[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2023

Memorie van toelichting

Nummer: 2022D34536, datum: 2022-09-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36200-B-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36200 B-2 Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2023.

Onderdeel van zaak 2022Z16133:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022–2023
36 200B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2023
Nr. 2

Memorie van toelichting

Geraamde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Geraamde uitgaven artikel 1 gemeentefonds (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 40.477.613.000

Figuur 2 Geraamde ontvangsten artikel 1 gemeentefonds (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 40.477.613.000

A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 3

Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet hebben gemeenten gezamenlijk recht op het bedrag dat in de begroting als verplichting voor het totaal van de algemene uitkering en de aanvullende uitkeringen is opgenomen. Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet hebben de gemeenten gezamenlijk recht op de bedragen die in de begroting als verplichting voor het totaal van de integratie-uitkeringen en het totaal van de decentralisatie-uitkeringen zijn opgenomen.

De in dit wetsartikel opgenomen bedragen zijn niet rechtstreeks uit de begrotingsstaat af te leiden. De bedragen worden nader onderbouwd in deze memorie van toelichting.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.G.J.Bruins Slot

De Staatssecretaris van Financiën,

M.L.A.van Rij

B. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen

1. Leeswijzer

Algemeen

Inleiding

Voor u ligt de begroting 2023 van het gemeentefonds.

Groeiparagraaf

Ten opzichte van voorgaande jaren ontbreekt in deze begroting het Periodiek Onderhoudsrapport gemeentefonds (POR). Vanwege de invoering van het nieuwe verdeelmodel van het gemeentefonds per 2023 heeft het POR op dit moment geen toegevoegde waarde.

Gemeentefonds

De gemeentefondsbegroting maakt onderdeel uit van de Rijksbegroting, maar heeft daarbinnen een eigen karakter. Zo kent de gemeentefondsbegroting in tegenstelling tot een departementale begroting slechts één beleidsartikel: het gemeentefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit beleidsartikel. Voorts zijn de fondsbeheerders systeemverantwoordelijk voor het gemeentefonds en niet voor de resultaten die gemeenten met hun budget uit dit fonds realiseren. Gemeenten zijn, met inachtneming van de wet- en regelgeving, autonoom in het voeren van hun beleid bekostigd uit het gemeentefonds. De begroting van het gemeentefonds bevat geen output- en/of outcomegegevens. Deze worden door de gemeenten in hun begrotingen gepresenteerd.

Beleidsagenda

De beleidsagenda geeft een overzicht van de hoofdlijnen van beleid. Tevens is een overzicht opgenomen met de belangrijkste mutaties.

Beleidsartikel

In het beleidsartikel komen de met het beleid samenhangende algemene beleidsdoelstelling, de rol en verantwoordelijkheid, de beleidswijzigingen, de budgettaire gevolgen van beleid en de toelichting op de uitgavencategorieën aan bod.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

De apparaatsuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden, waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Gemeentefonds in breder perspectief

In hoofdstuk 4 wordt het gemeentefonds in een breder perspectief geplaatst, waarbij ook wordt ingegaan op de overige inkomstenbronnen van de gemeenten, zoals specifieke uitkeringen en lokale belastingen en heffingen.

Bijlagen

Deze begroting wordt afgesloten met diverse bijlagen. Waaronder het verdiepingshoofdstuk waarin de opbouw is aangegeven van de uitgaven van het gemeentefonds vanaf de stand ontwerpbegroting 2022 naar de stand ontwerpbegroting 2023. In het verdiepingshoofdstuk worden de mutaties toegelicht die groter zijn dan of gelijk zijn aan de ondergrens zoals deze in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2022 is opgenomen. Voor het gemeentefonds is die grens € 10 mln. voor beleidsmatige mutaties en € 20 mln. voor technische mutaties.

2. Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

Nieuw verdeelmodel algemene uitkering gemeentefonds

De fondsbeheerders hebben besloten het nieuwe verdeelmodel voor de algemene uitkering van het gemeentefonds per 1 januari 2023 in te voeren (Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII, nr. 21). Bij de invoering van het nieuwe model volgen de fondsbeheerders de adviezen van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) op, met uitzondering van het advies van de ROB om het onderzoek naar de maatstaven centrumfunctie, eenpersoonshuishoudens en het onderzoek naar de overige eigen middelen te hebben afgerond voorafgaand aan invoering van het model. Deze onderzoeken worden in de loop van 2022 opgestart en naar verwachting zijn de onderzoeksresultaten in 2023 bekend. In samenspraak met de VNG, gemeenten en de ROB zal dan worden bekeken wat de implicaties van de uitkomsten van deze onderzoeken zijn voor het model.

Bij de invoering van het nieuwe verdeelmodel is gekozen om een ingroeipad te hanteren voor gemeenten die als gevolg van het nieuwe verdeelmodel een hoger of een lager bedrag per inwoner ontvangen. Aangezien de geadviseerde onderzoeken nog niet zijn afgerond voorafgaand aan invoering van het model, hebben de fondsbeheerders besloten het ingroeipad het eerste jaar niet op maximaal € 15 per inwoner te zetten, maar op maximaal € 7,50 per inwoner. Gegeven de ontvangen adviezen van de ROB en de VNG en de reacties van gemeenten hebben de fondsbeheerders verder besloten het ingroeipad te beperken tot 3 jaar. Verder zal het nieuwe model tijdig geëvalueerd worden en aan de hand van de evaluatie zal besloten worden over het traject 2026 en verder.

Voor gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lage sociaaleconomische status geldt tot en met 2025 een aangepast ingroeipad. Dat geldt eveneens voor gemeenten die tot en met 2022 aanvullende middelen ontvingen vanwege bevolkingsdaling.

Bestaande financieringssystematiek tot en met 2025

De jaarlijkse indexatie van het gemeentefonds heet het accres. Dit accres is voor de huidige kabinetsperiode (tot en met 2025) grotendeels berekend op basis van de bestaande afspraken. In het Coalitieakkoord is er voor gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor de investeringspakketten (klimaat, ontsluiten nieuwbouwwoningen en stikstof) specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor het Stikstoffonds, het Klimaatfonds, het budget voor ontsluiting van nieuwe woningen in het Mobiliteitsfonds en het Nationaal Groeifonds uit te zonderen van de berekening van het accres.

Daarnaast zijn in het Coalitieakkoord middelen voor de Woningbouwimpuls (10 x € 100 mln.) en volkshuisvesting (4 x € 150 mln.) opgenomen. Deze middelen zijn onttrokken aan het accres van het gemeentefonds en worden via een specifieke uitkering uitgekeerd.

Bovendien heeft de VNG ingestemd met het voorstel van het kabinet om het volumedeel van het accres voor gemeenten voor de periode 2022-2025 vast te zetten op het niveau van de voorjaarsnota 2022. Dit betekent dat de accresstanden voor de jaren 2022 t/m 2025 voor gemeenten slechts nog zullen wijzigen als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen. Hiermee wordt een eerste belangrijke stap gezet richting een meer stabiele financiering voor gemeenten. Het biedt hen voor de komende jaren zekerheid over hun inkomsten en beschikbare vrije ruimte, ook wanneer de uitgaven van het Rijk achterblijven bij de ramingen. Het kabinet geeft hiermee invulling aan de motie van Weijenberg c.s. (Kamerstukken II 2021/22, 35925, nr. 153).

Nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025

In het Coalitieakkoord is een nieuwe financieringssystematiek aangekondigd voor de periode na 2025, om een stabielere financiering voor medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten. Daarbij wordt de mogelijkheid van een groter eigen belastinggebied voor gemeenten en provincies betrokken.

Het kabinet en de medeoverheden zijn van mening dat de financieringssystematiek, zoals deze nu is vormgegeven, verbetering behoeft. Op basis van de gesprekken met de medeoverheden zijn vier vertrekpunten geformuleerd (Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII, nr. 170):

  1. Het is belangrijk dat er sprake is van een goede balans tussen opgaven, taken en middelen.
  1. Er is een betere financieringsbalans nodig tussen eigen inkomsten van gemeenten en provincies en bekostiging via de fondsen vanuit het Rijk.
  1. De bekostiging van het gemeentefonds en provinciefonds moet gepaard gaan met meerjarige stabiliteit, zodat gemeenten en provincies vooraf helderheid hebben over hun meerjarig begrotingskader.
  1. Het financieel en interbestuurlijk instrumentarium, waaronder het uitkeringsstelsel, dient beter aan te sluiten op taken en wettelijke kaders van waaruit die taken worden toebedeeld.

De hierbij passende vervolgstappen zullen in 2023 verder ter hand genomen worden.

Interbestuurlijke verhoudingen

Het Kabinet voert het gesprek met het decentraal bestuur over de meerwaarde van een beleidskader decentraal bestuur, één van de aanbevelingen uit het rapport van hoogleraar Douwe Jan Elzinga. Deze discussie zal in 2023 verder gevoerd worden.

Daarnaast werkt het Kabinet aan het opstellen van een uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden (UDO), waarmee effecten van nieuw beleid voor medeoverheden aan de voorkant inzichtelijk gemaakt worden.

Uitkeringsstelsel

De wens bestaat al langer om het uitkeringsstelsel, zoals opgenomen in de Financiële-verhoudingswet, beter aan te laten sluiten bij de gewijzigde bestuurlijke verhoudingen tussen Rijk en medeoverheden. Het Kabinet wil, samen met VNG en IPO, stappen zetten in een betere vormgeving van het uitkeringsstelsel langs drie sporen:

  1. Borgen dat de inrichting van de financiële verhoudingen blijft passen bij de wijze waarop overheden samen maatschappelijke opgaven willen oppakken en tegelijk kunnen voldoen aan de vereiste wettelijke kaders.
  1. Het uitkeringsstelsel moet de interbestuurlijke samenwerking niet belemmeren, maar ondersteunen.
  1. De bekostiging van de interbestuurlijke samenwerking moet plaatsvinden tegen zo laag mogelijke administratieve kosten aan de kant van zowel het Rijk als aan de zijde van de medeoverheden.

De verbeteringen in het uitkeringsstelsel worden doorgevoerd door aanpassing van de decentralisatie-uitkeringen en de specifieke uitkering:

  1. Voor de decentralisatie-uitkering geldt dat de wetgever bij de herziening van de Financiële-verhoudingswet nader aan zal geven, wat wel en niet is toegestaan.
  1. Voor de specifieke uitkeringen geldt dat deze eenvoudiger, sneller en tegen lagere administratieve lasten verstrekt moeten kunnen worden.

Het streven is om de herziening van de Financiële-verhoudingswet in 2024 af te ronden. Vooruitlopend op de geschetste wijzigingen in de wet zal, daar waar de huidige wet ruimte biedt, in de geest van de wijzigingen gewerkt gaan worden. Dat kan bijvoorbeeld door actualisering van het toetsingskader decentralisatie-uitkeringen. In de uitwerking van de plannen, op weg naar de wetswijziging in 2024, wordt nauw samengewerkt met de medeoverheden.

Overzicht coronamaatregelen

De afgelopen periode is voor een belangrijk deel getekend door de coronapandemie. Het kabinet heeft diverse (nood)maatregelen genomen om de crisis het hoofd te bieden. Deze paragraaf geeft een totaaloverzicht van de maatregelen die voor 2021 en verder op de begroting van het gemeentefonds zijn genomen.

Opschalingskorting 160 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2019/20, 35420, nr. 104 en Kamerstukken II 2020/21, 35544, nr. 2
Bijzondere bijstand 10 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12
Gemeentelijk schuldenbeleid 30 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12
Crisisdienstverlening 48 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12
Aanvullend pakket re-integratie 88 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12
Additionele impuls re-integratie 48 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12
Ondersteunen lokale culturele infrastructuur 150 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12
Verkiezingen 2021 22 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 12
Perspectief jeugd 19 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35679, nr. 2
Afvalverwerking 2020 28 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2020/21, 35731, nr. 2
Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten 65 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 420 en Kamerstukken II 2020/21, 35731, nr. 2
Peuteropvang 5 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 217 en Kamerstukken II 2020/21, 35731, nr. 2
Sociaal en mentaal welzijn Jeugd 34 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 988 en Kamerstukken II 2020/21, 35767, nr. 2
Sociaal en mentaal welzijn Kwetsbare groepen 84 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 988 en Kamerstukken II 2020/21, 35767, nr. 2
Jeugd aan zet 3 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2
Herorientatie zelfstandigen 6 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2
Lokale culturele voorzieningen 60 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 217 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2
Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten 195 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2021/22, 35420, nr. 420 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2
Handhaving quarantaine 3 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2
Sociale Werkbedrijven 45 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 365 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 B, nr. 2
Inkomstenderving 2020 84 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 B, nr. 2
Continuïteit van zorg 136 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 B, nr. 2
Lokaal cultuuraanbod 42 0 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2021/22, 35420, nr. 458 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 B, nr. 2
Bijzondere bijstand 0 15 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2
Gemeentelijk schuldenbeleid 0 30 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2
Re-integratie 0 15 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2
Additionele impuls re-integratie 0 43 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2
Gemeenteraadsverkiezingen 2022 0 30 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2021/22, 35420, nr. 466 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 15
Crisisdienstverlening 0 33 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35570 VIII, nr. 185 en Kamerstukken 2021/22, 36120 B, nr. 2
Inkomstenderving 2020 0 152 0 0 0 0 0 Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2
Peuteropvang 0 0 0 0 0 0 0 Ontwerpbegroting 2023 gemeentefonds
SW bedrijven 0 10 0 0 0 0 0 Ontwerpbegroting 2023 gemeentefonds
Totaal 1.365 329 0 0 0 0 0

Toelichting

Het kabinet en de medeoverheden blijven met elkaar in gesprek over de financiële, en sociaal-economische, gevolgen van de coronapandemie voor medeoverheden. De hoogte en omvang van de reële compensatie vraagt een politiek bestuurlijke afweging, waarbij het uitgangspunt is dat de medeoverheden er als gevolg van de corona-aanpak niet slechter voor komen te staan dan daarvoor.

2.2 Belangrijkste mutaties

Door wijzigingen in beleid van verschillende departementen kan worden overgegaan tot het beleggen of juist weghalen van taken bij gemeenten. Soms gaat dit gepaard met een toevoeging aan of een uitname uit het gemeentefonds. In de tabel met belangrijkste mutaties worden de mutaties groter dan € 30 mln. weergegeven. Een uitgebreid overzicht met mutaties is opgenomen in de verdiepingsbijlage (bijlage 1).

Stand ontwerpbegroting 2022 (incl. NvW)1 35.801.495 33.544.111 33.350.380 33.142.424 33.091.758 0
Mutaties ISB's 20222 679.000 0 0 0 0 0
Mutaties 1e suppletoire 2022 (incl. NvW)3 2.880.223 2.840.350 1.523.404 1.565.082 701.874 782.452
Extrapolatie 2027 0 0 0 0 0 32.940.941
Nieuwe mutaties 446.837 4.093.152 2.684.722 2.654.722 2.263.254 1.300.714
waarvan
1a) Accres tranche 2023 volume 0 1.221.486 1.221.486 1.221.486 0 0
1b) Accres tranche 2023 lpo 0 1.452.539 1.452.539 1.452.539 1.358.633 1.320.093
2) Ruimte onder plafond BCF 2022 320.917 0 0 0 0 0
3) Maatschappelijke begeleiding 34.988 0 0 0 0 0
4a) Overheveling vanuit integratie-uitkering Voogdij 18+ naar de algemene uitkering 0 ‒ 736.676 ‒ 736.676 ‒ 736.676 ‒ 736.676 ‒ 736.676
4b) Overheveling vanuit integratie-uitkering Participatie naar de algemene uitkering 0 ‒ 109.559 ‒ 113.698 ‒ 119.602 ‒ 125.292 ‒ 151.312
4c) Overheveling vanuit integratie-uitkeringen Overig naar de algemene uitkering 0 ‒ 86.347 ‒ 84.213 ‒ 81.843 ‒ 80.766 ‒ 80.343
4d) Overheveling naar de algemene uitkering vanuit diverse integratie-uitkeringen 0 932.582 934.587 938.121 942.734 968.331
5) Asiel 20.000 40.000 30.000 0 0 0
6) Eenmalige rijksbijdrage 0 0 0 0 924.000 0
7) Energietoelage 0 1.400.000 0 0 0 0
8) Bijzondere bijstand 50.000 0 0 0 0 0
9) Overige mutaties 20.932 ‒ 20.873 ‒ 19.303 ‒ 19.303 ‒ 19.379 ‒ 19.379
Stand ontwerpbegroting 2023 39.807.555 40.477.613 37.558.506 37.362.228 36.056.886 35.024.107
  1. Inclusief NvW's: Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 6, Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 13 en Kamerstukken II 2021/22, 35295 B, nr. 15.
  2. Kamerstukken II 2021/22, 36065, nr. 1
  3. Inclusief NvW's: Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 5 en Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 6

Toelichting

1) Accres tranche 2023

Het gemeentefonds ontwikkelt zich in principe evenredig met de accres-relevante uitgaven (ARU) van het Rijk. De groei of krimp van het gemeentefonds als gevolg van deze normeringssystematiek wordt accres genoemd. Voor de periode 2022 tot en met 2025 hebben de gemeenten ervoor gekozen om het volume-deel van het accres vast te zetten. Dit betekent dat de accresstanden voor de jaren 2022 t/m 2025 voor gemeenten slechts nog zullen wijzigen als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen (lpo). Zie ook de toelichting in paragraaf 2.1 Beleidsprioriteiten. Het accres van de tranche 2023 bedraagt voor de jaren 2023 tot en met 2025 € 2.674,0 mln. per jaar, waarvan € 1.221,5 mln. volume en € 1.452,5 mln. lpo. In de jaren 2025 en 2026 vindt, conform de nieuwe financieringssystematiek, alleen verwerking van het lpo-deel van het accres plaats.

2) Ruimte onder plafond BCF 2022

De ontwikkeling van het BTW-compensatiefonds en het bijbehorende plafond leiden conform het Financieel Akkoord Rijk/VNG/IPO met ingang van 2015 tot een toename of afname van de algemene uitkering van de fondsen. Voor 2022 is vooralsnog sprake van ruimte onder het plafond, met als gevolg een toevoeging aan de algemene uitkering van € 320,9 mln.

3) Maatschappelijke begeleiding

Conform artikel 18 van de Wet inburgering voorziet het College van Burgemeester en Wethouders in de maatschappelijke begeleiding van inburgeringsplichtige asielmigranten en hun gezinsleden. Gemeenten ontvangen hiervoor in 2022 een bijdrage van € 35 mln.

4) Overheveling vanuit integratie-uitkeringen naar de algemene uitkering

Met ingang van 2023 wordt het nieuwe verdeelmodel voor de algemene uitkering van het gemeentefonds van kracht. Daarmee samenhangend worden vanaf 2023 enkele onderdelen van verschillende integratie-uitkeringen overgeheveld naar de algemene uitkering. Het betreft concreet het historisch verdeelde budget van de integratie-uitkering Voogdij 18+, de onderdelen Wajong en Regulier werk van de integratie-uitkering Participatie en de integratie-uitkeringen voor Inburgering en voor de Vergoeding raadsleden kleine gemeenten. In tabel 3 is een detailoverzicht opgenomen van deze overheveling.

Algemene uitkering 932.582 934.587 938.121 942.734 968.331
Integratie-uitkering Voogdij 18+ Historisch verdeeld ‒ 736.676 ‒ 736.676 ‒ 736.676 ‒ 736.676 ‒ 736.676
Integratie-uitkering Participatie Wajong ‒ 56.175 ‒ 57.327 ‒ 58.374 ‒ 59.892 ‒ 70.976
Integratie-uitkering Participatie Regulier werk ‒ 53.384 ‒ 56.371 ‒ 61.228 ‒ 65.400 ‒ 80.336
Integratie-uitkering Overig Inburgering ‒ 76.571 ‒ 74.437 ‒ 72.067 ‒ 70.990 ‒ 70.567
Integratie-uitkering Overig Vergoeding raadsleden kleine gemeenten ‒ 9.776 ‒ 9.776 ‒ 9.776 ‒ 9.776 ‒ 9.776

5) Asiel

Het kabinet stelt € 90 mln. beschikbaar in 2022 tot en met 2024 ten behoeve van de inburgering en integratie van statushouders.

6) Eenmalige rijksbijdrage

Het Rijk werkt met gemeenten en provincies door aan een nieuwe financieringssystematiek vanaf 2026. In aanloop daarnaartoe stelt het kabinet voor gemeenten € 1 mld. extra in 2026 beschikbaar. Daarvan wordt een bedrag van € 76 mln. aan het Btw-compensatiefonds toegevoegd.

7) Energietoelage

Ook in 2023 stelt het kabinet € 1,4 mld. beschikbaar voor de uitvoering en uitgifte van de eenmalige aanvullende tegemoetkoming voor de gestegen energieprijzen voor huishoudens met een laag inkomen.

8) Bijzondere bijstand

Om huishoudens extra te kunnen ondersteunen stelt het kabinet in 2022 € 50 mln. extra beschikbaar voor de bijzondere bijstand.

2.3 Beleidsevaluaties

Al het beleid dat valt onder een beleidsartikel uit de Rijksbegroting moet tenminste eens in de zeven jaar worden geëvalueerd. Er vindt echter geen afzonderlijke beleidsdoorlichting plaats van het beleidsartikel van het gemeentefonds. Doorlichting van de bestuurlijke en financiële verhoudingen met de decentrale overheden, die ten grondslag liggen aan het fonds, vindt plaats via beleidsartikel 1.1 van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).

3. Beleidsartikelen

3.1 Artikel 1. Gemeentefonds

A. Algemene doelstelling

Via het gemeentefonds wordt bewerkstelligd dat de gemeenten middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema’s:

  1. gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken;
  2. een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten, die elk van de gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Financiën – namens deze de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst – hebben een regisserende en financierende rol ten aanzien van het gemeentefonds. De fondsbeheerders zijn op basis van de Financiële-verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten. Zij dragen daarbij zorg voor een adequate omvang alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek van het gemeentefonds. Tevens zorgen zij voor een adequate uitbetaling en vaststelling van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen aan de verschillende gemeenten.

Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of gemeenten als collectiviteit andere prioriteiten zouden kunnen stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven maatschappelijke opgaven. Naast de fondsbeheerders hebben hierbij ook de desbetreffende vakministers een rol.

Voor de realisatie van de beschreven beleidsthema's is er een aantal instrumenten en activiteiten.

Beleidsthema 1: gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken.

A) Normeringssystematiek

De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering van het gemeentefonds wordt – naast taakmutaties – bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek houdt in dat de ontwikkeling van het fonds gekoppeld is aan de ontwikkeling van de accres-relevante uitgaven van het Rijk (ARU), dit wordt ook wel aangeduid als het principe «samen de trap op, samen de trap af». De jaarlijkse toe- of afname van het gemeentefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. De normeringssystematiek is in werking sinds 1995 en berust op een bestuurlijke afspraak tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).

In het Coalitieakkoord is het accres voor de huidige kabinetsperiode (tot en met 2025) grotendeels berekend op basis van de bestaande afspraken. Wel is er voor gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor de verschillende investeringspakketten specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor de bijbehorende fondsen uit te zonderen van de berekening van het accres.

In het Coalitieakkoord is tevens een nieuwe financieringssystematiek aangekondigd voor de periode na 2025, om een stabielere financiering voor medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten. Daarbij wordt de mogelijkheid van een groter eigen belastinggebied voor gemeenten en provincies betrokken. Overigens vindt vanaf 2026 nog wel indexatie plaats voor de loon- en prijsontwikkeling.

Zie voor meer informatie over de normeringssystematiek het onderdeel Beleidsprioriteiten van deze begroting.

B) Artikel 2 Financiële-verhoudingswet

Er zijn jaarlijks diverse specifieke taakmutaties die tot toevoegingen en/of onttrekkingen aan het gemeentefonds kunnen leiden. Uitgangspunt hierbij is artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet. Dit artikel geeft aan dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door gemeenten, in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen wordt omkleed en met kwantitatieve gegevens wordt gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de gemeenten zijn. Tevens wordt aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor gemeenten kunnen worden opgevangen.

C) Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen

Het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) tussen de fondsbeheerders, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen (UvW) vindt twee keer per jaar plaats: rond het verschijnen van de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. Iedere partij kan agendapunten inbrengen. Zo nodig kunnen ook andere bewindspersonen dan de fondsbeheerders aan het overleg deelnemen. De uitkomst van de normeringssystematiek (zie A) kan – indien bekend – in het Bofv bestuurlijk worden gewogen.

D) Benchmark woonlasten

De OZB-opbrengsten van gemeenten werd tot en met 2019 op macroniveau gemaximeerd door jaarlijks een percentage vast te stellen waarmee de som van de OZB-opbrengsten van alle gemeenten mocht groeien. Met ingang van 2020 is een benchmark woonlasten geïntroduceerd ter vervanging van de macronorm OZB.

E) Artikel 12-gemeenten

Indien een gemeente grote financiële tekorten op de begroting heeft over langere tijd, dan kan de gemeente om een extra uitkering uit het gemeentefonds vragen. De gemeente krijgt dan een artikel 12-status en komt onder toezicht te staan van de provincie. Het aantal gemeenten dat een beroep doet op artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet is een indicator voor de financiële positie van gemeenten. In tabel 4 is het aantal artikel 12 gemeenten opgenomen.

Aantal gemeenten 4 3 2 2 2 2 2 2
Uitgekeerd bedrag o.b.v. artikel 12 30.506 24.101 23.799 22.105 39.469 27.860 22.061 21.875

F) Monitoring nieuwe middelen sociaal domein

Het College van Burgemeester en Wethouders legt over de besteding van de middelen sociaal domein uitsluitend financiële verantwoording af aan de gemeenteraad. Het Rijk vraagt geen verantwoording over de rechtmatigheid van de besteding door gemeenten. Wel monitort het Rijk de uitvoering van de taken van het sociaal domein, om de systeemverantwoordelijkheid van vakministers en fondsbeheerders te kunnen borgen. Het Rijk ontvangt daartoe via het informatiesysteem Informatie voor derden (Iv3) per gemeente informatie over de uitgaven in het sociaal domein. Iv3 is geen verantwoordingsinformatie en op basis van Iv3 kan niet worden teruggevorderd.

Beleidsthema 2: een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten, die elk van de gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

G) Verdeelmaatstaven

Het budget van de algemene uitkering van het gemeentefonds wordt over de gemeenten verdeeld via een systeem van verdeelmaatstaven. De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk voor ontwikkeling en onderhoud van het systeem van verdeelmaatstaven. Dit verdeelsysteem heeft als doel gemeenten in staat te stellen hun voorzieningen op een onderling gelijkwaardig niveau te brengen tegen globaal gelijke lastendruk en rekening houdend met de structuurkenmerken van de gemeenten.

Zolang voor een uitkeringsjaar de voor de verdeelmaatstaven noodzakelijke statistische gegevens nog niet bekend of definitief zijn, worden de gemeenten bevoorschot op basis van voorlopige cijfers. Hierbij wordt ernaar gestreefd de voorschotten zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de algemene uitkering waarop een gemeente uiteindelijk recht heeft, nadat de statistische gegevens definitief zijn vastgesteld. Dit streven geldt ook voor integratie- en decentralisatie-uitkeringen. Als er gedurende en na afloop van het uitkeringsjaar definitieve volumegegevens beschikbaar komen, leidt dit tot bijstellingen in de bevoorschotting. Aangezien voor het gemeentefonds de verplichtingen leidend zijn, zullen deze altijd tot uitkering komen.

H) Periodiek onderhoudsrapport

Voor de verdeling van de financiële middelen is het Periodiek onderhoudsrapport (POR) de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog adequaat is. De verdeling is adequaat als deze nog voldoende aansluit bij de daadwerkelijke uitgaven, zoals blijkt uit de gemeentelijke begrotingen. Het POR verschijnt in principe jaarlijks als bijlage bij de begroting. Vanwege de invoering van het nieuwe verdeelmodel van het gemeentefonds per 2023 heeft het POR op dit moment geen toegevoegde waarde. Daarom ontbreekt het POR in deze begroting.

C. Beleidswijzigingen

De relevante beleidswijzigingen zijn beschreven in de beleidsagenda (hoofdstuk 2). De financiële consequenties van deze beleidswijzigingen staan vermeld in tabel 2 en bijlage 2.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

In tabel 5 worden voor zowel de verplichtingen, de uitgaven als de ontvangsten de budgettaire gevolgen van beleid van het gemeentefonds weergegeven.

Verplichtingen 35.128.367 39.546.107 40.477.613 37.558.506 37.362.228 36.056.886 35.024.107
Uitgaven 35.028.123 39.807.555 40.477.613 37.558.506 37.362.228 36.056.886 35.024.107
Financiering gemeenten
Bijdrage aan medeoverheden 35.026.970 39.805.745 40.475.652 37.556.545 37.360.267 36.054.925 35.022.146
Algemene uitkering en de aanvullende uitkeringen 29.139.098 33.822.367 36.214.354 33.352.112 33.228.876 32.001.721 31.037.644
Decentralisatie-uitkeringen 1.645.290 1.664.783 900.591 901.340 887.382 867.401 857.498
Integratie-uitkering Voogdij 18+ 731.492 772.059 35.383 35.383 35.383 35.383 35.383
Integratie-uitkering Beschermd wonen 1.488.899 1.495.475 1.532.904 1.533.404 1.534.001 1.534.625 1.534.625
Integratie-uitkering Participatie 1.982.603 1.965.263 1.792.420 1.734.306 1.674.625 1.615.795 1.556.996
Integratie-uitkeringen Overig 39.588 85.798 0 0 0 0 0
Kosten Financiële-verhoudingswet
Opdrachten 456 1.210 1.361 1.361 1.361 1.361 1.361
Onderzoeken verdeelsystematiek 456 1.210 1.361 1.361 1.361 1.361 1.361
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 697 600 600 600 600 600 600
Onderzoeken verdeelsystematiek 697 600 600 600 600 600 600
Ontvangsten 35.028.123 39.807.555 40.477.613 37.558.506 37.362.228 36.056.886 35.024.107

Geschatte budgetflexibiliteit

In tegenstelling tot een departementale begroting zijn bij het gemeentefonds de verplichtingen leidend. Dit houdt in dat zij, eenmaal geaccordeerd, altijd geheel tot uitbetaling komen. Geld dat in enig jaar nog niet aan gemeenten wordt uitgekeerd, wordt daarom aan de uitgaven van het volgende begrotingsjaar toegevoegd.

Op basis van de Financiële-verhoudingswet vermeldt de begroting het bedrag dat als verplichting geldt voor het totaal van de algemene uitkering. In de begroting kunnen ook decentralisatie-uitkeringen en integratie-uitkeringen als verplichting worden opgenomen om aan gemeenten te worden uitgekeerd. Het verplichtingenpercentage van de Bijdrage aan medeoverheden is 100%.

Van de Opdrachten en de Bijdrage aan ZBO's/RWT's is respectievelijk 3% en 63% juridisch verplicht. Het restant is beleidsmatig gereserveerd.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan medeoverheden

Algemene uitkering en de aanvullende uitkeringen

Dit betreft de uitkering aan alle gemeenten, die ten goede komt aan de algemene middelen van de gemeenten. De uitkering is gebaseerd op de artikelen 5 en 6 van de Financiële-verhoudingswet.

Integratie-uitkeringen overig

Dit betreft de uitkering die wordt toegepast als rechtstreekse overheveling van middelen naar de algemene uitkering bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering. De uitkering is gebaseerd op artikel 5 lid 2 van de Financiële-verhoudingswet. Voor een overzicht van de integratie-uitkeringen wordt verwezen naar bijlage 3.

Decentralisatie-uitkeringen

Naast de algemene uitkering en integratie-uitkeringen kent het gemeentefonds ook decentralisatie-uitkeringen. De verdeling van de decentralisatie-uitkering volgt evenmin als die van de integratie-uitkering de regels van de verdeling van de algemene uitkering van het gemeentefonds. Anders dan bij de integratie-uitkering, waar de termijn van overheveling naar de algemene uitkering van tevoren vaststaat, ontbreekt bij de decentralisatie-uitkering een dergelijke termijn. Voor een overzicht van de decentralisatie-uitkeringen wordt verwezen naar bijlage 4.

Uitkeringen per inwoner

Ter informatie geeft de figuur hieronder het verloop van de uitkeringen uit het gemeentefonds per inwoner van 2012–2027 weer. De bedragen 2012 tot en met 2021 zijn op basis van de jaarverslagen. De bedragen 2022 tot en met 2027 zijn op basis van de cijfers in de voorliggende begroting.

Figuur 3 Uitkeringen gemeentefonds in € per inwoner per jaar

De gemeenten ontvangen in 2023 uit het gemeentefonds € 40.475.652.000. Per inwoner komt de uitkering uit op een landelijk gemiddelde van € 2.293 per inwoner. Ten opzichte van 2022 betekent dit een mutatie van + € 24 per inwoner.

Meer informatie over de mutaties in de verschillende uitkeringen en over de verdeling van de uitkeringen over de gemeenten is te vinden in de circulaires van het gemeentefonds. Deze circulaires zijn te raadplegen op Rijksoverheid.nl.

Opdrachten en bijdragen ZBO's/RWT's

Kosten Financiële-verhoudingswet

Dit betreft het budget dat elk jaar is gereserveerd voor de uitvoering van onderzoeken op het vlak van de omvang en verdeling van het gemeentefonds en het onderhoud van de applicatie waarmee de uitkeringen worden berekend.

Ontvangsten

Ten behoeve van de dekking van de uitgaven is een post ontvangsten ex artikel 4 Fvw opgenomen. Artikel 4, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet bepaalt dat bij (begrotings)wet voor ieder uitkeringsjaar een bedrag aan middelen van het Rijk wordt afgezonderd ten behoeve van het gemeentefonds. Op grond van het tweede lid van dat artikel zijn de uitgaven en de inkomsten van het fonds over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk.

4. Gemeentefonds in breder perspectief

In dit hoofdstuk wordt het gemeentefonds in een breder perspectief geplaatst. Daarbij wordt een overzicht gegeven van de (overige) inkomstenbronnen van gemeenten en hoe die zich verhouden tot de uitkering uit het gemeentefonds (paragraaf 4.1). Daarnaast wordt nader ingegaan op de specifieke uitkeringen (paragraaf 4.2) en de lokale belastingen en heffingen (paragraaf 4.3).

4.1 Inkomstenbronnen van gemeenten

De uitgaven van gemeenten worden uit verschillende inkomstenbronnen bekostigd. Tabel 6 bevat een overzicht van de verschillende inkomstenbronnen van de gemeenten voor de periode 2017-2022. De cijfers tot en met 2020 zijn op basis van de jaarrekeningen. De cijfers 2021 en 2022 zijn op basis van de oorspronkelijke begrotingen.

Inkomsten vanuit het Rijk
Gemeentefonds1 27.814 29.082 31.295 33.481 32.817 35.596
Specifieke uitkeringen2 6.400 6.900 7.000 11.384 10.500 10.500
Inkomsten uit eigen bronnen
OZB3 3.873 3.985 4.165 4.399 4.557 4.757
Overige belastingen3 1.530 1.622 1.740 1.465 1.812 1.667
Retributies3 4.518 4.546 4.603 4.822 4.943 5.118
Bouwgrondexploitatie4 4.169 3.818 3.139 3.477 3.505 3.163
Onttrekkingen reserves4 6.663 6.989 6.764 7.380 3.876 3.898
Overige middelen5 9.605 8.729 8.052 10.422 6.066 2.089
Totaal 64.572 65.671 66.758 76.830 68.076 66.788
  1. Bron Ministerie van BZK.
  2. Bron realisatiecijfers OSU. Bron begrotingscijfers Ministerie van BZK.
  3. Bron COELO Atlas lokale lasten.
  4. Bron CBS Statline.
  5. Bron CBS Statline met bewerking BZK.

Inkomsten vanuit het Rijk

De grootste inkomstenbron van gemeenten (53% in 2022) is het gemeentefonds. Het bedrag in de tabel betreft het totale verplichtingenbedrag voor het gemeentefonds en omvat de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen.

De specifieke uitkeringen vormen een andere inkomstenbron die vanuit het Rijk afkomstig is. Op de specifieke uitkeringen wordt in paragraaf 4.2 dieper ingegaan.

Inkomsten uit eigen bronnen

Naast de uitkeringen van het Rijk hebben de gemeenten inkomsten uit de Onroerende zaakbelasting (OZB), retributies en overige belastingen en heffingen. Op deze opbrengsten uit lokale belastingen en heffingen wordt in paragraaf 4.3 ingegaan. Daarnaast is sprake van ontrekkingen uit de reserves en van overige middelen.

4.2 Specifieke uitkeringen

De belangrijkste informatiebron voor specifieke uitkeringen is het Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen (OSU). Het doel van het OSU is inzicht geven in het stelsel van specifieke uitkeringen en in het onderhoud van het stelsel. Het rapport bevat een overzicht van de specifieke uitkeringen en de daarmee gemoeide bedragen. Het OSU wordt op grond van artikel 20 van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) jaarlijks aan de Tweede Kamer aangeboden. Het OSU bevat de definitieve cijfers (rekeningcijfers) over aantal en omvang van de specifieke uitkeringen op basis van de jaarverslagen van de betreffende departementen.

Het OSU kijkt sinds 2015 niet meer vooruit, maar blikt terug. Het OSU bevat daardoor geen informatie over specifieke uitkeringen in het lopende begrotingsjaar. De cijfers voor het lopende begrotingsjaar zijn daarom afkomstig uit de bijlage specifieke uitkeringen in de ontwerpbegroting 2022 van het Ministerie van BZK. Die bijlage bevat een overzicht van de bedragen die de diverse departementen in hun ontwerpbegrotingen hebben opgenomen voor specifieke uitkeringen.

Tabel 7 geeft inzicht in het aantal specifieke uitkeringen in de periode 2017–2022 en omvat niet alleen de specifieke uitkeringen aan gemeenten, maar ook die aan provincies en gemeenschappelijke regelingen.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 0 0 10 27 13 5
Economische Zaken en Klimaat 4 4 5 8 3 1
Financiën 0 0 0 1 0 0
Infrastructuur en Waterstaat 5 5 10 39 19 19
Justitie en Veiligheid 1 1 0 3 6 4
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 0 0 3 13 6 3
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 3 3 5 6 5 5
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2 2 4 4 3 1
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2 2 5 8 14 8
Totaal 17 17 42 109 69 46
  1. Bron 2021-2022: Ontwerpbegroting BZK 2021 en 2022 (begrotingscijfers met bewerking BZK)

4.3 Opbrengst lokale belastingen en heffingen

Tabel 8 bevat een overzicht van de opbrengsten van de lokale belastingen en heffingen van de gemeenten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de OZB, overige belastingen en retributies. Retributies zijn lokale heffingen waar een concrete dienst tegenover staat. Van deze retributies zijn de opbrengst van de rioolheffing en de opbrengst van de reinigingsheffing wettelijk gemaximeerd tot 100% kostendekkendheid op het niveau van de verordening.

De in dit overzicht gebruikte gegevens zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO). De toelichtende cijfers bij deze belastingen in de overige tabellen in dit onderdeel zijn gebaseerd op de gemiddelden zoals gepubliceerd in de jaarlijkse Atlas Lokale Lasten van het COELO.

Voor 2021 betreft het de oorspronkelijke begrotingen, die zijn opgesteld voordat de coronacrisis zijn intrede deed.

OZB Onroerende zaakbelasting 3.985 4.165 4.399 4.557 4.757 4,4
Overige belastingen Parkeerbelasting 891 977 848 1.040 1.111 6,8
Toeristenbelasting 288 342 211 344 377 9,6
Precariobelasting 312 293 280 287 39 ‒ 86,4
Andere belastingen 131 128 126 141 140 ‒ 0,7
Retributies Secretarieleges 342 251 194 226 217 ‒ 4,0
Reinigingsheffingen 1.730 1.835 1.995 2.170 2.257 4,0
Rioolrechten 1.618 1.670 1.702 1.723 1.772 2,8
Baten begraafplaatsrechten 115 115 125 114 115 0,9
Bouwvergunningen 621 598 696 564 604 7,1
Overige leges (inclusief marktgeld) 120 134 110 146 153 4,8
Totale opbrengst 10.153 10.508 10.686 11.312 11.542 2,0

De begrote opbrengsten uit gemeentelijke lokale belastingen en heffingen bedragen in 2022 ruim € 11,5 mld. In vergelijking met 2021 is dit een stijging van 2%.

Reinigingsheffing

De begrote opbrengsten uit reinigingsheffingen (afvalstoffenheffing en reinigingsrecht inclusief volume-effect) stijgen in 2022 met circa € 87 mln. tot circa € 2,3 mld. Ten opzichte van 2021 is dit een stijging van 4%. Gemeenten hebben de tarieven voor de afvalstoffenheffing verhoogd omdat het tarief voor de landelijke afvalstoffenbelasting is verhoogd en de kosten van verwerking per eenheid is toegenomen.

Tabel 9 geeft het gemiddelde tarief voor één- en meerpersoonshuishoudens voor reinigingsheffing. Het gemiddelde is gebaseerd op het gewogen gemiddelde van huishoudens.

Eenpersoonshuishouden 229 249 256 8,7% 2,8%
Meerpersoonshuishouden 283 305 317 7,8% 3,9%

Rioolheffing

De begrote opbrengsten uit rioolheffingen stijgen in 2022 met € 49 mln. tot circa € 1,8 mld. Dit is ten opzichte van 2021 een stijging van 2,8%.

Tabel 10 geeft aan wat gemiddeld aan rioolheffing per jaar wordt betaald door een één- en door een meerpersoonshuishouden. Het gemiddelde is gebaseerd op het gewogen gemiddelde van huishoudens.

Eenpersoonshuishouden 181 184 191 1,7% 3,8%
Meerpersoonshuishouden 199 201 207 1,0% 3,0%

Onroerende zaakbelasting (OZB)

De begrote opbrengsten uit de onroerende zaakbelastingen stijgen in 2022 met € 200 mln. tot circa € 4,8 mld. Dit is een stijging van 4,4% ten opzichte van 2021.

In tabel 11 staat bij een gemiddelde woningwaarde per gemeente de gemiddelde OZB-aanslag per woning. Ontwikkeling van 2021 naar 2022 kan niet worden weergegeven vanwege gewijzigde gegevensverzameling.

Gemiddelde aanslag woning (bij gemiddelde woningwaarde per gemeente) 295 305 380 3,4% nvt
Landelijk gemiddelde woningwaarde 286.000 309.000 409.000 8,0% nvt
  1. Tot en met 2021 hanteerde het COELO gemiddelden voor zowel huur- als koopwoningen. Met ingang van 2022 hebben de cijfers alleen bettrekking op koopwoningen

5. Bijlagen

Bijlage 1: Verdiepingshoofdstuk

Gelet op het feit dat de uitgaven en ontvangsten gelijk zijn aan elkaar, zijn beide posten in één tabel inzichtelijk gemaakt.

Stand ontwerpbegroting 2022 (incl. NvW)1 35.801.495 33.544.111 33.350.380 33.142.424 33.091.758 0
Mutaties ISB's 20222 679.000 0 0 0 0 0
Mutaties 1e suppletoire 2022 (incl. NvW)3 2.880.223 2.840.350 1.523.404 1.565.082 701.874 782.452
Extrapolatie 2027 0 0 0 0 0 32.940.941
Nieuwe mutaties 446.837 4.093.152 2.684.722 2.654.722 2.263.254 1.300.714
waarvan Algemene uitkering
1) Accres tranche 2023 0 2.674.025 2.674.025 2.674.025 1.358.633 1.320.093
2) Ruimte onder plafond BCF 2022 320.917 0 0 0 0 0
3) Bevolkingsdaling ‒ 11.245 0 0 0 0 0
4) Wet Goed verhuurderschap 0 21.592 12.404 12.404 12.404 12.404
5) Overheveling naar de algemene uitkering vanuit diverse integratie-uitkeringen 0 932.582 934.587 938.121 942.734 968.331
6) Asiel 20.000 40.000 30.000 0 0 0
7) Eenmalige rijksbijdrage 0 0 0 0 924.000 0
8) Energietoelage 0 1.400.000 0 0 0 0
9) Bijzondere bijstand 50.000 0 0 0 0 0
10) IPS Regeling 0 ‒ 10.750 0 0 0 0
11) Uitvoeringskossten SVB PGB Trekkingsrechten 0 ‒ 27.200 ‒ 27.200 ‒ 27.200 ‒ 27.200 ‒ 27.200
12) Overige mutaties algemene uitkering ‒ 5.940 ‒ 7.583 ‒ 7.583 ‒ 7.583 ‒ 7.583 ‒ 7.583
waarvan Integratie-uitkeringen
13) SW bedrijven (covid-19) 10.000 0 0 0 0 0
14a) Overheveling vanuit integratie-uitkering Voogdij 18+ naar de algemene uitkering 0 ‒ 736.676 ‒ 736.676 ‒ 736.676 ‒ 736.676 ‒ 736.676
14b) Overheveling vanuit integratie-uitkering Participatie naar de algemene uitkering 0 ‒ 109.559 ‒ 113.698 ‒ 119.602 ‒ 125.292 ‒ 151.312
14c) Overheveling vanuit integratie-uitkeringen Overig naar de algemene uitkering 0 ‒ 86.347 ‒ 84.213 ‒ 81.843 ‒ 80.766 ‒ 80.343
15) Overige mutaties integratie-uitkeringen 0 0 0 0 0 0
waarvan Decentralisatie-uitkeringen
16) Dichterbij dan je denkt 16.741 0 0 0 0 0
17) Maatschappelijke begeleiding 34.988 0 0 0 0 0
18) Overige mutaties decentralisatie-uitkeringen 11.376 3.068 3.076 3.076 3.000 3.000
waarvan Onderzoeken verdeelsystematiek
19) Overige mutaties onderzoeken verdeelsystematiek 0 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2023 39.807.555 40.477.613 37.558.506 37.362.228 36.056.886 35.024.107
  1. Inclusief NvW's: Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 6, Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 13 en Kamerstukken II 2021/22, 35295 B, nr. 15.
  2. Kamerstukken II 2021/22, 36065, nr. 1
  3. Inclusief NvW's: Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 5 en Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 6

Toelichting

De mutaties 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 14 en 17 zijn reeds toegelicht onder Tabel 2 Belangrijkste mutaties in hoofdstuk 2 Beleidsagenda.

3) Bevolkingsdaling

In afwachting van de invoering van het nieuwe verdeelmodel voor de algemene uitkering van het gemeentefonds per 2023, ontvangen de desbetreffende gemeenten in 2022 nog één keer een afzonderlijke uitkering voor het onderwerp bevolkingsdaling. Doordat de eerder verstrekte decentralisatie-uitkering als onrechtmatig is aangemerkt, zal dit in 2022 éénmalig gebeuren via een specifieke uitkering vanaf de begroting van het Ministerie van BZK.

4) Wet Goed verhuurderschap

In het Coalitieakkoord is afgesproken dat gemeenten meer mogelijkheden krijgen om malafide verhuurderschap en discriminatie op de huurmarkt tegen te gaan. Deze afspraken worden grotendeels uitgevoerd met het wetsvoorstel Goed Verhuurderschap. Gemeenten worden gecompenseerd voor de extra kosten die voortkomen uit dit wetsvoorstel.

10) IPS Regeling

Voor de Regeling vergoeding Individuele plaatsing en steun (IPS) voor de gemeentelijke doelgroep is in totaal € 21,5 mln. beschikbaar. Dit programmageld is bestemd voor de inzet van IPS trajecten voor mensen met psychische aandoeningen. Voor het programmageld is een 50/50 cofinanciering afgesproken; 50% Rijksbijdrage en 50% bijdrage van gemeenten. Deze uitname uit het gemeentefonds betreft het deel van de gemeenten.

11) Uitvoeringskosten SVB PGB Trekkingsrechten

De VNG en het Ministerie van VWS zijn overeengekomen om met ingang van 2023 een structureel bedrag uit te nemen uit het gemeentefonds t.b.v. de uitvoeringskosten van de SVB van de Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het overeengekomen bedrag van € 27,2 mln. per jaar is gelijk aan de begrote uitvoeringskosten van de SVB voor de Jeugdwet (€ 7,2 mln.) en de Wmo (€ 20 mln.) in 2022. Gezien de onzekerheid over de kostenontwikkeling evalueren de VNG en VWS deze afspraak na vier jaar (dus in 2026), op basis van de werkelijke uitvoeringskosten van de SVB voor de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Dat kan aanleiding zijn om de structurele uitname uit het gemeentefonds naar boven of naar beneden bij te stellen.

13) SW bedrijven

Het kabinet stelt aanvullend € 10 mln. beschikbaar aan gemeenten, voor de periode van 1 januari tot 1 april 2022, voor het opvangen van de exploitatietekorten van de Sociale Werkbedrijven als gevolg van de coronapandemie. Dit bedrag zal worden toegevoegd aan de integratie-uitkering Participatie via een verhoging van de Rijksbijdrage Wsw.

16) Dichterbij dan je denkt

Het actieplan ‘Dichterbij dan je denkt’ van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) beoogt om op korte termijn de krappe arbeidsmarkt te benutten om extra mensen die nu langs de kant staan naar (parttime) werk of een leerwerkplek te begeleiden. Doelstelling is om de matching tussen werkgevers en werkzoekenden uit het onbenut arbeidspotentieel te intensiveren in het licht van de krapte op de arbeidsmarkt. De decentralisatie uitkering van € 16,7 mln. wordt verstrekt aan de centrumgemeenten van de arbeidsmarktregio’s.

Bijlage 2: Integratie-uitkeringen

Voogdij 18+ 772.059 35.383 35.383 35.383 35.383 35.383
Beschermd wonen 1.495.475 1.532.904 1.533.404 1.534.001 1.534.625 1.534.625
Participatie 1.965.262 1.792.420 1.734.306 1.674.625 1.615.795 1.556.996
Verhoging raadsledenvergoeding kleine gemeenten 9.776 0 0 0 0 0
Uitvoeringskosten inburgering 76.021 0 0 0 0 0
Wijziging betalingsverloop integratie uitkeringen 2 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2023 4.318.595 3.360.707 3.303.093 3.244.009 3.185.803 3.127.004

Bijlage 3: Decentralisatie-uitkeringen

Aanpak laaggeletterdheid 6.050 6.650 7.300 0 0 0
Aanpak lerarentekort G4 4.000 0 0 0 0 0
Beeldende kunst en vormgeving 13.500 13.500 13.500 13.500 13.500 13.500
Bodembescherming 8.583 0 0 0 0 0
Brede aanpak Dak- en thuisloosheid 61.900 0 0 0 0 0
BRP centralisering inschrijving vergunninghouders 4.731 4.731 4.731 4.731 4.731 4.731
Buurtsportcoaches 75.005 0 0 0 0 0
Correctie Waterschapswegen (Knelpunten verdeelproblematiek) 3.867 3.956 4.047 4.140 4.235 4.332
Crisisdienstverlening (Jeugdwerkloosheid) 33.110 0 0 0 0 0
Dichterbij dan je denkt 16.741 0 0 0 0 0
Duurzame polder 250 0 0 0 0 0
Einde Lening Inburgerings Plichtig (ELIP) 2.625 0 0 0 0 0
Erfgoeddeal 1.738 0 0 0 0 0
Experiment centrale stemopneming 535 0 0 0 0 0
Experiment gesloten coffeeshopketen 1.378 1.378 1.378 0 0 0
Extra capaciteit BOA's 13.000 13.000 13.000 13.000 13.000 13.000
Gemeengteraadsverkiezingen 2022 30.380 0 0 0 0 0
Gezond in de stad 26.366 0 0 0 0 0
Handhaving quarantaine 300 0 0 0 0 0
Informele scholing 193 0 0 0 0 0
Inkomstenderving 2020 151.794 0 0 0 0 0
Jeugd 21.700 21.700 21.700 21.700 21.700 21.700
Jeugdhulp aan kinderen in een AZC 5.100 5.100 5.100 5.100 5.100 5.100
Kansen voor alle kinderen 85.000 85.000 85.000 85.000 85.000 85.000
Leerlingenvervoer Oekraine 9.200 0 0 0 0 0
LHBTI beleid regenboogsteden 1.453 0 0 0 0 0
Maatschappelijke begeleiding 34.988 0 0 0 0 0
Maatschappelijke opvang 385.057 385.057 385.057 385.057 385.057 385.057
Mantelzorgbeleid 1.500 0 0 0 0 0
Ondersteuning RES proces 8.803 0 0 0 0 0
Onderzoek Almere integratie 27 0 0 0 0 0
Online weerbaarheid 213 0 0 0 0 0
Samenwerkingskader Scherpenzeel 78 0 0 0 0 0
Slavernijverleden 958 958 958 0 0 0
Uitstapprogramma prostituees 4.000 6.000 6.000 6.000 6.000 6.000
Uitvoeringskosten klimaatakkoord 112.591 0 0 0 0 0
Uitvoeringskosten omgevingswet 150.938 0 0 0 0 0
Veilige steden 520 0 0 0 0 0
Veiligheidshuizen 7.699 7.699 7.699 7.699 7.699 7.699
Versterking arbeidsmarktregio's 14.541 14.541 14.541 13.951 13.951 13.951
Versterking dienstverlening gemeenten: personen met verward gedrag 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000
Versterking dienstverlening gemeenten: systeemleren 5.000 0 0 0 0 0
Versterking omgevingsveiligheidsdiensten 3.825 3.825 3.825 0 0 0
Voorschoolse voorziening peuters 30.200 30.000 30.000 30.000 30.000 30.000
Vrouwenopvang 231.728 230.728 230.728 230.728 210.728 210.728
VTH-taken 46.700 46.700 46.700 46.700 46.700 46.700
Wet kwaliteitsborging bouw 24.755 10.068 10.076 10.076 10.000 0
Windpark N33 1.790 0 0 0 0 0
Wijziging betalingsverloop decentralisatie uitkeringen 10.373 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2023 1.664.783 900.591 901.340 887.382 867.401 857.498

In artikel 13, lid 5, van de Financiële-verhoudingswet wordt bepaald dat jaarlijks, in overleg met de ministers die het aangaat, wordt bezien of een decentralisatie-uitkering kan worden gewijzigd in een integratie-uitkering of een algemene uitkering. In het licht van het traject dat de fondsbeheerders gestart zijn om het uitkeringsstelsel te vereenvoudigen zullen geen nieuwe integratie-uitkeringen meer worden gecreëerd. Voor de decentralisatie-uitkeringen betekent dit dat alleen een mogelijke omzetting naar de algemene uitkering aan de orde kan zijn.

In bovenstaande tabel zien we dat de meeste decentralisatie-uitkeringen niet structureel zijn. Van omzetting naar de algemene uitkering is voor die decentralisatie-uitkeringen dan ook vooralsnog geen sprake. Voor de wel structurele decentralisatie-uitkeringen geldt dat deze niet aan alle gemeenten worden uitgekeerd en/of nu nog niet kunnen worden verdeeld via de maatstaven van de algemene uitkering.

Bijlage 4: Moties en toezeggingen

De motie van het lid De Kort; Verzoekt de regering, de financiële gevolgen voor gemeenten van de afschaffing van de hondenbelasting in kaart te brengen; Verzoekt de regering, tevens in samenspraak met de VNG de mogelijkheid van afschaffing van de hondenbelasting te onderzoeken en daarbij de mogelijkheid van een redelijke overgangstermijn te betrekken; Verzoekt de regering, voorts de Tweede Kamer daar voor de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het najaar van 2021 over te informeren. Kamerstukken II 2020/21, 35569, nr. 3 Afgedaan. De Tweede Kamer is op 13 oktober 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 35569, nr. 40).
De motie van de leden Bromet en Inge van Dijk; Verzoekt de regering, om ervoor zorg te dragen dat er zo spoedig mogelijk een gezamenlijke probleemanalyse over de interbestuurlijke verhoudingen en financiële verhoudingen wordt opgesteld en de Tweede Kamer hierover te informeren. Kamerstukken II 2020/21, 35830 VII, nr. 13 Afgedaan. De Tweede Kamer is op 1 juli 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 35570 VII, nr. 104).
De motie van het lid Koole; Spreekt de wens uit dat de versterking van de aldus omschreven positie van de Minister van BZK als hoeder van democratisch gelegitimeerde medeoverheden binnen het rijksbestuur tijdens de lopende kabinetsformatie aan de orde wordt gesteld. Verzoekt de Voorzitter deze wens over te brengen aan de informateur. Kamerstukken I 2020/21, 35570 VII / 35619/35620/35621 / 35842, nr. K Afgedaan. Dit betreft een Spreekt uit-motie. Er is geen actie nodig vanuit BZK.
De motie van het lid Özütok; Verzoekt de regering, om te bezien hoe in het beleidskader gemeentelijke herindelingen nadrukkelijker aandacht kan worden besteed aan het draagvlak in alle betrokken kernen, en de Tweede Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling voor het jaar 2022 te informeren. Kamerstukken II, 2020/21, 35619, nr. 8 Afgedaan. De Tweede Kamer is op 17 november 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 28750, nr. 82).
De motie van het lid Sneller c.s.; Verzoekt de regering, de komende periode binnen haar mogelijkheden en verantwoordelijkheden in nauwe samenwerking met het provinciebestuur te bevorderen dat de gemeente Grave in bestuurlijk en financieel opzicht voorbereid wordt op een herindeling, mocht de wil daartoe blijken. Kamerstukken II, 2020/21, 35620, nr. 7 Afgedaan. De Tweede Kamer is op 17 november 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 28750, nr. 82).
De motie van het lid Özutok; Verzoekt de regering, ter voorbereiding op de kabinetsformatie met decentrale overheden in gesprek te gaan over een gedeelde probleem-analyse, mogelijke oplossingen, onderscheiden verantwoordelijkheden, en beleidsopties over het takenpakket van decentrale overheden aan te vullen met een gezamenlijke interbestuurlijke toelichting. Kamerstukken II 2020/21, 35570 VII, nr. 12 Afgedaan. De Tweede Kamer is op 1 juli 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 35570 VII, nr. 104).
De motie van het lid Engels c.s.; Verzoekt de minister een of meer modellen voor een stelsel van financiële verhoudingen tussen rijk en gemeenten te ontwikkelen waarin rekening wordt gehouden met zowel de effecten van de voorgenomen decentralisaties als met voortgaande processen van gemeentelijke herindeling. Kamerstukken I 2012/13, CII, nr. C Afgedaan. De Tweede Kamer is op 9 juli 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 35570, nr. B).
De motie van het lid Özütok; Verzoekt de regering, om in overleg met gemeenten te bezien hoe jaarlijks bij de verantwoording van het Gemeentefonds een duidelijk beeld gegeven kan worden of de middelen voldoende waren voor de gemeenten om hun taken uit te voeren. Kamerstukken II 2019/20, 35470 B, nr. 7 Afgedaan. Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 maart 2022 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 20).
De motie van het lid Van der Molen; Verzoekt de regering, medicijngebruik niet te hanteren als maatstaf in de toekomstige verdeelmodellen voor het sociaal domein. Kamerstukken 2018/19, 34477, nr. 62 Afgedaan. De Tweede Kamer is op 9 juli 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 25).
De motie van het lid Weyenberg c.s.; Verzoekt de regering bij de Voorjaarsnota met een voorstel te komen op welke manier gemeenten meerjarige duidelijkheid hebben over de reële stijging van het accres, bijvoorbeeld door het vastklikken van de standen bij de Voorjaarsnota. Kamerstukken II, 2021/22, 35925, nr. 153 Afgedaan. De Tweede Kamer is geïnformeerd. Kamerstukken II 2021/22, 35925-VII, nr. 170.
De motie van het lid Van Houwelingen; Spreekt uit dat het herindelen van gemeenten an sich geen doel mag zijn. Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII nr. 157 Motie is in behandeling genomen en gelijk afgedaan. Het betreft een spreekt uit-motie, er is geen actie noodzakelijk vanuit BZK.
De motie van het lid Snoeren c.s.; Verzoekt de regering, na voltooiing van het herindelingsproces de provincie Noord-Holland te verzoeken met de nieuwe gemeente Dijk en Waard, de gemeente Alkmaar, alsmede met de inwoners van Sint Pancras en Koedijk te evalueren en te verkennen of voor de dorpen Sint Pancras en/of Koedijk een grenscorrectie met de gemeente Alkmaar een duurzame oplossing is, en de Tweede Kamer hierover binnen twee jaar te informeren over de voortgang. Kamerstukken II, 2020/21, 35621 nr. 8 In behandeling. Na afronding van de evaluatie (begin 2024) wordt de Tweede Kamer over de uitkomsten geïnformeerd.
De motie van de leden Inge van Dijk en Grinwis; Verzoekt de regering om, nadere regels te stellen ten behoeve van naleving van de twee wetten, zodat het ook voor de Tweede Kamer aantoonbaar en controleerbaar is dat deze wetten worden nageleefd; Verzoekt de regering tevens, elk wetsvoorstel dat decentrale overheden raakt, zoals taakoverdrachten, medebewindstaken en regionale indelingen, mede te laten ondertekenen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en bij budgetoverdrachten ook door de Minister van Financiën. Kamerstukken II 2021/22, 35925, nr. 90 In behandeling. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2022 geïnformeerd.
De motie van de leden Inge van Dijk en Van der Graaf; Verzoekt de regering bij de uitwerking van de toekomstige financiering van decentrale overheden te onderzoeken of het wenselijk is een nood- of solidariteitsfonds in te richten waar incidenteel een beroep op kan worden gedaan, inclusief voorwaarden wanneer decentrale overheden hiervoor in aanmerking komen. Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII nr. 160 In behandeling. De Tweede Kamer wordt najaar 2022 geïnformeerd.
De motie van de leden Dekker-Abdulaziz en Romke de Jong; Verzoekt de regering snel de benodigde acties te ondernemen om te komen tot een nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025, daarbij de vormgeving voor een groter decentraal belastinggebied samen met de decentrale overheden uit te werken en de Tweede Kamer daarover nog dit jaar te informeren. Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII nr. 165 In behandeling. De Tweede Kamer wordt najaar 2022 geïnformeerd.
De motie van de leden Dekker-Abdulaziz en Romke de Jong; Verzoekt de regering specifiek raadsleden en Statenleden te betrekken bij het opstellen en uitwerken van het nieuwe financieringssysteem voor decentrale overheden en in de contourennota de Kamer te informeren over de wijze waarop dit wordt uitgevoerd. Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII nr. 159 15-07-2022 De Tweede Kamer wordt najaar 2022 geïnformeerd.
De motie van de leden Van der Graaf en Inge van Dijk; Verzoekt de regering de verevening van de overige eigen middelen zo snel mogelijk maar uiterlijk met ingang van 2024 beter aan te laten sluiten bij de meerjarige werkelijke ontvangen overige eigen middelen in relatie tot het kostenniveau van de gemeente. Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII nr. 161 In behandeling. De Tweede Kamer wordt najaar 2023 geïnformeerd.
De motie van het lid Van der Graaf; Verzoekt de regering bij de reeds aangekondigde onderzoeksagenda de vraag te betrekken waarom een aantal nadeelgemeenten onevenredig hard geraakt lijkt te worden door negatieve herverdeeleffecten en daarbij in het bijzonder oog te hebben voor gemeenten met beperkte financiële draagkracht en een lage sociaaleconomische status, terwijl dit niet uit hun kostenverloop te verklaren is; Verzoekt de regering tevens indien het onderzoek hiertoe aanleiding geeft te voorzien in een structurele oplossing. Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII nr. 166 In behandeling. De Tweede Kamer wordt najaar 2022 geïnformeerd.
De motie van het lid Strolenberg; Verzoekt de regering het bedrag dat momenteel per inwoner per gemeente besteed wordt aan rekenkameronderzoek in beeld te brengen; Verzoekt de regering tevens, de gemeentelijke autonomie in acht nemend, in overleg met de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies na te gaan welk bedrag per inwoner per gemeente voor gemeenten toereikend zou moeten zijn om onafhankelijk rekenkameronderzoek te doen. Kamerstukken II 2021/22, 35298, nr. 19 In behandeling. De Tweede Kamer wordt eind 2023 geïnformeerd.
De motie van het lid Inge van Dijk; Verzoekt de regering in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een plan te maken op welke wijze gemeenten met een slecht functionerende rekenkamer of rekenkamerfunctie tot verbetering kunnen worden aangezet. Kamerstukken II 2021/22, 35298, nr. 21 In behandeling. De Tweede Kamer wordt eind 2023 geïnformeerd.
De motie van het lid Inge van Dijk; Verzoekt de regering, de fundamentele discussie over de ontwikkelrichting van het binnenlands bestuur met concrete voorstellen af te ronden, en de Tweede Kamer daarover te informeren voor de zomer van 2022. Kamerstukken II 2020/21, 35513, nr. 14 In behandeling. De Tweede Kamer wordt najaar 2022 geïnformeerd.
De motie van het lid Inge van Dijk; Verzoekt de regering, tot die tijd geen taken over te dragen, behalve in gevallen waarin dit echt noodzakelijk is, mits in goed overleg met de gemeenten en met de bijbehorende financiën. Kamerstukken II 2020/21, 35850, nr. 9 13-06-2022 De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2022 geïnformeerd.
De minister van BZK heeft de Eerste Kamer toegezegd het dossier op het gebied van de bestuurlijke en financiële verhoudingen voor de informateurs te delen. Plenair debat Verhouding centrale overheid en decentrale overheden d.d. 11 mei 2021 (Handelingen I 2020/21, nr. 36, item 10) Afgedaan. De Eerste Kamer is op 1 juli 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken I 2020/21, 35570 VII, nr. J).
De minister zegt toe de Tweede Kamer in 2021 te informeren over de uitvoering van de in de brief over de aanbieding van het eindrapport evaluatie herindelingsproces Vijfheerenlanden (d.d. 2-11-2020) opgenomen acties. Kamerbrief Evaluatie herindelingsproces Vijfheerenlanden d.d. 2 november 2020 (Kamerstukken II 2020/21, 28750, nr. 78) Afgedaan. De Tweede Kamer is op 17 november 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 28750, nr. 82).
De minister zegt toe dat zij met de gemeenten in gesprek gaat over het op termijn afschaffen van de hondenbelasting. Daarnaast is de minister bereid om de financiële gevolgen in kaart te brengen, in gesprek te gaan met de VNG en daarover de Tweede Kamer te berichten. Plenair debat over het burgerinitiatief «Stop de hondenbelasting» (35 569, nr. 1) d.d. 10 juni 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 87, item 18) Afgedaan. De Tweede Kamer is op 13 oktober 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 35569, nr. 4).
De minister zegt de Tweede Kamer toe naar verwachting in het voorjaar 2020, na afronding van bovengenoemde onderzoeken, te informeren over de voorgenomen aanpassing van de verdeling van de middelen voor het sociaal domein in het gemeentefonds. Kamerbrief Vervolgstappen evaluatie verdeelmodellen sociaal domein d.d. 5 juli 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 34477, nr. 39) Afgedaan. De Tweede Kamer is op 9 juli 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 25).
De Minister van BZK zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Koole (PvdA) en Verkerk (ChristenUnie), toe om in het gesprek te gaan met medeoverheden en daarin mee te nemen om ruimte te laten voor differentiatie c.q. maatwerk en in de bestaande democratische structuren niet nog een (gekozen) laag aan te brengen (T03213). Plenair debat Verhouding centrale overheid en decentrale overheden d.d. 11 mei 2021 (Handelingen I 2020/21, nr. 36, item 10) Afgedaan. De Eerste Kamer is reeds op 1 juli per brief geïnformeerd (Kamerstukken I 2020/21, 35 570 VII, nr. 104).
De Minister van BZK zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe ervoor te zorgen dat de financiële middelen in ieder geval beschikbaar zijn voor gemeenten voor het jaar 2022 (T03210). Plenair debat Verhouding centrale overheid en decentrale overheden d.d. 11 mei 2021 (Handelingen I 2020/21, nr. 36, item 10) Afgedaan. De Eerste Kamer is reeds geïnformeerd met het versturen van de Ontwerpbegroting 2022 van het Gemeentefonds (Kamerstukken I 2021/22, 35 925 B).
De minister zegt de Tweede Kamer toe om per brief nog eens te reflecteren op de rol van provincies in herindelingsprocessen. Plenair debat Samenvoeging van de gemeenten Landerd en Uden (35 619), Samenvoeging van de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis (35 620), Samenvoeging van de gemeenten Heerhugowaard en Langedijk (35 621), Herindeling van de gemeenten Beemster en Purmerend (35 622) en Herindeling van de gemeenten Amsterdam en Weesp (35 623) d.d. 11 februari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 56, item 5) Afgedaan. De Tweede Kamer is op 17 november 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 28750, nr. 82).
De Minister van BZK zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Linden (Fractie-Nanninga), toe om op het geëigende moment haar inbreng over de verhouding centrale en decentrale overheden bij de (in)formateur met de Kamer te delen (T03211). Plenair debat Verhouding centrale overheid en decentrale overheden d.d. 11 mei 2021 (Handelingen I 2020/21, nr. 36, item 10) Afgedaan. De Eerste Kamer is op 1 juli 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken I 2020/21, 35570 VII, nr. 104).
De minister zegt toe de Tweede Kamer voor zover dat mogelijk is mee te nemen in een meer kwantitatieve duiding van uitgestelde investeringen i.v.m. financiële problematiek bij gemeenten. Plenair debat Begroting Binnenlandse Zaken (35 925-VII) voortzetting d.d. 28 oktober 2021 (Handelingen II 2021/22, nr. 15, item 11) Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 maart 2022 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 20).
De minister zegt toe een reactie op het eindadvies van de ROB de Tweede Kamer te doen toekomen na ontvangst van het advies van de VNG, dat eind november wordt verwacht. Deze reactie ontvangt de Tweede Kamer in het eerste kwartaal van 2022. Kamerbrief Antwoorden vragen herijking gemeentefonds d.d. 26 oktober 2021 (Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 9) Afgedaan. De Tweede Kamer is op 14 december 2021 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 35925-B. nr. 16).
De minister-president zegt namens de minister van BZK toe, als reactie op het lid Van der Staaij, dat bij de uitwerking van financiële verhoudingen met gemeenten ook het aspect van langjarige stabiliteit wordt betrokken (indachtig brief RvS over begrotingstoezicht dat financieringssystematiek complex is, en dit potentieel reden geeft voor geschillen). Plenair debat over de regeringsverklaring d.d. 19 januari 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 39, item 3) Afgedaan. In commissiedebat Financiën decentrale overheden en versterking lokaal bestuur d.d. 7 april 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII, nr. 149) heeft minBZK aan de TK het volgende toegezegd: «We zijn met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het IPO en de Unie van Waterschappen in gesprek om een proces in te richten rond het in kaart brengen van de bouwstenen voor die stabiele financieringssystematiek voor 2026 en verder, en dat moet uiteindelijk landen in de contourennota.»
De minister zegt toe de brief van de VFG en VGG - net als de reacties van andere (groepen van) gemeenten - te betrekken bij de verdere besluitvorming over de herijking van de verdeling van het gemeentefonds, en de Tweede Kamer naar verwachting in het voorjaar te informeren over de vervolgstappen naar aanleiding van het ROB-advies en het VNG-advies en de reacties van gemeenten. Kamerbrief Uw verzoek betreffende afschrift brief VFG en VGG over herijking gemeentefonds d.d. 25 januari 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 18) Afgedaan. De Tweede Kamer is op 6 april 2022 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 21)
De minister zegt de Tweede Kamer toe te kijken naar de aanstelling van een onafhankelijk procesbegeleiding ten behoeve van het opstellen van de contourennota, en komt met de eerste resultaten in juni 2022. Commissiedebat Financiën decentrale overheden en versterking lokaal bestuur d.d. 7 april (Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII, nr. 149) Afgedaan. Toezegging is uitgevoerd. Het Parlement wordt middels de contourennota geïnformeerd over het rapport van de onafhankelijk begeleider.
De minister stuurt voor de zomer van 2022 een brief over grensoverschrijdende samenwerking naar de Tweede Kamer. Parlementair agenda punt [07-04-2022] - Commissiedebat Financiën decentrale overheden en versterking lokaal bestuur d.d. 7 april (Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII, nr. 149) Afgedaan. De Tweede Kamer is op 13 mei 2022 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 32851, nr. 75).
De minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van de gesprekken met de VNG over de ondersteuning op lokaal niveau van onder andere sportverenigingen Kamerbrief VNG inzake toepassing groene heffingskorting en toepassing artikel 220f Gemeentewet d.d. 19 maart 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 32140, nr. 85) Afgedaan. De Tweede Kamer is op 30 mei 2022 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 32140, nr. 108).
De minister informeert de Tweede Kamer binnenkort per brief over de inzet van het kabinet voor regio's aan de grens. Kamerbrief Uitwerking van de motie Amhaouch en Palland d.d. 8 april 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 25295, nr. 828) Afgedaan. De Tweede Kamer is op 13 mei 2022 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 32851, nr. 75).
De minister werkt samen met medeoverheden aan onderzoeken om te komen tot herziening van de verdeling van de algemene uitkering van het Gemeentefonds. Het streven is dit in te kunnen laten gaan per 1 januari 2021, wat inhoudt dat ik de uitkomsten van de onderzoeken uiterlijk in de meicirculaire 2020 bekend wil maken. De minister zegt de Tweede Kamer toe tussentijds de Tweede Kamer te informeren over de stand van zaken. Kamerbrief Schriftelijke vragen (vraag 3) 35000-B d.d. 12 oktober 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 35000 B, nr. 5) Afgedaan. De Tweede Kamer is op 6 april 2022 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 21).
De Minister van BZK zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag opmerking van het lid Koole (PvdA), toe te overwegen of (de vastlegging van de) medeondertekening door de minister van BZK bij wetten die het lokaal en provinciaal openbaar bestuur aangaan, van toegevoegde waarde is (T03209). Plenair debat Verhouding centrale overheid en decentrale overheden d.d. 11 mei 2021 (Handelingen I 2020/21, nr. 36, item 10) In behandeling. De Eerste Kamer wordt in het najaar 2022 geïnformeerd.
De Minister van BZK zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe de Kamer te informeren over de opzet van de evaluatie waarin bekeken moet worden of de nieuwe fusiegemeente Maashorst kan blijven bestaan (T03262). Plenair debat Drie herindelingswetten / Samenvoeging gemeenten d.d. 6 juli 2021 (Kamerstukken I 2020/21, nr. 44, item 10) In behandeling. De Eerste Kamer wordt in najaar 2022 geïnformeerd.
De minister zegt de Tweede Kamer toe, naar aanleiding van Kamervragen van het lid Koerhuis (VVD), binnen 3 maanden na de ontvangst van het onderzoek van de Raad voor het Openbaar Bestuur met een reactie te komen, dit op grond van artikel 24 van de Kaderwet adviescolleges. De minister is voornemens om voor het zomerreces de Kamer te informeren. Kamerbrief Beantwoording Kamervraag van het lid Koerhuis inzake het bericht dat rijksambtenaren maar weinig weten van wat zich in Twente en de Achterhoek afspeelt d.d. 10 juni 2021 (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 3111) In behandeling. De Tweede Kamer wordt najaar 2022 geïnformeerd.
De Minister van BZK zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe te gaan kijken naar een beter functionerend stelsel, dat meer budgettaire stabiliteit en autonomie geeft voor de gemeente (T03207). Plenair debat Verhouding centrale overheid en decentrale overheden d.d. 11 mei 2021 (Handelingen I 2020/21, nr. 36, item 10) In behandeling. De Eerste Kamer wordt in najaar 2022 geïnformeerd
De minister streeft ernaar dat de kabinetsreactie op het rapport «Van beroep in bezwaar; Werkwijze en verdienmodel ‘no cure no pay’-bedrijven WOZ en BPM» voor de zomer naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Kamerbrief Beantwoording Kamervragen over het bericht «Toezichthouder heeft dubbel gevoel bij reclames WOZ-aanslag» d.d. 26 april 2022 (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2549) In behandeling. De Tweede Kamer wordt na zomer 2022 geïnformeerd.
De minister zegt de Tweede Kamer een brief toe (in 2019) inzake de voortgang over het gebruik van open data bij decentrale overheden. Algemeen overleg Sociaal domein/ Interbestuurlijk programma d.d. 25 april 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 34477, nr. 65) In behandeling. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd zodra zich een goede aanleiding voordoet.
De Minister van BZK zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe een aanvullende integrale rapportage te maken over de trends van alle uitkeringen aan de decentrale overheden en over de gevolgen van die uitkeringen voor de financiële positie van de gemeenten (T03208). Plenair debat Verhouding centrale overheid en decentrale overheden d.d. 11 mei 2021 (Handelingen I 2020/21, nr. 36, item 10) In behandeling. De Eerste Kamer wordt in het najaar van 2022 geïnformeerd.
De minister zegt toe na de zomer van 2020 de Tweede Kamer te informeren over de eerste opbrengsten en eventuele vervolgstappen in het kader van taakdifferentiatie. Kamerbrief Uitvoering Kamermotie Van der Molen inzake Taakdifferentiatie d.d. 12 maart 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 35300 VII, nr. 109). In behandeling. De Tweede Kamer wordt najaar 2022 geïnformeerd.
De minister zegt toe (najaar 2020) De Tweede Kamer te kunnen berichten over de uitkomsten van de gesprekken met de VNG over taakdifferentiatie. Kamerbrief Antwoorden op vragen schriftelijk overleg over democratie, kiesrecht en desinformatie d.d. 15 juni 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 35300-VII;30821;30985;35165;35300-B, nr. 124) In behandeling. De Tweede Kamer wordt najaar 2022 geïnformeerd.
De minister zegt toe samen met de staatssecretaris van Financiën aan een aanpassing te werken van het zogenaamde ‘uitkeringsstelsel’, mede vanwege de bevindingen van de Algemene Rekenkamer over de toepassing van de ‘decentralisatie-uitkering’. Onderdeel daarvan is de vraag welk uitkeringstype past bij het oppakken van gezamenlijke opgaven. Begin 2020 is het conceptwetsvoorstel voorgelegd ter consultatie aan onder andere de VNG, het IPO en de Algemene Rekenkamer. Beoogde inwerkingtreding is 2022. Het voornemen is het wetsvoorstel in het voorjaar 2021 aan de Tweede Kamer aan te bieden. Kamerbrief Antwoorden op vragen gesteld tijdens de begrotingsbehandeling d.d. 15 oktober 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 15, item 13) In behandeling. De Tweede Kamer wordt medio jaar 2022 geïnformeerd.
De minister zegt toe opdracht te geven tot een extern onderzoek om te bezien of en hoe de uitvoerings- en toepassingsvraagstukken met betrekking tot het creëren van extra mogelijkheden in het fiscale instrumentarium voor onder andere sportaccommodaties het beste geadresseerd kunnen worden. De minister zal de Tweede Kamer op de hoogte houden van de uitkomsten van het onderzoek, die in de eerste helft van 2023 worden verwacht. Kamerbrief Resultaten overleg gemeenten over mogelijkheden tariefverlagingen onroerendezaakbelasting d.d. 30 mei 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 32140, nr. 108) In behandeling. De Tweede Kamer wordt voor zomer 2023 geïnformeerd.
De minister zegt toe om de Tweede Kamer te informeren over de totstandkoming/ontwikkeling van het Kernenbeleid van de gemeente Dijk en Waard. Plenair debat Samenvoeging van de gemeenten Landerd en Uden (35 619), Samenvoeging van de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis (35 620), Samenvoeging van de gemeenten Heerhugowaard en Langedijk (35 621), Herindeling van de gemeenten Beemster en Purmerend (35 622) en Herindeling van de gemeenten Amsterdam en Weesp (35 623) d.d. 11 februari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 56, item 5) Na afronding van de evaluatie (medio 2024) wordt de Tweede Kamer over de uitkomsten geïnformeerd
De minister informeert de Tweede Kamer na de zomer van 2022 met een brief over versterking van het decentraal bestuur, waarbij ook wordt ingegaan op de stand van zaken van de uitvoering van de moties die zijn aangenomen bij de wijziging Wgr. Plenair debat Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur (35 546) d.d. 14 april 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 73, item 19) In behandeling. De Tweede Kamer wordt in september 2022 geïnformeerd.
De minister informeert de Tweede Kamer rond de zomer van 2022 over de procedure rondom het waarnemend burgemeesterschap, naar aanleiding van de motie Scherpenzeel. Commissiedebat Financiën decentrale overheden en versterking lokaal bestuur d.d. 7 april (Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII, nr. 149) In behandeling. De Tweede Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling geïnformeerd over de vormgeving en planning van de gevraagde wetswijziging
De Minister van BZK zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Hattem (PVV), toe na te gaan of de verslagen van de landelijke regietafels, in ieder geval de Landelijke Regietafel Migratie, openbaar zijn en hoe duidelijkheid gecreëerd kan worden voor wat betreft de verantwoording van dergelijke regietafels (T03212). Plenair debat Verhouding centrale overheid en decentrale overheden d.d. 11 mei 2021 (Handelingen I 2020/21, nr. 36, item 10) In behandeling. De Eerste Kamer wordt medio september 2022 geïnformeerd.