexten 2022 Onderzoek naar de effectiviteit van de Nederlandse inzet op stabiliteit in fragiele contexten BHOS 4.3

Nadere uitwerking

Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn beleidsdirecties zelf verantwoordelijk voor het (laten) uitvoeren van regulier ex ante onderzoek, mid-term reviews en methodologisch minder complexe ex post evaluaties. Ex ante onderzoek betreft in de regel geen grote, aanbestede studies en rapporten voor het parlement, maar kleinere onderzoeksanalyses, waarmee directies flexibel, inspelend op de actualiteit en beschikbare kennis het beleid kunnen (bij)sturen. Dergelijke analyses kunnen in beperkte mate jaren vooruit gepland worden. Directies laten ook regelmatig mid-term reviews en ex durante studies uitvoeren in de vorm van reguliere rapportages aan het parlement, zoals de Resultatenrapportage Ontwikkelingssamenwerking.

In de regel is bij Buitenlandse Zaken de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie IOB verantwoordelijk voor het verrichten van de methodologisch complexere ex post evaluaties en omvangrijke synthesestudies, waaronder ook de periodieke rapportages. Beleidsdirecties en IOB overleggen welke strategische vragen daarbij relevant zijn in aanvulling op de vaste set vragen uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) 1. Het uitgangspunt van deze overleggen is (1) optimaal eigenaarschap van de directies over de onderbouwing van en verantwoording over het beleid en de uitvoering en tegelijkertijd (2) borging van de onafhankelijke werkwijze en inhoudelijke oordeelsvorming van IOB tijdens het onderzoekproces. Zowel tijdens de voorbereiding als de uitvoering van het evaluatieonderzoek is er op belangrijke momenten interactie met relevante betrokken partijen. Dit betreft de fasen van het opstellen van startnotities, het bepalen van de voorlopige centrale vraagstelling en de Terms of Reference en de tussentijdse conceptteksten van het onderzoek in de speciaal voor elke evaluatie samen te stellen referentiegroep. Deze laatste bestaat uit vertegenwoordigers van de betrokken (beleids-)directies, (veelal wetenschappelijke) externe, onafhankelijke deskundigen en IOB-onderzoekers. De laatste jaren is het de praktijk om de referentiegroepen voor complexere evaluaties breed samen te stellen. Ook wordt steeds vaker een bredere groep stakeholders daarbuiten geconsulteerd en bij het evaluatieproces betrokken.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken hanteert verschillende manieren om in haar inzicht- en kennisbehoeften te voorzien. Naast de evaluaties door IOB en de directies zelf, wordt er regelmatig nauw samengewerkt met externe kennisinstellingen om beleidsonderzoek uit laten voeren. Voor deze meerjarige onderzoeksprogramma’s wordt zowel direct samengewerkt met universiteiten en denktanks, zoals Clingendael en Wageningen University & Research, maar ook indirect, via NWO en zogenaamde kennisplatforms. Daarnaast voorziet het Ministerie in haar leerbehoefte door tevens advies in te winnen bij de adviesraden die aan het Ministerie gekoppeld zijn, te weten de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV). De Eerste en Twee Kamer wordt separaat ingelicht over de (meerjarige) werkprogramma’s van deze adviesraden.

Voor veel van de sub-thema’s die in de Strategische Evaluatie Agenda voor BHOS worden beschreven, zijn in de afgelopen jaren zogenaamde ‘Theories of Change’ opgesteld. Daarin wordt de beleidstheorie per thema beschreven. Deze Theories of Change zijn gepubliceerd op Rijksoverheid.nl. De Theories of Changes worden regelmatig herzien op basis van opgedane inzichten.

In de loop van 2023 wordt voor de de Strategische Evaluatie Agenda in de begroting van BHOS naar verwachting een nieuwe indeling in thema’s en bijbehorende inzichtbehoeften geformuleerd, op basis van de bevindingen van de Periodieke Rapportages en beleidsdoorlichtingen van de afgelopen periode en rekening houdend met de intensiveringsplannen uit het Regeerakkoord. Deze worden uitgewerkt in de volgende SEA en opgenomen in de begroting voor 2024.

Thema: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

De beleidsdoorlichting voor het beleidsartikel 1, dat samenvalt met dit thema, is in 2022 afgerond. In de loop van 2023 zullen nieuwe inzichtbehoeften worden geformuleerd, op basis van de bevindingen van de beleidsdoorlichting en rekening houdend met de intensiveringsplannen uit het Regeerakkoord. Deze worden uitgewerkt in de SEA en worden opgenomen in de begroting voor 2024. Dit leidt mogelijk tot een andere indeling in thema’s en sub-thema’s dan nu het geval is.

Of het thema Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen in dezelfde vorm in de SEA zal worden opgenomen na voltooiing van de beleidsdoorlichting hangt af van de verkregen inzichten en de daaruit voortkomende inzichtbehoefte. In afwachting van de definitieve indeling voert IOB een impactevaluatie uit met als thema ‘verduurzaming waardeketens’.

Thema: Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden

Het Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden bestaat voor een groot deel uit het ondersteunen van ontwikkelingslanden in (i) het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, bijvoorbeeld door investeringen in hernieuwbare energie en het tegengaan van ontbossing (mitigatie); en (ii) het weerbaarder maken van kwetsbare landen en groepen tegen de effecten van klimaatverandering, zoals overstromingen en droogte, bijvoorbeeld door aanpassingen in voedselzekerheidsstrategieën en waterbeheer (adaptatie). Dit gebeurt zowel vanuit Nederlandse ambassades als vanuit Den Haag, via NGO’s, multilaterale ontwikkelingsbanken, VN organisaties, overheden, publiek-private partnerschappen en fondsen - deels beheerd door RVO en FMO, en kennisinstellingen. Daarnaast zet Nederland via diplomatie in op hogere klimaatambities van andere overheden en organisaties. De portfolio van klimaat-specifieke en klimaatrelevante activiteiten valt grotendeels onder artikel 2 van de BHOS begroting (voedselzekerheid, water en klimaat), voor een kleiner deel onder andere OS begrotingsartikelen en voor een klein deel zelfs bij andere ministeries.

Inzichtbehoefte

De Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie IOB heeft eerdere beleidsdoorlichtingen die vallen onder artikel 2 van de BHOS begroting uitgevoerd: waterbeheer (2017), voedselzekerheid (2017), hernieuwbare energie (2015), en drinkwater en sanitatie (2012). Hierin is klimaatadaptatie en klimaatmitigatie slechts summier aan bod gekomen. Het klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden is als geheel niet eerder geëvalueerd, en hier is wel behoefte aan. Dat heeft er toe geleid om het als thema op te nemen in de SEA. Er is geen behoefte om aparte evaluaties opnieuw langs de sub-thema’s voedselzekerheid, water en klimaat te organiseren.

Onderzoeksperiode periodieke rapportage

Het Nederlandse klimaatbeleid zal vanaf begin 2016 worden bekeken, dus vanaf de aanname van het Parijs Akkoord en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals of SDG’s). De evaluatie van het Nederlandse klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden loopt van 2020 tot 2023. In 2023 wordt het eindrapport gepubliceerd. Voor deze eerste evaluatie van het klimaatbeleid komt dat neer op een looptijd van vijf jaar (2016-2021). In 2021 en 2022 worden verschillende deelstudies gedaan en gepubliceerd, die gaandeweg worden uitgewerkt. Er wordt, in vervolg op het overleg met de betrokken beleidsdirecties en andere belanghebbenden, voortgebouwd op de IOB studie over ‘klimaatfinanciering’ die in 2021 is gepubliceerd2.

Toelichting onderzoeksagenda

Klimaatadaptatie (Deelstudie, 2022).

Nederland zet veel in op de combinatie klimaatadaptatie en waterbeheer, en klimaatadaptatie en voedselzekerheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen projecten waarin klimaatactie een primair doel is, en projecten waarin klimaatactie een secundair doel is. Vragen die spelen zijn: Hoe goed is klimaat ingebouwd in de water- en voedselzekerheidsprojecten? Wat weten we van de effectiviteit, van door Nederland ondersteunde activiteiten, en van vergelijkbare activiteiten die door anderen zijn onderzocht? Een synthesestudie van evaluaties kan aanbevelingen voor nieuw beleid opleveren, zoals bijvoorbeeld over welke activiteiten het meest effectief (of het meest veelbelovend) zijn in klimaatadaptatie. Daarnaast zullen we in drie landenstudies de inzet o.g.v. klimaatadaptatie bestuderen.

Klimaatdiplomatie (Deelstudie, 2022).

Nederland zet niet alleen in via financiering van projecten en programma’s, maar zet ook in op diplomatie, door staf in Den Haag en op ambassades, staf gedetacheerd bij andere organisaties, en via specifieke diplomatie activiteiten zoals de klimaatcampagne. De klimaatcampagne liep tot en met 2022. Vragen zijn onder meer: hoe effectief is Nederland in de klimaatdiplomatie, en welke lessen kunnen we trekken voor toekomstige campagnes?

Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden (Periodieke Rapportage, 2023)

Dit eindrapport (Periodieke Rapportage / Beleidsdoorlichting) trekt conclusies over de Nederlandse ondersteuning aan klimaatmitigatie en -adaptatie in ontwikkelingslanden. Het bouwt voort op de deelstudies ‘Klimaatadaptatie’ en ‘Klimaatdiplomatie’ en op de IOB studie ‘Klimaatfinanciering’ uit 2021. Daarnaast zal de Periodieke Rapportage ingaan op de beleidscoherentie ten behoeve van klimaatactie in ontwikkelingslanden, en daarvoor gebruik maken van de onderzoeksresultaten van het thema ‘Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden’.

De bovengenoemde deelstudies zijn besproken met de betrokken beleidsdirectie. Het is mogelijk dat er tussen 2021 en 2023 andere onderwerpen geagendeerd worden, die kunnen bijdragen aan de evaluatie van het klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden. Dit zal in de aanloop naar de periodieke rapportage uitgewerkt worden via overleg tussen de betrokken beleidsdirectie en IOB.

Thema: Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden

Nederland streeft naar een coherent beleid om via synergie de effecten te vergroten, en te voorkomen dat incoherenties leiden tot een uitruil van doelstellingen en verminderde effectiviteit. Beleidscoherentie is ook onderdeel van het Parijs Akkoord. We onderscheiden vier vormen van coherentie:

  1. Interne coherentie: in hoeverre zijn de verschillende Nederlandse beleidsonderdelen coherent met elkaar? Dit beperkt zich niet tot beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, maar bekijkt juist ook ander Nederlands en EU beleid.
  2. Externe coherentie: in hoeverre sluiten Nederlands beleid en uitvoering aan op die van andere actoren (overheden en andere donoren) in ontwikkelingslanden?
  3. Coherentie in de tijd. Hoe passen de vaak korte termijn projecten (3-6 jaar) in een gedeelde visie en strategie voor de komende decennia voor de onderwerpen water, klimaat en voedselzekerheid binnen de ontwikkelingsagenda? Bijvoorbeeld: passen de huidige landbouwondersteuningsactiviteiten in een internationaal gedeelde visie op waar het met landbouw, voeding, waterbeheer, en verwachte klimaatverandering naar toe moet?
  4. Coherentie tussen lokale effecten en effecten elders. Net zoals dat we willen voorkomen dat het werken aan één doel negatieve effecten heeft op een ander doel, willen we ook voorkomen dat het werken op één plaats negatieve effecten heeft elders.

Inzichtbehoefte

In de periode 2019 ‒ 2021 zijn discussies gevoerd tussen IOB en de betrokken beleidsdirectie over de behoefte aan inzichten en bijbehorende evaluatievragen voor de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 2. Daarbij werd duidelijk dat er behoefte is aan een evaluatie van de samenhang van de thema’s voedselzekerheid, water en klimaat. Hieronder valt ook de vraag hoe projecten passen in een breed gedeelde, met kennis ondersteunde, langetermijnstrategie op deze thema’s. Ten slotte is er behoefte aan inzicht in de effecten van (in)coherentie van overig Nederlands beleid: leidt dit tot synergie, en een bijdrage aan transformatieve verandering op landenniveau, of tot een uitruil, en een versnippering die weinig effecten opleveren op landenniveau?

In de discussie van het IOB evaluatierapport over klimaatfinanciering (referentiegroep en beleidsdirectie) werd duidelijk dat ander Nederlands beleid, buiten de voedselzekerheid en water ontwikkelingsdoelen, en buiten OS beleid, onbedoelde negatieve effecten kan hebben op de Nederlandse klimaatdoelstellingen, mondiaal en in ontwikkelingslanden. Deze coherentie is onderdeel van het Parijs Akkoord.

Een afbakening van deze evaluatie is uitgewerkt in een Terms of Reference. Die is opgesteld in overleg met de referentiegroep en de Tweede Kamer (via de ‘motie Harbers-brief’). Daarbij voorzien we de volgende afbakening:

  1. Het Nederlands beleid, inclusief een deel van het EU beleid, wordt eerst breed bekeken. Aan de hand van eerdere studies kan er een selectie worden gemaakt van welk NL beleid eventueel onbedoelde positieve of negatieve effecten hebben gehad en kan hebben in ontwikkelingslanden.
  2. Bij het bekijken van de effecten van dit bredere Nederlandse beleid beperken we ons tot effecten op gebied van voedselzekerheid, water en klimaat (inclusief toegang tot energie, tegengaan ontbossing, beheer van natuurlijke hulpbronnen) in ontwikkelingslanden.
  3. Deze effecten worden bekeken in een beperkt aantal case studie landen, onder andere in Bangladesh, Mozambique en mogelijk een derde land in Afrika. Hier zal worden gekeken naar de resultaten van coherenties en incoherenties: is er synergie of uitruil? Wat is de bijdrage aan transformatieve verandering?

Onderzoeksperiode periodieke rapportage

De evaluatie van beleidscoherentie loopt van 2021 (Pilot is in 2020 gestart), tot 2023, wanneer het eindrapport zal worden gepubliceerd. De periode van uitgaven die deze evaluatie bekijkt, loopt van 2016 tot 2022.

Toelichting onderzoeksagenda

Inventarisatie relevant Nederlands en EU beleid (Deelstudie, afgerond in 2022)

Omdat beleidsincoherentie kan leiden tot onbedoelde (negatieve) effecten, is het vooraf nog niet duidelijke welk Nederlands en EU beleid we moeten meenemen in een evaluatie van coherentie. Een literatuurstudie van eerdere Nederlandse en Europese rapporten over beleidsincoherenties, en de eerder gevonden positieve of negatieve effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden in ontwikkelingslanden, heeft geholpen bij de focus op de belangrijkste beleidsterreinen.

Inventarisatie langetermijnstrategieën voor voedselzekerheid, water en klimaat (Deelstudie, afgerond in 2022)

Om te beoordelen of het Nederlandse beleid en de vaak korte termijn Nederlandse activiteiten passen in een langeretermijnvisie of -strategie, is eerst een inventarisatie gemaakt van wat er al is aan lange termijn strategieën, op de thema’s voedselzekerheid, water en klimaat, relevant voor ontwikkelingslanden. Ook is de kwaliteit van deze strategieën bekeken: in hoeverre zijn deze breed overeengekomen, ondersteund met kennis en wetenschap, en goed vertaald in relevante strategieën op landenniveau.

Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden (Periodieke rapportage, 2023)

Dit eindrapport (periodieke rapportage) maakt gebruik van de bovengenoemde deelstudies, en bouwt voor op een pilotstudie naar beleidscoherentie in Bangladesh uit 2021. Daarnaast zal IOB in met eigen veldbezoeken, onderzoek doen in een aantal case studie landen in 2022: Bangladesh, Mozambique, en mogelijk een derde land in Afrika. In deze landen zal allereerst gekeken worden naar interne coherentie, externe coherentie, en coherentie met lange termijn strategieën, en naar de processen en oorzaken die leiden tot coherentie. Daarna zal ook gekeken worden naar de effecten van coherentie op landen-niveau: de bijdrage aan transformatieve verandering op de thema’s voedselzekerheid, water en klimaat. Hierin zullen ook de resultaten van beleidscoherentie en incoherentie, in de vorm van synergie en uitruil, bekeken worden.

Thema: Sociale vooruitgang

De Strategische Evaluatie Agenda voor het thema Sociale Vooruitgang is in het najaar van 2021 aangepast3.

Het Nederlandse beleid onder het thema Sociale vooruitgang beoogt menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling. Er zijn vier sub-thema’s: seksuele reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids; Vrouwenrechten en gendergelijkheid; maatschappelijk middenveld en onderwijs.

Sub-thema Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

Het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids;

Sub-thema Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid.

Sub-thema Maatschappelijk middenveld

Versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties.

Sub-thema Onderwijs

Versterken van het onderwijs en daarmee bijdragen aan het vergroten van kansen en perspectieven voor jongeren.

Onderzoeksvragen periodieke rapportage 2025 (inclusief deelonderzoeken)

De specifieke onderzoeksvragen voor de periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 3 zijn deels afhankelijk van de uitkomsten van lopende deelonderzoeken. Eind 2023 zal een Terms of Reference worden opgesteld voor deze studie.

De evaluatie naar beleidsuitvoering van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten en hiv/aids over de periode 2013-2021 is in uitvoering. De centrale vraag in deze evaluatie is:

  1. In welke mate heeft Nederland bijgedragen aan verbeterde seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en de bestrijding van hiv en aids in ontwikkelingslanden? Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken voor toekomstig beleid?

Met betrekking tot de sub thema’s SRGR en hiv/aids en Maatschappelijk Middenveld is er een review van de eindevaluaties en beschrijving van resultaten die bereikt zijn via S&T en SRGR (2016-2020) voorzien. De centrale vragen in deze studie zijn als volgt:

  1. Welke evaluatiemethoden zijn gebruikt in de 32 evaluatierapporten en zijn deze in lijn met de IOB kwaliteitscriteria voor evaluaties?
  2. Wat zijn geschikte evaluatiemethoden voor het meten van effectiviteit op het gebied van versterking maatschappelijk middenveld en pleiten en beïnvloeden? Wat zijn gemeenschappelijke kenmerken van minder geschikte evaluatiemethoden?
  3. Wat kan er, gebaseerd op de evaluatierapporten, gezegd worden over de resultaten die bereikt zijn door de 32 partnerschappen?

De geplande evaluatie (2024) naar het maatschappelijk middenveld zal zich zowel richten op Samenspraak en Tegenspraak (2016 ‒ 2020) als op het eerste gedeelte van Power of Voices (2021 ‒ 2025). Door het huidige en het vorige programma gezamenlijk te evalueren kunnen zowel onderzoeksvragen met betrekking tot implementatie als onderzoeksvragen over effectiviteit en duurzaamheid van behaalde resultaten worden gesteld. In 2023 zal voor deze studie een Terms of Reference (ToR) worden opgesteld.

Onderzoeksvragen ex durante onderzoek baseline, Third Party Monitoring, Data Quality Assessments & Mid Term Review (MTR) van het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld

De onderzoeksvragen van de baseline richten zich op het meten van de huidige situatie op het gebied van mensenrechten, gender, capaciteit van het maatschappelijk middenveld en de ruimte van het maatschappelijk middenveld en het meten van de relevantie van de beleidsinstrumenten in de verschillende contexten.

De MTR zal zich richten op de volgende hoofdvragen:

  1. In hoeverre hebben de partnerschappen bijgedragen aan versterkte capaciteit voor het maatschappelijk middenveld?
  2. In hoeverre heeft het versterkte maatschappelijk middenveld kunnen bijdragen aan verbeteringen op het gebied van mensenrechten, gender, ruimte voor het maatschappelijk middenveld en relevante thematische onderwerpen?
  3. Hoe heeft het Nederlandse Ministerie invulling gegeven aan zijn rol als strategische partner in de verschillende partnerschappen?
  4. Welke lessen kunnen daaruit worden geformuleerd voor toekomstige beleidsontwikkeling?

Onderzoeksvragen impactevaluatie hoger onderwijs (inclusief Orange Knowledge Programma (2017 ‒ 2021) & NICHE)

De geplande impactevaluatie hoger onderwijs zal zich zowel richten op OKP als op diens voorgangers waaronder NICHE. De ToR zal begin 2023 ontwikkeld worden met als centrale vraag:

  1. Wat kan worden gezegd over de bijdrage van de Nederlandse steun aan het verminderen van tekorten aan geschoolde menskracht op prioritaire terreinen en aan duurzame en inclusieve ontwikkeling in de Nederlandse partnerlanden?

Thema: Vrede veiligheid en duurzame ontwikkeling

Het Nederlandse beleid onder het thema vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling, kent drie sub-thema’s: opvang en bescherming in de regio (en migratiesamenwerking), humanitaire hulp, en veiligheid en rechtsorde. Het beleid zet in op het bieden van perspectief aan mensen in veelal fragiele landen waar geweld, uitsluiting en rechteloosheid domineren, het vergroten van hun, veiligheid en het behoud van de waardigheid van mensen in nood. De aanpak bestaat uit de identificatie van de grondoorzaken van instabiliteit en conflict en basisvoorwaarden voor een menswaardig bestaan, het vergroten van lokale weerbaarheid en daardoor het vinden van duurzame oplossingen voor instabiliteit en humanitaire crisissituaties. De belangen van burgers, de mensgerichte benadering, staan hierbij centraal evenals aandacht voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen.

Opvang en bescherming in de regio (en migratiesamenwerking)

Nederland zet in op het verbeteren van perspectief en duurzame leefomstandigheden voor vluchtelingen en gastgemeenschappen door bij te dragen aan betere bescherming, onderwijs en andere voorzieningen, en kansen op werk. Zo krijgen vluchtelingen en ontheemden dichtbij huis adequate bescherming, hulp en kansen om een nieuw (tijdelijk) bestaan op te bouwen. In lijn met SDG 10.7 zet Nederland zich daarnaast in voor veilig, ordelijk en regulier verlopende migratie. Prioriteiten hierbij zijn de bescherming van mensenrechten, het voorkomen van irreguliere migratie, het tegen gaan van mensensmokkel en –handel, het vergroten van bewustzijn van potentiële migranten van de risico’s van irreguliere migratie en het faciliteren van vrijwillige terugkeer en duurzame herintegratie.4

Humanitaire Hulp

Het kerndoel van ons humanitaire beleid is het redden van levens, het verlichten van lijden en het beschermen en herstellen van de waardigheid van door crisis getroffen mensen.5

Concreet betekent dit dat het beleid zich concentreert op humanitaire diplomatie en noodhulp, met specifieke aandacht voor:

  1. Het opkomen voor de belangen van mensen in nood;
  2. Bescherming en empowerment van vrouwen en meisjes
  3. Preventie en bestrijding van seksueel grensoverschrijdend gedrag en andere vormen van machtsmisbruik (SEAH);
  4. Geestelijke gezondheid en psychosociale steun in crisissituaties;
  5. Lokalisering: versterking van de positie en capaciteit van lokale hulpverleners;
  6. Innovatie gericht op het effectiever en efficiënter maken van noodhulp;
  7. Hervorming van het systeem voor internationale humanitaire hulpverlening.

Veiligheid & Rechtsorde (V&R)

Stabiliteit en veiligheid zijn voorwaarden voor duurzame vrede en ontwikkeling. In het V&R beleid is ervoor gekozen om het concept van «legitieme stabiliteit» centraal te stellen. V&R activiteiten zijn gericht op het vergroten van fysieke veiligheid voor mensen, het versterken van de rechtsorde met een duidelijke focus op de behoeften van de betrokken populaties zelf, vredesprocessen en legitiem politiek bestuur. De duiding van inclusief en legitiem bestuur vanuit het perspectief van de bevolking staat hierbij centraal.6 

Toelichting onderzoeksagenda

Gezien de overgangsfase naar de SEA, zal voor dit thema:

  1. De reeds geplande periodieke rapportage gehandhaafd blijven. Oplevering hiervan is voorzien voor 2023. Genoemde onderzoeken vormen de basis voor deze periodieke rapportage (zie tabel), en de inzichtbehoefte is weergegeven in de onderstaande onderzoeksvragen. In deze rapportage zal ook nader worden gekeken naar de coherentie en samenhang van het beleid tussen de verschillende sub-thema’s. De inzichtbehoefte zal verder worden uitgewerkt in de Terms of Reference voor de periodieke rapportage.
  2. De Theories of Change voor elk van de drie sub-thema’s worden herzien en kennis- en leervragen worden geïdentificeerd op basis van de aan het beleid ten grondslag liggende assumpties;
  3. Nieuwe inzichtbehoeften worden geformuleerd, op basis van de bevindingen van de periodieke rapportage, de nieuwe BHOS Nota en genoemde kennisvragen. Deze worden uitgewerkt in een daaropvolgende SEA en strategische kennis-en leeragenda.

Onderzoeksvragen periodieke rapportage 2023

Deze vragen worden onderzocht in de lopende evaluatie humanitaire hulp:

  1. Hoe effectief zijn door Nederland gesteunde humanitaire partners in het behalen van de doelstellingen van het Nederlandse humanitaire beleid?
  2. Welke relatie onderhoudt Nederland met de verschillende partners en in welke mate faciliteert of belemmert deze relatie de effectiviteit van de humanitaire hulpverlening.
  3. In welke mate dragen Nederlandse diplomatieke inspanningen bij aan de effectiviteit van de humanitaire actoren?

Deze vragen worden onderzocht in de lopende en geplande studies in het kader van Opvang en bescherming in de regio (en migratiesamenwerking), inclusief het subsidiebeleidskader voor Migratie en ontwikkeling:

  1. In welke mate draagt Nederland bij aan het vergroten van perspectieven voor Syrische vluchtelingen en kwetsbare groepen in gastgemeenschappen in Libanon, Jordanië en Irak, en wat was de bijdrage aan het verminderen van push factoren voor verdere migratie?
  2. Hoe effectief is het Nederlands beleid op het gebied van migratiesamenwerking inclusief het tegengaan van irreguliere migratie en mensensmokkel?

Deze vragen worden onderzocht in de lopende evaluatie in het kader van Veiligheid en rechtsorde:

  1. In welke mate draagt Nederland bij aan stabiliteit, veiligheid en rechtsorde in fragiele landen en regio’s, en wat kan er beter?

Overig onderzoek

Voor de thema’s Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden en Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden wordt een interne synthese voorzien van projectevaluaties die relevant zijn voor inzicht in beleidscoherentie. Deze synthese zal de beleidsdirectie zelf gebruiken om van te leren, en zal ook een input geven voor de SEA en de voorziene IOB rapporten. Dit onderzoek zal in 2023 plaatsvinden.

Bijlage 5: Rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen

Invest International Development B.V. Ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking RWT 1.2 9 mln.
Invest International Public Programmes B.V. Ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking RWT 1.2 4,499 mln.
Invest International Public Programmes B.V. Ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking RWT 1.3 110 mln.

Bijlage 6: Afkortingenlijst

ACT-A Access to COVID-19 Tools Accelerator
AEF Access to Energy Fund
AFWA Affirmative Finance Action for Women in Africa
AfDB African Development Bank
AsDB Asian Development Bank
BMZ German Federal Ministry for Economic Cooperation and Development
BNI Bruto Nationaal Inkomen
BZ Buitenlandse Zaken
CBI Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden
CAFI Central-African Forest Initiative
CAVV Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken
CBS Centraal bureau voor de statistiek
CERF Central Emergency Response Fund
CFYE Challenge Fund for Youth Employment
CGIAR Consultative Group for International Agricultural Research
COVID-19 Coronavirus diseas 2019
CPB Centraal Plan Bureau
CRAFT Climate Resilient Agriculture for Tomorrow
CSF Civic Space Fund
D2B Development to Build
DAC Development Assistance Committee
DECP Dutch Employers Cooperations Programme
DFCD Dutch Fund for Climate and Dvelopment
DfID United Kingdom Department for International Development
DGGF Dutch Good Growth Fund
DHI Demonstratie, Haalbaarheids- en Investeringsstudies
DRA Dutch Relief Alliance
DTIF Dutch Trade and Investment Fund
ECHO European Civil Protection and Humanitarian Aid Operations
EDEO Europese Dienst voor Extern Optreden
EPA Economische partnerschapsakkoorden
EPRM European Partnership for Responsible Minerals
ESMAP Energy Sector Management Assistance Program
EU Europese Unie
EU-AU top Europa-Afrika Top
EZK Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
FAO Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties
FBB Feministisch Buitenland beleid
FIB Finance for International Business
FLOW Funding Leadership Opportunities for Women
FMO Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden
FOM Faciliteit Opkomende Markten
FVO Fonds Verantwoord Ondernemen
G20 De Groep van 20
GAF Global Acceleration Framework
GAFSP Global Agriculture and Food Security Program
GAVI Global Alliance for Vaccination and Immunization
GCF Groene Klimaatfonds
GEF Global Environment Facility
GEF Generation Equality Forum
GenU Generation Unlimited
GFATM Global Fund to fight AIDS, TB and Malaria
GFF Global Financing Facility in support of »Every Woman, Every Child«
GPE Global Partnership for Education
GPEDC Global Partnership for Effective Development Cooperation
HGIS Homogene Groep Internationale Samenwerking
HIF Health Insurance Fund
HIV/AIDS Humaan Immunodeficiëntievirus / Verworven Immunodeficiëntiesyn- droom
ICPD International Conference on Population and development
ICRC International Committee of the Red Cross
IDEA Institute for Democracy and Electoral Assitance
IDA International Development Association
IDB Inter-American Development Bank
IDF Infrastructure Development Fund
IDH Initiatief Duurzame Handel
IDLO International Development Law Organisation
IenW Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
IFAD International Fund for Agricultural Development
IFC International Finance Organization
IFDC International Fertilizer Development Center
IFFEd International Financing Facility for Education
IFI’s Internationale Financiële Instellingen
IKS Internationale Klimaat Strategie
ILO International Labour Organization
IMVO Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
IO Internationale Organisatie
IOB Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie
IOM Internationale Organisatie voor Migratie
IRHP Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek
ISB International Strategic Board
JSI Joint Statement Initiative
KNVB Koninklijke Nederlandse Voetbalbond
LEAD Local Employment in Africa for Development
LfS Leading from the South
LGBTQI lesbian, gay, bisexual, transgender and Intersexual
LMIC’s Lage-Midden-Inkomenslanden
MASSIF Micro and Small Enterprise Fund
MDRI Multilateral Debt Relief Initiative
MENA Middle East and Northern Africa
MHPSS mental health and psychosocial support
MKB Midden en Klein Bedrijf
MOL Minst Ontwikkelde Landen
MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
NAP Nationaal Actieplan
NBSO Netherlands Business Support Office
NCP Nationale Contact Punt
NDC Nationally Determined Contribution
NDICI Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument
NFIA Netherlands Foreign Investment Agency
NGO Non-Gouvernementele Organisatie
NICHE Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education institutions
NIO Nationale Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden
NWO Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
OESO Organisatie Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OKP Orange Knowledge Program
ORIO Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling
OS Ontwikkelingssamenwerking
PIB Partners for International Business
PIDG Private Infrastructure Development Group
POV Power of Voices
PoW Power of Women
PSD Private Sector Development
PSI Private Sector Investeringsprogramma
PUM Programma Uitzending Managers
PWC Price Waterhouse Coopers
RVO Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
SEA Strategische Evaluatie Agenda
SEAH Safeguarding against Sexual Exploitation and Abuse and Sexual Harassment
SBIR Small Business Innovation Research
SDG Sustainable Development Goal
SDR Special Drawing Rights
SIB Starters International Business
SIDA Swedish International Development Cooperation Agency
SJAC Syria Justice and Accountability Center
SMART Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden
SNV Stichting Nederlandse Vrijwilligers
SP Strategische Partnerschappen
SRGR Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten
SRHR Sexual Reproductive Health and Rights
SUN Scaling Up Nutrition
TMEA Trade Mark East Africa
ToR Terms of Reference
UNAIDS Joint United Nations Programme on HIV/Aids
UNDP-DPPA Department of Political and Peacebuilding Affairs
UNDP United Nations Development Programme
UNEP United Nations Environment Programme
UNESCO United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
UNFPA United Nations Population Fund
UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees
UNICEF United Nations Children’s Fund
UNIDO United Nations Industrial Development Organizations
UN-OCHA United Nations Office for the Coordination of Human Affairs
UNOPS United Nations Office for Project Services
UNRWA United Nations Relief and Works Agency
UNWOMEN United Nations Entity for Gender Equality and Empowerment of Women
USAID United States Agency for International Development
USD Amerikaanse dolllar
VMP Vakbondsmedefinancieringsprogramma
VN Verenigde Naties
VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten
V&R Veiligheid & Rechtsorde
VS Verenigde Staten
WASH Water, Sanitation and Hygiene
WB Wereld Bank
WFP World Food Programme
WHO World Health Organization
WPS Women Peace and Security
WUR Wageningen University & Research
WTF West Africa Trade Facility
WTO World Trade Organization (Wereldhandelsorganisatie)

  1. __Zie Kamerbrief 31865-203.↩︎

  2. __Zie Funding Commitments in Transition, evaluatierapport klimaatfinanciering, IOB 2021.↩︎

  3. __Zie Kamerbrief 35 925 XVII 8.↩︎

  4. __Theory of Change, Migratie en Ontwikkeling (2018); Kamerbrief inzake voortgang opvang vluchtelingen in de regio (2021)↩︎

  5. __Theory of Change Humanitaire Hulp (2018), Mensen Eerst: Nederlandse koers humanitaire diplomatie en noodhulp (2019), Kamerbrief Humanitaire Hulp en Diplomatie (2022)↩︎

  6. __Theory of Change Veiligheid en Rechtsorde (2018)↩︎