[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Brief regering

Nummer: 2022D34541, datum: 2022-09-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36200-2).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36200 -2 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën.

Onderdeel van zaak 2022Z16130:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022‒2023
36 200 Nota over de toestand van 's rijks financiën
Nr. 2

Nota over de toestand van 's rijks financiën

Ontvangen 20 september 2022

1 Budgettaire kerngegevens en plafondtoetsen

1.1 Budgettaire kerngegevens

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste budgettaire kerngegevens tot en met 2027. Deze cijfers zijn gebaseerd op de begrotingen en op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). Het kabinet verwacht in 2023 366,4 miljard euro aan inkomsten op te halen via belasting- en premieontvangsten. De geraamde rijksuitgaven bedragen 395,0 miljard euro in 2023.

Inkomsten (belastingen en sociale premies) 322,4 349,2 366,4 399,6 411,3 427,9 443,2
Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond 315,9 339,2 372,6 399,7 424,0 437,6 453,2
Rijksbegroting 152,0 155,1 161,5 169,9 181,0 180,1 184,7
Sociale zekerheid 87,8 89,1 99,7 105,1 111,9 117,4 123,2
Zorg 76,1 81,1 89,4 95,0 99,6 105,0 109,9
Investeringen 0,0 13,8 22,0 29,7 31,5 35,2 35,5
Steunmaatregelen corona relevant voor het EMU-saldo (uitgaven) 31,1 15,3 5,2 0,2 0,1 0,0 0,0
Overige netto-uitgaven en correcties relevant voor het EMU-saldo ‒ 1,1 2,3 17,2 22,6 11,8 11,3 10,7
Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo 345,8 356,8 395,0 422,5 435,9 448,9 463,9
EMU-saldo centrale overheid ‒ 23,4 ‒ 7,6 ‒ 28,5 ‒ 22,9 ‒ 24,6 ‒ 21,0 ‒ 20,7
EMU-saldo decentrale overheden 1,5 ‒ 1,0 ‒ 1,0 ‒ 1,1 ‒ 1,1 ‒ 1,2 ‒ 1,2
EMU-saldo collectieve sector ‒ 21,9 ‒ 8,5 ‒ 29,6 ‒ 24,0 ‒ 25,7 ‒ 22,1 ‒ 21,8
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) ‒ 2,5% ‒ 0,9% ‒ 3,0% ‒ 2,3% ‒ 2,4% ‒ 2,0% ‒ 1,9%
EMU-schuld collectieve sector 448,1 464,4 491,7 515,3 541,5 563,7 586,6
EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp) 52,1% 49,8% 49,5% 49,6% 50,0% 50,2% 50,4%
Bruto binnenlands product (bbp) 861 933 994 1.039 1.084 1.123 1.164

Het feitelijk EMU-tekort van de centrale overheid bedraagt 7,6 miljard euro in 2022 en 28,5 miljard euro in 2023. De decentrale overheden - onder andere de gemeenten, provincies en waterschappen - komen naar verwachting uit op een tekort van 1 miljard euro in 2022 en 1 miljard euro in 2023. Het EMU-saldo van de overheid als geheel (centrale overheid en decentrale overheden) komt daarmee naar verwachting uit op een tekort van 8,5 miljard euro in 2022 en 29,6 miljard euro in 2023. Dit komt overeen met respectievelijk ‒ 0,9% en ‒ 3,0% van het bbp. De schuld bereikt aan het eind van 2023 een niveau van 49,5% van het bbp.

1.2 Plafondtoetsen

Het kabinet stuurt in zijn begrotingsbeleid op de uitgavenplafonds die voor ieder jaar van de kabinetsperiode zijn vastgesteld. Het uitgavenplafond geeft de maximale ruimte weer voor uitgaven en hoeft niet maximaal benut te worden. Voor het grootste deel van de rijksuitgaven geldt dit uitgavenplafond. In deze paragraaf toetst het kabinet of de verwachte uitgaven onder het vooraf afgesproken uitgavenplafond blijven in de kabinetsperiode. De uitgavenplafonds van het huidige kabinet zijn vastgesteld in de Voorjaarsnota 2022. Het jaar 2022 is het eerste jaar in de huidige kabinetsperiode en daarmee ook het eerste jaar waarvoor een uitgavenplafond is afgesproken. Het uitgavenplafond is onderverdeeld in de vier deelplafonds Rijksbegroting, Sociale Zekerheid, Zorg en Investeringen.

Tabel 1.2 laat zien dat het niveau van de begrote uitgaven in 2022 5,4 miljard euro lager ligt dan het totale uitgavenplafond in 2022. De uitgaven onder de deelplafonds Rijksbegroting, Sociale zekerheid en Zorg zijn in 2022 lager dan de afgesproken deelplafonds. Voor 2023 tot en met 2025 laat de totaalplafondtoets een overschrijding zien van opgeteld 4,4 miljard euro. De onderschrijding in 2022 komt vooral door hogere gasbaten en het inboeken van taakstellende onderuitputting. Beide posten worden ingezet om de stijgende rente-uitgaven te dekken en de koopkracht te verbeteren voor 2023 en verder.

De grootste mutaties per deelplafond worden in deze paragraaf verder toegelicht. In bijlage 17 Verticale toelichting en in de departementale ontwerpbegrotingen worden de mutaties ten opzichte van Voorjaarsnota 2022 in meer detail toegelicht.

Totaal uitgavenplafond reguliere uitgaven
Uitgavenplafond reguliere uitgaven 344,6 371,0 399,0 421,9
Uitgavenniveau reguliere uitgaven 339,2 372,6 399,7 424,0 437,6 453,2
Over-/onderschrijding ‒ 5,4 1,6 0,7 2,1
Rijksbegroting reguliere uitgaven
Uitgavenplafond reguliere uitgaven 159,6 162,9 171,6 179,9
Uitgavenniveau reguliere uitgaven 155,1 161,5 169,9 181,0 180,1 184,7
Over-/onderschrijding ‒ 4,5 ‒ 1,4 ‒ 1,7 1,1
Sociale zekerheid reguliere uitgaven
Uitgavenplafond reguliere uitgaven 89,2 96,2 102,6 110,6
Uitgavenniveau reguliere uitgaven 89,1 99,7 105,1 111,9 117,4 123,2
Over-/onderschrijding ‒ 0,1 3,4 2,5 1,3
Zorg reguliere uitgaven
Uitgavenplafond reguliere uitgaven 82,1 89,9 95,2 99,9
Uitgavenniveau reguliere uitgaven 81,1 89,4 95,0 99,6 105,0 109,9
Over-/onderschrijding ‒ 1,0 ‒ 0,5 ‒ 0,2 ‒ 0,3
Investeringen reguliere uitgaven
Uitgavenplafond reguliere uitgaven 13,6 21,9 29,6 31,6
Uitgavenniveau reguliere uitgaven 13,8 22,0 29,7 31,5 35,2 35,5
Over-/onderschrijding 0,2 0,1 0,2 0,0

1.2.1 Plafondtoets Rijksbegroting

1 Uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022 156.361 160.928 169.713 177.889
Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:
2 Overboekingen met Sociale Zekerheid, Zorg en Investeringen ‒ 75 529 548 598 761 516
3 Loon- en prijsontwikkeling 6 1.883 1.588 1.620 1.614 1.486
4 Oekraïne uitgaven 306 183 0 0 0 0
5 Norg Akkoord 2.971 ‒ 610 ‒ 203 ‒ 230 0 0
6 Macro-economische mutaties na kabinetsperiode 0 0 0 0 ‒ 106 ‒ 126
7 Overige plafondcorrecties ‒ 2 ‒ 3 ‒ 2 0 0 0
8 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (= 1 t/m 7) 159.566 162.909 171.643 179.877
9 Reguliere uitgaven bij Voorjaarsnota 2022 156.361 160.928 169.713 177.889 176.560 182.140
Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond:
10 Overboekingen met Sociale Zekerheid, Zorg en Investeringen ‒ 75 529 548 598 761 516
11 Loon- en prijsontwikkeling 6 1.883 1.588 1.620 1.614 1.486
12 Oekraïne uitgaven 306 183 0 0 0 0
13 Norg Akkoord 2.971 ‒ 610 ‒ 203 ‒ 230 0 0
14 Macro-economische mutaties na kabinetsperiode 0 0 0 0 ‒ 106 ‒ 126
15 Overige plafondcorrecties ‒ 2 ‒ 3 ‒ 2 0 0 0
Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:
16 Koopkrachtpakket juli 247 ‒ 250 0 0 0 0
17 Koopkrachtpakket augustus ‒ 407 1.875 452 381 437 457
18 BNI-bijstelling HGIS 28 19 20 20 20 20
19 EU-afdrachten ‒ 40 ‒ 211 ‒ 133 ‒ 128 ‒ 139 ‒ 163
20 Dividenden staatsdeelnemingen ‒ 20 ‒ 40 ‒ 30 0 25 35
21 Rente-uitgaven 383 1.947 1.049 1.015 1.071 1.071
22 Gasbaten ‒ 2.470 ‒ 4.302 ‒ 3.085 ‒ 971 ‒ 385 ‒ 35
23 Asiel 183 189 95 176 184 182
24 Medeoverheden 0 0 0 0 1.100 0
25 Kasschuiven ‒ 196 1.410 327 583 ‒ 1.031 ‒ 1.094
26 Taakstellende onderuitputting ‒ 2.100 ‒ 2.100 ‒ 500 0 0 0
27 Accres Gemeentefonds, Provinciefonds en BCF ‒ 41 ‒ 18 7 17 0 4
28 Extrapolatie 0 0 0 0 0 155
29 Diversen ‒ 37 55 50 38 22 3
30 Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2023 (= 9 t/m 29) 155.098 161.484 169.895 181.008 180.134 184.650
31 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022 (=9-1) 0 0 0 0
32 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (=30-8) ‒ 4.469 ‒ 1.425 ‒ 1.748 1.131
33 Uitgavenniveau corona bij Miljoenennota 2023 17.549 4.867 162 70 ‒ 13 ‒ 17
34 Totale uitgaven bij Miljoenennota 2023 (=30+33) 172.647 166.352 170.057 181.078 180.121 184.633

De toets op het deelplafond Rijksbegroting laat een verwachte onderschrijding van het plafond zien van 4.469 miljoen euro in 2022. Deze is ontstaan sinds het definitief vaststellen van de plafonds bij Voorjaarsnota 2022. Een onderschrijding treedt ook op in 2023 en 2024, met respectievelijk 1.425 miljoen euro en 1.748 miljoen euro. In 2025 is er een overschrijding van 1.131 miljoen euro. De onderschrijding in 2022 tot en met 2024 komt grotendeels voort uit een ontvangstenmeevaller bij de gasbaten en het inboeken van taakstellende onderuitputting. Beide posten worden ingezet om de stijgende rente-uitgaven te dekken en de koopkracht te verbeteren voor 2023 en verder.

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

10. Overboekingen met Sociale Zekerheid, Zorg en Investeringen

De overboekingen tussen deelplafond Rijksbegroting en de andere deelplafonds leiden tot een bijstelling van het deelplafond Rijksbegroting. Deze bijstelling van het plafond is gelijk aan de omvang van de overboekingen.

11. Loon- en prijsontwikkeling
De uitgavenraming voor loon- en prijsontwikkeling is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB.

12. Oekraïne uitgaven
De uitgaven die direct samenhangen met de oorlog in Oekraïne worden buiten het uitgavenplafond verwerkt, met uitzondering van de kosten die vanuit bestaande budgetten worden gedekt. Bij een aantal regelingen is dit gedaan middels een correctie van het uitgavenplafond. Dit geldt bijvoorbeeld voor uitgaven die verband houden het onderwijs aan ontheemden en de kosten die verband houden met de zorg aan onverzekerden. In bijlage 22 is een uitgavenoverzicht voor Oekraïne uitgaven opgenomen.

13. Norg Akkoord
Het Norg Akkoord regelt dat in de gasopslag Norg niet langer Groningengas wordt opgeslagen, maar geconverteerd hoogcalorisch gas (pseudo-Groningengas). Hierdoor is het mogelijk de gaswinning in Groningen te verlagen. De totale kosten van het Norg Akkoord vallen door de gestegen gasprijs hoger uit. In de Startnota 2022 besloot het kabinet de kosten voor Norg eenmalig met een plafondcorrectie te verwerken. Dit is bij Voorjaarsnota 2022 gedaan. Vanwege de grote fluctuaties in de gasprijzen wordt het saldo van deze uitgaven en niet-belastingontvangsten nogmaals via een plafondcorrectie verwerkt. De niet-belastingontvangsten gerelateerd aan het Norg Akkoord bestaan uit ontvangsten op grond van de Mijnbouwwet en ontvangsten uit dividenden van EBN.

14. Macro-economische mutaties na kabinetsperiode
Volgens de begrotingsregels worden macro-economische uitgavenmutaties na de kabinetsperiode niet betrokken in de besluitvorming. Zo wordt voorkomen dat deze beslag leggen op de budgettaire ruimte van het volgende kabinet. Het betreft hier de macro-economische doorwerking op de middelen voor de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) en op de rente.

15. Overige plafondcorrecties
Deze post bevat enkele kleine correcties tussen niet-plafondrelevante en plafondrelevante uitgaven.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

16. Koopkrachtpakket juli

In juli is besloten de energietoelage voor huishoudens te verhogen. De extra uitgaven in 2022 zijn gedeeltelijk gedekt met de gestegen gasbaten in 2023.

17. Koopkrachtpakket augustus
Deze post betreft het uitgavendeel onder het plafond Rijksbegroting van het koopkrachtpakket waartoe het kabinet in augustus heeft besloten. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 2.2.1 van de Miljoenennota.

18. BNI-bijstelling HGIS

Conform de reguliere systematiek is het budget voor Official Development Assistance (ODA) van de HGIS bijgesteld op basis van de verwachte prijsontwikkeling van het BNI uit de meest recente CPB-raming (MEV). Dit leidt tot een meevaller van 28 miljoen euro in 2022, 19 miljoen euro in 2023 en een meevaller van 20 miljoen euro in 2024 en verder.

19. EU-afdrachten
De mutatie op de EU-afdrachten is een saldo van enkele mee- en tegenvallers. Op basis van de Lenteraming (de meest recente economische raming) heeft de Europese Commissie de EU-begroting voor de eigen middelen bijgesteld. Dit levert per saldo een meevaller op voor Nederland. De meevaller komt voort uit een actualisatie van de bni, btw, invoerrechten en de plasticafdrachten. Daarnaast heeft de Commissie de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan de Europese begroting uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord bijgesteld en is de jaarlijkse technische aanpassing van de Commissie verwerkt.

20. Dividenden staatsdeelnemingen
Een actualisatie van de dividendramingen van de staatsdeelnemingen geeft voor 2022, 2023 en 2024 een positieve bijstelling (respectievelijk 20, 40 en 30 miljoen euro hoger dan eerder voorzien). Voor de jaren 2026 en 2027 is de dividendraming naar beneden bijgesteld, met respectievelijk 25 en 35 miljoen euro.

21. Rente-uitgaven
In de MEV-raming van het CPB zijn de rentetarieven voor 2022 en 2023 opwaarts bijgesteld ten opzichte van het CEP. Dit leidt tot een stijging van de rente-uitgaven van structureel 1,1 miljard euro per jaar. In de CEP-raming van komend voorjaar zal het CPB ook de rentestanden voor de periode vanaf 2024 bijstellen. Naar verwachting leidt dit tot een aanvullende tegenvaller. Als de huidige rentestand in 2023 doorgetrokken wordt naar latere jaren, leidt dit indicatief tot een aanvullende structurele tegenvaller van ongeveer 3 miljard euro per jaar. Richting de voorjaarsbesluitvorming zal het kabinet opties en maatregelen inventariseren om deze tegenvaller structureel in te passen.

22. Gasbaten
Door de onrust op de gasmarkt zijn de gasprijzen en daarmee ook de gasbaten van de Staat gestegen. Naar verwachting zullen de prijzen ook de komende jaren hoger liggen dan bij Voorjaarsnota 2022 werd verwacht. Hierdoor zullen ook de ontvangsten Mijnbouwwet en dividenden EBN de komende jaren hoger uitvallen.

23. Asiel
Om de asielopvangproblematiek op te lossen stelt het kabinet extra middelen beschikbaar om crisisopvang van asielzoekers en huisvesting en inburgering van statushouders te realiseren. In de periode tussen 2022 en 2027 gaat het om cumulatief ruim 1 miljard euro.

24. Medeoverheden
In aanloop naar een nieuwe financieringssystematiek voor gemeenten en provincies vanaf 2026 wordt eenmalig 1,1 miljard euro beschikbaar gesteld in 2026 voor het Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds.

25. Kasschuiven
Sinds Voorjaarsnota 2022 is een aantal middelen vanuit 2022 doorgeschoven naar 2023. Ook zijn middelen geschoven tussen 2023 en latere jaren. Het gaat onder andere om kasschuiven op middelen voor toeslagen (1,2 miljard euro van 2022 naar latere jaren), een kasschuif voor TenneT (cumulatief 2,5 miljard euro uit 2026 en 2027 naar eerdere jaren) en een kasschuif voor de vooruitbetaling van het OV (1 miljard euro van 2023 naar 2022). 

26. Taakstellende onderuitputting
Om extra middelen voor de augustusbesluitvorming mogelijk te maken is een aanvullende taakstellende onderuitputting ingeboekt voor de jaren 2022 tot en met 2024. Deze taakstellende onderuitputting werkt hetzelfde als de in=uittaakstelling op de Aanvullende Post. De in=uittaakstelling wordt vanaf Najaarsnota voor het lopende jaar t gevuld vanuit de onderuitputting op de departementale begrotingen. Mocht er onvoldoende onderuitputting optreden, dan wordt het uitgavenkader overschreden en verslechtert het EMU-saldo. Gezien de krappe arbeidsmarkt valt de onderuitputting in de komende jaren waarschijnlijk hoger uit dan gebruikelijk. Ook het CPB voorziet in zijn ramingen dat een deel van de middelen niet besteed zal worden.

27. Accres Gemeentefonds, Provinciefonds en BCF

Deze post bevat het accres voor het Gemeentefonds en Provinciefonds en de mutaties als gevolg van de voorlopige afrekening van het Btw-compensatiefonds (BCF) voor 2022. Een verdere toelichting is opgenomen in bijlage 11 Accres Gemeentefonds en Provinciefonds.

28. Extrapolatie
Dit betreft een correctie op de extrapolatie van de uitgaven voor het jaar 2027 zoals die bij Voorjaarsnota 2022 is vastgesteld. De correctie ziet onder andere op een aflossing van de lening aan Griekenland die ten onrechte als plafondrelevant is geboekt.

29. Diversen
De post diversen bevat het saldo van de resterende uitgavenmutaties op de departementale begrotingen.

33. Uitgavenniveau corona
Het kabinet heeft sinds de uitbraak van Covid-19 verschillende noodmaatregelen genomen. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen. Daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. Een verdere uitsplitsing van de steunmaatregelen is opgenomen in bijlage 23.

1.2.2 Plafondtoets Sociale Zekerheid

1 Uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022 89.807 96.128 102.401 110.068
Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:
2 Overboekingen met andere uitgavenplafonds ‒ 78 ‒ 175 ‒ 174 ‒ 172 ‒ 142 ‒ 170
3 Nominale ontwikkeling 0 808 877 1.088 1.234 1.436
4 Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand ‒ 538 ‒ 577 ‒ 489 ‒ 376 ‒ 264 ‒ 83
5 Oekraine uitgaven 42 51 0 0 0 0
6 Overige plafondcorrecties 1 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4
7 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (= 1 t/m 6) 89.235 96.231 102.611 110.605
8 Reguliere uitgaven bij Voorjaarsnota 2022 89.807 96.128 102.401 110.068 115.427 120.950
Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond:
9 Overboekingen met andere uitgavenplafonds ‒ 78 ‒ 175 ‒ 174 ‒ 172 ‒ 142 ‒ 170
10 Nominale ontwikkeling 0 808 877 1.088 1.234 1.436
11 Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand ‒ 538 ‒ 577 ‒ 489 ‒ 376 ‒ 264 ‒ 83
12 Oekraine uitgaven 42 51 0 0 0 0
13 Overige plafondcorrecties 1 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4
Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:
14 Versnelde verhoging wettelijk minimumloon 3 3.057 2.046 846 816 794
15 Verlaging IOAOW 0 ‒ 496 ‒ 151 0 0 0
16 Verhoging kinderopvangtoeslag naar 96 procent 0 0 6 80 102 113
17 Verhoging Wet kindgebonden budget (WKB) 65 732 485 248 134 133
18 Caribisch Nederland Koopkracht 0 12 3 1 1 1
19 Wajong ‒ 74 ‒ 66 ‒ 71 ‒ 74 ‒ 72 ‒ 58
20 Kinderopvangtoeslag 135 162 156 251 223 202
21 Algemene Kinderbijslagwet (AKW) ‒ 29 ‒ 58 ‒ 59 ‒ 59 ‒ 60 ‒ 60
22 Wet betaald ouderschapsverlof (WBO) 19 52 53 54 56 56
23 Overige bijstellingen op basis van uitvoeringsinformatie en CPB-raming ‒ 31 43 45 1 ‒ 18 ‒ 5
24 Inzet loon en prijsbijstelling ‒ 12 ‒ 8 ‒ 15 ‒ 61 ‒ 69 ‒ 70
25 Maatregelen sociaal-medische beoordelingen 0 11 7 38 57 22
26 Dekking maatregelen sociaal medische beoordelingen ‒ 67 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 18 ‒ 19 ‒ 17
27 Diversen ‒ 136 ‒ 7 ‒ 28 ‒ 32 ‒ 45 ‒ 45
28 Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2023 (= 8 t/m 27) 89.108 99.655 105.080 111.878 117.357 123.195
29 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022 (=8-1) 0 0 0 0
30 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (=28-7) ‒ 128 3.425 2.469 1.273
31 Uitgavenniveau corona bij Miljoenennota 2023 ‒ 2.494 294 ‒ 2 ‒ 4 ‒ 2 ‒ 1
32 Totale uitgaven bij Miljoenennota 2023 (= 28+31) 86.614 99.950 105.078 111.875 117.355 123.194

De toets op het deelplafond Sociale Zekerheid laat een onderschrijding zien van 128 miljoen euro in 2022 en een overschrijding van 3.421 miljoen euro in 2023. De overschrijding van het plafond Sociale Zekerheid loopt binnen de kabinetsperiode af naar 1.273 miljoen euro in 2025. De grootste oorzaak van de overschrijding is het (ten opzichte van Voorjaarsnota 2022) versneld invoeren van de verhoging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2023 en daar bovenop een extra verhoging (in totaal 3.057 miljoen euro in 2023). Dekking hiervoor is gevonden buiten het deelplafond Sociale Zekerheid, maar binnen het koopkrachtpakket in de zomer van 2022.

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

9. Overboekingen met andere uitgavenplafonds

Overboekingen met de uitgavenplafonds Rijksbegroting en Investeringen leiden tot een neerwaartse bijstelling van de uitgaven onder plafond Sociale Zekerheid. De bijstelling van het plafond is gelijk aan de grootte van de overboekingen.

10. Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2022. Hieronder valt o.a. ook het effect van de reguliere indexatie van de versnelde verhoging van het minimumloon op de gekoppelde uitkeringen. Conform begrotingsregels wordt het uitgavenplafond voor deze mutaties aangepast.

11. Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand

In de begrotingsregels is vastgelegd dat het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt aangepast voor niet-beleidsmatige mutaties in de WW en bijstand. Hierdoor hebben deze mutaties geen invloed op de ruimte onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV en gemeenten en op basis van de recente economische raming van het CPB zijn de ramingen van de WW- en bijstandsuitgaven neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2022. Dit komt voornamelijk doordat het werkloosheidsniveau in 2022 en 2023 lager uitkomt dan verondersteld bij Voorjaarsnota.

12. Oekraïne uitgaven

Ontheemde Oekraïners kunnen, indien zij werken, aanspraak maken op kinderopvangtoeslag (ook indien iemand werkt en diegene een partner heeft buiten de EU), kinderbijslag en kindgebondenbudget. De uitgaven aan deze regelingen zijn opwaarts bijgesteld voor 2022, en het eerste en tweede kwartaal van 2023. Het uitgavenplafond is voor deze mutaties aangepast.

13. Overige plafondcorrecties

Door een toename van het aandeel eigenrisicodragers in de Ziektewet (ZW) nemen de uitgaven aan de Ziektewet af. Omdat tegelijkertijd ook de premie-ontvangsten voor de ZW afnemen, en er dus geen effect is op het overheidssaldo, wordt het uitgavenplafond Sociale Zekerheid neerwaarts bijgesteld.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

14. Versnelde verhoging wettelijk minimumloon 

Het bruto minimumloon wordt versneld verhoogd met 8,05 procent per 1 januari 2023. Hiermee wordt de volledige verhoging van 7,5 procent in drie stappen, zoals bij Voorjaarsnota besloten, naar voren gehaald en wordt het bruto minimumloon beleidsmatig verder verhoogd met 0,55 procent. Inclusief de reguliere indexatie per 1 januari 2023 stijgt het minimumloon per 1 januari 2023 met ruim 10 procent. De gehele verhoging wordt verwerkt door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Hierdoor stijgen alle aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen automatisch mee, ook het zittend bestand in de loongerelateerde uitkeringen (WIA, WAO, WW, ZW en verlofregelingen). Dit leidt tot extra structurele uitkeringslasten. De mutaties ten opzichte van Voorjaarsnota zijn zichtbaar in de verticale toelichtingen bij begrotingshoofdstukken 15, 40 en 83.

15. Verlaging IOAOW

In de Voorjaarsnota is besloten om de AOW-uitkering te koppelen aan de beleidsmatige verhoging van het minimumloon. Ter dekking van deze koppeling is tevens besloten om de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) in drie stappen af te schaffen. De verhoging van het minimumloon wordt nu versneld doorgevoerd door middel van een AMvB. De IOAOW kan echter niet bij AMvB worden afgeschaft (dit vereist een wetswijziging). De IOAOW wordt daarom in 2023 en 2024 verlaagd naar 5 euro per maand en per 2025 afgeschaft.

16. Verhoging Kinderopvangtoeslag naar 96 procent

In het coalitieakkoord is afgesproken om vanaf 2025 de kinderopvangtoeslag voor alle werkende ouders vast te stellen op een vergoedingspercentage van 95%. In aanvulling hierop heeft het kabinet besloten om dit vergoedingspercentage te verhogen naar 96%. Hierdoor behouden de laagste inkomens hun huidige vergoeding bij de hervorming naar een nieuw stelsel voor kinderopvang.

17. Verhoging Wet kindgebonden budget (WKB)

Het kabinet verhoogt het kindgebonden budget per 2023. Deze verhoging ziet op drie onderdelen. Het bedrag voor het derde kind en verder wordt verhoogd, zodat deze gelijk is aan het bedrag voor het tweede kind (een verhoging van 105 euro). De rest van het budget wordt gelijk verdeeld over alle kindbedragen en de verhoging van de alleenstaande ouder-kop (ALO-kop). Dit verhoogt deze bedragen met 335 euro. Deze maatregel wordt geïmplementeerd in 2023 en wordt in de daaropvolgende jaren stapsgewijs afgebouwd. Per 2028 resteert structureel een verhoging van 100 miljoen euro van het kindgebonden budget.

18. Caribisch Nederland koopkracht

Ook in Caribisch Nederland is het noodzakelijk om koopkrachtmaatregelen te nemen. Dit wordt gedaan door per 1 januari 2023 de kinderbijslag extra te verhogen met 10 dollar per maand (bovenop de reeds voorgenomen verhoging van 10 dollar per maand) en de AOV in één keer te verhogen tot het niveau van het ijkpunt voor het sociaal minimum. De AOV-verhoging is daarmee een versnelling ten opzichte van het oorspronkelijke reeds voorgestelde tijdspad om de AOV deze kabinetsperiode op niveau te brengen. Tot slot wordt de energietoeslag van 1300 euro voor Europees Nederland doorvertaald naar Caribisch Nederland.

19. Wajong

Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV worden de uitgaven aan de Wajong meerjarig naar beneden bijgesteld. De bijstelling schommelt tussen ‒ 74 miljoen euro in 2022 en ‒ 58 miljoen euro in 2027. Dit komt met name door een correctie van de rekenregels m.b.t. loondispensatie in het dit jaar herziene ramingsmodel. Daarnaast vallen de uitgaven lager uit doordat het aantal personen met een Wajong-uitkering naar verwachting afneemt. Hier tegenover staat wel een beperkte stijging van de gemiddelde uitkering doordat minder Wajong-gerechtigden arbeidsvermogen hebben en daardoor vaker een volledige Wajong-uitkering krijgen.

20. Kinderopvangtoeslag

Op basis van uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst en de recente economische raming van het CPB worden de uitgaven aan kinderopvangtoeslag meerjarig naar boven bijgesteld. De uitgaven worden naar boven bijgesteld door een verwachte toename van het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvang en van het aantal uren kinderopvang per kind. Dit heeft onder meer te maken met een lager geraamde werkloosheid ten opzichte van de raming bij de Voorjaarsnota. Per saldo stijgen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag met circa 200 miljoen euro in 2027.

21. Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

Bij de eerste suppletoire begroting is de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) op het prijspeil van 2022 gebracht. Uiteindelijk is de inflatie lager uitgevallen dan eerder werd verwacht. Dit is gecorrigeerd en leidt tot lagere uitgaven aan de AKW oplopend tot 60 miljoen euro in 2027.

22. Wet betaald ouderschapsverlof (WBO)

Op basis van de prognose van het UWV is de verwachte jaaruitkering bij de Wet betaald ouderschapsverlof (WBO) naar boven bijgesteld. Dit leidt tot hogere uitgaven aan de WBO oplopend tot 56 miljoen euro in 2027.

23. Overige bijstellingen op basis van uitvoeringsinformatie en CPB-raming

Op basis van uitvoeringsinformatie van onder andere het UWV en de recente economische raming van het CPB zijn enkele overige regelingen bijgesteld. Hieronder vallen onder andere een meevaller op de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) oplopend tot 48 miljoen euro in 2027 en een tegenvaller op de uitvoeringskosten UWV oplopend tot 44 miljoen euro in 2027.

24. Inzet loon- en prijsbijstelling

Op basis van uitvoeringsinformatie en de recente CPB-raming is er sprake van een per saldo tegenvaller onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Een deel van de dekking hiervoor wordt gevonden door inzet van middelen voor loon- en prijsbijstelling.

25. Maatregelen sociaal-medische beoordelingen

Het kabinet neemt op korte termijn drie tijdelijke maatregelen om urgente problematiek te verminderen ten aanzien van de mismatch tussen vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen bij UWV. Door deze maatregelen komen de uitgaven aan uitkeringslasten cumulatief 135 miljoen euro hoger uit.

26. Dekking maatregelen sociaal-medische beoordelingen

Het kabinet neemt op korte termijn drie tijdelijke maatregelen om urgente problematiek te verminderen ten aanzien van de mismatch tussen vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen bij UWV. De extra uitgaven die hiermee samenhangen worden gedekt uit het budget voor uitvoeringskosten op de SZW-begroting.

27. Diversen

Deze post bestaat uit diverse relatief kleinere mutaties. Het gaat onder andere om terugontvangsten van UWV en SVB in 2022 naar aanleiding van de afrekening over 2021.

31. Uitgavenniveau corona

Het kabinet heeft sinds de uitbraak van Covid-19 diverse (nood)maatregelen genomen om de coronacrisis het hoofd te bieden. Het grootste deel van de corona-uitgaven in 2022 en 2023 is bedoeld voor de afwikkeling van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). De komende jaren vinden hiervan de definitieve vaststellingen plaats. Ieder jaar vindt tussen SZW en UWV een afrekening per NOW-tranche plaats, waarbij het door SZW aan UWV beschikbaar gestelde bedrag voor de uitbetaling van NOW-subsidies wordt vergeleken met wat op dat moment de inschatting is van de totale NOW-uitgaven per tranche (dat wil zeggen nadat alle vaststellingen hebben plaatsgevonden). In 2022 heeft SZW geld ontvangen van het UWV. Dit komt grotendeels doordat bedrijven tot dusver meer moeten terugbetalen dan eerder verwacht. In 2023 betaalt SZW naar verwachting per saldo na aan het UWV. Daarnaast loopt er nog ander corona-gerelateerd beleid. In totaal staat het saldo op ‒ 2,5 miljard euro in 2022 (negatief vanwege per saldo terugontvangsten) en op 0,3 miljard euro in 2023.

1.2.3 Plafondtoets Zorg

1 Uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022 82.140 88.273 93.397 97.978
Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:
2 Overboekingen met Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Investeringen ‒ 5 ‒ 324 ‒ 275 ‒ 272 ‒ 270 ‒ 125
3 Loon- en prijsontwikkeling 0 1.965 2.065 2.171 2.277 2.329
4 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (= 1 t/m 3) 82.135 89.913 95.187 99.876
5 Reguliere uitgaven bij Voorjaarsnota 2022 82.140 88.273 93.397 97.978 103.227 108.137
Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond:
6 Overboekingen met Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Investeringen ‒ 5 ‒ 324 ‒ 275 ‒ 272 ‒ 270 ‒ 125
7 Loon- en prijsontwikkeling 0 1.965 2.065 2.171 2.277 2.329
Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:
8 Actualisatie Wlz ‒ 125 139 22 22 22 22
9 Aanpassen basis Integraal Zorgakkoord 0 ‒ 200 ‒ 200 ‒ 200 ‒ 200 ‒ 200
10 Actualisatie Zvw ‒ 722 ‒ 110 ‒ 110 ‒ 110 ‒ 110 ‒ 110
11 Eigen risico Zvw 65 ‒ 11 ‒ 11 ‒ 3 ‒ 2 ‒ 2
12 Eigen bijdragen Wlz ‒ 42 ‒ 47 ‒ 51 ‒ 166 ‒ 174 ‒ 181
13 Kasschuiven ‒ 195 ‒ 330 138 163 194 29
14 Diversen 5 35 35 5 5 5
15 Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2023 (= 5 t/m 15) 81.120 89.389 95.011 99.587 104.969 109.905
16 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022 (= 5-1) 0 0 0 0
17 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (= 15-4) ‒ 1.015 ‒ 524 ‒ 177 ‒ 289
18 Uitgavenniveau corona bij Miljoenennota 2023 274 43 0 0 0 0
19 Totale uitgaven bij Miljoenennota 2023 (= 15+18) 81.393 89.432 95.011 99.587 104.969 109.905

De toets op het uitgavenplafond Zorg laat een onderschrijding zien van 1 miljard euro in 2022. Deze onderschrijding is ontstaan sinds het definitief vaststellen van de plafonds bij Voorjaarsnota 2022. Een onderschrijding treedt ook op in 2023, 2024 en 2025, met respectievelijk 524 miljoen euro, 177 miljoen euro en 289 miljoen euro. De onderschrijdingen komen voornamelijk door de actualisaties in de Wlz en de Zvw en de aanpassing van de basis naar aanleiding van het Integraal Zorgakkoord.

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

6. Overboekingen met Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Investeringen

Het uitgavenplafond Zorg wordt verlaagd als gevolg van overboekingen naar het uitgavenplafond Rijksbegroting.

7. Loon- en prijsontwikkeling

De uitgavenraming voor de loon- en prijsontwikkeling is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

8. Actualisatie Wlz

Op basis van de brief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de benutting van het Wlz-kader worden de uitgaven bijgesteld. Dit betreft onder meer een opwaartse bijstelling voor ggz-wonen van 173 miljoen euro structureel vanaf 2023 en een neerwaartse bijstelling van 117 miljoen euro structureel vanaf 2024 als gevolg van lagere rentes voor de normatieve huisvestingscomponent/normatieve inventarisatiecomponent (NHC/NIC).

9. Aanpassen basis Integraal Zorgakkoord

In het kader van het Integraal Zorgakkoord worden op basis van actuele inzichten over het uitgavenniveau in recente jaren de budgettaire kaders van de Integraal Zorgakkoord sectoren bijgesteld.

10. Actualisatie Zvw
Op basis van de actuele cijfers van het Zorginstituut over het tweede kwartaal worden de uitgaven in de niet IZA-sectoren in de Zvw naar beneden bijgesteld. Voor alle sectoren zijn de actualisaties incidenteel in 2022 verwerkt. De grootste incidentele meevaller doet zich voor in de wijkverpleging (circa 1 miljard euro). Voor de sectoren die geen onderdeel zijn van het Integraal Zorgakkoord zijn de verwachte structurele effecten verwerkt. Dit betreft onder meer neerwaartse bijstellingen van 59 miljoen euro voor eerstelijn verblijf en 36 miljoen euro voor geriatrische revalidatiezorg. De structurele bijstellingen van de IZA-sectoren staan onder regel 9.

11. Eigen risico Zvw
De geraamde opbrengst van het eigen risico in de Zvw wordt neerwaarts bijgesteld naar aanleiding van de actualisaties op de Zvw-uitgaven (13,5 miljoen euro) en op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV)-raming van het CPB naar boven bijgesteld (15,9 miljoen euro structureel).

12. Eigen bijdragen Wlz
De geraamde opbrengst van de eigen bijdragen in de Wlz wordt naar boven bijgesteld naar aanleiding van de actualisatie van het Wlz-kader (58,5 miljoen euro structureel) en op basis van de MEV-raming van het CPB (122 miljoen euro in 2027).

13. Kasschuiven
Diverse middelen onder het deelplafond Zorg worden geschoven naar latere jaren. Dit betreft middelen voor Valpreventie, Scheiden Wonen en Zorg, Juiste Zorg op de Juiste Plek (JZOJP), Passende zorg als norm en het Integraal Zorgakkoord.

14. Diversen
Dit betreft onder meer het herstel van de loonbijstelling voor Caribisch Nederland van 5,2 miljoen euro structureel. Ook wordt in het kader van het Integraal Zorgakkoord voor zowel 2023 als 2024 30 miljoen euro gereserveerd voor het aanpakken van de wachtlijsten in de ggz.

18. Uitgavenniveau corona
Het kabinet heeft sinds de uitbraak van Covid-19 verschillende noodmaatregelen genomen. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen. Daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. Voor 2022 is 274 miljoen euro beschikbaar, onder meer voor meerkosten in de Wlz.

1.2.4 Plafondtoets Investeringen

1 Uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022 14.131 22.902 29.486 32.062
Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:
2 Overboekingen met plafond Rijksbegroting 159 ‒ 29 ‒ 98 ‒ 154 ‒ 349 ‒ 220
3 Aanpassing kasritmes ‒ 670 ‒ 1.409 ‒ 275 ‒ 806 122 636
4 Loon- en prijsbijstelling 0 439 439 477 518 496
5 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (=1 t/m 5) 13.620 21.903 29.552 31.580
6 Reguliere uitgaven bij Voorjaarsnota 2022 14.131 22.902 29.486 32.062 34.908 34.642
Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond:
7 Overboekingen met plafond Rijksbegroting 159 ‒ 29 ‒ 98 ‒ 154 ‒ 349 ‒ 220
8 Aanpassing kasritmes ‒ 670 ‒ 1.409 ‒ 275 ‒ 806 122 636
9 Loon-en prijsbijstelling 0 439 439 477 518 496
Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:
10 Kasschuiven regulier 224 ‒ 25 18 ‒ 36 ‒ 19 ‒ 88
11 Lokale aanpak woningisolatie 150 150
12 Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2023 (=6 t/m 11) 13.844 22.028 29.720 31.544 35.180 35.466
13 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022 (=6-1) 0 0 0 0
14 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (=12-5) 224 125 168 ‒ 36
15 Uitgavenniveau corona bij Miljoenennota 2023 0 0 0 0 0 0
16 Totale uitgaven bij Miljoenennota 2023 (=12+15) 13.844 22.028 29.720 31.544 35.180 35.466

Onder het investeringsplafond is een overschrijding zichtbaar van 224 miljoen euro in 2022. Dit wordt veroorzaakt door het effect van de reguliere kasschuiven naar voren (zie toelichting bij punt 10). De overschrijding in 2023 en 2024 wordt veroorzaakt door de toevoeging van de middelen voor de lokale aanpak woningisolatie (zie toelichting bij punt 11). De onderschrijding in 2025 wordt veroorzaakt door het effect van de reguliere kasschuiven (zie toelichting bij punt 10).

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

7. Overboekingen met plafond Rijksbegroting

Per saldo wordt in 2022 budget van het plafond Rijksbegroting overgeboekt naar het plafond Investeringen. De overboekingen zijn nodig omdat bepaalde middelen niet op de departementale begrotingen worden uitgegeven, maar op de fondsen.

8. Aanpassing kasritmes

Voor diverse reeksen wordt het kasritme aangepast en worden de middelen in een realistischer bestedingsritme gezet. De grootste aanpassingen worden doorgevoerd op het Mobiliteitsfonds. In de volgende paragraaf wordt dit nader toegelicht.

9. Loon- en prijsbijstelling

De uitgavenraming voor de loon- en prijsontwikkeling is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

10. Kasschuiven regulier

Voor diverse reeksen wordt het kasritme aangepast en worden de middelen in een realistischer bestedingsritme gezet. Een grote kasschuif heeft betrekking op middelen uit het transitiefonds die van 2023 naar 2022 worden geschoven ten behoeve van de provinciale aanpak stikstof.

11. Lokale aanpak woningisolatie

Om (kwetsbare) huishoudens financieel te ondersteunen bij het nemen van energiebesparende maatregelen stelt het kabinet in 2023 en 2024 in totaal 300 miljoen euro beschikbaar voor het nationaal isolatieprogramma.

1.2.4.1 Coalitieakkoordmiddelen op het investeringsplafond

Inleiding

In paragraaf 2.3.2 is aangeven dat conform de aanbeveling van het IBO Publieke investeringen een overzicht wordt gegeven van de ontwikkeling van de coalitieakkoordmiddelen onder het investeringsplafond.

Algemeen

Figuur 1.2.4.1 geeft het totaal aan investeringen weer onder het investeringsplafond bij de Voorjaarsnota 20221. In dit figuur is onderscheid gemaakt tussen coalitieakkoordmiddelen en reguliere investeringsmiddelen. Hieruit blijkt dat het nieuwe kabinet historisch veel investeert om grote maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden. In 2027 loopt het totaal aan extra coalitieakkoordmiddelen op naar ruim 15 miljard euro.

Figuur 1.2.4.1 Investeringsplafond bij Voorjaarsnota 2022

In paragraaf 2.3.2 is aangegeven dat de verwachting is dat vanwege diverse oorzaken niet alle investeringsmiddelen, waaronder de coalitieakkoordmiddelen, in het huidige ritme uitgegeven kunnen worden. Dit wordt zichtbaar in figuur 1.2.4.2. Het totale investeringsplafond Miljoenennota 2023 (oranje lijn) is in de eerste jaren lager dan het totale investeringsplafond Voorjaarsnota 2022 (groene stippellijn). In 2026 en 2027 is het totale investeringsplafond Miljoenennota 2023 echter hoger, wat betekent dat middelen naar achter worden geschoven.

Figuur 1.2.4.2 Investeringsplafond bij Miljoenennota 2023 vergeleken met Voorjaarsnota 2022

Voor de jaren 2022, 2023 en 2025 is de verwachting dat minder wordt uitgegeven dan begroot bij de Voorjaarsnota 2022. De grootste verschillen treden op in 2023 en 2025, respectievelijk 1,0 en 0,5 miljard euro. Hieronder wordt per begroting nader toegelicht wat de ontwikkeling in de coalitieakkoordmiddelen is.

Algemeen

Het Klimaatfonds en het Transitiefonds voor stikstof bestaan geheel uit coalitieakkoordmiddelen. Voor de overige fondsen is in 2022 nog een duidelijk onderscheid te maken tussen reguliere middelen en coalitieakkoordmiddelen. Op het moment dat de coalitieakkoordmiddelen zijn overgeboekt van de Aanvullende Post naar de fondsen verdwijnt dit onderscheid omdat de middelen vaak worden toegevoegd aan bestaande budgetten. Hierdoor wordt het de komende jaren relevant hoe de budgetten van de verschillende fondsen zich ontwikkelen.

Mobiliteitsfonds

De coalitieakkoordmiddelen voor veiligheid van Rijks N-wegen en fietsparkeren zijn overgeheveld van de Aanvullende Post naar het Mobiliteitsfonds. Daarnaast zijn de gereserveerde coalitieakkoordmiddelen voor instandhouding en voor het Nationaal Groeifonds in het juiste kasritme gezet. Deze middelen schuiven door naar de jaren 2028 en verder. Het gaat in totaal om 761 miljoen euro in 2023 voor instandhouding en projecten uit het Nationaal Groeifonds. De uitgaven van het Nationaal Groeifonds schuiven door naar latere jaren omdat eerst verkenningen en planuitwerkingen plaatsvinden. Daarnaast is voor een aantal wegenprojecten de raming aangepast omdat diverse mijlpaalbetalingen vanwege corona vertraagd zijn. De grootste verschuiving is de ViA15 (340 miljoen euro van 2023 naar 2024).

Hieronder wordt voor het Mobiliteitsfonds specifiek weergegeven wat het effect van de kasschuiven is voor de gehele looptijd van het fonds. Hieruit wordt zichtbaar dat de middelen uit de reguliere meerjarenperiode (2022-2027) naar achteren schuiven in de tijd. Dit gaat, zoals hierboven uitgebreider toegelicht, om coalitieakkoordmiddelen, Nationaal Groeifonds-projecten en projectvertragingen door corona en stikstof. Voor 2026 en verder staat het grootste deel van de coalitieakkoordmiddelen (structureel 1,1 miljard euro) voor instandhouding van infrastructuur en de middelen voor de Lelylijn (250 miljoen euro tot en met 2037) nog gereserveerd op de Aanvullende Post.

Figuur 1.2.4.3 Specifieke ontwikkeling Mobiliteitsfonds inclusief en exclusief kasschuiven

Deltafonds

Bij de Voorjaarsnota 2022 zijn de coalitieakkoordmiddelen voor instandhouding (exploitatie, onderhoud en vernieuwing van de Rijksinfrastructuur) aan het Deltafonds toegevoegd. Voor de korte termijn (de periode tot en met 2025) worden de middelen ingezet om de huidige programmering instandhouding op te hogen.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

Er wordt 567 miljoen euro vanuit 2022 en 314 miljoen euro vanuit 2023 naar latere jaren geschoven. Deze schuif bestaat onder andere uit 150 miljoen euro instandhoudingsuitgaven die van 2022 naar 2026 en 2027 worden geschoven. Daarnaast verwacht Defensie in 2022 en 2023 niet alle investeringsuitgaven te kunnen realiseren. Dit komt mede door vertragingen in leveringen. Daarom wordt voor de investeringsuitgaven 417 miljoen euro van 2022 en 314 miljoen euro van 2023 naar latere jaren doorgeschoven.

Nationaal Groeifonds

Het bestedingsritme van de coalitieakkoordmiddelen voor het Nationaal Groeifonds is niet veranderd. Vanuit de Aanvullende Post heeft geen overboeking plaatsgevonden. Wel zijn voor het Nationaal Groeifonds reguliere middelen naar achter geschoven omdat niet alle projecten tot uitvoering zijn gekomen.

Klimaatfonds

De middelen voor het Klimaatfonds staan gereserveerd op de Aanvullende Post. Er hebben verschillende overboekingen plaatsgevonden naar de departementale begrotingen. Deze overboekingen blijven onder het plafond investeringen. De overheveling van de resterende fondsmiddelen zal plaatsvinden zodra het Klimaatfonds officieel is ingesteld.

Transitiefonds (stikstof)

Dit voorjaar is een uitvraag gedaan onder provincies, terreinbeheerders en waterschappen voor versnellingsvoorstellen, vooruitlopend op de nog op te leveren gebiedsprogramma’s. Het kabinet heeft een bedrag van 504 miljoen euro uit het transitiefonds beschikbaar gesteld ten behoeve van de provinciale aanpak. Daarnaast heeft het kabinet middelen ingezet voor de uitvoeringskosten van de transitie.

1.3 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

De visuele samenvatting bij de Miljoenennota biedt een toegankelijk overzicht van de belangrijkste cijfers voor het Miljoenennotajaar 2023. De presentatie in de visuele samenvatting verschilt echter op een aantal punten van de begrotingssystematiek zoals die wordt gehanteerd in de rest van de Miljoenennota en bijlagen. Deze bijlage behandelt de samenhang tussen de cijfers uit de visuele samenvatting en de rest van de Miljoenennota en geeft deze aansluiting weer in tabel 1.3.

De visuele samenvatting gaat uit van een netto-uitgavenbegrip. Dat wil zeggen, de bruto-uitgaven (tabel 2.2 in bijlage 2) verminderd met de zogenaamde niet-belastingontvangsten (tabel 2.3 in bijlage 2). Dit zijn ontvangsten die tot de uitgavenkant van de begroting worden gerekend, zoals boete-opbrengsten, leges en teruggevorderde toeslagen.

Een ander verschil in presentatie tussen de visuele samenvatting en de Miljoenennota betreft de individuele begrotingsposten. De visuele samenvatting gaat uit van een thematische indeling die niet exact aansluit bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Zo wordt het Btw-compensatiefonds in de visuele samenvatting samengevoegd met het Gemeentefonds en het Provinciefonds, terwijl het begrotingstechnisch wordt verantwoord op de begroting van Financiën. Een meer complex voorbeeld is de verwerking van de middelen bestemd voor internationale samenwerking (ook wel Homogene groep internationale samenwerking (HGIS) genoemd). In de visuele samenvatting worden de HGIS-middelen gegroepeerd onder de uitgavenpost ‘Buitenlandse Zaken/Internationale Samenwerking’, omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken deze middelen coördineert. In de begrotingssystematiek staan deze middelen echter verspreid op verschillende begrotingshoofdstukken, waaronder die van Justitie en Veiligheid en Defensie. Het overzicht van de toewijzing van deze middelen is terug te vinden in tabel 2.10 in bijlage 2.

Inkomsten 366,4 Tabel 4.4.1
Uitgaven
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt 101,6
Plafond S totaal begrotings- en premiegefinancierd 99,9 Tabel 2.6 bijlagen MN
Plafond R Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid 1,6 Tabel 2.5 bijlagen MN
Plafond I Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid 0,0 Tabel 2.8 bijlagen MN
af: HGIS Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Zorg 105,9
Plafond Z totaal begrotings- en premiegefinancierd 89,4 Tabel 2.7 bijlagen MN
Plafond R Volksgezondheid, Welzijn en Sport 8,2 Tabel 2.5 bijlagen MN
Zorgtoeslag en TSZ 8,3 Hoofdstuk 16 artikel 8.1 en 8.3
Plafond I Volksgezondheid, Welzijn en Sport 0,0 Tabel 2.8 bijlagen MN
af: HGIS Volksgezondheid, Welzijn en Sport 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 48,4
Plafond R Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 48,3 Tabel 2.5 bijlagen MN
Plafond I Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 0,3 Tabel 2.8 bijlagen MN
af: HGIS Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 0,1 Tabel 2.10 bijlagen MN
Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds 44,6
Plafond R Gemeentefonds en accres Gemeentefonds 37,7 Tabel 2.5 bijlagen MN
Plafond R Provinciefonds en accres Provinciefonds 3,1 Tabel 2.5 bijlagen MN
Btw-compensatiefonds 3,8 Hoofdstuk 9 artikel 6
Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking 15,4
Plafond R Buitenlandse Zaken 5,4 Tabel 2.5 bijlagen MN
EU-afdrachten Invoerrechten 4,8 Hoofdstuk 5 artikel 3.1.10
af: HGIS Buitenlandse Zaken 2,5 Tabel 2.10 bijlagen MN
bij: totale plafondrelevante uitgaven Internationale Samenwerking (HGIS) 7,7 Tabel 2.10 bijlagen MN
Justitie en Veiligheid 17,4
Plafond R Justitie en Veiligheid 15,8 Tabel 2.5 bijlagen MN
Oekraïne uitgaven 2,3 Tabel 22 bijlagen MN
af: HGIS Justitie en Veiligheid 0,6 Tabel 2.10 bijlagen MN
Defensie 14,7
Plafond R Defensie 8,4 Tabel 2.5 bijlagen MN
Plafond I Defensie 6,5 Tabel 2.8 bijlagen MN
af: HGIS Defensie 0,2 Tabel 2.10 bijlagen MN
Infrastructuur en Waterstaat 12,9
Plafond R Infrastructuur en Waterstaat 2,7 Tabel 2.5 bijlagen MN
Plafond I Infrastructuur en Waterstaat 10,2 Tabel 2.8 bijlagen MN
af: HGIS Infrastructuur en Waterstaat 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Rentelasten 5,0
Rentelasten staatsschuld 4,5 Hoofdstuk 9A artikel 11
Rentelasten schatkistbankieren 0,5 Hoofdstuk 9A artikel 12
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 8,8
Plafond R Binnenlandse Zaken 8,4 Tabel 2.5 bijlagen MN
Plafond R Koninkrijksrelaties 0,1 Tabel 2.5 bijlagen MN
Plafond R BES-fonds 0,1 Tabel 2.5 bijlagen MN
Plafond I Koninkrijksrelaties 0,2 Tabel 2.8 bijlagen MN
af: HGIS Binnenlandse Zaken 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Economische Zaken en Klimaat 2,3
Plafond R Economische Zaken en Klimaat ‒ 0,5 Tabel 2.5 bijlagen MN
Plafond I Economische Zaken en Klimaat 2,9 Tabel 2.8 bijlagen MN
af: HGIS EZK 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Financiën 6,5
Plafond R Financiën 10,6 Tabel 2.5 bijlagen MN
af: Btw-compensatiefonds 3,8 Hoofdstuk 9B artikel 6
af: HGIS Financiën 0,3 Tabel 2.10 bijlagen MN
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2,7
Plafond R Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2,4 Tabel 2.5 bijlagen MN
Plafond I Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 0,3 Tabel 2.8 bijlagen MN
af: HGIS LNV 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Overig 8,8
1. Totaal inkomsten 366,4 Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting
2. Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo 395,0 Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting
3. EMU-saldo centrale overheid (=1-2) ‒ 28,5 Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens

2 Uitgaven en niet-belastingontvangsten

Deze bijlage biedt verschillende overzichten van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten van de Rijksoverheid. De overheidsuitgaven kunnen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. In het eerste geval worden uitgaven geboekt in de periode waarin de daadwerkelijke betalingen vanaf de bankrekeningen van het Rijk plaatsvinden. In het tweede geval worden de uitgaven geboekt in de periode waarin de rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Op de departementale begrotingen worden de uitgaven op kasbasis geregistreerd. Het saldo van de overheid (EMU-saldo) wordt echter niet berekend op basis van de uitgaven op kasbasis, maar op transactiebasis. Bij de tabellen hieronder worden de gebruikte begrippen verder toegelicht.

Tabel 2.1. bevat alle netto-uitgaven van de Rijksoverheid. De netto-uitgaven zijn de uitgaven minus de niet-belastingontvangsten. Om de uitgaven te beheersen is er een jaarlijks uitgavenplafond. Het uitgavenplafond is gesplitst in vier deelplafonds: het plafond Rijksbegroting, het plafond Sociale Zekerheid, het plafond Zorg en het plafond Investeringen. De meeste netto-uitgaven vallen onder een van deze vier plafonds. Er zijn echter ook uitgaven en ontvangsten die niet onder een plafond vallen. Deze worden de niet-plafondrelevante uitgaven en ontvangsten genoemd.

Voorts zijn de uitgaven in tabel 2.1 uitgesplitst in begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden betaald uit de belastingen en zijn de optelling van alle uitgaven en niet-belastingontvangsten op de departementale begrotingen. Dit zijn de uitgaven waarvoor het parlement autorisatie verleent door de begrotingen aan te nemen. Naast de begrotingsgefinancierde uitgaven zijn er ook premiegefinancierde uitgaven. De uitgaven aan zorg en sociale zekerheid worden voor een groot deel gefinancierd uit sociale premies. In het onderste deel van de tabel zijn de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven per plafond opgeteld.

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven
Plafond Rijksbegroting 173.585 172.647 166.352 170.057 181.078 180.121 184.633 Tabel 2.5
Plafond Sociale Zekerheid 33.297 21.998 27.774 29.004 31.917 33.121 34.635 Tabel 2.6
Plafond Zorg 1.981 2.062 2.460 3.231 3.100 3.210 2.975 Tabel 2.7
Plafond Investeringen 0 13.844 22.028 29.720 31.544 35.180 35.466 Tabel 2.8
Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond 20.809 33.876 47.817 60.987 52.298 54.373 59.248 Tabel 2.9
Totaal begrotingsgefinancierde netto-uitgaven 229.671 244.426 266.430 292.998 299.937 306.004 316.957 Tabel 2.4
Premiegefinancierde netto-uitgaven
Plafond Sociale Zekerheid 63.768 64.616 72.176 76.074 79.958 84.234 88.559 Tabel 2.6
Plafond Zorg 74.304 79.332 86.972 91.780 96.487 101.759 106.930 Tabel 2.7
Totaal premiegefinancierde netto-uitgaven 138.072 143.948 159.148 167.854 176.445 185.992 195.489
Totaal netto-uitgaven 367.743 374.530 403.550 431.132 444.838 456.817 476.980
Plafond Rijksbegroting 173.585 172.647 166.352 170.057 181.078 180.121 184.633 Tabel 2.5
Plafond Sociale Zekerheid 97.065 86.614 99.950 105.078 111.875 117.355 123.194 Tabel 2.6
Plafond Zorg 76.285 81.393 89.432 95.011 99.587 104.969 109.905 Tabel 2.7
Plafond I 0 13.844 22.028 29.720 31.544 35.180 35.466 Tabel 2.8
Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenplafond 346.934 354.499 377.761 399.865 424.084 437.624 453.198
Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond 20.809 33.876 47.817 60.987 52.298 54.373 59.248 Tabel 2.9
Totaal netto-uitgaven 367.743 388.375 425.578 460.852 476.382 491.997 512.447

Tabel 2.2 geeft alle uitgaven weer zoals die vermeld zijn in de individuele begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. In die hoofdstukken zelf zijn de uitgaven verdeeld over verschillende beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen, maar in de tabel wordt alleen het totaal per hoofdstuk weergegeven. Deze tabel bevat dus alle geraamde uitgaven waarvoor het parlement goedkeuring geeft door het betreffende begrotingswetvoorstel aan te nemen. Deze uitgaven worden daarom ook wel de begrotingsgefinancierde uitgaven genoemd. Voor vrijwel alle begrotingshoofdstukken geldt dat de genoemde bedragen ook de raming is van wat de rijksoverheid op kasbasis denkt te gaan uitgeven. Alleen voor het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld geldt dat die begroting deels op transactiebasis wordt opgesteld. De uitgaven aan het aflossen van de staatsschuld zijn niet in deze tabel opgenomen. Deze zijn opgenomen in bijlage 6 EMU-saldo.

1 De Koning 46 50 50 50 50 50 50
2A Staten-Generaal 212 213 211 205 208 205 202
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs 147 175 169 168 163 156 164
3 Algemene Zaken 82 90 90 89 88 91 91
4 Koninkrijksrelaties 793 404 196 170 169 187 186
5 Buitenlandse Zaken 12.127 13.112 13.009 13.518 13.976 14.268 14.663
6 Justitie en Veiligheid 14.983 17.620 19.607 17.556 17.683 17.599 17.684
7 Binnenlandse Zaken 8.668 8.162 9.254 8.045 7.749 7.802 7.860
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 49.041 54.598 53.248 53.131 54.266 52.883 52.705
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) 5.982 6.397 7.280 6.327 6.565 6.749 6.934
9B Financiën 9.481 12.896 14.155 10.825 10.859 9.203 8.670
10 Defensie 12.095 12.931 15.039 17.798 18.093 18.305 17.778
12 Infrastructuur en Waterstaat 11.761 12.227 12.981 21.802 13.370 12.201 11.711
13 Economische Zaken en Klimaat 12.323 25.192 15.955 13.799 12.552 11.829 11.229
14 Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid 2.014 2.306 2.776 2.107 1.734 1.560 1.493
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 57.703 46.347 50.351 50.650 52.679 53.772 54.842
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 33.113 33.181 35.461 33.180 33.787 35.391 36.377
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 3.188 3.554 3.862 4.140 4.741 4.972 5.329
19 Nationaal Groeifonds 0 0 0 0 0 0 0
50 Gemeentefonds 35.028 39.808 40.478 37.559 37.362 36.057 35.024
51 Provinciefonds 2.542 2.847 2.996 2.983 2.858 2.756 2.640
55 Infrastructuurfonds 6.924 8.288 8.696 17.844 9.753 8.797 8.355
58 Diergezondheidsfonds 48 47 33 33 33 33 33
64 BES-fonds 52 54 53 47 49 49 48
65 Deltafonds 1.137 1.591 1.908 1.858 1.765 1.504 1.580
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 4.607 5.445 6.679 9.285 9.296 9.374 9.067
70 Nationaal Groeifonds 0 0 1.573 2.602 2.585 2.593 2.500
AP Aanvullende posten 0 ‒ 2.276 10.641 28.010 36.368 45.344 52.017
90 Consolidatie1 ‒ 13.269 ‒ 13.319 ‒ 18.255 ‒ 30.917 ‒ 22.617 ‒ 21.625 ‒ 20.805
HGIS Internationale Samenwerking2 (5.399) (7.762) (7.783) (8.184) (8.923) (9.230) (9.248)
Totaal 270.826 291.936 308.496 322.860 326.185 332.102 338.427
  1. In deze en volgende tabel betreft dit een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het bruto boeken van bijdragen tussen departementen onderling. Het bruto boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt.
  2. In deze en volgende tabellen zijn de uitgaven aan Internationale samenwerking (HGIS) toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven aan HGIS zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.

Tabel 2.3 bevat alle niet-belastingontvangsten op de verschillende begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. Het betreft hier alle ontvangsten die geen belasting- of premie-ontvangst zijn. Denk bijvoorbeeld aan het dividend dat uitgekeerd wordt door staatsdeelnemingen, terugbetaalde studieschulden of de opbrengst uit boetes en schikkingen. Ook hier geldt dat alle bedragen op kasbasis zijn, behalve de begroting van Nationale Schuld, die deels op transactiebasis is opgesteld. De ontvangsten vanuit het uitgeven van nieuwe staatschuld zijn niet meegeteld in deze tabel. Deze ontvangsten zijn opgenomen in bijlage 6 EMU-saldo.

1 De Koning 0 2 2 2 2 2 2
2A Staten-Generaal 6 4 4 4 4 4 4
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs 6 6 6 6 6 6 6
3 Algemene Zaken 7 9 8 8 8 8 8
4 Koninkrijksrelaties 52 58 1.090 49 179 198 122
5 Buitenlandse Zaken 994 1.286 2.785 2.797 2.156 2.544 1.489
6 Justitie en Veiligheid 1.993 1.681 1.605 1.583 1.592 1.618 1.633
7 Binnenlandse Zaken 1.039 706 680 612 513 502 494
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 1.621 1.648 1.665 1.718 1.761 1.814 1.860
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) 20.202 14.901 11.517 8.334 8.987 8.801 6.200
9B Financiën 3.213 3.366 2.215 2.759 2.789 3.496 2.785
10 Defensie 167 151 142 142 142 192 142
12 Infrastructuur en Waterstaat 35 53 43 39 39 39 39
13 Economische Zaken en Klimaat 5.700 15.925 17.065 8.714 4.916 3.936 3.776
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 641 144 79 73 69 66 65
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 3.804 6.290 2.301 2.110 2.082 2.000 1.925
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 785 298 168 159 148 157 157
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 62 53 50 49 44 39 35
50 Gemeentefonds 0 0 0 0 0 0 0
51 Provinciefonds 0 0 0 0 0 0 0
55 Infrastructuurfonds 7.445 8.047 8.696 17.844 9.753 8.797 8.355
58 Diergezondheidsfonds 40 28 40 33 33 33 33
64 BES-fonds 0 0 0 0 0 0 0
65 Deltafonds 1.428 1.305 1.908 1.858 1.765 1.504 1.580
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 5.184 4.868 6.679 9.285 9.296 9.374 9.067
70 Nationaal Groeifonds 0 0 1.573 2.602 2.585 2.593 2.500
AP Aanvullende posten 0 0 0 0 0 0 0
90 Consolidatie ‒ 13.269 ‒ 13.319 ‒ 18.255 ‒ 30.917 ‒ 22.617 ‒ 21.625 ‒ 20.805
HGIS Internationale Samenwerking (154) (154) (130) (245) (156) (196) (142)
Totaal 41.155 47.509 42.066 29.862 26.249 26.098 21.470

Tabel 2.4 geeft de netto-uitgaven per begrotingshoofdstuk weer. Dit zijn de uitgaven uit tabel 2.2 minus de niet-belastingontvangsten uit tabel 2.3.

1 De Koning 46 48 48 48 48 48 48
2A Staten-Generaal 206 209 207 201 204 201 199
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs 141 169 163 162 157 150 158
3 Algemene Zaken 75 81 82 81 81 83 83
4 Koninkrijksrelaties 741 346 ‒ 894 121 ‒ 10 ‒ 11 64
5 Buitenlandse Zaken 11.133 11.826 10.224 10.721 11.820 11.724 13.174
6 Justitie en Veiligheid 12.990 15.939 18.002 15.972 16.091 15.980 16.051
7 Binnenlandse Zaken 7.629 7.456 8.575 7.433 7.236 7.300 7.366
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 47.420 52.949 51.582 51.413 52.506 51.069 50.845
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) ‒ 14.220 ‒ 8.504 ‒ 4.237 ‒ 2.007 ‒ 2.422 ‒ 2.052 734
9B Financiën 6.268 9.530 11.939 8.066 8.070 5.706 5.885
10 Defensie 11.928 12.779 14.896 17.656 17.951 18.112 17.636
12 Infrastructuur en Waterstaat 11.726 12.174 12.938 21.763 13.332 12.162 11.673
13 Economische Zaken en Klimaat 6.623 9.267 ‒ 1.110 5.085 7.637 7.893 7.453
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 1.373 2.162 2.697 2.034 1.665 1.493 1.428
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 53.898 40.057 48.050 48.540 50.598 51.772 52.917
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 32.328 32.883 35.293 33.020 33.639 35.234 36.220
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 3.126 3.501 3.812 4.092 4.697 4.932 5.294
19 Nationaal Groeifonds 0 0 0 0 0 0 0
50 Gemeentefonds 35.028 39.808 40.478 37.559 37.362 36.057 35.024
51 Provinciefonds 2.542 2.847 2.996 2.983 2.858 2.756 2.640
55 Infrastructuurfonds ‒ 521 241 0 0 0 0 0
58 Diergezondheidsfonds 8 19 ‒ 7 0 0 0 0
64 BES-fonds 52 54 53 47 49 49 48
65 Deltafonds ‒ 291 286 0 0 0 0 0
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds ‒ 577 577 0 0 0 0 0
AP Aanvullende posten 0 ‒ 2.276 10.641 28.010 36.368 45.344 52.017
HGIS Internationale Samenwerking (5.245) (7.608) (7.653) (7.939) (8.767) (9.034) (9.106)
Totaal 229.671 244.426 266.430 292.998 299.937 306.004 316.957

De tabellen 2.5 tot en met 2.8 tonen de netto-uitgaven per deelplafond, uitgesplitst naar begrotingshoofdstuk en type (begrotingsgefinancierd of premiegefinancierd).

1 De Koning 46 48 48 48 48 48 48
2A Staten-Generaal 206 209 207 201 204 201 199
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs 141 169 163 162 157 150 158
3 Algemene Zaken 75 81 82 81 81 83 83
4 Koninkrijksrelaties 160 116 140 115 114 131 129
5 Buitenlandse Zaken 11.133 7.190 5.389 5.710 6.630 6.362 7.634
6 Justitie en Veiligheid 12.990 15.690 15.751 15.972 16.091 15.980 16.051
7 Binnenlandse Zaken 7.717 7.210 8.382 7.315 7.269 7.333 7.399
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 45.806 50.492 48.273 47.905 49.495 48.360 48.382
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) 4.212 4.200 5.057 4.327 4.509 4.641 4.808
9B Financiën 6.634 9.306 10.618 8.151 8.212 6.726 6.533
10 Defensie 11.949 8.010 8.354 8.516 8.589 8.690 8.729
12 Infrastructuur en Waterstaat 11.726 3.565 2.717 2.483 2.374 2.282 2.232
13 Economische Zaken en Klimaat 10.999 11.164 ‒ 538 3.157 5.667 6.580 6.883
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 1.373 1.926 2.373 1.981 1.609 1.434 1.371
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 684 1.164 1.603 1.635 1.526 1.547 1.272
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 11.823 10.431 8.155 4.839 4.700 4.322 4.054
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 3.151 3.525 3.833 4.108 4.712 4.944 5.302
50 Gemeentefonds 31.557 36.347 37.152 34.291 34.154 32.906 31.932
51 Provinciefonds 2.542 2.847 2.996 2.983 2.858 2.756 2.640
55 Infrastructuurfonds ‒ 521 0 0 0 0 0 0
60 Accres Gemeentefonds 0 0 570 3.224 5.601 5.899 7.062
61 Accres Provinciefonds 0 0 96 344 575 570 667
64 BES-fonds 52 54 53 47 49 49 48
65 Deltafonds ‒ 291 0 0 0 0 0 0
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds ‒ 577 0 0 0 0 0 0
80 Prijsbijstelling 0 0 1.656 2.448 3.146 3.602 4.166
81 Arbeidsvoorwaarden 0 0 3.061 5.722 8.551 11.161 13.959
86 Algemeen 0 ‒ 1.097 160 4.292 4.158 3.363 2.891
HGIS Internationale Samenwerking (5.270) (7.587) (7.656) (7.932) (8.556) (8.840) (9.114)
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven 173.585 172.647 166.352 170.057 181.078 180.121 184.633
Totaal netto-uitgaven onder plafond Rijksbegroting 173.585 172.647 166.352 170.057 181.078 180.121 184.633
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 31.314 20.039 23.817 23.870 25.361 25.542 25.969
50 Gemeentefonds 1.983 1.965 1.792 1.734 1.675 1.616 1.557
AP Aanvullende posten 0 ‒ 6 2.164 3.400 4.881 5.963 7.109
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven 33.297 21.998 27.774 29.004 31.917 33.121 34.635
40 Sociale verzekeringen 63.768 64.616 72.176 76.074 79.958 84.234 88.559
Premiegefinancierde netto-uitgaven 63.768 64.616 72.176 76.074 79.958 84.234 88.559
Totaal netto-uitgaven onder plafond Sociale zekerheid 97.065 86.614 99.950 105.078 111.875 117.355 123.194
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 492 566 437 428 431 434 438
50 Gemeentefonds 1.489 1.495 1.533 1.533 1.534 1.535 1.535
AP Aanvullende posten 0 0 490 1.269 1.135 1.241 1.002
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven 1.981 2.062 2.460 3.231 3.100 3.210 2.975
41 Zorg 74.304 79.332 86.972 91.780 96.487 101.759 106.930
Premiegefinancierde netto-uitgaven 74.304 79.332 86.972 91.780 96.487 101.759 106.930
Totaal netto-uitgaven onder plafond Zorg 76.285 81.393 89.432 95.011 99.587 104.969 109.905
7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 0 155 218 150 0 0 0
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 0 61 262 144 82 25 3
10 Defensie 0 4.718 6.520 9.115 9.136 9.214 8.907
12 Infrastructuur en Waterstaat 0 8.568 10.182 10.962 10.957 9.881 9.441
13 Economische Zaken en Klimaat 0 166 2.898 3.519 3.636 3.220 2.794
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 0 236 324 52 56 60 57
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 0 3 6 6 2 0 0
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 0 0 17 30 3 13 13
19 Nationaal Groeifonds 0 0 0 0 0 0 0
55 Mobiliteitsfonds 0 241 0 0 0 0 0
65 Deltafonds 0 286 0 0 0 0 0
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 0 583 2 0 0 2 0
70 Nationaal Groeifonds 0 0 0 0 0 0 0
80 Prijsbijstelling 0 0 841 1.228 1.681 2.183 2.428
81 Arbeidsvoorwaarden 0 0 180 486 883 1.491 1.804
86 Algemeen 0 ‒ 1.173 578 4.027 5.107 9.093 10.021
0 ‒ 0 0 0 ‒ 0 ‒ 0 0
Totaal netto-uitgaven onder plafond Investeringen 0 13.844 22.028 29.720 31.544 35.180 35.466

Tabel 2.9 geeft per begrotingshoofdstuk de netto-uitgaven weer die niet meetellen voor het uitgavenplafond. Het gaat hier bijvoorbeeld om uitgaven die niet meetellen in het overheidstekort (EMU-saldo), zoals het verstrekken van leningen, de bijdrage van het Rijk aan de sociale fondsen of de opbrengst van het verkopen van staatsdeelnemingen. Daarnaast zijn er uitgaven die wel EMU-saldorelevant zijn, maar buiten het uitgavenplafond zijn geplaatst, zoals de uitgaven aan de zorgtoeslag.

4 Koninkrijksrelaties 581 230 ‒ 1.034 6 ‒ 123 ‒ 142 ‒ 65
5 Buitenlandse Zaken 0 4.636 4.835 5.012 5.190 5.362 5.540
6 Justitie en Veiligheid 0 248 2.251 0 0 0 0
7 Binnenlandse Zaken ‒ 88 92 ‒ 25 ‒ 33 ‒ 33 ‒ 33 ‒ 33
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 1.615 2.396 3.047 3.363 2.929 2.684 2.460
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) ‒ 18.432 ‒ 12.705 ‒ 9.294 ‒ 6.334 ‒ 6.931 ‒ 6.692 ‒ 4.075
9B Financiën ‒ 366 224 1.322 ‒ 85 ‒ 142 ‒ 1.020 ‒ 649
10 Defensie ‒ 21 52 23 24 226 208 0
12 Infrastructuur en Waterstaat 0 40 40 8.318 0 0 0
13 Economische Zaken en Klimaat ‒ 4.376 ‒ 2.064 ‒ 3.471 ‒ 1.591 ‒ 1.666 ‒ 1.906 ‒ 2.224
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 21.900 18.851 22.624 23.029 23.709 24.682 25.675
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 20.012 21.886 26.683 27.724 28.505 30.465 31.716
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ‒ 25 ‒ 24 ‒ 21 ‒ 16 ‒ 15 ‒ 12 ‒ 8
19 Nationaal Groeifonds 0 0 0 0 0 0 0
55 Infrastructuurfonds 0 0 0 0 0 0 0
58 Diergezondheidsfonds 8 19 ‒ 7 0 0 0 0
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 0 ‒ 5 ‒ 2 0 0 ‒ 2 0
AP Aanvullende posten 0 0 846 1.570 651 778 909
HGIS Internationale Samenwerking (25) (21) (3) (6) (211) (194) (8)
Totaal netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond 20.809 33.876 47.817 60.987 52.298 54.373 59.248

Tabel 2.10 geeft een overzicht van de uitgaven aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) per begrotingshoofdstuk. Dit zijn alle uitgaven die betrekking hebben op internationale samenwerking. De HGIS-uitgaven staan op verschillende begrotingen maar worden gecoördineerd door de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze stelt ook de HGIS-nota op. De HGIS-nota wordt gelijktijdig met de Miljoenennota gepubliceerd en geeft gedetailleerd inzicht in de HGIS-uitgaven.

5 Buitenlandse Zaken 1.365 2.547 2.462 2.386 2.435 2.484 2.479
6 Justitie en Veiligheid 327 735 626 631 630 636 644
7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 1 0,649 1 0 0 0 0
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 108 108 105 105 103 103 103
9B Financiën 46 265 311 337 364 362 274
10 Defensie 177 287 212 212 213 213 215
12 Infrastructuur en Waterstaat 29 38 32 28 27 26 26
13 Economische Zaken en Klimaat 27 33 29 27 27 27 27
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 31 40 38 38 38 39 39
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 1 1 1 1 1 1
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 7 6 7 6 5 5 5
17 Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking 3.151 3.525 3.833 4.108 4.712 4.944 5.302
86 Algemeen 0 0 0 53 0 0 0
Totaal plafondrelevante netto-uitgaven HGIS 5.270 7.587 7.656 7.932 8.556 8.840 9.114
9B Financiën 0 0 0 0 0 0 0
10 Defensie 0 45 18 22 226 206 0
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ‒ 25 ‒ 24 ‒ 21 ‒ 16 ‒ 15 ‒ 12 ‒ 8
Totaal niet-plafondrelevante netto-uitgaven HGIS ‒ 25 21 ‒ 3 6 211 194 ‒ 8

3 Inkomstenkader

1. Uitleg inkomstenkader tijdens kabinetsperiode

In het Regeerakkoord en de Startnota zijn de financiële afspraken en het begrotingsbeleid van het kabinet vastgelegd in het inkomstenkader. Het inkomstenkader speelt een belangrijke rol voor de budgettaire beheersing van de inkomsten en de automatische stabilisatie binnen het trendmatig begrotingsbeleid. Naast het inkomstenkader geeft het kabinet ook een beleidsmatige lastenontwikkeling weer (blo).2 Deze blo laat de lastendruk voor burgers en bedrijven zien gedurende de kabinetsperiode.

Gedurende de kabinetsperiode kunnen er om verschillende redenen wijzigingen optreden in het inkomstenkader:

  1. Nieuw beleid dat van na het Regeerakkoord dateert (tariefs- dan wel grondslagwijzigingen). Bij additionele lastenverlichting is compenserende lastenverzwaring nodig, en vice versa.
  2. Zorgpremies (de nominale premie en de iab-premie) zijn inkomstenka­derrelevant. Fluctuaties in zorgpremies hebben in de huidige systematiek geen gevolgen voor het EMU-saldo, omdat zowel de zorguitgaven als zorg­premies zijn ingekaderd en de uitgaven voor de Zvw lastendekkend zijn gefinancierd. Deze kabinetsperiode is er een nieuwe systematiek in de Startnota vastgelegd waarbij er wordt gekeken naar een eventuele mee- of tegenvaller van de Zvw-uitgaven in het voorjaar. Een Zvw-meevaller leidt tot ruimte onder het uitgavenplafond. Het kabinet kan dan besluiten om dit in te zetten aan de uitgavenkant of niet. Indien er voor wordt gekozen een eventuele meevaller in te zetten aan de uitgavenkant, dient er een lastenverzwaring in het inkomstenkader tegenover te staan.
  3. Maatregelen uit het Regeerakkoord en nieuwe maatregelen die onderdeel uitmaken van het inkomstenkader worden, voordat ze worden omgezet in wetgeving, eenmaal opnieuw geraamd (‘herijkt’). Het CPB certificeert deze herijkte raming. Zo wordt geborgd dat in de wet een zo goed mogelijke raming van de maatregel staat. Eventuele verschillen tussen de oorspron­kelijke raming en de herijkte raming moet volgens de begrotingsregels binnen het inkomstenkader worden gecompenseerd.

Het inkomstenkader beheerst alleen de beleidsmatige keuzes van lasten. Wijzigingen in de lasten door beleid moeten gecompenseerd worden met tegengestelde lastenmaatregelen om te borgen dat het inkomstenkader per saldo weer sluit, zowel binnen de kabinetsperiode als structureel.

Verschillen in de (geraamde) belasting- en premiekomsten die niet het gevolg zijn van hierboven genoemde oorzaken, maar veroorzaakt worden doordat de conjunctuur zich anders ontwikkelt dan verwacht ten tijde van de Startnota, lopen in het saldo. Een toename van de werkgelegenheid bijvoorbeeld leidt tot hogere inkomsten uit de inkomstenbelasting en hoeft niet gecompenseerd te worden binnen het inkomstenkader.

2. Ontwikkelingen lastenkant na sluiting inkomstenkader VJN 2022

In de Startnota zijn de maatregelen uit het coalitieakkoord verwerkt in het inkomstenkader. Daarna zijn deze maatregelen op basis van het CPB in het Centraal Economisch Plan herberekend en definitief ‘vastgezet’ in het inkomstenkader. De start van het inkomstenkader van dit kabinet is terug te vinden in bijlage 9 van de VJN.

Sinds de VJN zijn een aantal maatregelen genomen en herijkingen van eerdere maatregelen vastgesteld (zie tabel 3.1 inkomstenkader). Deze maatregelen en herijkingen resulteren in een overschot in het inkomstenkader van 620 mln euro binnen de kabinetsperiode (2022-2025) en structureel 351 miljoen euro. Dit overschot is ingezet voor het augustusbesluitvormingspakket (zie tabel 3.2). De beleidsmatige mutaties zijn onder de tabel toegelicht. De toelichting van de herijkte maatregelen zijn te vinden in de Startnota en Voorjaarsnota 2022.

Tabel 3.1 Inkomstenkader
# In standen, in mln. – is saldoverslechterend = lastenverlichting 2022 2023 2024 2025 Struc.
Beleidsmatige mutaties
1a Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. zvw-uitgaven meevaller 0 ‒ 439 ‒ 439 ‒ 463 ‒ 461
1b Zorgtoeslag ontwikkeling door zorgpremie aanpassing 0 81 81 86 85
1c Dekking inzet zvw-uitgaven meevaller voor uitgaven: verhoging tarief eerste schijf (TES) 0 215 215 227 226
1d Dekking inzet zvw-uitgaven meevaller voor uitgaven: verhoging premie arbeidsongeschiktheidsfonds (AOF) 0 143 143 150 150
2a Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. zvw-uitgaven meevaller Voorjaarsnota 0 ‒ 26 ‒ 26 ‒ 26 ‒ 26
2b Zorgtoeslag ontwikkeling door zorgpremie aanpassing 0 5 5 5 5
2c Dekking zvw-uitgaven meevaller VJN: verhoging TES 0 13 13 13 13
2d Dekking zvw-uitgaven meevaller VJN: verhoging premie AOF 0 8 8 8 8
3a Fiscale klimaatmaatregelen: BPM vrijstelling bestelauto’s naar 0% ingang per 2025 0 0 ‒ 229 139 0
3b Fiscale klimaatmaatregelen: Dekking BPM vrijstelling naar 0% per 2025 via verhoging MRB 0 0 0 80 0
4 Fiscale klimaatmaatregelen: uitstel EB maatregelen hogere verbruiksschijven met 1 jaar 0 38 ‒ 38 0 0
5 Pensioen - Uitstel uitvoering bedrag ineens 0 ‒ 11 0 0 0
6 Uitstel invoering stelsel werkelijk rendement box 3 met 1 jaar 0 0 0 ‒ 385 0
7 WBSO overschrijding budget 0 ‒ 13 0 0 0
8 Toepassing multiplier fiscale partners giften ANBI’s 0 ‒ 6 0 0 0
9 Onbelaste reiskostenvergoeding 0 ‒ 18 73 73 73
10 Verlenging beleidsregel Plato-gehalte biermixen 0 ‒ 4 0 0 0
11 Uitbreiding grondslag btw 0%-tarief zonnepanelen 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
12 ABB 0%-tarief voor zonnepanelen in Caribisch NL 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
13 verhoging minimumtarief bieraccijns 0 3 4 4 4
14a Ontkoppeling ODE van SDE 0 ‒ 288 ‒ 288 ‒ 288 ‒ 288
14b Kadercorrectie ontkoppeling ODE van SDE 0 288 288 288 288
15 Aanpassen voorschotsystematiek energiebelasting 0 0 5 5 5
16 Verhogen van woningwaardegrens van VOV-woningen voor goedkeurend beleid BTW en OVB 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Herijkingen
17 30%-regeling beperken tot Balkenende norm 0 0 9 10 3
18 Excessief lenen verhogen drempelbedrag van 500.000 naar 700.000 0 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9
19 Verhogen overdrachtsbelasting van 9% naar 10,1% 0 159 159 159 159
20 Afschaffen betalingskorting Vpb 0 14 23 26 26
21 Herstel bezwaarmakers box 3 ‒ 30 ‒ 5 ‒ 5 0 0
22 Uitstel fiscale afbouw salderingsregeling met 2 jaar 0 ‒ 10 15 ‒ 1 0
23 Afschaffen middelingsregeling 0 ‒ 4 ‒ 6 ‒ 10 ‒ 10
24 Afschaffen Fiscale Oudedagsreserve (FOR) 0 6 6 6 6
25 Btw-nultarief voor zonnepanelen 0 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
26 Doelmatigheidsmarge 25% naar 15% gebruikelijk loon 0 40 48 56 41
27 Uitbreiding frisdrankbelasting 0 ‒ 5 13 13 13
28 Actualiseren leegwaarderatio 0 97 97 97 97
29 CA: zelfstandigenaftrek 0 ‒ 7 ‒ 13 ‒ 20 ‒ 46
30 CA: tabaksaccijns (pakje naar 10 euro) 0 3 7 9 9
31 Algemeen btw-tarief toepassen op lachgaspatronen ‒ 1 0 0 0 0
32 Vliegbelasting 0 21 ‒ 19 ‒ 15 ‒ 15
Totaal ‒ 31 284 135 232 351

Toelichting

1. Meevaller Zvw-uitgaven en dekking

De uitgaven in de Zvw (onderdeel van de totale zorguitgaven) worden lastendekkend gefinancierd via de zorgpremies. Dit betekent dat mee- en tegenvallers in de uitgaven dus automatisch leiden tot lagere of hogere premies. Verandering in de premies leidt ook automatisch tot verandering van de zorgtoeslag. De premies en de zorgtoeslag zijn beide relevant voor in het inkomstenkader. Indien er een meevaller is in de Zvw-uitgaven leidt dit tot lagere premies en lagere zorgtoeslag. De resulterende derving leidt tot een dekkingsopgave. Hiertegenover moet dan een lastenverzwaring worden gezet zodat het lastenbeeld weer neutraal is.

Volgens de begrotingsregels is een expliciet besluit nodig over de inzet van de meevaller in de Zvw-uitgaven. Er is besloten de geraamde Zvw-uitgaven meevaller in te zetten voor tegenvallers aan de uitgavenkant. Dit kabinet heeft gekozen voor de inzet van de meevaller aan de uitgavenzijde. Dit leidt daardoor tot een compenserende lastenverzwaring aan de lastenkant via het verhogen van de tarief eerste schijf (burgers) en het verhogen van de Aof-premie (bedrijven).

2. Meevaller Zvw-uitgaven VJN en dekking

In de Zvw was ten tijde van de Voorjaarsnota sprake van een zeer geringe uitgavenmeevaller bij het eigen risico (circa 26 miljoen euro vanaf 2023). Het kabinet heeft besloten om de Zvw-meevaller in te zetten om VWS-brede problematiek aan de uitgavenkant op te vangen. Dit betreft onder andere hogere uitgaven bij de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden en de griepvaccinatie. De compenserende lastenverhoging vindt plaats door middel van de verhoging van het tarief eerste schijf en de Aof premie. Deze post is niet meegenomen in de kadercorrectie in de Voorjaarsnota.

3. Fiscale klimaatmaatregelen – BPM-vrijstelling bestelauto’s ondernemers afschaffen en dekking

In het coalitieakkoord is afgesproken om de vrijstelling in de bpm voor bestelauto’s ondernemers in drie stappen, in 2024-2026, af te bouwen naar 0%, waarbij emissievrij bestelauto’s vrijgesteld blijven. In de uitwerking is gebleken dat zowel de afbouw in drie stappen als de huidige grondslag (netto catalogusprijs) niet uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst en RDW. Er is besloten om de maatregel in 1x in te voeren per 1 januari 2025 en de grondslag om te vormen naar de CO2-uitstoot. Dit sluit aan bij de grondslag voor de bpm voor personenauto’s, en hierdoor blijven emissievrije bestelauto’s van ondernemers automatisch vrijgesteld van bpm. Naar verwachting ligt de budgettaire opbrengst cumulatief (2024-2030) 554 miljoen euro lager dan verwacht in het Coalitieakkoord (bij grondslag CO2- uitstoot en in 1 keer afschaffen).

Er is gekozen om de derving in de BPM te dekken door een verhoging van de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor bestelauto’s van ondernemers met 15% in 2025 en vervolgens nog eens met ca. 7% in 2026 (in totaal een verhoging met 23%) . Deze verhoging van de MRB is zodanig dat dit samen met de nieuwe raming van de bpm- maatregel cumulatief over de periode 2024-2030 evenveel opbrengt (gedekt is) als de ingeboekte reeks in het Coalitieakkoord. De reeksen bewegen nog in 2030, en blijven ook tot ver na 2030 bewegen. In het Coalitieakkoord is opgenomen dat in 2030 voor alle personen- en bestelauto’s de motorrijtuigenbelasting (MRB) wordt omgevormd in een belasting op basis van het aantal gereden kilometers (MRB Plus / betalen naar gebruik), waarbij grondslagerosie ten opzichte van 2025 zal worden opgevangen. Voor de structurele reeksen 3a (BPM) en 3b (MRB) is de budgettaire impact daarom 0.

4. Fiscale klimaatmaatregelen – uitstel EB maatregelen hogere verbruiksschijven met 1 jaar

In CA zijn enkele energiebelasting (EB) maatregelen opgenomen, waaronder de EB minder degressief maken door tarieven in hogere verbruiksschijven gas en elektriciteit te verhogen en het tarief op 2e en 3e schijf elektriciteit te verlagen. Gegeven de tijdelijk fors hogere gas- en elektriciteitsprijzen in (met name) 2023 en tegelijkertijd het belang van de tariefaanpassingen in de energiebelasting voor het lange termijn klimaatbeleid, is besloten om de tarief-schuif in de hogere verbruiksschijven 1 jaar uit te stellen naar 2024, en de wetgeving vast te leggen in het Belastingplan 2023. De structurele invulling van de tariefaanpassingen in de hogere verbruiksschijven is als volgt: verhoging tarief 2e, 3e, 4e schijf gas en 4e schijf elektriciteit met respectievelijk 190 miljoen euro, 240 miljoen euro, 25 miljoen euro en 45 miljoen euro (totaal 500 miljoen euro. Verlaging tarief 2e en 3e schijf elektriciteit met respectievelijk 293 miljoen euro en 207 miljoen euro in 2025. Daarna worden de bedragen structureel.

5. Pensioen - Uitstel wetsvoorstel bedrag ineens

‘Bedrag ineens’ is een wetsvoorstel waarbij deelnemers werknemerspensioen bij start pensioen maximaal 10% van het opgespaarde kapitaal als bedrag ineens kunnen opnemen. Begin 2021 werd datum van inwerkingtreding wetsvoorstel ‘bedrag ineens’ met een jaar uitgesteld naar 1 januari 2023. De implementatie van dit wetsvoorstel wordt met een half jaar uitgesteld tot 1 juli 2023, wat een derving van 11 miljoen euro in 2023 tot gevolg heeft.

6. Uitstel invoering stelsel werkelijk rendement box 3 met 1 jaar

Omdat de mogelijkheden in de IV-keten inkomensheffing beperkt zijn en gelet op vertraging in het proces rond een nieuw stelsel die is opgetreden door het kerstarrest, wordt de invoering van het nieuwe stelsel box 3 gebaseerd op werkelijke rendement één jaar opgeschoven: van invoering per 1 januari 2025 naar 1 januari 2026. Uitstel naar 2026 betekent één jaar langer overbruggingswetgeving. Dat levert een incidentele derving op van 385 mln euro.

7. Overschrijding WBSO budget

De raming van de WBSO laat een tekort van 13 miljoen euro zien voor 2023. Volgens de standaard budgetsystematiek dient dit gedekt te worden. Dit jaar is besloten deze 13 miljoen euro niet te dekken conform de budgetsystematiek. De afspraak is om het eventuele tekort in 2024 te dekken conform de budgetsystematiek.

8. Toepassing multiplier fiscale partners giften ANBI’s

Er is geconcludeerd dat de toepassing van de verhoging van 25% van giften aan culturele algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) in de inkomstenbelasting onjuist is toegepast. Om de wet in lijn te brengen met de toepassing is een wetswijziging benodigd. De tweede kamer is hierover geïnformeerd en er is besloten om de wet op korte termijn (in BP2023) te wijzigen zodat deze in lijn wordt gebracht met de uitvoeringspraktijk van de afgelopen 10 jaar (maximaal €1.250 bij fiscale partners). Momenteel schetst de Belastingdienst verschillende opties voor mogelijk rechtsherstel voor aangiftes in de periode 2017-2022. Er van uitgaande dat iedereen, die daar over de periode 2017-2022 recht op heeft, gecompenseerd wordt, bedraagt de budgettaire derving van rechtsherstel naar verwachting 6 miljoen euro.

9. Onbelaste reiskostenvergoeding naar 21 cent in 2023 en 22 cent in 2024

In het Coalitieakkoord is 200 mln euro in 2024 en 400 mln euro vanaf 2025 gereserveerd voor een verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding. De huidige onbelaste reiskostenvergoeding is momenteel maximaal €0,19 per kilometer. Volledige inzet van de bedragen uit het CA leidt tot een vergoeding van €0,2083 in 2024 en €0,2267 in 2025.

In de Voorjaarsnota is de CA reeks een jaar naar voren gehaald (dus 200 mln euro in 2023 en 400 mln euro voor 2024 en verder).

Een verhoging in gebroken centen blijkt zeer onwenselijk voor de uitvoering en niet mogelijk per 2023. Om binnen het gestelde budget te blijven en met hele centen te werken is besloten de onbelaste reiskostenvergoeding per 2023 te verhogen naar €0,21 ipv €0,2083 en per 2024 naar €0,22 ipv €0,2267. Hiermee blijft de verhoging binnen het gestelde budget in het CA. Structureel komt de reeks uit op €327 mln.

10. Verlengen beleidsregel Plato-gehalte biermixen

De beleidsregel voor het Plato-gehalte biermixen wordt met één jaar verlengd, tot 1 januari 2024. Het ‘Plato­ gehalte’ van een bier geeft aan wat de dichtheid van het ‘wort’ is. Wort is een suikerrijk tussenproduct wat een onderdeel is van de productieketen van bier. Het percentage opgeloste stoffen in dit wort wordt ‘stamwortgehalte’ genoemd.

De beleidsregel maakt het mogelijk dat voor bepaalde biermixen mag worden uitgegaan van het Platogehalte van het stamwort van het basisbier. Hierdoor gelden voor deze biermixen een lager percentage bieraccijns. In de beleidsregel staat dat per 1 januari 2023 de grondslag voor bieraccijns wijzigt van graden Plato naar alcoholpercentage. Dit is in lijn met de Wet implementatie richtlijnen accijns 2022. De datum van deze omzetting is per amendement Heine met 1 jaar uitgesteld.

11. Uitbreiden grondslag btw 0%-tarief zonnepanelen

In de voorjaarsnota is besloten om zonnepanelen onder het btw 0%-tarief te laten vallen. Met deze maatregel vallen ook geïntegreerde zonnepanelen onder het btw 0%-tarief.

12. Uitbreiden grondslag ABB 0%-tarief zonnepanelen

In Caribisch Nederland wordt de invoer, levering en installatie van zonnepanelen, zonnecollectoren en windturbines op dit moment belast met algemene bestedingsbelasting (ABB). Zowel ondernemers als particulieren kunnen deze algemene bestedingsbelasting als hoofdregel niet terugvragen door zich te registreren en aangifte te doen voor de ABB. Door eerder genoemde producten en diensten voor particulieren en niet-elektriciteitsbedrijven vrij te stellen van de ABB, en voor elektriciteitsbedrijven een nultarief te hanteren, wenst het kabinet investeringen in zonnepanelen, zonne­collectoren en windturbines op deze eilanden te stimuleren.

13. Verhogen minimumtarief bieraccijns

Het laagste tarief in de bieraccijns (voor de lichte bieren) komt overeen met het tarief van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Om ervoor te zorgen dat voor lichte bieren minimaal eenzelfde tarief blijft gelden als voor frisdrank, zal het laagste accijnstarief op bier met ingang van 2023 en 2024 met dezelfde bedragen worden verhoogd als het tarief op alcoholvrije dranken. Dit betreft een klein aandeel van de totale bierconsumptie. Dit levert € 3 miljoen op in 2023 en €4 miljoen vanaf 2024.

14. Ontkoppeling ODE van SDE

De ODE is conform Coalitieakkoord ontkoppeld van de SDE. Het karakter van de doelheffing is daarmee verdwenen en de ODE is daarmee een ‘normale’ belasting geworden. Deze ontkoppeling en kadercorrectie was echter abusievelijk nog niet meegenomen bij de Startnota en wordt nu alsnog verwerkt. Dit leidt tot een kadercorrectie. Dit komt doordat er in het verleden grondslagerosie is ontstaan waardoor de opbrengst van de ODE lager is dan de oorspronkelijke ODE-taakstelling. Er is gekozen om hiervoor niet te compenseren omdat de afspraak uit het coalitieakkoord was dat niet-beleidsmatige ontwikkelingen in de ODE nu endogeen zijn. Daarom wordt dit nu verwerkt via een kadercorrectie en is er geen compenserende lastenverzwaring getroffen.

15. Aanpassen voorschotsystematiek energiebelasting

In de huidige wet is het mogelijk voor energieleveranciers om de verbruiksperiode voor de EB (normaal gesproken 1 jaar) op te knippen in kortere verbruiksperiodes. Dit kan op twee manieren gerealiseerd worden:

  1. Wijze van facturering aanpassen: door bij wijze van spreken maandelijks of tweemaandelijks telkens een eindfactuur aan te vragen bij je energieleverancier. Je krijgt dan 6 respectievelijk 12 eindfacturen op jaarbasis.
  2. Door tussentijds van energieleverancier te wisselen: door binnen een jaar één of meerdere keren van energieleverancier te wisselen kun je de gebruikelijke verbruiksperiode van 1 jaar ook inkorten. Je krijgt bij het overstappen van energieleverancier namelijk altijd verplicht een eindfactuur.

In de praktijk gaat het bijv. om seizoensbedrijven (bijv. een suikerbietenproducent) die maar een bepaalde kortere periode in het jaar actief zijn en in enkele maanden tijd veel energie verbruiken. Bij de berekening van de EB/ODE afdracht wordt dan door de voorschotsystematiek verondersteld dat de seizoensbedrijven over het hele jaar gemeten qua verbruik in de hogere schijven eindigen, omdat deze piek in de productie constant wordt verondersteld voor alle maanden van het jaar. Zij worden daardoor relatief voor een groter deel van het verbruik in hogere schijven belast (en dus tegen lagere tarieven), waardoor er een financieel EB voordeel kan ontstaan. Was de verbruiksperiode namelijk (zoals normaal gesproken) een jaar geweest dan waren de schijven niet met 1/12 ingekort en was er relatief meer verbruik aan de eerste schijven toegerekend (hogere tarieven = meer EB/ODE afdracht). Het te weinig afgedragen bedrag aan EB/ODE wordt later niet meer gecorrigeerd omdat sprake is van afdracht op aangifte door de energieleverancier, de energieleverancier is namelijk de belastingplichtige.

Om dit probleem aan te pakken wil de wetgever nu situatie 1 hierboven (wijze van facturering aanpassen) voorkomen door het onmogelijk te maken om de verbruiksperiode middels de wijze van facturering (bijv. maandelijks voorschot i.c.m. maandelijkse eindfactuur) in te korten. De standaard verbruiksperiode wordt dan 1 jaar, alleen ingeval situatie 2 zich voordoet kan de verbruiksperiode dan nog ingekort worden. Onder de huidige wetgeving is het dus niet nodig om meerdere energieleveranciers te hebben om je verbruiksperiode in te korten en financieel voordeel te behalen. Na de wetswijziging is dit wel nodig om nog financieel voordeel te behalen.

16. Verhogen van woningwaardegrens van VOV-woningen voor goedkeurend beleid BTW en OVB

Woningcorporaties passen VOV toe om de toegang tot de (koop)woningmarkt te bevorderen voor lagere inkomensgroepen. De verkoop van nieuwe woningen is normaliter belast met btw en vrijgesteld van OVB. Ter voorkoming van belastingbesparende constructies is zowel btw als OVB verschuldigd als een nieuwe woning wordt verkocht onder de marktwaarde. Bij VOV vindt ook een verkoop onder de marktwaarde plaats omdat een koperkorting wordt verleend. Om te voorkomen dat bij VOV zowel btw als overdrachtsbelasting betaald moet worden, is in een Beleidsbesluit geregeld dat geen OVB verschuldigd is als de marktwaarde van de woning niet hoger is dan €240.000 (na koperskorting). Die VOV-grens is met de huidige huizenmarkt niet meer actueel. Daarom wordt de VOV-grens (vóór koperskorting) per 1 januari 2023 verhoogd naar de woningwaardegrens van de startersvrijstelling in de OVB. In 2023 is de grens € 440.000 en deze wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd.

3. Inkomstenkader maatregelen augustusbesluitvorming 2022

Tabel 2 laat de lastenrelevante maatregelen uit de augustusbesluitvorming zien. Zie paragraaf 2.2.1 voor toelichting van de maatregelen. In onderstaande tabel is het overschot in het inkomstenkader van tabel 1 verwerkt. Het totaal van tabel 3.2 is vanaf nu de stand van het inkomstenkader.

Tabel 3.2 Lastenmaatregelen augustusbesluitvorming
Maatregel ('-' = saldoverslechterend) in standen 2022 2023 2024 2025 struc
1 Verlaging EB (belastingvermindering en tarieven + reservering compensatie energierekening) 0 ‒ 5422 0 0 0
2 Uitstellen schuif energiebelasting op elektriciteit naar gas uit CA naar 2024 0 246 0 0 0
3 Verhogen zorgtoeslag met 412 euro (incidenteel in 2023) 0 ‒ 2117 0 0 0
4 Maatregel brandstofaccijns 0 ‒ 1193 16 0 0
5 Arbeidskorting 0 ‒ 500 ‒ 500 ‒ 500 ‒ 500
6 Verlaging tarief eerste schijf IB 0 ‒ 700 ‒ 700 ‒ 700 ‒ 1000
7 Investering MKB 0 ‒ 500 ‒ 500 ‒ 500 ‒ 600
7a waarvan tarief box 2: lage tarief 24,5%, hoge tarief 31% 0 ‒ 70 1 1 1
7b waarvan verhogen EIA/MIA/VAMIL 0 ‒ 150 ‒ 150 ‒ 150 ‒ 150
7c waarvan verhogen WKR 0 ‒ 50 ‒ 50 ‒ 50 ‒ 50
7d waarvan verlagen Aof-premie kleine werkgevers 0 ‒ 230 ‒ 301 ‒ 301 ‒ 401
8 Caribisch NL Verhogen belastingvrije som 0 ‒ 1,8 ‒ 1,8 ‒ 1,8 ‒ 1,8
9 Caribisch NL Accijnsverlaging (jan-jun) 0 ‒ 1,6 0 0 0
10 Versneld afbouwen zelfstandigenaftrek naar 1200 in 2026 en naar 900 in 2027 0 173 345 518 89
11 Afschaffen doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon 0 543 524 505 189
12 Verhogen lage vpb-tarief naar 19% 0 1525 1527 1528 1549
13 Box 3: verhogen tarief naar 34% in drie stappen en verhogen heffingsvrij vermogen naar circa €57.000 0 84 217 350 350
14 Aanpak constructies & fiscale regelingen (taakstellend, placeholder: tarief eerste schijf) 0 0 100 250 550
15 Aftoppen giftenaftrek om ANBI-constructie tegen te gaan 0 10 20 30 50
16 Afschaffen FBI vastgoed 0 0 54 54 54
17 Verhogen algemeen tarief overdrachtsbelasting van 10,1% naar 10,4% 0 130 130 130 130
Totaal (exclusief inzet overschot inkomstenkader) 0 ‒ 7724 1231 1663 859
Overschot inkomstenkader ‒ 31 284 135 232 351
Totaal (inclusief inzet overschot inkomstenkader) ‒ 31 ‒ 7440 1366 1895 1210

4 De belasting - en premieontvangsten

4.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belastingen- en premieontvangsten (in het vervolg: ‘de ontvangsten’) gezamenlijk gepresenteerd. Net als in hoofdstuk 2 van deze Miljoenennota wordt de ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op EMU-basis toegelicht. Vanzelfsprekend zijn voor het EMU-saldo de belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis relevant. In overeenstemming met de Comptabiliteitswet worden de belastingontvangsten op kasbasis getoond in de tabellen in bijlage 5. De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI).

In paragraaf 4.2 wordt de raming van de totale ontvangsten weergegeven. De ontwikkeling in 2022 en 2023 ten opzichte van het jaar ervoor wordt op hoofdlijnen besproken. Vervolgens worden in paragraaf 4.3 de ramingen van de ontvangsten van 2022 (de Vermoedelijke Uitkomsten) vergeleken met de stand van de Miljoenennota 2022, waarbij de belangrijkste ramingsbijstellingen worden toegelicht. Paragraaf 4.4 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2023 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Paragraaf 4.5 gaat over de bijstellingen van het ramingsmodel (‘expert opinion’). Paragraaf 4.6 presenteert de meerjarige ontvangstenraming tot en met 2027. Tot slot geeft paragraaf 4.7 een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten voor 2022 en 2023. Voor een toelichting op de methodiek achter raming van de belastingen wordt verwezen naarSection: Toelichting op de belastingontvangsten
Text contents: bijlage 5 selectbijlage 5 van deze Miljoenennota.

4.2 Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2022 en 2023

Het Rijk realiseert in 2022 naar verwachting in totaal 27,8 miljard euro meer ontvangsten dan in 2021. Dit is te zien in tabel 4.2.1. De toename komt voor 33,2 miljard euro door de positieve endogene ontwikkeling van de ontvangsten. De endogene ontwikkeling hangt samen met economische ontwikkelingen, zoals (het herstel na) de coronacrisis en met de inflatie. De economische ontwikkeling wordt zichtbaar in de ontwikkeling van de waarde van het bbp (9,0% in 2022). Daarnaast leiden beleidsmaatregelen in totaal tot 5,4 miljard euro lagere ontvangsten vergeleken met 2021.

Totaal 321,4 349,2 366,4
Mutatie 27,8 17,3
- waarvan endogene groei 33,2 12,0
- waarvan beleid ‒ 5,4 5,3
Endogene mutatie (in %) 10,3% 3,4%
Waardeontwikkeling BBP (in %) 9,0% 6,5%

In 2023 groeien de ontvangsten met 17,3 miljard euro. De beleidsmatige mutatie is 5,3 miljard euro opwaarts. De economische ontwikkelingen hebben in 2023 een opwaarts effect op de ontvangsten met 12,0 miljard euro.

4.3 De belasting- en premieontvangsten in 2022

In tabel 4.3.1 wordt de nieuwe raming voor 2022 vergeleken met de oorspronkelijke stand van de Miljoenennota 2022. De nieuwe raming voor 2022 is gebaseerd op het macro-economisch beeld conform de MEV 2023 van het CPB en de gerealiseerde ontvangsten tot en met juli 2022. Ten opzichte van de Miljoenennota 2022 is de raming van de ontvangsten per saldo 15,1 miljard euro opwaarts bijgesteld.

Indirecte belastingen 104.439 105.932 1.493
Invoerrechten 3.749 4.636 887
Omzetbelasting 67.492 72.698 5.206
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 2.000 1.505 ‒ 495
Accijnzen 12.114 11.156 ‒ 958
Overdrachtsbelasting 4.298 4.985 687
Assurantiebelasting 3.408 3.420 12
Motorrijtuigenbelasting 4.240 4.325 85
Belastingen op een milieugrondslag 4.733 1.470 ‒ 3.262
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 280 261 ‒ 19
Belasting op zware motorrijtuigen 218 221 4
Verhuurderheffing 1.460 784 ‒ 677
Bankbelasting 447 470 23
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 156.282 166.000 9.718
Loon- en inkomensheffing 115.072 118.734 3.662
Dividendbelasting 7.107 5.609 ‒ 1.498
Kansspelbelasting 508 804 295
Vennootschapsbelasting 31.118 38.274 7.156
Bronbelasting op rente en royalty's 0 27 27
Schenk- en erfbelasting 2.476 2.552 76
Overige belastingontvangsten 303 289 ‒ 14
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 261.024 272.221 11.197
Premies werknemersverzekeringen 73.099 76.958 3.859
waarvan zorgpremies 46.368 47.652 1.284
Totaal belasting- en premieontvangsten 334.123 349.180 15.056

De raming uit de Miljoenennota 2022 is gebaseerd op de beleidsuitgangspunten zoals die destijds golden. In 2022 is er meer dan gebruikelijk nog sprake van beleid dat ná de Miljoennota is doorgevoerd. Tabel 4.3.2 geeft een overzicht van deze beleidsmutaties, die gezamenlijk leiden tot circa 12,6 miljard euro lagere ontvangsten.

Het totale verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de vermoedelijke uitkomsten dat niet aan beleid toe te schrijven is, bedraagt daardoor circa 27,5 miljard euro. Dat hangt in belangrijke mate samen met de doorwerking van de 29,3 miljard euro hoger dan verwachte belastingontvangsten in 2021, die de basis vormen van de raming voor 2022. Deze zijn toegelicht in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2021.3 Daarnaast is sprake van een grotere groei door economische factoren in 2022 dan vorig jaar werd verwacht. Zo is de geraamde waardeontwikkeling van het bbp hoger dan bij de Miljoenennota 2022 (9,0 procent ten opzichte van 5,3 procent).

Algemene politieke beschouwingen 2021 incl. doorwerking zorgpremies 1.591
Compensatiepakketten vanwege hoge energieprijzen ‒ 5.266
- waarvan energiebelasting ‒ 3.214
- waarvan brandstofaccijnzen ‒ 1.028
- waarvan btw op energie ‒ 1.024
Uitstel omvorming ProRail ‒ 7.296
Herstel Box 3 ‒ 2.800
Overige zorgpremies 348
Overig 870
Miljoenennota 2023 ‒ 5.396

De raming van de indirecte belastingen is met 1,5 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2022. De belangrijkste verklaring is de hogere btw-ontvangsten. De ontvangsten van de belasting op milieugrondslag en de accijnzen zijn juist neerwaarts bijgesteld als gevolg van beleidsmatige verlaging ter compensatie van de hoge energieprijzen.

De ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen zijn voor 2022 met 9,7 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2022. Dit komt bijna volledig door 7,2 miljard euro hogere ontvangsten in de vennootschapsbelasting (vpb). Dit is extra opvallend, omdat in de Miljoenennota 2022 in de vennootschapsbelasting nog werd uitgegaan van eenmalig hogere ontvangsten vanwege de omvorming van ProRail naar zelfstandig bestuursorgaan. Dit levert een eenmalige afrekening op van het Rijk aan het Rijk, die voornamelijk in de vpb landt. Deze omvorming is uitgesteld naar 2024. Het economisch relevante verschil tussen de vpb-raming voor 2022 uit de Miljoenennota 2022 en de vermoedelijke uitkomsten 2022 is daarmee nog groter. De vpb-ontvangsten in een EMU-jaar hebben in de praktijk betrekking op verschillende winstjaren. Vooral de winsten over 2021 lijken veel gunstiger dan vooraf ingeschat.

Ten slotte komt de raming voor de premies werknemersverzekeringen 3,9 miljard euro hoger uit dan bij de Miljoenennota 2022.

4.4 De belasting- en premieontvangsten in 2023

In figuur 4.4.1 zijn de geraamde ontvangsten voor 2023 opgenomen.

Figuur 4.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2023

Tabel 4.4.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de geraamde ontvangsten in 2023. Hierbij wordt per belastingsoort onderscheid gemaakt tussen het effect van fiscale beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de ontvangsten van 2022 naar 2023 en de endogene ontwikkeling. Dat is de ontwikkeling van de ontvangsten die samenhangt met macro-economische ontwikkelingen.

Indirecte belastingen 105.932 2.370 5.187 4,9% 113.489
Invoerrechten 4.636 0 198 4,3% 4.835
Omzetbelasting 72.698 1.001 4.068 5,6% 77.767
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.505 ‒ 168 324 21,6% 1.661
Accijnzen 11.156 ‒ 58 394 3,5% 11.492
Overdrachtsbelasting 4.985 1.090 ‒ 497 ‒ 10,0% 5.578
Assurantiebelasting 3.420 0 111 3,2% 3.531
Motorrijtuigenbelasting 4.325 ‒ 20 214 4,9% 4.519
Belastingen op een milieugrondslag 1.470 1.095 273 18,6% 2.839
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 261 300 15 5,7% 576
Belasting op zware motorrijtuigen 221 0 ‒ 1 ‒ 0,5% 220
Verhuurderheffing 784 ‒ 871 87 11,1% 0
Bankbelasting 470 0 1 0,0% 471
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 166.000 2.094 1.883 1,1% 169.978
Loon- en inkomensheffing 118.734 ‒ 130 2.915 2,5% 121.519
Dividendbelasting 5.609 373 481 8,6% 6.463
Kansspelbelasting 804 0 24 3,0% 828
Vennootschapsbelasting 38.274 1.852 ‒ 1.565 ‒ 4,1% 38.561
Bronbelasting op rente en royalty's 27 0 ‒ 27 ‒ 101% 0
Schenk- en erfbelasting 2.552 ‒ 1 55 2,1% 2.606
Overige belastingontvangsten 289 ‒ 2 5 1,6% 292
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 272.221 4.462 7.075 2,6% 283.758
Premies werknemersverzekeringen 76.958 806 4.914 6,4% 82.678
waarvan zorgpremies 47.652 676 3.175 6,7% 51.503
Totaal belasting- en premieontvangsten 349.180 5.268 11.989 3,4% 366.436

In 2023 bedragen de ontvangsten naar verwachting 366,4 miljard euro. Ten opzichte van de geraamde ontvangsten voor 2022 stijgen de ontvangsten in 2023 daarmee met 17,3 miljard euro. De verwachte endogene groei van de ontvangsten in 2023 bedraagt 12,0 miljard euro (3,4 procent). Beleidsmaatregelen zorgen voor 5,3 miljard euro hogere ontvangsten in 2023 ten opzichte van het jaar daarvoor. Het gaat zowel om maatregelen die het kabinet met deze Miljoenennota voorstelt als om maatregelen waartoe dit kabinet en vorige kabinetten eerder hebben besloten. De volgende paragrafen gaan verder in op de endogene als de beleidsmatige ontwikkeling.

4.4.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2023

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten wordt toegelicht aan de hand van de relevante economische indicatoren zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2023. Voor 2023 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een waardeontwikkeling van het bbp van 6,5 procent. De endogene groei van de totale belasting- en premieontvangsten in 2022 blijft daar met 3,5 procent wat bij achter.

De endogene groei van de ontvangsten uit de indirecte belastingen in 2023 bedraagt 4,9 procent. De belangrijkste bijdrage hieraan is de verdere groei van de btw, die veruit het grootste budgettaire aandeel heeft in de indirecte belastingen. Andere opvallende ontwikkelingen zijn de BPM (+21,6 procent) en de overdrachtsbelasting (-10%). De opbrengst van de BPM viel sterk terug tijdens de coronacrisis en blijft in 2021 en in 2022 achter vanwege specifieke problemen in toeleveringsketens. De aanname is dat dit effect deels tijdelijk is. Bij de overdrachtsbelasting wordt rekening gehouden met anticipatie op de tariefsverhoging voor beleggers per 2023. Hierdoor verschuiven naar verwachting transacties van begin 2023 naar eind 2022 en ontstaat een kasschuif in de belastingopbrengsten ten koste van 2023.

Bij de directie belastingen en premies volksverzekeringen levert de loon- en inkomensheffing in absolute zin de belangrijkste bijdrage aan de endogene groei. Op EMU-basis is er naar verwachting juist sprake van een endogene daling van de ontvangsten uit de vpb in 2023. Deze daling kent niet zozeer een economische verklaring, maar volgt uit het feit dat de hoge groei in 2022 deels komt door een verschuiving in de heffing, die naar verwachting tijdelijk is. Paragraaf 4.5 licht dit nader toe.

De ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen – waar ook de zorgpremies onder vallen – nemen endogeen met 6,4 procent toe in 2023. Onderliggend gaat het om een positieve ontwikkeling van de grondslag door met name hogere lonen, net zoals bij de loonheffing.

4.4.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten

In 2023 nemen de ontvangsten met 5,3 miljard euro toe als gevolg van beleidsmaatregelen. In tabel 4.4.1 wordt het effect van de beleidsmaatregelen op de ontvangsten in 2023 per belastingsoort getoond. Dit is zowel beleid van vorige kabinetten met in 2023 nog een op- of neerwaarts effect op de inkomsten ten opzichte van 2022, als (nieuw) beleid van het huidige kabinet dat in 2023 effect heeft.

Bij de indirecte belastingen loopt de verlaging van de btw op energie af per 2023. Dit leidt tot een toename van de belastingontvangsten van circa 1 miljard euro. Bij de belasting op milieugrondslag is sprake van een vertekend beeld door de integratie van de Opslag duurzame energie per 2023 in de energiebelasting. Zonder deze schuif van de uitgavenkant van de begroting naar de energiebelasting zou juist sprake zijn van een forse negatieve beleidsmatige ontwikkeling. Die negatieve ontwikkeling hangt samen met de verlaagde energiebelasting vanwege de hoge prijzen. De verhuurderheffing wordt per 2023 afgeschaft.

Als gevolg van beleidsmaatregelen nemen de ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen met 2,1 miljard euro toe in 2023. Dit komt bijna volledig door vpb. Het lage tarief in de vpb wordt per 2023 verhoogd van 15% naar 19%.

Tabel 4.4.2 splitst de totale beleidsmatige mutatie in 2023 van 5,3 miljard euro uit naar de opeenvolgende momenten waarop tot beleidsmaatregelen is besloten en wanneer deze in de begroting zijn verwerkt en/of de ramingen zijn geüpdatet. Dit noemen we ook wel de verticale mutatie van de beleidsmatige ontwikkeling van de ontvangsten in 2023. Ook wordt zo inzichtelijk dat ook beleid van vóór deze kabinetsperiode in 2023 nog budgettaire effecten heeft.

Zorgpremies 1.268 405 ‒ 997 676
Omvorming ProRail 7.299 0 ‒ 7.299 0
Hoge energieprijzen (accijnzen, energiebelasting, en btw op energie) 3.214 0 ‒ 4.263 ‒ 1.049
Loon- en inkomensheffing (excl. Coronapakketten, DGA, compensatie Box 3) 593 ‒ 2.664 ‒ 579 ‒ 2.650
Coronapakketten 1.085 0 ‒ 97 988
VPB-tarieven en DGA 324 760 2.575 3.659
Verhuurderheffing ‒ 373 ‒ 478 ‒ 20 ‒ 871
Rechtsherstel box 3 0 0 341 341
Integreren ODE in Energiebelasting 0 0 3.068 3.068
Overig 14 911 87 1.012
Totaal 13.424 ‒ 1.066 ‒ 7.090 5.268

In tabel 4.4.3 wordt een relatie gelegd tussen het effect van beleidsmaatregelen op de ontvangsten en het effect daarvan op de beleidsmatige lastenontwikkeling (blo). Voor de meeste belastingsoorten zijn de verschillen beperkt en terug te voeren op de wijze waarin wijzigingen in beleid soms via enige vertraging leiden tot EMU-relevante kaseffecten. De belangrijkste verklaring voor het totaalverschil zit in de energiebelasting en ODE. Op blo-basis heeft de integratie van de ODE in de energiebelasting geen effect. Voor de belastingontvangsten heeft dit wel effect, omdat de ODE op de begroting van EZK werd verantwoord, en dus niet als belastingontvangst. Uiteraard is dit effect enkel boekhoudkundig en heeft dit geen gevolgen voor het totale EMU-saldo van het Rijk. Een ander verschil is te zien bij de dividendbelasting, waar wel sprake is van een effect van beleid op EMU-basis maar niet op blo-basis. Dit hangt samen met verwachte anticipatie door directeur-grootaandeelhouders op wijzigingen in de tariefstructuur van box 2 per 2024. Anticipatie is niet lastenrelevant.

Omzetbelasting 1.017 1.001
BPM ‒ 198 ‒ 168
Accijnzen ‒ 58 ‒ 58
Overdrachtsbelasting 1.091 1.091
Energiebelasting en Opslag duurzame energie ‒ 2.171 740
Vliegbelasting 387 354
Inkomenshefffing 1.793 2.273
Loonheffing ‒ 2.060 ‒ 2.403
Dividendbelasting 0 373
Vennootschapsbelasting 1.957 1.862
Verhuurderheffing ‒ 871 ‒ 871
Premies werknemersverzekeringen 129 129
Zorgpremies 676 676
Overig 291 268
Totaal 1.984 5.268

4.5 Bijstellingen van het ramingsmodel

Net zoals in de vorige Miljoenennota maakt het ministerie van Financiën ook in deze Miljoenennota de handmatige bijstellingen bij het ramingsproces inzichtelijk. Onderstaande tabel 4.5.1 toont het effect dat deze ramingsbijstellingen (‘expert opinion’) hebben op de ramingen in 2022. Daarbij is expert opinion gedefinieerd als de handmatige bijstellingen van de ramingen op kas- of transactiebasis. Daarnaast kan de raming ook nog beïnvloed worden door aanpassing van de kas-transparameters of in het geval van de raming op EMU-basis via de omvang van het kas/EMU-verschil.

De eerste kolom toont de raming voor 2022 zoals eerder toegelicht in miljoenen euro’s. De tweede kolom bevat de verwerkte bijstelling als percentage van de raming in de eerste kolom. Per saldo komt de ontvangstenraming 2,7 procent hoger uit door expert opinion. De belangrijkste verklaring voor deze bijstellingen zijn de gerealiseerde kasontvangsten tot en met de maand juli. Vaak hangen dergelijke bijstellingen samen met belastingspecifieke ontwikkelingen die niet in de meer macro-economisch onderbouwde schattingsvergelijkingen worden gevangen.

Enkele opvallende posten zijn de BPM, dividendbelasting, kansspelbelasting, en vpb. Bij de BPM speelt de hierboven genoemde problematiek ten aanzien van de toeleveringsketen voor de productie van nieuwe auto’s een rol bij de achterblijvende ontvangsten. De dividendbelasting is van nature een zeer volatiele, moeilijk te ramen belastingsoort. De kansspelbelasting herstelt in 2022 snel van een uitzonderlijk laag niveau in 2020 en 2021. Dit hangt zowel samen met het opheffen van sluitingen van casino’s naar aanleiding van de coronacrisis als met de legalisering van online kansspelen. De budgettair meest omvangrijke bijstelling valt op de vpb. Deze volgt uit zeer hoge kasontvangsten gedurende 2022, die grotendeels samenhangen met betalingen van bedrijven op basis van de winst in 2021. Die winst blijkt voor veel bedrijven hoger uit te vallen dan vooraf ingeschat, wat leidt tot grote kasontvangsten een jaar later (in dit geval 2022), omdat over het verschil betaald moet worden. Indien de inschattingen vooraf accurater waren, zouden deze betalingen een jaar eerder hebben plaatsgevonden.

Indirecte belastingen 105.932 1,7%
Invoerrechten 4.636 ‒ 0,1%
Omzetbelasting 72.698 2,6%
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.505 ‒ 12,1%
Accijnzen 11.156 ‒ 0,4%
Overdrachtsbelasting 4.985 6,6%
Assurantiebelasting 3.420 0,0%
Motorrijtuigenbelasting 4.325 ‒ 2,5%
Belastingen op een milieugrondslag 1.470 1,8%
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 261 ‒ 8,5%
Belasting op zware motorrijtuigen 221 4,0%
Verhuurderheffing 784 ‒ 7,2%
Bankbelasting 470 ‒ 0,9%
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 166.000 3,3%
Loon- en inkomensheffing 118.734 0,2%
Dividendbelasting 5.609 ‒ 24,6%
Kansspelbelasting 804 54,5%
Vennootschapsbelasting 38.274 16,4%
Bronbelasting op rente en royalty's 27 83%
Schenk- en erfbelasting 2.552 ‒ 9,4%
Overige belastingontvangsten 289 51,9%
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 272.221 2,7%

Omdat voor de raming van 2023 de raming van 2022 - en niet de gerealiseerde ontvangsten – het uitgangspunt vormt, werkt de toegepaste expert opinion uit 2022 één-op-één door naar 2023. Dat geldt in principe voor alle belastingsoorten. Bij de ramingen op transactiebasis kan het belang van een bijstelling afnemen door een verschil tussen de kas/transparameters waarmee de aansluiting tussen de raming op transactie- en kasbasis wordt gemaakt. Bij een deel van de belastingen loopt de bijstelling in 2023 verder op ten opzichte van 2022, in lijn met de bijstellingen in 2022 op basis van de kasontvangsten. Bij andere belastingen daalt de omvang van de bijstelling juist, bijvoorbeeld omdat in 2022 sprake is van een incidenteel effect.

Indirecte belastingen 113.489 1,6%
Invoerrechten 4.835 ‒ 1,1%
Omzetbelasting 77.767 2,4%
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.661 0,6%
Accijnzen 11.492 ‒ 0,7%
Overdrachtsbelasting 5.578 1,4%
Assurantiebelasting 3.531 0,0%
Motorrijtuigenbelasting 4.519 ‒ 3,3%
Belastingen op een milieugrondslag 2.839 7,9%
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 576 0,3%
Belasting op zware motorrijtuigen 220 4,0%
Bankbelasting 471 ‒ 0,6%
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 169.978 1,4%
Loon- en inkomensheffing 121.519 ‒ 0,1%
Dividendbelasting 6.463 ‒ 34,5%
Kansspelbelasting 828 52,5%
Vennootschapsbelasting 38.561 11,9%
Bronbelasting op rente en royalty's 0 0%
Schenk- en erfbelasting 2.606 ‒ 9,2%
Overige belastingontvangsten 292 51,4%
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 283.758 1,6%

4.6 Meerjarige ontvangstenontwikkeling en raming

De ontwikkeling van de ontvangsten voor de periode 2022-2027 is weergegeven in tabel 4.6.1. De ramingen voor 2022 en 2023 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht. Voor 2024 tot en met 2027 betreft dit een extrapolatie op basis van de meest recente MLT-raming van het CPB (CEP 2022).

Indirecte belastingen 105.932 113.489 125.248 129.664 133.250 136.656
Invoerrechten 4.636 4.835 5.012 5.190 5.362 5.540
Omzetbelasting 72.698 77.767 81.335 83.663 86.014 88.437
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.505 1.661 1.698 2.241 2.567 2.667
Accijnzen 11.156 11.492 13.018 13.146 13.279 13.358
Overdrachtsbelasting 4.985 5.578 6.324 6.651 7.001 7.368
Assurantiebelasting 3.420 3.531 3.626 3.732 3.795 3.876
Motorrijtuigenbelasting 4.325 4.519 4.630 4.819 5.166 5.346
Belastingen op een milieugrondslag 1.470 2.839 8.305 8.913 8.750 8.739
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 261 576 605 611 615 619
Belasting op zware motorrijtuigen 221 220 225 228 232 235
Verhuurderheffing 784 0 0 0 0 0
Bankbelasting 470 471 471 471 471 471
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 166.000 169.978 186.449 189.423 198.275 207.188
Loon- en inkomensheffing 118.734 121.519 128.498 137.307 144.423 151.394
Dividendbelasting 5.609 6.463 8.792 6.896 7.336 7.736
Kansspelbelasting 804 828 866 899 944 998
Vennootschapsbelasting 38.274 38.561 45.556 41.476 42.642 44.043
Bronbelasting op rente en royalty's 27 0 0 0 0 0
Schenk- en erfbelasting 2.552 2.606 2.737 2.846 2.930 3.017
Overige belastingontvangsten 289 292 294 294 294 294
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 272.221 283.758 311.990 319.381 331.819 344.137
Premies werknemersverzekeringen 76.958 82.678 87.570 91.892 96.098 99.083
waarvan zorgpremies 47.652 51.503 55.241 58.036 60.715 62.174
Totaal belasting- en premieontvangsten 349.180 366.436 399.560 411.273 427.917 443.221

4.7 De complete belastingraming 2022-2023 op EMU- en kasbasis

Tabel 4.7.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten in 2022 en 2023.

Indirecte belastingen 105.932 113.489
Invoerrechten 4.636 4.835
Omzetbelasting 72.698 77.767
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.505 1.661
Accijnzen 11.156 11.492
- Accijns van lichte olie 3.697 3.872
- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie 3.291 3.353
- Tabaksaccijns 2.975 3.079
- Alcoholaccijns 384 385
- Bieraccijns 453 451
- Wijnaccijns 356 351
Overdrachtsbelasting 4.985 5.578
Assurantiebelasting 3.420 3.531
Motorrijtuigenbelasting 4.325 4.519
Belastingen op een milieugrondslag 1.470 2.839
- co2-heffing 0 0
- Afvalstoffenbelasting 249 273
- Energiebelasting 721 1.680
- Waterbelasting 331 354
- Brandstoffenheffingen 1 1
- Vliegbelasting 169 531
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 261 576
Belasting op zware motorrijtuigen 221 220
Verhuurderheffing 784 0
Bankbelasting 470 471
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 126.195 128.654
Inkomstenbelasting 10.295 10.703
Loonbelasting 68.634 69.492
Dividendbelasting 5.609 6.463
Kansspelbelasting 804 828
Vennootschapsbelasting 38.274 38.561
Bronbelasting op rente en royalty's 27 0
Schenk- en erfbelasting 2.552 2.606
Overige belastingontvangsten 289 292
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland 206 225
Totaal belastingen 232.416 242.435
Premie volksverzekeringen 39.805 41.324
Premies werknemersverzekeringen 76.958 82.678
waarvan zorgpremies 47.652 51.503
Totaal belasting- en premieontvangsten 349.180 366.436

5 Toelichting op de belastingontvangsten

5.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.4 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel, de toegepaste ramingsvergelijkingen en de herijkingen t.o.v. voorgaande jaren, worden uitgebreid toegelicht. Tot slot toont deze paragraaf enkele cijfers over de inkomstenraming in aanvulling op bijlage 4, namelijk de ontvangsten van de verschillende belastingsoorten op kasbasis en voor enkele belastingen op transactiebasis.

5.2 Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de ontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotingssaldo (EMU-saldo) te bepalen. De inkomstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.

De ontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Andersom maakt dit mogelijk dat bij economische tegenwind het kabinet niet direct hoeft te bezuinigen of lasten hoeft te verzwaren. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode (zie bijlage 3). Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.

Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het model hangen sterk af van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.

5.3 Ramingsmethodiek Ministerie van Financiën

Voor de raming van de ontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde ontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.

Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.

Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de ontvangsten. Beleidseffecten worden ingeboekt in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen bij de raming.

Tot slot speelt zogenoemde ‘expert opinion’ een rol. De uitkomsten van het model – de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen – worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar, informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifieke informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de ontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2022 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2022 zijn deels dus reeds gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2023 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde ontvangsten voor 2022 vormen daarom de basis voor de raming van 2023.

Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol heeft gespeeld in recente ramingen, is bij het belastinguitstel voor ondernemers vanwege de coronacrisis. De gerealiseerde kasontvangsten gaven door de mogelijkheid van uitstel van betaling geen zuiver beeld van de werkelijke opgelegde belastingclaim. Middels informatie van de Belastingdienst is per belastingsoort in beeld gebracht in hoeverre er sprake was van corona-uitstel waardoor de raming hiervoor gecorrigeerd kon worden. In de komende jaren wordt uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst op soortgelijke wijze toegepast om de kasontvangsten te corrigeren voor terugbetalingen van de uitgestelde belasting.

Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de bpm. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluitkomst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.

5.4 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur. Zo raamt het CPB dat de nominale consumptie in 2022 met een relatief hoge [PM]% groeit, wat zich vertaalt in relatief hoge groei van de btw-ontvangsten. Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.

Bovenstaande kan samengevat worden in de volgende vergelijking:

Tt = Tt-1 * (1 + Et) + At

Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t

Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1

Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t

At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t

De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de ontvangsten in 2021. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2021 bevat nadere informatie over de gerealiseerde ontvangsten over 2021. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de ontvangsten in 2022. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van ontvangsten in 2023, die eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.

Beleidsmatige ontwikkelingen
Beleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de ontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect.4 Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijke inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende belastingopbrengst. Mogelijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleidsramingen zou leiden tot dubbeltelling.

Endogene ontwikkeling
De verdere verandering van de ontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belastingsoort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2023 (MEV 2023).

De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek geëvalueerd en herzien. In 2022 zijn de vergelijkingen van het model opnieuw tegen het licht gehouden en zijn de coëfficiënten herschat. De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de bpm en mrb gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifieke ‘auto’-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen.

De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis – doorgaans de één-maands-verschoven-kas – plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.5

De grootste belastingsoorten – de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing – worden op transactiebasis geraamd in plaats van op kasbasis.6 Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie - waaruit de belastingopbrengst voortkomt - zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactiejaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kas-transparameters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belastingsoort en op uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.

Afkorting Variabele
arbvu Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie
bbpvu BBP marktprijzen, volumemutatie
bbpwu BBP marktprijzen, waardemutatie
box2 Waardemutatie grondslag box 2
box3 Waardemutatie grondslag box 3
clpu Contractloonstijging
hznpu Huizenverkoop prijsmutatie
hznvu Huizenverkoop volumemutatie
ihhyptr Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait
incpu Incidentele loonstijging
iond Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers
ivswu Investeringen in woningen, waardemutatie
oiwu Overheidsinvesteringen, waardemutatie
pcdvu Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie
pcdwu Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie
pcndvu Consumptie exclusief duurzame goederen, waardemutatie
pcvgvu Consumptie van voeding en genot, volumemutatie
pcwu Particuliere consumptie, waardemutatie
prpsv Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie
tcf Tabelcorrectiefactor
verr Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen
winstwu Ontwikkeling grondslag vpb voor verliesverrekening
Belastingsoort Ramingsvergelijking voor Et
Accijns op lichte oliën ‒ 0,025 + 1,80 * bbpvut + 1 * tcft
Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën ‒ 0,021 + 1,15 * bbpvut + 1 * tcft 
Afvalstoffenbelasting ‒ 0,033 + 3,25 * bbpvut + 1 * tcft
Alcoholaccijns ‒ 0,020 + 1 * pcvut
Assurantiebelasting 0,59 * bbpvut
Bankbelasting 0
Belasting zware motorrijtuigen (bzm) 1 * bbpvut
Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm) ‒ 0,066 + 2,78 * pcdvut + 1 * tcft
Bieraccijns ‒ 0,020 + 1 * pcvut
Brandstoffenheffing 1 * bbpwut
Bronbelasting op rente en royalty’s 0
CO2-heffing 1 * bbpvut
Dividendbelasting ‒ 0,084 + 4,95 * bbpwut
Energiebelasting ‒ 0,029 + 0,41 * bbpvut + 1 * tcft
Inkomensheffing
- Box 1 ondernemers 1 * iondt
- Box 2 1 * box2t
- Box 3 1 * box3t
- Eigen woning 1 * ihhyptrt
- Inkomensheffing overig 1 * verrt
Kansspelbelasting 1,49 * pcwut
Loonheffing 0,79 * arbvut + 1,67 * clput + 1,26 * incput ‒ 0,70 * tcft ‒ 0,89 * prpsvt
Motorrijtuigenbelasting (mrb) 0,40 * bbpvut + 1 * tcft
Omzetbelasting (btw) 0,18 * pcndwut + 0,46 * pcdwut + 0,18 * ivswut + 0,07 * oiwut
Overdrachtsbelasting 1 * hznvut + 1 * hznput
Rechten bij invoer 1,08 * pcdwut
Schenk- en erfbelasting 0,79 * hznput
Tabaksaccijns 1 * pcvgvut
Vennootschapsbelasting 0,017 + 0,55 * winstwu­t
Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken 0,56 * pcvut
Vliegbelasting 1 * pcvut
Waterbelasting 0,012 + 1 * tcft
Wijnaccijns ‒ 0,020 + 1 * pcvut

Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort wordt de dividendbelasting toegelicht. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens de bovenstaande vergelijking zijn de geraamde dividendbelasting-ontvangsten afhankelijk van de ontwikkeling van het bbp. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een grotere stijging van de nominale waarde van het bbp raamt, dan leidt dit in de ramingen tot hogere ontvangsten van de dividendbelasting. De grootte van de coëfficiënt bedraagt 4,95, wat betekent dat de ontvangsten van de dividendbelasting erg conjunctuurgevoelig zijn. Naast het bbp bevat de ramingsvergelijking van de dividendbelasting ook een constante van ‒ 0,084. Zonder deze constante zouden de ontvangsten explosief stijgen omdat bbp-groei meestal positief is. Door de negatieve constante en de positieve coëfficiënt voor de bbp-ontwikkeling heeft de vergelijking een kantelpunt: de dividendbelasting daalt als de waarde van het bbp minder dan 1,7 procent groeit; bij een hogere groei stijgen de ontvangsten. Stel bijvoorbeeld dat het CPB een bbp-waardestijging van 3,0 procent raamt, dan stijgen de ontvangsten van de dividendbelasting in principe met 6,4 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. Vervolgens worden beleidsmatige ontwikkelingen hierbij opgeteld en wordt voorts deze uitkomst uit het ramingsmodel vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsinformatie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifieke) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.

Herijking ramingsmodel
In 2022 zijn de ramingsvergelijkingen empirisch herschat op basis van de meest actuele belastingontvangsten en economische gegevens. Op aanbeveling van de Commissie Visitatie raming belasting- en premieontvangsten7 en in navolging van de motie Grinwis/Inge van Dijk (kamerstukken II 35927, nr. 71) vindt iedere vier jaar een herziening van de ramingsvergelijkingen plaats om ervoor te zorgen dat de coëfficiënten zo accuraat mogelijk de hedendaagse relatie tussen de macro-economische variabele en de belastingontvangsten modelleren.

Het doel van de herijking van het ramingsmodel is om te evalueren of de oude ramingsvergelijkingen nog geschikt zijn om de belastingontvangsten te ramen en deze waar nodig te herzien. Voor de herijking van de ramingsvergelijkingen is gebruik gemaakt van historische macro-economische gegevens en historische belastingontvangsten van iedere belastingsoort. Voor iedere belastingsoort is onderzocht welke macro-economische variabelen mogelijk geschikt zijn om de endogene ontwikkeling te ramen. Verschillende modelvarianten die hieruit voortkwamen zijn empirisch geschat en vergeleken op basis van statistische criteria zoals verklarende kracht, economische relevantie en op het oordeel van deskundigen. Op basis hiervan is een keuze gemaakt voor een nieuwe schattingsvergelijking.

De herziening van de ramingsvergelijkingen leidt voor sommige belastingsoorten tot een relatief eenvoudige aanpassing: bijvoorbeeld actualisering van de bestaande coëfficiënten of het toevoegen van een trend. Voor andere belastingen zijn de vergelijkingen echter grondig herzien. Ter illustratie, voorheen werd de ontwikkeling van invoerrechten geraamd aan de hand van de prijs- en volumemutatie van invoer. Na evaluatie van diverse alternatieven is geconcludeerd dat de macro-economische variabele particuliere consumptie van duurzame goederen tot een betere raming leidt. Met de herijkte ramingsvergelijkingen wordt de trefzekerheid van ramingen verhoogd, waardoor de belastingontvangsten, het te verwachten EMU-saldo, en de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat beter kunnen worden bepaald.

5.5 De belastingramingen voor 2022 en 2023 op kasbasis

De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de ramingen op kasbasis. Tabel 5.5.1 toont de totale ontvangsten op kasbasis voor 2022 en 2023 per belastingsoort. Tabel 5.5.2 toont vervolgens de langjarige ontwikkeling van alleen de belastingontvangsten op kasbasis.

Indirecte belastingen 104.708 112.563
Invoerrechten 4.562 4.821
Omzetbelasting 71.680 76.931
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.508 1.668
Accijnzen 11.180 11.484
- Accijns van lichte olie 3.719 3.869
- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie 3.325 3.362
- Tabaksaccijns 2.947 3.062
- Alcoholaccijns 386 385
- Bieraccijns 451 455
- Wijnaccijns 352 351
Overdrachtsbelasting 4.675 5.666
Assurantiebelasting 3.391 3.520
Motorrijtuigenbelasting 4.277 4.510
Belastingen op een milieugrondslag 1.712 2.720
- co2-heffing 0 0
- Afvalstoffenbelasting 255 274
- Energiebelasting 975 1.568
- Waterbelasting 328 352
- Brandstoffenheffingen 1 1
- Vliegbelasting 153 524
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 254 551
Belasting op zware motorrijtuigen 216 220
Verhuurderheffing 783 0
Bankbelasting 470 471
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 126.044 129.621
Inkomstenbelasting 10.371 10.892
Loonbelasting 68.334 70.050
Dividendbelasting 5.609 6.463
Kansspelbelasting 775 854
Vennootschapsbelasting 38.352 38.756
Bronbelasting op rente en royalty's 51 0
Schenk- en erfbelasting 2.552 2.606
Overige belastingontvangsten 294 292
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland 206 225
Totaal belastingen op kasbasis 231.046 242.476
Premies volksverzekeringen 39.668 41.834
Premies werknemersverzekeringen 77.183 83.240
Aansluiting naar EMU (KTV) 1.282 ‒ 1.114
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis 349.180 366.436
Belastingontvangsten 231,0 242,5 271,9 275,7 285,5 296,1

Bijzonder uitstel van betaling

De verschillen tussen de verwachte ontvangsten op EMU-basis (uit bijlage 4) en kasbasis kunnen gedeeltelijk verklaard worden door het effect van belastinguitstel. Ondernemers hebben gedurende de periode maart 2020-maart 2022 gebruik kunnen maken van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling van belastingen naar aanleiding van corona. De uitgestelde belastingclaim wordt op EMU-basis toegerekend aan het belastingjaar waarin deze is ontstaan, maar op kasbasis komt het bedrag pas later binnen. Tabel 5.5.3 toont per jaar de EMU-correctie als gevolg van dit uitstel. De belangrijkste aanname bij deze EMU-correctie is dat 30% van het belastinguitstel uiteindelijk oninbaar zal blijken (zie hoofdstuk 6.2 van de Voorjaarsnota 2022 voor een uitgebreide toelichting hierop).

10,3 3,0 ‒ 1,3 ‒ 3,3 ‒ 2,7 ‒ 2,3 ‒ 2,3 ‒ 1,5

5.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis

Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belastingdeel en het premiedeel) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen circa tweederde van de totale belasting- en premieontvangsten.

Vennootschapsbelasting

Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. Omstreeks de zomermaanden van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert.

Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 5.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesverrekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.

Jaar T 18.312 20.515 17.844 23.083 27.591 31.162
Jaar T-1 5.106 5.059 3.861 7.308 9.969 6.934
Jaar T-2 650 521 ‒ 230 469 735 676
Jaar T-3 ‒ 317 ‒ 145 ‒ 247 ‒ 83 10 53
Jaar T-4 en ouder ‒ 96 0 ‒ 184 ‒ 361 47 ‒ 69
Totaal kasopbrengst VPB 23.655 25.949 21.044 30.416 38.352 38.756

Loon- en inkomensheffing

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonheffing afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige normaal gesproken voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen. Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is, met inachtneming van andere bronnen van inkomen, belastingkortingen en aftrekposten. Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In deze paragraaf wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, die geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffingsniveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.

Loonheffing

De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.

Opbrengst op transactiebasis 106.086 114.181 115.716
Mutatie 8.095 1.535
waarvan endogeen 7.630 3.938
waarvan autonoom 464 ‒ 2.403
Endogene groei (in %) 7,2% 3,4%

Tabel 5.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2022 en 2023. De verwachte endogene ontwikkeling bedraagt in 2022 7,6 miljard euro. In 2023 bedraagt deze 3,9 miljard euro. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies, de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen en de tabelcorrectiefactor. Onderstaande tabel 5.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro Economische Verkenning 2023 van het CPB.

arbeidsvolume in arbeidsuren 4,13% 0,55%
contractloonstijging 3,13% 3,57%
incidentele loonstijging 0,16% 0,64%
tabelcorrectiefactor 1,30% 6,30%
arbeidsinkomensquote marktsector 75,0% 73,3%

Inkomensheffing

De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.

Opbrengst op transactiebasis 3.793 5.957 8.628
Mutatie 2.163 2.672
waarvan endogeen 946 ‒ 65
waarvan autonoom 1.218 2.737

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten inkomensheffing is in 2022 positief (0,9 miljard euro), en in 2023 ongeveer nul: –(-0,1 miljard euro). De inkomensheffing betreft het saldo van een veelvoud aan economische grondslagen, waarvan sommigen een negatieve bijdrage leveren en anderen een positieve bijdrage. Bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek respectievelijk box 3. De mutaties hiervan houden elkaar in 2023 ongeveer in evenwicht.

Omzetbelasting

De omzetbelasting is verantwoordelijk voor bijna een kwart van de totale ontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedingscategorieën zijn samengevat in tabel 5.6.5.

particuliere consumptie, waardemutatie 6,8% 4,7%
investeringen in woningen, waardemutatie 8,5% 8,9%
overheidsinvesteringen, waardemutatie 14,3% 6,8%

De btw-ontvangsten op transactiebasis bedragen naar verwachting 72,7 miljard euro in 2022. In 2023 wordt een verdere stijging naar 77,8 miljard euro verwacht.

Opbrengst op transactiebasis 64.850 72.698 77.767
Mutatie 7.848 5.069
waarvan endogeen 8.193 4.068
waarvan autonoom ‒ 345 1.001
Endogene mutatie in procent 12,6% 5,6%

6 EMU-saldo

Tabel 6.1 geeft het EMU-saldo van de collectieve sector weer. Dit EMU-saldo - ook wel overheidssaldo genoemd - is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Om tot het EMU-saldo te komen, moeten wel enkele correcties worden toegepast op de inkomsten en uitgaven, want sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo, terwijl voor andere posten een ander bedrag meetelt voor het EMU-saldo dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen.

1 Belasting- en premieontvangsten 322.365 349.179 366.437 399.561 411.273 427.916 443.220 Tabel 4.6.1
2 Af: Totale netto-uitgaven 367.743 388.375 425.578 460.852 476.382 491.997 512.447 Tabel 2.1
3 Af: Niet EMU-saldo relevante uitgaven ‒ 21.657 ‒ 28.973 ‒ 33.450 ‒ 43.004 ‒ 43.247 ‒ 45.313 ‒ 50.898 Tabel 6.2
4 Bij: Kas-transverschillen en overige posten 289 2.642 ‒ 2.851 ‒ 4.615 ‒ 2.762 ‒ 2.192 ‒ 2.323 Tabel 6.3
5 Bij: EMU-saldo decentrale overheden 1.543 ‒ 957 ‒ 1.019 ‒ 1.066 ‒ 1.111 ‒ 1.151 ‒ 1.193 Tabel 6.7
6 EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5) ‒ 21.888 ‒ 8.537 ‒ 29.562 ‒ 23.969 ‒ 25.735 ‒ 22.110 ‒ 21.844

De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan maar niet meetellen voor het EMU-saldo staan vermeld in tabel 6.2. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat. Financiële transacties, zoals het verstrekken van (studie)leningen of het verkopen van staatsbezit, zijn meestal niet relevant voor het EMU-saldo. Ook de rente die is ontvangen op renteswaps en uit de verkoop ervan tellen niet mee. De rijksbijdrage aan de sociale fondsen is niet relevant voor het EMU-saldo omdat dit een transactie vormt tussen twee onderdelen van de collectieve sector: de uitgave van het Rijk is een ontvangst voor de sociale fondsen. Ook de post kasbeheer is een transactie binnen de collectieve sector. Deze bestaat uit de toe- of afname van het geld dat de deelnemers aan het schatkistbankieren bij het Rijk aanhouden.

Verstrekking studieleningen2 2.644 3.117 3.715 4.227 4.205 4.068 3.887
Aflossing studieleningen ‒ 1.054 ‒ 1.115 ‒ 1.162 ‒ 1.202 ‒ 1.239 ‒ 1.276 ‒ 1.314
Coronagerelateerde leningen 660 446 ‒ 1.105 ‒ 89 ‒ 291 ‒ 820 16
Rijksbijdragen aan de sociale fondsen 37.621 36.309 42.862 46.019 47.264 49.976 52.674
Rente sociale fondsen 0 18 311 67 129 187 208
Kasbeheer ‒ 16.060 ‒ 12.114 ‒ 9.348 ‒ 6.171 ‒ 6.828 ‒ 6.668 ‒ 4.096
Rente-ontvangsten derivaten ‒ 822 ‒ 588 ‒ 238 ‒ 210 ‒ 212 ‒ 202 ‒ 186
Voortijdige beëindigen derivaten ‒ 1.529 0 0 0 0 0 0
Aan- en verkoop staatsdeelnemingen 194 446 477 476 476 320 0
Diverse leningen ‒ 72 ‒ 154 ‒ 16 ‒ 170 ‒ 298 ‒ 314 ‒ 299
Exportkredietverzekering 75 97 72 62 47 47 47
Oekraïne 0 2.500 ‒ 2.305 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 38
Overig 0 11 185 0 0 0 0
Totaal 21.657 28.973 33.450 43.004 43.247 45.313 50.898
  1. Het lid Stoffer heeft in een motie van 30 mei 2022 verzocht om voortaan bij financiële transacties per casus te bezien of een budgettaire dekking geleverd dient te worden. Het kabinet geeft invulling aan deze motie met het opnemen van de navolgende passage in deze Miljoenennota. Sinds 30 mei 2022 heeft het kabinet besloten tot het opnemen van een aantal nieuwe financiële transacties in de rijksbegroting. Het gaat om financiële steun aan Oekraïne in de vorm van een lening via het Internationaal Monetair Fonds. Voorts gaat het om een lening aan Energie Beheer Nederland voor de in- en verkoop van gas voor de gasopslag Bergermeer. Het kabinet heeft geoordeeld dat voor deze financiële transacties geen budgettaire dekking geleverd dient te worden daar in beide cases sprake is van een echte lening, die naar verwachting afgelost zal worden. Daarom is er geen reden om af te wijken van de gangbare boekingswijze in de begrotingsregels om financiële transacties als niet-relevant voor het uitgavenplafond te verwerken.
  2. Het CBS boekt prestatiebeurzen, inclusief de OV-jaarkaarten, als EMU-relevante uitgaven op het moment van verstrekking in plaats van op het moment van omzetting (van lening naar gift). Op de begroting worden deze uitgaven vooralsnog als niet-plafondrelevant geboekt bij het moment van verstrekking. Om te komen tot een juiste raming van het EMU-saldo is daarom een kas-transcorrectie opgenomen, ook voor de middelen volgend uit de herinvoering van het prestatiebeurzenstelsel uit het Coalitieakkoord.

Tabel 6.3 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijkbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen, moet daarom bovenop de uitgave of ontvangst op kasbasis ook nog het kas-transverschil worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijkbegroting staan maar wel meetellen voor het EMU-saldo, zoals bijvoorbeeld het positieve of negatieve saldo van agentschappen en de kosten van zorgverzekeraars (de zgn. zorgbemiddelingskosten).

KTV Veilingopbrengsten (UMTS, 4G, 5G) ‒ 116 284 284 284 284 284 0
KTV EU-afdrachten 110 ‒ 659 0 0 0 0 0
KTV Publiek private samenwerking (DBFM-contracten) ‒ 124 ‒ 172 119 65 65 269 0
KTV NOW (corona) 2.393 ‒ 4.087 212 0 0 0 0
KTV TVL (corona) ‒ 529 2.245 100 0 0 0 0
KTV Tozo (corona) ‒ 332 0 0 0 0 0 0
KTV OV-beschikbaarheidsvergoeding (corona) ‒ 361 362 179 13 0 0 0
KTV OV-jaarkaart 225 ‒ 90 ‒ 960 0 0 0 0
KTV Toeslagen ‒ 127 127 0 0 0 0 0
KTV prestatiebeurzen 0 ‒ 60 ‒ 670 ‒ 1.283 ‒ 1.230 ‒ 1.083 ‒ 890
KTV Defensie 226 0 0 0 0 0 0
Overige kas-transverschillen 1.519 5.190 ‒ 1.198 ‒ 2.659 ‒ 1.019 ‒ 398 ‒ 35
Mutatie begrotingsreserves ‒ 877 ‒ 786 ‒ 471 ‒ 421 ‒ 21 ‒ 304 ‒ 304
EMU-saldo agentschappen en rest centrale overheid1 692 0 0 0 0 0 0
Overig 494 0 0 0 0 0 0
Subtotaal Rijk 3.193 2.353 ‒ 2.404 ‒ 4.000 ‒ 1.921 ‒ 1.232 ‒ 1.229
Eigenrisicodragers WGA/ZW 356 392 418 445 463 482 500
Zorgbemiddelingskosten ‒ 3.866 ‒ 103 ‒ 866 ‒ 1.060 ‒ 1.305 ‒ 1.442 ‒ 1.594
Overig 606 0 0 0 0 0 0
Subtotaal sociale fondsen ‒ 2.904 289 ‒ 447 ‒ 615 ‒ 842 ‒ 960 ‒ 1.093
Totaal 289 2.642 ‒ 2.851 ‒ 4.615 ‒ 2.762 ‒ 2.192 ‒ 2.323
  1. Met het oog op artikel 14 van Council Directive 2011/85/EU zij opgemerkt dat de Nederlandse centrale overheid geen overheidsorganen of fondsen kent die buiten begrotingsverband vallen. Derhalve bevat de uitsplitsing van het EMU-saldo Rijk in deze tabel geen post voor overheidsorganen of fondsen buiten begrotingsverband.

Tabel 6.4 geeft een uitsplitsing van het EMU-saldo voor de drie verschillende onderdelen van de collectieve sector. In tabel 6.5 tot en met tabel 6.7 wordt het EMU-saldo per onderdeel van de collectieve sector nader uitgesplitst.

EMU-saldo Rijk ‒ 30.506 ‒ 17.011 ‒ 36.123 ‒ 28.190 ‒ 30.707 ‒ 26.750 ‒ 24.037
EMU-saldo sociale fondsen 7.075 9.431 7.580 5.287 6.083 5.791 3.387
EMU-saldo decentrale overheden 1.543 ‒ 957 ‒ 1.019 ‒ 1.066 ‒ 1.111 ‒ 1.151 ‒ 1.193
EMU-saldo collectieve sector ‒ 21.888 ‒ 8.537 ‒ 29.562 ‒ 23.969 ‒ 25.735 ‒ 22.110 ‒ 21.844
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) ‒ 2,5 ‒ 0,9 ‒ 3,0 ‒ 2,3 ‒ 2,4 ‒ 2,0 ‒ 1,9
Belastingontvangsten 211.936 232.416 242.435 271.890 275.296 285.335 296.133 Tabel 4.3.1
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven ‒ 229.671 ‒ 244.426 ‒ 266.430 ‒ 292.998 ‒ 299.937 ‒ 306.004 ‒ 316.957 Tabel 2.1
Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven 21.657 28.973 33.450 43.004 43.247 45.313 50.898 Tabel 6.2
Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen ‒ 37.621 ‒ 36.328 ‒ 43.174 ‒ 46.086 ‒ 47.393 ‒ 50.163 ‒ 52.882 Tabel 6.2
Kas-transverschillen en overige posten Rijk 3.193 2.353 ‒ 2.404 ‒ 4.000 ‒ 1.921 ‒ 1.232 ‒ 1.229 Tabel 6.3
EMU-saldo Rijk (centrale overheid ) ‒ 30.506 ‒ 17.011 ‒ 36.123 ‒ 28.190 ‒ 30.707 ‒ 26.750 ‒ 24.037
Premie-ontvangsten 110.429 116.763 124.002 127.671 135.977 142.581 147.087 Tabel 4.3.1
Ontvangen rijksbijdragen en rente 37.621 36.328 43.174 46.086 47.393 50.163 52.882 Tabel 6.2
Premiegefinancierde uitgaven ‒ 138.072 ‒ 143.948 ‒ 159.148 ‒ 167.854 ‒ 176.445 ‒ 185.992 ‒ 195.489 Tabel 2.1
Eigenrisicodragers WGA/ZW 356 392 418 445 463 482 500 Tabel 6.3
Zorgbemiddelingskosten ‒ 3.866 ‒ 103 ‒ 866 ‒ 1.060 ‒ 1.305 ‒ 1.442 ‒ 1.594 Tabel 6.3
Overige uitgaven 606 0 0 0 0 0 0 Tabel 6.3
EMU-saldo sociale fondsen 7.075 9.431 7.580 5.287 6.083 5.791 3.387
Belastinginkomsten 11.539 12.084 12.870 13.499 14.018 14.530 15.054
Rijksbijdragen 92.655 95.996 94.278 95.537 99.090 102.442 106.134
Overige inkomsten 13.789 10.996 13.420 15.261 16.001 16.295 16.882
Uitgaven decentrale overheden ‒ 116.440 ‒ 120.033 ‒ 121.587 ‒ 125.362 ‒ 130.221 ‒ 134.418 ‒ 139.262
EMU-saldo decentrale overheden 1.543 ‒ 957 ‒ 1.019 ‒ 1.066 ‒ 1.111 ‒ 1.151 ‒ 1.193
  1. Met het oog op artikel 14 van Council Directive 2011/85/EU zij opgemerkt dat de budgettaire omvang van overheidsorganen en fondsen die zich binnen de sector decentrale overheden bevinden maar buiten begrotingsverband vallen verwaarloosbaar is. Derhalve wordt de impact van deze overheidsorganen en fondsen op het EMU-saldo en de EMU-schuld niet als aparte post gepresenteerd in deze tabel.

Het overheidssaldo komt in 2023 naar verwachting uit op een tekort van 3,0% van het bbp. Tabel 6.8 toont hoe dit saldo zich verhoudt tot het saldo dat is geraamd voor het lopende begrotingsjaar 2022.

EMU-saldo 2022 ‒ 8,5 ‒ 0,9%
Noemereffect 0,1%
Uitgaven aan Rijksbegroting 6,3 0,6%
Uitgaven aan Sociale Zekerheid ‒ 13,3 ‒ 1,3%
Uitgaven aan Zorg ‒ 8,0 ‒ 0,8%
Uitgaven aan Investeringen ‒ 8,2 ‒ 0,8%
Niet plafondrelevante uitgaven ‒ 9,5 ‒ 1,0%
Inkomsten 17,3 1,7%
Kastransverschillen ‒ 4,8 ‒ 0,5%
Overig ‒ 0,8 ‒ 0,1%
EMU-saldo 2023 ‒ 29,6 ‒ 3,0%

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2022 van afgelopen voorjaar is het saldo voor 2022 met 2,5 procentpunt bbp opwaarts bijgesteld naar ‒ 0,9% bbp terwijl het saldo voor 2023 met 0,5 procentpunt bbp neerwaarts is bijgesteld naar ‒ 3,0% bbp. Dit wordt zichtbaar wanneer de verandering van het saldo niet van jaar op jaar (horizontaal) wordt bekeken, maar als ontwikkeling sinds de Voorjaarsnota (verticaal). Deze verticale ontwikkeling is weergeven in tabel 6.9.

EMU-saldo Voorjaarsnota 2022 ‒ 3,4 ‒ 2,5 ‒ 2,6 ‒ 3,0 ‒ 2,7 ‒ 2,7
Noemereffect (ontwikkeling bbp) 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
Belasting- en premieinkomsten 1,2 0,1 2,3 1,6 1,7 1,7
Nood- en steunmaatregelen corona (uitgaven op kasbasis) 0,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Besluitvorming netto-uitgaven onder het plafond 0,7 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,2
Loon- en prijsontwikkeling uitgaven 0,0 ‒ 0,5 ‒ 0,4 ‒ 0,5 ‒ 0,5 ‒ 0,5
Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0
Overige uitgavenmutaties met plafondcorrectie ‒ 0,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Niet-plafondrelevante uitgaven en correcties van EMU-saldo 0,1 ‒ 0,2 ‒ 1,6 ‒ 0,5 ‒ 0,4 ‒ 0,3
EMU-saldo decentrale overheden 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
EMU-saldo Miljoenennota 2023 ‒ 0,9 ‒ 3,0 ‒ 2,3 ‒ 2,4 ‒ 2,0 ‒ 1,9

Tabel 6.10 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-saldi vanaf 2007 en de verwachte EMU-saldi tot en met het jaar 2027, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

EMU-saldo ‒ 1,4 0,8 ‒ 32,6 ‒ 34,1 ‒ 28,9 ‒ 25,7 ‒ 19,5
Bruto binnenlands product 619,2 647,2 624,8 639,2 650,4 653,0 660,5
EMU-saldo (in procenten bbp) ‒ 0,2 0,1 ‒ 5,2 ‒ 5,3 ‒ 4,4 ‒ 3,9 ‒ 3,0
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
EMU-saldo ‒ 15,1 ‒ 13,4 0,9 10,1 11,6 14,6 ‒ 29,6
Bruto binnenlands product 671,6 690,0 708,3 738,1 774,0 813,1 800,1
EMU-saldo (in procenten bbp) ‒ 2,3 ‒ 1,9 0,1 1,4 1,5 1,8 ‒ 3,7
2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027
EMU-saldo ‒ 22,3 ‒ 8,5 ‒ 29,6 ‒ 24,0 ‒ 25,7 ‒ 22,1 ‒ 21,8
Bruto binnenlands product 856 933 994 1.039 1.084 1.123 1.164
EMU-saldo (in procenten bbp) ‒ 2,6 ‒ 0,9 ‒ 3,0 ‒ 2,3 ‒ 2,4 ‒ 2,0 ‒ 1,9

7 EMU-schuld

Tabel 7.1 geeft het financieringssaldo van het Rijk weer. Het financieringssaldo is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt of juist over heeft. Het financieringssaldo is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of, bij een overschot, waarmee schulden kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo berekend wordt op transactiebasis, wordt het financieringssaldo berekend op kasbasis. Om tot het financieringssaldo te komen, moet er naast het optellen van de belastingontvangsten en de uitgaven ook nog een aantal correcties worden toegepast. Ten eerste zijn de belastingen zoals die meetellen voor het EMU-saldo berekend op transactiebasis. Om tot de belastingen op kasbasis te komen, moet het kas-transverschil hier dus vanaf worden getrokken. Hetzelfde geldt voor posten op de rijksbegroting die niet op kasbasis zijn. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld: deze staan in de rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringssaldo alleen de kasuitgaven meetellen. Ten tweede wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld niet daadwerkelijk de schatkist verlaat of binnenkomt. Voor deze post wordt dus ook gecorrigeerd.

Belastinginkomsten (kasbasis) 206.557 231.046 242.477 271.940 275.695 285.530 296.060
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven ‒ 229.671 ‒ 244.426 ‒ 266.430 ‒ 292.998 ‒ 299.937 ‒ 306.004 ‒ 316.957
Af: kas-transverschil rentelasten ‒ 780 ‒ 1.180 ‒ 1.830 ‒ 1.050 ‒ 860 ‒ 870 ‒ 760
Mutatie begrotingsreserves ‒ 877 ‒ 786 ‒ 471 ‒ 421 ‒ 21 ‒ 304 ‒ 304
Mutatie derdenrekeningen 876 0 0 0 0 0 0
Overbruggingskrediet Fortis/ABN Amro 250 0 0 0 0 300 150
Financieringssaldo Rijksoverheid ‒ 23.645 ‒ 15.346 ‒ 26.253 ‒ 22.528 ‒ 25.122 ‒ 21.348 ‒ 21.812

Het financieringssaldo werkt één op één door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 7.2 geeft de opbouw van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld is de schuld van de hele collectieve sector. Dus ook het tekort van decentrale overheden en agentschappen telt mee voor de EMU-schuld.

EMU-schuld begin jaar 434.795 448.110 464.413 491.686 515.280 541.513 563.713
Financieringssaldo Rijksoverheid 23.645 15.346 26.253 22.528 25.122 21.348 21.812 Tabel 7.1
EMU-saldo decentrale overheden ‒ 1.543 957 1.019 1.066 1.111 1.151 1.193 Tabel 6.7
EMU-saldo rest centrale overheid ‒ 339 0 0 0 0 0 0
Overig ‒ 8.448 0 0 0 0 ‒ 300 ‒ 150
EMU-schuld einde jaar 448.110 464.413 491.686 515.280 541.513 563.713 586.568

Tabel 7.3 toont de ontwikkeling van de EMU-schuld uitgedrukt als percentage van het bbp. Dit wordt de EMU-schuldquote genoemd. Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote. Als het bbp groeit, daalt ceteris paribus de schuldquote. Dit is het noemereffect.

EMU-schuldquote begin jaar 54,5 52,1 49,8 49,5 49,6 50,0 50,2
Noemereffect bbp ‒ 3,9 ‒ 4,1 ‒ 3,0 ‒ 2,2 ‒ 2,0 ‒ 1,7 ‒ 1,7
Financieringssaldo Rijksoverheid 2,7 1,6 2,6 2,2 2,3 1,9 1,9
EMU-saldo decentrale overheden ‒ 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
EMU-saldo rest centrale overheid ‒ 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overig ‒ 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 ‒ 0,0 ‒ 0,0
EMU-schuldquote einde jaar 52,1 49,8 49,5 49,6 50,0 50,2 50,4

De EMU-schuld komt eind 2023 naar verwachting uit op 49,5% van het bbp. Vergeleken met de verwachte EMU-schuld eind 2021 betekent dit per saldo een lichte daling van de schuld. Voor deze daling zijn verschillende oorzaken. Deze oorzaken zijn uitgesplitst in tabel 7.4.

EMU-schuld ultimo 2022 464,4 49,8%
Noemereffect ‒ 3,0%
EMU-saldo 29,6 3,0%
Coronagerelateerde leningen ‒ 1,1 ‒ 0,1%
Schatkistbankieren ‒ 1,8 ‒ 0,2%
Aan- en verkoop staatsdeelnemingen 0,5 0,0%
Studieleningen 2,6 0,3%
Opbrengst/kosten derivaten ‒ 0,2 0,0%
Overige kastransverschillen ‒ 0,1 0,0%
Overige financiële transacties ‒ 2,1 ‒ 0,2%
EMU-schuld ultimo 2023 491,7 49,5%

Tabel 7.5 toont dat de raming van de verwachte schuld naar beneden is bijgesteld sinds de Voorjaarsnota 2022 van afgelopen voorjaar. De verwachte schuld aan het eind van 2022 wordt nu geraamd op 49,8% en de schuldverwachting voor het eind van 2023 bedraagt 49,5% van het bbp.

EMU-schuld Voorjaarsnota 2022 52,9% 53,2% 53,8% 54,9% 55,9% 56,8%
Noemereffect ‒ 0,8% ‒ 1,7% ‒ 1,7% ‒ 1,8% ‒ 1,8% ‒ 1,8%
Doorwerking schuld t-1 0,0% ‒ 2,1% ‒ 2,0% ‒ 2,4% ‒ 3,1% ‒ 3,8%
Mutatie EMU-saldo ‒ 2,4% 0,5% ‒ 0,2% ‒ 0,5% ‒ 0,6% ‒ 0,7%
Opbrengst/kosten derivaten 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Aan- en verkoop deelnemingen 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Schatkistbankieren ‒ 0,3% ‒ 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Corona-leningen (netto) 0,0% ‒ 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Studieleningen (netto) 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0%
Kastransactieverschillen 0,1% ‒ 0,1% ‒ 0,3% ‒ 0,3% ‒ 0,2% ‒ 0,1%
Overige financiële transacties 0,3% ‒ 0,2% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
EMU-schuld Miljoenennota 2023 49,8% 49,5% 49,6% 50,0% 50,2% 50,4%

Tabel 7.6 geeft een overzicht van de gerealiseerde EMU-schuld vanaf 2007 en de verwachte EMU-schuld tot en met het jaar 2027, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

EMU-schuld 266 354 355 379 401 432 447
Bruto binnenlands product 619 647 625 639 650 653 660
EMU-schuld (in procenten bbp) 43,0 54,7 56,8 59,3 61,7 66,2 67,7
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
EMU-schuld 456 446 438 420 406 395 435
Bruto binnenlands product 672 690 708 738 774 813 797
EMU-schuld (in procenten bbp) 67,9 64,6 61,9 57,0 52,4 48,5 54,7
2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027
EMU-schuld 449 464 492 515 542 564 587
Bruto binnenlands product 856 933 994 1039 1084 1123 1164
EMU-schuld (in procenten bbp) 52,4 49,8 49,5 49,6 50,0 50,2 50,4

8 Overheidsbalans

Inleiding

De onderstaande overheidsbalans geeft inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de sociale-verzekeringsinstellingen als geheel. De activa (bezittingen) bestaan uit financiële activa, zoals uitgezette leningen, en niet-financiële activa, zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen van de overheid.

De overheidsbalans is een momentopname van het netto-vermogen van de overheid op een specifieke datum. Het netto-vermogen is het saldo van de bezittingen en schulden van de overheid. Voorwaardelijke verplichtingen en rechten maken geen onderdeel uit van de balans. Daarmee ontbreken dus toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen op de overheidsbalans. De houdbaarheidsstudies van het Centraal Planbureau (CPB) houden daarentegen wel rekening met dergelijke toekomstige posten. Bij deze studies maakt het CPB gebruik van een aantal posten van de overheidsbalans.

Overheidsbalans 2018-2021

Tabel 8.1 omvat de overheidsbalans van de jaren 2018 tot en met 2021. Het vermogen van de overheid is het saldo van bezittingen en schulden. Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. In de periode 2018 ‒ 2021 neemt het vermogenssaldo toe met 23,4 miljard euro. Het vermogenssaldo daalt in 2020 ten opzichte van 2019 en komt uit op 219,5 miljard euro. Deze afname komt met name voort uit het omvangrijke financieringstekort in 2020 ten gevolge van de coronacrisis. In 2021 stijgt het vermogenssaldo opnieuw tot 248,8 miljard euro, een waarde die overeenkomt met de stand voor de coronacrisis. Na de tabel volgt een korte toelichting op de verschillende posten op de overheidsbalans.

Activa 736.076 753.823 778.546 816.511
Niet-financiële activa 490.180 494.736 498.289 534.095
Vaste activa 432.344 446.464 457.852 479.019
Voorraden 2.016 2.009 2.389 2.745
Olie- en gasreserves 18.652 9.340 621 13.768
Grond 37.168 36.923 37.427 38.563
Financiële activa 245.896 259.087 280.257 282.416
Aandelen en overige deelnemingen 102.735 112.470 109.003 110.010
Leningen 55.993 57.859 61.795 64.886
Handelskredieten en transitorische posten 57.127 58.185 77.423 83.840
Schuldbewijzen 8.458 7.180 6.592 7.612
Chartaal geld en deposito's 13.891 14.746 20.372 14.120
Financiële derivaten 7.692 8.647 5.072 1.948
Passiva 736.076 753.823 778.546 816.511
Financiële passiva 510.674 506.145 559.003 567.708
Schuldbewijzen 377.591 373.045 424.545 430.834
Leningen 80.798 82.708 77.774 75.023
Handelskredieten en transitorische posten 50.675 48.703 55.066 59.368
Deelnemingen 2 1 1 1
Deposito's 1.608 1.688 1.617 2.482
Vermogenssaldo 225.402 247.678 219.543 248.803
  1. Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (2022)

Toelichting posten overheidsbalans

Hieronder volgt een korte toelichting op de activa en de passiva van de overheidsbalans. In de Miljoenennota van 20208 is een uitgebreide toelichting op de overheidsbalans gepubliceerd.

Activa (bezittingen)

De activa zijn onder te verdelen in niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa omvatten onder meer gebouwen, grond en minerale reserves. De financiële activa bestaan uit alle financiële bezittingen van de overheid, zoals aandelen in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen.

De niet-financiële activa zijn met 43,9 miljard euro in waarde toegenomen tussen 2018 en 2021. De hoofdzakelijke redenen hiervoor zijn dat de vaste activa zijn gestegen met 46,7 miljard euro terwijl de olie en gasreserves daalden met 4,9 miljard euro. Onder de post vaste activa worden onder andere de grond-, weg- en waterbouwkundige werken in bezit van de overheid geschaard. Deze zijn afgelopen vier jaar met meer dan 30 miljard euro in waarde toegenomen. De olie- en gasreserves zijn daarentegen in 2020 afgenomen vanwege het politieke besluit om de gaswinning in Groningen af te bouwen. In 2021 stijgt de waarde van deze voorraden opnieuw. Dit wordt met name veroorzaakt door de prijsontwikkelingen als gevolg van de mondiale energieproblematiek.

De financiële activa zijn met 36,5 miljard euro toegenomen in de periode 2018-2021. Deze toename is het resultaat van diverse plussen en minnen. De grootste post betreft de toename van de handelskredieten en transitorische posten met 26,7 miljard euro. Onder deze laatste post valt het uitstel van betaling van belastingen in 2020 vanwege de impact van de coronacrisis. Daarnaast is het bedrag aan uitgegeven leningen tussen 2018-2021 gestegen met 8,9 miljard euro. Tussen 2019 en 2020 is het bedrag aan leningen sterker toegenomen dan in voorgaande jaren vanwege coronagerelateerde steunmaatregelen zoals de Tozo. In 2021 neemt de groei van de leningen af ten opzichte van de periode 2019-2020, maar blijft deze groei nog steeds hoger dan in de jaren voorafgaand aan de coronacrisis. De post chartaal geld en deposito’s is tussen 2020 en 2021 afgenomen met 6,3 miljard euro. Dit komt hoofdzakelijk doordat het saldo van de Staat bij DNB dit jaar lager is dan in 2020.

Passiva (schulden)

De passiva bevatten de schulden van de overheid die in het verleden zijn opgebouwd. De overheid gaat deze schulden met name aan ter financiering van overheidstekorten. Tussen 2018 en 2021 zijn de verschillende soorten financiële passiva in waarde gestegen met 57,0 miljard euro. Deze stijging komt hoofdzakelijk door de toename van de uitgegeven obligaties als gevolg van de gestegen financieringstekorten gedurende die periode met 53,2 miljard euro. Van 2018 tot en met 2019 nam het bedrag van deze schuldbewijzen af, waarna het in de jaren 2020 en 2021 toenam met respectievelijk 51,5 miljard en 6,3 miljard euro.

9 Fiscale regelingen

9.1 Inleiding

Deze bijlage besteedt aandacht aan fiscale regelingen. Het belastingstelsel kent verschillende soorten fiscale regelingen die de belastingopbrengst verminderen, zoals aftrekposten, vrijstellingen, heffingskortingen en verlaagde tarieven.9 Het monitoren van de budgettaire kosten van fiscale regelingen is van belang voor transparante Rijks­financiën. De regelingen kosten immers geld in de vorm van lagere belastingontvangsten. Deze bijlage besteedt daarnaast aandacht aan de evaluaties die afgelopen jaren zijn uitgevoerd en de evaluaties die gepland staan voor komende jaren. Het evalueren van fiscale regelingen is essentieel om het beleid te kunnen verbeteren.

Het budgettaire overzicht is opgenomen in paragraaf 9.2. Paragraaf 9.3 gaat in op de budgettaire effecten van de beleidsmaatregelen die in het pakket Belastingplan 2023 worden aangekondigd en andere maatregelen die zijn genomen sinds de vorige Miljoenennota. Paragraaf 9.4 presenteert de benchmarktoets en gaat in op de belangrijkste endogene ontwikkelingen en (technische) bijstellingen van het budgettaire belang. Paragraaf 9.5 besteedt aandacht aan de evaluatie uitkomsten en evaluatieplanning van fiscale regelingen. Tot slot gaat paragraaf 9.6 in op de beleidsmatige evaluatie- en onderzoeksagenda op het terrein van belastingen en toeslagen.

9.2 Overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen

In 2023 bedragen de totale kosten van fiscale regelingen naar verwachting bijna 147 miljard euro (tabel 9.2.1). De budgettaire omvang van fiscale regelingen groeit in de periode 2018-2023 gemiddeld met circa 5% per jaar. De groei wordt voornamelijk gedreven door stijgingen in het budgettair belang van fiscale regelingen die betrekking hebben op de inkomensvoorzieningen en de heffingskortingen. Paragraaf 9.4 gaat nader in op ontwikkelingen van specifieke regelingen. Uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product schommelt het budgettaire belang rond de 15%.

Persoonsgebonden aftrek 1.113 1.104 979 983 790 778 ‒ 7%
Inkomensvoorzieningen 14.248 14.849 16.592 18.472 20.621 22.144 9%
(Eigen) woning 11.433 10.341 10.208 9.908 10.462 12.165 2%
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen 2.035 2.122 1.989 2.489 2.864 2.859 8%
Verlaging lastendruk in de winstsfeer 10.785 11.064 11.750 12.688 14.451 12.382 3%
Loonbelasting 2.361 2.476 2.558 2.362 2.325 2.399 0%
Heffingskortingen 45.703 47.370 51.756 55.358 56.997 65.039 7%
Energiebelasting 10.148 9.787 11.834 11.691 11.632 11.649 3%
Omzetbelasting 14.175 11.834 11.118 11.955 13.361 13.891 0%
Auto 2.716 2.727 2.586 2.901 2.925 3.046 2%
Assurantiebelasting 5 6 6 6 9%
Totaal fiscale regelingen 114.716 113.674 121.375 128.813 136.434 146.359 5%
in % bbp 14,8% 14,0% 15,2% 15,0% 14,8% 15,2%

Tabel 9.2.2 geeft inzicht in het budgettaire belang van individuele fiscale regelingen van 2018 tot en met 2023. De laatste kolom geeft de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei weer tussen 2018 en 2023. De groei kan zowel het gevolg zijn van beleidsmaatregelen als van endogene ontwikkelingen. Endogene ontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die niet het directe gevolg zijn van beleidsmaatregelen op de regelingen zelf, maar van andere factoren die het gebruik van een regeling beïnvloeden, zoals de economische ontwikkeling.

Dit jaar is een aantal regelingen toegevoegd aan het overzicht: de eenmalige schenkingsvrijstelling kinderen, de degressieve tariefstructuur in de energiebelasting, het verlaagde btw-tarief op sierteelt, personenvervoer en logiesverstrekking en het btw-nultarief op zonnepanelen. Meer informatie over deze en andere fiscale regelingen is te vinden in bijlage 10 "Toelichting op de fiscale regelingen." Fiscale regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of een budgettair belang van minder dan 5 miljoen euro hebben, worden niet in deze bijlage vermeld, maar worden wel benoemd in bijlage 10

Persoonsgebonden aftrek
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) 246 220 208 222 23 17 ‒ 41,3%
Giftenaftrek inkomstenbelasting 467 481 430 433 437 440 ‒ 1,2%
Aftrek specifieke zorgkosten 282 272 252 249 261 261 ‒ 1,5%
Onderhoudsverplichtingen aftrek 315 324 270 259 249 238 ‒ 5,5%
Belaste ontvangen alimentatie ‒ 197 ‒ 193 ‒ 181 ‒ 180 ‒ 179 ‒ 178 ‒ 2,1%
Inkomensvoorzieningen
Pensioen niet-belaste premie 18.918 19.272 20.030 21.731 23.476 24.769 5,5%
Pensioen belaste uitkering ‒ 12.698 ‒ 12.349 ‒ 12.854 ‒ 13.078 ‒ 13.511 ‒ 14.176 2,2%
Pensioen vrijstelling box 3 7.255 7.112 8.540 8.898 9.672 10.634 7,9%
Lijfrente premieaftrek 585 575 574 589 627 792 6,2%
Lijfrente belaste uitkering ‒ 400 ‒ 372 ‒ 375 ‒ 361 ‒ 367 ‒ 389 ‒ 0,6%
Lijfrente vrijstelling box 3 228 214 249 246 263 291 5,0%
Nettopensioen en nettolijfrente 5 6 6 8 9 10 18,4%
FOR aftrek 198 204 205 211 218 10 ‒ 45,3%
FOR belaste afneming ‒ 102 ‒ 102 ‒ 102 ‒ 105 ‒ 108 ‒ 112 1,8%
Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek 526 537 540 558 586 611 3,0%
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering ‒ 399 ‒ 394 ‒ 404 ‒ 417 ‒ 438 ‒ 458 2,8%
Reisaftrek OV 9 8 5 5 6 6 ‒ 7,8%
Middelingsregeling 110 125 161 173 175 117 1,2%
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen 13 13 16 14 14 39 24,6%
(Eigen) woning
Hypotheekrenteaftrek 10.986 9.800 8.981 8.853 9.002 9.266 ‒ 3,3%
Aftrek financieringskosten eigen woning 210 217 251 238 190 151 ‒ 6,4%
Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming 31 31 31 31 31 31 0,3%
Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning 21 17 12 10 9 8 ‒ 18,8%
Eigenwoningforfait ‒ 3.328 ‒ 3.166 ‒ 3.059 ‒ 2.817 ‒ 2.821 ‒ 2.762 ‒ 3,7%
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld 647 574 578 583 586 589 ‒ 1,9%
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning 129 152 217 173 173 22 ‒ 29,8%
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters 2.737 2.715 3.198 2.470 2.843 4.353 9,7%
OVB Vrijstelling woning starters 360 414 453 9,4%
OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen 6 36 54 49,9%
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Vermindering verhuurderheffing 76 177 172 240 656 0 ‒ 100,0%
Kamerverhuurvrijstelling 11 10 10 10 12 15 7,1%
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 857 855 780 808 747 1.081 4,8%
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3 25 26 25 27 27 43 11,7%
Vrijstelling groen beleggen box 3 40 45 47 53 58 19 ‒ 13,7%
Heffingskorting groen beleggen box 3 26 28 29 33 36 40 8,6%
Heffingsvrij vermogen box 3 963 944 888 1.280 1.288 1.615 10,9%
Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet 37 37 37 38 39 46 4,7%
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Zelfstandigenaftrek 1.882 1.860 1.758 1.609 1.558 1.254 ‒ 7,8%
Extra zelfstandigenaftrek starters 108 110 105 98 102 107 ‒ 0,3%
Meewerkaftrek 8 8 7 7 7 7 ‒ 3,4%
Stakingsaftrek 18 17 17 17 17 17 ‒ 0,8%
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk 5 5 5 5 5 4 ‒ 2,6%
Willekeurige afschrijving starters 8 8 7 7 7 8 0,7%
Doorschuiving stakingswinst 274 278 283 295 307 320 3,2%
Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2 104 106 114 119 121 124 3,5%
Mkb-winstvrijstelling 2.031 2.129 2.017 2.079 2.156 2.230 1,9%
Terbeschikkingstellingsvrijstelling 21 21 20 20 20 20 ‒ 1,3%
Laag vpb-tarief 1.123 1.400 2.184 3.169 4.580 2.285 15,3%
Innovatiebox 1.805 1.842 1.924 1.847 2.188 2.258 4,6%
Liquidatie- en stakingsverliesregeling 748 740 761 765 763 770 0,6%
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 446 454 430 436 429 522 3,2%
Energie-investeringsaftrek (EIA) 160 127 146 198 149 249 9,2%
Milieu-investeringsaftrek (MIA) 139 126 75 101 144 194 6,9%
VAMIL 19 20 15 18 25 25 5,6%
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart 120 119 117 115 115 127 1,1%
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer 854 833 850 808 767 788 ‒ 1,6%
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer 8 8 8 8 11 14 12,8%
OVB Vrijstelling cultuurgrond 123 128 133 184 191 258 16,0%
OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer 16 16 17 22 22 29 12,4%
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit 543 482 525 525 525 525 ‒ 0,7%
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s 215 219 223 228 232 237 1,9%
Giftenaftrek vennootschapsbelasting 7 9 9 9 9 10 7,1%
Loonbelasting
Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO 1.074 1.182 1.226 1.411 1.336 1.370 5,0%
30%-regeling 1.056 1.062 1.100 715 751 788 ‒ 5,7%
Afdrachtvermindering zeevaart 109 109 108 107 106 105 ‒ 0,7%
Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband 122 123 124 129 133 136 2,2%
Heffingskortingen
Algemene heffingskorting 19.813 21.347 23.165 23.664 24.016 25.777 5,4%
Arbeidskorting 19.756 19.531 21.911 24.743 26.007 31.760 10,0%
Inkomensafhankelijke combinatiekorting 1.950 1.788 1.802 1.803 1.806 1.868 ‒ 0,9%
Jonggehandicaptenkorting 179 180 182 185 187 198 2,0%
Alleenstaande ouderenkorting 500 510 531 542 560 611 4,1%
Ouderenkorting 3.505 4.014 4.165 4.421 4.421 4.825 6,6%
Energiebelasting
Verlaagd tarief glastuinbouw 115 113 138 154 153 142 4,3%
Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit 30 34 37 30 24 20 ‒ 7,7%
Salderingsregeling 230 275 335 373 252 230 0,0%
Vrijstellingen voor energie-intensieve processen 83 93 118 124 122 129 9,3%
Belastingvermindering per aansluiting 2.443 2.133 3.509 3.799 5.542 6.408 21,3%
Stadsverwarmingsregeling 49 59 67 71 74 58 3,4%
Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking 301 380 697 739 751 798 21,5%
Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking 129 86 38 72 90 96 ‒ 5,8%
Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik 26 25 25 26 26 28 1,7%
Degressieve tariefsstructuur elektriciteit 5.205 4.811 4.849 4.407 2.404 1.526 ‒ 21,8%
Degressieve tariefsstructuur gas 1.538 1.777 2.021 1.895 2.193 2.216 7,6%
Omzetbelasting
Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water 8.117 6.668 6.641 7.071 7.659 7.914 ‒ 0,5%
Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen 1.624 1.392 1.493 1.585 1.674 1.725 1,2%
Btw Verlaagd tarief culturele goederen en diensten 1.052 867 708 725 963 993 ‒ 1,1%
Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten 1.034 863 828 894 932 971 ‒ 1,3%
Btw Verlaagd tarief personenvervoer 698 604 394 383 555 575 ‒ 3,8%
Btw Verlaagd tarief sierteelt 274 226 247 276 283 290 1,1%
Btw Verlaagd tarief logiesverstrekking 999 855 559 710 855 915 ‒ 1,7%
Btw Verlaagd tarief overig 200 165 68 79 165 175 ‒ 2,7%
Btw Nultarief zonnepanelen 0 0 0 0 0 31
Btw Kleineondernemersregeling 177 194 180 232 275 301 11,2%
Auto
BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen 11 25 30 28 28 40 29,5%
MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen 20 41 82 133 199 260 67,0%
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's 149 283 413 481 453 338 17,8%
IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht) 374 88 ‒ 100,0%
BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer 74 136 ‒ 100,0%
MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer 50 53 51 50 50 50 0,0%
BPM Teruggaaf diverse voertuigen 15 18 15 14 14 15 0,0%
MRB Vrijstelling diverse voertuigen 27 26 27 28 29 30 2,1%
BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers 837 838 719 813 734 778 ‒ 1,5%
MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers 873 924 959 1.005 1.030 1.112 5,0%
MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten 15 15 16 16 17 18 3,7%
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar 64 69 75 83 91 99 9,1%
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 17 15 13 12 11 10 ‒ 10,1%
MRB Kwarttarieven 152 161 151 196 221 240 9,6%
MRB Halftarief plug-in hybride auto’s 38 35 35 42 48 56 8,1%
Assurantiebelasting
Vrijstelling Brede Weersverzekering 5 6 6 6 8,5%
  1. [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
  2. De augustusbesluitvorming heeft ertoe geleid dat het beschikbare budget voor de EIA, MIA en VAMIL verruimd gaat worden. Op het moment van schrijven is de verdeling van de verruiming voor de budgetten van de afzonderlijke regelingen nog niet definitief en is een indicatieve verdeling verwerkt in het budgettair belang van de regelingen. Deze indicatieve verdeling gaat ervanuit dat de totale budget verruiming €150 miljoen bedraagt, waarvan €100 miljoen wordt toebedeeld aan de EIA en €50 miljoen aan de MIA.

De interpretatie van de gepresenteerde cijfers vergt aandacht. De recht gedrukte cijfers zijn schattingen van het budgettaire belang die gebaseerd zijn op concreet bronmateriaal over het gebruik van een regeling. Meestal betreft dit realisatiecijfers die volgen uit de aangiftegegevens van de Belastingdienst. Deze cijfers geven in redelijke mate een definitieve inschatting van het budgettaire belang. De cursieve cijfers zijn ramingen. Hierbij is (nog) geen (volledige) informatie beschikbaar voor dat jaar en is op basis van trendramingen of aannames het budgettaire belang bepaald. Over de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek zijn bijvoorbeeld tot en met 2019 aangiftegegevens beschikbaar, waarmee het budgettaire belang kan worden geschat – deze cijfers staan recht gedrukt. De groei van het gebruik van de regeling na 2019 wordt verondersteld gelijk te zijn aan de groei van de investeringen in vaste activa en op basis van deze aanname worden de ramingen voor de jaren vanaf 2020 gemaakt – deze cijfers staan cursief.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld in bijlage 10. In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting), in het andere uiterste is er geen enkele informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het CBS en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals de aftrekposten in de inkomstenbelasting. De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom feitelijk niet optelbaar.1 Ook is het vermelde budgettaire belang niet hetzelfde is als de opbrengst in het geval een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Ook kan bij afschaffing sprake zijn van samenloop met andere regelingen.

Historische analyse budgettaire kosten fiscale regelingen

Ten behoeve van het onderzoek naar fiscale regelingen dat in 2022 door Financiën is uitgevoerd is een analyse gedaan naar de budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen in de periode 2001-2021. Het totale budgettaire beslag is toegenomen van 51 miljard euro in 2001 naar 129 miljard euro in 2021, of 15% van het bruto binnenlands product (figuur 9.2.1). De stijging wordt voor een groot deel verklaard doordat de afgelopen jaren is ingezet op het uitbreiden van de monitoring van fiscale regelingen. Het aantal regelingen dat actief wordt gemonitord is verdubbeld, van 50 in 2001 naar 104 in 2021. Het budgettair beslag van regelingen die sinds 2001 gemonitord worden is licht opgelopen in verhouding tot het bbp (roze lijn).

Figuur 9.2.1 Budgettaire derving fiscale regelingen

De stijging van het budgettair beslag wordt door meer verklaard dan alleen een verruiming van de definitie. Bij de regelingen die de lastendruk op winst verlagen is een duidelijke toename in het budgettair beslag te zien (tabel 9.2.3). Dit hangt samen met de invoering van de MKB-winstvrijstelling in 2007 en de innovatiebox in 2009 en de relatief sterke stijging van de kosten van deze regelingen in de daaropvolgende jaren. Ook is er sinds het begin van de eeuw een sterke stijging geweest in de kosten van het lage vpb-tarief, als gevolg van verhogingen van de schijfgrens en tariefsverlagingen. De budgettaire kosten van de heffingskortingen zijn ook toegenomen, vooral door een forse stijging van de kosten van de arbeidskorting in de afgelopen tien jaar. De plotse stijging bij de energiebelasting komt doordat sinds dit jaar ook de kosten van de tarievenstructuur in de energiebelasting worden meegenomen. Een opvallende daler is te zien bij de fiscale regelingen eigen woning. Ondanks dat er meer regelingen zijn bijgekomen in dit domein daalt het budgettair beslag vanwege de forse afname in de kosten van de hypotheekrenteaftrek.

9.3 Beleidsmaatregelen

Tabel 9.3.1 bevat een overzicht van de nieuwe beleidsmaatregelen die betrekking hebben op de fiscale regelingen. Als de omvang van een fiscale regeling toeneemt is er sprake van een budgettaire derving. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de betreffende wetsvoorstellen.

Pakket Belastingplan 2022 - Nota van Wijziging
Verlaging tarief 3e schijf elektriciteit 62
Verhoging belastingvermindering 1.781
Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022
Verlaging btw op energie van 21% naar 9% 1.023
Pakket Belastingplan 2023
Nieuwe fiscale regelingen
Btw-nultarief op zonnepanelen 31 31 31
Uitzonderen mineraalwater van de verbruiksbelasting alcoholvrije dranken 52 52 52
Afschaffing fiscale regelingen
Geleidelijk afschaffen Inkomensafhankelijke Combinatiekorting (IACK) 0 0 ‒ 1.772
Afschaffen schenkingsvrijstelling eigen woning ‒ 7 ‒ 7 ‒ 164
Afschaffen middelingsregeling ‒ 58 ‒ 117 ‒ 175
Afschaffen fiscale oudedagsreserve (FOR) ‒ 214 ‒ 218 ‒ 78
Afschaffen bpm-vrijstelling bestelauto ondernemer (vanaf 2025) 0 0 ‒ 111
Aflopen gebruikelijkloonregeling start-ups 0 0 0
Overige maatregelen
Wet toekomst pensioenen: premiegrens 30% en compensatieruimte 168 316 3
Wet toekomst pensioenen: verruiming derde pijler 125 125 73
Zelfstandigenaftrek verlagen ‒ 79 ‒ 159 ‒ 559
Tariefstructuur energiebelasting minder degressief maken 0 ‒ 250 ‒ 500
Aanpassing btw-tarief op lachgas ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Verlagen schijfgrens verlaagde vpb-tarief naar 200.000 ‒ 1.309 ‒ 1.309 ‒ 1.309
30%-regeling beperken tot Balkenende norm ‒ 26 ‒ 44 ‒ 88
Box 2 en 3: afbouw AHK met verzamelinkomen ‒ 352
Arbeidskorting verhogen 3.500 3.500 3.500
Versneld afbouwen zelfstandigenaftrek naar 1200 in 2026 en naar 900 in 2027 ‒ 173 ‒ 345 ‒ 89
Verhogen lage vpb-tarief naar 19% ‒ 1.525 ‒ 1.527 ‒ 1.549
Verhoging belastingvermindering EB 2567 225 225
Verhogen heffingsvrij vermogen naar circa € 57.000 49 49 49
Verruiming budget EIA/MIA/VAMIL 150 150 150
  1. [+] = derving, het budgettaire belang van de regeling neemt toe; [–] = opbrengst, het budgettaire belang van de regeling neemt af. In tegenstelling tot het Belastingplan waarin een budgettair derving als een extra last opgenomen wordt hetgeen genoteerd wordt met een [-], worden hier extra budgettaire dervingen met een [+] weergegeven. Dit is gedaan voor de consistentie met tabel 9.2.2 waarin budgettair belang positief genoteerd wordt.

Naast de regelingspecifieke maatregelen kunnen ook algemene tariefsmaatregelen invloed hebben op het budgettaire belang van fiscale regelingen. Zo verandert het budgettaire belang van een aftrekpost in de inkomstenbelasting als het belastingtarief verandert. Het totale effect van specifieke en algemene beleidsmaatregelen op het budgettaire belang is terug te vinden in de bijlage "Toelichting op de fiscale regelingen".

9.4 Benchmarktoets en opvallende ontwikkelingen

Tabel 9.4.1 biedt inzicht in opvallende (endogene) ontwikkelingen van fiscale regelingen. De endogene ontwikkeling laat zien hoe het budgettair belang zich ontwikkelt zonder invloed van beleidsmaatregelen. De tabel presenteert de raming van het budgettaire belang dat voor 2021 werd geraamd bij de start van het huidige kabinet in de Miljoenennota 2022 (de benchmark). Vervolgens wordt de bijstelling van de raming voor 2021 vermeld. Deze bijstelling werkt door in de raming voor de kabinetsjaren. Vervolgens wordt de absolute endogene groei en de gemiddelde procentuele endogene groei per jaar tussen 2022 en 2023 gegeven. De tabel bevat de fiscale regelingen waarbij de geraamde endogene ontwikkeling in die periode gemiddeld (absoluut) groter dan 8% per jaar is en/of de bijstelling voor 2021 (absoluut) groter dan 8% is. Bijstellingen en ontwikkelingen kleiner dan 5 miljoen euro zijn buiten beschouwing gelaten, evenals bijstellingen die zien op het verschil tussen realisatie en budget van een regeling. Hieronder wordt een aantal posten waarbij er een aanwijsbare oorzaak is voor de opvallende ontwikkeling, nader toegelicht.

Persoonsgebonden aftrek
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) 253 ‒ 32 ‒ 12,5% 1 0,2%
Giftenaftrek inkomstenbelasting 387 47 12,1% 26 3,0%
Inkomensvoorzieningen
Pensioen vrijstelling box 3 7.106 1.792 25,2% 1.404 7,6%
Lijfrente vrijstelling box 3 206 40 19,2% 37 7,2%
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen 25 66,9%
(Eigen) woning
Aftrek financieringskosten eigen woning 230 8 3,5% ‒ 82 ‒ 19,1%
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld 515 68 13,3% 61 5,1%
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters 2.084 386 18,5% 639 12,2%
OVB Vrijstelling woning starters 1.364 ‒ 1.004 ‒ 73,6% 92 12,1%
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning 195 ‒ 22 ‒ 11,3% 0 0,0%
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Vermindering verhuurderheffing 197 43 21,8% ‒ 269
Kamerverhuurvrijstelling 10 0 1,7% 6 24,8%
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 808 0 0,0% ‒ 129 ‒ 8,3%
Heffingskorting groen beleggen box 3 31 2 6,5% 6 9,1%
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Laag vpb-tarief 2.829 340 12,0% 1.469 21,0%
Innovatiebox 1.410 437 31,0% 345 8,9%
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer 598 210 35,1% ‒ 20 ‒ 1,2%
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit 481 44 9,1% 0 0,0%
Heffingskortingen
Inkomensafhankelijke combinatiekorting 1.648 155 9,4% 187 5,1%
Alleenstaande ouderenkorting 449 93 20,7% 69 6,2%
Energiebelasting
Verlaagd tarief glastuinbouw 136 19 13,8% 0 0,0%
Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit 37 ‒ 8 ‒ 20,1% ‒ 1 ‒ 1,0%
Salderingsregeling 330 43 12,9% 135 16,7%
Vrijstellingen voor energie-intensieve processen 135 ‒ 11 ‒ 8,1% 0 0,0%
Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking 86 ‒ 13 ‒ 15,5% 23 15,0%
Omzetbelasting
Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen 1.461 124 8,5% 99 3,1%
Btw Verlaagd tarief culturele goederen en diensten 708 17 2,4% 268 17,1%
Btw Verlaagd tarief overig 1.382 ‒ 1.303 ‒ 94,3% 96 48,7%
Btw Verlaagd tarief Personenvervoer 192 22,6%
Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking 205 13,5%
Btw Kleineondernemersregeling 210 22 10,5% 69 13,9%
Auto
BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen 30 ‒ 2 ‒ 6,7% 7 11,8%
MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen 139 ‒ 6 ‒ 4,3% 76 25,4%
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's 504 ‒ 23 ‒ 4,6% ‒ 220 ‒ 26,3%
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar 81 2 2,5% 16 9,2%
MRB Kwarttarieven 195 1 0,5% 44 10,7%
MRB Halftarief plug-in hybride auto’s 40 2 5,0% 14 15,5%
  1. [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Persoonsgebonden aftrekposten

In 2020 is aanzienlijk minder gebruik gemaakt van de aftrek voor scholingsuitgaven dan eerder geraamd. Mogelijk oorzaak hiervan is COVID-19. Dit leidt ook tot een lagere raming voor 2021, hetgeen de bijstelling in 2021 verklaart.

De stijging van de kosten van de giften wordt veroorzaakt door giften (waaronder een enkele zeer grote) in aangiften die ten tijde van de vorige miljoenennota nog niet waren ingediend.

Inkomensvoorzieningen

De grote bijstelling voor de pensioenvrijstelling in box 3 wordt veroorzaakt door een correctie in de bepaling van het pensioenvermogen. Voorheen werden hiervoor realisaties van het CBS tot 2015 gebruikt en daarna een extrapolatie met behulp van gegevens uit Mimosi. Vanaf nu wordt, in aansluiting bij het IBO Vermogensverdeling10 gebruik gemaakt van gegevens van DNB over pensioenfondsen11. Aangezien het vermogen in lijfrenten in de raming afgeleid is van het vermogen in pensioenfondsen werkt de bijstelling ook door in de lijfrentevrijstelling in box 3.

Naar verwachting neemt het budgettaire belang van de algemene eenmalige vrijstelling in de schenk- en erfbelasting voor kinderen vanaf 2023 sterk toe omdat de eenmalige schenkingsvrijstelling voor de eigen woning in 2023 wordt verlaagd en per 2024 wordt afgeschaft. Ouders zullen op zoek gaan naar alternatieve mogelijkheden om belastingvrij geld aan hun kinderen te kunnen schenken, waarbij de algemene eenmalige vrijstelling de meest voor de hand liggende optie is.

(Eigen) woning

Financieringskosten zijn alle kosten die ontstaan in verband met het afsluiten van een hypotheek, zoals taxatiekosten, notariskosten (hypotheekakte), kosten NHG en de (hypotheek)advieskosten. Deze post wordt daarom met name gedreven door de ontwikkeling van het aantal hypotheekaanvragen. In 2022 neemt het aantal nieuwe hypotheken naar verwachting sterk af door de stijgende rente en de afkoelende woningmarkt, wat leidt tot respectievelijk minder mensen die hun bestaande hypotheek oversluiten of nieuwe hypotheken aangaan.

De opwaartse bijstelling van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (Hillen) in 2021 wordt verklaard doordat de bijstelling van de hypotheekrenteaftrek voor dat jaar hoger was dan de bijstelling van het eigenwoningforfait.

De kosten van het verlaagde OVB tarief zijn opwaarts bijgesteld voor 2021 en latere jaren. Dit is vooral het gevolg van een opwaartse bijstelling van de WOZ-ontwikkeling bij CEP2022 ten opzichte van MEV2021. Overigens nemen de kosten van beide posten in 2023 nog verder toe door de verhoging van het algemene tarief; de kosten van het verlaagde tarief en de vrijstelling ten opzichte van het algemene tarief in de overdrachtsbelasting worden hierdoor namelijk hoger.

De sterke daling van de budgettaire derving ten opzichte van de vorige Miljoenennota in de OVB vrijstelling voor starters betreft een technische bijstelling. In de Miljoenennota 2022 werd de derving van de startersvrijstelling afgezet tegenover het algemene OVB-tarief. In de voorliggende Miljoenennota is gekozen om de derving af te zetten tegenover het verlaagde OVB-tarief, omdat gebruikers van de startersvrijstelling per definitie kwalificeren voor het verlaagde tarief. Concreet betekent dit dat de startersvrijstelling niet wordt afgezet tegen het tarief van 8 procent in 2021 en 2022 en 10,4 procent in 2023, maar tegen 2 procent voor alle jaren. De endogene ontwikkeling in de OVB vrijstelling voor starters kan verklaard worden met een redenering analoog aan die voor het verlaagde OVB tarief.

De raming van het budgettaire belang van de eenmalige schenkingsvrijstelling eigen woning is in 2021 enkele miljoenen neerwaarts bijgesteld ten opzichte van vorig jaar. De raming komt tot stand door een meerjarig gemiddelde te nemen van het budgettaire belang in de laatst beschikbare realisatiejaren. Vorig jaar waren enkel aangiftegegevens over 2017 beschikbaar, inmiddels zijn de realisaties tot en met 2020 bekend. Door een lager gebruik van de schenkingsvrijstelling eigen woning in 2018 en 2019 valt de raming voor 2021 lager uit dan vorig jaar geraamd.

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

De stijging van de kosten van de kamerverhuurvrijstelling wordt veroorzaakt door de aanzienlijke stijging van de WOZ-waarden in de afgelopen jaren.

De vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen heeft jaarlijks te maken met een endogene krimp, omdat het vermogen in deze vrijgestelde kapitaalverzekeringen afneemt. De raming van het budgettaire belang zelf groeit dit jaar wel, omdat vanaf 2023 een nieuw stelsel wordt ingevoerd in box 3. In dit stelsel wordt aan verzekeringsproducten gemiddeld een hoger rendement toegekend.

De heffingskorting groen beleggen box 3 kent jaarlijks een relatief grote endogene groei, omdat beleggers en spaarders vaker van de regeling gebruik maken.

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

De verwachte totale vpb-opbrengst over 2022 en 2023 is sinds de vorige Miljoenennota sterk naar boven bijgesteld. Hierdoor is het budgettaire effect van het lage tarief een stuk hoger ten opzichte van de inschatting van vorig jaar. Vandaar dat de endogene groei rond de 21% uitkomt.

In 2021 is het budgettaire beslag van de innovatiebox 31% hoger dan in de vorige Miljoenennota. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste blijkt uit de realisaties over 2019 dat het gebruik van de innovatiebox aanmerkelijk hoger is dan ingeschat in de Miljoenennota 2022. Ten tweede werd vorig jaar een endogene krimp van 1% voor de Vpb-opbrengsten verwacht voor 2020 vanwege de coronacrisis. In de nieuwe cijfers van het CPB zien we dat deze verwachting is bijgesteld naar een endogene groei van 7%. Aangezien deze groei ook gebruikt wordt om het budgettaire beslag van de innovatiebox over 2020 en 2021 in te schatten, ligt ook hierdoor het ingeschatte gebruik van de innovatiebox hoger.

Reguliere waardestijgingen van landbouwgrond (WEVAB) zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting door de landbouwvrijstelling. Doordat veel gronden naar de WEVAB-waarde werden gewaardeerd tot en met 2015 was er sprake van een hoog budgettair belang. Nadien zijn er minder herwaarderingen geweest en is het budgettair belang gedaald. Voorlopige cijfers over 2019 suggereerden dat die trend door zou zetten en derhalve werd aangenomen dat het budgettair belang met 10% per jaar ging dalen, zodat na enkele jaren een nieuw structureel niveau van het budgettaire belang zou worden bereikt. Echter, definitieve cijfers over 2019 en voorlopige cijfers over 2020 laten zien dat deze daling meer geleidelijk is. Derhalve wordt de daling bijgesteld naar 5% per jaar, hetgeen de bijstelling in 2021 grotendeels verklaart. Voor 2023 vindt een bijstelling plaats ten behoeve van het effect van de Maatregel Gerichte Opkoop (MGO) en de Saneringsregeling varkenshouderijen (Srv) op het budgettair belang van de landbouwvrijstelling.

De opwaartse bijstelling van de raming voor het budgettaire belang in 2021 in de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting wordt veroorzaakt door de ramingsmethodiek. De raming komt tot stand door het driejarig gemiddelde te nemen van de drie meest recente jaren waarover aangiftegegevens beschikbaar zijn. Het afgelopen jaar zijn er gegevens voor 2018 en 2019 beschikbaar gekomen, waarin het budgettaire beslag hoger lag dan in 2015 en 2016 waarop de vorige raming was gebaseerd. Ook is de realisatie voor 2017 nog enkele miljoenen opwaarts bijgesteld ten opzichte van de stand van vorig jaar.

Heffingskortingen

In het model waarmee het budgettair belang van de heffingskortingen wordt geschat (MIMOSI) is recent een wijziging aangebracht. Voorheen werd voor verzilvering van de heffingskortingen een bepaalde volgorde verondersteld: eerst werd de AHK verzilverd, daarna de arbeidskorting en IACK en daarna alle andere heffingskortingen. Het aannemen van zo’n volgorde kent echter geen wettelijke grondslag. Daarom worden heffingskortingen nu verzilverd naar rato van de verschuldigde belasting. Een belastingplichtige die € 80 belasting moet betalen en voor € 100 recht heeft op heffingskortingen kan dus 80% van zijn heffingskortingen verzilveren. Voorheen werd dan eerst de AHK verzilverd en daarna de andere heffingskortingen totdat de € 80 vol was gemaakt. Nu wordt elke heffingskorting waar de belastingplichtige recht op heeft voor 80% verzilverd. Deze aanpassing is met terugwerkende kracht doorgevoerd in MIMOSI. Het gevolg is dat er minder AHK wordt verzilverd, terwijl de verzilvering van andere heffingskortingen toeneemt. Per saldo is het effect uiteraard nihil. Bij een aantal heffingskortingen, zoals de IACK en de alleenstaande ouderenkorting, leidt dit tot grote bijstellingen van de raming.

Energiebelasting

De budgettaire omvang van de salderingsregeling in de energiebelasting blijft net als voorgaande jaren hard groeien. Het budgettaire belang van de regeling stijgt doordat op basis van de prognose uit de Klimaat- en Energieverkenning 2021 blijkt dat jaarlijks meer zonne-energie wordt opgewekt door kleinverbruikers.

Het kabinet heeft besloten om de tijdelijke verlaging van de energiebelasting uit 2022 ook in 2023 door te zetten en te intensiveren. Huishoudens worden in 2023 incidenteel tegemoetgekomen voor de forse stijging van de energierekening via lagere tarieven in de eerste schijf aardgas (-6,31 ct/m3 excl. btw) en elektriciteit (-7,06 ct/kWh excl. btw) en een verhoging van de belastingvermindering (+ € 284,39 excl. btw). Beide incidentele compensatiepakketten hebben tot gevolg dat het budgettaire belang van diverse regelingen in de energiebelasting in de jaren 2022 en/of 2023 behoorlijk wordt beïnvloed. Zo heeft de tijdelijke verlaging van het tarief eerste schijf aardgas in 2023 tot gevolg dat het budgettaire belang van de stadsverwarmingsregeling lager uitvalt. En zorgt de tijdelijke verhoging van het tarief voor elektriciteit in zowel 2022 als 2023 ervoor dat het budgettaire belang van voornamelijk de salderingsregeling en de degressieve EB tariefstructuur voor elektriciteit in beide jaren fors lager uitkomt. Tot slot is ook de budgettaire ontwikkeling van de belastingvermindering in de energiebelasting zeer opvallend, doordat de belastingvermindering in 2022 en 2023 tijdelijk met € 219,01 (excl. btw) respectievelijk € 284,39 (excl. btw) is verhoogd groeit het budgettaire belang van deze regeling tijdelijk naar een niveau van ruim € 5,5 miljard in 2022 en zelfs ruim € 6,4 miljard in 2023.

Het budgettair belang van de inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking is endogeen gedaald. Dit vanwege het risico op gastekorten groter is geworden heeft het kabinet in juni van dit jaar besloten om per direct de productiebeperking voor kolencentrales voor 2022 tot en met 2024 in te trekken. Dit betekent dat de kolencentrales vanaf halverwege dit jaar weer op vol vermogen mogen produceren, waardoor er minder gas nodig is voor de productie van elektriciteit door gascentrales. Dit besluit heeft invloed op de budgettaire ontwikkeling van de inputvrijstelling voor elektriciteitsopwekking in de kolenbelasting en verklaart de endogene oploop van deze regeling in de periode tot en met 2023. Overigens is het zeer onzeker in welke mate de kolencentrales hun productie zullen opschroeven en is daarmee ook de budgettaire ontwikkeling van deze regeling zeer onzeker.

Omzetbelasting

Met ingang van deze miljoenennota is er een technische aanpassing geweest in de post ‘BTW verlaagd tarief overig.’ Deze is vanaf dit jaar opgesplitst in vier posten, namelijk verlaagd tarief personenvervoer, verlaagd tarief logiesverstrekking, verlaagd tarief sierteelt en verlaagd tarief overig. Dit verklaart de bijstelling in 2021 van de post ‘BTW verlaagd tarief overig.’

De forse endogene groei bij de verlaagde tarieven komt doordat deze sectoren hard geraakt zijn door de coronacrisis en (gedeeltelijke) sluiting van deze sectoren in 2020 en 2021. Vooral in 2022 vindt er een sterk herstel plaats in deze sectoren, waarbij voor culturele goederen en diensten en logiesverstrekking weer het pre-corona niveau van omzet wordt behaald. Personenvervoer blijft vooralsnog iets achter, wat te maken heeft met de structurele daling in het aantal werkgerelateerde reizen.

De kosten van de kleineondernemersregeling (KOR) komen in 2021 hoger uit dan verwacht, ook de groei in de daaropvolgende jaren is fors. In de eerste plaats komt dit door een hoger dan verwachte groei van het aantal ondernemers (niet-zonnepaneelhouders) dat gebruik maakt van de KOR. Dit kan een vertraagde reactie zijn op de invoering van de nieuwe KOR in 2020. De toenemende kosten van de KOR worden daarnaast verklaard door een grotere dan verwachte stijging van het aantal zonnepaneelhouders dat gebruikt maakt van de regeling én door de toename van het gemiddeld aantal zonnepanelen per zonnepaneelhouder, waar eerder geen rekening mee was gehouden. Vanaf 2023 zouden er niet of in beperkte mate zonnepaneelhouders bij moeten komen, omdat vanaf dat jaar er een btw nultarief geldt voor de aanschaf van zonnepanelen. Hierdoor hoeven zonnepaneelhouders zich niet meer aan te melden voor de KOR.

Auto

Door de opkomst van elektrisch rijden in Nederland, loopt het budgettaire belang van de fiscale regelingen op dit gebied ten opzichte van 2017 elk jaar op. In 2021 heeft echter ook de verkoop van nieuwe elektrische auto’s last van chiptekorten en leveringsproblemen, waardoor het totale aantal nieuwverkopen van elektrische auto’s (endogeen) minder hard stijgt in 2021. Dit werkt voor de bijtelling ook door in de jaren na 2021 doordat auto’s gemiddeld circa vier jaar in de bijtelling zitten.

Het budgettair belang van de bpm- en mrb-vrijstelling neemt verder toe doordat de extra aanschafsubsidie (SEPP) leidt tot extra particuliere nieuwverkopen. Voor zuinige auto’s is de korting op de bijtelling afgeschaft per 2016 met overgangsrecht, waardoor het budgettaire belang geleidelijk afneemt.

Voor oldtimers is de leeftijd (eerste ingebruikname) voor een mrb-vrijstelling in 2014 gewijzigd van 25 jaar naar 40 jaar, waarbij daarnaast een overgangsregeling is afgesproken voor benzineauto’s die voor het eerst in gebruik genomen zijn voor 1 januari 1988 die daardoor geen oldtimer meer waren. Die laatste groep neemt logischerwijs steeds verder af. Het budgettair belang van de mrb vrijstelling voor motorvoertuigen ouder dan 40 jaar neemt eveneens toe. Dit komt doordat het aantal oldtimers van minimaal 40 jaar elk jaar toe neemt doordat auto’s technisch beter worden en daardoor langer mee kunnen gaan. Daarnaast vallen dieselauto’s niet onder de overgangsregeling, maar daar stroomt wel elk jaar een deel van in in de groep van 40 jaar en ouder.

De endogene groei in de mrb-kwarttarieven komt door de groei van het aantal kampeerauto’s, die mede als gevolg van corona aantrekkelijker zijn geworden voor vakanties. De mrb-halftarieven gelden voor plug-in hybride voertuigen (PHEV). Daar is een endogene groei te zien, door een toename van het aantal PHEV’s omdat deze auto’s voor fabrikanten belangrijker geworden zijn voor het behalen van Europese CO­2-emissienormen.

9.5 Evaluaties

Deze paragraaf geeft samenvattingen van recent uitgevoerde evaluaties, een samenvattend beeld van de doeltreffend- en doelmatigheid van fiscale regelingen en de evaluatieplanning voor de komende jaren. Bij evaluaties van fiscale regelingen dient het toetsingskader fiscale regelingen te worden doorlopen en is de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) van toepassing. Dit betekent onder meer dat de instrumentkeuze voor een fiscale regeling opnieuw tegen het licht moet worden gehouden, de doeltreffendheid en doelmatigheid moeten worden onderzocht en moet worden bepaald of een horizonbepaling aan de orde is.

In de verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer over de jaren 2020 en 2021 zijn onvolkomenheden vastgesteld omtrent de inzet van fiscale regelingen.12 De Algemene Rekenkamer concludeert dat fiscale regelingen te vaak en te makkelijk worden ingezet. Bovendien wordt het toetsingskader fiscale regelingen onvoldoende toegepast en is het toezicht hierop onvoldoende. Mede naar aanleiding hiervan heeft het huidige kabinet in de Startnota de begrotingsregels voor fiscale regelingen aangescherpt.13 Hieruit volgt onder meer dat negatief geëvalueerde regelingen in principe aangepast of afgeschaft moeten worden. Ook in de meest recente beleids- en uitvoeringsagenda zijn deze afspraken benadrukt.14 Daarbij is de ambitie om ondoeltreffende en/of ondoelmatige regelingen af te schaffen of te versoberen. Deze paragraaf biedt dan ook een integraal overzicht van de evaluatieuitkomsten van fiscale regelingen, waarbij de negatief geëvalueerde regelingen worden uitgelicht.

Evaluaties sinds Miljoenennota 2022

In totaal zijn 6 evaluaties van fiscale regelingen afgerond sinds de Miljoenennota 2022. Sommige evaluaties beslaan meerdere fiscale regelingen. Hieronder worden de uitkomsten van de evaluaties of onderzoeken verder uiteengezet per onderwerp.

Evaluatie zorgkosten regelingen

De evaluatie is in de eerste helft van 2022 uitgevoerd door Dialogic Innovatie & Interactie en Significant Public in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Financiën. Het rapport is in september 2022 naar de Kamer gestuurd. Een inhoudelijke kabinetsreactie volgt later. Het onderzoek betreft de fiscale aftrek specifieke zorgkosten (‘specifieke zorgkosten-regeling’) en de regeling ‘Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten’ (‘TSZ-regeling’). Met de specifieke zorgkosten-regeling is het mogelijk om onder bepaalde voorwaarden specifieke zorgkosten af te trekken in de belastingaangifte. De TSZ-regeling is bedoeld om de mensen tegemoet te komen die vanwege hun aftrek voor specifieke zorgkosten (een deel van) hun heffingskortingen niet meer kunnen verzilveren.

Als er sec naar de specifieke zorgkosten-regeling zelf wordt gekeken lijkt er sprake te zijn van een doeltreffend instrument. Echter, als er wordt gekeken naar het bredere doel van de regeling (het bieden van een compensatie voor meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten) dan is de regeling beperkt doeltreffend. De TSZ-regeling is per definitie doeltreffend. In het rapport worden zorgen geuit rondom de uitvoerbaarheid, begrijpelijkheid en handhaafbaarheid van de specifieke zorgkosten-regeling. Zo is er veel onduidelijkheid over welke kosten precies aftrekbaar zijn.

De regeling kent een aanzienlijk nalevingstekort (naar schatting 28% van de aangiften en 39% van het bedrag aan opgegeven zorgkosten). De opgevoerde zorgkosten bij de specifieke zorgkosten-regeling komen naar schatting voor de helft volledig voort uit een chronische ziekte of beperking. Bij een kwart is dit deels het geval en bij iets meer dan een kwart komen de in aftrek gebrachte kosten überhaupt niet voort uit een chronische ziekte of handicap. De doelmatigheid van de specifieke zorgkosten-regeling wordt daarom als beperkt beoordeeld.

Het rapport bevat een uitgebreide inventarisatie van de knelpunten en doet aanbevelingen om de huidige fiscale regeling te verbeteren. Ook wordt ingegaan op alternatieven voor de specifieke zorgkosten-regeling, onder meer via het verbeteren van gemeentelijke regelingen en het invoeren van een nieuwe landelijke regeling of combinaties daarvan. Daarbij wordt aangegeven dat het de vraag is of deze alternatieven beter zijn dan de huidige regeling.

Evaluatie gebruikelijkloon start-ups

Per 1 januari 2017 bevat de gebruikelijkloonregeling (GLR) een tegemoetkoming voor dga’s van innovatieve start-ups. Dit houdt in dat het belastbare loon van deze dga’s mag worden vastgesteld op het minimumloon. Deze regeling geldt alleen voor dga’s van bedrijven die speur- en ontwikkelingswerk (S&O) verrichten en voor de toepassing van de S&O-afdrachtvermindering als starter worden aangemerkt.15 Het deel van deze groep dat aan bovenstaande voorwaarden voldoet, én verzekerd is voor werknemersverzekeringen, moet een de-minimisverklaring indienen bij de RVO om aanspraak te maken op de regeling

Het doel van de regeling is het stimuleren van innovatieve start-ups door een verbetering van hun liquiditeitspositie. Doordat een dga minder loon aan zichzelf hoeft uit te keren, blijft er meer geld beschikbaar in de start-up om te kunnen groeien. Daarnaast kunnen start-ups gebruik maken van de regeling zonder in overleg te treden met de Belastingdienst. Dit maakt de regeling meer toegankelijk. De regeling is bij invoering voorzien van een horizonbepaling. Op grond hiervan komt de regeling per 1 januari 2023 te vervallen, tenzij zij positief zou worden geëvalueerd.

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Financiën hebben de evaluatie van deze regeling in 2022 afgerond. Voor deze evaluatie is gebruik gemaakt van aangiftegegevens en een enquête uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Uit deze data volgt dat er zeer beperkt gebruik wordt gemaakt van de regeling, hetgeen niet alleen toe te schrijven is aan relatieve onbekendheid. De regeling slaagt er dus niet in om innovatieve start-ups te stimuleren door hun liquiditeitspositie te verbeteren. Op basis van de beschikbare data wordt de regeling negatief beoordeeld op doeltreffendheid. Vanwege het beperkte gebruik (doeltreffendheid) kan er geen concreet oordeel geveld worden over de doelmatigheid van de regeling.

In het Belastingplan 2023 is het voorstel opgenomen om de regeling op basis van deze evaluatie in de horizonbepaling te laten lopen. Dit betekent dat de regeling per 1 januari 2023 komt te vervallen. Bij de invoering van de tegemoetkoming is aangegeven dat overgangsrecht zou worden opgenomen voor bestaande gevallen in het geval dat de regeling zou worden afgeschaft.16

Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen

Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in 2022 een evaluatie opgeleverd van de fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht. De evaluatie richt zich met name op de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting (DSR). De vraagstelling die in het onderzoek centraal staat is in hoeverre deze regelingen doeltreffend en doelmatig zijn.

Doel van de BOR is te voorkomen dat belastingheffing bij overdracht de continuïteit van bedrijven in gevaar brengt. Het CPB concludeert over de BOR dat de regeling doeltreffend is in de zin dat de schenk- en erfbelasting geen gevaar meer vormen voor de continuïteit van ondernemingen. De vrijstelling waarde going concern in de BOR is als ondoelmatig geëvalueerd omdat bij een substantieel deel van de overdrachten bij de erflaters, schenkers en/of verkrijgers voldoende vrije middelen aanwezig zijn om de belasting direct volledig te voldoen. De budgettaire kosten zijn daardoor onnodig hoog. Voor rendabele ondernemingen volstaat een (eventueel verruimde) betalingsregeling. Daarnaast zijn de uitvoeringskosten van de regeling relatief hoog doordat de uitvoering van de regeling complex is en veel hoogwaardige capaciteit van de Belastingdienst vergt. De neveneffecten zijn niet gekwantificeerd, maar wegen wel mee in de doelmatigheid van de bedrijfsopvolgingsregelingen. De belangrijkste neveneffecten van de BOR zijn een toename van de ongelijkheid binnen generaties en een verbetering van het vestigingsklimaat voor ondernemers.

De DSR is volgens het CPB doeltreffend in het voorkomen dat de continuïteit van ondernemingen in gevaar komt door heffing van inkomstenbelasting. De noodzakelijkheid en doelmatigheid kon niet kwantitatief getoetst worden omdat de omvang van de belastingclaim die wordt doorgeschoven niet bekend is. Het verdient volgens het CPB aanbeveling om het gebruik beter te registreren door het in de aangifte op te nemen.

De evaluatie is in mei aangeboden aan de Tweede Kamer door de minister van Economische Zaken en Klimaat en de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst. Het kabinet komt op een later moment met een inhoudelijke reactie op het rapport.

Evaluatie Zeevaart

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft samen met de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst de evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid aan de Tweede Kamer aangeboden. Onderzoeksbureau Deloitte heeft hierbij het toetsingskader fiscale regelingen toegepast en gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de volgende zeevaartregelingen over de periode 2014 t/m 2019: 1) de tonnageregeling, 2 de afdrachtvermindering zeevaart en 3) de willekeurige afschrijving op zeeschepen.

De drie fiscale regelingen hebben een brede doelstelling: het versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie. Het rapport concludeert dat de tonnageregeling en de afdrachtvermindering zeevaart doeltreffend en doelmatig zijn op basis van interviews met een representatieve groep van sectorpartijen en cijfers over de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse maritieme sector. Uitzondering is de willekeurige afschrijving op zeeschepen, deze blijkt nauwelijks gebruikt te worden. Voor alle regelingen geldt echter dat met name de doelmatigheid niet statistisch kan worden aangetoond bij een gebrek aan congruente data sets op Nederlands, Europees en mondiaal niveau.

Onderzoek invoering nieuwe kleineondernemersregeling (KOR)

Met ingang van 1 januari 2020 is de nieuwe kleineondernemersregeling (KOR) in werking getreden. Het Ministerie van Financiën heeft in 2022 een onderzoek over de nieuwe KOR opgeleverd. Het hoofddoel van dit onderzoek was om een beeld te krijgen van het daadwerkelijke gebruik van de nieuwe KOR. De aandacht ging daarbij voornamelijk naar het aantal meldingen voor toepassing van de nieuwe KOR, welke ondernemers kiezen voor de toepassing van de nieuwe KOR, de omvang en samenstelling van de groep ondernemers die geen gebruik maakt van de nieuwe KOR en de budgettaire effecten.

Uit de kwantitatieve analyse volgt dat het aantal gebruikers van de nieuwe kleineondernemersregeling niet significant afwijkt van de inschatting die is gemaakt ten tijde van de invoering van het wetsvoorstel. Wel is zichtbaar dat het aantal overstappers van de oude kleineondernemersregeling naar de nieuwe kleineondernemersregeling kleiner is dan verwacht, terwijl het aantal nieuwe gebruikers van de nieuwe kleineondernemersregeling groter is dan verwacht.

Ook is gekeken naar knelpunten bij of na de omzetting naar de nieuwe KOR. Bij de kwalitatieve analyse is geïnventariseerd op welke aspecten van de nieuwe kleineondernemersregeling klachten zijn. Uit de kwalitatieve analyse volgt dat het overgrote deel van de ondernemers geen problemen ervaart met de nieuwe kleineondernemersregeling. De klachten die wel zijn ontvangen, zien voornamelijk op de wettelijke termijn van vier weken voor de aan- en afmelding, de minimale toepassings- en uitsluitingstermijn en de toepassing van de regeling door zonnepaneelhouders.

Evaluatie bijzondere regelingen bpm en mrb

In 2022 is de evaluatie van de fiscale regelingen in de bpm en mrb afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek. Er vallen veertien bpm-regelingen en 27 mrb-regelingen onder deze evaluatie. De evaluatie richt zich vooral op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regelingen. Daarnaast zijn de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord. Een aantal fiscale regelingen vertoont qua vormgeving en type doelgroep grote gelijkenissen. Denk bijvoorbeeld aan vrijstellingen voor brandweer-, politie, ambulance en andere (semi-)publieke diensten. De regelingen zijn dan ook vooral ingedeeld in categorieën en per categorie geëvalueerd.

Op grond van de evaluatie heeft SEO eerst twee algemene aanbevelingen gedaan. Omdat de doelstelling van fiscale regelingen vaak onduidelijk is, doet SEO de aanbeveling om deze doelstellingen te operationaliseren door middel van indicatoren en streefwaarden. Daarnaast zou het verstandig zijn om kennisdossiers op te bouwen en versplintering van kennis over datasets tegen te gaan.

Over de fiscale regelingen zelf komt SEO met een zevental aanbevelingen:

  1. Vervang de regelingen voor gebruikers die een publiek belang dienen door een verhoging van budgetten (of, waar nodig, een subsidieregeling). Op die manier wordt hetzelfde doel behaald en blijven de prikkels voor realisatie van milieudoelstellingen gehandhaafd;
  2. Vervang de regelingen die dienen ter stimulering van ondernemerschap door beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor milieu. Hieronder valt ook de bpm-vrijstelling voor bestelauto’s van ondernemers, welke in Belastingplan 2023 wordt afgeschaft;
  3. Schaf de regelingen ter stimulering van het rijden op gas af;
  4. Spits de regeling voor het behoud van mobiel erfgoed toe op specifieke modellen die tot mobiel erfgoed worden gerekend;
  5. Geef de mrb-regeling “kwarttarief kampeerauto’s” anders vorm. De reden is dat bijna 50 procent van de eigenaren van een kampeerauto het kenteken schorst voor een deel van het jaar, waardoor het feitelijke tarief lager is dan een kwarttarief;
  6. Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV door beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder de negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af;

Het kabinet zal in het najaar met een inhoudelijke reactie komen op de overige aanbevelingen welke nog niet in het Belastingplan 2023 zijn vermeld.

Doeltreffend- en doelmatigheid fiscale regelingen

Figuur 9.5.1 categoriseert de fiscale regelingen op evaluatieuitkomsten. Er is maar een beperkt aantal regelingen waarvan overtuigend geconcludeerd is dat ze doeltreffend en doelmatig zijn, zoals de Milieu-investeringsaftrek (MIA/Vamil) en de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO). Voor de meeste regelingen geldt dat er geen harde conclusies worden getrokken, bijvoorbeeld door niet eenduidige uitkomsten of gebrek aan empirisch bewijs. Dit werd ook al geconcludeerd in de doorlichting van evaluaties van fiscale regelingen in 202017. Het aantal niet geëvalueerde regelingen is sinds dat rapport wel teruggebracht, daarnaast zal een groot deel de komende jaren geëvalueerd worden.

Figuur 9.5.1 Uitkomsten evaluaties fiscale regelingen zelden positief

Er zijn 27 regelingen met een (duidelijk) negatieve evaluatieuitkomst. Tabel 9.5.1 bevat een overzicht van deze regelingen inclusief korte toelichting en de beleidsreacties. In het Coalitie Akkoord is opgenomen dat een aantal negatief geëvalueerde regelingen wordt afgeschaft, waaronder de middelingsregeling, de schenkingsvrijstelling eigen woning, het verlaagde tarief glastuinbouw en de BPM vrijstelling voor bestelauto’s. Een overzicht van alle evaluatieuitkomsten per regeling is te vinden in bijlage 10.

Giftenaftrek inkomstenbelasting Niet efficiënt en veel foutief gebruik Geen
Aftrek specifieke zorgkosten Niet efficiënt en veel foutief gebruik Kabinetsreactie volgt
Middelingsregeling Beperkt effectief en efficiënt Wordt afgeschaft in 2023
Hypotheekrenteaftrek Beperkt effectief en efficiënt Geen
Aftrek financieringskosten eigen woning Beperkt effectief en efficiënt Geen
Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming Beperkt effectief en efficiënt Geen
Eigenwoningforfait Beperkt effectief en efficiënt Geen
Extra zelfstandigenaftrek starters Niet effectief Geen
Willekeurige afschrijving zeeschepen Wordt nauwelijks gebruikt Gesprek met sector
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer Oorspronkelijke reden bestaat niet meer Geen, in 2023 nieuwe evaluatie
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning Beperkt doeltreffend en niet doelmatig Wordt verlaagd in 2023 en afgeschaft in 2024
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit Doeltreffend maar niet doelmatig Kabinetsreactie volgt nog
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid Waarschijnlijk niet effectief Geen
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s Beperkt effectief en efficiënt Geen
Giftenaftrek vennootschapsbelasting Waarschijnlijk niet effectief, niet efficiënt Aangifteformulier aangepast
OVB Vrijstelling stedelijke herstructurering Niet effectief, gebruik beperkt Geen
OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden Wordt niet meer gebruikt Geen
EB Teruggaaf energie-intensieve industrie Beperkt doeltreffend Geen
EB Belastingvermindering per aansluiting Redelijk doeltreffend, beperkt doelmatig Geen
BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer Doeltreffendheid waarschijnlijk zeer beperkt en negatieve neveneffecten Kabinetsreactie volgt nog
BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen Beperkt gebruik van de regelingen, betalen naar gebruik maakt regelingen overbodig Kabinetsreactie volgt nog
BPM vrijstelling en MRB verlaagd tarief bestelauto ondernemers Generiek beleid kan zelfde doel behalen zonder negatieve neveneffecten BPM vrijstelling wordt afgeschaft
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar Betalen naar gebruik kan alternatief zijn bij relatief weinig gebruik Kabinetsreactie volgt nog
MRB Kwarttarief kampeerauto's Ondoelmatig omdat kampeerauto’s vaak ook deel van het jaar geschorst zijn Kabinetsreactie volgt nog
Accijnzen verlaagd tarief kleine brouwerijen Oorspronkelijke reden bestaat niet meer Voorstel om af te schaffen is ingetrokken
Verlaagd gebruikelijk loon dga's startups Wordt nauwelijks gebruikt Regeling loopt af in 2023

Evaluatieprogrammering 2022-2026

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de evaluaties van fiscale regelingen die gepland staan voor de periode 2022-2026. Deze programmering is erop gericht om met een gerichte inzet van de beschikbare capaciteit relevante evaluaties af te leveren die voorzien in de informatiebehoefte van het parlement. De evaluaties van fiscale regelingen zijn ook onderdeel van de Strategische Evaluatieagenda (SEA), die in de begrotingen van de verschillende ministeries terug te vinden is.

Uitgangspunt is dat evaluaties voldoen aan de eisen van de Regeling Periodiek Onderzoek (RPE). Voor fiscale regelingen geldt bovendien dat bij evaluaties het Toetsingskader fiscale regelingen wordt doorlopen. In het licht van de onvolkomenheid die de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd, namelijk dat het toetsingskader onvoldoende wordt toegepast, zal bij komende evaluaties nadrukkelijk worden toegezien op het doorlopen van het toetsingskader. Voor evaluaties van fiscale regelingen zijn het Ministerie van Financiën en het betreffende vakdepartement beide verantwoordelijk en altijd samen betrokken. Het ministerie van Financiën bezien vanuit de verantwoordelijkheid voor het belastingstelsel en de begroting, het beleidsdepartement bezien vanuit de (specifieke) beleidsdoelen.

In de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen» bij deze Miljoenennota is per regeling aangegeven wanneer de volgende evaluatie gepland staat.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Fiscale regelingen eigen woning 3: Woningmarkt X
Differentiatie OVB starters 3: Woningmarkt X
Financiën
Fiscale regelingen BPM en MRB 1: Belastingen X
BTW verlaagd tarief overig 1: Belastingen X
Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit) 1: Belastingen X
Heffingskortingen/tariefsstructuur box 1 1: Belastingen X
Werkkostenregeling 1: Belastingen X
Giftenaftrek en faciliteiten ANBI's 1: Belastingen X
30%-regeling 1: Belastingen X
Vrijstelling wegens 25- of 40-jarig dienstverband 1: Belastingen X
Vrijstelling vergoeding extraterritoriale kosten 1: Belastingen X
Onbelaste reiskostenvergoeding 1: Belastingen X
Vrijstellingen box 3 1: Belastingen X
Vrijstellingen BTW 1: Belastingen X
VPB verlaagd tarief 1: Belastingen X
Vrijstellingen overdrachtsbelasting 1: Belastingen X
BTW nultarief zonnepanelen 1: Belastingen X
Infrastructuur en Waterstaat
Fiscale regelingen zeeschepen 18: Scheepvaart en Havens X
Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit) X
Reisaftrek OV 16: Openbaar vervoer en Spoor X
Millieu investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving millieu-investeringen (Vamil) 21: Duurzaamheid X
BTW Verlaagd tarief personenvervoer 16: Openbaar vervoer en Spoor X
Economische Zaken en Klimaat
Verlaagd gebruikelijk loon dga's startups 2: Bedrijvenbeleid X
Fiscale regelingen bedrijfsopvolging 2: Bedrijvenbeleid X
Fiscale regelingen ondernemerschap 2: Bedrijvenbeleid X
Energie investeringsaftrek (EIA) 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering X
Fiscale regelingen speur- en ontwikkelingswerk 2: Bedrijvenbeleid X
Innovatiebox 2: Bedrijvenbeleid X
BTW kleineondernemersregeling 2: Bedrijvenbeleid X
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Heffingskortingen/tariefsstructuur box 1 1: Arbeidsmarkt X
BTW Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten 1: Arbeidsmarkt X
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
BTW Verlaagd tarief sierteelt 21: Land- en tuinbouw X
Landbouwvrijstelling 21: Land- en tuinbouw X
Vrijstelling Brede Weersverzekering 21: Land- en tuinbouw X
Vrijstellingen overdrachtsbelasting 21: Land- en tuinbouw en 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken X
Vrijstelling natuurterreinen box 3 22: Natuur, visserijen, gebiedsgerichtwerken X
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Aftrek specifieke zorgkosten 8: Tegemoetkoming specifieke kosten X

9.6 Beleidsmatige evaluatie- en onderzoeksagenda belasting- en toeslagenstelsel

Deze paragraaf bevat een overzicht van de onderzoeken en evaluaties op fiscaal terrein. De in voorgaande paragraaf behandelde evaluaties van fiscale regelingen komen in beide overzichten terug. De relevante overkoepelende thema's worden hieronder geduid en toegelicht. Daarop volgt het overzicht met de evaluatie- en onderzoeksagenda voor de komende jaren.

Algemeen onderzoek belastingstelsel

Dit thema bestaat uit onderzoeken op fiscaal terrein die verschillende delen van het belastingstelsel raken. Er vindt bijvoorbeeld een breed onderzoek plaats naar fiscale regelingen en de fiscale Coronamaatregelen worden geëvalueerd. Ook wordt onderzoek gedaan naar de meest effectieve maatregelen in tijden van crisis. Tot slot bevat deze categorie onderzoeken en evaluaties die voorzien in een kennisbehoefte of evaluatie van een onderdeel van de uitgebreide belastingwetgeving die zich niet laten scharen onder de andere thema’s.

Ondernemen en tegengaan belastingontwijking

Er bestaat een spanningsveld tussen de bevordering van internationaal ondernemen en de open Nederlandse economie enerzijds en het internationale karakter van belastingontwijking anderzijds. Nederland heeft een open en exportgerichte economie wat een belangrijk uitgangspunt vormt voor ons belastingstelsel. De ruimte voor nationaal beleid neemt daarbij steeds verder af. De Europese Unie is één markt en belastingstelsels in Europa zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Dit is nog niet voldoende om belastingontwijking, belastingconcurrentie en het verschuiven van activiteiten tussen landen aan te kunnen pakken. Nader onderzoek kan het inzicht in welke bedrijven wel of juist geen vennootschapsbelasting betalen vergroten en meer licht werpen op de effectiviteit van de huidige aanpak van belastingontwijking. Dat laatste staat centraal in deze subcategorie: meer inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de aanpak van belastingontwijking. Tegelijkertijd zal ook bezien worden of nader onderzoek nodig is als het gaat om de aantrekkelijke elementen van ons belastingstelsel om internationaal te ondernemen.

Vermogen

De wijze waarop Nederland vermogen en vermogensinkomsten belast is zeer divers en pakt daarmee niet neutraal uit. Verschillend belasten van verschillende (inkomens uit) vermogens en vermogensoverdrachten draagt bij aan belastingontwijking en een ongelijkere vermogensverdeling. Het gaat hier om alle vormen van vermogen zoals spaar- en beleggingstegoeden, de eigen woning, overig vastgoed, het aanmerkelijk belang en ander (ondernemings)vermogen en pensioenen. Tevens gaat het over het belasten van vermogensoverdrachten en dus om de schenk- en erfbelasting. De data over vermogen worden steeds beter. Nader onderzoek in opvolging van het IBO vermogensverdeling zorgt voor gedetailleerder inzicht in vermogens en vermogensvorming, hoe de fiscaliteit daarin een rol speelt en welke verbeteringen mogelijk zijn. Op het terrein van de erf- en schenkbelasting en vermogensstatistieken zal verdiepend onderzoek plaatsvinden.

Klimaat

De schade aan klimaat en milieu door vervuiling en opwarmen van de aarde worden op dit moment onvoldoende beprijsd. Consumenten en bedrijven houden daardoor te weinig rekening met de maatschappelijke kosten van uitstoot van CO2, stikstof en fijnstof. Dit geldt tevens voor de maatschappelijke kosten rond mobiliteit zoals filevorming. Belastingen kunnen zorgen voor andere keuzes en bijdragen aan het ‘de vervuiler betaalt’-principe. Ook groeit de aandacht voor een internationale aanpak van klimaatproblemen en het belasten van milieuvervuilende activiteiten van bedrijven. De komende jaren zullen verschillende onderdelen van het klimaatakkoord worden geëvalueerd. Bezien wordt of gestelde doelen op een doeltreffende en doelmatige wijze zijn bereikt. Daarnaast wordt op deelterreinen verdiepend onderzoek gedaan naar effectieve vergroening van het belastingstelsel, mede in relatie tot maatregelen uit het Coalitieakkoord zoals de vliegbelasting, betalen naar gebruik en de aanpassingen binnen de energiebelasting

Wonen, gezondheid en consumptie

De woningmarkt wordt op allerlei manieren beïnvloed door het belastingstelsel. Hypotheekrente is aftrekbaar voor de eigen woning, de overdrachtsbelasting is van belang als je een woning koopt, en dan maakt het uit of je starter bent of niet. Op dit terrein vinden verschillende evaluaties en onderzoeken plaats. Ongezond gedrag (roken, drinken, snoepen, eten van vlees) komt op dit moment onvoldoende in prijzen terug. Daardoor houden consumenten en bedrijven te weinig rekening met de maatschappelijke kosten hiervan (bijvoorbeeld hoge zorgkosten en vroegtijdige sterfte). Er zal bijvoorbeeld onderzoek gedaan worden naar een verlaagd btw-tarief voor groente en fruit en een suikerbelasting. Daarnaast zal onder andere gekeken worden naar de effecten van grenstanken, mede naar aanleiding van de verlaging van de brandstofaccijnzen in Nederland en andere landen. De btw wordt tegen het licht gehouden met evaluaties van het verlaagde tarief en de vrijstellingen.

Arbeid en inkomen

De belasting op arbeid is met 52%18 met afstand de belangrijkste inkomstenbron van de overheid. Tegelijkertijd zorgt de belasting op arbeid ervoor dat minder mensen werken of mensen korter werken. Daarnaast is juist de complexiteit van het belastingstelsel een belangrijk aandachtspunt in dit domein. Burgers en ondernemers zijn niet altijd volledig rationeel of wilskrachtig. Dat kan er bijvoorbeeld toe leiden dat ze niet of verkeerd gebruikmaken van bepaalde aftrekposten. Er zal onder andere onderzoek gedaan worden naar de eenvoud en doenlijkheid van het stelsel. Ook de evaluaties van de AWIR en de uitvoering van het toezichtplan arbeidsrelaties vallen in deze categorie.

Algemeen belastingstelsel 2022 Monitoring crisismaatregelen Corona
Nader onderzoek fiscale regelingen
Internationale vergelijking uitstel van betaling ivm Coronacrisis
2023 Evaluatie fiscale crisismaatregelen Corona
Onderzoek fiscaal crisis- en stimuleringsbeleid
Onderzoek naar belastingadviseurs
Vereenvoudiging belastingstelsel
Onderzoek naar de percepties en transparantie van het belastingstelsel
Onderzoek belastingrente
Evaluatie landbouwvrijstelling
2024 Evaluatie KOA (kansspelen op afstand)
Monitoring van de openbaarmaking fiscale vergrijpboetes
2026 Evaluatie artikelen 3:4 en 3:5 van de Algemene douanewet
Arbeid en inkomen 2022 Evaluatie AWIR, uitvoering en dienstverlening toeslagen
Evaluatie uitvoering toezichtplan arbeidsrelaties
Verkenning eenvoud in het belastingstelsel vanuit perspectief burger
2023 Evaluatie werkkostenregeling
Onderzoek niet-gebruik toeslagen
Evaluatie heffingskortingen/tariefsstructuur box 1
Evaluatie giftenaftrek en faciliteiten ANBI's
2024 Monitoring aandelenopties startups
2025 Evaluatie vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband
Ondernemen en tegengaan belastingontwijking Jaarlijks Monitoring royalty, dividend en rentestromen FDI
2022 Evaluatie fiscale regelingen bedrijfsopvolging
Nader onderzoek belastingdruk multinationals: structureel verlieslatende bedrijven en betaalde belasting
Nader onderzoek belastingdruk multinationals: verschillen tussen fiscale en commerciële winstbepaling
Evaluatie verlaagd gebruikelijk loon dga’s startups
Onderzoek fragmentatie Vpb door verlaagde tarief
Evaluatie fiscale regelingen zeeschepen
2023 Evaluatie Fiscale regelingen ondernemerschap
Evaluatie innovatiebox
Effectmeting bronbelasting
Monitoring van het overtredersbegrip (art. 67 AWR)
Evaluatie vrijstelling vergoeding extraterritoriale kosten
2024 Evaluatie aftrek speur- en ontwikkelingswerk
Onderzoek naar effecten maatregelen tegen belastingontwijking: generieke renteaftrekbeperking, aanvullende CFC-maatregel en maatregelen tegen hybride mismatches.
Evaluatie afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO
Evaluatie verlaagde vpb tarief
Evaluatie Wet fiscale arbitrage
2025 Evaluatie 30%-regeling
2026 Monitor opbrengst minimumkapitaalregel banken en verzekeraars
Evaluatie excessief lenen
2027 Evaluatie temporele beperking verrekening voorheffingen met de vennootschapsbelasting (Sofina)
Vermogen 2022 Evaluatie Vpb vrijgestelde en fiscale beleggingsinstelling
Verkenning naar vrijstellingen overdrachtsbelasting
Toekomst schenk- en erfbelasting
Onderzoek actualisatie forfaits op basis van rekenrente en levensverwachting
IBO vermogensverdeling
Onderzoek actualisatie leegwaarderatio verhuurde woningen
Onderzoek kostenforfait box 3
Effect CA-maatregelen voor vastgoed investeerders
Onderzoek naar een huurregister
2023 Onderzoeknaar de mogelijkheden om het vermogen in stichtingen in kaart te brengen
Evaluatie gebruikelijkloonregeling
Nader onderzoek vermogensstatistieken een aanmerkelijk belang
2025 Evaluatie vrijstellingen box 3
Klimaat Jaarlijks Monitoring stimulering elektrische auto’s ‘hand aan de kraan’
Doorlopend deze kabinetsperiode Onderzoeken Betalen naar gebruik
2022 Onderzoek gedragseffecten WLTP-implementatie
Onderzoeken normenkader in de BPM en actualisatie forfaits
Tussenevaluatie klimaatakkoord mobiliteit
Evaluatie bijzondere regelingen MRB en BPM
Impactanalyse vliegbelasting
Onderzoek naar CBAM voor chemiesector
Onderzoek tarieven CO2-minimumprijs sectoren elektriciteit en industrie
Onderzoek gebruik reiskostenvergoeding en thuiswerkvergoeding
Impactanalyse klimaatregelen Belastingplan 2023
Uitwerking alternatieve vormgeving BPM op bestelauto's
2023 Evaluatie afvalstoffenbelasting
Onderzoek elasticiteiten energiebelasting
Quickscan Fiscale Faciliteiten Natuurschoonwetten
Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding
Nader onderzoek afschaffen vrijstelling energiebelastingen
Evaluatie energie-investeringsaftrek (EIA)
Evaluatie milieu-investeringsaftrek (MIA) en willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL)
Evaluatie reisaftrek OV
2024 Eindevaluatie klimaatakkoord mobiliteit
Evaluatie CO2-heffing industrie
2025 Evaluatie vliegbelasting
Evaluatie CO2-minimumprijs elektriciteitsopwekking
Wonen, gezondheid en consumptie 2022 Evaluatie aftrek specifieke zorgkosten
Onderzoek (grens)effecten verhoging tabaksaccijns
Onderzoek grenseffecten tanken
Empty package survey tabaksaccijns
Onderzoek aanpassing kleineondernemersregeling btw
Onderzoek stapeling maatregelen beleggers woningmarkt
Monitoring btw op energie
2023 Evaluatie Brede Weersverzekering
Evaluatie verlaagd btw-tarief alle goederen/diensten (incl. elektronische boeken)
Onderzoek de mogelijkheden voor een lager btw-tarief op groente en fruit
Onderzoek naar de mogelijkheden voor een suikerbelasting
Evaluatie Wet WOZ
2024 Empty package survey tabaksaccijns
Evaluatie vrijstellingen btw
Evaluatie fiscale regelingen eigen woning
Evaluatie btw-nultarief zonnepanelen
2024-2025 Evaluatie vrijstellingen OVB
2025 Evaluatie differentiatie OVB starters
Empty package survey tabaksaccijns
2026 Evaluatie kleineondernemersregeling btw
Empty package survey tabaksaccijns
Evaluatie verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken

10 Toelichting op de fiscale regelingen

10.1 Inleiding

In deze bijlage wordt de ontwikkeling van het budgettaire belang van de fiscale regelingen nader uitgesplitst, gevolgd door een overzicht van de evaluaties die sinds 2010 zijn uitgevoerd. Ten slotte biedt paragraaf 10.3 een kwalitatieve duiding van de fiscale regelingen.

Het overzicht van fiscale regelingen in 10.3 is uitgebreider dan in bijlage 9. Naast de regelingen die daar vermeld staan, bevat deze bijlage regelingen die in het verleden ook in die bijlage stonden, maar niet meer structureel worden gekwantificeerd, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang. Deze regelingen zijn verplicht op basis van Europese wet- en regelgeving of hebben een budgettair belang van kleiner dan € 5 miljoen.

10.2 Nadere uitsplitsing van de budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen

De tabel presenteert de ontwikkeling tot en met 2023 inclusief de bijstelling ten opzichte van de benchmark. De benchmark is de raming voor het jaar 2021 ten tijde van de start van dit kabinet en is de basis voor de beoordeling van de ontwikkeling van de regelingen in de jaren die volgen. De raming voor 2021 verandert ook nog gedurende de jaren, deze aanpassing is zichtbaar in de kolom «bijstelling 2021.» De kolom ‘Beleid 2022 ‒ 2023’ omvat alle maatregelen omtrent de regeling zelf en substantiële wijzigingen in de primaire heffingsstructuur (zoals het verleggen van een schijfgrens of het wijzigen van een tarief) die in die jaren invloed hebben op het budgettaire belang van de regeling. De kolom ‘Endogeen 2022 ‒ 2023’ geeft de ontwikkeling van het budgettaire belang ten gevolge van verwachte veranderingen in het gebruik van de regeling die niet het gevolg zijn van beleidsmaatregelen.

Persoonsgebonden aftrek
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) 253 17 ‒ 236 ‒ 32 ‒ 230 1
Giftenaftrek inkomstenbelasting 387 440 54 47 ‒ 19 26
Aftrek specifieke zorgkosten 257 261 4 ‒ 8 0 12
Onderhoudsverplichtingen aftrek 280 238 ‒ 42 ‒ 20 ‒ 22 0
Belaste ontvangen alimentatie ‒ 186 ‒ 178 9 6 0 2
Inkomensvoorzieningen
Pensioen niet-belaste premie 21.822 24.769 2.947 ‒ 91 168 2.870
Pensioen belaste uitkering ‒ 12.814 ‒ 14.176 ‒ 1.361 ‒ 263 0 ‒ 1.098
Pensioen vrijstelling box 3 7.106 10.634 3.528 1.792 332 1.404
Lijfrente premieaftrek 623 792 168 ‒ 34 125 78
Lijfrente belaste uitkering ‒ 372 ‒ 389 ‒ 17 11 0 ‒ 27
Lijfrente vrijstelling box 3 206 291 85 40 9 37
Nettopensioen en nettolijfrente 8 10 2 0 0 2
FOR aftrek 212 10 ‒ 202 ‒ 1 ‒ 214 13
FOR belaste afneming ‒ 108 ‒ 112 ‒ 4 3 0 ‒ 7
Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek 564 611 47 ‒ 6 0 53
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering ‒ 418 ‒ 458 ‒ 41 1 0 ‒ 42
Reisaftrek OV 6 6 0 ‒ 1 0 1
Middelingsregeling 185 117 ‒ 68 ‒ 12 ‒ 58 2
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen 0 39 39 14 0 25
(Eigen) woning
Hypotheekrenteaftrek 8.748 9.266 519 106 ‒ 520 933
Aftrek financieringskosten eigen woning 230 151 ‒ 79 8 ‒ 5 ‒ 82
Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming 31 31 0 0 ‒ 2 2
Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning 14 8 ‒ 7 ‒ 4 0 ‒ 2
Eigenwoningforfait ‒ 2.871 ‒ 2.762 108 54 213 ‒ 159
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld 515 589 74 68 ‒ 55 61
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning 195 22 ‒ 173 ‒ 22 ‒ 151 0
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters 2.084 4.353 2.269 386 1.244 639
OVB Vrijstelling woning starters 1.364 453 ‒ 911 ‒ 1.004 0 92
OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen 54 42 6
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Vermindering verhuurderheffing 197 0 ‒ 197 43 29 ‒ 269
Kamerverhuurvrijstelling 10 15 5 0 ‒ 1 6
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 808 1.081 273 0 402 ‒ 129
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3 27 43 16 0 16 0
Vrijstelling groen beleggen box 3 50 19 ‒ 30 3 ‒ 41 7
Heffingskorting groen beleggen box 3 31 40 8 2 0 6
Heffingvrij vermogen box 3 1.280 1.615 335 0 321 14
Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet 38 46 8 0 3 5
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Zelfstandigenaftrek 1.608 1.254 ‒ 353 1 ‒ 496 141
Extra zelfstandigenaftrek starters 97 107 10 1 ‒ 4 13
Meewerkaftrek 8 7 ‒ 1 0 0 0
Stakingsaftrek 15 17 1 1 ‒ 1 1
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk 5 4 0 0 0 0
Willekeurige afschrijving starters 7 8 1 0 1 0
Doorschuiving stakingswinst 295 320 25 0 0 26
Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2 119 124 5 0 0 5
Mkb-winstvrijstelling 2.081 2.230 149 ‒ 2 ‒ 157 309
Terbeschikkingstellingsvrijstelling 20 20 0 0 ‒ 2 2
Laag vpb-tarief 2.829 2.285 ‒ 544 340 ‒ 2.645 1.761
Innovatiebox 1.410 2.258 848 437 66 345
Liquidatie- en stakingsverliesregeling 758 770 11 7 ‒ 39 44
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 412 522 110 23 59 28
Energie-investeringsaftrek (EIA) 149 249 100 49 100 ‒ 49
Milieu-investeringsaftrek (MIA) 114 194 80 ‒ 13 110 ‒ 17
VAMIL 25 25 0 ‒ 7 0 7
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart 115 127 12 0 12 0
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer 598 788 190 210 0 ‒ 20
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer 10 14 3 ‒ 2 2 4
OVB Vrijstelling cultuurgrond 184 258 74 0 60 15
OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer 22 29 7 0 7 0
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit 481 525 44 44 0 0
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s 228 237 9 0 0 9
Giftenaftrek vennootschapsbelasting 9 10 2 0 2 0
Loonbelasting
Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO 1.438 1.370 ‒ 68 ‒ 27 ‒ 154 113
30%-regeling 702 788 86 13 0 73
Afdrachtvermindering zeevaart 108 105 ‒ 3 ‒ 1 0 ‒ 2
Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband 128 136 8 1 0 7
Heffingskortingen
Algemene heffingskorting 24.604 25.777 1.173 ‒ 940 116 1.997
Arbeidskorting 24.519 31.760 7.241 224 3.386 3.631
Inkomensafhankelijke combinatiekorting 1.648 1.868 220 155 ‒ 122 187
Jonggehandicaptenkorting 184 198 14 1 0 13
Alleenstaande ouderenkorting 449 611 162 93 0 69
Ouderenkorting 4.115 4.825 710 306 0 404
Energiebelasting
Verlaagd tarief glastuinbouw 136 142 6 19 ‒ 13 0
Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit 37 20 ‒ 17 ‒ 8 ‒ 9 ‒ 1
Salderingsregeling 330 230 ‒ 101 43 ‒ 278 135
Vrijstellingen voor energie-intensieve processen 135 129 ‒ 6 ‒ 11 0 0
Belastingvermindering per aansluiting 3.693 6.408 2.715 106 35 0
Stadsverwarmingsregeling 71 58 ‒ 13 0 0 0
Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking 729 798 69 10 0 0
Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking 86 96 10 ‒ 13 0 23
Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik 26 28 2 0 0 2
Degressieve tariefsstructuur elektriciteit 0 1.526 1.526 4.407 0 0
Degressieve tariefsstructuur gas 0 2.216 2.216 1.895 0 0
Omzetbelasting
Verlaagd btw-tarief voedingsmiddelen en water 6.830 7.914 1.084 241 0 843
Verlaagd btw-tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen 1.461 1.725 264 124 41 99
Verlaagd btw-tarief culturele goederen en diensten 708 993 285 17 0 268
Verlaagd btw-tarief arbeidsintensieve diensten 886 971 85 8 0 77
Verlaagd btw-tarief overig 1.382 175 ‒ 1.207 ‒ 1.303 0 96
Verlaagd btw-tarief Personenvervoer 0 575 575 383 0 192
Verlaagd btw-tarief Sierteelt 0 290 290 276 0 14
Verlaagd btw-tarief Logiesverstrekking 0 915 915 710 0 205
Btw Nultarief zonnepanelen 0 31 31 0 31 0
Btw Kleineondernemersregeling 210 301 91 22 0 69
Auto
BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen 30 40 10 ‒ 2 5 7
MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen 139 260 121 ‒ 6 51 76
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's 504 338 ‒ 166 ‒ 23 77 ‒ 220
IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht) 0 0 0 0 0
BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer 0 0 0 0 0
MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer 51 50 ‒ 1 ‒ 1 0 0
BPM Teruggaaf diverse voertuigen 13 15 2 1 0 1
MRB Vrijstelling diverse voertuigen 28 30 2 0 0 2
BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers 862 778 ‒ 84 ‒ 49 0 ‒ 35
MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers 998 1112 114 7 0 107
MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten 16 18 2 0 0 2
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar 81 99 18 2 0 16
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 12 10 ‒ 2 0 0 ‒ 2
MRB Kwarttarieven 195 240 45 1 0 44
MRB Halftarief plug-in hybride auto’s 40 56 16 2 0 14
Assurantiebelasting
Vrijstelling Brede Weersverzekering 6 6 0 0 0 0
  1. In deze tabel worden technische bijstellingen zoals aanpassingen in de ramingsmethodiek niet meegenomen. Hierdoor kan het zijn dat de getoonde mutaties niet optellen tot de totale wijziging in budgettair belang.

Evaluaties fiscale regelingen 2010 tot heden

In het verantwoordingsonderzoek Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2020 heeft de Algemene Rekenkamer onderzoek gedaan naar fiscale regelingen. De Algemene Rekenkamer concludeert dat fiscale regelingen te vaak en te makkelijk worden ingezet. In het verantwoordingsdebat is toegezegd om de Kamer meer systematisch te informeren over de uitkomsten van evaluaties van fiscale regelingen. Tabel 10.2.2 bevat een korte duiding van de resultaten van de evaluaties die sinds 2010 zijn uitgevoerd. De uitkomsten bij de evaluaties t/m 2018 zijn zoals gepresenteerd in de beleidsdoorlichting fiscale regelingen en zijn aangevuld met de nadien gereedgekomen evaluaties 2019-2022. De evaluatie-uitkomsten voor afzonderlijke fiscale regelingen zijn te vinden in paragraaf 10.3.

2011 Fiscale stimulering (zeer) zuinige auto's Ja Nee Verbetering binnen regeling
2012 Evaluatie WBSO 2006–2010 Ja Ja Verbetering binnen regeling
2012 Evaluatie van de afdrachtvermindering onderwijs 2006-2012 Deels Nee Omzetting naar uitgavenkant
2013 Evaluatie Energie Investeringsaftrek 2006 ‒ 2011 Ja Deels Verbetering binnen regeling
2013 Evaluatie MIA en VAMIL 2005 ‒ 2010 + Onderdeel effectiviteit Ja Ja Verbetering binnen regeling
2014 Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht Deels Deels Vervolgonderzoek
2014 Beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928 Ja Deels Verbetering binnen regeling
2014 Evaluatie autogerelateerde belastingen 2008–2013 en vooruitblik automarktontwikkelingen tot 2020 Ja Nee Verbetering binnen regeling
2014 Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid Deels Deels Geen wijzigingen, nieuwe evaluatie in 2022
2014 Evaluatie van de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten Geen uitspraak Geen uitspraak Geen wijzigingen
2015 Budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel Geen uitspraak Geen uitspraak Geen wijzigingen
2016 Evaluatie verhuurderheffing Niet onderzocht Niet onderzocht De verhuurderheffing wordt per 2023 afgeschaft
2016 Evaluatie energiebelastingtarief glastuinbouw Ja Geen uitspraak Geen wijzigingen
2016 Evaluatie innovatiebox 2010 tot 2012 Deels Deels Verbetering binnen regeling
2016 Onderzoek naar gebruik aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten Deels Nee Geen wijzigingen
2016 Onderzoek efficiencyverbetering van de fiscale regelingen MIA en VAMIL Geen uitspraak Geen uitspraak Geen wijzigingen
2016 Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven Nee Nee Omzetting naar uitgavenkant
2017 Evaluatie vrijstelling wegenbouw Nee Deels Geen wijzigingen
2017 Evaluatie kamerverhuurvrijstelling Geen uitspraak Geen uitspraak Vervolgonderzoek
2017 Evaluatie WOM-regeling Deels Geen uitspraak Geen wijzigingen
2017 De historische impact van salderen Ja Nee Afbouw salderingsregeling
2017 Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen Geen uitspraak Geen uitspraak Geen wijzigingen, nieuwe evaluatie in 2023
2017 Evaluatie fiscale vrijstellingen bos en natuur Ja Geenuitspraak Geen wijzigingen
2017 Evaluatie 30%-regeling Ja Ja Verbetering binnen regeling
2017 Evaluaties giftenaftrek en de evaluatie van de praktijk rondom ANBI's en SBBI's Deels Nee Intensivering
2018 Beleidsevaluatie Energie Investeringsaftrek (EIA) 2012-2017 Ja Deels Verbetering binnen regeling
2018 Evaluatie regeling verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie Ja Nee Omzetting naar uitgavenkant
2018 Evaluatie teruggaafregeling LNG in de accijnzen Deels Deels Afschaffen
2018 Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II Niet onderzocht Niet onderzocht Geen wijzigingen
2018 Evaluatie Middelingsregeling Deels Deels De regeling wordt afgeschaft per 2023
2018 Beleidsevaluatie van de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) Ja Ja Verbetering binnen regeling
2019 Evaluatie WBSO Ja Ja Verbetering binnen regeling
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen hypotheekrenteaftrek Deels Nee Geen wijzigingen
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen eigenwoningforfait Deels Nee Geen wijzigingen
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen Hillen Deels Nee Geen wijzigingen
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen bijleenregeling Geen uitspraak Geen uitspraak Geen wijzigingen
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen toptarief Ja Ja Geen wijzigingen
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen aflossingseis Ja Ja Geen wijzigingen
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen tariefsmaatregel Deels Ja Geen wijzigingen
2020 Evaluatie Assurantiebelasting Deels Ja Geen wijzigingen
2020 Evaluatie van de vrijstelling en de heffingskorting in box 3 voor groen beleggen Ja Ja Verbetering binnen regeling
2020 Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing’ Deels Deels De verhuurderheffing wordt per 2023 afgeschaft
2020 Evaluatie van de vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente Ja Grotendeels Verbetering binnen regeling en verbetering door brede pensioenhervorming
2021 Evaluatie Energiebelasting teruggaaf kerken & nonprofit Redelijk Ja Geen wijzigingen
2021 Evaluatie Energiebelasting teruggaaf intensieve industrie Beperkt Ja Geen wijzigingen
2021 Evaluatie Energiebelasting vrijstellingen intensieve industrie Waarschijnlijk Beperkt Vrijstellingen voor mineralogische en metallurgische procedés worden afgeschaft
2021 Evaluatie Energiebelasting stadsverwarmingsregeling Ja Grotendeels Geen wijzigingen
2021 Evaluatie Energiebelasting WKK-inputvrijstelling Neemt af Grotendeels Geen wijzigingen
2021 Evaluatie Energiebelasting verlaagd tarief GTB Waarschijnlijk Ja Regeling wordt afgeschaft
2021 Evaluatie Energiebelasting belastingvermindering Redelijk Beperkt Geen wijzigingen
2021 Evaluatie schenkingsvrijstelling eigen woning Niet of beperkt Nee Regeling wordt afgeschaft
2022 Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen - BOR Ja Nee Kabinetsreactie volgt
2022 Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen - DSR Ja Geen uitspraak Kabinetsreactie volgt
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer Waarschijnlijk beperkt Nee Kabinetsreactie volgt
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen Beperkt Geen uitspraak Kabinetsreactie volgt
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers Geen uitspraak Geen uitspraak Kabinetsreactie volgt, BPM vrijstelling bestelauto's wordt afgeschaft
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers Geen uitspraak Geen uitspraak Kabinetsreactie volgt
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten Geen uitspraak Geen uitspraak Kabinetsreactie volgt
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar Geen uitspraak Geen uitspraak Kabinetsreactie volgt
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 Geen uitspraak Geen uitspraak Kabinetsreactie volgt
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Kwarttarieven Nee Geen uitspraak Kabinetsreactie volgt
2022 Evaluatie fiscale regelingen zeevaart Deels Deels Gesprekken met de sector naar aanleiding van evaluatieuitkomsten
2022 Evaluatie verlaagd gebruikelijk loon dga's van startups Nee Nee Regeling loopt af per 1 januari 2023
2022 Evaluatie aftrek specifieke zorgkosten en TSZ-regeling Deels Beperkt Kabinetsreactie volgt
  1. Indien er nauwelijks of geen uitspraken over doeltreffend- en doelmatigheid zijn, zoals bijvoorbeeld bij veel BPM/MRB regelingen, kunnen in de evaluatie wel meerdere betere alternatieven aanbevolen zijn. Zie daarvoor de toelichting in tabel 10.3.

10.3 Toelichting individuele fiscale regelingen

Voor elke regeling bevat onderstaande toelichting een korte beschrijving, de doelstelling, de ramingsgrond, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft en informatie over de laatst uitgevoerde en/of geplande beleidsevaluatie. Naast een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie wordt ook een korte duiding gegeven van de resultaten van de evaluaties die sinds 2010 zijn uitgevoerd op een zestal punten, namelijk: de conclusies van de evaluatie betreffende de doeltreffendheid en doelmatigheid; of er sprake is van een horizonbepaling en de vraag of aandacht is geschonken aan de argumentatie voor de fiscale regelingen als instrumentkeus; de beleidsaanbevelingen en de beleidsconclusies die het kabinet daar aan verbonden heeft. Voor de evaluaties van 2010 tot 2018 is aangesloten bij de resultaten uit de beleidsdoorlichting fiscale regelingen.

Het departement dat bij elke regeling vermeld staat, is het departement dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft. De Staatsecretaris van Financiën en de bewindspersonen van het betreffende departement dragen ieder verantwoordelijkheid voor de regeling en de evaluatie daarvan, vanuit de invalshoek van hun eigen beleidsterrein. Het Ministerie van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wetgeving, de uitvoering van het fiscale beleid en de budgettaire verantwoording. Conform de rijksbegrotingsvoorschriften wordt het budgettaire belang van de fiscale regelingen ook extracomptabel op de departementale begrotingen opgenomen.

Tenzij anders vermeld, hebben bedragen en tarieven in de toelichting betrekking op het belastingjaar 2023. Bij indexatie van de bedragen is gerekend met een tabelcorrectiefactor van 6,3% voor 2023. De jaartallen onder het kopje ‘Evaluatie’ betreffen het beoogde jaar waarin de evaluatie wordt afgerond. In enkele gevallen wordt geen evaluatie gepland, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang van de regeling. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of geen zogenoemd outcomedoel hebben. In een aantal gevallen worden fiscale regelingen gezamenlijk geëvalueerd.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld. In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting), in het andere uiterste is er geen enkele informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het CBS en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals de aftrekposten in de inkomstenbelasting. De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom feitelijk niet optelbaar.19 Ook is het vermelde budgettaire belang niet hetzelfde is als de opbrengst in het geval een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Ook kan bij afschaffing sprake zijn van samenloop met andere regelingen. Bij regelingen die niet in de bijlage «Fiscale regelingen» zijn opgenomen, staat geen ramingsgrond vermeld.

Persoonsgebonden aftrek
Regeling: Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)
Beschrijving: Uitgaven boven € 250 ter zake van een opleiding of studie voor het verwerven van inkomen uit werk en woning kunnen onder voorwaarden worden afgetrokken. Het bedrag dat mag worden afgetrokken is, buiten de standaardstudieperiode, maximaal € 15.000. Als onderdeel van het Belastingplanpakket 2020 is voorgesteld de fiscale aftrek van scholingsuitgaven, conform de daarover gemaakte afspraak in het regeerakkoord af te schaffen. De regeling is inmiddels per 1 januari 2022 afgeschaft. Tegelijkertijd is de vervangende subsidieregeling (de Subsidieregeling STAP-budget) in werking getreden per 1 maart 2022. Op grond van overgangsrecht (artikel 10a.16 Wet IB 2001) kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog (forfaitair) in aftrek kunnen worden gebracht als scholingsuitgaven indien in een jaar – na afloop van de diplomatermijn - de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift. Dit overgangsrecht blijft in stand tot dit materieel is uitgewerkt (2031).
Doelstelling: Vergroten van de Nederlandse kennisinfrastructuur.
Ministerie: OCW, artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
Evaluatie: Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven, CPB, 2016. Notitie Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege afschaffing van de regeling per 1 januari 2022.
Doeltreffend: nee
Doelmatig: nee
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: deels
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: Omzetting naar uitgavenkant
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Giftenaftrek inkomstenbelasting
Beschrijving: Giften aan onder andere algemeen nut beogende instellingen (ANBI) zijn aftrekbaar. Periodieke giften geschieden op basis van een bij notariële of onderhandse akte vastgelegde verplichting om gedurende ten minste 5 jaren met onzekerheidsvereiste schenkingen te doen. Voor overige giften aan uitsluitend ANBI’s geldt een drempel van 1% en plafond van 10% van het verzamelinkomen. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s.
Doelstelling: Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: nee
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: intensivering
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek specifieke zorgkosten
Beschrijving: Bepaalde zorgkosten mogen worden afgetrokken. Hiervoor komt in aanmerking het deel van de kosten dat uitkomt boven het drempelbedrag en waarvoor geen vergoeding is gekregen van bijvoorbeeld de (aanvullende) zorgverzekering of de bijzondere bijstand. Onder omstandigheden geldt een verhoging van het in aftrek te brengen bedrag.
Doelstelling: Tegemoetkoming van chronisch zieken en gehandicapten.
Ministerie: VWS, artikel 8: Tegemoetkoming specifieke kosten.
Evaluatie: Evaluatie aftrek specifieke zorgkosten, Dialogic, 2022 (rapport is nog niet verzonden op moment van schrijven)
Doeltreffend: deels
Doelmatig: beperkt
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: Verbeteringen binnen regeling en alternatieve instrumenten
Beleidsuitwerking: nieuwe evaluatie 2022
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Onderhoudsverplichtingen aftrek en belaste ontvangen alimentatie
Beschrijving: Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.
Doelstelling: Het aansluiten bij draagkracht.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Voorlopig is geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend- en doelmatigheid De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal
Beschrijving: Deze persoonsgebonden aftrekpost biedt de mogelijkheid om geleden verliezen op beleggingen in durfkapitaal in aftrek te brengen. Deze faciliteit is per 1 januari 2011 vervallen met inachtneming van een overgangsbepaling.
Doelstelling: Stimuleren van investeringen in bedrijven van startende ondernemers en het bevorderen van de ondernemingszin.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie van de durfkapitaalregeling, Bureau Bartels B.V., 2005. Kamerstukken 2005-2006, 30 300 XIII, nr. 57. Geen volgende evaluatie beoogd, omdat de regeling is afgeschaft.
Doeltreffend- en doelmatigheid n.v.t.
Ramingsgrond: n.v.t.
Inkomensvoorzieningen
Regeling: Pensioen fiscale faciliteiten
Beschrijving: Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Evaluatie: Deze regelingen lopen mee in de besluitvorming over het pensioenstelsel in den brede. Voorlopig is geen
afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen.
Regeling: Lijfrente fiscale faciliteiten
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Evaluatie: Deze regelingen lopen mee in de besluitvorming over het pensioenstelsel in den brede. Voorlopig is geen
afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen.
Regeling: Nettopensioen en nettolijfrente
Beschrijving: Bij deze oudedagsvoorzieningen voor het inkomen boven de aftoppingsgrens is de waarde van de aanspraak vrijgesteld in box 3. Bij het nettopensioen en de nettolijfrente wordt de premie of inleg betaald uit het netto-inkomen of nettovermogen. De uit de aanspraak op een nettopensioen of nettolijfrente voortvloeiende uitkering wordt niet belast in box 1.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening voor het inkomen boven de aftoppingsgrens.
Ministerie: SZW, artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Evaluatie: Evaluatie vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente, Willis Towers Watson, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 32 043, nr. 547. De volgende evaluatie zal worden gepland na de besluitvorming over het pensioenstelsel in den brede.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: grotendeels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Verbeteringen binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling en verbetering door brede pensioenhervorming
Ramingsgrond: Gegevens AFM voor belegd vermogen in 2018, belastingdienst voor vermogensverdeling en vermogensontwikkeling uit MIMOSI.
Regeling: FOR aftrek en belaste afneming
Beschrijving: De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om een deel van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar bij de bepaling van de belastbare winst.
Doelstelling: Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. De regeling wordt afgeschaft, er is daarom niet voorzien in een volgende evaluatie.
Doeltreffend: geen uitspraak
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Wordt afgeschaft
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020.
Regeling: Arbeidsongeschiktheidsverzekering fiscale faciliteiten
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.
Doelstelling: Het stimuleren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.
Ministerie: SZW, artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.
Evaluatie: De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020 voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI
Regeling: Reisaftrek OV
Beschrijving: Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding.
Doelstelling: Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer.
Ministerie: IenW, artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in 2023.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Middelingsregeling
Beschrijving: Een belastingplichtige met wisselende jaarinkomens kan op verzoek inkomstenbelasting terugkrijgen door de verschuldigde belasting te herrekenen uitgaande van een gelijkmatige toedeling van het inkomen van drie opeenvolgende kalenderjaren aan die jaren. Teruggaaf wordt alleen verleend voor zover het verschil tussen de geheven belasting over het middelingstijdvak en de herrekende belasting over deze drie jaren meer bedraagt dan € 545. Als onderdeel van Belastingplan 2023 wordt voorgesteld de middelingsregeling per 2023 af te schaffen. Dit betekent dat 2022-2024 het laatste tijdvak is waarover middeling kan worden toegepast.
Doelstelling: Beperken van het progressienadeel bij (sterk) wisselende jaarinkomens.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie middelingsregeling, FIN, 2018. Kamerstukken II 2018-2019, 32 140, nr. 49. Geen volgende evaluatie beoogd ivm voorgenomen afschaffing
Doeltreffend: deels
Doelmatig: deels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: afschaffen
Beleidsuitwerking: Wordt afgeschaft
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aanslagen inkomstenbelasting t/m 2021. Budgettair belang is op kasbasis.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen
Beschrijving: Voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar geldt een eenmalige vrijstelling van schenkbelasting. Deze vrijstelling bedraagt € 27.231 in 2022. Voorwaarde is dat het kind niet eerder een verhoogde vrijstelling heeft gebruikt voor een schenking van de ouder. Er is geen bestedingsdoel verbonden aan de vrijstelling.
Doelstelling: Ouders de mogelijkheid geven hun kind financiële ondersteuning te geven, bijvoorbeeld hulp bij de aankoop van een eigen woning, de inrichting van een woning, het opzetten van een eigen praktijk e.d. Oorspronkelijk was de vrijstelling gekoppeld aan het huwelijk van het kind maar door een amendement is dit losgekoppeld omdat de beperking bij huwelijk principieel onjuist werd geacht tegenover hen die niet (kunnen) huwen en ook eenmalige steun kunnen gebruiken.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De regeling is nog niet eerder geëvalueerd
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2020. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastinplichtigen zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was geweest. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen.
(Eigen) woning
Regeling: Hypotheekrenteaftrek
Beschrijving: Over eigenwoningschuld betaalde rente is aftrekbaar van het inkomen (hypotheekrenteaftrek). De afgelopen jaren is een aantal beperkende maatregelen doorgevoerd: sinds 2013 dienen nieuwe leningen in dertig jaar volledig en minimaal annuïtair afgelost te worden om in aanmerking te komen voor renteaftrek en sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.
Doelstelling: Het bevorderen van eigenwoningbezit.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: nee
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: defiscalisering/naar box 3
Beleidsuitwerking: uitwerking is nog bezig
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek financieringskosten eigen woning
Beschrijving: Kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.
Doelstelling: Het bevorderen van eigenwoningbezit.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.
Doeltreffend- en doelmatigheid Zie uitkomsten onder hypotheekrenteaftrek
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming
Beschrijving: Periodieke betalingen op grond van de rechten van erfpacht, opstal en beklemming, met betrekking tot de eigen woning zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.
Doelstelling: Het bevorderen van eigenwoningbezit.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.
Doeltreffend- en doelmatigheid Zie uitkomsten onder hypotheekrenteaftrek
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning
Beschrijving: Als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning worden voor een periode van vijftien jaar na het tijstip van vervreemding van een eigen woning mede aangemerkt de renten en kosten van geldleningen voor een restschuld van die vervreemde woning. Van een restschuld is sprake, wanneer bij een vervreemding van een eigen woning in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 de op deze woning betrekking hebbende schuld tot een negatief vervreemdingssaldo heeft geleid. Het budgettaire belang vanaf 2018 betreft de gevallen die gebruik maken van de mogelijkheid om na 2017 voor een periode van maximaal vijftien jaar de aftrek toe te blijven passen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.
Doelstelling: Tijdelijke crisismaatregel ter bevordering van de doorstroming op de woningmarkt.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd, aangezien de regeling afloopt na 2017.
Doeltreffend- en doelmatigheid n.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Eigenwoningforfait
Beschrijving: Huishoudens met een eigen woning dienen afhankelijk van de hoogte van de WOZ-waarde een percentage van de WOZ-waarde bij het belastbaar inkomen op te tellen. Deze regeling is de keerzijde van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning.
Doelstelling: Het doelmatig belasten van het voordeel in natura (het woongenot) van een eigen woning, door een forfaitaire benadering.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: nee
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: defiscalisering/naar box 3
Beleidsuitwerking: uitwerking is nog bezig
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste post is.
Regeling: Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
Beschrijving: Aan eigenwoningbezitters zonder eigenwoningschuld of met een lage eigenwoningschuld wordt een aftrek toegekend ter hoogte van een deel van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten. De regeling wordt vanaf 2019 in een periode van dertig jaar uitgefaseerd. In 2021 bedraagt dat deel 90%. Hierdoor hoeven eigenwoningbezitters met geen of een lage eigenwoningschuld in 2021 alleen over 10% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten belasting te betalen.
Doelstelling: Bevordering aflossing eigenwoningschuld en lastenverlichting eigenaar-bewoners met geen of een lage eigenwoningschuld.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. Geen volgende evaluatie beoogd, omdat de regeling wordt afgeschaft.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: nee
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: Afschaffen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning
Beschrijving: Voor schenkingen aan personen tussen de 18 en 40 jaar ten behoeve van de eigen woning geldt een eenmalige vrijstelling van schenkbelasting. De vrijstelling bedraagt € 106.671 in 2022. Voorgenomen is om de vrijstelling per 2023 te verlagen en met ingang van 2024 volledig af te schaffen.
Doelstelling: Verminderen van de eigenwoningschuld van Nederlandse huishoudens en beperken van het percentage onderwaterhypotheken.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie schenkingsvrijstelling eigen woning, SEO, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 35 572, nr. 95.
Doeltreffend: niet of beperkt
Doelmatig: nee
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: Wordt afgeschaft
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2020. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastingplichtigen in dat jaar zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen.
Regeling: OVB Verlaagd tarief woning niet-starters
Beschrijving: Het reguliere belastingtarief in de overdrachtsbelasting bedraagt tot en met 2020 6%. In afwijking hiervan geldt voor woningen een tarief van 2%. Dit tarief is uitsluitend van toepassing op de verkrijging van woningen of van rechten waaraan deze zijn onderworpen. Onder woningen wordt in dit kader verstaan onroerende zaken die naar hun aard zijn bestemd voor bewoning door particulieren. Het maakt geen verschil of de verkrijger de woning zelf gaat bewonen of dat de verkrijger de woning verhuurt aan een particulier.
Doelstelling: Structureel bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012, CPB, 2020. https://www.cpb.nl/evaluatie-verlaging-overdrachtsbelasting-2011-2012. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: geen uitspraak
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Totale ontvangsten overdrachtsbelasting volgens raming CPB.
Regeling: OVB Vrijstelling woning starters
Beschrijving: Eenmalige vrijstelling voor aankoop van een woning door een persoon die meerderjarig is en jonger dan 35 jaar en de woning zelf gaat bewonen.
Doelstelling: Verbeteren van de positie van starters op de woningmarkt ten opzichte van beleggers.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2025.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Data Kadaster
Regeling: OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen
Beschrijving: Het terugkopen van een VoV (verkoop onder voorwaarden)-woning van een particulier door een VoV-aanbieder wordt onder specifieke voorwaarden vrijgesteld van overdrachtsbelasting.
Doelstelling: Het aantrekkelijk houden voor VoV-aanbieders om, ook na invoering van de wet differentiatie overdrachtsbelasting, VoV-woningen met gunstige voorwaarden te verkopen aan koopstarters.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Deze maatregel wordt in 2022 ingevoerd. De regeling zal in 2025 worden geëvalueerd als onderdeel van de evaluatie differentiatie OVB starters.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Cijfers van Opmaat, de grootste aanbieder van verkoop onder voorwaarden producten, over het aantal licentiehouders en aantal verkopen per jaar.
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Regeling: Vermindering verhuurderheffing
Beschrijving: Deze regeling is beschikbaar voor belastingplichtigen in het kader van de verhuurderheffing, die onder andere investeren in huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens. Het bedrag aan heffingsvermindering dat genoemd is in de investeringsverklaring van RVO, wordt van de verhuurderheffing afgetrokken. Het budget is € 698,5 miljoen over de jaren 2014 tot en met 2021. Met ingang van 2019 is een nieuwe heffingsvermindering geïntroduceerd. Het doel hiervan is het stimuleren van de verduurzaming van huurwoningen door verhuurders. Het beschikbare budget voor deze nieuwe heffingsvermindering loopt jaarlijks op met € 26 miljoen tot structureel € 104 miljoen in 2022. Per 2020 wordt in de verhuurderheffing aanvullend een structurele heffingsvermindering van € 100 miljoen per jaar opgenomen voor nieuwbouw van woningen in regio’s waar de druk op de woningmarkt het grootst is. Het voornemen is om de verhuurderheffing per 2023 af te schaffen. Hierdoor vervalt per 2023 ook het recht op heffingsverminderingen.
Doelstelling: Stimulering van maatschappelijk gewenste investeringen (zoals sloop, renovatie, transformatie en nieuwbouw van huurwoningen).
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing, Ecorys, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 27 926, nr. 321. Er is geen volgende evaluatie beoogd, aangezien het voornemen is om de verhuurderheffing met ingang van 2023 af te schaffen.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: deels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Intensiveren
Beleidsuitwerking: Wordt afgeschaft
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2021. Raming 2022 op basis van gegevens investeringsverklaringen RVO t/m juli 2022. Budgettair belang is op kasbasis.
Regeling: Kamerverhuurvrijstelling
Beschrijving: Indien de inkomsten uit verhuur - anders dan voor korte duur - van woonruimte die geen zelfstandige woning vormt en onderdeel is van het hoofdverblijf van de verhuurder, niet meer bedragen dan € 5.668 per jaar, blijft het verhuurde deel van de eigen woning vallen onder de fiscale behandeling van de eigen woning, in plaats van de forfaitaire vermogensrendementsheffing in box 3. Het maximumhuurbedrag wordt jaarlijks op basis van de huurontwikkeling geïndexeerd.
Doelstelling: Vergroten van het particuliere kameraanbod, met name voor studenten.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie kamerverhuurvrijstelling, BZK, 2017. Kamerstukken II 2017-2018, 33 104, nr. 12. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: geen uitspraak
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Raming zonder recente gegevensbron. Laatst gebruikte bron betreft cijfers VROM uit 2006 over aantal kamers.
Regeling: Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3
Beschrijving: In het overgangsrecht van de Wet IB 2001 zijn vrijstellingen voor bepaalde kapitaalverzekeringen, spaarrekeningen en beleggingsrechten opgenomen. Onder voorwaarden geldt een box 1-vrijstelling voor het voordeel (de uitgekeerde rente of het rendement op de premie/inleg) uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW) en beleggingsrecht eigen woning (BEW) waardoor deze niet in box 3 vallen. Per 1 april 2013 is de faciliteit vervallen en voor bestaande contracten ondergebracht in het overgangsrecht. Het kapitaal dan wel de inleg kunnen niet meer worden verhoogd en de looptijd kan niet worden verlengd. Tevens gelden er vrijstellingen voor andersoortige kapitaalverzekeringen waarvan de inkomsten vrijgesteld waren onder de Wet IB 1964.
Doelstelling: Eerbiedigen van bestaande rechten op bepaalde vrijstellingen kapitaalsuitkeringen.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd, want de regeling is vervallen voor nieuwe gevallen.
Doeltreffend- en doelmatigheid n.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens van DNB (tot en met 2015) en het Verbond van Verzekeraars (tot en met 2016) over levensverzekeringen.
Regeling: Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3
Beschrijving: Rechten op prestaties uit levensverzekering in verband met het overlijden van de belastingplichtige worden tot een bedrag van maximaal € 7.348 vrijgesteld van de rendementsgrondslag. De prestaties kunnen de vorm hebben van een kapitaalsuitkering of een uitkering in natura (het verzorgen van de uitvaart van de verzekeringnemer).
Doelstelling: Sociaal beleid (aangezien sprake is van financiering van een begrafenis of crematie) en doelmatigheid (het voorkomen van administratieve lasten voor polissen met een financieel beperkte omvang).
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatierapport Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkeringen bij overlijden in box 3, FIN, 2005. Kamerstukken II 2005-2006, 30 375, nr. 2, bijlage 11. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025
Doeltreffend- en doelmatigheid Geen uitspraken in evaluatie 2005, omdat «het sociale motief» niet kan worden gemeten.
Ramingsgrond: Gegevens van DNB over overlijdensverzekeringen t/m 2017.
Regeling: Vrijstelling groen beleggen box 3
Beschrijving: Op grond van deze regeling is € 60.429 aan groene beleggingen vrijgesteld van de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing. Beleggers met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling van € 120.858. Het bedrag van de vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd.
Doelstelling: Stimuleren van investeringen en beleggingen in groenprojecten.
Ministerie: IenW, artikel 21: Duurzaamheid.
Evaluatie: Evaluatie Regeling groenprojecten 2016, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: ja
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019.
Regeling: Heffingskorting groen beleggen box 3
Beschrijving: De heffingskorting voor groene beleggingen sluit aan op de vrijstelling in box 3 voor groene beleggingen. De korting bedraagt 0,7% van het bedrag dat is vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing.
Doelstelling: Stimuleren van investeringen en beleggingen in groenprojecten.
Ministerie: IenW, artikel 21: Duurzaamheid.
Evaluatie: Evaluatie Regeling groenprojecten 2016, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: ja
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019.
Regeling: Heffingsvrij vermogen box 3
Beschrijving: Een algemene vrijstelling in box 3 van € 50.000 per belastingplichtige. Bij een rendementsgrondslag groter dan het heffingsvrije vermogen, wordt het meerdere in de heffing betrokken. Het bedrag aan heffingsvrij vermogen wordt jaarlijks geïndexeerd en wordt in 2021 beleidsmatig verhoogd.
Doelstelling: Doelmatigheid (vermindering van aantal belastingplichtigen).
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De regeling loopt mee in de besluitvorming over box 3 en de lastenverdeling in den brede. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: MIMOSI.
Regeling: Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet
Beschrijving: De Natuurschoonwet 1928 voorziet in fiscale tegemoetkomingen in de schenk- en erfbelasting, overdrachtsbelasting, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en onroerendzaakbelasting aan eigenaren van onroerende zaken als deze eigenaren hun onroerend goed als landgoed in stand houden en daarmee het natuurschoon bevorderen. Er zijn extra faciliteiten indien het landgoed voor het publiek wordt opengesteld.
Doelstelling: Het natuurschoon en cultureel erfgoed behouden door landgoederen als geheel te bewaren en versnippering tegen te gaan. Stimuleren van particulier natuurbeheer en realisatie van nieuwe natuur en bos door particulieren op landbouwgrond. Openstelling van landgoederen voor het publiek.
Ministerie: LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928, Ecorys, 2014. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 90. De volgende evaluatie is beoogd in 2033. In 2023 wordt gekeken naar de gevolgen van de genomen maatregelen in 2021 middels quickscan en zullen onderliggende gegevens geactualiseerd worden. t
Doeltreffend: ja
Doelmatig: deels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Aantal gerangschikte landgoederen volgens RVO t/m 2021. Geen aangiftecijfers beschikbaar, dus het budgettaire belang wordt voor alle jaren geraamd aan de hand van inschattingen van de Belastingdienst.
Regeling: Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap box 3
Beschrijving: Voorwerpen van kunst en wetenschap vallen niet in de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing ook indien deze niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt. Voorwerpen van kunst en wetenschap die hoofdzakelijk ter belegging worden aangehouden, zijn uitgezonderd van de vrijstelling om een ongerechtvaardigde bevoordeling ten opzichte van andere beleggingen te voorkomen.
Doelstelling: Het particuliere kunstbezit en de kunstuitleen van particulieren aan musea in Nederland stimuleren.
Ministerie: OCW, artikel 14: Cultuur.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd, vanwege het beperkte budgettaire belang van de regeling.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3
Beschrijving: Deze regeling bewerkstelligt dat voor de forfaitaire rendementsheffing de volgende bezittingen van de grondslag worden uitgezonderd: bossen, bepaalde natuurterreinen en de volgens de Natuurschoonwet als zodanig aangewezen landgoederen. Gebouwde eigendommen vallen niet onder de vrijstelling.
Doelstelling: Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.
Ministerie: LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. Beleidsdoorlichting Natuur en biodiversiteit
2015-2019, SEO-rapport nr. 2021-54, juni 2021. Een volgende evaluatie zal worden gepland na 2025.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: deels
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: n.v.t.
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Regeling: Zelfstandigenaftrek
Beschrijving: De zelfstandigenaftrek is een aftrek in de IB van € 6.310 voor ondernemers die voldoen aan het urencriterium en die aan het begin van het kalenderjaar de pensioengerechtige leeftijd nog niet hebben bereikt. Na de pensioengerechtigde leeftijd wordt de zelfstandigenaftrek gehalveerd. Vanaf 2020 wordt de zelfstandigenaftrek stapsgewijs verlaagd, tot € 1.200 in 2030.
Doelstelling: Het stimuleren van ondernemerschap.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2023 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: geen uitspraak
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Extra zelfstandigenaftrek starters
Beschrijving: Startende ondernemers in de IB die in één of meer van de vijf voorgaande jaren geen ondernemer waren en bij wie in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, hebben recht op een extra zelfstandigenaftrek van € 2.123.
Doelstelling: Het stimuleren van ondernemerschap en het bevorderen van de bereidheid om startersrisico te lopen.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2023 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: geen uitspraak
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid
Beschrijving: De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid in de IB wordt geboden in de startfase van de onderneming ingeval niet aan het normale urencriterium van 1.225 uur wordt voldaan, maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur. De aftrekpost bedraagt € 12.000 voor het eerste jaar, € 8.000 voor het tweede jaar en € 4.000 voor het derde jaar. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst.
Doelstelling: Stimuleren van het starten van een onderneming vanuit een uitkering inzake arbeidsongeschiktheid.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei en SZW, artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2023 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: geen uitspraak
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Meewerkaftrek
Beschrijving: Indien de partner van een ondernemer in de IB meewerkt in diens onderneming zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen, heeft de ondernemer die voldoet aan het urencriterium recht op de meewerkaftrek. De aftrek is afhankelijk van het aantal door de partner gewerkte uren in de onderneming en bedraagt tussen de 1,25% van de winst (indien ten minste 525 uur wordt meegewerkt) en 4% van de winst (indien ten minste 1.750 uur wordt meegewerkt).
Doelstelling: Fiscaal faciliteren van arbeid in de onderneming van de partner zonder de verplichting tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2023 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: geen uitspraak
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Stakingsaftrek
Beschrijving: Bij de staking van een onderneming of een deel ervan is van de behaalde stakingswinst maximaal € 3.630 vrijgesteld van belastingheffing in de IB. Op de in een kalenderjaar berekende stakingsaftrek wordt de in het verleden genoten stakingsaftrek in mindering gebracht.
Doelstelling: De stakingsaftrek beoogt een verzachting van belastingheffing te geven over de stakingswinst. De stakingsaftrek is de voortzetting – zij het op een lager niveau – van de stakingsvrijstelling van de Wet IB 1964.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr. 30.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: deels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek speur- en ontwikkelingswerk
Beschrijving: Ondernemers in de IB die voldoen aan het urencriterium en in het kalenderjaar ten minste 500 uur hebben besteed aan werk dat bij een zogenoemde S&O-verklaring kwalificeert als speur- en ontwikkelingswerk, hebben recht op een aftrek van € 13.188. Voor starters wordt deze aftrek onder voorwaarden verhoogd met € 6.598.
Doelstelling: Bevorderen van technologische vernieuwingen.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358. De volgende evaluatie is beoogd in 2024
Doeltreffend: ja
Doelmatig: ja
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Willekeurige afschrijving starters
Beschrijving: Startende ondernemers in de IB kunnen op basis van deze regeling willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die zijn aangeschaft in een kalenderjaar waarover voor hen de extra zelfstandigenaftrek starters van toepassing was.
Doelstelling: Het stimuleren van ondernemerschap.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2023 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: geen uitspraak
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, de budgettaire kosten zijn gebaseerd op een veronderstelling van het aantal gebruikers en hun investeringen.
Regeling: Doorschuiving stakingswinst
Beschrijving: Op verzoek is onder voorwaarden doorschuiving van stakingswinst zonder inkomstenbelastingheffing mogelijk in het kader van overdracht van (een deel van) de onderneming. Hiervan is sprake in geval van overlijden, echtscheiding, overdracht van de onderneming aan alle medeondernemers die gedurende drie jaar een gezamenlijke onderneming drijven, of in geval van inbreng van de onderneming in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap. De belastingplichtige voor wiens rekening de onderneming zal worden voortgezet, is verplicht de oude boekwaarden van de overgedragen vermogensbestanddelen over te nemen.
Doelstelling: Ondersteunen van de continuïteit van de onderneming, in het kader van liquiditeitsproblemen die kunnen ontstaan als gevolg van de fiscale claim die rust op een bedrijfsoverdracht.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr. 30.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: kan niet kwantitatief worden getoetst
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Het gebruik beter registeren en in het in de aangiftes op te nemen
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.
Regeling: Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2
Beschrijving: Onder voorwaarden wordt (op verzoek) een overgang krachtens huwelijksvermogensrecht, erfrecht of schenking, van een aanmerkelijk belang niet als vervreemding aangemerkt. De verkrijgingprijs van de aandelen van de overdrager wordt dan doorgeschoven naar de overnemer.
Doelstelling: Het waarborgen van de continuïteit van de onderneming, doordat op het moment van overgang niet hoeft te worden afgerekend over het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de verkrijgingsprijs van de aandelen.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr. 30.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: kan niet kwantitatief worden getoetst
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Het gebruik beter registeren en in het in de aangiftes op te nemen
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.
Regeling: Mkb-winstvrijstelling
Beschrijving: De mkb-winstvrijstelling is een vrijstelling van een deel van de winst voor ondernemers in de IB. Sinds 2014 bedraagt de mkb-winstvrijstelling 14% van de winst nadat de winst is verminderd met de ondernemersaftrek.
Doelstelling: Stimuleren van ondernemerschap.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2023 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: geen uitspraak
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Terbeschikkingstellingsvrijstelling
Beschrijving: De terbeschikkingstellingsvrijstelling bedraagt 12% van het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit terbeschikkingstellingswerkzaamheden, te weten het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een verbonden onderneming, werkzaamheid of vennootschap.
Doelstelling: Het voorkomen van arbitrage tussen de verschillende boxen en een beter evenwicht in fiscale behandeling tussen enerzijds ondernemers en anderzijds houders van een aanmerkelijk belang.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: In 2023 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Laag vpb-tarief
Beschrijving: Voor het fiscale jaar 2022 geldt voor winsten tot € 395.000 een verlaagde vpb-tarief van 15%. Vanaf het fiscale jaar 2023 geldt een tarief van 19% voor winsten tot € 200.000.
Doelstelling: Lager belasten van bedrijven met lagere fiscale winsten
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie is gepland voor 2024.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2019. CPB raming (KMEV) basis voor ramingen.
Regeling: Innovatiebox
Beschrijving: Op verzoek en onder voorwaarden worden winsten uit zelf-ontwikkelde immateriële activa belast in de vennootschapsbelasting tegen een effectief tarief van 7%. Tot en met 2017 bedroeg het effectieve tarief 5%. Er kan gekozen worden voor toepassing van de forfaitaire regeling voor maximaal 3 jaar. Hierbij wordt van een belastingplichtige met een zelf-ontwikkeld immaterieel activum 25% van de winst aangemerkt als winsten uit immateriële activa met een maximum van € 25.000.
Doelstelling: Stimuleren, aantrekken en behouden van speur- en ontwikkelingswerk en bevorderen vestigingsklimaat.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie innovatiebox 2010 tot 2012, Dialogic, 2016. Kamerstukken II 2015-2016, 34 302, nr. 111. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: deels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2019.
Regeling: Liquidatie- en stakingsverliesregeling
Beschrijving: Onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling zijn winsten en verliezen die een belastingplichtige behaalt door middel van een deelneming vrijgesteld in de vennootschapsbelasting. De liquidatieverliesregeling vormt een uitzondering hierop op grond waarvan het verlies op een deelneming – onder voorwaarden – toch in aftrek kan worden gebracht als de deelneming wordt ontbonden.
Doelstelling: Het kunnen verrekenen van verliezen van deelnemingen en op deze wijze bevorderen vestigingsklimaat.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Voorlopig is geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: Cijfers belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2019
Regeling: Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
Beschrijving: De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek over een gedeelte van het investeringsvolume. De hoogte van de aftrek is afhankelijk van de hoogte van de investering. De aftrek bedraagt maximaal € 16.784.
Doelstelling: Bevorderen van investeringen van relatief geringe omvang, die in het algemeen gedaan zullen worden in het midden- en kleinbedrijf.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.
Doeltreffend: geen uitspraak
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Geraamde endogene groei vanaf 2020 is gelijk aan groei investeringen overige vaste activa volgens de CEP 2022 raming van het CPB.
Regeling: Energie-investeringsaftrek (EIA)
Beschrijving: De EIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst verleend voor door de Minister van EZK aangewezen investeringen in nieuwe energiebesparende bedrijfsmiddelen en maatregelen. De aftrek bedraagt vanaf 2021 45,5%. De EIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.
Doelstelling: Stimuleren van investeringen ten behoeve van een doelmatig energiegebruik.
Ministerie: EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.
Evaluatie: Beleidsevaluatie Energie-investeringsaftrek 2012-2017, CE Delft, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 34 785, nr. 91. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: deels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2021 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2022 en 2023 is budget.
Regeling: Milieu-investeringsaftrek (MIA)
Beschrijving: De MIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst voor milieu-investeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen. Er zijn drie verschillende categorieën op de Milieulijst, waarbij respectievelijk 36%, 27% en 13,5% aftrek wordt verleend. De MIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.
Doelstelling: Stimuleren van investeringen ter bescherming van het milieu.
Ministerie: IenW, artikel 21: Duurzaamheid.
Evaluatie: Beleidsevaluatie MIA\Vamil, CE Delft, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 34 785, nr. 89. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: ja
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2021 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2022 en 2023 is budget.
Regeling: VAMIL
Beschrijving: Op basis van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) mag willekeurig worden afgeschreven op door de Minister van IenW aangewezen milieu-investeringen (Milieulijst) tot 75% van de aanschaf- of voortbrengingskosten. Deze regeling in de IB en Vpb leidt voor de belastingplichtige tot een liquiditeits- en rentevoordeel. De VAMIL is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.
Doelstelling: Stimuleren van investeringen ter bescherming van het milieu.
Ministerie: IenW, artikel 21: Duurzaamheid.
Evaluatie: Beleidsevaluatie MIA\Vamil, CE Delft, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 34 785, nr. 89. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: ja
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2021 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2022 en 2023 is budget.
Regeling: Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart
Beschrijving: Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het algemeen systeem van winstbepaling in de IB en Vpb, de winst uit zeescheepvaart op basis van deze regeling forfaitair bepaald. Uitgangspunt hierbij vormt de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Als voor een schip voor de tonnageregeling wordt gekozen, geldt dit voor een periode van 10 jaar.
Doelstelling: Bevorderen en stimuleren van de zeescheepvaart in Nederland.
Ministerie: IenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 31 409, nr. 357.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: deels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: het gesprek aangaan met de sector, uitvoeringspraktijk en in internationaal verband, en het verbeteren van databeschikbaarheid
Beleidsuitwerking: gesprekken met de sector
Ramingsgrond: Raming zonder actuele gegevensbron; de raming is een conjunctuurvrije, gemiddelde schatting die gemaakt is ten behoeve van de laatste evaluatie.
Regeling: Willekeurige afschrijving zeeschepen
Beschrijving: Deze regeling in de IB en Vpb biedt de mogelijkheid om vervroegd af te schrijven op zeeschepen. De regeling kan uitsluitend worden toegepast indien niet wordt gekozen voor de forfaitaire winstbepaling en bedraagt per jaar maximaal 20% van de af te schrijven aanschaffings- en voortbrengingskosten.
Doelstelling: Het stimuleren van ondernemerschap.
Ministerie: IenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 31 409, nr. 357.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: deels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: het gesprek aangaan met de sector, uitvoeringspraktijk en in internationaal verband, en het verbeteren van databeschikbaarheid
Beleidsuitwerking: gesprekken met de sector
Ramingsgrond n.v.t.
Regeling: Landbouwvrijstelling in de winstsfeer
Beschrijving: Op grond van deze regeling worden voordelen uit een landbouwbedrijf die verband houden met de waardeverandering van de grond, niet tot de fiscale winst (IB en Vpb) gerekend. De regeling is niet van toepassing als de waardeverandering optreedt in het kader van de bedrijfsuitoefening. Een waardestijging van de grond die de gebruikelijke waarde binnen een landbouwbedrijf te boven gaat is belast.
Doelstelling: Instandhouding van de fiscale behandeling van grond ten behoeve van voordelen uit een landbouwbedrijf.
Ministerie: LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.
Evaluatie: IBO Agro-, visserij- en voedselketens, EZ, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr. 25. De volgende evaluatie is beoogd in 2023. De evaluatiescores komen deels uit de evaluatie van 2007.
Doeltreffend: Nee
Doelmatig: Nee
Horizonbepaling: Nee
Instrumentkeus: Nee
Aanbeveling: Verder onderzoeken gevolgen afschaffing voor de grondmarkt (met name met btrekking tot grond mobiliteit)
Beleidsuitwerking: Geen opvolging
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Bosbouwvrijstelling
Beschrijving: Deze regeling in de IB en Vpb houdt in dat voor- en nadelen uit bosbouwbedrijf niet tot de winst worden gerekend. Het staat de belastingplichtige vrij te opteren voor het buiten toepassing laten van de vrijstelling. Toepassing van de facultatieve regeling blijft, indien gebruik wordt gemaakt van de optie, gelden voor een periode van ten minste 10 jaar.
Doelstelling: Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.
Ministerie: LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. Beleidsdoorlichting Natuur en biodiversiteit
2015-2019, SEO-rapport nr. 2021-54, juni 2021. Een volgende evaluatie zal worden gepland na 2025.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: deels
Aanbeveling: verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Inkomensschattingen LEI.
Regeling: Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer
Beschrijving: Deze regeling in de IB en Vpb voorziet in een (gedeeltelijke) vrijstelling voor aangewezen subsidieregelingen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur (SVNL en SKNL).
Doelstelling: Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.
Ministerie: LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. Beleidsdoorlichting Natuur en biodiversiteit
2015-2019, SEO-rapport nr. 2021-54, juni 2021. Een volgende evaluatie zal worden gepland na 2025.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: deels
Aanbeveling: verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Subsidiebedragen provincies SVNL en SKNL tot en met 2021. Cijfer 2022 en 2023 is budget.
Regeling: OVB Vrijstelling cultuurgrond
Beschrijving: Vrijgesteld is de verkrijging van cultuurgrond – daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop – die ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. Voorwaarde is dat de exploitatie van de cultuurgrond voor een aaneensluitende periode van tien jaar wordt voortgezet.
Doelstelling: Versterken van de economische structuur van de land- en tuinbouwsector.
Ministerie: LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.
Evaluatie: IBO Agro-, visserij- en voedselketens, EZ, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr. 25. In 2021 vindt er een verkenning plaats, naar aanleiding hiervan wordt bepaald of verder onderzoek nodig is.
Doeltreffend- en doelmatigheid Volgens deskundigen bevordert de regeling de grondmobiliteit en de optimale allocatie van landbouwgrond
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2014.
Regeling: OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer
Beschrijving: Vrijgesteld van overdrachtsbelasting is de verkrijging door een familielid van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan (de continuering) van een onderneming. De regeling vindt slechts toepassing indien de overdragende ondernemer een ouder of grootouder betreft en de onderneming in haar geheel (al dan niet in fasen) wordt voortgezet door het verkrijgende familielid.
Doelstelling: Stimuleren van overdracht onderneming aan de volgende generatie.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: deels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2014.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit
Beschrijving: Voor een geërfde of geschonken onderneming geldt, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, een voorwaardelijke vrijstelling van erfbelasting respectievelijk schenkbelasting voor het ondernemingsvermogen. Indien de geërfde of geschonken onderneming voor een periode van 5 jaar wordt voortgezet, wordt de voorwaardelijke vrijstelling definitief. De vrijstelling bedraagt 100% van de going-concernwaarde van de onderneming tot een bedrag van € 1.119.845. Voor het meerdere geldt een vrijstelling van 83%.
Doelstelling: Voorkomen dat belastingheffing bij overdracht de continuïteit van bedrijven in gevaar brengt.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr. 30.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: nee
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: De vrijstelling waarde going concern laten vervallen en deze vervangen door een verruimde betalingsregeling.
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2019.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s
Beschrijving: ANBI’s zijn per 2006 geheel vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Voor sociaal belang behartigende instellingen (SBBI’s) is de vrijstelling ingegaan per 2010.
Doelstelling: Bevorderen van schenken en nalaten aan ANBI’s en SBBI’s.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie van de praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: nee
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Intensivering
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron. Laatste cijfers Belastingdienst uit 2005 toen het nog niet volledig was vrijgesteld. Trend is doorgetrokken.
Regeling: Giftenaftrek vennootschapsbelasting
Beschrijving: Giften aan onder andere ANBI's zijn aftrekbaar. De totale aftrek bedraagt ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s.
Doelstelling: Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: nee
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Intensivering
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2019.
Loonbelasting
Regeling: Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO
Beschrijving: De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) is van toepassing op werknemers die direct betrokken zijn bij speur- en ontwikkelingswerk. De afdrachtvermindering bedraagt 32% van het S&O-loon van die werknemers (40% voor starters). Voor zover het S&O-loon meer bedraagt dan € 350.000, bedraagt de vermindering 14% van het loon. De WBSO is een gebudgetteerde regeling. Eventuele overschrijdingen of onderuitputtingen van het budget uit t-1 worden ten laste/bate van het budget in t+1 gebracht. Vanaf 2016 is het budget van de RDA geïntegreerd in de WBSO.
Doelstelling: Bevordering van speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: ja
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst uit loonbelastingaangiften over gebruik WBSO t/m 2021. Cijfer 2022 en 2023 is budget.
Regeling: Verlaagd gebruikelijk loon dga's van startups
Beschrijving: Voor dga’s van startups gelden niet de normale regels voor de bepaling van het zogenoemde gebruikelijk loon. Zij mogen het gebruikelijk loon op het wettelijk minimumloon vaststellen.
Doelstelling: Het stimuleren van startups.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: De regeling heeft een horizonbepaling en loopt af op 1 januari 2023. De evaluatie van de regeling is in 2022 voltooid.
Doeltreffend: nee
Doelmatig: nee
Horizonbepaling: ja
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: Laten aflopen per 2023
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Raming gebaseerd op aantal bedrijven met S&O-startersverklaring op basis van raming RVO, en andere rekenveronderstellingen.
Regeling: Vrijstelling aandelenopties werknemers van startups
Beschrijving: Indien tussen de werknemer en de startup aandelenopties worden overeengekomen, zorgt de vrijstelling ervoor dat het genoten voordeel uit de vervreemding of uitoefening van deze aandelenopties slechts voor 75% als loon wordt belast, voor zover het genoten voordeel niet meer bedraagt dan € 50.000. Daarnaast dient de toekenning van het optierecht reeds twaalf maanden geleden te hebben plaatsgevonden en geldt de mogelijkheid tot toepassing van de vrijstelling voor de duur van vijf kalenderjaren na toekenning van het optierecht.
Doelstelling: Het stimuleren van het door werknemers investeren in de startup waar zij werkzaam zijn door middel van de aanvaarding van aandelenopties in plaats van regulier loon.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Op dit moment is geen evaluatie gepland vanwege de heroverweging van de regeling.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: 30%-regeling
Beschrijving: De werkgever mag aan ingekomen en uitgezonden werknemers onder voorwaarden een forfaitaire onbelaste vergoeding geven van maximaal 30% van het loon inclusief die vergoeding. Deze forfaitaire vergoeding komt in de plaats van de mogelijkheid om de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden. Naast deze forfaitaire vergoeding kan de werkgever aan deze werknemers ook de schoolgelden voor internationale scholen onbelast vergoeden of verstrekken. Vanaf 2019 is de maximale looptijd van de 30%-regeling ingekort tot vijf jaar. Voor werknemers die vóór 1 januari 2019 gebruik maakten van de 30%-regeling geldt overgangsrecht tot 1 januari 2021. In Belastingplan 2023 wordt voorgesteld om het loon waarover de 30%-regeling kan worden toegepast per 1 januari 2024 te maximeren op de WNT-norm. Voor werknemers die vóór 1 januari 2023 gebruik maakten van de 30%-regeling geldt overgangsrecht tot 1 januari 2026.
Doelstelling: De 30%-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen en uitgezonden werknemers. De regeling heeft als doel:
(a) het aantrekken van werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is;
(b) een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en competitief houden van het Nederlandse vestigingsklimaat; en
(c) verminderen van administratieve lasten voor werkgevers en werknemers.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie 30%-regeling, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 84. De volgende evaluatie is beoogd in 2025.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: ja
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2021. De opbrengst bij afschaffing van de regeling is lager dan het vermelde budgettair belang, aangezien zonder de regeling de werkelijke kosten belastingvrij vergoed kunnen worden.
Regeling: Afdrachtvermindering zeevaart
Beschrijving: Deze vermindering mag worden toegepast ter zake van het loon van zeevarenden die werken op een Nederlands schip. De vermindering bedraagt 40% van het loon voor zeevarenden die in Nederland of in een ander EU- of EER-land wonen. Voor overige zeevarenden die onderworpen zijn aan de loonbelasting of premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen is het percentage vastgesteld op 10%.
Doelstelling: Ondersteunen van de sector met de daaraan verbonden werkgelegenheid en het in stand houden van een vloot onder Nederlandse vlag.
Ministerie: IenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 31 409, nr. 357.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: deels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: het gesprek aangaan met de sector, uitvoeringspraktijk en in internationaal verband, en het verbeteren van databeschikbaarheid
Beleidsuitwerking: In gesprek gaan met sector
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte loonbelasting t/m 2020.
Regeling: Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband
Beschrijving: De werkgever mag onder voorwaarden maximaal een maandsalaris belastingvrij uitkeren na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en opnieuw na een diensttijd van ten minste 40 jaar.
Doelstelling: Sociaal beleid (uitkering bij jubilea buiten de heffing te laten).
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in 2025.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen en CBS-tabellen over banen, leeftijdsklassen en anciënniteit.
Regeling: Levensloopverlofkorting
Beschrijving: Om de aantrekkelijkheid van de levensloopregeling als alternatief voor het spaarloon te vergroten, werd aan werknemers per jaar waarin een voorziening in het kader van een levensloopregeling is opgebouwd een bij de opname van het tegoed te verzilveren tegemoetkoming toegekend in de vorm van een levensloopverlofkorting. De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft voor nieuwe gevallen. Voor deelnemers aan de levensloopregeling die op 31 december 2011 een aanspraak ingevolge levensloopregeling hebben opgebouwd waarvan de waarde in het economische verkeer minimaal € 3.000 bedroeg, geldt een overgangsregeling tot en met 31 december 2021. Onderdeel van deze overgangsregeling is dat sinds 1 januari 2012 bij inleg in de levensloopregeling geen levensloopverlofkorting meer wordt opgebouwd, maar dat de op 31 december 2011 opgebouwde rechten op de levensloopverlofkorting niet vervallen en nog steeds kunnen worden verzilverd bij de opname van het levenslooptegoed. Het bedrag van de levensloopverlofkorting wordt ook na 2011 nog steeds geïndexeerd en bedraagt in 2020 € 219 per jaar waarin vóór 1 januari 2012 een voorziening in het kader van een levensloopregeling is opgebouwd, verminderd met de reeds verzilverde bedragen.
Doelstelling: Respecteren bestaande rechten.
Ministerie: SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd, omdat de oorspronkelijke regeling is afgeschaft en er slechts sprake is van toepassing van overgangsrecht.
Doeltreffend- en doelmatigheid n.v.t.
Ramingsgrond: n.v.t.
Overdrachtsbelasting (OVB)
Regeling: OVB Vrijstelling stedelijke herstructurering
Beschrijving: De vrijstelling stedelijke herstructurering bestaat uit drie onderdelen, te weten:
(a) de vrijstelling die het mogelijk maakt voor wijkontwikkelingsmaatschappijen huizen te verkrijgen zonder overdrachtsbelasting;
(b) de vrijstelling die het voor woningcorporaties mogelijk maakt om ter financiering van stedelijke herstructurering huizen zonder overdrachtsbelasting over te dragen aan een landelijk werkende toegelaten instelling; en
(c) de vrijstelling die ertoe strekt de verkrijging van onroerende zaken van wijkontwikkelings-maatschappijen door de deelnemers in een dergelijke maatschappij in bepaalde situaties vrij te stellen van overdrachtsbelasting.
Doelstelling: Stimulering van stedelijke herstructurering.
Ministerie: BZK, artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie WOM-regeling, Companen, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 79. In 2022 vindt er een verkenning plaats, naar aanleiding hiervan wordt bepaald of verder onderzoek nodig is.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: OVB Vrijstelling inrichting landelijk gebied
Beschrijving: Vrijgesteld zijn verkrijgingen krachtens de Wet inrichting landelijk gebied. De vrijstelling bevordert de overdracht van de onroerende zaken via kavelruil en herverkaveling doordat de overdracht zonder overdrachtsbelasting kan plaatsvinden. Dit maakt het eenvoudiger om wegen, waterlopen en overige infrastructuur aan te leggen en gronden van eigenaren kunnen zo dichter bij elkaar worden gebracht.
Doelstelling: Structuurverbetering van het landelijk gebied.
Ministerie: LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. In 2022 vindt er een verkenning plaats, naar aanleiding hiervan wordt bepaald of verder onderzoek nodig is.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: deels
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden
Beschrijving: Vrijgesteld zijn verkrijgingen door het Bureau Beheer Landbouwgronden. Per 01-01-2019 is het Bureau Beheer Landbouwgronden gestopt met haar werkzaamheden.
Doelstelling: Structuurverbetering van het landelijk gebied.
Ministerie: LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. In 2025 zullen de OVB vrijstellingen worden geëvalueerd.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: deels
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: OVB Vrijstelling natuurgrond
Beschrijving: Vrijgesteld is de verkrijging van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop. De vrijstelling is beperkt tot grond. Voor zover er opstallen aanwezig zijn, is de vrijstelling niet van toepassing. Als voorwaarde voor de vrijstelling geldt dat tot minimaal tien jaar na de verkrijging de natuurgrond nog steeds behouden en ontwikkeld wordt.
Doelstelling: Bevorderen en behoud van natuurschoon in handen van private partijen.
Ministerie: LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. In 2025 zullen de OVB vrijstellingen worden geëvalueerd.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: deels
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: n.v.t.
Heffingskortingen
Regeling: Algemene heffingskorting
Beschrijving: De algemene heffingskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen. Iedereen heeft recht op de korting, maar de hoogte is inkomensafhankelijk. De korting bedraagt maximaal € 2.888. Vanaf een belastbaar inkomen van € 69.398 bedraagt de korting nul.
Doelstelling: Inkomensondersteuning.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: MIMOSI.
Regeling: Arbeidskorting
Beschrijving: De arbeidskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen voor werkenden. De hoogte van de korting hangt af van de hoogte van het arbeidsinkomen. De korting bedraagt maximaal € 4.260 en bedraagt nul vanaf een belastbaar inkomen van € 109.347.
Doelstelling: Stimuleren van arbeidsparticipatie en daarmee samenhangend, het verkleinen van de armoedeval.
Ministerie: SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: MIMOSI.
Regeling: Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Beschrijving: De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een heffingskorting voor ouders met een arbeidsinkomen boven een bepaalde drempel. Een ouder komt in aanmerking als deze een werkende alleenstaande is of de minstverdienende van twee werkende partners, en als deze in het belastingjaar ten minste zes maanden een kind dat aan het begin van het belastingjaar jonger dan 12 jaar oud was, op zijn woonadres heeft staan ingeschreven. De korting bedraagt maximaal € 2.534.
Doelstelling: Stimuleren van arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen.
Ministerie: SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: MIMOSI.
Regeling: Jonggehandicaptenkorting
Beschrijving: De jonggehandicaptenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die recht hebben op een uitkering volgens de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong-uitkering) of op ondersteuning bij het vinden van werk volgens de wet Wajong. De korting vervalt als de belastingplichtige ouderenkorting krijgt. De korting bedraagt € 771.
Doelstelling: Inkomensondersteuning jonggehandicapten.
Ministerie: SZW, artikel 4: Jonggehandicapten.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: MIMOSI/CBS gegevens statline
Regeling: Alleenstaande ouderenkorting
Beschrijving: De alleenstaande ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die een AOW-uitkering voor een alleenstaande ontvangen, of die een AOW-uitkering voor een alleenstaande zouden ontvangen als ze minimaal één jaar verzekerd zouden zijn geweest voor de AOW. De korting bedraagt € 449.
Doelstelling: Inkomensondersteuning alleenstaande ouderen.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: MIMOSI.
Regeling: Ouderenkorting
Beschrijving: De ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die op 31 december van het belastingjaar de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De korting bedraagt € 1.726 voor verzamelinkomens tot en met € 38.464 en wordt voor verzamelinkomens daarboven met 15% afgebouwd tot € 0.
Doelstelling: Inkomensondersteuning ouderen.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: MIMOSI.
Energiebelasting
Regeling: EB Verlaagd tarief glastuinbouw
Beschrijving: Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt in de eerste twee schijven een verlaagd tarief in de energiebelasting.
Doelstelling: Het voorkomen van een onbedoelde lastenverzwaring voor de relatief kleinschalige energie-intensieve glastuinbouwsector bij de invoering van de energiebelasting, zoals deze met de degressieve tariefstructuur werd bereikt voor de andere energie-intensieve sectoren.
Ministerie: LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: ja
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie, in samenhang met uitfaseren degressieve stelsel.
Beleidsuitwerking: Momenteel geen beleidsuitwerking
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2020.
Regeling: EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit
Beschrijving: Non-profitinstellingen en kerkgebouwen die ten dienste staan van de openbare eredienst of het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, hebben recht op teruggaaf van de helft van de betaalde energiebelasting.
Doelstelling: Bieden van compensatie aan de beheerders van dergelijke gebouwen, aangezien kerken e.d. weinig betaald personeel hebben en geen vennootschapsbelasting betalen waardoor enig voordeel in de vorm van een terugsluis deze doelgroep niet bereikt.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: redelijk
Doelmatig: ja
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie
Beleidsuitwerking: Momenteel geen beleidsuitwerking
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2020.
Regeling: EB Teruggaaf energie-intensieve industrie
Beschrijving: Teruggaaf van energiebelasting voor het elektriciteitsgebruik bij een verbruik van meer dan 10 miljoen kWh voor energie-intensieve bedrijven die deelnemen aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie.
Doelstelling: Primair maakt de regeling deel uit van de beleidsarme implementatie van de Richtlijn Energiebelastingen per 2004. Secundair wordt deelname aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie bevorderd.
Ministerie: EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: beperkt
Doelmatig: ja
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie
Beleidsuitwerking: Momenteel geen beleidsuitwerking
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2020.
Regeling: EB Salderingsregeling
Beschrijving: De salderingsregeling in de energiebelasting geldt voor kleinverbruikers die duurzame energie opwekken, bijvoorbeeld met zonnepanelen. Per kalenderjaar wordt de van het net afgenomen elektriciteit weggestreept tegen de teruggeleverde elektriciteit. Voor salderen is de bovengrens het eigen jaarlijkse verbruik. Voor de geproduceerde elektriciteit boven het eigen verbruik ontvangt de kleinverbruiker van zijn energieleverancier een terugleververgoeding.
Doelstelling: Stimuleren van energieopwekking middels zonnepanelen en het in overeenstemming brengen van de toepassing van energiebelasting met de praktijk van terugdraaimeters.
Ministerie: EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.
Evaluatie: De historische impact van salderen, PwC, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 239, nr. 251. Geen volgende evaluatie beoogd.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: nee
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: Momenteel geen beleidsuitwerking
Ramingsgrond: Raming op basis van cijfers PBL over elektriciteitsproductie uit zon-PV (KEV 2021).
Regeling: EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen
Beschrijving: Deze post omvat de vrijstelling voor verbruik van aardgas voor metallurgische en mineralogische procedés in de energiebelasting, de vrijstelling voor verbruik van elektriciteit voor metallurgische en elektrolytische processen en chemische reductie in de energiebelasting en de vrijstellingen voor duaal verbruik van elektriciteit
Doelstelling: Beschermen van internationale concurrentiepositie.
Ministerie: EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: waarschijnlijk
Doelmatig: beperkt
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling en zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie
Beleidsuitwerking: Momenteel geen beleidsuitwerking
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m 2020 op basis van cijfers CBS over energieverbruik. Raming 2021-2023 gebaseerd op cijfers uit KEV 2021.
Regeling: EB Belastingvermindering per aansluiting
Beschrijving: Per elektriciteitsaansluiting geldt een belastingvermindering. De vermindering geldt alleen voor onroerende zaken met een verblijfsfunctie (zoals een huis of kantoor).
Doelstelling: Ondersteunen van de basisbehoefte aan energie en ter compensatie van de invoering van het capaciteitstarief (een vast tarief voor transport van elektriciteit in plaats van een tarief per kWh).
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: redelijk
Doelmatig: beperkt
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2020.
Regeling: EB Stadsverwarmingsregeling
Beschrijving: De stadsverwarmingsregeling geldt voor installaties voor stadsverwarming die grotendeels gebruik maken van restwarmte. De stadsverwarmingsregeling regelt dat het degressieve tarief in de energiebelasting van toepassing is op het aardgas dat wordt gebruikt voor deze installaties voor stadsverwarming. Zonder de regeling zou dat aardgas worden belast tegen het (hogere) blokverwarmingstarief.
Doelstelling: Stimuleren van nuttige inzet restwarmte.
Ministerie: EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: ja
Doelmatig: grotendeels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Momenteel geen beleidsuitwerking
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: EB Verlaagd tarief openbare laadpalen
Beschrijving: Voor elektriciteit geleverd aan laadpalen met een zelfstandige aansluiting geldt over de eerste 10.000 kWh tijdelijk het lagere tarief van de tweede schijf in plaats van het hogere reguliere tarief van de eerste schijf. Verder geldt een nihiltarief voor de elektriciteit voor laadpalen met een zelfstandige aansluiting op het distributienet in de Wet opslag duurzame energie. De regeling zou oorspronkelijk vier jaar van toepassing zijn, van 2017 tot en met 2020, maar wordt verlengd tot en met 2022.
Doelstelling: De businesscase voor openbare laadpalen verbeteren.
Ministerie: EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd, vanwege beoogde afschaffing na 2022.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking
Beschrijving: Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.
Doelstelling: Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.
Ministerie: EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: neemt af
Doelmatig: grotendeels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie
Beleidsuitwerking: Momenteel geen beleidsuitwerking
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m 2020 op basis van cijfers CBS over energieverbruik.
Regeling: Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking
Beschrijving: Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.
Doelstelling: Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.
Ministerie: EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd
Doeltreffend- en doelmatigheid n.v.t.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m 2020 op basis van cijfers CBS over energieverbruik.
Regeling: Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik
Beschrijving: Voor kolen die duaal (als brandstof én voor een ander doel) worden gebruikt geldt een vrijstelling in de kolenbelasting.
Doelstelling: Beschermen van internationale concurrentiepositie.
Ministerie: EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd
Doeltreffend- en doelmatigheid n.v.t.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m 2020 op basis van cijfers CBS over energieverbruik.
Regeling: EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit
Beschrijving: De energiebelasting op elektriciteit kent een degressieve tariefstructuur met vier verbruiksschijven
Doelstelling: Het voorkomen van concurrentienadeel bij grootverbruikers in Nederland ten opzichte van grootverbruikers in het buitenland waar veelal vergelijkbare belastingverlagingen gelden.
Ministerie: EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.
Evaluatie: n.v.t.
Doeltreffend- en doelmatigheid n.v.t.
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: EB Degressieve tariefsstructuur gas
Beschrijving: De energiebelasting op gas kent een degressieve tariefstructuur met vier verbruiksschijven
Doelstelling: Het voorkomen van concurrentienadeel bij grootverbruikers in Nederland ten opzichte van grootverbruikers in het buitenland waar veelal vergelijkbare belastingverlagingen gelden.
Ministerie: EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.
Evaluatie: n.v.t.
Doeltreffend- en doelmatigheid n.v.t.
Ramingsgrond: n.v.t.
Omzetbelasting (btw)
Regeling: Verlaagd btw-tarief voedingsmiddelen en water
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde leveringen en diensten met betrekking tot water en de levering van voedingsmiddelen die voldoen aan de eisen van de Warenwetgeving, inclusief niet-alcolhoudende dranken, het verlaagde btw-tarief van 9%. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.
Doelstelling: Ondersteunen van de basisbehoefte aan voeding en water.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: In 2022/2023 wordt het verlaagde btw-tarief geëvalueerd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2021 voorlopig.
Regeling: Verlaagd btw-tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van geneesmiddelen die voldoen aan de definitie uit de Geneesmiddelenwet, voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen en voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen het lage btw-tarief van 9%. Ook geldt voor specifiek genoemde medische hulpmiddelen het lage btw-tarief van 9%. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.
Doelstelling: Ondersteunen van de basisbehoefte aan zorg.
Ministerie: VWS, Financieel Beeld Zorg.
Evaluatie: In 2022/2023 wordt het verlaagde btw-tarief geëvalueerd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2021 voorlopig.
Regeling: Verlaagd btw-tarief culturele goederen en diensten
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van specifieke culturele goederen of diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Het gaat bijvoorbeeld om de levering en verhuur van boeken, tijdschriften, week- en dagbladen en kunstvoorwerpen en toegangverlening tot musea, kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie, circussen, bioscopen, theaters, concerten, e.d. Vanaf 2020 vallen ook bepaalde digitale publicaties onder het verlaagde tarief.
Doelstelling: Bevorderen van cultuur, kennisvermeerdering, recreatie en sport c.q. ondersteuning van de desbetreffende sectoren.
Ministerie: OCW, artikel 14: Cultuur.
Evaluatie: Evaluatie van de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten, OCW, 2014. Kamerstukken I 2013-2014, 33 752 M. In 2022/2023 wordt het verlaagde btw-tarief geëvalueerd.
Doeltreffend: geen uitspraak
Doelmatig: geen uitspraak
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2021 voorlopig.
Regeling: Verlaagd btw-tarief arbeidsintensieve diensten
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde arbeidsintensieve diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Het gaat om de diensten van kappers, fietsenmakers, schoenmakers, kleermakers en schoonmakers van woningen. Het verlaagde btw-tarief geldt tevens voor het schilderen, stukadoren, isoleren en behangen van woningen ouder dan twee jaar.
Doelstelling: Bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren, aanpakken problemen op de woningmarkt en bestrijding van het zwarte circuit.
Ministerie: SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.
Evaluatie: Monitor effecten btw-verlaging arbeidsintensieve diensten, Research voor Beleid, 2002. Contra-expertise effecten btw-verlaging arbeidsintensieve diensten, CPB, 2003. Kamerstukken II 2002-2003, 28 600 IXB, nr. 24. In 2022/2023 wordt het verlaagde btw-tarief geëvalueerd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Aannemelijk dat de regeling een positief werkgelegenheidseffect heeft (volgens CPB).
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2021 voorlopig.
Regeling: Verlaagd btw-tarief overig
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde goederen en diensten het verlaagde btw-tarief van 9%.
Doelstelling: Diverse doelstellingen
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: In 2022/2023 wordt het verlaagde btw-tarief geëvalueerd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2021 voorlopig.
Regeling: Verlaagd btw-tarief Personenvervoer
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van diensten die betrekking hebben op vervoer van personen het verlaagde tarief van 9%Hieronder valt onder meer het openbaar vervoer en vervoer per taxi.
Doelstelling: Stimuleren en ondersteunen van het openbaar vervoer
Ministerie: I&W, Artikel 16: Openbaar vervoer en spoor
Evaluatie: In 2022/2023 wordt het verlaagde btw-tarief geëvalueerd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2021 voorlopig.
Regeling: Verlaagd btw-tarief Sierteelt
Beschrijving: In plaats van het normale btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van deze goederen het verlaagde tarief van 9%.
Doelstelling: Bloemen en planten betaalbaar te maken voor lage inkomensgroepen en om omzet en werkgelegenheid in de tuinbouw te stimuleren.
Ministerie: LNV, Artikel 21: Land- en tuinbouw
Evaluatie: Beleidsevaluatie btw-regeling sierteeltproducten, LEI, 2007. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 XIV, nr. 157. In 2022/2023 wordt het verlaagde btw-tarief geëvalueerd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Sierteelt heeft hoge prijselasticiteit, geen harde conclusies over effecten verlaagd tarief.
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2021 voorlopig.
Regeling: Verlaagd btw-tarief Logiesverstrekking
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van deze diensten het verlaagde tarief van 9%
Doelstelling: Stimuleren van (internationaal) toerisme c.q. ondersteunen van de desbetreffende sector
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid
Evaluatie: In 2022/2023 wordt het verlaagde btw-tarief geëvalueerd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2021 voorlopig.
Regeling: Btw Nultarief zonnepanelen
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor de levering en installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking op of in de onmiddelijke nabijheid van woningen het btw-nultarief.
Doelstelling: De vermindering van administratieve en uitvoeringslasting voor zonnepaneelhouders en de Belastingdienst
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen
Evaluatie: Een jaar na invoering wordt de maatregel geëvalueerd, met name gericht op de uitvoering
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over aantal aanmeldingen van zonnepaneelhouders
Regeling: Btw Kleineondernemersregeling
Beschrijving: Per 1 januari 2020 is de nieuwe KOR in werking getreden. Deze kent een facultatieve vrijstelling van omzetbelasting bij een omzet van maximaal € 20.000. De kleine ondernemers die hiervoor kiezen zijn ontheven van het doen van btw-aangifte en de daarbij horende administratieve verplichtingen.
Doelstelling: Stimuleren en ondersteunen van kleine ondernemers en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in 2026
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Cijfers btw-aangifte en aanvullende informatie van de Belastingdienst t/m 2020.
Regeling: Btw Nultarief internationaal personenvervoer
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor het vervoer van personen met schepen en luchtvaartuigen als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland ligt, het nultarief in de btw. Het nultarief geldt ook voor de diensten voor door de passagiers meegenomen bagage, personenauto's en motoren en bij bemiddeling bij de genoemde diensten.
Doelstelling: Nultarief uit praktische overwegingen, ter voorkoming van administratieve lasten. Het deel van internationale reizen dat over Nederlands grondgebied gaat is over het algemeen te verwaarlozen.
Ministerie: IenW, artikel 17: Luchtvaart en artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Evaluatie: Voorlopig is geen evaluatie beoogd, in het licht van de invoering van een nationale vliegbelasting en de internationale gesprekken over belastingen op luchtvaart.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Btw Vrijstelling sportclubs
Beschrijving: Vrijgesteld zijn de diensten van niet-winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen. Het gaat met name om contributie en lesgelden. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht. Per 2019 wordt de sportvrijstelling verruimd zodat deze ook van toepassing is op sportgerelateerde prestaties door niet-winstbeogende
sportorganisaties aan niet-leden, zoals het ter beschikking stellen van sportaccommodaties.
Doelstelling: Stimuleren c.q. ondersteunen van sportclubs en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: VWS, artikel 6: Sport en bewegen.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Btw Vrijstelling post
Beschrijving: Vrijgesteld zijn diensten met betrekking tot de levering van brieven tot een bepaald gewicht, bedoeld in artikel 16 van de Postwet 2009. De vrijstelling geldt alleen voor een verlener van de universele postdienst. Binnen de Europees Unie is een vrijstelling voor openbare postdiensten verplicht.
Doelstelling: Voorkomen van administratieve lasten.
Ministerie: EZK, artikel 1: Goed functionerende economie en markten.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Btw Vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke partijen, kerken
Beschrijving: Vrijgesteld zijn de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht.
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van hierboven bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Btw Vrijstelling fondswerving
Beschrijving: Deze regeling voorziet in een vrijstelling voor bijkomstige activiteiten van reeds vrijgestelde organisaties. Het gaat met name om activiteiten die zij ontplooien ter verwerving van de benodigde middelen voor hun vrijgestelde doelstelling. Om te waarborgen dat deze prestaties geen ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen veroorzaken, is de vrijstelling beperkt tot omzetgrenzen van € 68.067 per jaar voor leveringen en € 22.689 per jaar voor diensten (€ 50.000 voor sportorganisaties).
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Btw Vrijstellingen medische zorg
Beschrijving: Vrijgesteld van btw zijn medische handelingen die gericht zijn op de persoonlijke gezondheidskundige verzorging van de mens, alsmede voor de zorg verleend door instellingen waar men is opgenomen en de zorg op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet.
Doelstelling: Ondersteunen van de basisbehoefte aan medische zorg.
Ministerie: VWS, Financieel Beeld Zorg.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Btw Vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten
Beschrijving: Vrijgesteld van btw zijn diensten die naar hun aard diensten zijn door een journalist, schrijver of componist.
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: OCW, artikel 14: Cultuur.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2024.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Btw Vrijstelling lijkbezorging
Beschrijving: Leveringen door lijkbezorgers die in een rechtstreeks verband staan met de door hen verrichte kenmerkende en essentiële diensten zijn vrijgesteld van btw.
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in 2024.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Btw Vrijstellingen overig
Beschrijving: Deze categorie «overig» ziet onder andere op de btw-vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken, betalingsverkeer, handelingen inzake waardepapieren, beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen.
Doelstelling: Diversen, bijvoorbeeld om de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag te verhelpen of omdat het elders belast is.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in 2024.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: n.v.t.
Auto
Regeling: BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen
Beschrijving: Voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer zijn vrijgesteld van BPM. Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2025.
Doelstelling: Stimuleren van emissievrij rijden.
Ministerie: IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.
Evaluatie: Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.
Doeltreffend: In het verleden was het beleid vaak wel effectief maar niet doelmatig
Doelmatig: In evaluaties geen uitspraken hierover
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2021/22» van de Stichting BOVAG-RAI.
Regeling: MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen
Beschrijving: Voor alle voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer geldt in de MRB een nihiltarief. In 2025 geldt een kwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief.
Doelstelling: Stimuleren van emissievrij rijden.
Ministerie: IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.
Evaluatie: Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.
Doeltreffend: In het verleden was het beleid vaak wel effectief maar niet doelmatig
Doelmatig: In evaluaties geen uitspraken hierover
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2022. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's
Beschrijving: Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor nieuwe auto’s vanaf 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 22% van de catalogusprijs. Bij privégebruik van een nulemissieauto van de zaak geldt in 2017 en 2018 een korting van 18% op de bijtelling. Hierdoor komt de bijtelling voor nulemissieauto’s in feite uit op 4%. In 2019 is de korting van 18% gemaximeerd op € 9.000. Vanaf 2020 wordt het kortingspercentage en het maximum afgebouwd (resp. 14%, 10%, 6%, 6%, 6%, 5% en resp. € 6.300, € 4.000, € 2.100, € 1.800, € 1.800, € 1.500). Vanaf 2026 verdwijnt de korting op de bijtelling.
Doelstelling: Stimulering van emissievrij rijden.
Ministerie: IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.
Evaluatie: Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.
Doeltreffend: In het verleden was het beleid vaak wel effectief maar niet doelmatig
Doelmatig: In evaluaties geen uitspraken hierover
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2021/22» van de Stichting BOVAG-RAI.
Regeling: IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)
Beschrijving: Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor auto’s van voor 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 25% van de catalogusprijs. Bij auto’s met lagere CO2– uitstoot dan bepaalde grenzen kan in 2017 en latere jaren door overgangsrecht een korting op de bijtelling van toepassing zijn. 2026 verdwijnt de korting op de bijtelling.
Doelstelling: Bevorderen van het gebruik van milieuvriendelijke auto’s.
Ministerie: IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.
Evaluatie: Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.
Doeltreffend: In het verleden was het beleid vaak wel effectief maar niet doelmatig
Doelmatig: In evaluaties geen uitspraken hierover
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2021/22» van de Stichting BOVAG-RAI.
Regeling: BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer
Beschrijving: Teruggaaf van belasting wordt onder voorwaarden verleend voor personenauto’s die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer. De BPM-teruggaaf voor taxi's is afgeschaft vanaf 2020.
Doelstelling: Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en taxivervoer.
Ministerie: IenW, artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.
Evaluatie: Evaluatierapport Openbaar vervoer en taxivervoer in de MRB en BPM, IenM, 2006. Kamerstukken II 2005-2006, 30 300 IXB, nr. 32. Geëvalueerd als onderdeel van de Evaluatie bijzondere regelingen mrb en bpm. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Doeltreffend: Waarschijnlijk beperkt
Doelmatig: Kan niet vastgesteld worden doordat beleidsdoelen niet geoperationaliseerd zijn.
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2021.
Regeling: BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen
Beschrijving: In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.
Doelstelling: Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Het beperkte en ondergeschikte gebruik van de weg in de MRB, FIN, 2007. Kamerstukken II 2006-2007, 30 800 IXB, nr. 17. Geëvalueerd als onderdeel van de Evaluatie bijzondere regelingen mrb en bpm. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Doeltreffend: Beperkt
Doelmatig: Kan niet vastgesteld worden doordat beleidsdoelen niet geoperationaliseerd zijn.
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: Vervang de regelingen voor gebruikers die een publiek belang dienen door een verhoging van budgetten (of, waar nodig, een subsidieregeling) zodat hetzelfde doel wordt behaald terwijl de prikkel voor realisatie van mili-eudoelstellingen via de autobelastingen niet wordt verminderd.
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2021.
Regeling: BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers
Beschrijving: Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig (meer dan 10% van het totale gebruik van de bestelauto) in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een vrijstelling van BPM.
Doelstelling: Stimulering ondernemerschap.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Geëvalueerd als onderdeel van de Evaluatie bijzondere regelingen mrb en bpm. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Doeltreffend: Kan niet vastgesteld worden doordat beleidsdoelen niet geoperationaliseerd zijn. Zelfde doel kan behaald worden zonder negatieve neveneffecten voor het milieu.
Doelmatig: Kan niet vastgesteld worden doordat beleidsdoelen niet geoperationaliseerd zijn.
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: Vervang de regelingen die dienen ter stimulatie van ondernemerschap voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu.
Beleidsuitwerking: BPM vrijstelling wordt afgeschaft
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst voor de MRB over juni t/m 2022 en cijfers RDW voor de catalogusprijzen.
Regeling: MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers
Beschrijving: Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig (meer dan 10% van het totale gebruik van de bestelauto) in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een verlaagd tarief in de MRB. Dit tarief wordt van 2021 tot en met 2024 jaarlijks met gemiddeld € 24 verhoogd en in 2025 met gemiddeld € 24 verlaagd.
Doelstelling: Stimulering ondernemerschap.
Ministerie: EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Geëvalueerd als onderdeel van de Evaluatie bijzondere regelingen mrb en bpm. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Doeltreffend: Kan niet vastgesteld worden doordat beleidsdoelen niet geoperationaliseerd zijn. Hetzelfde doel is op andere manier te behalen zonder negatieve neveneffecten voor het milieu.
Doelmatig: Kan niet vastgesteld worden doordat beleidsdoelen niet geoperationaliseerd zijn.
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: Vervang de regelingen die dienen ter stimulatie van ondernemerschap voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu.
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2022. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten
Beschrijving: Een verlaagd MRB-tarief is van toepassing op een bestelauto die wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine van het voertuig en voor het gelijktijdig vervoeren van een niet-opvouwbare rolstoel van die persoon.
Doelstelling: Tegemoetkoming voor gehandicapten.
Ministerie: VWS, Financieel Beeld Zorg.
Evaluatie: Geëvalueerd als onderdeel van de Evaluatie bijzondere regelingen mrb en bpm. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Doeltreffend: Kan niet goed bepaalt worden.
Doelmatig: Kan niet vastgesteld worden doordat beleidsdoelen niet geoperationaliseerd zijn.
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2022. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar
Beschrijving: Motorrijtuigen van 40 jaar en ouder zijn vrijgesteld van MRB.
Doelstelling: Stimulering behoud van mobiel historisch erfgoed.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel, FIN, 2015. Kamerstukken II 2014-2015, 34 002, nr. 100. Geëvalueerd als onderdeel van de Evaluatie bijzondere regelingen mrb en bpm. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Doeltreffend: Kan niet goed bepaalt worden.
Doelmatig: Kan niet vastgesteld worden doordat beleidsdoelen niet geoperationaliseerd zijn.
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: Spits de regeling voor het behoud van mobiel erfgoed toe op specifieke modellen die tot mobiel erfgoed worden gerekend.
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2021. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988
Beschrijving: Voor personen- en bestelauto’s rijdend op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014 26 jaar of ouder zijn maar nog geen 40 jaar, geldt een kwarttarief met een maximum van € 129 onder de voorwaarde dat er in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt.
Doelstelling: Behouden van cultureel rijdend erfgoed in deze leeftijdsgroep waarmee niet dagelijks gebruik wordt gemaakt van de weg.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel, FIN, 2015. Kamerstukken II 2014-2015, 34 002, nr. 100. Geëvalueerd als onderdeel van de Evaluatie bijzondere regelingen mrb en bpm. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Doeltreffend: Doeltreffendheid kan verbeterd worden door controle met camerabeelden, maar dit leidt waarschijnlijk wel tot hogere uitvoeringskosten. De regeling kan vereenvoudigd worden door het bijzondere tarief te vervangen door een kwarttarief.
Doelmatig: Kan niet vastgesteld worden doordat beleidsdoelen niet geoperationaliseerd zijn.
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2021. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: MRB Kwarttarieven
Beschrijving: Voor kampeerauto’s, voertuigen voor particulier paardenvervoer, kermis- en circusvoertuigen, rijdende werktuigen en rijdende werkplaatsen geldt een kwarttarief in de MRB. Het overgrote deel hiervan betreft kampeerauto’s.
Doelstelling: Ontzien van voertuigen waarmee beperkt gebruik wordt gemaakt van de weg.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Het beperkte en ondergeschikte gebruik van de weg in de MRB, FIN, 2007. Kamerstukken II 2006-2007, 30 800 IXB, nr. 17. Geëvalueerd als onderdeel van de Evaluatie bijzondere regelingen mrb en bpm. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Doeltreffend: nee, doordat kampeerauto's naast het kwarttarief vaak ook een deel van het jaar geschorst worden.
Doelmatig: Kan niet vastgesteld worden doordat beleidsdoelen niet geoperationaliseerd zijn.
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: ja
Aanbeveling: Geef de MRB-regeling «kwarttarief kampeerauto’s» anders vorm.
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2022. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: MRB Halftarief plug-in hybride auto’s
Beschrijving: Voor auto’s met een CO2– uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer maar minder dan 50 gram per kilometer geldt een halftarief in de MRB. In 2025 wordt het tarief verhoogd naar een driekwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief.
Doelstelling: Stimuleren gebruik plug-in hybride auto.
Ministerie: IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.
Evaluatie: Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.
Doeltreffend: niet onderzocht
Doelmatig: niet onderzocht
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: nee
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2022. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Assurantiebelasting
Regeling: ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering
Beschrijving: De brede weersverzekering is een instrument voor agrariërs om weerrisico’s af te dekken. Deze verzekering is met ingang van 2020 vrijgesteld van assurantiebelasting.
Doelstelling: Met de introductie van de vrijstelling van assurantiebelasting wordt beoogd de deelname van agrariërs aan de brede weersverzekering te stimuleren.
Ministerie: LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in 2023, als onderdeel van de beleidsevaluatie Brede Weersverzekering.
Doeltreffend- en doelmatigheid Evaluatie afwachten
Ramingsgrond: Expertraming subsidiebenutting voor de premie brede weersverzekering. Informatie hieromtrent afkomstig van RVO.
Accijns
Regeling: Accijnzen Vrijstelling tabak, alcohol en motorbrandstof diplomatiek personeel en medewerkers internationale organisaties
Beschrijving: Diplomatiek en consulair personeel en medewerkers van internationale organisaties (IO’s) genieten in Nederland bepaalde fiscale privileges, waaronder, afhankelijk van de functie van de betreffende functionaris en onder toepassing van quota, vrijstellingen van accijns op tabak, alcohol en motorbrandstof. Waar bepaalde fiscale privileges verplicht door Nederland dienen te worden verleend, geldt dat niet voor deze specifieke vrijstellingen. Dit zijn zogenoemde courtoisieprivileges.
Doelstelling: Attractiviteit van Nederland als gastland voor diplomatieke missies en IO’s en hun personeel bevorderen.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De regeling is onderdeel van het privilegebeleid ten aanzien van diplomatiek personeel en medewerkers van IO’s in den brede en wordt niet afzonderlijk geëvalueerd. Wel wordt bezien of het gehele pakket aan privileges kan worden gemoderniseerd.
Doeltreffend- en doelmatigheid Niet onderzocht
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Accijns Vrijstelling communautaire wateren
Beschrijving: Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van Richtlijn 2003/96/EG moet voor leveringen van motorbrandstof aan de commerciële zeescheepvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Op grond van een internationaal verdrag, de Akte van Mannheim, moet vrijstelling van accijns ook worden verleend voor motorbrandstof voor de commerciële scheepvaart op de binnenwateren van de verdragslanden.
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor vaartuigen.
Ministerie: IenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Evaluatie: Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.
Doeltreffend- en doelmatigheid Regeling bestaat vooral vanwege Europese afspraken, geen milieudoel. Doelmatigheid onduidelijk.
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Accijns Vrijstelling luchtvaartuigen
Beschrijving: Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 2003/96/EG en internationale verdragen moet voor motorbrandstof voor de commerciële luchtvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Binnenlandse vluchten kunnen wel worden belast, hetgeen in Nederland in de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2012 ook gebeurde.
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor luchtvaartuigen.
Ministerie: IenW, artikel 17: Luchtvaart.
Evaluatie: Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.
Doeltreffend- en doelmatigheid Regeling bestaat vooral vanwege Europese afspraken.
Ramingsgrond: n.v.t.
Regeling: Accijnzen overige regelingen
Beschrijving: Overige regelingen die de accijns verminderen, zoals het verlaagd tarief voor kleine brouwerijen.
Doelstelling: Verschilt per regeling.
Ministerie: FIN, artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie teruggaafregeling LNG in de accijnzen, Ecorys, 2018. Kamerstukken II 2018-2019, 32 800, nr. 45. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege het beperkte budgettaire belang van de regeling.
Doeltreffend: deels
Doelmatig: deels
Horizonbepaling: nee
Instrumentkeus: deels
Aanbeveling: geen aanbevelingen
Beleidsuitwerking: Afschaffen
Ramingsgrond: n.v.t.
Afkortingen
ASB Assurantiebelasting
BPM Belasting van personenauto’s en motorrijwielen
BTW Belasting over de toegevoegde waarde
EB Energiebelasting
IB Inkomstenbelasting
LB Loonbelasting
MIMOSI Microsimulatiemodel van het Centraal Planbureau (CPB)
MRB Motorrijtuigenbelasting
OVB Overdrachtsbelasting
VPB Vennootschapsbelasting

11 Accres Gemeentefonds en Provinciefonds

Uitgangspunten en actualiteit

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van de belangrijkste inkomstenbronnen hiervan is de algemene uitkering uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds. De jaarlijkse toe- en afname van het Gemeentefonds en het Provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven wordt het accres genoemd.

Sinds 1994 werd dit accres voor de fondsen berekend via de normeringssystematiek met als principe ‘samen trap op, samen trap af’. Doel van de systematiek is dat budgettaire lusten of lasten op rijksniveau evenredig worden doorvertaald naar de ontwikkeling van het Gemeente- en Provinciefonds. Het betreft één integrale indexatie voor zowel loon-, prijs- als volumeontwikkelingen. Beleidsintensiveringen, ombuigingen, mee- en tegenvallers en nominale ontwikkelingen op de Rijksbegroting hebben via de normeringssystematiek direct invloed op de omvang van de fondsen (‘samen de trap op, samen de trap af’).

Zoals toegelicht in de Startnota 2022 is er in het Coalitieakkoord van het kabinet Rutte IV besloten tot twee belangrijke wijzigingen in de indexering van de algemene uitkering van de fondsen. Ten eerste is in het coalitieakkoord besloten dat de fondsen vanaf 2026 niet langer automatisch via de normeringssystematiek geïndexeerd worden. Daarmee vervalt de koppeling aan de rijksuitgaven. Het gereserveerde accres vanaf 2026 wordt wel bijgesteld als gevolg van de jaarlijkse loon- en prijsontwikkeling zoals deze door het CPB geraamd wordt. Ten tweede is er besloten dat tot 2025 het accres op basis van de bestaande normeringssystematiek berekend wordt. Nieuw zijn de uitzondering op de accresrelevante uitgaven (aru) voor een aantal investeringsfondsen.

In de Startnota heeft het kabinet aangegeven om nader te bezien of het wenselijk is om het accres stabieler te maken. Het kabinet heeft daarom het voorstel aan de VNG en het IPO gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022–2025 vast te zetten op de stand van de Voorjaarsnota 2022. De VNG heeft met dit voorstel ingestemd. Het IPO heeft laten weten niet met dit voorstel in te stemmen. Het volumedeel van het accres zal voor de periode 2022-2025 dan ook alleen voor de gemeenten worden vastgezet. Door het vastzetten van het volumedeel van het accres voor gemeenten zijn bij zowel het Rijk als de gemeenten veel minder budgettaire schommelingen dan voorheen. Dit betekent dat de accresstanden voor de jaren 2022 t/m 2025 voor gemeenten slechts nog zullen wijzigen als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen. Hiermee wordt een eerste belangrijke stap gezet richting een meer stabiele financiering voor gemeenten. Het biedt hen voor de komende jaren zekerheid over hun inkomsten en beschikbare vrije ruimte, ook wanneer de uitgaven van het Rijk achterblijven bij de ramingen. Dit is ook toegelicht in de contourennota financieringssystematiek medeoverheden van de minister van Binnenlandse Zaken.20 De ontwikkeling van beide fondsen wordt hieronder separaat toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de geraamde ontwikkelingen van het Btw-compensatiefonds (BCF).

Accres gemeentefonds

Zoals aangegeven heeft het kabinet ervoor gekozen om bij Startnota 2022 het accres vanaf 2026 vast te zetten op een plus van 1 miljard euro ten opzichte van de stand bij Miljoenennota 2022. Het accres is gesplitst in een volume- en een loon- en prijsdeel. Het volumedeel van het accres staat vast en het loon- en prijsdeel zal geactualiseerd worden op een vergelijkbare manier als bij de begrotingen van het Rijk gebruikelijk is. In juni is het Rijk met de VNG overeengekomen om ook het volumedeel van het accres tot en met 2025 vast te zetten op basis van de stand Voorjaarsnota 2022.

De onderstaande tabel toont het nog niet naar het Gemeentefonds overgehevelde accres voor de komende jaren. De standen tot en met 2025 volgen uit de met VNG overeengekomen splitsing op basis van de accresstanden bij de Voorjaarsnota en loon- en prijsontwikkeling uit de CEP-raming van het CPB. De standen voor 2026 en verder volgen uit een eerder gemaakte splitsing op basis van de Startnotastand van het accres en de MEV-cijfers van het CPB uit september 2021. Zie de bijlage 8 Normeringssystematiek van de Voorjaarsnota 2022 voor meer toelichting hierop.

Tranche 2023 1.221 1.221 1.221
Tranche 2024 1.135 1.135
Tranche 2025 920
Tranche 2026 1.464 1.464
Totaal volume-accres 1.221 2.356 3.277 1.464 1.464

De loon- en prijsontwikkeling in het accres wordt bijgesteld met een gecombineerde index op basis van de CPB-indices voor de loonvoet sector overheid, de prijsontwikkeling materiele overheidsconsumptie (IMOC) en de prijsontwikkeling bruto overheidsinvesteringen (IBOI). Hierbij wordt een verdeling van 60/20/20 tussen loon, consumptie en investeringen aangehouden. De individuele indexen worden in procenten met één cijfer achter de komma bijgehouden, de gecombineerde index wordt bijgehouden met twee cijfers achter de komma. De indices worden bijgesteld op basis van het CEP-raming van het CPB in het voorjaar en op basis van de MEV-raming in september. Voor jaren waarin er in de MEV-raming geen nieuwe cijfers beschikbaar zijn, zijn de indices uit het CEP aangehouden. De tranche van het lopend jaar wordt in het voorjaar vastgezet op basis van indices uit de CEP-raming.

De basis voor de grondslag waarover de indexatie berekend wordt is (1) het jaarlijks budget in het Gemeentefonds voor zover dit verantwoord wordt op het uitgavenplafond Rijksbegroting, exclusief middelen in het sociaal deelfonds en corona- en Oekraïne-noodmaatregelen, en (2) het nog niet in het Gemeentefonds verwerkte volume-accres. De onderstaande tabel toont de grondslagen en de procentuele jaarlijkse groei van de index.

Gemeentefondsuitgaven (voor zover onderdeel van de accresgrondslag) en volume-accres in prijspeil 2022 35.256 35.664 33.938 34.721 32.977 32.041
Begrotingsmoment van de grondslag FJR22 MN23 MN23 MN23 MN23 MN23
Loonvoet sector overheid (60%) 3,3% 4,2% 4,1% 3,9% 3,9%
Index prijs materiele overheidsconsumptie (IMOC, 20%) 5,9% 2,4% 2,4% 1,9% 1,9%
Index prijs overheidsinvesteringen (IBOI, 20%) 4,8% 1,9% 1,8% 1,9% 1,9%
Gecombineerde index 4,12% 3,38% 3,30% 3,10% 3,10%

Vanaf het jaar 2026 wordt de loon- en prijsontwikkeling in het accres bijgehouden zoals dit ook in de rijksbegroting gebruikelijk is. Dat wil zeggen dat het Gemeentefonds-budget uit de laatste Miljoenennota per jaar de grondslag is voor de loon- en prijsindexatie. Bijvoorbeeld: het accresrelevante gedeelte van het Gemeentefonds en het gereserveerd volume-accres is samen in 2026 32.977 miljoen. Dit is in prijspeil 2022. De gecombineerde loon- en prijsontwikkeling in 2023 wordt geraamd op 4,12%. Daarmee is het bedrag aan loon- en prijsindexatie voor tranche 2023 in het jaar 2026 32.977*4,12%=1.359 miljoen.

Bij het vastzetten van het accres voor de jaren 2022-2025 is besloten dat voor die jaren de grondslag voor de berekeningswijze van het loon- en prijs-accres zoveel mogelijk aansluit bij die van de bestaande normeringssystematiek. Hierbij wordt de meest actuele stand van de Gemeentefondsuitgaven en accres (excl. de hierboven genoemde uitzonderingen) gebruikt als basis voor de accrestranche van het jaar erop. Dit bedrag wordt vervolgens plat doorgetrokken tot 2025. Bijvoorbeeld: in 2022 waren de accresrelevante uitgaven in het Gemeentefonds 35.256 miljoen. De gecombineerde loon- en prijsontwikkeling voor 2023 wordt geraamd op 4,12%. Daarmee is het bedrag aan loon- en prijsindexatie voor tranche 2023 35.256*4,12%=1.453 miljoen. Dit bedrag wordt vervolgens plat doorgetrokken naar 2024 en 2025.

De onderstaande tabellen tonen de tranches van de loon en prijsontwikkeling op basis van de Miljoenennotastand van het Gemeentefonds en de loon - en prijsontwikkeling van de MEV-raming. Daaronder is de raming uit de Voorjaarsnota weergegeven en de mutaties als gevolg van de verschillen tussen de twee ramingen.

tranche 2023 1.453 1.453 1.453 1.359 1.320
tranche 2024 1.255 1.255 1.161 1.128
tranche 2025 1.209 1.171 1.138
tranche 2026 1.137 1.104
tranche 2027 1.139
Totaal LPO-accres 1.453 2.707 3.916 4827 5.829
tranche 2023 1.064 1.064 1.064 981 977
tranche 2024 1.165 1.165 1.083 1.079
tranche 2025 1.165 1.105 1.101
tranche 2026 1.075 1.071
tranche 2027 1.104
Totaal LPO-accres 1.064 2.228 3.393 4244 5.331
tranche 2023 389 389 389 378 343
tranche 2024 90 90 77 49
tranche 2025 45 66 38
tranche 2026 62 34
tranche 2027 34
Totale mutatie 389 479 523 583 498

Accres tot en met 2025 voor het Provinciefonds

Het kabinet heeft aan de VNG en het IPO het voorstel gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022-2025 vast te zetten. Dit met als doel het accres voor deze jaren stabieler te maken. De VNG heeft met dit voorstel ingestemd en het kabinet een aantal aandachtspunten meegegeven. Het IPO heeft laten weten niet met dit voorstel in te stemmen. Het accres voor het Provinciefonds is daarom op de reguliere wijze berekend.

In de onderstaande tabel wordt de berekening van het accres uitgesplitst en toegelicht. In 2022 neemt het accres af door lagere rijksuitgaven. In 2023 t/m 2025 neemt het accres toe door hogere rijksuitgaven. De daling van de rijksuitgaven in 2022 komt grotendeels door onderuitputting en uitgaven die naar latere jaren worden doorgeschoven. De stijging van de rijksuitgaven in latere jaren komt voornamelijk door hogere loon- en prijsontwikkeling en hogere uitgaven als gevolg van het koopkrachtpakket waar het kabinet toe besloten heeft.

Bij de bepaling van de omvang van accresrelevante uitgaven (aru) vormen de netto uitgaven van het Rijk onder het uitgavenplafond het startpunt. Netto wil zeggen dat de rijksuitgaven worden gesaldeerd met de niet-belastingontvangsten. Op de netto uitgaven onder het uitgavenplafond (A) worden correcties (B) doorgevoerd voor verschillende posten zoals het Gemeentefonds en Provinciefonds zelf. Het saldo (C) geeft de accresrelevante uitgaven (aru) en vormt de basis voor de accresberekening. Het accres (F) is vervolgens het product van de grondslag (E ) en de aru in procenten (D).

Uitgaven Rijksbegroting 173.585 172.647 166.352 170.057 181.078
Uitgaven Sociale zekerheid 97.065 86.614 99.950 105.078 111.875
Uitgaven Zorg 76.285 81.393 89.432 95.011 99.587
Uitgaven Investeringsplafond 0 13.844 22.028 29.720 31.544
A) Netto uitgaven onder uitgavenplafond 346.934 354.499 377.761 399.865 424.084
B) Correcties ‒ 79.637 ‒ 68.390 ‒ 65.865 ‒ 65.579 ‒ 69.141
w.v. Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-Compensatiefonds ‒ 37.034 ‒ 42.182 ‒ 44.540 ‒ 44.567 ‒ 46.912
w.v. overige Rijksbijdragen aan gemeenten en provincies ‒ 10.639 ‒ 10.257 ‒ 9.831 ‒ 11.520 ‒ 11.331
w.v. overboekingen met GF, PF en BCF 1.331 1.510 355 302 294
w.v. Niet-accresrelevante fondsen onder het plafond ‒ 453 ‒ 5.094 ‒ 8.035 ‒ 9.393
w.v. financieringsverschuivingen 667 ‒ 1.068 ‒ 800 ‒ 800 ‒ 799
w.v. correcties corona en Oekraine-noodmaatregelen op uitgavenplafond ‒ 29.821 ‒ 15.465 ‒ 5.440 ‒ 160 ‒ 67
w.v. correcties technische herschikking plafond ‒ 3.736
w.v. overige correcties ‒ 405 ‒ 475 ‒ 515 ‒ 799 ‒ 934
C) Accresrelevante uitgaven (aru) = A+B 267.296 286.108 311.896 334.286 354.943
D) Ontwikkeling aru (%) = (Ct - Ct-1)/Ct-1 7,04% 9,01% 7,18% 6,18%
Provinciefonds
E) Grondslag (t-1) 2.529 2.847 2.996 3.198
F) Accres (= E * D) 178 257 215 198
G) Accres cumulatief 178 435 650 847
tranche 2022 178 178 178 178
tranche 2023 257 257 257
tranche 2024 215 215
tranche 2025 198
Cumulatief accres vanaf 2022 178 435 650 847

Om de aru te berekenen wordt uitgegaan van de netto rijksuitgaven onder het uitgavenplafond inclusief drie typen standaardcorrecties en een bijzondere correctie voor corona-noodmaatregelen:

1. Rijksuitgaven aan gemeenten en provincies

Uitgaven onder het uitgavenplafond die het Rijk overmaakt naar gemeenten en provincies worden uit de aru gecorrigeerd. Deze overdrachten zijn immers bestemd voor de financiering van uitgaven door gemeenten en provincies zelf en maken derhalve geen onderdeel uit van de rijksuitgaven waarop de trap-op-trap-af van toepassing is. Het corrigeren van de overdrachten is ook nodig om een onbedoelde doorwerking van accres op accres in hetzelfde jaar te voorkomen. Rijksuitgaven die op deze wijze gecorrigeerd worden zijn onder andere de algemene, decentralisatie- en integratie-uitkeringen van het Gemeentefonds en Provinciefonds, de uitgaven van het Btw-compensatiefonds, de bijstand, de integratie-uitkering sociaal domein en de uitvoeringskosten klimaat voor gemeenten en provincies.

2. Niet-accresrelevante rijksuitgaven onder het plafond

In het coalitieakkoord van kabinet Rutte VI is gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor investeringspakketten (klimaat, ontsluiten nieuw­bouwwoningen en stikstof) specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor het Transitiefonds, het Klimaatfonds, het budget voor ontsluiting van nieuwe woningen in het Mobiliteitsfonds en het Nationaal Groeifonds uit te zonderen van de berekening van de accresrelevante rijksuitgaven.

3. Financieringsverschuivingen gedurende de kabinetsperiode

Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar zonder correctie wel effect zouden hebben op het accres. Dit zijn dus schuiven tussen accresrelevante uitgaven en niet-accresrelevante uitgaven. Bij een schuif is per saldo geen sprake van meer of minder uitgaven op rijksniveau, maar is alleen sprake van een andere financieringsbron. Denk bijvoorbeeld aan overhevelingen van departementale begrotingen naar het Gemeentefonds en Provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen de inkomsten- en de uitgavenkant.

4. Corona-noodmaatregelen en Oekraïne-noodmaatregelen

Gegeven de uitzonderlijke situatie als gevolg van zowel het coronavirus als de oorlog in Oekraïne heeft het kabinet besloten de uitgaven hiervoor buiten het reguliere uitgavenplafond te behandelen. Dit betekent dat de extra uitgaven niet ten koste gaan van andere uitgaven, maar dat ze zorgen voor een verslechtering van het EMU-saldo en een verhoging van de EMU-schuld. Om boekhoudkundige redenen wordt een aantal van deze uitgaven met plafondcorrecties onder het uitgavenplafond geboekt. Ook hiervoor geldt dat ze niet ten koste gaan van andere uitgaven. Omdat de reguliere systematiek niet geldt voor deze uitgaven leiden ze ook niet tot een effect op het accres.

5. Uitgavenmutaties in de WW als gevolg van conjunctuur

In de begrotingsregels van het kabinet is afgesproken dat het uitgavenplafond gecorrigeerd wordt voor mutaties in de WW-uitgaven als gevolg van de conjunctuur. Het Rijk hoeft zodoende mee- en tegenvallers in de WW-uitgaven als gevolg van conjunctuur niet op te vangen binnen het uitgavenplafond. Deze mutaties zijn om daarom ook niet accresrelevant.

6. Correcties op aru 2021 als gevolg van technische herschikkingen bij de start van Rutte IV

Bij de Startnota van kabinet Rutte IV zijn er een aantal technische herindelingen geweest binnen de begroting met een effect op de aru. De voornaamste zijn het buiten het plafond zetten van EU-invoerrechten en het onder het plafond plaatsen van de gasbaten. Omdat deze herschikkingen vanaf 2022 ingaan, zou er zonder correctie een onbedoelde trendbreuk in de definitie van de aru optreden tussen 2021 en 2022. Om dit te voorkomen wordt de aru 2021 gecorrigeerd voor deze herschikkingen.

Grondslag

De normeringsystematiek is van toepassing op alle middelen die worden verantwoord onder het Provinciefonds en vallen onder het uitgavenplafond Rijksbegroting exclusief corona- en Oekraïne-noodmaatregelen.

Voor de berekening van het accres in jaar t wordt de grondslag van het voorgaande jaar (t-1) genomen. Het accrespercentage in jaar t betreft immers ook de groei van de aru ten opzichte van het voorgaande jaar (t-1). Als de aru met x% stijgen in jaar t groeit het Provinciefonds via het accres in jaar t ook met x%. Hiermee wordt het principe van trap-op-trap-af gewaarborgd.

Dit heeft tot gevolg dat mutaties in de grondslag altijd met een jaar vertraging doorwerken in de normeringsystematiek. Via taakmutaties kunnen departementen geld toevoegen of onttrekken aan het Provinciefonds; dit werkt door als grondslagmutatie. Uitgangspunt is dat bij taakmutaties geen jaren zijn zonder indexatie van deze overgehevelde budgetten. Dat betekent dat bij overheveling van of naar het Provinciefonds het verantwoordelijke departement een reeks overhevelt met indexatie over het lopende jaar.

Accres 2026 en verder voor het Provinciefonds
Net als bij het Gemeentefonds heeft het kabinet ook voor het Provinciefonds ervoor gekozen om bij Startnota 2022 het accres vanaf 2026 vast te zetten en te splitsen in een volume- en een loon- en prijsdeel. Het volumedeel van het accres staat vast en het loon- en prijsdeel zal geactualiseerd worden op de manier die ook bij de begrotingen van het Rijk gebruikelijk is. Zie voor de toelichting op deze systematiek het kopje Accres Gemeentefonds hierboven.

Tranche 2026 123 123
Totaal volume-accres 123 123

De onderstaande tabellen tonen de tranches van de loon- en prijsontwikkeling in 2026 en 2027 op basis van de Miljoenennotastand van het Provinciefonds en de loon - en prijsontwikkeling van de MEV-raming. Daaronder is de raming uit de Voorjaarsnota weergegeven en de mutaties als gevolg van de verschillen tussen de twee ramingen.

Provinciefondsuitgaven (voor zover onderdeel van de accresgrondslag) en volume-accres in prijspeil 2022 2.765 2.654
Begrotingsmoment van de grondslag MN23 MN23
Loonvoet sector overheid (60%) 3,3% 4,2% 4,1% 3,9% 3,9%
Index prijs materiele overheidsconsumptie (IMOC, 20%) 5,9% 2,4% 2,4% 1,9% 1,9%
Index prijs overheidsinvesteringen (IBOI, 20%) 4,8% 1,9% 1,8% 1,9% 1,9%
Gecombineerde index 4,12% 3,38% 3,30% 3,10% 3,10%
tranche 2023 114 109
tranche 2024 97 93
tranche 2025 98 94
tranche 2026 95 91
tranche 2027 94
Totaal LPO-accres 405 483
tranche 2023 84 83
tranche 2024 93 92
tranche 2025 95 94
tranche 2026 93 91
tranche 2027 94
Totaal LPO-accres 365 455
tranche 2023 29 26
tranche 2024 4 1
tranche 2025 3 0
tranche 2026 3 ‒ 0
tranche 2027 ‒ 0
Totale mutatie 39 27

Doorwerking afspraken normeringssystematiek op plafond Btw-compensatiefonds

De bijdrage van het Rijk aan het Btw-compensatiefonds (hierna: BCF) is geplafonneerd. Het plafond van het BCF is sinds 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals die volgen uit de normeringssystematiek voor het Gemeentefonds en Provinciefonds.

Het plafond van het BCF wordt daarnaast aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met toevoegingen of onttrekkingen aan het BCF. Hierdoor hebben decentralisaties geen effect op de ruimte onder het plafond van het BCF.

Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeente- en het Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond komt het verschil ten gunste van het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds communicerende vaten.

Tot op heden wordt de toevoeging of uitname over het gemeente- en provinciefonds verdeeld conform de gerealiseerde aandelen van de gezamenlijke Gemeenten en Provincies in het BCF. Echter doordat de VNG heeft ingestemd met het voorstel van het kabinet om het volumedeel van het accres voor de periode 2022-2025 vast te zetten en het IPO niet, worden het Gemeente- en Provinciefonds per 2022 op verschillende wijze geïndexeerd. Het volume-accres 2022 ‒ 2025 voor het gemeentefonds is vastgesteld bij VJN 2022 en wordt alleen nog gewijzigd naar aanleiding van de LPO-ontwikkeling, terwijl het accres voor het provinciefonds meebeweegt met de Rijksuitgaven.

Door de verschillende wijze van indexering van het gemeente- en provinciefonds zal de indexering van het gemeentefonds-deel van het BCF-plafond verschillen van de indexering van het provinciefonds-deel van het BCF-plafond. Daarom wordt de onderverdeling van de ruimte onder het BCF-plafond nu vastgezet op deze stand Miljoenennota en wordt de afrekening van de ruimte onder het BCF-plafond voortaan apart verrekend met respectievelijk het Gemeente- en Provinciefonds. Daartoe zullen de taakmutaties vanuit het Rijk naar het Gemeente- en Provinciefonds apart worden bijgehouden.

BCF Plafond totaal 4.143.394 4.426.490 4.724.262 5.004.389 4.980.188 5.021.105
Plafond aandeel gemeenten VJN 22 3.670.161 3.902.467 4.166.032 4.412.377 4.272.928 4.406.713
Toevoeging Miljoenennota 23 (accres en taakmutaties) 6.938 23.766 24.570 25.381 125.555 38.294
Plafond aandeel gemeenten MN 23 3.677.099 3.926.233 4.190.602 4.437.758 4.398.483 4.445.007
Uitputting gemeenten 3.356.182 3.356.182 3.356.182 3.356.182 3.432.182 3.356.182
Ruimte onder plafond gemeenten 320.917 570.051 834.420 1.081.576 966.301 1.088.825
Plafond aandeel provincies VJN 22 471.775 500.827 531.241 562.321 553.763 571.093
Toevoeging Miljoenennota 23 (accres en taakmutaties) ‒ 5.480 ‒ 570 2.419 4.310 27.942 5.005
Plafond aandeel provincies MN 23 466.295 500.257 533.660 566.631 581.705 576.098
Uitputting provincies 404.656 404.656 404.656 404.656 424.656 404.656
Ruimte onder plafond provincies 61.639 95.601 129.004 161.975 157.049 171.442

12 Overzicht risicoregelingen van het Rijk

In tabellen 12.1 t/m 12.5 wordt een totaaloverzicht gegeven van de verschillende soorten risicoregelingen van het Rijk. Voor details over onderstaande garantieregelingen, achterborgstellingen en leningen wordt verwezen naar de begrotingen van de betreffende vakdepartementen.

Garanties

Een garantie is een voorwaardelijke, financiële verplichting van het Rijk aan een derde partij buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

De tabellen 12.1 en 12.2 bevatten alle garantieregelingen van het Rijk aan partijen buiten het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico, een risicoplafond en mutaties kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de post «Overig». Het overzicht bevat alle garanties met de stand van het uitstaand risico in 2021, 2022 en 2023. Ontwikkelingen vanaf 1 september zijn niet in het overzicht opgenomen. Deze worden meegenomen in het overzicht van risicoregelingen bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2022.

In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting (b), het begrotingsartikel (a) en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat onder het kopje «uitstaande garanties» het bedrag dat daadwerkelijk als voorwaardelijke verplichting is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd. Onder de uitstaande garanties vallen ook garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2022 en 2023 worden er garanties verleend, maar komen er ook garanties te vervallen. Dit is terug te lezen in de kolommen «te verlenen garanties» en «te vervallen garanties».

Een garantieregeling van het Rijk kent (in principe) altijd een maximum, het zogenaamde garantieplafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 12.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij internationale organisaties is ervoor gekozen om het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij de Europese garanties (EFSF, EFSM en ESM) en de garanties aan grote internationale financiële instellingen (IMF en Wereldbank). Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond gelijkgesteld aan de uitstaande garanties. Na een afname in 2021 is in 2022 en 2023 het uitstaand risico van de reguliere garanties weer opgelopen met name als gevolg van nieuwe internationale risicoregeling (IMF) en verhoging van reeds bestaande Europese garantieregelingen (ESM).

Om de risico’s voor de overheidsfinanciën te beheersen, en een goede afweging tussen verschillende beleidsinstrumenten te bevorderen, hanteert het kabinet een ‘nee-tenzij’-beleid ten aanzien van risicoregelingen. Dit beleid is vastgelegd in de begrotingsregels21 en houdt in dat het kabinet terughoudend is met het aangaan van nieuwe en verruimingen van bestaande regelingen. Soms kan het verstandig zijn om nieuwe risico’s aan te gaan – bijvoorbeeld tijdens de coronacrisis - maar hier is een goede onderbouwing voor noodzakelijk. Deze controle aan de poort heeft concreet vorm gekregen in het Toetsingskader Risicoregelingen22, dat eveneens is vastgelegd in de begrotingsregels. Dit toetsingskader zorgt ervoor dat we ook in onzekere tijden een degelijke afweging blijven maken. Bij consequente toepassing in de toekomst zullen de risico’s na een crisis naar verwachting weer afnemen.

Naast de reguliere garanties (tabel 12.1) heeft het kabinet besloten om een aantal tijdelijke garanties te verlenen ter bestrijding van de coronacrisis. Het uitstaand risico van deze risicoregelingen worden getoond in tabel 12.2. De coronagerelateerde garantieregelingen verschillen van de reguliere garantieregelingen wat betreft de financiering en de dekking. Waar uitgaven en ontvangen van reguliere garantieregelingen op een departementale begroting plaatsvinden, geldt voor coronagerelateerde garantieregelingen dat eventuele schades worden gefinancierd vanuit de staatsschuld. Indien er een premie wordt gevraagd vloeit deze ook in de staatsschuld. Met name als gevolg van het aflopen van de herverzekering leverancieringskredieten, was het totale uitstaand risico in 2021 gedaald met circa 12 miljard euro naar 38,1 miljard euro. In 2022 en en 2023 stijgen de coronagerelateerde garanties echter weer. Deze stijging is te wijten aan de hogere uitstaande Europese garanties als gevolg van gewijzigde renteaannames. Het totaal aan coronagerelateerde garanties bedraagt in 2023 naar verwachting 43,7 miljard euro, waarvan 39,8 miljard euro bestaat uit de internationale garanties SURE en NGEU. Uit tabel 12.2 blijkt dat het totaalbedrag aan uitstaande garanties van het Rijk in 2022 naar verwachting 218,2 miljard euro is ten opzichte van 211,7 miljard euro in 2021.

2021 2022 2022 2022 2022 2023 2023 2023 2023
V 3 Raad van Europa 176,7 176,7 176,7 176,7
VIII 7 Bouwleningen academische ziekenhuizen 125,8 125,8 125,8 176,6
VIII 14 Achterborgovereenkomst NRF 379,9 33,5 36,7 376,7 376,7 380,0
VIII 14 Indemniteitsregeling 246,3 232,6 323,1 155,8 155,8 300,0
IXB 2 Single Resolution Fund 4.163,5 4.163,5 4.163,5 4.163,5
IXB 2 WAKO (kernongevallen) 9.768,9 568,9 9.200,0 9.200,0 9.200,0
IXB 3 Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) 5.507,0 5.507,0 5.507,0 5.507,0
IXB 3 Garantie drijvende LNG-terminal Gasunie 200,0 200,0 200,0 200,0
IXB 4 Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) 728,4 2,2 726,2 726,2 726,2
IXB 4 DNB - deelneming in kapitaal IMF 30.459,2 614,6 31.073,8 1.187,1 32.260,8 32.260,8
IXB 4 European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) 589,1 589,1 589,1 589,1
IXB 4 European Financial Stabilisation Mechnism (EFSM) 2.767,4 67,5 2.699,9 2.699,9 2.699,9
IXB 4 European Financial Stability Facility (EFSF) 34.154,2 34.154,2 34.154,2 34.154,2
IXB 4 European Investment Bank (EIB) 11.796,0 11.796,0 11.796,0 11.796,0
IXB 4 European Stability Mechanism (ESM) 35.363,7 24,7 35.338,9 1.364,0 36.702,9 36.702,9
IXB 4 Kredieten EU-betalingsbalanssteun 3.776,0 3.776,0 3.776,0 3.776,0
IXB 4 Wereldbank 5.038,8 100,0 15,4 5.123,4 5.123,4 5.123,4
IXB 5 Exportkredietverzekering 21.854,4 10.000,0 10.000,0 21.854,4 10.000,0 10.000,0 10.000,0 21.854,4 10.000,0
XIII 2 Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) 1.594,3 715,0 425,0 1.884,3 715,0 665,0 425,0 2.124,3 665,0
XIII 2 Borgstelling MKB Kredieten Groen (BMKB-G) 50,0 50,0 50,0 100,0 150,0 100,0
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) 337,8 400,0 60,0 677,8 400,0 400,0 21,5 1.056,3 400,0
XIII 2 Microkredieten 130,0 130,0 130,0 130,0
XIII 2 MKB-financiering 228,2 3,2 225,0 225,0 268,2
XIV 21 Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie) 318,2 28,0 32,0 314,2 78,2 28,0 32,0 310,2 78,2
XVI 2&3 Instellingen voor de gezondheidszorg 165,5 29,0 136,5 23,5 113,0 136,5
XIV 22 Garantie voor natuurgebieden en landschappen 284,9 20,1 264,8 19,8 245,0 264,8
XVII 1 Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF) 142,9 50,0 192,9 50,0 242,9 675,0
XVII 1 Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) 15,9 24,0 39,9 24,0 63,9 140,0
XVII 5 Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken 3.074,3 10,5 3.063,8 10,1 3.053,7 3.074,3
Overig 366,7 77,7 23,6 420,8 139,9 69,7 28,2 462,4 139,9 338,8
Subtotaal reguliere garanties 173.554,2 12.525,4 11.642,0 174.437,6 11.383,1 13.887,8 10.560,0 177.765,3 11.383,1 152.960,1
IXB 3 Garantie KLM 2.160,0 600,0 1.560,0 1.560,0 1.560,0
IXB 4 EIB - pan Europees Garantiefonds 1.301,3 1.301,3 1.301,3 1.301,3
IXB 4 Next Generation EU (NGEU) 27.655,2 5.934,4 33.589,5 33.589,5 33.589,5
IXB 4 Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE) 6.133,7 112,9 6.246,6 6.246,6 6.246,6
IXB 5 Herverzekering leverancierskredieten
XIII 2 Borgstelling MKB Kredieten Corona (BMKB-C) 322,5 100,0 222,5 100,0 122,5 735,0
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C) 392,9 300,0 177,0 515,9 100,0 415,9 2.100,0
XIII 2 Groeifaciliteit 72,4 85,0 3,0 154,4 85,0 85,0 8,0 231,4 85,0
XIII 2 Klein Krediet Corona 55,8 100,0 13,0 142,8 15,0 127,8 250,0
XIV 21 Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)* 46,5 6,0 17,0 35,5 23,0 12,5 180,0
XVI 1 Garantie analysecapaciteit 6,3 182,0 188,3
XVI 1 Garantie Bestuurlijke aansprakelijkheid Stichting Open Nederland 2,5 2,5 2,5 2,5
Subtotaal coronagerelateerde garanties 38.149,0 6.720,3 1.098,3 43.771,0 85,0 85,0 246,0 43.610,0 85,0 45.964,9
subtotaal reguliere garanties 173.554,2 12.525,4 11.642,0 174.437,6 11.383,1 13.887,8 10.560,0 177.765,3 11.383,1 152.960,1
Totaal 211.703,2 19.245,7 12.740,3 218.208,6 11.468,1 13.972,8 10.806,0 221.375,3 11.468,1 198.925,0

Tabel 12.3 bevat de uitgaven en ontvangsten behorende bij de door het Rijk verstrekte garanties in 2022 en 2023. Alleen garanties waarop daadwerkelijk uitgaven en ontvangsten zijn gedaan worden weergegeven in de tabel. De getoonde uitgaven betreffen hoofdzakelijk schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies en provisies als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Coronagerelateerde garanties
IXB 4 EIB - pan Europees Garantiefonds 96.352 0 75.145 0
IXB 5 Herverzekering leverancierskredieten 20.000 20.000 0 0
IXB 3 Garantie KLM 0 23.217 0 17.350
IXB 3 Garantie Gasunie 0 1.020 0 4.000
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C) 50.000 0 50.000 0
XIII 2 Groeifaciliteit 8.172 8.000 8.222 8.000
XIII 2 Klein Krediet Corona 0 5.000 0 0
XIV 21 Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)* 1.000 60 1.000 0
Subtotaal coronagerelateerde garanties 175.524 57.297 134.367 29.350
Reguliere garanties
VI 33 Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS 1.800 0 1.800 0
IXB 1 Garantie procesrisico's 171 0 171 0
IXB 2 Terrorismeschades (NHT) 0 625 0 625
IXB 2 WAKO (kernongevallen) 0 612 0 612
IXB 5 Exportkredietverzekering 112.000 85.359 87.000 85.150
XIII 2 Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) 36.674 30.500 40.328 28.000
XIII 2 Borgstelling MKB-kredieten Groen (BMKB-Groen) 950 2.500 1.900 5.000
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering 11.745 13.000 11.745 13.000
XIII 4 Aardwarmte 0 557 0 0
XIV 21 Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie) 2.000 1.200 2.000 1.200
XIV 21 Borgstelling MKB-landbouwkredieten, onderdeel Werkkapitaal Omschak.Duurz.(BL-O) 0 20 0 20
XIV 21 Vermogens Versterkend Krediet (BL-VVK) 0 70 0 0
XVII 1 Garantie DGGF 5.000 3.000 5.000 3.000
XVII 1 Garantie DRIVE 0 0 0 0
XVII 1 Garantie DTIF 7.000 1.000 7.000 1.000
XVII 1 Garantie FOM 0 300 0 100
XVII 5 Garanties IS-NIO 0 1.117 0 1.612
Subtotaal reguliere garanties 177.340 139.860 156.944 139.319
Totaal 352.864 197.157 291.311 168.669

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon in de vorm van een stichting. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen daarom niet als verplichting opgenomen. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 12.4.

Het risico uit de achterborgstellingen (in tabel 12.4) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (in tabellen 12.1 en 12.2), aangezien het risico over meerdere partijen wordt gespreid. Per achterborgstelling zijn er verschillende mogelijkheden om eventuele schade te dekken. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties ter hoogte van 2,59 miljard euro. Op het gecommitteerd obligo doet WSW alleen een beroep wanneer dat noodzakelijk is om middelen in liquide vorm beschikbaar te hebben voortvloeiend uit het risicovermogen in relatie tot geborgde verplichtingen. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties en deze middelen lopen via een risicovoorziening op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het fondsvermogen WSW, obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog niet eerder aangesproken.

De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal van de stichting aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op het Rijk. Bij het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.

Daarnaast worden bij twee achterborgstellingen de risico’s gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het WEW voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door het Rijk. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door het Rijk gedekt. Bij het WSW wordt de gehele positie gelijkelijk met gemeenten gedeeld.

Realisatie 2021 Raming 2022 Raming 2023
Totaal Achterborgstellingen 285.542 290.948 300.511
Stichting Waarborgfonds Zorg 6.193 6.147 5.940
Waarborgfonds Sociale Woningbouw 83.021 88.365 95.945
Waarborgfonds Eigen Woningen 196.328 196.436 198.626
Bufferkapitaal
Stichting Waarborgfonds Zorg 304,0 308,5 312,5
Waarborgfonds Sociale Woningbouw 532 541 576
Waarborgfonds Eigen Woningen 1.608 1.635 1.674
Obligo
Stichting Waarborgfonds Zorg 186,9 184,0 177,8
Waarborgfonds Sociale Woningbouw 2.233 2.592 2.814

Leningen

We spreken van een lening als het Rijk middelen verstrekt aan een derde buiten het Rijk met een afgesproken aflossingsschema en rente. Is aan een van beide voorwaarden niet voldaan, dan is sprake van een uitgave. Ook leningen vormen een risico voor het begrotingssaldo, namelijk als de ontvanger van die lening niet in staat blijkt de lening (in zijn geheel) af te lossen of de rentevergoeding te betalen. In dat geval derft het Rijk inkomsten (niet-belastingontvangsten die geraamd zijn). Die derving belast het uitgavenplafond. Bij leningen die zijn afgegeven in andere valuta is er ook een wisselkoersrisico voor het Rijk

Tijdens de coronacrisis zijn er diverse leningen afgegeven door het Rijk. Deze leningen kennen een beperkte looptijd en vaak is er geen risicovoorziening vormgegeven. Een overzicht van de uitstaande leningen van het Rijk wordt gepresenteerd in tabel 12.5. Het uitstaande risico gestegen met circa 360 miljoen euro. Deze stijging betreft met name de uitbreiding van de liquiditeitssteun aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Coronagerelateerde leningen
IV Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (1e tranche) 173.630 2022
IV Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (2e tranche) 183.203 2022
IV Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (3e tranche) 264.223 2022
IV Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (4e tranche) 36.885 2022
IV Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (5e tranche) 131.122 2022
IV Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (6e tranche) 188.668 2022
IV Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (7e tranche) 48.288 2022
IV Liquiditeitssteun loonsubsidie Sint Maarten 2020 10.000 2022
XIII Corona overbruggingslening (COL-faciliteit) voor start-ups en scale-ups 258.841 2026
XIII Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden 187.000 2028
IXB Steun KLM 277.083 2025
XII Hypothecaire Lening WinAir 3.700 2023
Subtotaal coronagerelateerde leningen 1.762.643
Reguliere leningen
XIII Steun aan IHC (voorheen Royal IHC) 5.121 2050
Subtotaal reguliere leningen 5.121
Totaal 1.767.764

13 Coalitieakkoordmiddelen op de aanvullende post

Tabel 13.1 in deze bijlage toont alle budgettaire mutaties die hebben plaatsgevonden op coalitieakkoordmiddelen op de Aanvullende Post sinds de Voorjaarsnota. Dit betreffen hoofdzakelijk overboekingen van middelen vanaf de Aanvullende Post naar de departementale begrotingen en kasschuiven tussen verschillende jaren. Een 0 op maatregelniveau betekent dat de mutatie kleiner is dan 0,5 miljoen euro.

Totaal opgevraagd 4.543 13.942 15.093 18.223 15.039 14.055
Opgevraagd bij Voorjaarsnota 4.125 9.633 10.266 10.401 7.944 7.391
Opgevraagd bij Miljoenennota 418 4.276 4.794 7.789 7.062 6.631
Sociale Zekerheid 0 372 404 1.834 2.112 2.195
Kinderopvang werkenden (95%) 124 1.559 1.874 2.082 15
Kinderopvang werkenden (uitvoeringskosten) 10 15
Envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden 237 155 150 113 113 15
Leven lang leren 125 125 125 125 15
Zorg 68 429 756 755 545 206
Standaardisatie gegevensuitwisseling 41 1 1 0 16
Volksziekten 90 88 86 16
Sportstimulering 25 25 25 25 25 16
Scheiden wonen en zorg 160 160 160 160 160 16 en 41
Valpreventie bij 65-plussers (Wmo) 55 55 55 56 58 16
Valpreventie bij 65-plussers (Zvw)) 56 60 60 62 63 16 en 41
Preventieakkoord 6 68 62 61 16
Een tegen eenzaamheid 13 11 16
Envelop pandemische paraatheid 9 95 90 55 23 15 16
Integraal Zorgakkoord 52 23 25 25 16
Juiste zorg op de juiste plek 54 41
Meer tijd voor huisartsen 4 8 12 12 12 16 en 41
Passende zorg als norm in Zvw 1 18 13 13 13 6 16
Versterking organisatiegraad basiszorg 22 42 42 43 16
Envelop pandemische paraatheid (kasschuif) ‒ 22 19 3 nvt
Integraal Zorgakkoord (kasschuif) ‒ 176 59 59 59 nvt
Juiste zorg op de juiste plek (kasschuif) ‒ 110 28 28 28 28 nvt
Opleidingsakkoord (kasschuif) ‒ 50 ‒ 30 50 30 nvt
Passende zorg als norm in Zvw (kasschuif) ‒ 35 5 10 10 10 nvt
Gemeentefonds en Provinciefonds 0 12 0 0 0 0
Digitaal stelsel omgevingswet 12 7
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 0 439 1.252 2.106 1.634 1.826
Cultuur en media 200 200 200 200 200 8
Tegemoetkoming leenstelsel 786 91 58 8
Herinvoering basisbeurs 30 61 123 351 590 8
Versterken onderwijskwaliteit 100 595 603 603 591 8
Kansengelijkheid 68 359 369 363 362 8
Fonds onderzoek en wetenschap 3 4 4 4 4 8
Vervolgopleidingen en onderzoek 37 33 22 22 22 8
Justitie en Veiligheid 178 541 809 1.010 861 875
Sociale advocatuur 10 30 90 90 90 6
Veiligheid overig 10 20 45 45 45 45 6
Algoritme waakhond bij de AP 1 2 3 4 4 6
Versterken justitiële keten (OM/ZM) 50 100 130 200 200 200 6
Versterken politieorganisatie 50 100 150 200 200 200 6
Modernisering wetboek van strafvordering 14 136 150 150 6
Tegengaan ondermijning 40 80 100 100 100 6
Verstreken preventieaanpak 50 100 150 150 150 150 6
Inlichtingendiensten 24 58 58 58 72 6
Samen tegen mensenhandel 2 2 2 2 2 6
OM - ICT en opsporing 4 8 12 12 12 12 6
Infrastructuur en Waterstaat (incl. MF en DF) 0 75 75 50 50 0
Veiligheid Rijks N-wegen 50 50 50 50 12
Fietsenknooppunten en stallingen 25 25 12
Economische Zaken en Klimaat 0 823 878 1.363 1.188 913
Klimaatuitgaven 3 4 4 4 4 7 en 12
Klimaatfonds 523 377 642 412 137 7 en 13
Uitvoeringskosten klimaat 298 498 718 773 773 7 en 13
Klimaatfonds - Nationaal Isolatieprogramma 160 7
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 6 515 8 8 8 8
Caribisch Nederland Envelop (KR) 6 5 2 2 2 2 4 en 13
Regiodeals 284 7
Woningbouwimpuls 227 5 5 5 5 7
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 0 504 0 0 0 0
Transitiefonds 504 14
Diversen 165 566 611 663 664 608
Dienstverlening/WaU/ICT 141 509 537 540 535 529 diversen
Loon- en prijsbijstelling coalitieakkoordmiddelen 24 57 75 123 129 79 diversen

Tabel 13.2 toont de huidige stand van de coalitieakkoordmiddelen op de Aanvullende Post. Wanneer een reeks op 0 staat zijn alle middelen overgeheveld vanaf de Aanvullende Post naar departementale begrotingen

Totaal Resterend 8,738 1.500,431 8.495,213 9.375,430 12.715,432 13.155,563
Sociale Zekerheid 0 22 369 687 703 729
Kinderopvang werkenden (95%) 0 0 0 0 0 0
Kinderopvang werkenden (uitvoeringskosten) 0 10 21 58 36 32
Envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden 0 10 340 346 382 382
Leven lang leren 0 0 0 0 0 0
Bescherming arbeidsmigranten (cie. Roemer) 0 0 5 5 5 5
Loondoorbetaling bij ziekte 0 2 3 278 280 310
Zorg 0 475 1.415 1.277 1.353 1.089
Envelop pandemische paraatheid (o.a. ic-opschaling, leveringszekerheid) 0 44 164 200 242 238
Eén tegen eenzaamheid 0 0 0 0 0 0
Opleidingsakkoord: gerichte waardering zorgmedewerkers 0 20 50 50 30 0
Preventieakkoord 0 0 0 0 0 0
Volksziektes: Onderzoek en aanpak Alzheimer, obesitas en kanker 0 0 3 4 0 0
Sportstimulering 0 0 0 0 0 0
Suïcide preventie 0 0 0 0 0 0
Valpreventie bij 65-plussers (Wmo) 0 0 0 0 0 0
Valpreventie bij 65-plussers (Zvw) 0 5 0 0 0 0
Passende zorg als norm (enkel bewezen effectieve zorg) in Zvw 0 32 53 75 96 91
Standaardisatie gegevensuitwisseling 0 159 399 199 200 200
Juiste zorg op de juiste plek 0 216 408 408 408 408
Integraal Zorgakkoord 0 0 264 262 262 0
Versterking organisatiegraad basiszorg 0 0 0 0 0 0
Meer tijd voor huisartsen 0 0 0 0 36 72
Scheiden wonen en zorg 0 0 0 0 0 0
Eigen bijdrage huishoudelijke hulp 0 0 10 15 15 15
Stimuleren van wooncombinaties van jongeren en ouderen 0 0 0 0 0 0
Verbeteren palliatieve zorg 0 0 0 0 0 0
Respijtzorg 0 0 0 0 0 0
Woon-zorg combinaties en stimulering langer thuis wonen 0 0 0 0 0 0
Onbeperkt meedoen 0 0 0 0 0 0
Dak- en thuislozen 0 0 65 65 65 65
Kansrijke start 0 0 0 0 0 0
Prenatale screening 0 0 0 0 0 0
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 0 97 399 506 474 472
Versterken onderwijskwaliteit (incl. verhogen maatschappelijke diensttijd) 0 0 7 7 7 24
Kansengelijkheid 0 32 341 431 437 438
Leraren/schoolleiders 0 0 0 0 0 0
Vervolgopleidingen/onderzoek 0 6 1 11 11 11
Fonds onderzoek en wetenschap (5 mld. in 10 jaar) 0 0 0 0 0 0
Cultuur (inclusief musea) en media (struc 30 mln.) 0 0 0 0 0 0
Invoering studiebeurs (afschaffen leenstelsel) 0 60 49 57 19 0
Tegemoetkoming leenstelsel 0 0 0 0 0 0
Gemeentefonds en Provinciefonds 0 102 1.341 838 367 300
Jeugd conform advies CvW met aanvullende maatregelen 0 0 1.265 758 367 300
Schrappen oploop opschalingskorting 0 0 5 0 0 0
Overige dossiers medeoverheden 0 102 71 80 0 0
Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking 0 0 0 0 0 0
Postennetwerk en mensenrechtenfonds 0 0 0 0 0 0
Ontwikkelingssamenwerking (excl. opvang/migratie) 0 0 0 0 0 0
Defensie (incl. DMF) 0 275 1.290 1.395 165 165
Defensie intensivering 0 210 1.075 1.080 100 100
Defensie onderhoud 0 65 215 315 65 65
Justitie en Veiligheid 0 0 0 0 0 0
Algoritme waakhond bij de AP 0 0 0 0 0 0
OM - ICT en opsporing 0 0 0 0 0 0
Sociale advocatuur 0 0 0 0 0 0
Tegengaan ondermijning 0 0 0 0 0 0
Versterken politieorganisatie 0 0 0 0 0 0
Versterken preventieaanpak 0 0 0 0 0 0
Inlichtingendiensten (AIVD, MIVD) en NCTV 0 0 0 0 0 0
Versterken justitiele keten (OM/ZM) 0 0 0 0 0 0
Veiligheid overig 0 0 0 0 0 0
Programma samen tegen mensenhandel 0 0 0 0 0 0
Modernisering wetboek van Strafvordering 0 0 0 0 0 0
Infrastructuur en Waterstaat (incl. MF en DF) 6 116 150 200 1.425 1.425
Versterking omgevingsdiensten 0 0 0 0 0 0
Versterking ILT 0 0 0 0 0 0
Infra onderhoud mobiliteitfonds 0 0 0 0 965 965
Infra onderhoud deltafonds 0 0 0 0 210 210
Lelylijn 6 16 50 100 250 250
Huidige infraprojecten NGF naar MF 0 0 0 0 0 0
Ontsluiting nieuwe woningen MF 0 0 0 0 0 0
Waterveiligheid (aanpak beekdalen Maas) 0 100 100 100 0 0
Veiligheid rijks N-wegen 0 0 0 0 0 0
Fietsknooppunten OV en fietsenstallingen 0 0 0 0 0 0
Economische Zaken en Klimaat 0 152 1.415 2.241 4.480 5.389
Uitvoeringskosten klimaat en planbureaus 0 2 3 3 28 28
Klimaat- en transitiefonds 0 150 1.348 2.159 4.328 5.223
Klimaatuitgaven 0 0 64 79 124 138
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 0 1 824 824 524 301
Woningbouwimpuls 0 0 223 223 223 1
Volkshuisvestingsfonds 0 1 1 1 1 0
Regiodeals 0 0 301 301 0 0
Vereenvoudigen huurtoeslag 0 0 300 300 300 300
Caribisch Nederland Envelop 0 0 0 0 0 0
Financiën 0 48 49 53 51 51
Voorziening laagdrempelige fiscale rechtshulp 0 9 10 14 14 14
Uitvoeringskosten Belastingdienst 0 39 39 39 37 37
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 0 182 1.192 1.306 3.120 3.175
NVWA 0 0 0 14 28 43
Caribisch Nederland Natuur 0 0 0 0 0 0
Transitiefonds 0 182 1.192 1.292 3.092 3.132
Diversen 3 63 84 81 86 92
Dienstverlening/Wau/ICT 3 63 84 81 86 92

14 Verbetering informatievoorziening in en rond begrotingen

De Kamerbrief van 11 december 2019 bevat een toezegging om in Miljoenennota en Financieel Jaarverslag Rijk in te gaan op de informatievoorziening in en rond begrotingen. Deze paragraaf gaat in op de geplande ontwikkelingen voor 2023. Hierbij wordt ingegaan op drie specifieke onderwerpen: de verbetervoorstellen voortkomend uit de evaluatie van het verslaggevingsstelsel, de digitalisering van het begrotings- en verantwoordingsproces en de versterking van het evaluatiestelsel.

Tegelijk wordt onderkend dat er verschillende andere ontwikkelingen zijn die betrekking hebben op het verkrijgen van een duidelijkere zicht tussen beleid, instrumenten, resultaten en budget (bijvoorbeeld het betrekken van Brede Welvaart in het begrotingsproces ). In de Kamerbrief over de evaluatie van de Comptabiliteitswet is aangegeven dat in de loop van 2023 een hoofdlijnennotitie wordt opgesteld waarin de verschillende ontwikkelingen van de diverse onderdelen van het comptabele bestel inzichtelijk worden gemaakt. Tevens wordt hierin aangegeven welke eventuele aanvullende acties nodig zijn.

Verbetervoorstellen voortkomend uit evaluatie verslaggevingsstelsel

Op 8 juni 2022 is de evaluatie van het rijksbrede verslaggevingsstelsel aan de Tweede Kamer aangeboden. Op basis van deze evaluatie worden verschillende verbetervoorstellen gedaan over de wijze waarop de informatie(-voorziening) kan worden verbeterd. Zo wordt bij de Financieel Jaarverslag Rijk over 2022 een voorstel gedaan over de wijze hoe toekomstige financiële risico's in de begroting en/of verantwoording inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij ligt in eerste instantie de focus op het inzichtelijk maken van financiële risico’s uit (lopende) juridische procedures. Ook staat 2023 in het teken in het vormgeven en uitwerking van de overige verbetervoorstellen, waaronder het verbeteren van het zicht op investeringsprojecten en bezittingen en het op meer systematische wijze voeren van de dialoog over de gebruikersbehoefte van financiële informatie(-voorziening).

Digitalisering van het begrotings- en verantwoordingsproces

Er loopt een aantal projecten omtrent digitalisering van informatie die aan het begrotings- en jaarverslagproces ten grondslag ligt:

  1. Op www.rijksfinancien.nl staan altijd de laatste stukken uit het begrotings- en jaarverslagproces. De website integreert die stukken met aanvullende informatie. Hierdoor kan de lezer zich een breed beeld vormen van de resultaten van het beleid. De website krijgt op onderwerpen nog steeds uitbreidingen. In 2023 is momenteel bijvoorbeeld voorzien dat de factsheets die het CBS ontwikkeld in het kader van de koppeling tussen begrotingen en de Monitor Brede Welvaart een plaats krijgen op de site, zoals aangekondigd in de Kamerbrief Brede Welvaart in de begrotingscyclus.
  2. Het Ministerie van Financiën is gestart met een strategische verkenning naar hoe het totaal van financiële administraties bij de departementen er in de toekomst uit moet zien. In 2023 starten de eerste uitwerkingen in samenwerking met alle ministeries, onder vijf focusthema's:

    1. Uniformering en harmonisering
    2. Data analytics
    3. Vervangingsvraagstukken
    4. Robotics
    5. Digitale koppeling van de inkoop- en financiële administraties.
  3. Het ministerie van Financiën experimenteert verder met linked data technologie. Deze technologie maakt het mogelijk om bestaande informatie zodanig te organiseren dat een wendbare, herbruikbare en geautomatiseerde informatiestructuur ontstaat. Het gaat in 2023 om het verder uitwerken van bestaande plannen rond het automatiseren van budgettaire tabellen en koppeling van de daaronder liggende systemen.

Stand van zaken versterking evaluatiestelstel en professionalisering van evaluatievaardigheden

Inzicht in de effectiviteit en efficiëntie van lopend en voorgenomen beleid is essentieel om als overheid maatschappelijke meerwaarde te kunnen leveren. Om dit inzicht te vergroten werken alle departementen aan het versterken van het rijksbrede evaluatiestelsel. Een belangrijk instrument daarbij is de Strategische Evaluatie Agenda (SEA). Sinds 2021 geeft elk ministerie bij de begroting een jaarlijks overzicht van de belangrijke beleidsthema's, een korte toelichting op de inzichtbehoefte per thema en een geprioriteerde agendering van (evaluatie)onderzoek die aansluit op die inzichtbehoefte. Op de SEA staan alle ex-ante, ex-durante, ex-post onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid, waaronder ook evaluaties van subsidies, agentschappen en zelfstandige bestuursorganen.

De Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) wordt, mede gelet op het nieuwe instrument SEA en de eisen die dit instrument stelt, herzien. In brieven aan de Tweede Kamer over nieuwe voorstellen wordt – in lijn met artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (‘CW 3.1’) – doelen, instrumenten, financiële gevolgen, doeltreffendheid/doelmatigheid en beoogde monitoring en evaluatie van het voorgestelde beleid worden toegelicht.

Ten slotte wordt met een breed opleidingenaanbod, in het bijzonder de uit zes modules bestaande opleiding monitoren, evalueren en leren (Rijksacademie), ingezet op het (verder) professionaliseren van de evaluatievaardigheden van ambtenaren. Per januari 2021 is bovendien een toolbox beleidsevaluaties gelanceerd die beleidsmedewerkers helpt om bij elk vraagstuk een passende evaluatiemethode te kiezen. Deze toolbox is openbaar beschikbaar en wordt steeds geüpdatet met nieuwe inzichten en methodes.

15 Europese begrotingsregels

Het Stabiliteits- en Groeipact

In het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) hebben de lidstaten van de Europese Unie vastgelegd aan welke eisen hun overheidsfinanciën moeten voldoen. Deze afspraken moeten zorgen voor gezonde overheidsfinanciën van de lidstaten, op zowel korte als lange termijn. Deze afspraken gelden ook voor Nederland en kennen een zogenoemde correctieve en preventieve arm. De correctieve arm omvat de bekendste grenswaarden van het SGP: een overheidsschuld van maximaal 60% van het bbp (of een schuld die snel genoeg naar die grenswaarde daalt) en een begrotingstekort (EMU-saldo) van maximaal 3% van het bbp. Indien een lidstaat niet aan deze normen voldoet, kan een zogenaamde buitensporigtekortprocedure worden geopend om ervoor te zorgen dat de desbetreffende lidstaat weer op een gezond spoor komt en het buitensporig tekort terugdringt (de ‘correctieve arm’).

Door het activeren van de algemene ontsnappingsclausule in het kader van de coronacrisis kunnen lidstaten tijdelijk afwijken van de vereisten van het SGP van de preventieve arm. Hieronder worden zowel de reguliere regels als de huidige situatie in meer detail besproken.

Preventieve arm

Voor een lidstaat in de preventieve arm van het SGP zijn de middellangetermijndoelstelling (medium term objective, MTO) en de uitgavenregel relevant. De middellangetermijndoelstelling is een minimaal structureel saldo en wordt voor elke lidstaat afzonderlijk vastgesteld, op basis van onder andere de volatiliteit en houdbaarheid van de publieke schuld. Het structurele EMU-saldo is het feitelijke overheidstekort, gecorrigeerd voor de stand van de economie (conjunctuur) en eenmalige inkomsten en uitgaven. Nederland heeft momenteel een MTO van ‒0,75% bbp. De MTO wordt elke drie jaar vastgesteld. Als een lidstaat niet voldoet aan zijn MTO, schrijven de regels van het SGP voor dat het structureel saldo jaarlijks een verbetering moet laten zien met 0,5% bbp als uitgangspunt. Omdat de MTO rekening houdt met conjunctuur, biedt de preventieve arm ruimte voor stabiliserend begrotingsbeleid in laagconjunctuur, maar vraagt de preventieve arm ook om prudent begrotingsbeleid in hoogconjunctuur.

Als een lidstaat niet voldoet aan de MTO of het aanpassingspad naar de MTO toe, moeten lidstaten voldoen aan de uitgavenregel. Die regel schrijft voor dat de gecorrigeerde1 overheidsuitgaven niet harder mogen groeien dan de gemiddelde potentiële economische groei. De gedachte achter deze uitgavenregel is dat de inkomsten meebewegen met de economische ontwikkeling (bijvoorbeeld, in een laagconjunctuur haalt een overheid minder belasting op). Als de niet-conjuncturele uitgaven meestijgen met het potentiële bbp, blijft het structurele saldo in theorie gelijk. De uitgavenregel kan om deze reden worden gezien als een minder volatiele manier om de structurele verbetering van het saldo te meten.

De uitgaven mogen sneller stijgen dan de norm die volgt uit de uitgavenregel, indien dit gecompenseerd wordt met maatregelen om de inkomsten te verhogen (inkomstenmeevallers tellen niet mee). De gedachte hierbij is dat de Europese begrotingsregels geen invloed mogen uitoefenen op de omvang van de overheid. Belastingen verhogen om extra uitgaven te financieren is dus, in tegenstelling tot de nationale begrotingsregels, toegestaan. Belastingverlagingen mogen gefinancierd worden met een lagere uitgavengroei.

Huidige situatie: toepassing algemene ontsnappingsclausule

Volgens de meest recente ramingen voldoet Nederland aan de correctieve arm in 2022. Het structureel saldo is ‒ 1,7% in 2022 en ‒ 3,6% in 2023, dit wijkt af van de MTO (zie tabel). Vanwege het activeren van de algemene ontsnappingsclausule blijven de overschrijdingen in de preventieve arm zonder gevolgen. Daarnaast waren de Commissie en de Raad van mening dat de macro-economische en budgettaire impact van de pandemie in lidstaten uitzonderlijk groot was, waardoor de onzekerheid te hoog was om aan de lidstaten zinvolle en geloofwaardige begrotingsinspanningen aan te bevelen om te hoge begrotingstekorten terug te dringen. Ook is dit voorjaar de ongekende onzekerheid die gepaard gaat met de oorlog in Oekraïne in ogenschouw genomen. Op basis van deze onzekerheid en de neerwaartse risico’s werd geconcludeerd dat het niet gerechtvaardigd was om buitensporigtekortprocedures te openen. De Commissie en de Raad zullen dit najaar de overheidsfinanciën van lidstaten opnieuw bekijken op basis van de ontwerpbegrotingen voor 2023, en beoordelen of buitensporigtekortprocedures geopend moeten worden. De algemene ontsnappingsclausule geldt in ieder geval tot eind 2023.

(in procenten bbp) 2022 2023 2024
Feitelijk EMU-saldo ‒ 0,9% ‒ 3,0% ‒ 2,3%
Conjuncturele component 0,8% 0,7% 0,5%
Incidentele correcties 0,0% 0,0% 0,0%
Structureel EMU-saldo ‒ 1.7% ‒ 3,6% ‒ 2,8%

Het feitelijke EMU-saldo in 2022, 2023 en 2024 ligt met respectievelijk ‒ 0,9%, ‒ 3,0% en ‒ 2,3% binnen de norm van de correctieve arm van het SGP. Nederland heeft voor 2023 middels het Europees semester – net als alle Europese lidstaten – aanbevelingen gekregen op het gebied van begrotingsbeleid. De Raad beveelt aan Nederland aan noch expansief noch restrictief begrotingsbeleid te voeren in 2023, daarbij de tijdelijke en gerichte maatregelen om kwetsbare huishoudens te beschermen tegen de gestegen energieprijzen door de oorlog in Oekraïne en de gestegen uitgaven aan vluchtelingen in acht nemend. Daarnaast beveelt de Raad aan om publieke investeringen te verhogen, met name om de groene- en digitale transitie en energiezekerheid te bewerkstelligen, bijvoorbeeld middels het herstel- en veerkrachtfonds, RepowerEU en andere EU fondsen. Tot slot dient Nederland in de periode na 2023 prudent begrotingsbeleid te voeren om de schuldhoudbaarheid op middellange termijn te waarborgen. Hier is geen numerieke begrotingsopdracht aan verbonden.

Vergelijk met raming Europese Commissie

Een groot deel van de groeiverwachting in 2022 is toe te schrijven aan hogere (feitelijke) inhaalgroei. Bij de zomerraming ging de Europese Commissie uit van een bbp-groei van 3,0% in 2022 en van 1,0% in 2023. De Commissie is daarbij ten opzichte van het CPB wat negatiever over de groei in zowel 2022 als 2023.

De laatste volledige raming door de Europese Commissie (inclusief overheidsfinanciën) is de lenteraming van 16 mei 2022. Ook ten opzichte van deze raming is de zomerraming van de Europese Commissie wat negatiever waarbij de hoge inflatie en geopolitieke spanningen naar verwachting de economische activiteiten negatief zullen beïnvloeden. Dit is in lijn met het beeld van het CPB over de lagere verwachte groei van het bbp in 2023.

EC - lenteraming EC - zomerraming Miljoenennota
2022 2023 2022 2023 2022 2023
Bbp-groei 3,3% 1,6% 3,0% 1,0% 4,6% 1,5%
Overheidssaldo ‒ 2,7% ‒ 2,1% ‒ 0,9% ‒ 3,0%
Overheidsschuld 51,4% 50,9% 49,8% 49,5%

Het overheidssaldo is op basis van de Miljoennota positiever in 2022 en negatiever in 2023 dan de lenteraming van de Europese Commissie. De overheidsinkomsten in 2022 profiteren van robuuste inkomsten in de winstbelasting mede door het sterke herstel na de coronacrisis. Daarnaast leidt de hoge gasprijs ook tot hogere gasbaten die nog niet waren meegenomen in de lenteraming van de Europese Commissie.

De overheidsschuld in 2022 en 2023 is volgens de CPB-raming lager dan de lenteraming van de Europese Commissie. De schuldquote daalt in de raming van het CPB en de Europese Commissie mede als gevolg van de hoge inflatie (het ‘noemereffect’). De inflatievoorspelling van het CPB in 2022 en 2023 ligt hoger dan de voorspelling van de Europese Commissie wat deels het verschil in de overheidsschuld verklaart.

Als gevolg van het tijdsverschil tussen de ramingen en de grote onzekerheden in de nasleep van de coronacrisis, de hoge inflatie, stijgende rentes en de geopolitieke spanningen, fluctueren de ramingen wat meer dan de vorige Miljoenennota. Variabelen die lange tijd weinig fluctuatie lieten zien zoals rente en inflatie verschillen nu behoorlijk periode tot periode, wat ook tot grotere verschillen leidt in onderliggende aannames van de ramingen.

Wet houdbare overheidsfinanciën

Het CPB en de Raad van State informeren en adviseren de overheid gevraagd en ongevraagd over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het CPB levert het kabinet onafhankelijke economische ramingen als basis voor het begrotingsbeleid. De Raad van State geeft een advies bij de Miljoenennota vanaf de eerste Miljoenennota in 1906. Daarnaast controleert de Afdeling Advisering van de Raad van State sinds 2015 ook of het kabinet de Europese begrotingsregels naleeft.2

De Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) heeft de essentiële uitgangspunten van het Nederlandse begrotingsbeleid en de Europese begrotingsregels vastgelegd. Ook voor de decentrale overheden is de Wet hof relevant omdat zij een aandeel hebben in het EMU-saldo. De Europese Commissie heeft geoordeeld dat Nederland hiermee voldoet aan de eisen van het Fiscal Compact, de verankering van de Europese begrotingsregels.

Voetnoten

  1. Waarbij onder meer wordt gecorrigeerd voor de cyclische werkloosheidsuitgaven en rente-uitgaven.
  2. Deze vormgeving vloeit voort uit het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur (VSCB) en EU-verordening 473/2013. De rol van de Raad van State en het CPB is wettelijk verankerd in de Wet houdbare overheidsfinanciën.

16 Horizontale toelichting

In deze bijlage wordt per begrotingshoofdstuk een toelichting gegeven op het verloop van de uitgaven en niet-belastingontvangsten vanaf 2022 tot en met 2027. Dit is weergegeven als de netto uitgaven, welke bestaan uit zowel het basispad als het effect van de beleidsaanpassingen van het kabinet. In onderstaande tabel staat een overzicht van de horizontale ontwikkeling van alle begrotingen. Verderop in deze bijlage vindt u een nadere uitsplitsing en toelichting per begroting.

De totalen per begroting zijn exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen. De HGIS-uitgaven en niet-belastingontvangsten worden separaat gepresenteerd en toegelicht onder 'Internationale Samenwerking'. Naast de totale stand van de netto uitgaven is de totaalstand weergegeven exclusief de uitgaven aan Corona en Oekraïne. Vervolgens is deze stand uitgesplitst in reeksen, voornamelijk op basis van artikelniveau. Onder de tabel zijn de reeksen toegelicht.

In onderstaande tabel zijn de middelen die nog op de aanvullende post staan toebedeeld aan de verschillende begrotingen. Voor sommige reeksen geldt dat de middelen bestemd zijn voor meerdere begrotingen, de reeks is in dit geval toebedeeld aan de begroting dat naar verwachting de meeste middelen uit deze reeks zal ontvangen. In de toelichtingen per begroting zijn de middelen op de aanvullende post apart toegelicht.

De cijfers van de afzonderlijke begrotingen zijn in miljoenen euro’s in constante prijzen van het jaar 2022. De begrotingsstanden Gemeentefonds, Provinciefonds, Internationale samenwerking en de huurtoeslag zijn in lopende prijzen.

Algemene Zaken en De Koning 129 131 129 129 132 132
w.v. Aanvullende Post 0 0 0 0 0 0
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (incl. SG, HCvS, KR en BES-fonds) 8.031 9.190 8.860 8.532 8.341 8.246
w.v. Aanvullende Post 22 40 898 895 653 411
Justitie en Veiligheid 14.855 15.122 15.341 15.461 15.345 15.407
w.v. Aanvullende Post 0 0 0 0 0 0
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 47.944 49.659 51.642 52.866 51.421 51.214
w.v. Aanvullende Post 0 98 405 514 481 472
Financiën (excl. Nationale Schuld) 8.189 11.738 8.301 8.082 6.369 5.863
w.v. Aanvullende Post 3 229 512 308 198 198
Defensie (incl. DMF) 12.419 14.940 18.711 18.907 17.856 17.586
w.v. Aanvullende Post 0 275 1.290 1.395 165 165
Infrastructuur en Waterstaat (incl. MF en DF) 11.060 12.858 13.577 13.531 13.581 13.072
w.v. Aanvullende Post 8 130 173 226 1.444 1.425
Economische Zaken en Klimaat 5.710 1.143 6.829 10.312 12.610 12.978
w.v. Aanvullende Post 290 696 1.641 2.368 4.602 5.455
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (incl. DGF) 1.939 2.961 3.336 3.054 4.876 4.670
w.v. Aanvullende Post 5 332 1.341 1.427 3.421 3.281
Sociale Zekerheid 86.703 93.473 95.374 98.310 99.975 101.525
w.v. Aanvullende Post 3 77 374 692 706 732
Zorg 89.682 95.184 95.316 96.476 98.122 98.951
w.v. Aanvullende Post 0 476 1.415 1.278 1.354 1.089
Gemeentefonds en Provinciefonds (incl. accres) 42.328 44.302 45.506 47.271 45.667 45.709
w.v. Aanvullende Post 3 163 1.396 875 384 315
Internationale samenwerking 16.603 15.348 16.253 17.928 18.070 19.801
w.v. Aanvullende Post 1 1 1 3 2 0
Totaal 345.591 366.050 379.176 390.859 392.367 395.154

Algemene Zaken en de Koning

Stand Miljoenennota 2023 129 131 129 129 132 132
Oekraïne (-) 0 0 0 0 0 0
Corona (-) 0 0 0 0 0 0
Totale stand excl. Corona en Oekraïne 129 131 129 129 132 132
w.v. Algemene Zaken 81 82 81 81 83 83
w.v. de Koning 48 48 48 48 48 48

Algemeen

De begroting van Algemene Zaken en de Koning blijft tussen 2022 en 2027 stabiel.

Totale stand excl. Corona en Oekraïne

De begrotingsstand voor Algemene Zaken fluctueert enigszins door technische mutaties. Het gaat bijvoorbeeld om het verschuiven van middelen voor de tijdelijke huisvesting van het ministerie. De stand voor de begroting van de Koning blijft stabiel.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (incl. SG, HCvS, KR en BES-fonds)

Stand Miljoenennota 2023 8.234 8.103 7.962 7.637 7.689 7.834
Oekraïne (-) 106 8
Corona (-) 119 ‒ 1.036 0 0 0 0
Totale stand excl. Corona en Oekraïne 8.009 9.132 7.962 7.637 7.689 7.834
Staten Generaal 209 207 201 204 201 199
Hoge Colleges van Staat 169 163 162 157 150 158
Koninkrijksrelaties 309 144 121 ‒ 10 ‒ 11 64
BES-fonds 54 53 47 50 49 48
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 7.268 8.564 7.432 7.236 7.300 7.366
w.v. huurtoeslag uitgaven 4.472 5.082 5.195 5.357 5.545 5.717
w.v. regio deals (CA) 0 288 4 4
w.v. woningbouwimpuls (CA) 0 227 5 5 5 5
w.v. woningbouw 0 492 59 19 4 4
w.v. overig 2.797 2.476 2.169 1.850 1.745 1.640

Algemeen

De uitgaven voor de verschillende begrotingshoofdstukken van BZK laten een piek in 2023 zien die voornamelijk wordt veroorzaakt door overhevelingen van coalitieakkoordmiddelen en middelen die bij de augustusbesluitvorming 2021 zijn vrijgemaakt naar de begroting van BZK (H7).

Staten Generaal

De begroting van de Staten Generaal kent geen grote veranderingen. Het budget van de Tweede Kamer voor de institutionele inrichting is iets hoger in 2022 en 2023 t.o.v. de verdere jaren.

Hoge Colleges van Staat

De begroting van de Hoge Colleges van Staat kent geen grote veranderingen. In 2022 heeft de Kiesraad extra middelen voor de transitie van de Kiesraad, voor de ondersteuning van de verkiezingssoftware en voor de aanbesteding van het digitaal hulpmiddel verkiezingen.

Koninkrijksrelaties

De hogere uitgaven in 2022 komt door een aantal incidentele posten uit het investeringspakket voor de landen (Curaçao, Aruba, Sint Maarten) en omdat Nederland eenmalig, als onderdeel van de overeenkomst Landspakket, één lening van Aruba geherfinancierd heeft. Daarnaast is nog een liquiditeitslening aan Aruba verstrekt.

BES-fonds

Via het BES-fonds krijgen de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) middelen toebedeeld om hun publieke taken uit te voeren. In 2022 en 2023 liggen de uitgaven hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Huurtoeslag Uitgaven

De uitgaven huurtoeslag nemen toe doordat de door het CPB naar boven bijgestelde inflatie leidt tot een hogere huurontwikkeling en daarmee tot hogere uitgaven. Daarnaast wordt de huurtoeslag de komende jaren ook verhoogd.

Regio Deals (CA)

In het coalitieakkoord zijn middelen voor Regio Deals vrijgemaakt om de brede welvaart in de regio te stimuleren in nauwe samenwerking met regionale partijen. Voor 2023 zijn deze geheel overgemaakt naar de begroting van BZK. Voor 2024 en 2025 staan de middelen op de AP.

Woningbouwimpuls (CA)

Er zijn vanaf de AP middelen overgeboekt naar de BZK-begroting ten behoeve van de woningbouwimpuls. Deze middelen zullen worden ingezet voor het afdekken van onrendabele toppen in verscheidene woningbouwprojecten. Op de AP resteren nog middelen voor 2024 t/m 2027.

Woningbouw

Bij augustusbesluitvorming 2021 is er 10 keer 100 miljoen euro aan middelen beschikbaar gesteld voor woningbouw. Hiervan is een groot gedeelte naar 2022 en 2023 geschoven om de middelen sneller in te kunnen zetten voor woningbouwprojecten en het ondersteunen van grootschalige woningbouwgebieden op het gebied van infrastructuur en andere randvoorwaarden.

Overig

Dit bevat de overige middelen op de begroting van BZK, zoals middelen voor de energietransitie in de gebouwde omgeving, de nationale veiligheid, overheidsdienstverlening en bestuur en democratie.

Justitie en Veiligheid

Stand Miljoenennota 2023 15203 17376 15341 15461 15345 15407
Oekraïne (-) 248 2.251
Corona (-) 100 3 1 0 0 0
Totale stand excl. Corona en Oekraïne 14.855 15.122 15.341 15.461 15.345 15.407
w.v. Politie 7.285 7.168 7.206 7.148 7.136 7.143
w.v. Rechtspleging en rechtsbijstand (o.a. Rechtspraak) 1.768 1.814 1.871 1.883 1.882 1.879
w.v. Uitgaven Veiligheid en criminaliteitsbestrijding (o.a. OM en ondermijning) 1.196 1.539 1.557 1.595 1.435 1.429
w.v. Ontvangsten Veiligheid en criminaliteitsbestrijding ‒ 1.251 ‒ 1.283 ‒ 1.310 ‒ 1.321 ‒ 1.348 ‒ 1.362
w.v. Straffen en beschermen (o.a. DJI) 3.514 3.588 3.638 3.717 3.777 3.801
w.v. Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid 534 353 435 505 519 527
w.v. Migratie (o.a. COA en IND) 1.257 1.369 1.369 1.380 1.395 1.389
w.v. Overig (o.a. apparaatsuitgaven en reservering artikel nominaal onverdeeld) 551 573 574 553 549 601

Algemeen

De nettostanden voor de begroting van JenV stijgen primair door intensiveringen uit het Coalitieakkoord. Ook zijn bij de Voorjaarsnota 2022 middelen vrijgemaakt voor Bewaken en Beveiligen en het verwerken van uitvoeringsinformatie inzake de Meerjarige Productie Prognose (MPP), Waterschade Limburg, het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Tot slot is een piek in uitgaven voor 2023 voorzien omdat de kosten voor het inrichten van gemeentelijke en particuliere opvang voor ontheemden uit Oekraïne grotendeels in 2023 afgerekend worden.

Politie

De begrotingsstand voor het artikel Politie kent een schommelend verloop. Zowel de bedragen voor personeel als verschillende opdrachten (taptolken en beheer meldkamer) fluctueren. De reeks bestaat uit Coalitieakkoordmiddelen, middelen vanuit ondermijning ten behoeve van de politie en Hermans-middelen. Ook is de loon- en prijsbijstelling tranche 2022 onderdeel van de reeks.

Rechtspleging en rechtsbijstand (o.a. Rechtspraak)

De oploop van de begrotingsstand voor het artikel Rechtspleging en rechtsbijstand heeft vooral te maken met de Coalitieakkoordmiddelen voor de versterking van de justitiële keten (o.a. Rechtspraak) en de dotatie van de loon- en prijsbijstelling 2022 voor rechtspleging en rechtsbijstand. Daarnaast worden vanaf 2024 de ontvangsten van de griffierechten met 55 miljoen euro per jaar verlaagd.

Uitgaven Veiligheid en criminaliteitsbestrijding (o.a. OM en ondermijning)

De oploop van de begrotingsstand voor het artikel Veiligheid en criminaliteitsbestrijding wordt veroorzaakt door de toevoeging van de Coalitieakkoordmiddelen voor het moderniseren van het Wetboek van Strafvordering, het tegengaan van ondermijning en het versterken van het OM. Daarnaast zijn bij de Voorjaarsnota bestaande ondermijningsmiddelen vanuit 2022 doorgeschoven naar 2023. In 2026 en 2027 vindt een daling plaats. Dit komt vooral doordat de middelen voor het moderniseren van het Wetboek van Strafvordering tot en met 2025 lopen.

Ontvangsten Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

De ontvangsten uit het Boete en Transactie-dossier lopen gedurende de meerjarenperiode op. Dit komt door een stijgende gemiddelde boeteprijs en het geleidelijk aantrekken van verkeersmobiliteit nadat veel contactbeperkende coronamaatregelen zijn komen te vervallen.

Straffen en beschermen (o.a. DJI)

Straffen en beschermen kent een reeks met een lichte oploop. Dit komt doordat het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ), dat de capaciteitsbehoefte raamt, een stijging laat zien.

Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid

Het bedrag in 2022 is significant hoger dan de overige jaren vanwege de middelen voor de Regeling tegemoetkoming schade om de getroffenen door de overstroming in Limburg in 2021 bij te staan. Daarnaast wordt de oplopende reeks verklaard door de intensivering op de NCTV waarvoor bij het Coalitieakkoord middelen zijn vrijgemaakt.

Migratie (o.a. COA en IND)

De meerjarenbegroting kent een toename die vooral wordt veroorzaakt door een toenemende bezetting bij met name het COA en Nidos. Dit is gebaseerd op de ramingen van de migratieketen, de Meerjarige Productie Prognose (MPP). Daarnaast wordt de toename veroorzaakt door de aanvullende middelen die zijn vrijgemaakt voor een verbeterde doorstroom in de migratieketen.

Overig (o.a. apparaatsuitgaven en reservering artikel nominaal onverdeeld)

De fluctuatie op de overige uitgaven ziet primair toe op de hoogte van reserveringen op het artikel nominaal onverdeeld in ieder jaar.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Stand Miljoenennota 2023 52.841 51.477 51.308 52.403 50.966 50.742
Oekraïne (-) 613 471 0 0 0 0
Corona (-) 4.285 1.445 71 50 25 0
Totale stand excl. Corona en Oekraïne 47.944 49.561 51.237 52.353 50.941 50.742
w.v. Primair onderwijs 13.863 13.976 14.117 14.126 14.108 14.143
w.v. Voortgezet onderwijs 9.879 10.269 10.666 10.632 10.573 10.491
w.v. Middelbaar beroepsonderwijs 5.219 5.513 5.344 5.301 5.289 5.244
w.v. Hoger onderwijs 10.460 11.089 11.010 11.072 11.066 11.021
w.v. Onderzoek en wetenschapsbeleid 1.420 1.594 1.573 1.528 1.525 1.525
w.v. Studiefinanciering 4.381 4.283 5.880 6.978 5.711 5.663
w.v. Cultuur 1.350 1.199 1.222 1.266 1.228 1.226
w.v. Media 973 994 1.003 1.013 1.016 1.021
w.v. Apparaat 346 347 352 360 355 350
w.v. Overig 52 296 70 75 69 57

Algemeen

De totale omvang van de OCW-begroting daalt de komende jaren van circa 52,8 miljard euro in 2022 naar circa 50,7 miljard euro in 2027. Deze ontwikkeling komt voornamelijk door enerzijds een afbouw van de coronaregelingen en een verwachte daling van het aantal leerlingen in het po en vo. Daar staat tegenover dat ervanuit het Coalitieakkoord circa 4 miljard euro extra wordt uitgegeven aan onderwijs, cultuur en wetenschap.

Toelichting

De begrotingen van de onderwijsartikelen volgen de leerlingen- of studentenraming.

Primair onderwijs

In het primair onderwijs (po) daalt het leerlingental sinds 2009. Dit komt doordat er minder kinderen worden geboren. Vanaf 2021 verwacht het CBS weer een toename in het aantal geboortes. De instroom van leerlingen zal daardoor vanaf 2026 naar verwachting toenemen. Daarnaast wordt er middels het coalitieakkoord flink geïnvesteerd in het po. Al met al leidt dit tot vrij constante uitgaven aan het primair onderwijs van circa 14 miljard euro per jaar.

Voortgezet onderwijs

Het leerlingental in het voortgezet onderwijs (vo) volgt het primair onderwijs. De krimpende jonge bevolking resulteert in een lagere uitstroom van het po naar het vo, daardoor zal het leerlingental in het vo de komende jaren dalen. Ook in het vo wordt flink geïnvesteerd naar aanleiding van het coalitieakkoord. Door deze tegengestelde effecten blijven de uitgaven per saldo vrijwel gelijk in de komende jaren.

Middelbaar beroepsonderwijs

In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is de verwachting dat het aantal studenten de komende jaren zal dalen. Er gaan minder leerlingen naar het vmbo (en meer naar het havo en vwo), waardoor de uitstroom van het vo naar het mbo naar verwachting daalt. Ondanks investeringen uit het coalitieakkoord leidt dit per saldo tot licht dalende uitgaven.

Hoger onderwijs

Het aantal hoger onderwijs-studenten stijgt naar verwachting de komende jaren. In het hoger beroepsonderwijs (hbo) is het wel de verwachting dat het aantal studenten vanaf 2024 zal dalen. In het wetenschappelijk onderwijs stijgt het aantal studenten gedurende de volledige meerjarenperiode. Tevens wordt in het hoger onderwijs geïnvesteerd naar aanleiding van het coalitieakkoord. Vanaf 2026 is er ook een bezuiniging ingeboekt op de bekostiging van het hbo en wo, ter dekking van de resterende problematiek uit de voorjaarsbesluitvorming van 2019 en de financiële gevolgen van het intrekken van de wetswijziging op de Wet studiefinanciering. Door deze effecten blijven de uitgaven vrijwel gelijk de komende jaren.

Onderzoek en wetenschapsbeleid

De uitgaven zijn over de jaren heen vrij constant op circa € 1,5 miljard.

Studiefinanciering

Meerjarig volgen de uitgaven aan studiefinanciering de studentenraming. Daarnaast staat in het coalitieakkoord dat het leenstelsel wordt afgeschaft en de basisbeurs heringevoerd. Dit leidt op termijn tot hogere uitgaven. De hogere uitgaven in 2025 zijn het gevolg van de tegemoetkoming voor studenten die geen recht hebben gehad op een basisbeurs, waartoe is besloten in het coalitieakkoord, en de verplaatsing van de middelen voor de studievoorschotvouchers van artikelen 6 en 7 (Hoger onderwijs) naar artikel 11 (Studiefinanciering).

Cultuur

De uitgaven aan cultuur stijgen over alle jaren door de investeringen uit het coalitieakkoord. Er wordt sinds 2022 structureel geïnvesteerd naar aanleiding van het coalitieakkoord. De uitgaven in 2022 liggen hoger, als gevolg van de coronaregelingen die liepen tot en met dat jaar om de culturele sector te ondersteunen.

Media

De uitgaven aan het media artikel blijven over de jaren heen constant op circa 1 miljard euro.

Apparaat

De apparaatsuitgaven blijven over de jaren heen vrij constant op circa 350 miljoen euro.

Overig

In de post overig zitten middelen voor onder andere internationalisering, lesgelden en emancipatie.

Financiën

Stand Miljoenennota 2023 9.265 11.629 7.729 7.706 5.344 5.611
Oekraïne (-) 199 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 38
Corona (-) 880 124 ‒ 56 ‒ 63 ‒ 823 ‒ 17
Totale stand excl. Corona en Oekraïne 8.186 11.509 7.790 7.774 6.172 5.666
w.v. Belastingen en Douane 2.703 2.964 2.669 2.527 2.509 2.399
w.v. Toeslagen 1.224 1.798 1.094 380 319 319
w.v. TenneT 1.230 1.822 600 1.458
w.v. Invest-International 177 147 146 146 148
w.v. Invest-NL 330 330 330 330 172
w.v. Aflossing lening Griekenland ‒ 320 ‒ 160 ‒ 160 ‒ 160 ‒ 160
w.v. Dividendontvangsten ‒ 1.367 ‒ 990 ‒ 1.110 ‒ 1.105 ‒ 1.095 ‒ 1.085
w.v. Generale-Thesaurie (overig) 83 1.261 62 47 48 61
w.v. BTW-Compensatiefonds 3.761 3.761 3.761 3.761 3.857 3.761
w.v. Financien (overig) 366 417 398 391 374 371

Algemeen

De begroting van Financiën kent vanaf 2023 een dalend verloop. Dit komt met name doordat de hersteloperatie toeslagen een tijdelijke kostenpost betreft, waarbij het herstel zo snel mogelijk plaatsvindt. Tevens wordt voorzien dat vanaf 2027 Invest-International en Invest-NL geen additioneel kapitaal meer nodig hebben. Daarnaast is er een lichte daling in de post Belastingdienst, o.a. doordat er incidentele middelen in het kader van de POK beschikbaar zijn gesteld die aflopen.

Belastingen en Douane

Deze post ziet op de uitvoeringskosten en de niet-belastingontvangsten van de Belastingdienst en de Douane. Er zit een lichte daling in deze post. Dit komt door een lichte daling op verschillende onderdelen. Zo zijn de geraamde personeelsuitgaven van de Belastingdienst in 2027 circa 200 miljoen euro lager dan 2022, (deels doordat er incidentele middelen in het kader van de POK zijn toegekend).

Toeslagen
Deze post ziet op het aandeel van het ministerie van Financiën in de programmamiddelen voor hersteltoeslagen en de uitvoeringskosten van Toeslagen. Vanaf 2024 is er een dalende trend waar te nemen in de jaarlijks begrote kosten. Dit komt doordat de hersteloperatie toeslagen een tijdelijke kostenpost betreft waarbij het herstel zo snel mogelijk plaatsvindt. Bijlage 21.1 geeft een overzicht van de budgetten voor de hersteloperatie toeslagen.

TenneT

TenneT verwacht in de komende 10 jaar op zijn minst 60 miljard euro te kunnen investeren in het Nederlandse en Duitse elektriciteitsnet. Dit heeft gevolgen voor de eigenvermogensbehoefte van het Nederlandse deel van TenneT. De reeks zoals deze hier is opgenomen voorziet TenneT voor de komende jaren van voldoende kapitaal om te kunnen investeren met behoudt van de kredietrating.

Invest-International

Verspreid over enkele jaren ontvangt Invest-INT een kapitaalinjectie ter waarde van 833 miljoen euro. 764 miljoen euro hiervan wordt in de periode 2022 tot en met 2026 gestort. Vanaf 2027 wordt voorzien dat Invest-INT geen additioneel kapitaal meer nodig heeft.

Invest-NL

Verspreid over enkele jaren ontvangt Invest NL N.V. een kapitaalinjectie (ter waarde van 1,7 miljard euro) waarvan 330 miljoen euro in 2022. Hiervan wordt 1,5 miljard euro in de periode 2022 t/m 2026 uitgekeerd aan Invest-NL. Vanaf 2027 wordt voorzien dat Invest-NL geen addioneel kapitaal meer nodig heeft.

Aflossing lening Griekenland

De ontvangsten voor de aflossing van de lening aan Griekenland zijn met circa 160 miljoen euro naar bovenbijgesteld. Griekenland heefteen aanvraag gedaan om een deel van de lening onder de Greek Loan Facility (GLF) vervroegd af te lossen. Hierdoor verschuift de aflossing die voor 2023 was voorzien naar 2022.

Dividendenontvangsten

Op de begroting van Financiën worden dividendontvangsten van diverse staatsdeelnemingen verantwoord. De totale ontvangsten van 2023 zijn lager dan in 2022, enkele deelnemingen hebben namelijk nog te lijden onder de gevolgen van de coronacrisis. Vanaf 2024 nemen de verwachte ontvangsten weer toe.

Generale-Thesaurie (overig)

De ontwikkeling van de overige onderdelen van de Generale-Thesaurie wordt voornamelijk verklaard door de actualisatie van de kapitaalsleutel van het ESM, waardoor Nederland in 2023 meer kapitaal moet inleggen.

Btw-compensatiefonds

De meerjarige raming van het btw-compensatiefonds is gebaseerd op realisatiecijfers over 2021. De uitgaven aan het BCF zijn stabiel begroot de komende jaren, aangezien het gemeentefonds en het provinciefonds fungeren als ventiel bij een onder- of overschrijding. Een onder- of overschrijding bij het BCF komt namelijk ten laste of ten gunste van het gemeente- en provinciefonds.

Daarnaast is er een eenmalige verhoging in 2026. Het Rijk werkt namelijk met gemeenten en provincies verder aan een nieuwe financieringssystematiek vanaf 2026. In aanloop daarnaartoe wordt bij deze Miljoenennota in 2026 eenmalig 1,1 miljard euro beschikbaar gesteld voor gemeenten en provincies. Daarvan wordt voor zowel gemeenten als provincies in 2026 een bedrag van 96 miljoen euro aan het Btw-compensatiefonds toegevoegd.

Financiën (overig)

Dit betreft de ontwikkeling van de apparaatskosten van het departement en de post Nog Onverdeeld. De lichte afname vanaf 2023 wordt verklaard door afname van budgetten voor personeel en materiaal bij het kerndepartement.

Defensie (incl. DMF)

Defensie (X) (incl. Defensiematerieelbegrotingsfonds) 2022 2023 2024 2025 2026 2027
Stand Miljoenennota 2023 12.447 14.667 17.421 17.512 17.693 17.421
Oekraïne (-) 5 2 2
Corona (-) 23 0 0 0
Totale stand excl. Corona en Oekraïne 12.419 14.665 17.421 17.512 17.691 17.421
Defensie
w.v. Krijgsmachtonderdelen (Marine, Landmacht, Luchtmacht en Koninklijke Marechaussee) 3.957 4.072 4.097 4.106 4.125 4.132
w.v. DMO en DOSCO (ondersteunende organisaties) 1.860 1.903 1.963 2.018 2.039 2.023
w.v. Overige defensiebegroting (H10) 1.883 2.170 2.247 2.253 2.313 2.359
DMF
w.v. Defensiebreedmaterieel 971 1.351 2.346 2.259 1.501 1.316
w.v. Materieel (Marine, Landmacht en Luchtmacht) 2.158 3.233 4.327 4.663 5.430 5.555
w.v. Infrastructuur en Vastgoed 841 1.069 936 914 823 742
w.v. IT 748 867 1.505 1.300 1.460 1.295

Algemeen

Over het geheel gezien is er een toename in het Defensiebudget. De toename is het gevolg van intensiveringen in Defensie bij het coalitieakkoord (CA) en Voorjaarsnota 2022 waar structureel 5 miljard aan de Defensiebegrotingen is toegevoegd.

Defensie

Krijgsmachtonderdelen

Er is een toename in de uitgaven voor de krijgsmachtonderdelen. De toename wordt veroorzaakt door o.a. het sluiten van het nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoord. In het arbeidsvoorwaardenakkoord is er een salarisverhoging doorgevoerd. Daarnaast is er een toename zichtbaar als gevolg van intensiveringen op de Defensiebegroting met het CA en Voorjaarsnota 2022. Deze middelen zijn o.a. gebruikt voor maatregelen als diversiteit en inclusiviteit en het zijn van een goede en aantrekkelijke werkgever. Verder is er een toename zichtbaar bij de Koninklijke Marechausse (KMar) wegens interdepartementale budgetoverhevelingen vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid, voor o.a. buddy netwerk luchthaven en het grensbewakingssysteem Eurosur.

DMO en DOSCO

Er is een toename in het budget voor de Defensie Materieel Organisatie (DMO) en het Defensieondersteuningscommando (DOSCO). De toename wordt veroorzaakt door o.a. de intensiveringen op de Defensiebegroting met het CA en Voorjaarsnota 2022. Deze middelen worden ingezet voor verschillende actielijnen zoals het zijn van een aantrekkelijke werkgever en krachtige ondersteuning. Onder deze actielijnen zitten maatregelen zoals diversiteit en inclusiviteit en de Combat Support Service (gevechtsondersteuningen). Daarnaast wordt de toename veroorzaakt door o.a. de salarisverhogingen en het nieuwe loongebouw bij het nieuwe cao-akkoord.

Overig Defensiebegroting (H10)

De uitgaven voor de Defensiebegroting nemen toe als gevolg van het nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoord waar is besloten over salarisverhogingen en het nieuwe loongebouw. Verder is er een toename in het budget zichtbaar als gevolg van de intensiveringen met het CA en Voorjaarsnota 2022. Deze middelen zijn ingezet voor o.a. veteranenzorg, het invaliditeitspensioen en maatregelen om de dekkingsgraad te verhogen.

DMF

Defensiebreedmaterieel

Er is een toename in de uitgaven voor Defensiebreedmaterieel. De toename is het gevolg van de intensiveringen bij het CA en Voorjaarsnota 2022. Met name in de jaren 2024 en 2025 zijn er middelen aan Defensiebreedmaterieel toegevoegd. Dit budget wordt gebruikt om o.a. de achterstanden in het Defensie Lifecycle Plan (DLP) in te halen, het aanvullen van voorraden en het aanschaffen van nieuw materieel.

Materieel (Marine, Landmacht en Luchtmacht)

Er is een toename in materiële uitgaven van de krijgsmachtonderdelen als gevolg van de intensiveringen met het CA en Voorjaarsnota 2022. Deze middelen worden o.a. gebruikt voor het aanschaffen van nieuw materieel zoals de F-35, investeringen in specialismen zoals het counter unmanned aerial systems (C-UAS) en investeringen in het ruimtedomein.

Infrastructuur en Vastgoed

Met de extra middelen bij CA en Voorjaarsnota 2022 worden de middelen voor Infrastructuur en Vastgoed verhoogd. Deze worden gebruikt voor o.a. de verhoging van de NAVO-contributie. Daarnaast zijn de uitgaven in 2022 en 2023 hoger als gevolg van een kasschuif van grootmaterieel naar vastgoed in deze jaren (30 miljoen per jaar).

IT

Met de extra middelen bij het CA en Voorjaarsnota 2022 worden de middelen voor IT verhoogd. Deze middelen worden o.a. gebruikt voor investeringen in Informatiegestuurd Optreden (IGO), het project Foxtrot en materiële exploitatie. Met name in 2024 en 2025 is hierdoor een toename in het IT budget zichtbaar.

Infrastructuur en Waterstaat (incl. MF en DF)

Stand Miljoenennota 2023 12.136 12.907 21.735 13.305 12.137 11.647
Oekraïne (-) 0 0 0 0 0 0
Corona (-) 1.084 179 13 0 0 0
Omvorming ProRail tot ZBO 0 0 8.318 0 0 0
Totale stand excl. corona en omvorming ProRail 11.052 12.728 13.404 13.305 12.137 11.647
Infrastructuur en Waterstaat
w.v. Bijdrage vervoerregio's 1.006 991 991 992 992 992
w.v. Apparaat 415 398 392 376 372 345
w.v. Overig 1.036 1.177 1.139 1.041 957 913
Mobiliteitsfonds
w.v. Hoofdwegennet 3.238 3.137 3.861 3.739 3.075 2.790
w.v. Spoorwegen 2.470 2.490 2.350 2.135 1.865 1.885
w.v. Hoofdvaarwegennet 1.463 1.346 1.431 1.434 1.446 935
w.v. Reserveringen 73 1.097 1.210 1.546 1.560 1.795
w.v. overig 235 347 322 418 518 582
Deltafonds
w.v. Waterveiligheid 378 489 574 466 420 254
w.v. Exploitatie, onderhoud en vernieuwing 258 372 328 407 186 137
w.v. Netwerkgebonden kosten 86 385 413 435 428 611
w.v. Overig 393 499 392 316 318 410

Algemeen

Op totaalniveau23wordt zichtbaar dat de begroting van IenW inclusief Deltafonds en Mobiliteitsfonds de komende jaren (2023-2025) toeneemt en dat na 2026 en 2027 een daling zichtbaar is. Deze daling wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de coalitieakkoordmiddelen voor instandhouding tot en met 2025 zijn toegevoegd. De middelen voor 2026 en verder zijn gereserveerd op de Aanvullende Post.

Infrastructuur en Waterstaat

Bijdrage vervoerregio's

De bijdrage aan de samenwerkingsverbanden Vervoerregio Amsterdam en Metropool-regio Rotterdam Den Haag is min of meer constant op circa 1 miljard euro.

Apparaat

Het apparaatsbudget daalt de komende jaren van circa 400 miljoen euro naar circa 350 miljoen euro. Dit komt met name door lagere uitgaven aan externe inhuur, maar ook aan eigen personeel. De budgetten voor materiële uitgaven zijn min of meer constant.

Overig

De overige beleidsbudgetten (in totaal 24 artikelen met gemiddelde grootte van 30-100 miljoen euro) dalen over de jaren heen met circa 200 miljoen euro. Deze daling komt voornamelijk doordat op het artikel Wegen en verkeersveiligheid incidenteel middelen voor het klimaatakkoord staan met een aflopend ritme.

Mobiliteitsfonds

Hoofdwegennet

De fluctuaties over de jaren hangen samen met de planning van de uitgaven van diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen). Het hogere beschikbare bedrag in 2024 komt met name door het kasritme van de DBFM-contracten A16 Rotterdam en A24 Blankenburgtunnelverbinding. Daarnaast worden hogere uitgaven verwacht met name op de projecten A27/A12 Ring Utrecht en A4 Haaglanden - N14. De lagere uitgaven na 2025 worden verklaard omdat tot en met 2025 de volledige coalitieakkoordmiddelen aan dit artikel zijn toegevoegd. De middelen voor 2026 en verder staan voor het grootste deel nog gereserveerd op de Aanvullende Post.

Spoorwegen

De daling van het budget van circa 2,5 miljard euro naar 1,9 miljard euro komt omdat tot en met 2025 de volledige coalitieakkoordmiddelen aan dit artikel zijn toegevoegd. De middelen voor 2026 en verder staan voor het grootste deel nog gereserveerd op de Aanvullende Post.

Hoofdvaarwegennet

De uitgaven zijn tot en met 2026 constant op circa 1,4 miljard euro. Deze hogere bedragen worden veroorzaakt door de toevoeging van de coalitieakkoordmiddelen tot en met 2025 en in 2026 het hogere bedrag dat beschikbaar is voor het project Wind op Zee ten behoeve van het waarborgen van de veiligheid voor de zeescheepvaart. De lagere uitgaven in 2027 worden verklaard omdat tot en met 2025 de volledige coalitieakkoordmiddelen aan dit artikel zijn toegevoegd. De middelen voor 2026 en veder staan voor het grootste deel nog gereserveerd op de Aanvullende Post.

Reserveringen

Op dit artikel staan de reserveringen en verkenningen binnen het Mobiliteitsfonds. Omdat dit incidentele bedragen zijn fluctueert de totaalstand over de jaren heen.

Overig

Deze post bevat de overige uitgaven binnen het Mobiliteitsfonds, bijv. voor grote projecten. De stijging over de jaren heen is gerelateerd aan het kasritme van het programma hoogfrequentspoor.

Deltafonds

Waterveiligheid

Het verloop van de jaarlijkse uitgaven en ontvangsten hangt samen met de planning van de diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen). De daling in 2027 komt onder andere door een lagere programmering van het hoogwaterbeschermingsprogramma waterschapsprojecten.

Exploitatie, onderhoud en vernieuwing

De lagere uitgaven na 2025 worden verklaard omdat tot en met 2025 de volledige coalitieakkoordmiddelen aan dit artikel zijn toegevoegd. De middelen voor 2026 en veder staan voor het grootste deel nog gereserveerd op de Aanvullende Post.

Netwerkgebonden kosten

De uitgaven zijn min of meer constant rond de 400 miljoen euro. De hogere uitgaven in 2027 komen door een verhoogde investeringsruimte in dat jaar.

Overig

Deze post bevat o.a. grote projecten, de apparaatsuitgaven en specifieke projecten (bijv. project Afsluitdijk) en de investeringsruimte.

Economische Zaken en Klimaat (incl. NGF)

Stand Miljoenennota 2023 9.234 ‒ 1.140 5.057 7.610 7.866 7.426
Oekraïne (-) 2.300 ‒ 1.667 ‒ 158 ‒ 159 ‒ 159 ‒ 159
Corona (-) 4.420 305 32 ‒ 176 16 62
ODE ontvangsten (-) ‒ 2.906 ‒ 225 ‒ 5 0 0 0
Totale stand excl. Corona, Oekraïne en ODE ontvangsten 5.420 446 5.188 7.944 8.008 7.522
w.v. Groningen uitgaven 11.018 4.490 2.635 1.319 1.024 775
w.v. Groningen ontvangsten ‒ 8.867 ‒ 9.714 ‒ 5.655 ‒ 2.514 ‒ 1.382 ‒ 924
w.v. Mijnbouwheffing 0 ‒ 2.021 ‒ 714 ‒ 52 0 0
w.v. SDE 2.633 3.495 3.871 3.927 4.048 4.267
w.v. Begrotingsreserve duurzame energie ‒ 770 ‒ 454 ‒ 404 ‒ 154 ‒ 304 ‒ 304
w.v. Overig Klimaat ‒ 488 428 544 812 68 ‒ 593
w.v. Subsidies voor bedrijven en kennisinstellingen en bijdragen aan organisaties 1.521 2.256 1.924 1.655 1.605 1.455
w.v. NGF 0 1.573 2.602 2.585 2.593 2.500
w.v. Diversen 372 395 385 365 356 346

Algemeen

De horizontale ontwikkeling van de EZK-begroting laat een daling van de uitgaven in 2022 zien. Dit komt voornamelijk door de ontvangstenraming voor de Opslag Duurzamen Energie (ODE), die op de EZK-begroting naar beneden wordt bijgesteld. Dit omdat de ODE vanaf 2023 in de Energiebelasting (EB) wordt geïncorporeerd. Ook nemen de corona-uitgaven af door het aflopen van steunregelingen (TVL etc). Vanaf 2023 nemen de uitgaven toe, dat wordt deels verklaard door de reeksen van de SDE en het NGF.

Groningen

De uitgaven voor Groningen zijn grotendeels bestemd voor de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie, alsmede de bestuurlijke afspraken en de vergoeding voor het Norg akkoord. In het coalitieakkoord 2022-2025 is besloten de Groningenmiddelen die op de BZK-begroting stonden over te hevelen naar EZK. De kosten voor de schadeafhandeling, uitgevoerd door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), en de kosten voor de versterkingsoperatie, uitgevoerd door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), worden betaald door het ministerie van EZK en daarna verhaald op de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Dit verklaart grotendeels de ontvangstenreeks in de bovenstaande tabel. In verband met de snelle afbouw van de gaswinning in Groningen en de daarmee samenhangende afname van schademeldingen dalen de uitgaven en bijbehorende ontvangsten richting 2027. Daarnaast zijn in 2020 bestuurlijke afspraken gemaakt met de provincie Groningen en de zeven gemeenten in het aardbevingsgebied. De middelen die hiervoor beschikbaar zijn, staan op de EZK-begroting en worden gefaseerd overgemaakt naar de medeoverheden. In het Norg akkoord is afgesproken dat de Staat een vergoeding betaalt voor de inzet van gasopslag Norg, waardoor de gaswinning in Groningen sneller naar nul kan. Dit verklaart een groot deel van de hogere uitgaven en ontvangsten tot en met 2024. Verder heeft de mijnbouwheffing effect op het beeld.

Mijnbouwheffing

Door een cijns-tarief van 65% op prijzen boven de 50 cent per m3 kan een opbrengst van circa 2,8 miljard euro gerealiseerd worden. Op lagere prijzen wordt geen extra cijns geheven t.o.v. de huidige situatie. Voor deze raming wordt uitgegaan van dezelfde gasprijzen als de gasbatenraming. Het kabinet voert overleg met gas- en olie-exploitanten over een solidariteitsbijdrage van deze partijen. Indien het mogelijk blijkt om voorafgaand aan de stemming over het pakket Belastingplan 2023 te komen tot bindende afspraken met de gas- en olie-exploitanten die per saldo tenminste gelijk zijn aan de in de Miljoenennota ingeboekt opbrengst van de cijnsverhoging van 2,8 miljard euro, kan deze bijdrage als een vervanging dienen van de cijnsverhoging voor 2023 en 2024. In het geval dat partijen deze afspraken zijn nagekomen zal de cijnsverhoging geen toepassing vinden in 2023 en 2024.

Stimulering Duurzame Energieproductie  (SDE)

Deze reeks is een som van de kasuitgaven aan de SDE, de SDE+ en SDE++ (Stimulering Duurzame Energieproductie). Deze uitgaven bedragen in totaal 4,5 miljard euro. Tegelijkertijd nemen de uitgaven aan de eerdere regelingen, de SDE en de SDE+, vanaf 2023 gestaag af. Daarnaast ontstaat door het intrekken van de productiebeperking bij kolencentrales incidentele ruimte in de begrotingsreserve duurzame energie.

Ontwikkeling begrotingsreserve duurzame energie

Deze reeks is het saldo van de onttrekkingen uit en stortingen in de begrotingsreserve duurzame energie. Onder de streep worden er elk jaar middelen onttrokken uit de reserve en toegevoegd aan de beschikbare middelen voor de SDE(++). In het Coalitieakkoord is afgesproken om 1,57 miljard euro uit de reserve toe te voegen aan de beschikbare SDE-kasmiddelen. Tegelijkertijd wordt er in 2022 en 2023 naar verwachting geld in de reserve gestort. Dit komt door lagere uitgaven aan de SDE(+), onder andere door hogere energie- en ETS-prijzen.

Overig Klimaatuitgaven

De overige klimaatuitgaven bestaan voornamelijk uit subsidies, leningen en opdrachten voor het stimuleren van een doelmatige en duurzame energievoorziening en het beperken van de CO2- uitstoot. De uitgaven kennen een piek in de jaren 2022-2025 door incidentele uitgaven aan de IPCEI Waterstof van in totaal 1,6 miljard euro. Tegelijkertijd nemen de uitgaven aan een aantal bestaande regelingen af, zoals de DEI+ (Demonstratieregeling Klimaat- en Energieinnovatie) en de ISDE (Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing).

Subsidies voor bedrijven en kennisinstellingen en bijdragen aan organisaties

Deze reeks bestaat uit subsidies ter stimulering van innovatie en ondernemen en de bijdragen aan agentschappen (Agentschap Telecom en RVO), ZBO’s/RWT’S (Metrologie en CBS) en (inter)nationale organisaties. Daarnaast bevat deze reeks de uitgaven aan het Toekomstfonds. In het Toekomstfonds worden middelen geheel of gedeeltelijk revolverend ingezet voor de financiering van innovatieve en snelgroeiende mkb-bedrijven en voor fundamenteel en toegepast onderzoek. De piek in de uitgaven in 2023 komt voornamelijk voort uit hoge uitgaven aan IPCEI- en NGF-projecten. Het totaal aan NGF- projecten is 1,5 miljard euro en voor IPCEI-projecten 300 miljoen euro.

Nationaal Groeifonds

Artikel 6 is toegevoegd aan de EZK-begroting (Hoofdstuk XIII) om het Nationaal Groeifonds (Hoofdstuk L) van middelen te voorzien. De reeks komt overeen met de middelen in het begrotingsfonds; dit telt op tot 11,8 miljard euro voor de periode 2022-2027.

Diversen

Deze reeks bestaat uit personele en materiële uitgaven. De reeks is aflopend vanwege de tijdelijke aard van een aantal posten die hieronder vallen, zoals het Nationaal Groeifonds, de Corona Unit, de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en de Parlementaire Enquête Groningen Aardgaswinning.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (incl. DGF)

Stand Miljoenennota 2023 2.100 2.652 1.995 1.627 1.455 1.390
Oekraïne (-) 0 0 0 0 0 0
Corona (-) 166 23 0 0 0 0
Totale stand excl. Corona en Oekraïne 1.934 2.629 1.995 1.627 1.455 1.390
w.v. Land- en tuinbouw 364 520 582 246 165 108
w.v. Natuur, visserij en gebiedsgericht werken 626 1.184 517 501 444 445
w.v. Kennis en innovatie 256 251 239 228 220 217
w.v. Uitvoering en toezicht 496 469 449 444 432 426
w.v. Apparaat 166 161 157 154 152 150
w.v. Overig (DGF + onverdeeld) 27 45 53 54 43 44

Algemeen

Van 2022 naar 2027 is er sprake van een daling van circa 544 miljoen euro. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er in eerdere jaren middelen voor stikstof op de begroting staan. Met aanvullende middelen voor stikstof en het transitiefonds op de Aanvullende Post wordt in dit overzicht geen rekening gehouden.

Land- en tuinbouw

Binnen de land- en tuinbouw is het budget in 2023 incidenteel hoger vanwege onder andere de maatregel gerichte opkoop. Daarnaast is het budget in 2024 incidenteel hoger vanwege onder andere de landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (cumulatief 521,5 miljoen euro in de periode 2022 t/m 2027, waarvan 460 miljoen euro in 2024).

Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

Binnen natuur, visserij en gebiedsgericht werken is het budget in 2023 incidenteel hoger vanwege onder andere de provinciale uitvraag in het kader van de versnellingsaanpak (274,9 miljoen euro), legalisatieopgave PAS-melders (250 miljoen euro) en een saneringsregeling voor de visserij uit de Brexit Adjustment Reserve (155 miljoen euro).

Kennis en innovatie

De budgetten voor kennis en innovatie blijven nagenoeg gelijk in de periode 2022 t/m 2027.

Uitvoering en toezicht

De budgetten voor uitvoering en toezicht blijven nagenoeg gelijk in de periode 2022 t/m 2027.

Artikel 50 Apparaat

De apparaatsbudgetten blijven nagenoeg gelijk in de periode 2022 t/m 2027. De middelen die beschikbaar zijn voor uitvoeringskosten vanuit het transitiefonds staan nog op de Aanvullende Post en worden daarom niet meegenomen in dit overzicht.

Overig (DGF + nog onverdeeld)

De overige budgetten blijven nagenoeg gelijk in de periode 2022 t/m 2027.

Sociale Zekerheid

Stand Miljoenennota 2023 84.379 93.817 95.020 97.624 99.268 100.792
Oekraïne (-) 106 51 0 0 0 0
Corona (-) ‒ 2.426 370 20 5 ‒ 1 ‒ 1
Totale stand excl. Corona en Oekraïne 86.699 93.397 95.000 97.618 99.269 100.793
w.v. verhoging minimumloon 5 4.465 4.610 4.471 4.507 4.548
w.v. AOW 43.085 43.460 43.927 44.920 45.976 47.054
w.v. WIA 7.480 8.110 8.601 8.962 9.295 9.582
w.v. Overige arbeidsongeschiktheid 3.820 3.582 3.358 3.098 2.850 2.624
w.v. Wajong 3.730 3.763 3.799 3.860 3.888 3.918
w.v. Bijstand 6.130 6.015 6.227 6.357 6.509 6.665
w.v. WW 2.715 3.049 3.451 3.710 3.901 4.070
w.v. Kindregelingen 9.068 9.874 9.870 11.367 11.573 11.804
w.v. Ziektewet 1.991 2.009 2.028 2.046 2.056 2.042
w.v. Verlofregelingen 1.945 2.380 2.432 2.473 2.524 2.543
w.v. Uitvoeringskosten 2.583 2.752 2.748 2.749 2.771 2.799
w.v. Diversen 4.147 3.937 3.949 3.607 3.420 3.144

Algemeen

De uitgaven aan Sociale Zaken stijgen exclusief corona en Oekraïne met meer dan 14 miljard euro tussen 2022 en 2027. Een groot deel van deze stijging wordt veroorzaakt door de AOW. Met name door een toename van het aantal AOW-gerechtigden en de stijgende levensverwachting stijgen de AOW-uitgaven met bijna 4 miljard euro in deze periode. De uitgaven aan arbeidsongeschiktheidsverzekering WIA nemen tussen 2022 en 2027 toe met circa 2 miljard euro. Dit is onder andere het gevolg van een toename van het aantal verzekerden en een hoger instroomrisico. Daarnaast stijgen de uitgaven door de verhoging van het wettelijk minimumloon (inclusief koppeling aan uitkeringen) en de invoering van een inkomensafhankelijke kinderopvangtoeslag waarbij werkende ouders een vergoeding van 96% ontvangen.

Beleidsmatige verhoging wettelijk minimumloon

Het kabinet heeft besloten een beleidsmatige verhoging van 8,05% van het bruto minimumloon door te voeren per 1 januari 2023. Alle aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen stijgen automatisch mee met deze verhoging. Daarnaast wordt per 1 januari 2024 een wettelijk minimumuurloon ingevoerd op basis van een 36-urige werkweek. Deze twee maatregelen leiden samen in 2027 tot 4,5 miljard euro hogere uitkeringslasten, voornamelijk in de gekoppelde uitkeringen.

AOW (Algemene Ouderdomswet)

Door de vergrijzing neemt het aantal AOW-gerechtigden de komende jaren toe. Dit leidt tot een stijging van de verwachte uitgaven aan de AOW. De toename van de uitgaven wordt de komende jaren vertraagd door de stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtige leeftijd. Tussen 2024 en 2027 stijgen de AOW-uitkeringslasten relatief sneller doordat de AOW-leeftijd in deze jaren constant blijft. Per saldo komen de AOW-uitgaven in 2027 circa 4 miljard euro hoger uit dan in 2022.

WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen)

De netto-uitgaven aan de arbeidsongeschiktheidsverzekering WIA stijgen in de periode 2022-2027 naar verwachting met ruim 2 miljard euro. De WIA bestaat uit de IVA (Inkomensregeling Volledig Arbeidsongeschikten) en WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten). De stijging van de WIA-uitgaven is met name te verklaren door een toename van het aantal verzekerden en een stijgend instroomrisico. De WIA is een ingroeiende regeling, waardoor de doelgroep ieder jaar toeneemt. Daarnaast stijgt het aantal verzekerden mee met de groeiende werkzame beroepsbevolking. Door de hogere AOW-gerechtigde leeftijd hebben ouderen een hogere kans om in te stromen.

Wajong (Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jongegehandicapten)

De totale uitkeringslasten aan de Wajong stijgen over de jaren 2022-2027 met bijna 190 miljoen euro door een groeiend aantal personen in de Wajong2015. Deze groei is groter dan de krimp in het aantal personen in de oude Wajongregelingen. De gemiddelde jaaruitkering zal ook toenemen doordat de personen die instromen in de Wajong2015 een volledige Wajonguitkering ontvangen. Tegelijkertijd zal de stijging de komende jaren gedempt worden door een daling in het aantal personen met een garantiebedrag. Dit garantiebedrag is ingesteld zodat bij de vereenvoudiging van de Wajong niemand erop achteruit ging.

Overige arbeidsongeschiktheidsregelingen

De netto-uitgaven aan overige arbeidsongeschiktheid dalen in de periode 2022-2027 naar verwachting met ruim 1 miljard euro. De WAO (Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering) en WAZ (Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen Zelfstandigen) zijn aflopende regelingen. Voor beide regelingen geldt dat de omvang afneemt. Instromen kan alleen nog in de vorm van herlevingen en het aantal herlevingen daalt jaarlijks. Uitstroom komt voornamelijk door pensionering en wordt beïnvloed door veranderingen in de pensioenleeftijd.

Bijstand

Het macrobudget Participatiewetuitkeringen heeft betrekking op de bijstand, loonkostensubsidie, inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en bijstand voor zelfstandige ondernemers (Bbz-levensonderhoud). De stijging van het macrobudget met 535 miljoen euro over de periode van 2022 tot 2027 is met name het gevolg van de verwachte conjuncturele ontwik­keling. De komende jaren wordt een stijging van de werkloosheid verwacht tot het evenwichtsniveau in 2027. Dit leidt tot hogere bijstandsuitgaven. Daarnaast zorgen eerdere beleidswijzigingen voor een stijging van de bijstandsuitgaven, zoals de invoering van de Participatiewet en de WW-duurver­korting.

WW (Werkeloosheidswet)

De WW-uitkeringslasten ontwikkelen zich in lijn met de verwachte volumeontwikkeling van de werkloosheid van het CPB. De komende jaren wordt een stapsgewijze groei richting evenwichtswerk­loosheid verwacht. Hierdoor komen de WW-lasten in 2027 1,4 miljard euro hoger uit dan in 2022.

Kindregelingen

Onder deze post vallen uitgaven aan kinderopvangtoeslag (KOT), kinderbijslag (AKW) en kindgebonden budget (WKB). De uitgaven aan de kindregelingen stijgen met ruim 2,7 miljard in 2027. Voorname oorzaak van de stijging van uitgaven aan kinderopvangtoeslag is de invoering per 1 januari 2025 van een inkomensonafhankelijke vergoeding van 96% voor alle werkende ouders. Hierdoor komende netto-uitgaven aan kinderopvangtoeslag in 2027 ruim 2,3 miljard euro hoger uit dan in 2022. Daarnaast stijgen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag ook door een toename van het aantal kinderen dat naar kinderopvang gaat en door een toename van het aantal uren opvang per kind. De uitgaven aan kinderbijslag laten een stijging zien als gevolg van een verwachte toename van het aantal geboortes in de jaren 2022-2027. De uitgaven aan het kindgebonden budget stijgen in 2023, doordat in de Begroting 2023 een intensivering wordt voorgesteld van 732 miljoen. Deze intensivering wordt vervolgens in stappen teruggebracht tot 100 miljoen euro structureel per 2028.

ZW (Ziektewet)

De totale uitgaven aan de Ziektewet stijgen in de periode 2022-2027 naar verwachting met 52 miljoen euro. Dit komt onder andere door een lichte stijging van het aantal uitkeringsjaren, met name bij ziekte bij zwangerschap. Ook de verhoging van het WML met 8,05% per 2023 zorgt voor een toename van de ZW-lasten. Ten slotte stijgt de gemiddelde hoogte van de uitkering licht.

Verlofregelingen

De uitgaven aan verlofregelingen nemen in de periode 2022-2027 toe met ca. 600 miljoen euro onder andere als gevolg van de invoering van het betaald ouderschapsverlof. De Wet betaald ouder­ schapsverlof trad op 2 augustus 2022 in werking.

Uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten volgen de ontwikkelingen in de moederwetten die de uitvoeringsorganisaties uitvoeren. Dit betekent dat stijgingen en dalingen in de volumes bij onder andere de WW, WIA en AKW doorwerken in de uitvoeringskosten van het UWV en de SVB. Over de periode van 2022-2027 nemen deze uitgaven met ruim 200 miljoen euro toe.

Diversen

Onder deze post vallen onder meer de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW), de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), de Wet Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW) en de Toeslagenwet (TW). In totaal laten alle uitgaven onder deze post een daling zien van circa 1 miljard euro tussen 2024 en 2027. Dit is onder andere het gevolg van de verlaging vanaf 2023 en afschaffing per 2025 van de IOAOW en van het aflopende budget voor MDIEU vanaf 2024. De uitgaven aan IOW laten een daling zien vanaf 2026 aangezien nieuwe instroom vanaf 2026 niet meer mogelijk is door het aflopen van deze regeling. De uitgaven aan de TW dalen tussen 2022 en 2027 met 76 miljoen. Deze ontwikkeling hangt grotendeels samen met de volume- en prijsontwikkeling van de moederwetten.

Zorg

Stand Miljoenennota 2023 96.121 97.456 93.913 95.202 96.761 97.862
Oekraïne (-) 82 30 0 0 0 0
Corona (-) 6.357 2.717 12 4 ‒ 7 0
Totale stand excl. Corona en Oekraïne 89.682 94.709 93.901 95.198 96.768 97.862
w.v. Zvw (excl. groeiruimte) 54.080 54.637 55.041 55.409 55.734 55.574
w.v. Zvw groeiruimte 0 12 392 622 951 2.020
w.v. Eigen risico Zvw ‒ 3.175 ‒ 3.338 ‒ 3.389 ‒ 3.366 ‒ 3.519 ‒ 3.674
w.v. Wlz (excl. groeiruimte) 30.263 31.418 31.108 30.691 30.641 30.377
w.v. Wlz en Wmo groeiruimte 0 0 1.038 2.105 3.336 4.616
w.v. Eigen betalingen Wlz ‒ 2.114 ‒ 2.156 ‒ 2.231 ‒ 2.438 ‒ 2.538 ‒ 2.619
w.v. Zorgtoeslag 5.800 8.253 6.694 7.054 7.404 7.081
w.v. Overig (VWS-begroting) 4.827 5.882 5.249 5.122 4.758 4.487

Algemeen

De uitgaven stijgen van 89,6 miljard euro in 2022 naar 97,9 miljard euro in 2027. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de groeiruimte die beschikbaar wordt gesteld voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet Langdurige Zorg (Wlz).

Zvw (excl. groeiruimte)

De raming van de uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) dalen licht. Dit wordt onder meer veroorzaakt door maatregelen uit het coalitieakkoord, zoals het Integraal Zorgakkoord en passende zorg als norm.

Zvw groeiruimte

De raming van de groei in de Zvw is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het Centraal Plan Bureau (CPB). Deze wordt bepaald door de verwachte volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling in combinatie met kwaliteitsverbeteringen en epidemiologie. De groei in 2026 en 2027 betreft een technische extrapolatie gebaseerd op de raming van het CPB.

Eigen risico Zvw

De raming van de groei in de Zvw is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het Centraal Plan Bureau (CPB). Deze wordt bepaald door de verwachte volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling in combinatie met kwaliteitsverbeteringen en epidemiologie. De groei in 2026 en 2027 betreft een technische extrapolatie gebaseerd op de raming van het CPB. Daarnaast is de hoogte van het eigen risico bevroren tot en met 2025, vanaf 2026 wordt de hoogte weer geïndexeerd waardoor de verwachte opbrengst harder toeneemt.

Wlz (excl. groeiruimte)

De raming van de uitgaven onder de Wet Langdurige Zorg (Wlz) dalen beperkt vanwege de maatregelen uit het coalitieakkoord, dit betreft onder meer Scheiden, Wonen en Zorg.

Wlz en Wmo groeiruimte

De raming van de groei in de Wlz en Wmo is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het CPB. Deze wordt bepaald door de verwachte volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling in combinatie met kwaliteitsverbeteringen en epidemiologie. De groei in 2026 en 2027 betreft een technische extrapolatie gebaseerd op de raming van het CPB.

Eigen betalingen Wlz

De raming van de eigen betalingen is gebaseerd op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB. De raming kent een lichte stijging, omdat deze o.a. afhankelijk is van het aantal cliënten in de Wlz. Het is de verwachting dat de cliëntaantallen licht stijgen.

Zorgtoeslag

De raming van de zorgtoeslag is gebaseerd op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB. De raming kent een stijging in de meerjarenperiode, omdat de hoogte van de zorgtoeslag afhankelijk is van de zorgpremie die stijgt omdat de Zvw-uitgaven stijgen. Daarnaast is de raming opwaarts bijgesteld naar aanleiding van de verhoging van het wettelijk minimumloon en voor de eenmalige verhoging van 412 euro in 2023.

Overig (VWS-begroting)

De uitgaven op de VWS-begroting dalen over de gehele periode licht. Dit wordt onder meer veroorzaakt door aflopende budgetten bij ZonMW en aflopende programma’s van de Hoofdlijn Akkoorden (HLA).

Gemeentefonds en Provinciefonds

Stand Miljoenennota 2023 42.654 44.140 44.109 46.395 45.282 45.394
Oekraïne (-)
Corona (-) 329
Totale stand excl. Corona en Oekraïne 42.325 44.140 44.109 46.395 45.282 45.394
Gemeente- en Provinciefonds 42.654 43.474 40.541 40.220 38.813 37.664
w.v. Algemene Uitkering, overig 33.264 36.313 36.282 36.036 33.702 33.656
w.v. Algemene Uitkering, Rijksbijdrage 2026 (exclusief BCF) 1.004
w.v. Algemene Uitkering, Energietoelage 1.404 1.400
w.v. Algemene Uitkering, aanvullende jeugdzorgmiddelen 1.605 1.445
w.v. Kosten financiële verhoudingswet 2 2 2 2 2 2
w.v. Decentralisatie- en Integratie-uitkeringen 6.051 4.314 4.257 4.182 4.104 4.007
Acress Gemeente- en Provinciefonds 666 3.568 6.175 6.469 7.729
w.v. Geraamd accres 2.605 4.932 5.346 6.469
w.v. Reserving BCF 666 963 1.244 1.123 1.260

Algemeen

Van 2022 tot 2025 is er een stijgende lijn in de omvang van de fondsen die oploopt naar 46,4 miljard euro in 2025. In 2026 is er een daling te zien vergeleken met 2025 door de aanpassing van de financieringsssystematiek voor 2026 en verder en het schrappen van de oploop van de opschalingskorting (715 miljoen euro in 2026).

Algemene uitkering, overig

Het beeld voor de Algemene Uitkering, overig stijgt vanaf 2023 vanwege de bij Miljoenennota toegevoegde accrestranche 2023. In 2026 is er een daling te zien vergeleken met 2025 door het schrappen van de oploop van de opschalingskorting (715 miljoen euro in 2026).

Algemene Uitkering, Rijksbijdrage 2026 (exclusief BCF)

Het kabinet stelt in 2026 eenmalig 1,1 miljard euro extra beschikbaar voor gemeenten en provincies, waarvan 1 miljard euro voor gemeenten (inclusief 76 miljoen euro voor het Btw-compensatiefonds) en 100 miljoen euro (inclusief 20 miljoen euro voor het Btw-compensatiefonds) voor provincies.

Algemene Uitkering, Energietoelage

Het kabinet heeft 1,4 miljard euro beschikbaar gesteld aan gemeenten in 2022 om via de categoriale bijzondere bijstand een eenmalige tegemoetkoming voor de gestegen energieprijzen toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. In 2023 wordt er nogmaals 1,4 miljard euro beschikbaar gesteld om ook in 2023 een energietoelage uit te keren.

Algemene Uitkering, Bijzondere Bijstand

Om huishoudens extra te kunnen ondersteunen stelt het kabinet in 2022 50 miljoen euro extra beschikbaar voor de individuele bijzondere bijstand.

Algemene uitkering, aanvullende jeugdzorgmiddelen

Voor de jaren 2022 en 2023 zijn aanvullende jeugdzorgmiddelen aan de Algemene Uitkering toegevoegd. Voor het jaar 2024 en verder staan de bedragen voor de aanvullende jeugdzorgmiddelen op de Aanvullende Post, totdat de Hervormingsagenda Jeugd is afgerond.

Decentralisatie- en Integratie-uitkeringen

De aflopende reeks Decentralisatie-Uitkeringen wordt grotendeels verklaard door diverse Decentralisatie-Uitkeringen die tijdelijk van aard zijn en aflopen, bijvoorbeeld Gezond in de Stad. Daarnaast komt de daling tussen 2022 en 2023 mede door de overheveling van de Integratie-Uitkeringen naar de Algemene Uitkering. Het gaat om de Integratie-Uitkeringen Raadsledenvergoeding kleine gemeenten (jaarlijks 9,8 miljoen euro), Participatie (onderdelen Nieuw Wajong en Nieuw begeleiding (excl. beschut werk)) (cumulatief 619,5 miljoen euro), Voogdij/18+ (jaarlijks 736,7 miljoen euro) en Inburgering (cumulatief 364,6 miljoen euro).

Geraamd accres

Voor de jaren 2022-2025 wordt het accres conform afspraken geactualiseerd op basis van de bestaande normeringssystematiek. Ook wordt de bijstelling van de tranche 2022 overgeboekt naar het Provinciefonds. Voor 2026 en verder staat het accres vast, maar wordt het wel aangepast voor veranderingen in de loon- en prijsontwikkeling. In deze jaren wordt de loon- en prijsbijstelling die veroorzaakt wordt door de loon- en prijsontwikkeling 2022 overgeboekt naar het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres.

Reservering BCF

De ontwikkeling van het Btw-compensatiefonds (BCF) is sinds 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze voortvloeien uit de normeringssystematiek van het Gemeentefonds en het Provinciefonds (GF/PF). Alle declaraties van gemeenten en provincies bij het BCF worden vergoed mits voldaan aan de declaratievoorwaarden. De budgettering wordt vormgegeven via het GF/PF. Overschrijdingen op het vastgestelde BCF-plafond worden verhaald op het GF/PF en onderschrijdingen van het BCF-plafond worden gestort in het GF/PF. Bij Miljoenennota 2023 vindt de voorlopige afrekening van het BCF-plafond 2022 plaats.

Internationale Samenwerking

Stand Miljoenennota 2023 16.887 15.415 16.274 18.151 18.274 19.801
Oekraïne (-) 285 68 22 226 206 0
Corona (-) 0 0 0 0 0 0
Totale stand excl. Corona en Oekraïne 16.602 15.347 16.252 17.925 18.068 19.801
w.v. EU-Afdrachten 9279 9262 9685 10134 10340 10695
w.v. Europees Herstelfonds (RRF) 0 ‒ 1500 ‒ 1350 ‒ 750 ‒ 1100 0
w.v. HGIS-ODA 5701 6105 6448 7032 7299 7542
w.v. HGIS non-ODA 1622 1480 1468 1509 1529 1564

Algemeen

De reeks Internationale Samenwerking bestaat uit de EU-afdrachten en HGIS-uitgaven (Homogene Groep Internationale Samenwerking). Het uitgavenniveau van de HGIS wordt aangepast voor macro-economische ontwikkelingen. De EU-afdrachten worden verantwoord op de BZ-begroting; de HGIS-uitgaven bestaat uit Official Development Assistance (ODA) en non-ODA en staan verspreid over meerdere begrotingen, voornamelijk op die van BZ en BHOS.

EU-afdrachten

De omvang van de EU-afdrachten volgt uit het MFK-akkoord tussen EU-lidstaten en het Europees Parlement. Dit akkoord loopt tot en met 2027. De uitgaven kennen een stijgend verloop en volgen grosso modo de reële economische groei en de ontwikkeling van het prijspeil. De omvang van de EU-afdrachten is enigszins onzeker, omdat ontwikkelingen rond de oorlog in Oekraine, het EU-klimaatbeleid (Fit for 55) en douaneheffingen (Traditionele Eigen Middelen) voor hogere afdrachten kunnen zorgen. Ook leiden verschillen in groei tussen lidstaten onderling tot (doorgaans relatief beperkte) bijstellingen.

Europees Herstelfonds (RRF)

Nederland maakt voor 4,7 miljard euro aanspraak op middelen vanuit het Europese Herstelfonds (RRF). De middelen worden van 2023 tot en met 2026 uitgekeerd bij (jaarlijkse) betalingsverzoeken. Op basis van de huidige prognose is het waarschijnlijk dat de reeks een zwaartepunt in 2023 en 2024 heeft. De reeks kan nog veranderen omdat deze afhankelijk is van het behalen van de doelstellingen uit het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan.

HGIS-ODA

Het kabinet Rutte IV heeft de uitgaven aan Ontwikkelingssamenwerking (OS) verhoogd met structureel 500 miljoen euro richting de internationale norm van 0,7% bni. Deze extra uitgaven worden o.a. ingezet voor het wereldwijde vaccinatieprogramma COVAX, het helpen van ontwikkelingslanden met een groene doorstart in klimaatmitigatie en klimaatadaptatie, en voor opvang in de regio. De ODA-uitgaven volgen het geraamde bni en lopen daarmee in de tijd op.

HGIS non-ODA

De HGIS-non ODA uitgaven bestaan onder andere uit de uitgaven voor het postennetwerk, budget voor internationale veiligheid (BIV) en uitgaven voor het versterken van de Nederlandse handels- en investeringspositie. De non-ODA-uitgaven binnen de HGIS volgen de geraamde prijsontwikkeling van het bbp.

Aanvullende Post Algemeen

Stand Miljoenennota 2023 ‒ 2.276 1.608 10.774 10.833 14.119 14.385
Oekraïne (-) 446 1.042
Corona (-) 410
Totale stand excl. Corona en Oekraïne ‒ 2.687 1.161 9.733 10.833 14.119 14.385
w.v. Algemene Zaken en De Koning 0 0 0 0 0 0
w.v. Buitenlandse Zaken (incl. HGIS) 1 1 1 3 2 0
w.v. Justitie en Veiligheid 0 0 0 0 0 0
w.v. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 22 40 898 895 653 411
w.v. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 0 98 405 514 481 472
w.v. Financiën 3 229 512 308 198 198
w.v. Defensie 0 275 1.290 1.395 165 165
w.v. Infrastructuur en Waterstaat 8 130 173 226 1.444 1.425
w.v. Economische Zaken en Klimaat 290 696 1.641 2.368 4.602 5.455
w.v. Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 5 332 1.341 1.427 3.421 3.281
w.v. Sociale Zaken en Werkgelegenheid 3 77 374 692 706 732
w.v. Volksgezondheid, Welzijn en Sport 0 476 1.415 1.278 1.354 1.089
w.v. Gemeentefonds en Provinciefonds 3 163 1.396 875 384 315
w.v. in=uittaakstelling ‒ 3.515 ‒ 2.132 ‒ 515 0 0 0
w.v. Overigen 492 777 802 852 709 842

De aanvullende post «Algemeen» (ook wel de Aanvullende Post genoemd) is het begrotingshoofdstuk waar middelen worden gereserveerd voor maatregelen waartoe is besloten maar die in afwachting zijn van nadere uitwerking. Ook wordt op dit begrotingshoofdstuk de in=uittaakstelling verantwoord. De Aanvullende Post wordt beheerd door het ministerie van Financiën.

Departementale reserveringen

Voor diverse departementen staan middelen gereserveerd op de aanvullende post. Dit zijn hoofdzakelijk middelen uit het Coalitieakkoord, maar ook resterende reserveringen uit de vorige kabinetsperiode. Wanneer bestedingsplannen zijn uitgewerkt, worden de middelen overgeheveld naar de departementale begrotingen. Voor een aantal reserveringen geldt dat besteding op verschillende begrotingen wordt gerealiseerd. In dat geval is de reservering onder het coördinerend departement opgenomen. Bijvoorbeeld reserveringen voor klimaat onder het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de reeksen voor Caribisch Nederland onder Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

In=uittaakstelling

De in=uittaakstelling is de boekhoudkundige tegenhanger van de eindejaarsmarge en wordt ieder jaar bij Voorjaarsnota ingeboekt met hetzelfde bedrag dat aan de departementale begrotingen is uitgekeerd aan eindejaarsmarge. De in=uittaakstelling wordt vanaf Najaarsnota gevuld vanuit de onderuitputting. Bij de augustusbesluitvorming is een extra taakstellende onderuitputting geboekt van 2,1 miljard euro in zowel 2022 als 2023 en 500 miljoen euro in 2024.

Overigen

Hieronder vallen algemene reserveringen, zoal de loon- en prijsbijstelling en de reservering voor Werk aan Uitvoering (WaU).

17 Verticale toelichting

De verticale toelichting toont voor ieder begrotinghoofdstuk de budgettaire veranderingen (mutaties) die zich hebben voorgedaan vanaf Voorjaarsnota 2022 tot en met Miljoenennota 2023.

Ieder begrotingshoofdstuk bevat twee tabellen waarin de belangrijkste mutaties zijn uitgelicht: één voor uitgavenmutaties en één voor ontvangstenmutaties. De tabellen worden gevolgd door toelichtingen op de mutaties. Wanneer op een begrotingshoofdstuk geen uitgaven- of ontvanstenmutaties hebben plaatsgevonden is er geen tabel opgenomen voor de uitgaven respectievelijk ontvangsten.

De verticale toelichting is opgesteld per begrotingshoofdstuk en bevat de mutaties op alle plafonds exclusief mutaties die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen. De HGIS-mutaties zijn separaat gepresenteerd en toegelicht in de verticale toelichting HGIS. De mutaties zijn onderverdeeld in besluitvorming mutaties en technische mutaties. In het geval er mutaties zijn geweest die niet relevant zijn voor het uitgavenplafond staan deze apart weergegeven. De belangrijkste mutaties zijn apart weergegeven en worden toegelicht. In sommige gevallen is er een reeks overigen opgenomen met daarin een verzameling van kleinere mutaties.

De categorie besluitvorming mutaties bevat alle mutaties die onderdeel zijn geweest van besluitvorming voorafgaand aan het opstellen van de Miljoenennota. Ook de mee- en tegenvallers vallen in deze categorie.

De categorie technische mutaties bevat alle overboekingen tussen begrotingshoofdstukken, desalderingen, statistische correcties, en mutaties waarvoor het uitgavenplafond wordt aangepast. Sommige overboekingen en desalderingen zijn wél onderdeel geweest van besluitvorming. Dit komt tot uitdrukking in de toelichtingen. Mutaties die in meerdere categorieën voorkomen en dezelfde omschrijving hebben, worden eenmaal toegelicht.

De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen.

Dit overzicht sluit aan op de mutaties zoals gepresenteerd in de ontwerpbegrotingen van de departementen. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de mutaties wordt verwezen naar de afzonderlijke memories van toelichting van de ontwerpbegrotingen.

De Koning

Stand Miljoenennota 2022 48,2 48,2 48,2 48,2 48,2
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 1,5 1,5 1,4 1,4 1,4 49,6
Stand Voorjaarsnota 2022 49,7 49,7 49,6 49,6 49,6 49,6
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 0,0 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5
Nominale bijstelling 0,0 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5
Stand Miljoenennota 2023 49,7 50,2 50,1 50,1 50,1 50,1
Stand Miljoenennota 2022 0,1 1,7 1,7 1,7 1,7
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 1,7
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 0,2 1,7 1,7 1,7 1,7 1,7
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 1,7 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
Terugstorting uitkering Prinses van Oranje 1,7 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
Stand Miljoenennota 2023 1,9 1,7 1,7 1,7 1,7 1,7

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Deze mutatie betreft het toevoegen van de loon- en prijsbijstellingstranche 2022 aan de begroting van De Koning, en doorbelasting van mutaties gerelateerd aan de informatiehuishouding van het Kabinet van de Koning, uitbreiding van redactionele ondersteuning bij de Rijksvoorlichtingsdienst en het toekennen van de loon- en prijsbijstelling.

Technische mutaties

Nominale bijstelling

Deze post bestaat uit de nominale bijstelling van de grondwettelijke uitkering van de leden van het Koninklijk Huis.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Deze post betreft één mutatie voor de afrekening van het voorschot voor het Militaire Huis (Defensie) van 2021.

Terugstorting uitkering Prinses van Oranje

In de begroting van de Koning 2022 is vermeld dat het terug te storten bedrag van de uitkering van de Prinses van Oranje, wordt verwerkt in de begroting van het daaropvolgende jaar. De uitkering die de Prinses van Oranje in 2021 heeft ontvangen heeft zij begin 2022 teruggestort. Met ingang van 2022 wordt de uitkering teruggestort in hetzelfde begrotingsjaar. Voor de jaren na 2022 is de raming van deze terugstorting bijgesteld naar aanleiding van de nominale bijstelling van de uitkering.

Staten Generaal

Stand Miljoenennota 2022 184,2 181,1 180,5 184,3 181,6
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 29,7 27,3 24,1 24,0 23,2 202,4
Stand Voorjaarsnota 2022 213,9 208,4 204,6 208,4 204,7 202,4
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 0,6 2,6 0,0 0,0 0,0 0,0
Overboeking 0,0
Correctie Staten-Generaal 2,0
Kasschuiven ‒ 2,6 2,6
Stand Miljoenennota 2023 213,2 211,0 204,6 208,4 204,7 202,4
Stand Miljoenennota 2022 3,9 3,9 3,9 3,9 3,9
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Voorjaarsnota 2022 3,9 3,9 3,9 3,9 3,9 3,9
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 3,9 3,9 3,9 3,9 3,9 3,9

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Dit betreffen middelen voor professionalisering en verdere versterking van de ambtelijke organisatie van de Eerste Kamer. Voor de Tweede Kamer betreffen het middelen voor de fractiekostenregeling, bedrijfsvoeringstaken en de parlementaire enquête Fraudebeleid en dienstverlening. Daarnaast is de loon- en prijsbijstelling bij voorjaarsnota overgeboekt. Een uitgebreidere toelichting van alle reeksen staat in de Voorjaarsnota.

Technische mutaties Miljoenennota

Overboeking

Dit betreft een overboeking naar de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voor beheer en exploitatie van ICT voorzieningen.

Correctie Staten-Generaal

Het budget van de Staten Generaal wordt verhoogd met 2 miljoen euro voor de beveiliging, ICT en audiovisuele installatie van de Tweede kamer en voor diverse kosten van de Eerste Kamer omtrent de tijdelijke huisvesting.

Kasschuiven

Dit betreffen kasschuiven om middelen van de Tweede Kamer voor de inrichting van de 8e etage van de tijdelijke huisvesting, voor de meldkamer en voor de verbetering van de informatiehuishouding in het juiste ritme te zetten.

Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten en de Kiesraad

Stand Miljoenennota 2022 152,1 151,2 154,1 150,0 145,5
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 17,0 11,7 10,5 10,0 9,6 163,1
Stand Voorjaarsnota 2022 169,1 162,9 164,6 160,0 155,1 163,1
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 5,7 6,1 3,1 2,6 1,1 0,8
Overboekingen 3,5 4,3 4,4 4,4 1,4 1,4
Kasschuiven 2,2 1,8 ‒ 1,3 ‒ 1,8 ‒ 0,3 ‒ 0,6
Stand Miljoenennota 2023 174,8 168,9 167,7 162,6 156,2 163,8
Stand Miljoenennota 2022 6,0 6,0 6,0 6,0 6,0
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 6,0
Stand Voorjaarsnota 2022 6,0 6,0 6,0 6,0 6,0 6,0
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Voorjaarsnota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 6,0 6,0 6,0 6,0 6,0 6,0

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Dit betreft 1,2 miljoen euro voor de Nationale ombudsman en 1,8 miljoen euro voor de Algemene Rekenkamer uit het coalitieakkoord ter versterking van de democratische instituties. Ook betreffen het middelen voor het digitaal hulpmiddel verkiezingen van de Kiesraad, voor wisselkoerseffecten van de Kabinetten van de Gouverneur van Aruba en Sint-Maarten en voor de doorontwikkeling van ICT van de Kanselarij der Nederlandse Orde. Daarnaast is de loon- en prijsbijstelling bij voorjaarsnota overgeboekt. Een uitgebreidere toelichting van alle reeksen staat in de Voorjaarsnota.

Technische mutaties Miljoenennota

Overboekingen

Dit betreffen diverse overboekingen van andere begrotingen. Zo zijn er additionele budgetten voor informatiehuishouding overgeheveld van de begroting van BZK en zijn er middelen overgeheveld naar de Raad van State voor het vergroten van de capaciteit van de Omgevingskamer.

Kasschuiven

Dit betreffen kasschuiven om middelen voor de omgevingskamer van de Raad van State, voor het programma Open op Orde van de Kanselarij en voor het Digitaal Hulpmiddel Verkiezingen van de Kiesraad in het juiste ritme te zetten.

Algemene Zaken

Stand Miljoenennota 2022 84,5 80,8 82,9 82,5 85,2
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 4,6 9,0 5,8 5,8 5,9 91,1
Stand Voorjaarsnota 2022 89,0 89,8 88,7 88,3 91,1 91,1
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 0,5 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1
Overboeking met andere departementen 0,5 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1
Stand Miljoenennota 2023 89,6 89,9 88,6 88,3 91,0 91,0
Stand Miljoenennota 2022 7,2 7,2 7,2 7,2 7,3
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 1,6 0,4 0,3 0,3 0,3 7,5
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 8,9 7,6 7,6 7,5 7,5 7,5
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Doorbelasting Koning 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 8,9 7,6 7,6 7,5 7,5 7,5

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

De reeks mutaties betreffen het verwerken van een aantal overboekingen met andere begrotingen, een kasschuif voor de tijdelijke verhuizing van het ministerie van AZ, het ontvangen van de loon- en prijsbijstellingstranche 2022 en toevoeging van de eindejaarsmarge aan de begroting van AZ.

Technische mutaties

Overboeking met andere departementen

Voor 2022 zijn vanuit andere departementen middelen ontvangen vanwege piekbelasting van Rijksoverheid.nl door de coronacrisis. Voor latere jaren betreft dit overboekingen in het kader van informatiehuishouding.

Niet-belastingontvangsten

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Deze mutaties betreffen een desaldering van het positieve eindresultaat over 2021 bij het agentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC) en doorbelasting van mutaties gerelateerd aan de informatiehuishouding van het Kabinet van de Koning, uitbreiding van redactionele ondersteuning bij de Rijksvoorlichtingsdienst en het toekennen van de loon- en prijsbijstelling.

Technische mutaties

Doorbelasting begroting de Koning

Deze post bestaat uit één zeer beperkte mutatie als gevolg van de doorbelasting naar de begroting van de Koning.

Koninkrijksrelaties

Stand Miljoenennota 2022 376,3 170,7 159,6 178,7 178,7
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 45,6 24,4 9,9 ‒ 9,7 8,3 216,0
Stand Voorjaarsnota 2022 421,9 195,1 169,5 169,0 186,9 216,0
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Voedselbank Bonaire 0,0 0,2 0,2 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 17,8 1,2 0,0 0,0 0,0 ‒ 30,4
Overboekingen ‒ 8,6 ‒ 10,8 ‒ 2,5 ‒ 2,5 ‒ 2,5 ‒ 2,5
Desalderingen 10,6 2,2
Correctie art. 4 ‒ 30,4
Kasschuiven ‒ 19,8 9,8 2,5 2,5 2,5 2,5
Stand Miljoenennota 2023 404,2 196,5 169,7 169,0 186,9 185,6
Stand Miljoenennota 2022 34,6 31,1 31,0 31,0 31,0
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 4,7 0,0 0,0 0,0 0,0 31,0
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 39,3 31,1 31,0 31,0 31,0 31,0
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 10,6 2,2 0,0 0,0 0,0 0,0
Desalderingen 10,6 2,2
Niet-plafondrelevant 8,3 1.057,1 17,9 147,7 167,4 91,1
Raming aflossing leningen 8,3 1.057,1 17,9 147,7 167,4 91,1
Stand Miljoenennota 2023 58,2 1.090,4 48,9 178,6 198,3 122,1

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

De uitgaven in 2022 betreffen een aantal incidentele posten uit het investeringspakket voor de landen (Curaçao, Aruba, Sint Maarten), herfinanciering van een lening van Aruba, de raming van liquiditeitsleningen en de wisselkoersreserve. Meerjarig betreft het daarnaast middelen uit het coalitieakkoord voor het verbeteren van de bestaanszekerheid en het verminderen van de armoede in Caribisch Nederland. Een uitgebreidere toelichting van alle reeksen staat in de Voorjaarsnota.

Technische mutaties Miljoenennota

Voedselbank Bonaire

De Voedselbank Bonaire ziet een stijging in het aantal cliënten dat zich aanmeldt voor een voedselpakket en verwacht dat dit de komende periode, gelet op de stijgende prijzen van levensmiddelen, zal toenemen. Om de kosten voor deze stijging te kunnen dekken worden voor 2023 en 2024 een extra middelen vrijgemaakt voor Bonaire.

Overboekingen

Deze post bevat diverse overboekingen naar verschillende begrotingshoofdstukken. Onder andere een structurele toevoeging van 1 miljoen euro aan het BES-fonds waarmee uitvoering wordt gegeven aan de motie Van Den Berg en Kuiken die oproept tot een verhoging van de vrije uitkering aan Saba (Kamerstuk, 2021-2022, 35925-IV, nr. 58).

Desalderingen

Deze post bevat drie betalingen uit 2021 die teruggekomen zijn van de bank. Via een desaldering kunnen deze in 2022 opnieuw worden uitgegeven. Tevens zijn geraamde ontvangsten voor de Rijksdienst Caribisch Nederland in deze post opgenomen.

Correctie artikel 4

Het COHO budget is incidenteel toegevoegd aan de begroting. Per abuis is dit budget voor 2027 dubbel geëxtrapoleerd. Met deze correctie wordt het budget aangepast naar het overeengekomen bedrag.

Kasschuiven

Dit betreffen kasschuiven om middelen voor de wisselkoersreserve, een detentiecentrum op Sint Maarten, de aanschaf van stormwaterpompen en voor de Tijdelijke Werkorganisatie in het juiste ritme te zetten.

Ontvangsten

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Dit betreffen coronamiddelen van het Rode Kruis.

Technische mutaties Miljoenennota

Desalderingen

Deze post bevat twee betalingen uit 2021 die teruggekomen zijn. Via een desaldering kunnen deze in 2022 opnieuw worden uitgegeven. Tevens zijn geraamde ontvangsten voor de Rijksdienst Caribisch Nederland in deze post opgenomen.

Niet-plafondrelevant

Raming aflossing leningen

Om de geraamde ontvangsten op de door Nederland verstrekte leningen aan Curaçao, Sint Maarten en Aruba inzichtelijker te maken is besloten deze vanaf nu in de begroting van Koninkrijksrelaties op te nemen. In 2023 is de grootste aflossing van 1 miljard euro geraamd, omdat dan de liquiditeitsleningen aflopen. De raming zal jaarlijks bijgewerkt worden voor wisselkoerseffecten en nieuwe of aangepaste leningen.

Buitenlandse Zaken

Stand Miljoenennota 2022 9.760,7 9.792,2 10.086,3 10.448,8 10.599,9
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 546,3 796,8 943,4 1.094,2 1.157,6 12.059,9
Stand Voorjaarsnota 2022 10.307,0 10.589,0 11.029,7 11.543,0 11.757,5 12.059,9
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 97,7 ‒ 192,5 ‒ 125,0 ‒ 125,0 ‒ 126,4 ‒ 126,3
EU-afdrachten - Technische aanpassing 2022 94,1 54,8 0,0 0,0 0,0 0,0
EU-afdrachten - Draft Amending Budget 4 ‒ 118,4 ‒ 247,3 ‒ 125,0 ‒ 125,0 ‒ 126,4 ‒ 126,3
TEM-nabetaling 122,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Dekking TEM-nabetaling vanuit de aanvullende post ‒ 96,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overboeking aanvullende post i.v.m. TEM-nabetaling 96,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Niet-plafondrelevant 62,4 73,8 33,7 13,5 49,1 146,5
Actualisatie invoerrechten 62,4 73,8 33,7 13,5 49,1 146,5
Stand Miljoenennota 2023 10.467,1 10.470,4 10.938,3 11.431,6 11.680,2 12.080,0
Stand Miljoenennota 2022 868,7 886,0 903,8 921,8 940,3
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 278,5 1.804,2 1.690,7 1.122,2 1.488,0 1.348,5
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 1.147,1 2.690,3 2.594,5 2.044,0 2.428,3 1.348,5
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 40,8 18,5 8,4 3,4 12,3 36,6
Perceptiekostenvergoeding 40,8 18,5 8,4 3,4 12,3 36,6
Stand Miljoenennota 2023 1.187,9 2.708,7 2.602,9 2.047,4 2.440,5 1.385,1

Uitgaven

mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Bij de voorjaarsnota 2022 hebben zich alleen technische mutaties voorgedaan, in de vorm van bijstellingen door het BNI, actualisatie van EU-afdrachten en invoerrechten, en een bijstelling op de geraamde ontvangsten van het Europese Herstelfonds (RRF). Zie de voorjaarsnota 2022 voor verdere toelichting.

Technische Mutaties Miljoenennota

EU-afdrachten

De jaarlijkse technische aanpassing van de Commissie heeft gevolgen voor de raming van de bni-afdracht. Door de inzet van het Single Margin Instrument worden de betalingen die vorig jaar onder het plafond niet zijn ingezet toegevoegd aan de plafonds voor 2022 en 2023. Daarnaast worden de speciale instrumenten en de boete-opbrengsten geactualiseerd. Tevens heeft de Europese Commissie haar jaarlijkse Lenteraming (Spring Forecast) met meest recente economische ontwikkeling voor bni, btw, invoerrechten en plasticafdrachten gepubliceerd. Deze is verwerkt in Draft Amending Budget 4 (DAB 4) en levert een per saldo meevaller op voor Nederland.

TEM-nabetaling

Er is een tweede Traditionele Eigen Middelen (TEM)-nabetaling van 122 miljoen euro in 2022 gedaan naar aanleiding van de inspectie over de TEM boekhouding. Deze middelen zijn na aftrek van perceptiekostenvergoeding overgeheveld vanaf de reservering op de aanvullende post naar de BZ begroting.

Niet plafondrelevant

Actualisatie invoerrechten

Bij de invoerrechten treedt er gedurende het jaar onbedoeld een saldo-effect op, omdat aan de inkomsten- en uitgavenkant een andere raming wordt gebruikt, respectievelijk de raming van het ministerie van Financiën en de raming van de Europese Commissie. Er wordt drie keer per jaar een actualisatie geboekt op de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding om te corrigeren voor dit saldo-effect.

Niet-belastingontvangsten

Technische Mutaties Miljoenennota

Perceptiekostenvergoeding

Nederland ontvangt 20 procent van de bruto af te dragen nabetalingen aan traditionele eigen middelen (TEM) als perceptiekostenvergoeding.

Justitie en Veiligheid

Stand Miljoenennota 2022 14.931,2 14.520,7 14.423,2 14.316,6 14.373,4
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 1.803,6 2.526,4 1.472,5 1.493,6 1.493,4 15.961,9
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 16.734,8 17.047,1 15.895,7 15.810,2 15.866,8 15.961,9
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 116,0 127,0 158,0 168,0 168,0
Middelen doorstroom migratie: Brede doeluitkering veiligheidsregio's 0,0 31,0 42,0 73,0 83,0 83,0
Middelen doorstroom migratie: Aanpak overlast 0,0 15,0 15,0 15,0 15,0 15,0
Middelen doorstroom migratie: Opvang AMV 18+ 0,0 40,0 40,0 40,0 40,0 40,0
Aanpak overlast: procesbeschikbaarheidslocaties 0,0 15,0 15,0 15,0 15,0 15,0
Aanpak overlast: intensiveren versneld uitzetten 0,0 15,0 15,0 15,0 15,0 15,0
Technische Mutaties Miljoenennota 142,0 723,6 901,8 1.084,2 928,0 910,6
Overhevelingen Coalitieakkoordmiddelen 178,0 541,1 809,4 1.010,4 861,0 874,8
Overhevelingen middelen Werk aan Uitvoering 42,0 125,7 125,5 125,5 125,5 125,5
Overhevelingen met andere departementen ‒ 8,7 ‒ 56,6 ‒ 117,0 ‒ 113,0 ‒ 117,6 ‒ 141,4
Desalderingen 14,2 48,7 51,7 51,7 51,7 51,7
Kasschuiven ‒ 85,0 60,1 24,4 0,5 0,0 0,0
Diversen 1,4 4,6 7,8 9,1 7,5 0,0
Niet-plafondrelevant 7,6 1.094,1 0,0 0,0 0,0 0,0
Overhevelingen inzake opvang ontheemden OEK 0,0 995,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Subsidies NGOs t.b.v. Inzet Oekraine 25,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Gemeentelijke en particuliere opvang (Correctie ODA) ‒ 119,5 ‒ 30,5 0,0 0,0 0,0 0,0
Nationaal Programma Oekraïense Vluchtelingen 101,2 129,6 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 16.884,4 18.980,8 16.924,5 17.052,4 16.962,8 17.040,5
Stand Miljoenennota 2022 1.570,5 1.592,1 1.603,8 1.597,6 1.624,5
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 96,2 ‒ 35,8 ‒ 72,3 ‒ 57,5 ‒ 57,9 1.581,6
Stand Voorjaarsnota 2022 (Incl. extrapolatie) 1.666,7 1.556,4 1.531,5 1.540,1 1.566,6 1.581,6
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 14,2 48,7 51,7 51,7 51,7 51,7
Desalderingen 14,2 48,7 51,7 51,7 51,7 51,7
Stand Miljoenennota 2023 1.680,9 1.605,0 1.583,2 1.591,8 1.618,2 1.633,3

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

De mutaties tot en met de Voorjaarsnota 2022 betreffen onder andere het vrijmaken van aanvullende middelen voor Bewaken en Beveiligen, het overhevelen van Coalitieakkoordmiddelen voor de Inlichtingdiensten vanaf de Aanvullende Post, het verwerken van uitvoeringsinformatie voor de Meerjarige Productie Prognose (MPP), Waterschade Limburg, het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Ook betreft het middelen in 2022 en 2023 voor het organiseren van gemeentelijke en particuliere opvang van Oekraïnische ontheemden.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Middelen doorstroom migratie: Brede doeluitkering veiligheidsregio's

Ter versterking van de veiligheidsregio’s wordt het budget van de brede doeluitkering rampenbestrijding (BDUR) opgehoogd met een reeks oplopend naar structureel 83 miljoen euro.

Middelen doorstroom migratie: Aanpak overlast

Voor de aanpak van overlastgevende asielzoekers wordt er structureel 15 miljoen euro vrijgemaakt. Hiermee wordt onder andere ingezet op de strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak van overlastgevers in opvanglocaties, openbare ruimte en openbaar vervoer.

Middelen doorstroom migratie: Opvang AMV 18+

Voor de opvang van alleenstaande minderjarige vluchtelingen (AMV) van 18 tot 21 jaar wordt er 40 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld.

Aanpak overlast: procesbeschikbaarheidslocaties

Deze mutatie ziet toe op het vrijmaken van middelen voor verhogen van het aantal procesbeschikbaarheidslocaties (PBL). Deze locaties worden ingezet voor de versnelde behandeling van asielzoekers met een kansarme asielaanvraag, zoals asielzoekers uit veilige landen van herkomst.

Aanpak overlast: intensiveren versneld uitzetten

Deze middelen worden vrijgemaakt voor het versneld uitzetten van overlastgevende asielzoekers door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V).

Technische mutaties

Overhevelingen Coalitieakkoordmiddelen

Deze post betreft de overhevelingen van Coalitieakkoordmiddelen die nog niet bij Voorjaarsnota van de Aanvullende Post naar de departementale begroting zijn overgeheveld. Het gaat onder andere om middelen voor de modernisering Wetboek van Strafvordering, Inlichtingendiensten, sociale advocatuur, versterken justitiële keten, versterken preventieaanpak, versterken politieorganisatie, tegengaan ondermijning en de algoritme waakhond bij de Autoriteit Persoonsgegevens.

Overhevelingen middelen Werk aan Uitvoering

Dit betreft de overheveling van middelen die bij het Coalitieakkoord zijn vrijgemaakt voor het verder versterken van uitvoeringsorganisaties. De middelen worden ingezet bij diverse uitvoeringsorganisaties van het ministerie van JenV.

Overhevelingen inzake opvang ontheemden OEK

Met deze overheveling is het ministerie van JenV voorzien van de benodigde middelen om tot 1 januari 2023 de gemeentelijke en particuliere opvang van Oekraïense ontheemden te financieren. Voor de gemeentelijke opvang wordt uitgegaan van een totaal van 75.000 te realiseren opvangplekken, verdeeld over de 25 veiligheidsregio’s. De uiteindelijke financiële afrekening met gemeentes vindt plaats op basis van daadwerkelijk gerealiseerde kosten.

Overhevelingen met andere departementen

Deze post betreft een groot aantal overhevelingen met andere departementen. De belangrijkste onderdelen hiervan hangen samen met de nieuwe financieringssystematiek van Justis, waarbij inkomsten voor de producten die Justis levert voortaan binnenkomen op de JenV-begroting. Vanuit deze ontvangsten worden vervolgens uitgavenbudgetten gecreëerd voor de opdrachtgevers van Justis binnen JenV.

Desalderingen

Deze post betreft een aantal desalderingen die op de begroting van JenV plaatsvinden.

Diversen

Deze post bevat een aantal kleinere mutaties. Dit betreft de overheveling van loon- en prijsbijstellingsmiddelen over Coalitieakkoordmiddelen die na de Voorjaarsnota zijn overgeheveld naar het departement.

Niet-plafondrelevant

Subsidies NGOs t.b.v. Inzet Oekraïne

Met deze mutatie worden middelen beschikbaar gesteld aan verschillende NGO’s voor ondersteuning bij het opvangen van Oekraïense ontheemden.

Gemeentelijke en particuliere opvang (Correctie ODA)

Dit betreft een technische correctieboeking voor het inzetten van ODA-budget ter bekostiging van de gemeentelijke en particuliere opvang van Oekraïense ontheemden. Omdat de opvang van eerstejaars asielzoekers toegerekend mag worden aan het internationale ontwikkelingssamenwerkingsbudget (ODA) wordt een gedeelte van deze kosten uit dit budget bekostigd. De correctieboeking is noodzakelijk om deze stand van zaken in de Rijksboekhouding te verwerken.

Nationaal Programma Oekraïense Vluchtelingen

Deze post omvat een aantal mutaties voor het Nationaal Programma Oekraïense Vluchtelingen. Met deze middelen worden de apparaatskosten voor het programma-DG Oekraïne en de Nationale Opvangorganisatie (NOO) bekostigd. Ook voorzien deze middelen in het doortrekken van bekostiging van de Regeling Medische zorg voor Ontheemden uit Oekraïne (RMO) en de verstrekking van subsidies aan NGO’s tot medio 2023.

Niet-belastingontvangsten

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

De reeks mutaties tot en met Voorjaarsnota 2022 bevat voor de ontvangsten onder andere een aanpassing van de raming voor het Boete en Transactie-dossier, een aanpassing aan de raming voor de PMJ waardoor de ontvangsten van griffierechten en de administratiekosten van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) lager uitvallen. Ook vindt er in 2022 een terugbetaling van DJI over het jaar 2021 aan het moederdepartement plaats op basis van de outputfinancieringsystematiek.

Desalderingen

Zie hiervoor de gelijknamige post bij uitgaven.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Stand Miljoenennota 2022 8.057,6 7.399,8 7.330,2 7.445,7 7.528,1
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 ‒ 111,9 371,8 ‒ 77,9 ‒ 354,2 ‒ 347,9 7.227,0
Stand Voorjaarsnota 2022 7.945,8 7.771,6 7.252,4 7.091,4 7.180,2 7.227,0
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 252,3 1.384,4 689,3 552,7 504,7 502,7
Overboeking CA-middelen 15,4 688,7 127,3 138,9 125,1 124,5
Overboeking Investeringspost GDI 62,2 62,2 62,2 62,2 62,2
Kwijtschelden publieke schulden ex-partners 4,1 19,9 32,0
Huisvestingspakket statushouders 193,5 143,9 3,6 3,6 1,4
Verhoging huurtoeslag 25,0 299,0 299,0 299,0 299,0 299,0
Verhoging huurtoeslag als gevolg van WML verhoging 18,4 150,5 27,3 17,0 17,0 17,0
Vervroegen inkomensafhankelijke huurverlaging ‒ 114,0
Intensivering Nationaal Isolatieprogramma 150,0 150,0
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 140,8 89,7 102,8 104,8 117,3 130,0
Overboekingen ‒ 148,3 ‒ 79,0 ‒ 49,3 ‒ 49,3 ‒ 47,5 ‒ 34,9
Overboekingen centrale financiering GDI 206,7 198,7 198,7 198,7 198,7
Desalderingen 59,8 6,4 6,4 8,5 10,5 10,5
Herverkaveling Loon- en Prijsbijstelling Groningen ‒ 64,6 ‒ 48,1 ‒ 45,4 ‒ 44,5 ‒ 44,4 ‒ 44,3
Kasschuiven 12,3 3,8 ‒ 7,5 ‒ 8,5
Niet-plafondrelevant 104,5 8,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Huisvesting doelgroepen 104,0 8,0
Ondersteuning RvIG 0,5
Stand Miljoenennota 2023 8.161,8 9.253,7 8.044,4 7.748,9 7.802,3 7.859,7
Stand Miljoenennota 2022 1.097,6 1.293,4 1.263,2 1.257,0 1.239,6
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 ‒ 458,7 ‒ 760,5 ‒ 752,5 ‒ 752,3 ‒ 747,7 ‒ 754,9
Stand Voorjaarsnota 2022 638,9 532,9 510,7 504,7 491,9 483,0
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 0,0 ‒ 140,3 ‒ 95,0 0,0 0,0 0,0
Huisvestingspakket statushouders 0,0 ‒ 140,3 ‒ 95,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 59,8 6,4 6,4 8,5 10,5 10,5
Desalderingen 59,8 6,4 6,4 8,5 10,5 10,5
Niet-plafondrelevant 7,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Bodemmaterialen 7,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 706,2 679,6 612,1 513,2 502,4 493,6

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Dit betreft diverse mutaties. Zo zijn er middelen voor woningbouwprojecten en het ondersteunen van grootschalige woningbouwgebieden op het gebied van infrastructuur en andere randvoorwaarden (in totaal 952 miljoen euro) overgeboekt naar de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ook zijn coalitieakkoordmiddelen voor het volkshuisvestingsfonds, ter verbetering en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad en leefomgeving, van jaarlijks 149 miljoen euro van 2023 tot en met 2026 overgeboekt naar de begroting van BZK. Daarnaast heeft de herverkaveling van de versterkingsoperatie in Groningen (1,6 miljard euro in 2022 tot 850 miljoen euro in 2027) naar de begroting van Economische Zaken en Klimaat (EZK) plaatsgevonden. Een uitgebreidere toelichting van alle reeksen staat in de Voorjaarsnota.

Mutaties Besluitvorming Miljoenennota

Overboeking CA-middelen

Er worden vanaf de Aanvullende Post middelen uit het coalitieakkoord inclusief loon- en prijsbijstelling (LPO) overgeboekt naar de BZK-begroting. Dit betreft o.a. 227 miljoen euro voor de 5e tranche woningbouwimpuls en 286 miljoen euro voor de 4e tranche Regio deals in 2023. Ook wordt er 15 miljoen euro in 2022 oplopend tot 117 miljoen euro in 2027 overgeboekt voor de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) en verschillende rijksbrede projecten in het kader van Werk aan Uitvoering (WaU). Daarnaast wordt uit het klimaatfonds voor het Nationale isolatieprogramma (NIP) 62,5 miljoen euro overgeboekt voor de lokale aanpak woningisolatie.

Overboeking Investeringspost GDI

Voor innovatie en doorontwikkeling van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) wordt inclusief LPO 62 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post naar de BZK-begroting.

Kwijtschelden publieke schulden ex-partners

Er komt een schuldenregeling voor ex-partners van gedupeerden van de toeslagenaffaire en deze zal per 1 juli 2023 in werking treden. Openstaande schulden van de ex-partners zullen worden kwijtgescholden. De ontvangstenraming van de huurtoeslag wordt hiervoor naar beneden bijgesteld. Daarnaast hebben de medeoverheden naar schatting in totaal 45,8 miljoen euro nodig voor de schuldenregeling.

Huisvestingspakket statushouders

Om de asiel huisvestingsproblematiek op te lossen wordt in samenwerking met gemeenten voldoende fysieke locaties ingericht inclusief het tijdelijk plaatsen en mogelijk exploiteren van flexwoningen. Deze locaties kunnen worden benut wanneer er nog geen zekerheid bestaat over de (her)plaatsing van woningen elders, bijvoorbeeld omdat een vergunningtraject nog niet is afgerond. Verder wordt er aan het Rijksvastgoedbedrijf de opdracht gegeven om flexwoningen te kopen. Deze woningen worden vervolgens verkocht aan corporaties, gemeenten en andere potentiële afnemers. Tot slot zal het Rijksvastgoedbedrijf enkele bestaande en te verwerven panden laten transformeren. Hierdoor kunnen deze panden als tussenvoorziening worden ingezet voor de huisvesting van statushouders. Binnen deze reeks worden onder andere de apparaats- en coördinatiekosten van het Rijksvastgoedbedrijf gedekt.

Het Rijk zal daarnaast samen met gemeenten en woningcorporaties een garantieregeling verkennen. Hiermee wordt aan partijen meer zekerheid geboden over de herplaatsing en exploitatie van de woningen, waardoor sneller investeringsbeslissingen kunnen worden genomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat eventuele restrisico’s bij uitputting van het budget evenredig worden gedragen door gemeenten, corporaties en het Rijk. Komende tijd zal de regeling conform het beleidskader voor risicoregelingen worden uitgewerkt. De middelen worden geplaatst op de aanvullende post van het ministerie van Financiën.

Verhoging huurtoeslag

De huurtoeslag wordt structureel verhoogd. Hiermee wordt er o.a. ook gezorgd dat de opbrengst van de inkomensafhankelijke huurverlaging ook terugvloeit naar huurtoeslagontvangers. Het interactie-effect met de hervorming van de huurtoeslag wordt geboekt op de aanvullende post van Financiën.

Verhoging huurtoeslag als gevolg van WML verhoging

De WML-verhoging zorgt ervoor dat de huurtoeslaguitgaven stijgen, omdat de huurtoeslag ook later wordt afgebouwd.

Vervroegen inkomensafhankelijke huurverlaging

Het eerder invoeren van de huurverlaging voor sociale minima zorgt voor lagere huurtoeslaguitgaven, omdat de huren ook dalen.

Intensivering Nationaal Isolatieprogramma

Om (kwetsbare) huishoudens financieel te ondersteunen bij het nemen van energiebesparende maatregelen stelt het kabinet in 2023 en 2024 extra middelen beschikbaar voor het Nationaal Isolatieprogramma.

Technische Mutaties Miljoenennota

Overboekingen

Dit betreffen diverse overboekingen van en naar andere begrotingen. Van het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn er CA-middelen overgeheveld voor Cybersecurity. Tegelijkertijd hebben er diverse overhevelingen naar andere begrotingshoofdstukken plaatsgevonden, zoals middelen voor de additionele budgetten voor informatiehuishouding. Ook zijn er middelen overgeheveld naar het gemeentefonds voor wetvoorstel Goed Verhuurderschap, invoeringskosten van de omgevingswet en uitvoering WKB.

Overboekingen centrale financiering GDI

De financiering van de generieke digitale infrastructuur (GDI) wordt vanaf het begrotingsjaar 2023 centraal onder gebracht bij het ministere van BZK. Een centrale financiering draagt bij aan de gewenste bredere deelname en een hoger gebruik van de GDI. Met deze overboekingen van 206 miljoen euro in 2023 en 199 miljoen euro in verder jaren van departementen en met een bijdrage uit de Werk Aan Uitvoering enveloppe wordt de centrale financiering gerealiseerd.

Desalderingen

Dit betreffen diverse desalderingen, waaronder de achtervangvergoeding voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) en de ontvangsten van de bijdragen aan de centrale financiering GDI.

Herverkaveling Loon- en Prijsbijstelling Groningen

Bij het aantreden van het kabinet is besloten om de uitgaven en ontvangsten voor de schadeafhandeling en versterkingsoperatie in Groningen onder te brengen op één begroting. De LPO die voor de versterkingsoperatie op de BZK-begroting wordt uitgekeerd is overgeheveld naar de begroting van EZK.

Niet-plafondrelevant

Huisvesting doelgroepen

Voor de doorstroming van Oekraïense ontheemden van noodopvang naar reguliere huisvesting en voor andere doelgroepen, zijn op korte termijn extra woningen nodig. In lijn met het programma ‘Een thuis voor iedereen’ en het Woningbouwprogramma wordt vanuit de middelen voor de Woningbouwimpuls (100 miljoen euro) versneld ingezet op de transformatie van bestaande gebouwen en de bouw van nieuwe flexwoningen, ook bedoeld voor vergunninghouders. Daarnaast is 12 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een taskforce versnelling tijdelijke huisvesting.

Ondersteuning RvIG

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens ontvangt een half miljoen voor de werkzaamheden in verband met het registreren van ontheemden uit Oekraïne in de Basisregistratie Personen (BRP).

Niet-belastingontvangsten

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Dit betreft o.a. het surplus van agentschappen en ontvangsten bij het RVB die bij voorjaarsnota zijn verwerkt. Daarnaast betreft het de herverkaveling van de versterkingsoperatie in Groningen (560 miljoen euro in 2022 en 750 miljoen euro vanaf 2023 en verder) naar de begroting van EZK.

Mutaties Besluitvorming Miljoenennota

Huisvestingspakket statushouders

Om de asiel huisvestingsproblematiek op te lossen wordt in samenwerking met gemeenten voldoende fysieke locaties ingericht voor het tijdelijk plaatsen en mogelijk exploiteren van flexwoningen. Deze locaties kunnen worden benut wanneer er nog geen zekerheid bestaat over de (her)plaatsing van woningen elders, bijvoorbeeld omdat een vergunningtraject nog niet is afgerond.

Technische Mutaties Miljoenennota

Desalderingen

Dit betreffen diverse desalderingen, waaronder de achtervangvergoeding voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) en de ontvangsten van de bijdragen aan de centrale financiering GDI.

Niet-plafondrelevant

Bodemmaterialen

Het budget van de generale ontvangsten wordt gecorrigeerd met het positieve saldo van 2021 naar aanleiding van de de meerontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Stand Miljoenennota 2022 48.135,4 47.261,1 46.253,6 46.380,1 46.341,7
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 5.301,5 5.179,4 4.320,7 4.877,3 4.258,6 50.527,4
Stand Voorjaarsnota 2022 53.436,9 52.440,6 50.574,3 51.257,4 50.600,3 50.527,4
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 24,2 570,4 1.344,7 2.199,3 1.782,8 1.997,1
Overboekingen CA-middelen 23,2 486,1 1.307,8 2.162,3 1.689,8 1.884,1
Verhogen basisbeurs uitwonende studenten (23/24) 0,0 12,0 18,0 37,0 93,0 113,0
Kwijtschelding publieke schulden toeslagengedupeerden ex-partners 0,0 71,3 17,8
Rechtsherstel box 3 1,0 1,0 1,0
Technische Mutaties Miljoenennota 778,5 ‒ 569,5 65,9 88,6 20,8 ‒ 38,7
Geactualiseerde raming coronamiddelen ‒ 190,9 100,9 4,5 2,5
Overboekingen andere begrotingen ‒ 10,4 ‒ 11,7 ‒ 18,3 ‒ 17,3 ‒ 17,1 ‒ 1,5
Overboekingen ander plafond 0,0 10,0 5,0 5,0 5,0 5,0
Overboekingen tussen HGIS en niet-HGIS 0,2 1,3 ‒ 0,4 ‒ 0,4 ‒ 0,4 ‒ 0,4
Overboekingen NGF 3,4 39,0 21,5 5,3 1,3
Kasschuiven 830,5 ‒ 885,6 22,9 67,8 6,3 ‒ 41,9
Loon- en prijsbijstelling CA-middelen 14,1 23,4 30,6 25,6 25,8
Oekraïne 131,8 153,1
Niet-plafondrelevant 250,2 701,0 1.041,0 618,0 376,0 116,0
Oekraïne (niet-plafondrelevant) 250,2 318,0
CA herinvoering basisbeurs 0,0 207,0 702,0 655,0 469,0 229,0
Verhogen basisbeurs uitwonende studenten (23/24) (niet-plafondrelevant) 0,0 176,0 339,0 ‒ 37,0 ‒ 93,0 ‒ 113,0
Stand Miljoenennota 2023 54.489,8 53.142,5 53.025,9 54.163,4 52.779,9 52.601,8
Stand Miljoenennota 2022 1.608,0 1.725,9 1.765,3 1.795,2 1.839,9
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 32,2 ‒ 60,4 ‒ 47,5 ‒ 34,7 ‒ 25,9 1859,6
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 1.640,1 1.665,4 1.717,9 1.760,5 1.814,0 1.859,6
Mutaties Besluitvorming Voorjaarsnota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Voorjaarsnota 8,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Geactualiseerde coronamiddelen (ontvangsten) 8,2
Stand Miljoenennota 2023 1.648,3 1.665,4 1.717,9 1.760,5 1.814,0 1.859,6

Uitgaven

Stand Miljoenennota 2022

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is middels motie Hermans structureel 500 miljoen euro vrijgemaakt om de salarissen van het personeel in het primair onderwijs te verhogen. Bij Voorjaarsnota is vervolgens een eerste deel van de middelen uit het coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ overgeheveld. Het betrof in totaal structureel circa 2,6 miljard euro uit de enveloppen Versterken onderwijskwaliteit, Kansengelijkheid, Leraren en schoolleiders, Vervolgopleidingen en onderzoek, Fonds onderzoek en wetenschap. Voor 2022 werd voor Cultuur en media 150 miljoen euro opgevraagd en voor de uitvoeringskosten herinvoering basisbeurs 5 miljoen euro. Verder is de bij Regeerakkoord ingeboekte verlaging van het Nationaal Programma Onderwijs met 230 miljoen euro alternatief gedekt. Deels is deze verlaging gedekt door de inzet van een deel van de eindejaarsmarge en deels door verlaging in 2022 van enkele intensiveringen uit het coalitieakkoord. Daarnaast is de interne problematiek op de OCW-begroting opgelost met behulp van inzet van de eindejaarsmarge en heeft er een statistische correctie plaatsgevonden om zo de onbedoelde effecten op het passend onderwijs van aangescherpte btw-regelgeving ongedaan te maken. Tenslotte is er circa 231 miljoen euro vrijgemaakt voor Oekraïense vluchtelingen, zijn er overboekingen gedaan met andere begrotingen en is de reguliere Loon- en Prijsbijstelling aan de OCW-begroting toegevoegd.

Mutaties Besluitvorming Miljoenennota

Overboekingen CA-middelen

In het coalitieakkoord (CA) «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» zijn veel middelen vrijgemaakt voor investeringen in het onderwijs. Deze zijn in eerste instantie op de Aanvullende Post (AP) geplaatst. Bij Voorjaarsnota is hiervan structureel circa 2,6 miljard euro overgeheveld en bij Miljoenennota worden er opnieuw meerjarig middelen overgeheveld, oplopend tot circa 1,4 miljard euro in 2027. Het gaat om middelen uit de enveloppen Versterken onderwijskwaliteit, Kansengelijkheid, Vervolgopleidingen en onderzoek, Fonds onderzoek en wetenschap, Afschaffen leenstelsel en herinvoeren basisbeurs, Cultuur en Media en Werk aan Uitvoering.

Verhogen basisbeurs uitwonende studenten (23/24)

Om uitwonende studenten tegemoet te komen voor hun gestegen lasten trekt het kabinet eenmalig 500 miljoen euro uit. Hiermee wordt de basisbeurs voor uitwonende studenten, voor zowel mbo- als ho- studenten, gedurende het collegejaar 2023/2024 verhoogd met ongeveer 165 euro per maand.

Rechtsherstel box 3 

Het rechtsherstel van box 3 heeft invloed op inkomensafhankelijke regelingen. In het geval van OCW is de aanvullende beurs afhankelijk van het verzamelinkomen van de ouders van studenten. Met de aanpassing van het verzamelinkomen als gevolg van het rechtsherstel van box 3 komen sommige bezwaarmakers in aanmerking voor deze regelingen. Hiervoor wordt vanaf de AP 3 miljoen euro overgeheveld naar de begroting van OCW, gelijk verdeeld over de jaren 2022, 2023 en 2024.

Technische Mutaties Miljoenennota

Geactualiseerde raming coronamiddelen

Er is een nieuwe raming gemaakt van een deel van de coronamiddelen op de OCW-begroting, om zo beter aan te sluiten bij de verwachte uitgaven. Een deel van de middelen voor ventilatie in scholen is doorgeschoven naar 2023 om aan te sluiten bij de Maatwerkregeling ventilatie in scholen. Ook een deel van de middelen voor distributie van zelftesten, circa 50 miljoen euro voor primair en voortgezet onderwijs (po en vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en hoger onderwijs (ho), wordt doorgeschoven voor het geval deze middelen in 2023 nodig zijn. Eenzelfde bedrag voor zelftesten blijft staan in 2022 en ruim 80 miljoen euro onbestede middelen vloeien terug naar de Rijksbegroting. Tenslotte is aangekondigd dat de looptijd van het Nationaal Programma Onderwijs in het mbo en ho, net als eerder bij het po en vo, met een jaar wordt verlengd tot en met 2024. De middelen voor de uitvoering, monitoring en onderzoek worden hierbij in het juiste ritme gezet. Het gaat hierbij om een bedrag van circa 11,5 miljoen euro.

Overboekingen met andere begrotingen

Er worden diverse overboekingen gedaan met begrotingen van andere departementen.

Overboekingen NGF

Er zijn twee plannen uit het Nationaal Groeifonds (NGF) (deels) definitief toegekend. Het gaat om de plannen Versterking Infrastructuur Leven Lang Ontwikkelen' en 'Einstein Telescope’. Deze middelen worden nu overgeboekt naar de OCW-begroting.

Loon- en prijsbijstelling CA-middelen

Bij de uitkering van de tranche 2022 van de loon- en prijsbijstelling (LPO) is het deel van de LPO over de CA-middelen, die nog op de AP stonden, op de AP gezet. Het deel van de LPO, behorende bij de CA-middelen die worden overgemaakt naar de begroting van het ministerie van OCW, wordt nu overgeheveld naar de OCW-begroting.

Oekraïne

Om Oekraïense vluchtelingen onderwijs te kunnen bieden, worden een aantal bestaande maatregelen verlengd tot en met de eerste helft van 2023. Het gaat hierbij om de ophoging van het budget van de bestaande reguliere nieuwkomersbekostiging , de regeling voor leerlingenvervoer in het primair en voortgezet onderwijs en de extra ondersteuning aan LOWAN verlengd. Ook wordt er budget beschikbaar gesteld voor voorschoolse educatie. In totaal bedraagt dit circa 138 miljoen euro in 2022 en circa 147 miljoen euro in 2023.

Niet-plafondrelevant

Oekraïne (niet plafondrelevant)

Om Oekraïense vluchtelingen onderwijs te kunnen bieden, wordt er gezorgd voor huisvesting en noodlocaties voor het primair en voortgezet onderwijs. Ook wordt er budget beschikbaar gesteld voor toelatingsexamens. In totaal bedraagt dit circa 250 miljoen euro in 2022 en 318 miljoen euro in 2023.

CA herinvoering basisbeurs

De financiële reeks voor het herinvoeren van de basisbeurs bestaat naast een reeks relevant voor het uitgavenplafond (plafond R), zoals getoond in de budgettaire bijlage van het coalitieakkoord en in het conceptwetvoorstel, ook uit een niet-relevante reeks op plafond N. De niet-relevante uitgaven Herinvoering basisbeurs zijn opgebouwd uit twee onderdelen. Als eerste bevat deze reeks de niet-relevante uitgaven op de basisbeurs en de aanvullende beurs. Daarnaast bevat deze reeks ook een bijstelling op de uitgaven aan de leenfaciliteit.

Verhogen basisbeurs uitwonende studenten (23/24) (niet-plafondrelevant)

Om uitwonende studenten tegemoet te komen voor hun gestegen lasten trekt het kabinet eenmalig 500 miljoen euro uit. Hiermee wordt de basisbeurs voor uitwonende studenten, voor zowel mbo- als ho- studenten, gedurende het collegejaar 2023/2024 verhoogd met ongeveer 165 euro per maand.

Niet-belastingontvangsten

Technische Mutaties Voorjaarsnota

Geactualiseerde raming coronamiddelen (niet-belastingontvangsten)

Het Fonds voor de Letteren heeft vanuit het Corona steunpakket geld ontvangen van OCW voor het Garantiefonds fysieke boekhandel. Hiervan is circa 8 miljoen euro onbesteed gebleven en teruggestort op de OCW-begroting. Deze middelen vloeien terug naar de Staatskas, zoals alle onbestede coronamiddelen.

Nationale Schuld (Transactiebasis)

Stand Miljoenenota 2022 36.145,8 35.969,7 34.619,9 21.677,5 22.668,7
Mutaties t/m Voorjaarnota 2022 500,7 817,7 3.377,6 3.684,6 7.343,6 36.981,6
Stand Voorjaarsnota 2022 36.646,5 36.787,4 37.997,5 25.362,1 30.012,3 36.981,6
Technische Mutaties Miljoenennota 241,9 1.884,5 1.089,5 1.052,3 998,7 974,7
Rente vaste schuld 174,0 897,0 1.106,0 1.092,0 1.053,0 1.029,0
Rente vlottende schuld 411,0 ‒ 29,0 ‒ 56,0 ‒ 73,0 ‒ 73,0
Rentelasten kasbeheer 68,2 576,5 12,5 16,3 18,7 18,7
Overboeking met andere begroting ‒ 0,4
Niet-plafondrelevant 307,3 213,4 56,7 98,2 3.029,5 147,3
Aflossing vaste schuld 89,0 ‒ 98,0 2.892,0
Rentelasten kasbeheer 18,3 311,4 56,7 98,2 137,5 147,3
Verstrekte leningen 200,0
Stand Miljoenennota 2023 37.195,6 38.885,3 39.143,7 26.512,7 34.040,4 38.103,6
Stand Miljoenennota 2022 62.666,4 50.586,4 43.749,1 31.218,2 30.795,3
Mutaties t/m Voorjaarnota 2022 16.078,9 17.359,1 21.872,6 28.038,9 29.023,0 66.643,9
Stand Voorjaarsnota 2022 78.745,2 67.945,5 65.621,7 59.257,1 59.818,2 66.643,9
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 141,0 ‒ 62,5 40,5 36,9 33,3 29,8
Rente vlottende schuld ‒ 141,0 ‒ 79,0
Rentebaten kasbeheer 16,5 40,5 36,9 33,3 29,8
Niet-plafondrelevant ‒ 17.559,1 1.491,9 ‒ 1.986,5 ‒ 5.243,5 ‒ 2.111,6 ‒ 7.341,6
Uitgifte vaste schuld ‒ 2.500,0 620,0 ‒ 4.757,0 ‒ 8.757,0 ‒ 6.438,0 ‒ 9.522,0
Mutatie vlottende schuld ‒ 19.100,0
Aflossingen op leningen 109,2 28,2 28,5 28,7 23,5 11,5
Ontvangsten bij voortijdige beeindiging 1,1
Rentederivaten ‒ 39,0 ‒ 186,0 ‒ 42,0 ‒ 6,0 ‒ 5,0
Mutatie in rekening-courant en deposito 3.969,6 1.029,7 2.784,0 3.484,8 4.308,9 2.173,8
Stand Miljoenennota 2023 61.045,1 69.375,0 63.675,8 54.050,5 57.739,9 59.332,0

Uitgaven

Technische mutaties Miljoenennota

Rente vaste schuld

De rentelasten vaste schuld vallen naar verwachting hoger uit dan eerder geraamd. Bij de uitgifte van nieuwe schuld worden de rentetarieven vastgelegd tegen het dan geldende rentetarief. De rentetarieven zijn nu hoger dan geraamd bij Voorjaarsnota.

Rente vlottende schuld

De raming van de rentelasten vlottende schuld stijgt in 2023 ten opzichte van de Voorjaarsnota. Dit komt door de geactualiseerde rentestand van 2023 in de MEV-raming van het CPB.

Rentelasten kasbeheer

De raming van de rentelasten kasbeheer is hoger dan geraamd bij Voorjaarsnota als gevolg van het bijwerken van de realisatie en de nieuwe rentestanden in de MEV-raming van het CPB.

Overboeking met andere begroting

Dit betreft een overboeking naar de Financienbegroting.

Niet-plafondrelevant

Aflossing vaste schuld

De raming van de aflossing vaste schuld wijzigt in 2023 als gevolg van de inkoop van schuld en een gewijzigde dollarkoers in de MEV-raming van het CPB. In 2026 vallen de aflossingen hoger uit dan geraamd bij Voorjaarsnota. Dit is met name het gevolg van nieuwe uitgiftes van vaste schuld met een looptijd tot en met 2026.

Rentelasten kasbeheer

De raming van de rentelasten kasbeheer stijgt ten opzichte van de Voorjaarsnota als gevolg van gewijzigde rekening-courantstanden en aangepaste rentepercentages.

Verstrekte leningen

Naar verwachting worden er in 2022 meer leningen verstrekt aan de deelnemers van het schatkistbankieren dan eerder geraamd. De raming wordt daardoor met 200 miljoen euro naar boven bijgesteld.

Niet-belastingontvangsten

Rente vlottende schuld

De meerjarenraming van de rentebaten op de vlottende schuld valt lager uit als gevolg van wijzigingen in de omvang van de kortlopende schuld en de hoogte van de korte rente.

Rentebaten kasbeheer

De raming van de rentebaten kasbeheer is hoger dan geraamd bij Voorjaarsnota als gevolg van verstrekte leningen en de nieuwe rentestanden in de MEV-raming van het CPB.

Niet-plafondrelevant

Uitgifte vaste schuld

De raming voor de uitgifte van de vaste schuld is voor het lopende jaar gewijzigd als gevolg van het bijgestelde financieringsplan 2022. Het financie­ ringsplan geeft een beschrijving van de geschatte omvang en de totstand­ koming van de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat voor 2022 en een overzicht van de manier waarop het Agentschap van plan is deze in te vullen. De meerjarenraming van de uitgifte vaste schuld laat t.o.v. de Voorjaarsnota een toename zien in 2023 en een daling in de daaropvolgende jaren als gevolgvan de gewijzigde kassaldi tot en met 2027.

Mutatie vlottende schuld

De vlottende schuld daalt met 19,1 miljard euro in het lopende jaar. Dit is het gevolg van een lagere financieringsbehoefte doordat de raming van het kastekort voor het lopende begrotingsjaar sterk is afgenomen. Schommelingen in de financieringsbehoefte in een lopend begrotingsjaar worden zo veel mogelijk opgevangen op de geldmarkt.

Aflossing op leningen

Op basis van de actuele inzichten wordt verwacht dat de aflossingen op de leningen die door agentschappen, rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) en derden in het kader van schatkistbankieren zijn afgesloten, hoger zullen uitvallen dan geraamd bij Voorjaarsnota.

Ontvangsten bij voortijdige beëindiging

In 2022 zijn door RWT’s leningen voortijdig beëindigd. Leningen die voortijdig worden beëindigd worden afgelost tegen de marktwaarde van de lening op dat moment. Als er een positief resultaat is, wordt dit als ontvangst geboekt.

Rentederivaten

Er worden minder rentebaten op derivaten verwacht dan eerder geraamd als gevolg van gerealiseerde rentepercentages van derivaten en de nieuwe rentestanden in de MEV-raming van het CPB.

Mutatie in rekening-courant en deposito

Uit een actualisatie van de ramingvan uitgaven en inkomsten van sociale fondsen blijkt dat deze fondsennaar verwachting in 2022 en komende jaren meer geld zullenstorten in de schatkist. Voor RWT’s en decentrale overheden wordt verwachtdat de saldi op de rekeningen-courant in 2022 stijgen met in totaal 3,1 miljard euro.

Financiën

Stand Miljoennota 2022 10.294,8 9.486,0 9.636,1 9.659,8 9.439,7
Mutaties t/m Voorjaarnota 2022 1.500,3 1.187,8 604,0 287,2 382,7 9.497,2
Stand Voorjaarsnota 2022 11.795,1 10.673,9 10.240,1 9.947,1 9.822,4 9.497,2
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 35,0 128,7 113,9 105,0 105,0 105,0
Uitvoering rechtsherstel box 3 (ISB) 18,0 21,4 8,9
WaU-middelen Belastingdienst 17,0 107,3 105,0 105,0 105,0 105,0
Technische Mutaties Miljoenennota 378,2 1.868,1 132,7 440,9 ‒ 1.088,9 ‒ 1.201,0
Kasschuiven Toeslagen ‒ 784,1 386,5 397,6 0,0 0,0 0,0
Kasschuif TenneT 1.230,0 1.332,0 ‒ 360,0 338,0 ‒ 1.270,0 ‒ 1.270,0
Kasschuiven overig ‒ 67,0 ‒ 1,4 19,2 33,2 16,0 0,0
Overboeking met andere begrotingen 89,1 55,0 70,6 69,7 165,1 69,0
Overboeking met andere begroting (HGIS) 0,2 5,3 5,3
Overboeking met Aanvullende Post 99,8
Bijdrage aan het generale beeld ‒ 76,0
Desalderingen ‒ 13,9 ‒ 9,1
Niet-plafondrelevant 420,3 1.171,0 ‒ 1,0 ‒ 7,0
Aandelenemissie Air France-KLM (ISB) 220,0
Lening IMF Oekranie (ISB) 200,0
Schadeloosstelling SNS 1.000,0
ESM 0,2 171,0 ‒ 1,0 ‒ 7,0
Stand Miljoenennota 2023 12.628,5 13.841,7 10.485,7 10.493,0 8.838,5 8.394,3
Stand Miljoennota 2022 2.965,7 3.090,7 3.400,4 3.273,3 4.248,0
Mutaties t/m Voorjaarnota 2022 88,1 ‒ 806,9 ‒ 590,5 ‒ 395,9 ‒ 413,0 2793,4
Stand Voorjaarsnota 2022 3.053,8 2.283,9 2.809,9 2.877,3 3.835,0 2.793,4
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 6,6 ‒ 21,6 ‒ 57,0 ‒ 95,2 ‒ 68,1 ‒ 48,0
Garantie Gasunie (ISB) 1,0
Belasting- en invorderingsrente 12,0 ‒ 10,0 ‒ 25,0 ‒ 37,0 ‒ 39,0 ‒ 13,0
Premie- en renteontvangsten garantie/lening KLM ‒ 26,5 ‒ 51,6 ‒ 62,0 ‒ 58,2 ‒ 4,1
Dividenden staatsdeelnemingen 20,0 40,0 30,0 ‒ 25,0 ‒ 35,0
Technische Mutaties Miljoenennota 26,1 ‒ 49,1
Kasschuif Project Invorderingsrente 40,0 ‒ 40,0
Desalderingen ‒ 13,9 ‒ 9,1
Niet-plafondrelevant 277,3 0,0 4,0 5,0 ‒ 272,1 38,1
Aflossing lening KLM 277,1 ‒ 277,1
Lening IMF Oekranie (ISB) 5,0 5,0 5,0 5,0 38,1
ESM 0,2 ‒ 5,0 ‒ 1,0
Stand Miljoenennota 2023 3.363,7 2.213,2 2.756,9 2.787,1 3.494,8 2.783,6

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Deze post betreft alle uitgavenmutaties die tussen Miljoennota 2022 en Voorjaarsnota 2022 hebben plaatsgevonden op de Financiënbegroting. Dit betreft onder andere budgetneutrale aanpassing van de BIR-verdeelsystematiek (aangekondigd bij Startnota), middelen voor de tegemoetkomingsregeling MSNP, een overheveling van de Aanvullende Post (409 miljoen euro) en een beroep op het generale beeld (219 miljoen euro) voor Toeslagenherstel. Daarnaast zijn er ook Coalitieakkoordmiddelen vanaf de Aanvullende Post voor Uitvoeringskosten Belastingdienst (99,8 miljoen euro) en laagdrempelige fiscale rechtshulp (0,5 miljoen euro) overgeheveld naar de Financiënbegroting. De Verticale Toelichting van de Financiënbegroting in de Voorjaarsnota 2022 biedt additionele toelichting op deze mutaties.

Mutaties besluitvorming Miljoennota

Uitvoering rechtsherstel box 3 (ISB)

Voor de uitvoering van de werkzaamheden voor het rechtsherstel box 3 worden uitgaven voorzien in de periode 2022–2024. Met de vierde incidentele begroting zijn voor 2022 en de eerstemaanden van 2023 middelen van de Aanvullende Post hiervoor beschikbaar gesteld24 (18 miljoen euro voor 2022 en 10 miljoen euro voor 2023). Om in 2023 en 2024 het rechtsherstel te kunnen uitvoeren wordt met de Miljoenennota nog eens respectievelijk 11,4 miljoen euro in 2023 en 8,9 miljoen euro in 2024 van de Aanvullende Post overgeheveld naar de begroting van Financiën.

WaU-middelen Belastingdienst

In het Coalitieakkoord heeft het kabinet Rijksbrede middelen gereserveerd voor de verbetering van de dienstverlening (Werk aan Uitvoering). De middelen die beschikbaar zijn gesteld (oplopend tot 105 miljoen euro tot en met 2031) voor de Belastingdienst zijn overgeheveld naar de Financiënbegroting.

Technische Mutaties Miljoennota

Kasschuiven Toeslagen

In 2022 wordt circa 784 miljoen euro van het budget voor Toeslagenherstel geschoven. Enkele regelingen gaan later van start dan voorzien. De budgetten voor deze regelingen (de kindregeling, de ex-partnerregeling en de compensatieregeling voor huur- en zorgtoeslag en kindgebondenbudget; HZK-regeling) worden doorgeschoven naar 2023 en 2024. Het grootste deel van deze kasschuif wordt gevormd door de schuif in de middelen van de kindregeling (345 miljoen euro). Naar verwachting gaat de kindregeling van start in het vierde kwartaal van 2022. Dit betekent dat de meeste middelen in 2023 nodig zullen zijn. Voor de HZK-regeling wordt het budget van 47 miljoen euro voor 2022 doorgeschoven naar 2023 en 2024. Voor de ex-partnerregeling wordt 60 miljoen euro doorgeschoven.

Daarnaast wordt ook circa 125 miljoen euro van het budget voor de forfaitaire 30.000 euro-regeling geschoven en circa 155 miljoen euro van het budget van de kwijtschelding van private schulden. Tot slot vinden er nog enkele kleinere kasschuiven plaats (totaal circa 52 miljoen euro van 2022 naar 2023 en 2024).

Van de totale kasschuif wordt circa 387 miljoen euro naar 2023 geschoven en circa 398 miljoen euro naar 2024. Deze kasschuiven komen bovenop de budgetten die al voor deze jaren gereserveerd zijn. Een uitgebreider overzicht van deze kasschuiven en de financiële stand van zaken van het Toeslagenherstel, is te vinden in de bijlage ‘Herstel Toeslagen’.

Kasschuif TenneT

Deze kasschuif voorziet TenneT op korte termijn van haar kapitaalbehoefte zodat TenneT haar investeringsagenda kan uitvoeren met behoud van haar kredietrating.

Kasschuiven overig

Dit is een verzameling van verschillende kleine kasschuiven die worden gebruikt om middelen in het juiste ritme te zetten.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft verschillende overboekingen met andere begrotingen, waaronder middelen voor de centrale financiering van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) (58 miljoen euro structureel) naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, middelen van het ministerie van Justitie en Veiligheid voor ondermijning (oplopend tot 28 miljoen euro structureel) en een bijdrage van 96 miljoen euro aan het Btw-compensatiefonds in 2026 als onderdeel van het eenmalig beschikbaar stellen van 1,1 miljard euro voor gemeenten en provincies.

Overboekingen met andere begroting (HGIS)

Deze reeks betreft middelen ten behoeve van het sanctiepakket voor Rusland uit 2014 (5,3 miljoen euro in 2023 en 2024) en een bijdrage vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken aan het Financieel Expertise Centrum Buitenlandse Financiering (0,2 miljoen euro in 2022)

Overboekingen van de Aanvullende Post

De overboekingen van de aanvullende post zien voornamelijk op herstel toeslagen. Voor de kwijtschelding van private schulden van ex-partners wordt ca. 60 miljoen euro overgeboekt, voor de kwijtschelding van publieke schulden van ex-partners ca. 10 miljoen euro en voor de brede hulp die gemeenten aan gedupeerden bieden 30 miljoen euro.

Onderuitputting
De apparaats- en programmauitgaven op de Financiënbegroting vallen lager uit dan verwacht. Dit wordt onder andere veroorzaakt door personeelsverloop en krapte op de arbeidsmarkt, waardoor het langer duurt om vacatures te vervullen. Deze onderuitputting komt ten goede aan het generale beeld.

Desalderingen

Dit betreft met name de desaldering van uitgaven op artikel 1 Belastingen. Het betreft het terugdraaien van de werkwijze waarbij de Belastingdienst de Douane factureert voor facilitaire werkzaamheden en levering van uniforms.

Niet-plafondrelevant

Aandelenemissie Air France-KLM (ISB)
De mutatie van 220 miljoen euro betreft het besluit van het kabinet om deel te nemen aan de aandelenemissie van Air France-KLM om het huidige belang in stand te houden. De kosten van de deelname in de emissie betreft een raming op basis van de laatste standen. De uitgaven zijn afhankelijk van de koers van het aandeel op het moment van de daadwerkelijke uitgifte.

IMF lening Oekraïne
Nederland verstrekt een bilaterale lening van 200 miljoen euro aan Oekraïne via een speciale kredietlijn van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Deze begrotingssteun zal een bijdrage leveren aan Oekraïense inspanningen om de dagelijkse uitgaven te financieren en daarmee de economie draaiende te houden.

Schadeloosstellen SNS
Op 1 februari 2013 is SNS Reaal genationaliseerd. Naar verwachting doet de Hoge Raad in 2023 in een schadeclaim jegens de overheid. Als de Hoge Raad de Staat in het ongelijk stelt, zal een uitkeringsproces worden opgestart. Daarom is in de begroting zekerheidshalve een post van het totaal aan schadeloosstelling uit te keren bedrag opgenomen, vermeerderd met geschatte wettelijke rente daarover.

ESM
De aanpassing van het ingelegde kapitaal (176 miljoen euro) wordt veroorzaakt door het actualiseren van de kapitaalsleutel van het ESM, dat noodzakelijk is geworden door de toetreding van Kroatië. Tot nu toe werd de kapitaalsleutel van de ECB van 2009 gebruikt, maar na toetreding van Kroatië zal dat de kapitaal­ sleutel van de ECB van 2020 zijn waardoor Nederland meer kapitaal moet inleggen.

De Nederlandsche Bank (DNB) ontvangt rente op over de gelden die het ESM bij DNB aanhoudt. Door de gestegen rente is deze post hoger uitgevallen dan verwacht.

Niet-belastingontvangsten

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Deze post betreft alle niet-belastingontvangstenmutaties die tussen Miljoennota 2022 en Voorjaarsnota 2022 hebben plaatsgevonden op de Financiënbegroting. Dit betreft onder andere budgetneutrale aanpassing van de BIR-verdeelsystematiek (aangekondigd bij Startnota) en middelen voor de tegemoetkomingsregeling MSNP. De Verticale Toelichting van de Financiënbegroting in de Voorjaarsnota 2022 biedt additionele toelichting op deze mutaties.

Mutaties besluitvorming Miljoennota

Garantie Gasunie (ISB)
Voor het verlenen van een garantie aan Gasunie voor het huren van de tweede LNG-terminal in de Eemshaven, zal Gasunie een marktconforme premie van 1,02 miljoen euro betalen.25 De ontvangen premie zal, indien nodig, gebruikt worden voor het dekken van (een deel van) de annuleringskosten.

Belasting- en invorderingsrente
In de Voorjaarsnota is gemeld dat de openstaande belastingschuld ten opzichte van de Miljoenennota is toegenomen. Hierdoor valt de raming van de invorderingsrente over de coronaschuld hoger uit. Het gaat hierbij om cumulatief 70 miljoen euro over de jaren 2022-2027. Daarnaast is in de Voorjaarsnota ook gemeld dat het kabinet nu uitgaat van een derving van 6 miljard euro voor corona gerelateerde belastingschuld, in plaats van de eerder geraamde derving van 1,5 miljard euro.26 Hierdoor valt de raming van de invorderingsrente over de coronaschuld lager uit. Het gaat hierbij om cumulatief 182 miljoen euro over de jaren 2022-2027. Per saldo wordt de belasting- en invorderingsrente voor de ontwerpbegroting 2023 cumulatief met 112 miljoen euro verlaagd.

Premie- en renteontvangsten garantie/lening KLM
De Nederlandse Staat ontvangt een premie voor de afgegeven garantie inzake de revolving credit facility (2,4 miljard euro) voor KLM. KLM heeft de banken verzocht de RCF te verlagen met 665 miljoen euro, waardoor de garantie premie over een lager bedrag wordt berekend. Daarom worden de premieontvangsten (gedurende de looptijd) naar beneden bijgesteld. Daarnaast ontvangt de Nederlandse Staat minder rente voor de verstrekte lening aan KLM, i.v.m. de vervroegde aflossing van 277 miljoen euro

Dividenden Staatdeelnemingen
Een actualisatie van de dividendramingen van de staatsdeelnemingen geeft voor dit jaar (2022) en voor 2023 en 2024 een positieve bijstelling (respectievelijk 20, 40 en 30 miljoen euro hoger dan eerder voorzien). Voor de jaren 2026 en 2027 is een correctie naar beneden ten opzichte van de eerdere raming, respectievelijk 25 en 35 miljoen.

Technische Mutaties Miljoennota

Kasschuif Project invorderingsrente

Voor de herstelactie invorderingsrente zijn middelen gereserveerd in 2022 en 2023. Met deze schuif worden de middelen in het juiste ritme gezet.

Desalderingen

Dit betreft met name de desaldering van apparaatsontvangsten op artikel 1 Belastingen. Het betreft het terugdraaien van de werkwijze waarbij de Belastingdienst de Douane factureert voor facilitaire werkzaamheden en levering van uniforms.

Niet-plafondrelevant

Aflossing lening KLM

KLM maakt gebruik van de mogelijkheid om kosteloos vervroegd af te lossen en lost de uitstaande lening van 277 miljoen euro af. Daarmee bedraagt de uitstaande lening na aflossing nul, en de opvraagbare lening 723 miljoen euro.

Lening IMF Oekraïne (ISB)

De reeks ontvangsten van de bilaterale lening die Nederland verstrekt aan Oekraïne via het IMF bevat alleen renteontvangsten tot en met 2026. Vanaf 2027 wordt de lening ook afgelost, hierdoor nemen de ontvangsten door aflossing toe, maar nemen de renteontvangsten af.

ESM
De Nederlandsche Bank compenseert het ESM voor de negatieve rente die het over haar deposito bij DNB moet betalen. DNB volgt de marktverwachtingen van de rente die omhoog zijn bijgesteld ten opzichte van het voorgaande jaar. Na 2023 zal deze boven 0% uitkomen. De behaalde winst wordt met een jaar vertraging aan het ESM uitgekeerd.

Defensie

Stand Miljoenennota 2022 7.218,5 7.186,1 7.124,5 7.066,9 7.070,3 7.049,9
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 838,2 998,4 1.179,7 1.246,4 1.271,7 1.275,1
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 8.056,7 8.184,5 8.304,1 8.313,2 8.342,0 8.325,0
Mutaties besluitvorming Miljoenennota ‒ 189,0 56,0 56,0 85,5 109,0 151,5
Extra middelen Voorjaarsnota 0,0 0,0 38,9 67,7 71,7 90,7
Kasschuif arbeidsvoorwaarden loongebouw militairen ‒ 46,0 46,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Kasschuif modernisering arbeidsvoorwaarden ‒ 143,0 10,0 17,1 17,8 37,3 60,8
Technische Mutaties Miljoenennota 4,8 45,4 86,6 118,5 167,0 178,1
Herschikkingen extra middelen Voorjaarsnota 0,0 0,0 35,6 61,7 101,5 106,4
Overboekingen ‒ 2,8 21,7 21,3 23,0 28,5 35,0
Incidentele loonruimte 8,0
Indexatie pensioenen 8,0 10,2 10,1 9,6 9,7 9,4
Overboekingen naar ander plafond 16,0
Herschikkingen tussen Defensiebegroting en DMF ‒ 26,3 13,3 19,4 24,0 27,1 27,1
Overige desalderingen 1,9 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
Stand Miljoenennota 2023 7.872,5 8.285,9 8.446,7 8.517,2 8.618,0 8.654,5
Stand Miljoenennota 2022 5.065,4 4.871,8 4.808,9 4.807,6 4.597,0 4.544,1
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 1.234,2 1.713,4 2.601,8 2.510,6 2.471,0 2.465,9
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 6.299,5 6.585,2 7.410,7 7.318,2 7.068,0 7.010,1
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota ‒ 567,0 86,0 1.703,1 1.976,3 2.427,8 2.204,8
Extra middelen Voorjaarsnota 2022 0,0 400,0 1.661,1 1.932,3 1.928,3 1.909,3
Kasschuif investeringen ‒ 417,0 ‒ 314,0 42,0 44,0 374,0 271,0
kasschuif instandhouding ‒ 150,0 0,0 0,0 0,0 125,5 24,5
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 287,6 7,6 170,8 1,3 ‒ 122,1 ‒ 148,2

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Met het coalitieakkoord heeft het kabinet budget gereserveerd voor het versterken van de krijgsmacht en het inlopen en wegwerken van achterstanden. Dit budget is bij Voorjaarsnota 2022 grotendeels van de Aanvullende Post overgeboekt naar de Defensiebegrotingen.

Defensie uitgaven

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Extra middelen Voorjaarsnota

Het kabinet heeft met de Voorjaarsnota 2022 aanvullend 2 miljard euro structureel toegevoegd aan de Defensiebegroting. Dit betreft de overheveling van deze middelen vanuit de Aanvullende Post naar de Defensiebegroting. Op de Defensiebegroting zijn deze middelen onder andere aangewend voor personeelsgerelateerde maatregelen, zoals het verhogen van de formatiebudget. Een aanzienlijk deel van dit budget is hiernaast overgeheveld naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF).

Kasschuif arbeidsvoorwaarden loongebouw militairen

Over het budget dat bestemd is voor fase 2 toelagen (afspraak in arbeidsvoorwaardenakkoord) worden in het najaar van 2022 nadere afspraken gemaakt. De uitgaven hiervoor zullen niet tot realisatie komen in 2022 en schuiven door naar 2023.

Kasschuif modernisering arbeidsvoorwaarden

Defensie en de vakcentrales hebben op 7 juli 2022 een arbeidsvoorwaardenakkoord bereikt voor de jaren 2021 ‒ 2023. Om de uitgaven in het juiste ritme te plaatsen wordt een deel van de arbeidsvoorwaarden middelen doorgeschoven naar latere jaren.

Technische mutaties Miljoenennota

Herschikking extra middelen Voorjaarsnota

De personeelsgerelateerde maatregelen die tijdelijk geparkeerd stonden in het Defensiematerieelbegrotingfonds (DMF) zijn overgeheveld naar de Defensiebegroting (hoofdstuk X). Dit betreft diverse maatregelen, waaronder het uitvoeren van nieuw beleid voor het binden van jongeren, diversiteit en inclusiviteit, drugspreventie, militair invaliditeitspensioen en de samenwerking met het bedrijfsleven voor oproepkrachten en reservisten.

Overboekingen

Dit betreft enkele interdepartementale overboekingen, waaronder de bijdragen van Defensie aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor kosten bedrijfsvoering AIVD, uitbreiding opslagcapaciteit en financiering Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). Daarnaast betreft het o.a. een bijdrage van het ministerie van Justitie en Veiligheid aan Defensie voor de uitvoering van activiteiten voor de Bijzondere Opsporingsdiensten (BOD) tegen ondermijning.

Incidentele loonruimte

Dit betreft de incidentele extra loonruimte die in 2021 voor overheidswerkgevers beschikbaar is gesteld. Deze middelen zijn vanuit de Aanvullende Post naar de Defensiebegroting overgeheveld.

Indexatie pensioenen

Dit betreft de loonbijstelling voor de begrotingsgefinancierde pensioenen voor post-actieve militairen. Deze bijstelling volgt uit de indexatie door het ABP van de pensioenen voor Rijksambtenaren per 1 juli 2022 met 2,39%. Ook indexeert het ABP met terugwerkende kracht voor de periode 1 januari tot 30 juni 2022 met 1,29%. Omdat deze indexering doorwerkt voor de begrotingsgefinancierde pensioenen wordt met deze boeking de benodigde middelen voor de indexering overgeheveld. Met deze boeking worden de pensioenen alsnog geindexeerd.

Overboeking naar ander plafond

Dit betreft diverse overboekingen, waaronder de bijdrage vanuit het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor het project Energie op Zee, een bijdrage vanuit Defensie aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor kosten bedrijfsvoering van de AIVD en een bijdrage vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid voor de maritieme hub Bonaire.

Herschikkingen H10 en H66

Er vinden diverse herschikkingen plaats tussen de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Dit betreft o.a. het overhevelen van het budget van de afdeling technische support van vliegbasis Fort Hood naar de instandhouding in het DMF, omdat de uitgaven in het DMF plaatsvinden. Ook betreft dit het overhevelen van de instandhoudingsbudgetten van de KMar voor o.a. IT, vastgoed en materieelprojecten naar het DMF. Ook deze uitgaven vinden in het DMF plaats.

Desalderingen

Er is binnen Defensie een ontvangstenbureau ingesteld voor het ophalen van ontvangsten. Het ontvangstenbureau onderzoekt o.a. Europese regelgeving om inzicht te krijgen waar Defensie mogelijk ontvangsten kan krijgen voor verleende diensten. Deze ontvangsten werken door op het uitgavenkader. Daarnaast betreft het een aanpassing van de ontvangsten van de Kustwacht Carib, waardoor deze ontvangsten terugvloeien naar het exploitatiebudget van de Kustwacht.

Defensie Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties Miljoenennota

Desalderingen

Er is binnen Defensie een ontvangstenbureau ingesteld voor het ophalen van ontvangsten. Het ontvangstenbureau onderzoekt o.a. Europese regelgeving om inzicht te krijgen waar Defensie mogelijk ontvangsten kan krijgen voor verleende diensten. Deze ontvangsten werken door op het uitgavenkader. Daarnaast betreft het een aanpassing van de ontvangsten van de Kustwacht Carib, waardoor deze ontvangsten terugvloeien naar het exploitatiebudget van de Kustwacht.

Infrastructuur en Waterstaat (incl. Mobiliteitsfonds en Deltafonds)

Stand Miljoenennota 2022 10.913,2 18.643,8 10.011,2 10.049,4 10.076,6
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 918,8 2.773,0 3.611,0 4.047,8 2.400,6 11.330,1
Stand Voorjaarsnota 2022 11.832,0 21.416,8 13.622,2 14.097,2 12.477,2 11.330,1
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 3,1 85,2 90,9 65,9 64,7 14,9
Fietsparkeren, veiligheid Rijks N-wegen en WaU 3,1 85,2 90,9 65,9 64,7 14,9
Technische Mutaties Miljoenennota 353,6 ‒ 995,5 ‒ 257,1 ‒ 839,5 ‒ 386,6 320,6
Overboekingen andere begrotingen ‒ 14,2 5,6 16,6 16,5 17,9 19,2
Aanpassing kasritmes ‒ 20,0 ‒ 1.166,2 ‒ 293,5 ‒ 862,3 ‒ 404,5 300,5
Beschikbaarheidsvergoeding OV 411,6 151,0 13,4 0,0 0,0 0,0
Kasschuiven ‒ 24,7 11,5 6,6 6,3 0,3 0,0
Desaldering 0,9 2,7 ‒ 0,1 0,0 ‒ 0,2 0,9
Niet-plafondrelevant 0,0 ‒ 7.557,0 8.318,0 20,0 20,0 20,0
Omvorming ProRail 0,0 ‒ 7.557,0 8.318,0 20,0 20,0 20,0
Stand Miljoenennota 2023 12.188,7330 12.949,5540 21.774,0320 13.343,6420 12.175,3830 11.685,6380
Stand Miljoenennota 2022 571,5 518,7 556,5 633,7 524,4 447,8
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 680,6 ‒ 55,3 ‒ 29,7 14,1 ‒ 10,0 67,4
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 1.252,1 463,4 526,8 647,8 514,5 515,2
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 85,1 23,5 14,5 13,1 9,2 60,4
Desaldering 85,1 23,5 14,5 13,1 9,2 60,4
Niet-plafondrelevant 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 1.337,2 486,9 541,3 660,9 523,7 575,7

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota

De grootste mutaties worden verklaard door de overheveling van de coalitieakkoordmiddelen. Voor het Mobiliteitsfonds gaat dit globaal om de volgende bedragen in 2022: 75 miljoen euro voor instandhouding infrastructuur en 300 miljoen euro voor de overheveling van infraprojecten uit het Nationaal Groeifonds. De middelen voor ontsluiting nieuwe woningen worden vanaf 2023 toegevoegd. Voor het Deltafonds gaat dit om 20 miljoen euro voor instandhouding infrastructuur in 2022.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Fietsparkeren, veiligheid Rijks N-wegen en WaU

De reserveringen uit het coalitieakkoord voor fietsparkeren en veiligheid Rijks N-wegen (Mobiliteitsfonds) en de middelen voor het programma Werken aan Uitvoering (WaU) worden overgeheveld van de Aanvullende Post naar de begrotingen.

Technische mutaties Miljoenennota

Overboekingen andere begrotingen

Deze post bevat diverse overboekingen van en naar andere departementen.

Aanpassing kasritmes (nog niet volledig geaccordeerd)

Voor diverse projecten op het Mobiliteitsfonds (Ring Utrecht, A16, ViA15) wordt het kasritme aangepast. Daarnaast worden de coalitieakkoordmiddelen in een realistischer ritme gezet. Een uitgebreidere analyse is te vinden in de plafondtoets Investeringen.

Beschikbaarheidsvergoeding Openbaar Vervoer (OV)

De raming voor de beschikbaarheidsvergoeding openbaar vervoer voor 2022 is aangepast op basis van de laatste reizigersaantallen van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Dit leidt tot verwachte uitgaven in 2023 en 2024.

Kasschuiven (nog niet volledig geaccordeerd)

Er worden diverse kleine kasschuiven doorgevoerd om de budgetten in het juiste kasritme te zetten. Een grotere kasschuif is nodig om de coalitieakkoord middelen voor het VTH-stelsel (vergunningverlening, toezicht en handhaving) in een realistischer kasritme te zetten.

Desaldering

Er worden diverse desalderingen doorgevoerd om de uitgaven aan te sluiten met de niet-belastingontvangsten.

Niet-plafondrelevant

Omvorming ProRail

De budgetneutrale omvorming van ProRail naar een ZBO wordt met een jaar opgeschoven. De definitieve bepaling van het moment van inwerkingtreding zal plaatsvinden na afronding van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel.

Niet-belastingontvangsten

Mutaties t/m Voorjaarsnota

Bij de Voorjaarsnota zijn enkele desalderingen doorgevoerd op de niet-belastingontvangsten.

Technische mutaties

Desaldering

Er worden diverse desalderingen doorgevoerd om de niet-belastingontvangsten aan te sluiten met de uitgaven.

Economische Zaken en Klimaat

Stand Miljoenennota 2022 8.084,8 7.526,7 7.171,4 6.604,3 6.467,0
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 14.720,3 3.890,8 2.578,3 1.811,6 1.458,8 7.727,5
Stand Voorjaarsnota 2022 22.805,1 11.417,4 9.749,7 8.415,8 7.925,7 7.727,5
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 3.393,0 3.212,2 3.239,2 2.814,9 2.743,0 2.610,2
Voeding Nationaal Groeifonds 64,6 1.813,6 2.900,4 2.814,9 2.743,0 2.610,2
Afboeken overtollig budget lening Warmtelinq 0,0 ‒ 15,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Interne Problematiek 15,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Gasopvulling 2.300,0 10,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstelling vergoeding Norg akkoord 1.512,5 1.403,6 338,8 0,0 0,0 0,0
Meevaller productiebeperkingsmaatregel kolencentrales ‒ 1.000,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Reservering kapitaalbehoefte Stedin 500,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 1.039,4 1.295,5 782,7 1.294,3 1.133,2 864,1
Actualisatie Tegemoetkoming vaste lasten (TVL) ‒ 800,0 317,7 0,0 0,0 0,0 0,0
Plafond correcties ‒ 31,0 31,2 0,0 0,0 0,0 ‒ 4,1
Terugboeking loon- en prijsbijstelling versterkingsraming ‒ 44,4 ‒ 44,4 ‒ 44,2 ‒ 44,1 ‒ 44,0 ‒ 44,0
Overboekingen naar plafond Investeringen 4,2 10,0 9,9 9,9 5,6 0,0
Overboekingen naar andere begrotingshoofdstukken 31,1 702,3 819,3 1.341,0 1.181,6 917,0
Overige 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Kasschuiven plafond R ‒ 229,3 182,2 9,0 32,7 4,9 0,4
Kasschuiven plafond I 126,5 ‒ 11,3 ‒ 45,2 ‒ 15,0 ‒ 5,1
Correcties kasschuif 30,0 ‒ 30,0
Stand Miljoenennota 2023 25.158,7 15.925,1 13.771,7 12.525,1 11.801,8 11.201,8
Stand Miljoenennota 2022 5.154,2 5.188,4 5.086,4 4.946,4 4.339,5
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 9.790,5 5.654,2 3.115,4 2.048,1 2.235,9 6.750,4
Stand Voorjaarsnota 2022 14.944,7 10.842,6 8.201,8 6.994,5 6.575,3 6.750,4
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 1.330,0 6.022,3 512,6 ‒ 2.078,9 ‒ 2.639,5 ‒ 2.974,5
Afboeken ODE-reeks i.v.m. opname in EB 0,0 ‒ 2.843,3 ‒ 3.116,0 ‒ 3.282,0 ‒ 3.027,0 ‒ 3.012,0
Bijstelling gasbaten voor koopkrachtmaatregelen (Julibrief) 302,6 250,0 0,0 0,0 0,0 0,0
High Trust Autoriteit Consument & Markt (ACM) 15,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstelling dividend Gasterra ‒ 0,4 ‒ 0,4 ‒ 0,4 ‒ 0,4 0,0 0,0
Gasopvulling 0,0 2.300,0 2,5 2,5 2,5 2,5
Bijstelling ontvangsten Mijnbouwwet 1.225,9 1.870,5 827,0 85,0 ‒ 65,0 ‒ 65,0
Bijstelling dividend EBN ‒ 214,0 2.424,5 2.085,5 1.064,0 450,0 100,0
Mijnbouwheffing 0,0 2.021,0 714,0 52,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 350,0 200,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Actualisatie Tegemoetkoming vaste lasten (TVL) ‒ 350,0 200,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 15.924,7 17.064,9 8.714,4 4.915,6 3.935,8 3.775,9

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Tijdens het Voorjaar heeft het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) middelen voor Groningen overgeheveld van de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar EZK. Het ging daarbij om een bedrag van 6 miljard euro. Daarnaast heeft er een overheveling plaatsgevonden van de Aanvullende Post voor het Klimaatfonds van in totaal 577 miljoen euro naar EZK. Tot slot zijn mutaties verwerkt, van in totaal 18 miljoen euro, om interne problematiek op te lossen.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Voeding Nationaal Groeifonds

Artikel 6 is als voedingsartikel toegevoegd aan de EZK-begroting (Hoofdstuk XIII) om het Nationaal Groeifonds (Hoofdstuk L) van middelen te voorzien.

Afboeken overtollig budget lening Warmtelinq

Op het beschikbare budget voor de WarmtelinQ-lening aan Gasunie blijft 15 miljoen euro over.

Interne problematiek

De post interne problematiek betreft onder andere kosten voor de afhandeling mijnbouw (2,8 miljoen euro), knelpunten bij het eigen apparaat (1,9 miljoen euro) en kosten bij verschillende uitvoeringsorganisaties (1,3 miljoen euro). Daarnaast betreft deze post kleinere uitgaven.

Gasopvulling
EBN zal de gasopslag in Bergermeer verder vullen. Hiervoor is 10 miljoen euro aan subsidie beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt er een lening verstrekt aan EBN van in totaal 2,3 miljard euro in 2022.

Bijstelling vergoeding Norg akkoord
Het Norg akkoord regelt dat in de gasopslag Norg niet langer Groningengas wordt opgeslagen, maar geconverteerd hoogcalorisch gas (pseudo-Groningengas). Het Norg akkoord is budgettair verwerkt bij de Voorjaarsnota 2022. Bij de Miljoenennota is de marktconforme vergoeding geactualiseerd op basis van nieuwe inzichten in de ontwikkeling van de gasprijs. In de Miljoenennota is in bijlage 21 een uitgebreidere toelichting opgenomen.

Mijnbouwheffing
Door een cijns-tarief van 65% op prijzen boven de 50 cent per m3 gas kan een opbrengst van circa 2,8 miljard euro gerealiseerd worden. Op lagere prijzen wordt geen extra cijns geheven t.o.v. de huidige situatie. Voor deze raming wordt uitgegaan van dezelfde gasprijzen als de gasbatenraming. Het kabinet voert overleg met gas- en olie-exploitanten over een solidariteitsbijdrage van deze partijen. Indien het mogelijk blijkt om voorafgaand aan de stemmingen over het pakket Belastingplan 2023 te komen tot bindende afspraken met de gas- en olie-exploitanten die per saldo ten minste gelijk zijn aan de in de Miljoennota ingeboekte opbrengst van de cijnsverhoging van 2,8 miljard euro, kan deze bijdrage als een vervanging dienen van de cijnsverhoging voor 2023 en 2024. In het geval dat partijen deze afspraken zijn nagekomen zal de cijnsverhoging geen toepassing vinden in 2023 en 2024. 

Reservering kapitaalbehoefte Stedin
Het kabinet reserveert 500 miljoen euro voor het versterken van de kapitaalpositie van Stedin om investeringen in de energietransitie te ondersteunen.

Meevaller productiebeperkingsmaatregel kolencentrales
Door het intrekken van de productiebeperking bij kolencentrales (Kamerstuk II 29 023 nr. 312) ontstaat er incidentele ruimte in de begrotingsreserve duurzame energie. Het kabinet reserveert hiervan 500 miljoen euro voor het versterken van de kapitaalpositie van Stedin om investeringen in de energietransitie te ondersteunen.

Technische Mutaties Miljoenennota

Actualisatie Tegemoetkoming vaste lasten (TVL)

Op basis van de lager dan geraamde realisatie van de TVL voor de openstellingen van het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022 kunnen het verplichtingen- en kasbudget en de ontvangstenraming worden verlaagd.

Terugboeking loon- en prijsbijstelling versterkingsraming

Door een verkeerde codering is te veel loon- en prijsbijstelling beschikbaar gesteld. Het uitgavenplafond wordt hiervoor neerwaarts gecorrigeerd.

Overboekingen naar plafond Investeringen

EZK heeft voor verschillende projecten en voor het apparaat in totaal 4,2 miljoen euro aan overboekingen van het Investeringsplafond ontvangen.

Overboekingen naar andere begrotingshoofdstukken

Deze post heeft bijvoorbeeld betrekking op de 460 miljoen euro aan Regeerakkoordmiddelen bestemd voor het Klimaatfonds die verdeeld zijn over de departementen. Deze middelen zijn overgeheveld van de Aanvullende Post. Daarnaast is 9,3 miljoen euro van de Aanvullende Post voor Werk aan Uitvoering voor het RVO en respectievelijk 4,6 miljoen en 2,5 miljoen euro ontvangsten in 2022 en 2023 van BZK voor de verduurzaming van Saba en Sint Eustatius overgeheveld.

Overige

Deze post komt in de afronding uit op 0. De uitgaven betreffen een bijdrage voor de Monitor Brede Welvaart en een bijdrage aan Stiftung Neue Verantwortung voor de uitvoering van het programma Technology and Geopolitics. Daarnaast heeft er een overheveling plaatsgevonden van BZK aan het RVO sanctieloket Rusland.

Kasschuiven plafond R
Onder plafond R hebben een aantal kasschuiven plaatsgevonden om middelen in het juiste kasritme te zetten. Een voorbeeld hiervan is Hyway27. Vanwege langer dan voorziene voorbereidingstijd wordt er in 2022 134 miljoen euro doorgeschoven naar 2023

Kasschuiven plafond I
Onder plafond I hebben een aantal kasschuiven plaatsgevonden om middelen in het juiste kasritme te zetten. Dit zijn voornamelijk NGF-projecten, zoals NXTGEN High Tech. Hiervoor is 99 miljoen euro in 2023 naar voren gehaald.

Correctie kasschuif
Door een fout in het verwerken van de kasschuiven heeft er een correctie plaatsgevonden.

Niet-belastingontvangsten

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Tijdens het Voorjaar heeft het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) middelen voor Groningen overgeheveld van de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar EZK. Het ging daarbij om een bedrag 490 miljoen euro. Daarnaast heeft een bedrag van 2,8 miljard euro ontvangen aan dividenduitkering EBN, 2,2 miljard euro voor de Mijnbouwwet en 400 miljoen euro aan ETS- ontvangsten.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Afboeken ODE-reeks i.v.m. opname in EB

De ontvangstenraming van de Opslag Duurzame Energie (ODE) op de EZK-begroting wordt naar beneden bijgesteld, omdat de ODE vanaf 2023 in de Energiebelasting (EB) wordt geïncorporeerd. Wat resteert, is een inschatting van inkomsten die de Belastingdienst nog in 2023 en 2024 denkt te innen op basis van de aanslagen van 2022. Deze ‘staartinkomsten’ zijn budgettair neutraal, omdat de ophoging van de verwachte inkomsten van de energiebelasting met hetzelfde bedrag is verminderd. Vanaf 2025 worden er geen ontvangsten meer verwacht.

Bijstelling gasbaten voor koopkrachtmaatregelen (Julibrief)

Vooruitlopend op verwachte hogere ontvangsten worden de ontvangsten Mijnbouwwet bijgesteld, ter dekking van koopkrachtmaatregelen

Dekking interne problematiek

In het kader van het High Trust-beleid kunnen toezichthouders van EZK boetes opleggen. Op basis van een nieuwe prognose wordt de ontvangstenraming van deze boetes opgehoogd.

Bijstelling dividend GasTerra

De baste dividenduitkering van GasTerra bedraagt 3,6 miljoen euro, maar door afronding in het verleden staat deze geraamd op 4,0 miljoen euro per jaar. Deze afronding wordt nu gecorrigeerd.

Gasopvulling
Er wordt een lening verleend aan EBN ter hoogte van 2,3 miljard euro voor de inkoop van het gas dat nodig is om Bergermeer verder te vullen. Na levering van het gas ontvangt EBN inkomsten en betaalt EBN de lening in 2023 volledig terug. Daarnaast vindt een heffing aan afnemers/gebruikers van het gastransportnet plaats voor het in rekening brengen van de gemaakte kosten. 

Bijstelling ontvangsten Mijnbouwwet
Vanwege de ontwikkelingen van de gasprijs valt de vergoeding voor het Norg akkoord naar verwachting hoger uit. Dat leidt ook tot hogere ontvangsten Mijnbouwwet, daarom is er een bijstelling op ontvangsten Mijnbouwwet gedaan.

Bijstelling dividend EBN
Vanwege de ontwikkelingen van de gasprijs valt de vergoeding voor het Norg akkoord naar verwachting hoger uit. Dat leidt ook tot hogere dividendontvangsten, daarom is er een bijstelling op dividend EBN gedaan.

Technische Mutaties Miljoenennota

Actualisatie Tegemoetkoming vaste lasten (TVL)

Op basis van de lager dan geraamde realisatie van de TVL voor de openstellingen van het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaalvan 2022 kunnen het verplichtingen- en kasbudget en ontvangstenraming voor 2022 worden verlaagd. In 2023 wordt een bedrag van 200 miljoen euro aan ontvangsten geraamd. Dit komt voort uit de terugbetalingen van de TVL.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Stand Miljoenennota 2022 1.811,7 1.474,1 1.371,0 1.405,1 1.310,1
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 419,4 518,0 652,6 270,9 199,7 1.449,5
Stand Voorjaarsnota 2022 2.231,1 1.992,0 2.023,6 1.676,0 1.509,9 1.449,5
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 34,2 723,8 8,4 17,2 0,0 0,0
Provinciale uitvraag 0,0 504,2 0,0 0,0 0,0 0,0
Legalisatieopgave PAS-melders 30,0 207,0 0,0 13,0 0,0 0,0
Overhevelingen Coalitieakkoordmiddelen 4,2 12,6 8,4 4,2 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 0,5 22,1 36,5 2,4 11,2 5,0
Kasschuif provinciale uitvraag 229,2 ‒ 229,2 0,0 0,0 0,0 0,0
Kasschuif legalisatieopgave PAS-melders ‒ 30,0 43,0 0,0 ‒ 13,0 0,0 0,0
Kasschuif Maatregel Gerichte Aankoop ‒ 184,8 184,8 0,0 0,0 0,0 0,0
Overige kasschuiven ‒ 55,2 ‒ 7,7 32,1 15,0 10,8 5,0
Overhevelingen Aanvullende Post 9,2 20,2 4,6 0,0 0,0 0,0
Overhevelingen met andere departementen ‒ 14,9 ‒ 15,4 ‒ 1,1 ‒ 0,2 ‒ 0,2 0,0
Corona: ongedekte vaste kosten land- en tuinbouw 0,0 22,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overig 47,0 4,5 0,9 0,6 0,6 0,0
Stand Miljoenennota 2023 2.265,9 2.737,9 2.068,5 1.695,6 1.521,0 1.454,5
Stand Miljoenennota 2022 92,3 78,4 73,2 68,8 66,2
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 4,8 0,1 0,1 0,0 0,0 64,5
Stand Voorjaarsnota 2022 97,2 78,5 73,3 68,8 66,2 64,5
Mutaties Besluitvorming Voorjaarsnota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Voorjaarsnota 46,7 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0
Overig 46,7 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 143,9 78,7 73,3 68,8 66,2 64,5

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Bij de Startnota is onderuitputting op de stikstofmiddelen in 2022 (160,4 miljoen euro) weer toegevoegd aan de LNV-begroting in 2022. Daarnaast bevat deze post mutaties met betrekking tot de Voorjaarsnota 2022.27 Dit betreft onder andere overhevelingen van de Aanvullende Post ten behoeve van de NVWA, overboekingen tussen departementen en kasschuiven ten behoeve van de structurele aanpak stikstof. Daarnaast bevat deze post een extrapolatie van de uitgavenraming naar 2027.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Provinciale uitvraag

In het kader van de versnellingsaanpak is door provincies een pakket aangeleverd van voorstellen voor de integrale aanpak voor stikstof, klimaat en water. Middels deze mutatie is 504,2 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post (transitiefonds) naar de LNV-begroting voor de jaren 2022 en 2023.28 

Legalisatieopgave PAS-melders

Voor de legalisatieopgave van PAS-melders wordt 207 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting. In totaal wordt 250 miljoen euro beschikbaar gesteld van de middelen die beschikbaar zijn voor de landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties.

Overhevelingen Coalitieakkoordmiddelen

Deze post bevat een overboeking van cumulatief 29,4 miljoen euro, waarvan 12,6 miljoen euro in 2023 van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting ten behoeve van de NVWA. Dit betreft coalitieakkoord middelen in het kader van Werk aan Uitvoering.

Technische Mutaties Miljoenennota

Kasschuif provinciale uitvraag

Met deze mutatie worden middelen ten behoeve van de provinciale uitvraag (zie provinciale uitvraag) in het juiste kasritme gezet.

Kasschuif legalisatieopgave PAS-melders

Met deze mutatie worden middelen ten behoeve van de legalisatieopgave PAS-melders (zie legalisatieopgave PAS-melders) in het juiste kasritme gezet.

Kasschuif Maatregel Gerichte Aankoop

De stikstofmaatregel Gerichte Aankoop heeft vertraging opgelopen. Daarom wordt 184,8 miljoen euro doorgeschoven van 2022 naar 2023, zodat deze middelen alsnog ingezet kunnen worden om de stikstofdoelen te halen.

Overige kasschuiven

Dit betreft een verzamelmutatie van enkele kasschuiven. Met deze schuiven wordt het kasritme aangepast voor onder andere middelen van de structurele aanpak stikstof van het vorige kabinet. Daarnaast betreft dit onder andere een kasschuif ten behoeve van maatwerksubsidies voor het extra afvangen van CO2 en een kasschuif ten behoeve van subsidiëring van warmteprojecten in de glastuinbouw om versneld stappen te nemen in de energietransitie.

Overhevelingen Aanvullende Post

Dit betreft een verzamelmutatie van enkele overhevelingen van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting. Dit bestaat uit een overheveling voor subsidiëring van warmteprojecten in de glastuinbouw om versneld stappen te nemen in de energietransitie. Deze middelen zijn gereserveerd bij Miljoenennota 2021. Daarnaast betreft dit een overheveling voor maatwerksubsidies voor het extra afvangen van CO2. De CO2 wordt vervolgens geleverd aan glastuinders, aangezien CO2 nodig is als productiefactor voor gewasgroei. Deze middelen zijn gereserveerd bij Miljoenennota 2022.

Overhevelingen met andere departementen

LNV heeft per saldo 31,8 miljoen euro overgeboekt naar andere begrotingen in de periode t/m 2027. Dit betreft onder andere een overboeking naar het Provinciefonds voor de algemene uitkering Programma Natuur (32,3 miljoen euro in de periode t/m 2023).

Corona: ongedekte vaste kosten land- en tuinbouw

De regeling ongedekte vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven COVID-19 (OVK) had als doel de maxima van het steunpakket voor landbouwbedrijven gelijk te trekken met niet-landbouwbedrijven (regeling tegemoetkoming vaste lasten). De regeling is op 1 april gesloten. 20% wordt pas uitbetaald bij definitief vaststellen van de vergoeding in 2023, resulterend in 22 miljoen euro uitgaven in dat jaar.

Overig

Dit betreft een verzamelmutatie en bevat onder andere een desaldering (0,2 miljoen euro), storting van het budget van de risicovoorziening vermogensversterkende kredieten in de borgstellingsfaciliteit (cumulatief 46 miljoen euro) en loon- en prijsbijstelling over coalitieakkoord middelen (cumulatief 6,3 miljoen euro).

Niet-belastingontvangsten

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Dit betreft onder andere een desaldering van 4,8 miljoen euro. Dit gaat onder andere over een onttrekking uit de begrotingsreserve visserij ten behoeve van uitvoeringskosten RVO voor het Europees visserijfonds (2,3 miljoen euro). Daarnaast bevat deze post een extrapolatie van de ontvangstenraming naar 2027.

Technische Mutaties Miljoenennota

Overig

Dit betreft een tegenboeking van de desaldering en de storting van het budget van de risicovoorziening vermogensversterkende kredieten in de borgstellingsfaciliteit van bovenstaande mutatie (zie overig).

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Stand Miljoenennota 2022 50.637,4 47.827,6 47.837,0 48.874,2 50.049,5
Extrapolatie 50.093,8
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 ‒ 892,6 ‒ 1.620,1 ‒ 1.035,5 ‒ 1.151,6 ‒ 1.631,8 ‒ 769,5
Stand Voorjaarsnota 2022 49.744,9 46.207,5 46.801,5 47.722,6 48.417,8 49.324,3
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 22,0 1.138,9 1.041,2 2.137,5 2.283,0 2.380,8
Versnelde verhoging wettelijk minimumloon 3,1 ‒ 34,5 88,8 ‒ 40,4 ‒ 34,5 ‒ 29,3
Verhoging kinderopvangtoeslag naar 96% 0,0 0,0 6,3 80,1 102,3 113,5
Flankerend beleid 0,0 75,0 75,0 0,0 0,0 0,0
Verhoging Wet kindgebonden budget (WKB) 64,5 731,8 484,6 248,0 133,8 132,8
Caribisch Nederland koopkracht 0,0 12,8 3,2 0,6 0,6 0,6
Wajong ‒ 74,1 ‒ 66,1 ‒ 70,5 ‒ 74,4 ‒ 72,1 ‒ 57,5
Kinderopvangtoeslag 136,3 162,5 158,9 250,4 224,7 203,0
Algemene kinderbijslagwet (AKW) ‒ 29,4 ‒ 58,4 ‒ 59,3 ‒ 59,7 ‒ 59,8 ‒ 60,0
Wet kindgebonden budget (WKB) ‒ 42,7 ‒ 37,4 ‒ 9,7 3,7 ‒ 1,7 ‒ 9,2
Inzet loon- en prijsbijstelling ‒ 19,7 ‒ 17,4 ‒ 25,3 ‒ 69,6 ‒ 77,5 ‒ 75,6
Enveloppe arbeidsmarkt, armoede en schulden 0,0 236,5 155,5 149,8 113,3 112,9
Kinderopvangtoeslag Coalitieakkoord 0,0 10,0 123,8 1.558,8 1.873,8 2.081,8
Leven lang leren 0,0 125,0 125,0 125,0 125,0 0,0
Werk aan Uitvoering (WaU) 5,3 32,9 26,5 26,7 27,8 24,6
Diversen ‒ 21,4 ‒ 33,7 ‒ 41,6 ‒ 61,5 ‒ 72,8 ‒ 56,9
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 3.444,5 948,4 614,8 709,0 832,2 766,5
Overboekingen andere begrotingen ‒ 61,3 5,0 17,3 166,6 173,1 175,3
Uitdelen nominale ontwikkeling 564,0 745,3 751,3 754,9 757,8 760,0
Oekraïne 42,3 50,8 0,0 0,0 0,0 0,0
Kasschuiven ‒ 62,1 ‒ 90,3 ‒ 2,4 ‒ 50,3 121,8 83,3
Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid ‒ 3.763,6 404,7 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstelling bijstand ‒ 73,4 ‒ 194,2 ‒ 154,2 ‒ 125,4 ‒ 93,9 ‒ 49,6
Desalderingen ‒ 5,6 ‒ 0,6 1,5 ‒ 36,6 ‒ 126,4 ‒ 202,2
Corona ‒ 86,1 26,3 0,0 0,0 0,0 0,0
Diversen 1,3 1,3 1,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3
Niet-plafondrelevant 23,4 2.055,3 2.191,6 2.109,7 2.238,3 2.369,7
Bijstelling Rijksbijdragen 23,4 2.055,3 2.191,6 2.109,7 2.238,3 2.369,7
Stand Miljoenennota 2023 46.345,8 50.350,0 50.649,0 52.678,8 53.771,3 54.841,3
Standmiljoenennota 2022 2.860,9 2.386,2 2.045,6 2.022,4 1.994,9
Extrapolatie 1.965,0
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 928,0 ‒ 433,8 ‒ 89,9 ‒ 49,3 ‒ 11,7 21,6
Stand Voorjaarsnota 2022 3.788,9 1.952,3 1.955,7 1.973,1 1.983,2 1986,5
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 89,8 12,7 14,5 10,7 8,6 6,2
Terugontvangsten uitvoeringskosten 87,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Diversen 2,1 12,7 14,5 10,7 8,6 6,2
Technische Mutaties Miljoenennota 2.296,0 192,1 1,5 ‒ 36,6 ‒ 126,4 ‒ 202,2
Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid 2.258,5 192,6 0,0 0,0 0,0 0,0
Corona 43,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Desalderingen ‒ 5,6 ‒ 0,6 1,5 ‒ 36,6 ‒ 126,4 ‒ 202,2
Diversen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Niet-plafondrelevant 115,3 143,7 138,2 134,5 134,5 134,5
Werkgeversbijdrage kinderopvang 114,5 143,7 138,2 134,5 134,5 134,5
Bijstelling Rijksbijdragen 0,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 6.290,0 2.300,8 2.109,9 2.081,7 1.999,8 1.925,0

Uitgaven

Mutaties Besluitvorming t/m Voorjaarsnota 2022

Deze post bevat alle uitgavenmutaties op begrotingshoofdstuk 15 tussen de Miljoenennota 2022 en de Voorjaarsnota 2022. Deze mutaties zijn afzonderlijk toegelicht in de Startnota en de Voorjaarsnota (VJN). Onder deze post valt de destijds aangekondigde verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) en de doorwerking daarvan op alle gekoppelde uitkeringen op hoofdstuk 15. Daarnaast is de raming voor de bijstand bij Voorjaarsnota naar beneden bijgesteld (-440 miljoen euro in 2027) als gevolg van de lagere werkloosheidsraming van het CPB (CEP, maart 2022). Verder zijn bij Voorjaarsnota middelen toegevoegd voor de implementatie van de aanbevelingen van de Commissie Roemer over de bescherming van arbeidsmigranten (55 miljoen euro in 2027). Tot slot zijn er bij Voorjaarsnota middelen toegevoegd om vanaf 2023 de koppeling gewerkte uren (KGU) in de kinderopvangtoeslag los te laten (106 miljoen euro in 2027).

Mutaties Besluitvorming Miljoenennota

Versnelde verhoging wettelijk minimumloon

Het bruto minimumloon wordt versneld verhoogd met 8,05 procent per 1 januari 2023. Hiermee wordt de volledige verhoging van 7,5 procent in drie stappen, zoals bij Voorjaarsnota besloten, naar voren gehaald en wordt het bruto minimumloon beleidsmatig verder verhoogd met 0,55 procent. Inclusief de reguliere indexatie per 1 januari 2023 stijgt het minimumloon per 1 januari 2023 met ruim 10 procent. De gehele verhoging wordt verwerkt door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Hierdoor stijgen alle aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen automatisch mee, ook het zittend bestand in de loongerelateerde uitkeringen (WIA, WAO, WW, ZW en verlofregelingen). Dit leidt tot extra structurele uitkeringslasten. De mutaties ten opzichte van Voorjaarsnota zijn zichtbaar in de verticale toelichtingen bij begrotingshoofdstukken 15, 40 en 83.

Verhoging kinderopvangtoeslag naar 96%

In het coalitieakkoord is afgesproken om vanaf 2025 de kinderopvangtoeslag voor alle werkende ouders vast te stellen op een vergoedingspercentage van 95%. In aanvulling hierop heeft het kabinet in de Miljoenennota besloten om dit vergoedingspercentage te verhogen naar 96%. Hierdoor behouden de laagste inkomens hun huidige vergoeding bij de hervorming naar een nieuw stelsel voor kinderopvang.

Flankerend beleid

Naast de maatregelen die het kabinet neemt om de koopkracht van lagere inkomens te ondersteunen, wordt er in totaal 200 miljoen euro beschikbaar gesteld voor flankerend beleid. In 2022 wordt er 50 miljoen euro extra budget beschikbaar gesteld voor de bijzondere bijstand. Dit bedrag wordt rechtstreeks toegevoegd aan de Algemene Uitkering van het Gemeentefonds. De overige maatregelen uit het flankerend beleid voor 2023 en 2024 worden nog verder uitgewerkt.

Verhoging Wet kindgebonden budget koopkracht (WKB)

Het kabinet verhoogt het kindgebonden budget per 2023. Deze verhoging ziet op drie onderdelen. Het bedrag voor het derde kind en verder wordt verhoogd, zodat deze gelijk is aan het bedrag voor het tweede kind (een verhoging van 105 euro). De rest van het budget wordt gelijk verdeeld over alle kindbedragen en de verhoging van de alleenstaande ouder-kop (ALO-kop). Dit verhoogt deze bedragen met 335 euro. Deze maatregel wordt geïmplementeerd in 2023 en wordt in de daaropvolgende jaren stapsgewijs afgebouwd. Per 2028 resteert structureel een verhoging van 100 miljoen euro van het kindgebonden budget.

Caribisch Nederland koopkracht

Ook in Caribisch Nederland is het noodzakelijk om koopkrachtmaatregelen te nemen. Dit wordt gedaan door per 1 januari 2023 de kinderbijslag extra te verhogen met 10 dollar per maand (bovenop de reeds voorgenomen verhoging van 10 dollar per maand), de eigen bijdrage voor kinderopvang te verlagen met 25 dollar per maand voor de dagopvang en 10 dollar per maand voor de buitenschoolse opvang en de AOV in één keer te verhogen tot het niveau van het ijkpunt voor het sociaal minimum. De AOV-verhoging is daarmee een versnelling ten opzichte van het oorspronkelijke reeds voorgestelde tijdspad om de AOV deze kabinetsperiode op niveau te brengen. Tot slot wordt de energietoeslag van 1300 euro voor Europees Nederland doorvertaald naar Caribisch Nederland.

Wajong

Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV worden de uitgaven aan de Wajong meerjarig naar beneden bijgesteld. De bijstelling schommelt tussen ‒ 74 miljoen euro in 2022 en ‒ 58 miljoen euro in 2027. Dit komt met name door een correctie van de rekenregels m.b.t. loondispensatie in het dit jaar herziene ramingsmodel. Daarnaast vallen de uitgaven lager uit doordat het aantal personen met een Wajong-uitkering naar verwachting afneemt. Hier tegenover staat wel een beperkte stijging van de gemiddelde uitkering doordat minder Wajong-gerechtigden arbeidsvermogen hebben en daardoor vaker een volledige Wajong-uitkering krijgen.

Kinderopvangtoeslag

Op basis van uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst en de recente economische raming van het CPB worden de uitgaven aan kinderopvangtoeslag meerjarig naar boven bijgesteld. De uitgaven worden naar boven bijgesteld door een verwachte toename van het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvang en van het aantal uren kinderopvang per kind. Dit heeft onder meer te maken met een lager geraamde werkloosheid ten opzichte van de raming bij de Voorjaarsnota. Per saldo stijgen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag met circa 200 miljoen euro in 2027.

Algemene kinderbijslagwet (AKW)

Bij de eerste suppletoire begroting is de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) op het prijspeil van 2022 gebracht. Uiteindelijk is de inflatie lager uitgevallen dan eerder werd verwacht. Dit is gecorrigeerd en leidt tot lagere uitgaven aan de AKW oplopend tot 60 miljoen euro in 2027.

Wet kindgebonden budget (WKB)

Op basis van de recente economische raming van het CPB worden de uitgaven aan het kindgebonden budget bijgesteld. Een stijging van de inkomens in 2022 en 2023 ten opzichte van de Voorjaarsnota zorgt voor neerwaartse bijstellingen van 43 miljoen euro in 2022 en 37 miljoen euro in 2023.

Inzet loon- en prijsbijstelling

Op basis van uitvoeringsinformatie en de recente raming van het CPB is er sprake van een per saldo tegenvaller onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Een deel van de dekking hiervoor wordt gevonden door inzet van middelen voor loon- en prijsbijstelling.

Enveloppe arbeidsmarkt armoede en schulden

Vanuit de coalitieakkoord enveloppe arbeidsmarkt, armoede en schulden op de aanvullende post (AP) worden er middelen overgeheveld naar de begroting van SZW voor de bekostiging van zeven bestedingsvoorstellen: de aanpak geldzorgen, armoede en schulden (73 miljoen euro structureel); het scholingsbudget WW (structureel 14 miljoen euro); het verlengen tot en met 2023 van de regionale mobiliteitsteams (incidenteel 86 miljoen euro); re-integratie kwetsbare jongeren (structureel 15 miljoen euro), aanpak laaggeletterdheid (structureel 5 miljoen euro); de incidentele bekostiging van de onderwijsroute inburgering (cumulatief 35 miljoen euro) en apparaatskosten voor SZW (structureel 5 miljoen euro).

Kinderopvangtoeslag Coalitieakkoord

In het Coalitieakkoord is het voornemen vastgelegd om per 1 januari 2025 een inkomensonafhankelijke kinderopvangtoeslag in te voeren waarbij werkende ouders een vergoeding ontvangen van 95%. Daarnaast wordt de toeslag direct uitgekeerd aan kinderopvanginstellingen. Hiertoe wordt een bedrag dat oploopt tot 2,1 miljard euro in 2027 overgeheveld van de aanvullende post (AP) naar de SZW-begroting.

Leven lang leren

In het Coalitieakkoord is cumulatief 500 miljoen euro (4 x 125 miljoen euro) gereserveerd voor een leven lang leren. Deze middelen worden overgeheveld van de aanvullende post (AP) naar de SZW-begroting. Het doel van deze middelen is om de doelgroep praktisch geschoolden meer toegang tot scholing te bieden ten behoeve van Leven Lang Ontwikkelen. Daarom wordt er met deze middelen een compartiment ingericht binnen de huidige STAP-regeling voor scholingsaanvragen van mensen t/m mbo-4.

Werk aan Uitvoering (WaU)

Vanuit de coalitieakkoord enveloppe Werk aan Uitvoering (WaU) zijn middelen beschikbaar voor het verbeteren van de uitvoering en dienstverlening. Een deel van deze middelen wordt overgeboekt van de aanvullende post (AP) naar de begroting van SZW. Met de middelen wordt, onder andere, geïnvesteerd in de digitalisering van de SVB en het programmabureau WaU (onderdeel van SZW) om de dienstverlening van de overheid te verbeteren (25 miljoen euro in 2027).

Diversen

Deze post bestaat uit diverse relatief kleinere mutaties. Het gaat onder andere om lagere verwachte uitgaven aan de Wet Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) en de Toeslagenwet (TW) op basis van de juninota van het UWV en de recente werkloosheidsraming van het CPB.

Technische Mutaties Miljoenennota

Overboekingen andere begrotingen

Hieronder vallen diverse overboekingen van en naar andere begrotingen. Onder deze post valt onder meer een overboeking van SZW naar het Gemeentefonds ten behoeve van maatschappelijke begeleiding van 35 miljoen euro in 2022.

Uitdelen nominale ontwikkeling

De uitkeringshoogte van de begrotingsgefinancierde regelingen op hoofdstuk 15 wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutaties worden deze regelingen op het prijspeil van 2022 gebracht.

Oekraïne

Oekraïense ontheemden kunnen, indien zij werken, aanspraak maken op kinderopvangtoeslag (ook indien iemand werkt en diegene een partner heeft buiten de EU), kinderbijslag en kindgebonden budget. Hiervoor zijn de uitgaven aan deze regelingen naar boven bijgesteld. Het betreft hier de verwachte hogere uitgaven aan de AKW, WKB en KOT tezamen tot en met het tweede kwartaal van 2023 (in totaal 51 miljoen euro in 2023).

Kasschuiven

Op de SZW-begroting zijn enkele kasschuiven verwerkt. De voornaamste kasschuif vindt plaats bij subsidieregeling Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) om het beschikbare budget in lijn te brengen met de verwachte uitgaven en beschikkingen.

Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

Ieder jaar vindt tussen SZW en UWV een afrekening per NOW-tranche plaats, waarbij het door SZW aan UWV beschikbaar gestelde bedrag voor de uitbetaling van NOW-subsidies wordt vergeleken met wat op dat moment de inschatting is van de totale NOW-uitgaven per tranche (dat wil zeggen nadat alle vaststellingen hebben plaatsgevonden). Op basis van de afrekening die heeft plaatsgevonden in 2022 en de verwachte afrekening voor 2023, zijn de totale uitgaven met 3,8 miljard euro naar beneden bijgesteld en de ontvangsten met 2,3 miljard euro naar boven bijgesteld. Dat betekent per saldo lagere NOW-lasten van 6,1 miljard euro. De NOW-raming valt per saldo lager uit doordat er meer NOW wordt teruggevorderd dan eerder verwacht. Dit is met name gebaseerd op de vaststellingen van de NOW-1 en NOW-2.

Bijstelling bijstand

Op basis van uitvoeringsinformatie van de gemeentes en de recente economische raming van het CPB worden de uitgaven aan bijstand neerwaarts bijgesteld. Dit komt voornamelijk doordat het werkloosheidsniveau in 2022 en 2023 lager uitkomt dan verondersteld bij Voorjaarsnota.

Desalderingen

Desalderingen hebben als doel om zowel de uitgaven als ontvangsten bij te stellen. De grootste desaldering betreft een uitsplitsing naar uitgaven en ontvangsten bij de Kinderopvangtoeslag in 2025-2027. In het coalitieakkoord is afgesproken om vanaf 2025 de kinderopvangtoeslag voor alle werkende ouders op 95% te zetten en om directe financiering in te voeren. Met directe financiering kan beter worden aangesloten op de actuele opvangsituatie van ouders, zoals het aantal uren gebruik van kinderopvang. Dit leidt tot minder nabetalingen (er zijn ook minder terugvorderingen, zie hiervoor de tabel bij H15 ontvangsten).

Corona

De corona uitgaven (exclusief NOW) worden neerwaarts bijgesteld in 2022. Op basis van realisaties 2021 wordt de verwachte doorstroom vanuit de Tozo naar de Bbz lager ingeschat. Daarnaast wordt de uitvoeringstermijn voor de subsidieregeling Nederland Leert Door verlengt naar 20 maanden en wordt de eindafrekening daarmee doorgeschoven naar 2023.

Diversen

Deze post bestaat uit enkele overboekingen naar andere uitgavenplafonds.

Niet plafondrelevant

Bijstelling Rijksbijdragen

Deze post bestaat uit verschillende mutaties van rijksbijdragen aan sociale fondsen. Meerjarig vallen vooral de verwachte Bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK) AOW en de verwachte rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds hoger uit.

Ontvangsten

Mutaties Besluitvorming t/m Voorjaarsnota 2022

Deze post bevat alle ontvangstenmutaties op begrotingshoofdstuk 15 tussen de Miljoenennota 2022 en de Voorjaarsnota 2022. Deze mutaties zijn afzonderlijk toegelicht in de Startnota en de Voorjaarsnota. Het gaat meerjarig vooral om lagere terugontvangsten bij de kinderopvangtoeslag (16 miljoen euro in 2027 VJN) en lagere ontvangsten bij de Wet Kindgebonden Budget (WKB) (13 miljoen euro in 2027). Daarnaast zijn bij Voorjaarsnota de terugontvangsten op de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) met 1,7 miljard euro opwaarts bijgesteld in 2022 (VJN).

Mutaties Besluitvorming Miljoenennota

Terugontvangsten uitvoeringskosten

De eindafrekening van de uitvoeringkosten over 2021 leidt tot een terugontvangst op de SZW-begroting in 2022. UWV en SVB hadden in 2021 een groter voorschot gekregen dan benodigd.

Diversen

Onder deze post vallen bijstellingen van de terugontvangsten van onder andere de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget.

Technische Mutaties Miljoenennota

Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

Ieder jaar vindt tussen SZW en UWV een afrekening per NOW-tranche plaats, waarbij het door SZW aan UWV beschikbaar gestelde bedrag voor de uitbetaling van NOW-subsidies wordt vergeleken met wat op dat moment de inschatting is van de totale NOW-uitgaven per tranche (dat wil zeggen nadat alle vaststellingen hebben plaatsgevonden). Op basis van de afrekening die heeft plaatsgevonden in 2022 en de verwachte afrekening voor 2023, zijn de totale uitgaven met 3,8 miljard euro naar beneden bijgesteld en de ontvangsten met 2,3 miljard euro naar boven bijgesteld. Dat betekent per saldo lagere NOW-lasten van 6,1 miljard euro. De NOW-raming valt per saldo lager uit doordat er meer NOW wordt teruggevorderd dan eerder verwacht. Dit is met name gebaseerd op de vaststellingen van de NOW-1 en NOW-2.

Corona

Onder deze post (exclusief NOW) vallen onder andere de terugontvangsten van het UWV op basis van de eindafrekening van de regeling scholingsbudget WW (t/m 2021). Daar komt in 2022 in totaal 4,9 miljoen euro van terug. Daarnaast bevat deze post de eindafrekening van de uitvoeringskosten van UWV van de NOW en de crisisdienstverlening (35,2 miljoen euro aan terugontvangsten).

Desalderingen

Desalderingen hebben als doel om zowel de uitgaven als ontvangsten bij te stellen. De grootste desaldering betreft een uitsplitsing naar uitgaven en ontvangsten bij de Kinderopvangtoeslag in 2025-2027. In het coalitieakkoord is afgesproken om vanaf 2025 de kinderopvangtoeslag voor alle werkende ouders op 95% te zetten en om directe financiering in te voeren. Met directe financiering kan beter worden aangesloten bij de actuele opvangsituatie van ouders, zoals het aantal uren gebruik van kinderopvang. Dit leidt tot minder terugvorderingen en daarmee ook lagere ontvangsten (er zijn ook minder nabetalingen, zie hiervoor de tabel bij H15 uitgaven).

Niet-plafondrelevant

Werkgeversbijdrage kinderopvang

De werkgeversbijdrage kinderopvang is een vast percentage van de totale loonsom. De totale loonsom is naar boven bijgesteld. Dit leidt tot hogere ontvangsten werkgeversbijdrage.

Bijstelling Rijksbijdragen

Deze post bevat de afrekening van het UWV over 2021 met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidstegemoetkomingen en de ZEZ-uitkering (Zelfstandige en zwanger).

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Stand Miljoenennota 2022 28.479,0 28.098,8 30.293,1 31.445,1 33.138,2
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 6.984,1 4.571,6 686,5 1.255,1 1.622,6 2.897,5
Stand Voorjaarsnota 2022 35.463,1 32.670,4 30.979,6 32.700,1 34.760,7 36.232,7
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 36,9 81,0 59,2 57,6 43,5 21,6
Versterken Patiëntenbewegingen ‒ 8,1 ‒ 7,4 5,0 5,7 4,9
PGB 0,8 18,4 18,3 15,9 2,4 2,4
Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan Onverzekerden (SOV) 8,0 8,0 8,0 8,0 8,0 8,0
Pallas 27,0
Diversen 9,2 62,0 27,9 28,0 28,1 11,2
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 1.071,6 598,2 756,5 681,7 481,4 268,8
Covid-19 ‒ 1.054,7 ‒ 227,9 1,0 1,1 ‒ 8,1
Oekraïne 25,5 29,8
Overhevelingen coalitieakkoord 29,2 581,6 559,9 516,5 325,4 133,8
Kasschuiven ‒ 55,4 38,7 1,9 2,2 7,2 5,4
Diversen ‒ 16,2 175,9 193,7 161,9 157,0 129,6
Niet-plafondrelevant ‒ 1.253,9 2.104,5 1.378,7 342,6 100,1 ‒ 150,9
Macromutaties ‒ 1.253,9 ‒ 59,5 1.332,7 296,6 54,1 ‒ 196,9
Zorgtoeslag 2.164,0 46,0 46,0 46,0 46,0
Stand Miljoenennota 2023 33.174,5 35.454,1 33.174,0 33.782,1 35.385,7 36.372,2
Stand Miljoenennota 2022 210,3 147,5 145,1 145,1 154,5
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 107,3 38,0 26,0 13,0 12,0 11,5
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 317,6 185,5 171,1 158,1 166,5 166,0
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota ‒ 15,0 ‒ 15,0 ‒ 12,0 ‒ 10,0 ‒ 9,0 ‒ 9,0
Regeling Wanbetalers ‒ 15,0 ‒ 15,0 ‒ 12,0 ‒ 10,0 ‒ 9,0 ‒ 9,0
Technische Mutaties Miljoennota ‒ 4,7 ‒ 2,4 ‒ 0,8
Covid-19 ‒ 4,7 ‒ 2,4 ‒ 0,8
Stand Miljoenennota 2023 297,9 168,1 159,1 148,1 156,7 157,0

Uitgaven

Stand Miljoenennota 2022

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Dit zijn alle mutaties tot en met de Voorjaarsnota 2022. Het gaat hierbij onder andere om de verhoging van de zorgsalarissen conform motie-Hermans (structureel 98 miljoen euro op de VWS-begroting), overboekingen van de coalitieakkoordmiddelen van de Aanvullende post van het ministerie van Financiën naar de VWS-begroting (188 miljoen euro structureel) en mutaties voor COVID-19 (5,0 miljard euro in 2022 en 2,4 miljard euro in 2023) en Oekraïne (82,3 miljoen euro in 2022 en 29,8 miljoen euro in 2023). Ook zijn bij Voorjaarnota diverse bijstellingen verwerkt. De toelichtingen hiervan zijn te vinden in de Verticale Toelichting van de Voorjaarsnota.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Versterken Patiëntenbewegingen

Dit is het saldo van een reservering van 25 miljoen euro vanaf 2024 voor het versterken van patiëntenorganisaties als onderdeel van het Integraal Zorgakkoord enerzijds en de daarvoor beschikbare dekking vanuit de prijsbijstelling anderzijds.

PGB

Dit betreft grotendeels een tegenvaller in de ontwikkeling en het beheer van het PGB2.0-systeem.

Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan Onverzekerden (SOV)

Dit betreft een ramingsbijstelling naar aanleiding van hoger gerealiseerde uitgaven. Oorzaak van de hogere uitgaven is waarschijnlijk de grotere bekendheid van de regeling.

Pallas

Dit betreft een aanvullende lening voor de incidentele projectkosten voor Pallas in 2022 (27 miljoen euro in 2022). Daarnaast zal de opbrengst van de vitamine D maatregel (129 miljoen euro per jaar tot en met 2032) worden gereserveerd ter dekking van het investeringsvoorstel. Dit valt onder «Diversen» bij technische mutaties Miljoenennota.

Diversen

Dit betreft diverse mutaties op de VWS-begroting, onder andere voor Commissie de Winter (4,1 miljoen euro in 2022 en 23,3 miljoen euro in 2023) en een ramingsbijstelling voor de Regeling Onverzekerbare Vreemdelingen (6 miljoen euro structureel).

Technische mutaties Miljoenennota

COVID-19

Dit betreft een bijstelling op de generale middelen voor de kosten gerelateerd aan de COVID-19 pandemie. Het gaat hierbij om onder andere twee opwaartse bijstellingen van de uitgaven voor vaccinaankoop (125 miljoen euro) en een bijdrage voor de Landelijke Coördinatie Covid-19 Bestrijding (LCCB) (170 miljoen euro) en een neerwaartse bijstelling van de uitgaven vanwege lagere afname van testen in de eerste maanden van 2022 (633,2 miljoen euro).

Oekraïne

Dit betreft ramingsbijstellingen van de maatregelen voor de zorgkosten voor Oekraïense ontheemden als gevolg van het verlengen van de genomen maatregelen tot en met het tweede kwartaal van 2023 en het verhogen van het geraamd aantal ontheemden naar 75.000 (25,5 miljoen euro in 2022 en 29,8 miljoen euro in 2023).

Overhevelingen coalitieakkoord

Er worden diverse middelen uit het coalitieakkoord overgeheveld van de Aanvullende post naar de VWS-begroting. Onder andere voor pandemische paraatheid (14,6 miljoen euro structureel), preventieakkoord (6 miljoen euro in 2022, 68,2 miljoen euro in 2023, 61,8 miljoen euro in 2024 en 61,3 miljoen euro in 2025), volksziekten (90,0 miljoen euro in 2023, 87,5 miljoen euro in 2024 en 86,4 miljoen euro in 2025), standaardisatie gegevensuitwisseling (40,7 miljoen euro in 2023) en valpreventie bij 65-plussers (58,3 miljoen euro structureel).

Kasschuiven

Als gevolg van het later tot besteding komen van middelen zijn er kasschuiven voor diverse middelen op de VWS-begroting naar latere jaren. Onder andere voor de uitvoering inhaalcampagne HPV-vaccinaties (27,8 miljoen euro van 2022 naar 2023), subsidieregeling Long Covid (12 miljoen euro van 2022 naar 2023) en diverse coalitieakkoordmiddelen (cumulatief 30,5 miljoen euro in 2022 verschoven naar latere jaren).

Diversen

Dit betreft diverse mutaties op de VWS-begroting waaronder de overheveling van loon- en prijsbijstelling op de coalitieakkoordmiddelen (cumulatief 57,7 miljoen euro in de periode 2023 tot en met 2027), diverse overboekingen zoals bijdragen aan het zorgprogramma Nationaal Programma Groningen (14,5 miljoen euro in 2023 en 2024 en 11 miljoen euro in 2025), overboekingen van het Schadefonds commissie-de Winter (min 19,5 miljoen euro in 2022) en de opbrengst van de Vitamine D maatregel (129 miljoen euro per jaar) die wordt gereserveerd voor Pallas.

Niet-plafondrelevant

Macromutaties

De ramingen van de Rijksbijdrage 18-, Bijdrage in Kosten Korting (BIKK) Wlz, Rijksbijdrage Wlz en de zorgtoeslag zijn aangepast op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB.

Zorgtoeslag

Het kabinet heeft besloten tot een eenmalige verhoging van de zorgtoeslag van 412 euro in 2023. De budgettaire gevolgen zijn geraamd op 2,1 miljard euro. Daarnaast heeft het kabinet besloten om het wettelijk minimumloon te verhogen. De effecten op de uitgavenop de zorgtoeslag worden geraamd op 46 miljoen euro structureel vanaf 2023. Ook zijn er ook middelen toegevoegd voor het schadeherstel in de zorgtoeslag (1 miljoen euro in 2023).

Niet- belastingontvangsten

Stand Miljoenennota 2022

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Dit betreft een aantal bijstellingen op ontvangstenramingen, waaronder een neerwaartse bijstelling van de ontvangstenraming voor wanbetalers van incidenteel 10 miljoen euro en opwaartse bijstellingen van de ontvangstenramingen voor artikel 1 Volksgezondheid van structureel 10 miljoen euro en de raming voor de specifieke uitkering voor de stimulering van sport (37 miljoen euro in 2022, 23 miljoen euro in 2023 en 12 miljoen euro in 2024).

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Regeling Wanbetalers

Dit betreft een ramingsbijstelling. Op basis van de tot-nu-toe gerealiseerde ontvangsten is sprake van een tegenvaller, waarvan het CAK verwacht dat deze deels structureel van karakter is.

Technische mutaties Miljoenennota

Covid-19

Dit betreft een bijstelling op de RescEU-middelen die door de EU worden verstrekt voor het aanhouden van een noodvoorraad beademingsapparatuur (4,7 miljoen euro in 2022).

Nationaal Groeifonds

Stand Miljoenennota 2022 2.136,6 3.177,2 4.215,6 4.236,2 3.233,4
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 ‒ 2.039,1 ‒ 1.464,4 ‒ 1.342,9 ‒ 1.450,6 ‒ 529,0 2.572,5
Stand Voorjaarsnota 2022 97,6 1.712,8 2.872,7 2.785,6 2.704,4 2.572,5
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 ‒ 1.765,5 ‒ 2.855,0 ‒ 2.770,4 ‒ 2.698,6 ‒ 2.565,9
Overboekingen naar hoofdstuk 70. Nationaal Groeifonds 0,0 ‒ 1.765,5 ‒ 2.855,0 ‒ 2.770,4 ‒ 2.698,6 ‒ 2.565,9
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 97,6 52,7 ‒ 17,7 ‒ 15,2 ‒ 5,8 ‒ 6,6
Overboekingen naar andere departementen ‒ 10,0 ‒ 13,4 ‒ 11,9 ‒ 9,4 0,0 ‒ 6,6
Overboekingen van plafond Investeringen naar Rijksbegroting ‒ 3,3 ‒ 9,9 ‒ 10,0 ‒ 10,0 ‒ 5,6 0,0
Kasschuiven ‒ 84,3 76,0 4,2 4,2 ‒ 0,2 0,0
Stand Miljoenennota 2023 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2022 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Voorjaarsnota 2022 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 1.765,5 2.855,0 2.770,4 2.698,6 2.565,9
Overboekingen van hoofdstuk 19. Nationaal Groeifonds 0,0 1.765,5 2.855,0 2.770,4 2.698,6 2.565,9
Technische Mutaties Miljoenennota 0,0 ‒ 192,9 ‒ 252,8 ‒ 185,6 ‒ 105,7 ‒ 65,6
Desalderingen 0,0 ‒ 192,9 ‒ 252,8 ‒ 185,6 ‒ 105,7 ‒ 65,6
Stand Miljoenennota 2023 0,0 1.572,6 2.602,2 2.584,9 2.592,9 2.500,2
Stand Miljoenennota 2022 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Voorjaarsnota 2022 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 1.765,5 2.855,0 2.770,4 2.698,6 2.565,9
Overboekingen van hoofdstuk 19. Nationaal Groeifonds 0,0 1.765,5 2.855,0 2.770,4 2.698,6 2.565,9
Technische Mutaties Miljoenennota 0,0 ‒ 192,9 ‒ 252,8 ‒ 185,6 ‒ 105,7 ‒ 65,6
Desalderingen 0,0 ‒ 192,9 ‒ 252,8 ‒ 185,6 ‒ 105,7 ‒ 65,6
Stand Miljoenennota 2023 0,0 1.572,6 2.602,2 2.584,9 2.592,9 2.500,2

19. Nationaal Groeifonds – Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Tijdens het voorjaar zijn de middelen overgeboekt voor de verschillende toegekende projecten. In de periode 2022-2027 is het totaalbedrag 1,1 miljard euro. Enkele voorbeelden van projecten zijn: Nationale LLO Katalysator, QuantumDeltaNL en Luchtvaart in Transitie. Daarnaast zijn de uitgaven met 660 miljoen euro verlaagd. Die middelen zijn door het kabinet ingezet ter dekking van de Rijksbrede problematiek.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Overboekingen naar hoofdstuk L. Nationaal Groeifonds

Door de inwerkingtreding van de Wet Nationaal Groeifonds wordt de niet-departementale begroting (Hoofdstuk XIX) omgezet in een fondsbegroting (Hoofdstuk L). Deze fondsbegroting wordt gevoed via voedingsartikel 6 van de EZK-begroting (Hoofdstuk XIII). Om die reden wordt Hoofdstuk XIX gesloten en gaat de gehele begroting over naar Hoofdstuk XIII; vanuit artikel 6 van Hoofdstuk XIII wordt Hoofdstuk L vervolgens gevoed.

Technische Mutaties Miljoenennota

Overboekingen naar andere departementen

Voor het project Leven lang ontwikkelen en Digitalisering zijn middelen uit het Nationaal Groeifonds naar departementen overgeboekt. Voor het project Leven lang ontwikkelen is in totaal 44,7 miljoen euro overgemaakt. Voor het project Digitalisering is dit een bedrag van 6,5 miljoen euro.

Overboekingen van plafond Investeringen naar Rijksbegroting

Voor het Nationaal Groeifonds zijn middelen van het uitgavenplafond Investeringen naar het uitgavenplafond Rijksbegroting geschoven.

Kasschuiven
De kasschuiven zijn gedaan om de niet-departementale begroting leeg te boeken en om op het nieuwe begrotingshoofdstuk reeksen in het juiste kasritme te zetten. De kasschuiven sluiten niet in de meerjarenperiode maar wel over de gehele looptijd van de verschillende projecten.

L. Nationaal Groeifonds – Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

In het Voorjaar stonden de middelen van het NGF op de niet-departementale begroting van EZK. Hierdoor hebben er geen mutaties plaatsgevonden op Hoofdstuk L.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Overboekingen van hoofdstuk XIX. Nationaal Groeifonds

Door de inwerkingtreding van de Wet Nationaal Groeifonds wordt de niet-departementale begroting (Hoofdstuk XIX) omgezet in een fondsbegroting (Hoofdstuk L). Deze fondsbegroting wordt gevoed via voedingsartikel 6 van de EZK-begroting (Hoofdstuk XIII). Daarom wordt Hoofdstuk XIX gesloten en gaat de gehele begroting over naar Hoofdstuk XIII; vanuit artikel 6 van Hoofdstuk XIII wordt Hoofdstuk L vervolgens gevoed.

Technische Mutaties Miljoenennota

Desalderingen

De projecten Circulaire Plastics (voorheen Duurzame materialen-NL), Einstein Telescope, NXTGEN Hightech, Pharma NL en Nieuwe Warmte Nu! hebben een definitieve toekenning gekregen. Deze reeks kent een totaal van 814 miljoen euro. Deze mutaties zijn verwerkt op Hoofdstuk L en Hoofdstuk XIII.

L. Nationaal Groeifonds - Niet-belastingontvangsten

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

In het Voorjaar stonden de middelen van het NGF op de niet-departementale begroting van EZK. Hierdoor hebben er geen mutaties plaatsgevonden op Hoofdstuk L.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Overboekingen van hoofdstuk XIX. Nationaal Groeifonds

Door de inwerkingtreding van de Wet Nationaal Groeifonds wordt de niet-departementale begroting (Hoofdstuk XIX) omgezet in een fondsbegroting (Hoofdstuk L). Deze fondsbegroting wordt gevoed via voedingsartikel 6 van de EZK-begroting (Hoofdstuk XIII). Met die reden wordt Hoofdstuk XIX gesloten en gaat de gehele begroting over naar Hoofdstuk XIII; vanuit artikel 6 van Hoofdstuk XIII wordt Hoofdstuk L vervolgens gevoed.

Technische Mutaties Miljoenennota

Desalderingen

De projecten Circulaire Plastics (voorheen Duurzame materialen-NL), Einstein Telescope, NXTGEN Hightech, Pharma NL en Nieuwe Warmte Nu! hebben een definitieve toekenning gekregen. Deze reeks kent een totaal van 814 miljoen euro. Deze zijn verwerkt op Hoofdstuk L en Hoofdstuk XIII.

Sociale Verzekeringen

Stand Miljoenennota 2022 66.249,5 68.803,9 71.615,1 74.923,2 78.118,6
Extrapolatie 81.276,7
Mutaties t/m Voorjaarsnota ‒ 885,5 1.358,8 2.898,1 4.058,2 5.041,4 6.057,0
Stand Voorjaarsnota 2022 65.364,0 70.162,6 74.513,2 78.981,4 83.160,0 87.333,7
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota ‒ 21,0 2.150,4 1.633,2 960,9 926,6 866,9
Versnelde verhoging wettelijk minimumloon 0,0 2.493,6 1.625,5 826,5 792,1 762,9
Verlaging IOAOW 0,0 ‒ 496,5 ‒ 151,4 0,0 0,0 0,0
Wet betaald ouderschapsverlof (WBO) 19,1 52,2 53,3 54,3 55,6 55,7
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering 32,4 ‒ 24,7 ‒ 19,1 ‒ 33,9 ‒ 45,7 ‒ 48,0
Uitvoeringskosten UWV 0,0 25,9 17,4 26,8 33,2 44,7
Maatregelen sociaal-medische beoordelingen 0,2 10,5 7,7 44,4 66,5 25,6
Dekking maatregelen sociaal-medische beoordelingen ‒ 66,7 ‒ 7,6 ‒ 7,6 ‒ 17,6 ‒ 18,8 ‒ 16,7
Werk aan Uitvoering (WaU) 0,0 25,5 37,6 39,6 39,6 39,6
Diversen ‒ 5,9 71,6 69,8 20,8 4,2 3,1
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 521,3 96,7 170,4 267,7 402,0 613,7
Overboekingen andere begrotingshoofdstukken ‒ 0,7 ‒ 18,8 ‒ 18,8 ‒ 18,8 ‒ 18,8 ‒ 18,8
Nominale ontwikkeling 0,0 467,2 531,1 544,0 597,6 672,9
Bijstelling Werkloosheidswet (WW) ‒ 483,1 ‒ 385,8 ‒ 337,7 ‒ 253,5 ‒ 172,8 ‒ 36,5
Plafondcorrectie Ziektewet 1,0 ‒ 4,4 ‒ 4,2 ‒ 4,0 ‒ 4,0 ‒ 4,0
Diversen ‒ 38,6 38,6 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 64.821,7 72.409,8 76.316,8 80.210,0 84.488,6 88.814,2
Standmiljoenennota 2022 240,2 248,0 254,5 261,1 261,9
Extrapolatie ‒ 260,2
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 ‒ 15,5 ‒ 13,0 ‒ 10,1 ‒ 7,3 ‒ 5,0 2,9
Stand Voorjaarsnota 2022 224,6 235,1 244,4 253,8 256,9 257,3
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 19,1 ‒ 1,4 ‒ 1,6 ‒ 1,8 ‒ 1,9 ‒ 2,0
Nominale ontwikkeling 0,0 1,7 1,5 1,3 1,2 1,1
Uitvoeringsinformatie Werkloosheidswet (WW) ‒ 19,1 ‒ 3,1 ‒ 3,1 ‒ 3,1 ‒ 3,1 ‒ 3,1
Stand Miljoenennota 2023 205,5 233,7 242,8 252,0 255,0 255,3

Uitgaven

Mutaties Besluitvorming t/m Voorjaarsnota 2022

Deze post bevat alle uitgavenmutaties op begrotingshoofdstuk 40 tussen de Miljoenennota 2022 en de Voorjaarsnota 2022. De onderliggende mutaties zijn afzonderlijk toegelicht in de Startnota en de Voorjaarsnota. Grote mutaties onderliggend aan deze stand zijn de koppeling van de AOW-uitkering aan de beleidsmatige verhoging van het wettelijk minimumloon (2,3 miljard euro in 2027), het afschaffen van de Inkomensondersteuning AOW (-1,1 miljard euro in 2027) en de vervroeging van de stapsgewijze verhoging van het WML.

Mutaties Besluitvorming Miljoenennota

Versnelde verhoging wettelijk minimumloon

Het bruto minimumloon wordt versneld verhoogd met 8,05 procent per 1 januari 2023. Hiermee wordt de volledige verhoging van 7,5 procent in drie stappen, zoals bij Voorjaarsnota besloten, naar voren gehaald en wordt het bruto minimumloon beleidsmatig verder verhoogd met 0,55 procent. Inclusief de reguliere indexatie per 1 januari 2023 stijgt het minimumloon per 1 januari 2023 met ruim 10 procent. De gehele verhoging wordt verwerkt door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Hierdoor stijgen alle aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen automatisch mee, ook het zittend bestand in de loongerelateerde uitkeringen (WIA, WAO, WW, ZW en verlofregelingen). Dit leidt tot extra structurele uitkeringslasten. De mutaties ten opzichte van Voorjaarsnota zijn zichtbaar in de verticale toelichtingen bij begrotingshoofdstukken 15, 40 en 83.

Verlaging IOAOW

In de Voorjaarsnota is besloten om de AOW-uitkering te koppelen aan de beleidsmatige verhoging van het minimumloon. Ter dekking van deze koppeling is tevens besloten om de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) in drie stappen af te schaffen. De verhoging van het minimumloon wordt nu versneld doorgevoerd door middel van een AMvB. De IOAOW kan echter niet bij AMvB worden afgeschaft (dit vereist een wetswijziging). De IOAOW wordt daarom in 2023 en 2024 verlaagd naar 5 euro per maand en per 2025 afgeschaft.

Wet betaald ouderschapsverlof (WBO)

Op basis van de prognose van het UWV is de verwachte jaaruitkering bij de Wet betaald ouderschapsverlof (WBO) naar boven bijgesteld. Dit leidt tot hogere uitgaven aan de WBO oplopend tot 56 miljoen euro in 2027.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV zijn de uitgaven aan de WAO bijgesteld. Meerjarig is sprake van hogere uitstroom uit de WAO dan eerder verwacht. Dit leidt tot een neerwaartse bijstelling van de uitgaven. In 2022 is sprake van hogere uitgaven doordat de gemiddelde uitkering hoger uitvalt.

Uitvoeringskosten UWV

De uitvoeringskosten van het UWV worden bijgesteld op basis de uitgavenontwikkeling van de moederwetten. Dit leidt tot een opwaartse bijstelling van de uitvoeringskosten.

Maatregelen sociaal-medische beoordelingen

Het kabinet neemt op korte termijn drie tijdelijke maatregelen om urgente problematiek te verminderen ten aanzien van de mismatch tussen vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen bij UWV. Door deze maatregelen komen de uitgaven aan uitkeringslasten cumulatief 135 miljoen euro hoger uit.

Dekking maatregelen sociaal-medische beoordelingen

Het kabinet neemt op korte termijn drie tijdelijke maatregelen om urgente problematiek te verminderen ten aanzien van de mismatch tussen vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen bij UWV. De extra uitgaven die hiermee samenhangen worden gedekt uit het budget voor uitvoeringskosten op de SZW-begroting.

Werk aan Uitvoering (WAU)

Vanuit de coalitieakkoord enveloppe Werk aan Uitvoering (WaU) zijn middelen beschikbaar voor het verbeteren van de uitvoering en dienstverlening. Een deel van deze middelen wordt overgeboekt naar de SZW-begroting. Met de middelen investeert UWV in ambtelijk vakmanschap, applicatiebeheer en informatiebeveiliging met als doel het verbeteren van de dienstverlening van de overheid. Het betreft hier een overboeking van middelen van de Aanvullende Post (AP) naar de begroting van SZW (39,6 miljoen euro in 2027).

Diversen

Deze post bestaat uit diverse overige mutaties. Het gaat onder andere om hogere uitgaven aan de Wet Arbeid en Zorg (Wazo) en een neerwaartse bijstelling van uitvoeringskosten.

Technische Mutaties Miljoenennota

Overboekingen andere begrotingshoofdstukken

Hieronder vallen diverse overboekingen van en naar andere begrotingen. Onder deze post valt onder meer een overboeking naar Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als bijdrage aan de Wet Generieke Digitale Infrastructuur van 17,3 miljoen euro vanaf 2022.

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2022. Hieronder valt o.a. ook het effect van de reguliere indexatie van de versnelde verhoging van het minimumloon op de gekoppelde uitkeringen.

Bijstelling Werkloosheidswet (WW)

Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV en op basis van de recente economische raming van het CPB is de raming van de WW-uitgaven neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2022. 

Plafondcorrectie Ziektewet

Door een toename van het aandeel eigenrisicodragers in de Ziektewet (ZW) nemen de uitgaven aan de Ziektewet af. Omdat tegelijkertijd ook de premie-ontvangsten voor de ZW afnemen, en er dus geen effect is op het overheidssaldo, wordt het uitgavenplafond neerwaarts bijgesteld.

Diversen

Onder deze post vallen twee kasschuiven op het gebied van het data-initiatief en stroomlijning keten derdenbeslag (SKD).

Ontvangsten

Mutaties Besluitvorming t/m Voorjaarsnota 2022

Deze post bevat alle ontvangstenmutaties op hoofdstuk 40 tussen de Miljoenennota 2022 en de Voorjaarsnota 2022. Deze mutaties zijn afzonderlijk toegelicht in de Startnota en de Voorjaarsnota. In deze stand zit onder andere de bijstelling van de Werkloosheidswet die naar aanleiding van nieuwe uitvoeringsinformatie van het UWV (de januarinota) neerwaarts is bijgesteld.

Technische Mutaties Miljoenennota

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte loon- en prijsontwikkeling van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2022.

Uitvoeringsinformatie Werkloosheidswet (WW)

De ontvangsten in het kader van de WW hebben betrekking op de WW-lasten bij werkgevers die eigenrisicodrager zijn. Door de lage werkloosheid en de lage instroom in de WW, wordt deze raming naar beneden bijgesteld. Er hoeven minder WW-lasten te worden verhaald op eigenrisicodragers.

Zorg

Stand Miljoenennota 2022 84.649,9 88.214,8 92.450,3 96.796,9 101.398,3 0,0
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 813,8 2.424,6 3.117,7 3.552,9 4.337,4 4.254,0
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 85.463,7 90.639,4 95.568,0 100.349,8 105.735,7 111.236,3
Mutaties besluitvorming Miljoenennota ‒ 847,5 ‒ 140,9 ‒ 257,9 ‒ 287,9 ‒ 287,9 ‒ 287,9
Wachtlijsten GGZ 0,0 30,0 30,0 0,0 0,0 0,0
Actualisatie Zvw ‒ 722,5 ‒ 109,9 ‒ 109,9 ‒ 109,9 ‒ 109,9 ‒ 109,9
Actualisatie Wlz ‒ 125,0 139,0 22,0 22,0 22,0 22,0
Aanpassen basis Integraal Zorgakkoord 0,0 ‒ 350,0 ‒ 350,0 ‒ 350,0 ‒ 350,0 ‒ 350,0
Gemeenten integraal zorgakkoord 0,0 150,0 150,0 150,0 150,0 150,0
Technische Mutaties Miljoenennota 4,2 1.967,2 2.090,6 2.229,9 2.367,7 2.274,8
Loon- en prijsontwikkeling 0,0 1.939,3 2.042,1 2.149,4 2.255,2 2.312,4
Kasschuiven ‒ 160,0 ‒ 43,2 40,6 65,8 96,8 0,0
Overboekingen tussen hoofdstukken 160,2 66,3 ‒ 7,0 ‒ 0,3 1,0 ‒ 53,7
Overboekingen naar andere plafonds 5,6 6,4 16,6 15,0 14,8 16,1
Desalderingen ‒ 1,6 ‒ 1,6 ‒ 1,6 0,0 0,0 0,0
Diversen
Stand Miljoenennota 2023 84.620,4 92.465,7 97.400,7 102.291,8 107.815,6 113.223,2
Stand Miljoenennota 2022 5.310,1 5.491,8 5.711,1 5.926,5 6.149,6 0,0
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 2,6 ‒ 54,6 ‒ 150,8 ‒ 291,7 ‒ 269,0 ‒ 256,6
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 5.312,7 5.437,3 5.560,4 5.634,8 5.880,6 6.110,0
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota ‒ 22,6 57,9 61,8 169,5 176,1 183,0
Eigen risico Zvw ‒ 64,5 10,7 11,2 3,2 2,3 2,4
Eigen bijdragen Wlz 41,9 47,2 50,6 166,3 173,8 180,6
Technische Mutaties Miljoennenota ‒ 1,6 ‒ 1,6 ‒ 1,6 0,0 0,0 0,0
Desalderingen ‒ 1,6 ‒ 1,6 ‒ 1,6 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 5.288,5 5.493,6 5.620,6 5.804,3 6.056,8 6.293,0

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Na de ontwerpbegroting van 2022 zijn door de motie Hermans de zorgsalarissen verhoogd (714 miljoen euro structureel). Verder zijn sinds de Startnota onder meer mutaties verwerkt voor COVID-19 (245 miljoen euro in 2022) en overhevelingen van de Aanvullende post van het ministerie van Financiën (199,7 miljoen euro cumulatief in 2022 t/m 2026). Ook zijn bij Voorjaarnota diverse bijstellingen verwerkt. De toelichtingen hiervan zijn te vinden in de Verticale Toelichting van de Voorjaarsnota.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Wachtlijsten ggz

In het kader van het Integraal Zorgakkoord is voor zowel 2023 als 2024 30 miljoen euro gereserveerd voor het aanpakken van de wachtlijsten in de ggz.

Actualisatie Zvw

Op basis van de actuele cijfers van het Zorginstituut worden de uitgaven in de Zvw naar beneden bijgesteld. Voor alle sectoren zijn de actualisaties incidenteel in 2022 verwerkt. De grootste incidentele meevaller doet zich voor in de Wijkverpleging (circa 1 miljard euro). Voor de sectoren die geen onderdeel zijn van het Integraal Zorgakkoord zijn ook de verwachte structurele effecten verwerkt. Dit betreft onder meer neerwaartse bijstellingen van 59 miljoen euro voor eerstelijn verblijf en 36 miljoen euro voor Geriatrische revalidatiezorg. Voor de Integraal Zorg Akkoord (IZA)-sectoren: zie Aanpassen basis Integraal Zorgakkoord.

Actualisatie Wlz

Op basis van de brief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de benutting van het Wlz-kader worden de uitgaven bijgesteld. Dit betreft onder meer een opwaartse bijstelling voor ggz-wonen van 173 miljoen euro structureel vanaf 2023 en een neerwaartse bijstelling van 117 miljoen euro structureel vanaf 2024 als gevolg van lagere rentes voor de normatieve huisvestingscomponent/normatieve inventarisatiecomponent (NHC/NIC).

Aanpassen basis Integraal Zorgakkoord

In het kader van het Integraal Zorgakkoord worden op basis van actuele inzichten over het uitgavenniveau in recente jaren de budgettaire kaders van de IZA-sectoren bijgesteld (-350 miljoen euro strutureel vanaf 2023).

Gemeenten Integraal Zorgakkoord

In het kader van het Integraal Zorgakkoord is 150 miljoen euro structureel vanaf 2023 beschikbaar voor de taken die gemeenten op zich nemen.

Technische mutaties Miljoenennota

Loon- en Prijsontwikkeling

Op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV) is de raming voor de loon- en prijsontwikkeling naar boven bijgesteld (2,3 miljard euro structureel). Hierbij is rekening gehouden met de verwachte loon- en prijsontwikkeling in 2023 en de bijstelling over 2022 van de gestegen loon- en prijsontwikkeling ten opzichte van de MEV van vorig jaar.

Kasschuiven

De middelen voor scheiden wonen en zorg worden verschoven naar latere jaren.

Overboekingen tussen hoofdstukken

Dit betreft onder meer de overheveling van de middelen op de Aanvullende Post van het ministerie van Financiën voor Valpreventie bij 65-plussers (63,3 miljoen euro structureel) en scheiden wonen en zorg (188 miljoen euro cumulatief in de periode 2022-2026). Daarnaast heeft het kabinet besloten om vitamine D uit het pakket te halen, dit levert structureel 129 miljoen euro op. Voor de periode 2023-2032 wordt de opbrengst hiervan gereserveerd voor de voorgenomen investering in Pallas.

Overboekingen naar andere plafonds

Dit betreft onder meer middelen voor zorgcoördinatie in het kader van de pandemische paraatheid van het uitgavenplafond Rijksbegroting naar het uitgavenplafond Zorg (11,5 miljoen euro structureel).

Desalderingen

Bij een desaldering worden de uitgaven en ontvangsten met eenzelfde bedrag verhoogd. De uitgaven voor het Rechtsherstel box 3 zijn gedesaldeerd naar de ontvangsten.

Niet-belastingontvangsten

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Na de ontwerpbegroting van 2022 zijn door de motie Hermans de zorgsalarissen verhoogd, wat doorwerkt in de geraamde opbrengst van het eigen risico (14,5 miljoen euro cumulatief). Bij de Startnota zijn de effecten van het coalitieakkoord verwerkt, zoals de vormgeving eigen risico (385 miljoen euro structureel), scheiden wonen en zorg in de ouderenzorg (cumulatief 199,7 miljoen euro in de periode 2022-2027) en voor het Integraal Zorgakkoord (80 miljoen euro structureel). Verder is bij de Voorjaarsnota hogere opbrengst van het eigen risico opgenomen (26 miljoen euro structureel) en de verwerking van de MLT (200 miljoen euro structureel). De toelichtingen zijn te vinden in de Verticale Toelichting van de Voorjaarsnota.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Eigen risico Zvw

De geraamde opbrengst van het eigen risico in de Zvw wordt neerwaarts bijgesteld naar aanleiding van de actualisaties op de Zvw-uitgaven (13,5 miljoen euro) en op basis van de MEV-raming van het CPB naar boven bijgesteld (15,9 miljoen euro structureel).

Eigen bijdragen Wlz

De geraamde opbrengst van de eigen bijdragen in de Wlz wordt naar boven bijgesteld naar aanleiding van de actualisatie van het Wlz-kader (58,5 miljoen euro structureel) en op basis van de MEV-raming van het CPB (122 miljoen euro in 2027).

Technische mutaties Miljoenennota

Desalderingen
Bij een desaldering worden de uitgaven en ontvangsten met eenzelfde bedrag verhoogd. De uitgaven voor het Rechtsherstel box 3 zijn gedesaldeerd naar de ontvangsten.

Gemeentefonds

Stand Miljoenennota 2022 35.597,1 33.371,1 33.180,4 32.972,4 32.916,8
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 3.039,0 3.003,4 1.683,4 1.725,1 866,9 33.723,4
Stand Voorjaarsnota 2022 38.636,2 36.374,5 34.863,8 34.697,5 33.783,6 33.723,4
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 620,0 1.440,0 30,0 0,0 1.000,0 0,0
Energietoelage 550,0 1.400,0
Bijzondere Bijstand 50
Eenmalige Rijksbijdrage 1.000,0
Asiel 20,0 40,0 30,0
Technische Mutaties Miljoenennota 551,4 2.663,2 2.664,7 2.664,7 1.273,3 1.300,7
Overboekingen naar andere begrotingen 220,3 ‒ 10,9 ‒ 9,3 ‒ 9,3 ‒ 85,4 ‒ 19,4
Overheveling Integratie-uitkeringen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
SW Bedrijven (COVID-19) 10,0
Voorschoolse voorziening peuters (COVID-19) 0,2
Accrestranche 2023 2.674,0 2.674,0 2.674,0 1.358,6 1.320,1
Ruimte onder plafond BCF 2022 320,9
Stand Miljoenennota 2023 39.807,6 40.477,6 37.558,5 37.362,2 36.056,9 35.024,1

Uitgaven

Toelichting mutaties t/m de Voorjaarsnota

Naar aanleiding van de motie Hermans heeft het Kabinet structureel 80 miljoen euro toegevoegd aan het gemeentefonds om de capaciteit van BOA’s te vergroten. Tevens heeft het Kabinet structureel ca. 90 miljoen euro toegevoegd aan het gemeentefonds voor versterking dienstverlening aan burgers. Daarnaast hebben bij Voorjaarsnota belangrijke wijzigingen plaatsgevonden, zoals het beschikbaar stellen van 1,4 miljard euro extra voor de jeugdzorg in 2023. Het Kabinet heeft in het Coalitieakkoord besloten om het volumecomponent van het accres vanaf 2026 alleen nog aan te passen voor wijzigingen als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen. Hierdoor is bij Voorjaarsnota nog een tranche van 1 miljard euro toegevoegd. Tevens is de oploop van de opschalingskorting geschrapt voor de jaren 2023 (400 miljoen) tot en met 2025 (675 miljoen). Daarnaast heeft het Kabinet 854 miljoen beschikbaar gesteld aan gemeenten in 2022 om via de bijzondere bijstand een eenmalige tegemoetkoming voor de gestegen energieprijzen toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Energietoelage

Het kabinet heeft in juli 2022 middels een Nota van Wijziging op het Gemeentefonds aanvullend 550 miljoen beschikbaar gesteld aan gemeenten in 2022 om via de categoriale bijzondere bijstand een eenmalige tegemoetkoming voor de gestegen energieprijzen toe te kennen aan huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum. Daarnaast wordt er in 2023 nogmaals 1,4 miljard euro beschikbaar gesteld aan gemeenten om in 2023 een energietoelage van 1300 euro per huishouden (tot 120 procent van het sociaal minimum) uit te keren.

Bijzondere Bijstand

Om huishoudens extra te kunnen ondersteunen stelt het kabinet in 2022 50 miljoen euro extra beschikbaar voor de individuele bijzondere bijstand.

Eenmalige Rijksbijdrage

Het Rijk werkt met gemeenten en provincies door aan een nieuwe financieringssystematiek vanaf 2026. In aanloop daarnaartoe stelt het kabinet voor gemeenten eenmalig 1 miljard euro extra in 2026 beschikbaar. Daarvan wordt een bedrag van 76 miljoen euro aan het Btw-compensatiefonds toegevoegd.

Asiel

Het kabinet stelt 90 miljoen euro beschikbaar ten behoeve van de inburgering en integratie van statushouders. Deze middelen worden aan het Gemeentefonds toegevoegd en via de Algemene Uitkering uitgekeerd aan gemeenten.

Technische Mutaties Miljoenennota

Overboekingen naar andere begrotingen

Dit betreft het totaal van diverse overboekingen vanuit andere begrotingshoofdstukken naar de begroting van het Gemeentefonds, waaronder een overboeking van het ministerie van Binnenlandse Zaken van 150 miljoen in 2022 voor de invoeringskosten van de omgevingswet. Tevens vallen onttrekkingen aan het gemeentefonds naar andere begrotingen hieronder, zoals een overboeking van jaarlijks 27,2 miljoen vanaf 2022 naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor uitvoeringskosten van de Sociale Verzekeringsbank.

Overheveling Integratie-uitkeringen

De Integratie-uitkeringen Raadsledenvergoeding kleine gemeenten, Participatie (onderdelen Nieuw Wajong en Nieuw begeleiding (excl. beschut werk)), Voogdij/18+ en Inburgering worden met ingang van 2023 toegevoegd aan de algemene uitkering naar aanleiding van de herijking van het Gemeentefonds.

Sociale Werkvoorziening (SW)-Bedrijven (COVID-19)

Gemeenten krijgen ter compensatie voor de extra kosten voor SW-bedrijven die tijdens de coronapandemie zijn gemaakt 10 miljoen euro.

Voorschoolse voorziening peuters (COVID-19)

Gemeenten ontvangen voor de extra kosten voor de opvang van peuters tijdens de coronapandemie een compensatie van 0,2 miljoen euro.

Accrestranche 2023

Op basis van de geactualiseerde begroting van het Rijk voor 2023 wordt de accrestranche 2023 overgeheveld naar het Gemeentefonds. Dit betreft zowel de bevroren volume-component, als de loon- en prijsontwikkeling. Naar aanleiding van de wens uit het coalitieakkoord om de financiering van medeoverheden stabieler te maken is besloten om het volumedeel van het accres voor het Gemeentefonds vanaf 2026 te bevriezen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft ingestemd met het voorstel van het Kabinet om ook het volume-deel van het Gemeentefonds te bevriezen op de stand Voorjaarsnota 2022 voor de jaren 2022 t/m 2025.

Ruimte onder plafond BCF 2022

Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond van het BTW compensatiefonds (BCF) over 2022. Door de verschillende wijze van indexering van het gemeente- en provinciefonds zal de indexering van het gemeentefonds -deel van het BCF-plafond verschillen van de indexering van het provinciefonds deel van het BCF-plafond. Daarom wordt de ruimte onder het BCF-plafond nu vastgezet op deze stand Miljoenennota en wordt de afrekening van de ruimte onder het BCF-plafond voortaan apart verrekend met respectievelijk het gemeente- en provinciefonds. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres op het BCF.

Provinciefonds

Stand Miljoenennota 2022 2.540,7 2.531,5 2.522,0 2.511,0 2.511,7
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 256,3 230,3 240,2 126,2 51,0 2.531,7
Stand Voorjaarsnota 2022 2.797,0 2.761,8 2.762,2 2.637,2 2.562,8 2.531,7
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 100,0 0,0
Eenmalige Rijksbijdrage 100,0
Technische mutaties Miljoenennota 49,6 234,6 220,6 220,6 93,2 108,6
Overboekingen naar andere begrotingen 23,2 13,3 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 20,7 ‒ 0,7
Bijstelling accrestranche 2022 ‒ 35,2 ‒ 35,2 ‒ 35,2 ‒ 35,2
Accrestranche 2023 256,6 256,6 256,6 113,9 109,3
Ruimte onder plafond BCF 2022 61,6
Stand Miljoenennota 2023 2.846,6 2.996,4 2.982,8 2.857,8 2.755,9 2.640,3

Uitgaven

Toelichting mutaties t/m de Voorjaarsnota

Bij Voorjaarsnota zijn enkele wijzigingen doorgevoerd, zoals de toevoeging van Coalitieakkoordmiddelen voor de compensatie van gederfde opcenten van 124 miljoen euro per jaar voor 2022 tot en met 2024 en een bijstelling van de accrestranche 2022 van 86 miljoen euro.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Eenmalige Rijksbijdrage

Het Rijk werkt met gemeenten en provincies door aan een nieuwe financieringssystematiek vanaf 2026. In aanloop daarnaartoe stelt het kabinet voor provincies eenmalig 100 miljoen euro extra in 2026 beschikbaar. Daarvan wordt een bedrag van 20 miljoen euro aan het Btw-compensatiefonds toegevoegd.

Overboekingen naar andere begrotingen

Dit betreft het totaal van diverse overboekingen vanuit andere begrotingshoofdstukken naar de begroting van het provinciefonds, waaronder een overboeking van het ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit van 18,2 miljoen euro in 2022 en 14 miljoen euro in 2023 voor de taken van provincies op het gebied van natuur.

Bijstelling accres 2022

Op basis van de geactualiseerde begroting van het Rijk voor 2023 wordt de accrestranche 2022 bijgesteld. Voor de provincies betreft dit een bijstelling van zowel de volumecomponent, als de loon- en prijsontwik­ keling. Het Interprovinciaal Overleg heeft niet ingestemd met het voorstel van het Kabinet om het volumedeel van het accres voor het Provinciefonds tebevriezen, hierdoor blijft het volume-deel van het accres voor de periode 2022 t/m 2025 meebewegen met de Rijksuitgaven. Naar aanleiding van de wens uit het coalitieakkoord om de financiering van medeoverheden stabieler te maken is voor 2026 en 2027 de volume-component bevroren, en betreft het accres alleen de loon- en prijsontwikkeling. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres.

Accrestranche 2023

 Op basis van de geactualiseerde begroting van het Rijk voor 2023 wordt de accrestranche 2023 overgeheveld naar het Provinciefonds. 

Ruimte onder plafond BCF 2022

Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimteonder het plafondvan het BTW-compensatiefonds (BCF) over 2022. Door de verschillende wijze van indexering van het gemeente- en provinciefonds zal de indexering van het gemeentefonds -deel van het BCF-plafond verschillen van de indexering van het provinciefonds deel van het BCF-plafond. Daarom wordt de ruimte onder het BCF-plafond nu vastgezet op deze stand Miljoenennota en wordt de afrekening van de ruimte onder het BCF-plafond voortaan apart verrekend met respectievelijk het gemeente- en provinciefonds. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres op het BCF.

Diergezondheidsfonds

Stand Miljoenennota 2022 35,0 33,7 33,7 33,7 33,7
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 11,7 0,0 0,0 0,0 0,0 33,7
Stand Voorjaarsnota 2022 46,7 33,7 33,7 33,7 33,7 33,7
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Niet-plafondrelevant 0,0 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7
Bijstelling prognoses 0,0 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7
Stand Miljoenennota 2023 46,7 33,0 33,0 33,0 33,0 33,0
Stand Miljoenennota 2022 27,2 33,7 33,7 33,7 33,7
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 41,2 0,0 0,0 0,0 0,0 33,7
Stand Voorjaarsnota 2022 68,4 33,7 33,7 33,7 33,7 33,7
Mutaties Besluitvorming Voorjaarsnota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Voorjaarsnota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Niet-plafondrelevant 0,6 6,3 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7
Bijstelling prognoses 0,6 6,3 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7
Stand Miljoenennota 2023 68,9 40,0 33,0 33,0 33,0 33,0

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Deze verzamelpost bevat onder andere een bijstelling naar boven van de prognose bestrijding van dierziekten (13 miljoen euro). Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de vogelgriep. Daarnaast is er een bijstelling naar beneden van de prognose overige uitgaven (1,6 miljoen euro). Dit betreft een verlaging van de uitvoeringskosten RVO door minder bezwaren en beroepschriften vanuit de rundersector. Daarnaast bevat deze post een extrapolatie van de uitgavenraming naar 2027.

Niet-plafondrelevant

Bijstelling prognoses

Dit betreft een verzamelmutatie van verschillende bijstellingen van prognoses. Zo betreft dit een verlaging van de uitgaven voor bestrijding van dierziekten. Deze verlaging wordt onder andere veroorzaakt door lagere uitgaven voor bestrijding van salmonella. Daarnaast betreft dit een verhoging van de uitgaven voor bewaking van dierziekten voor diverse bewakingsprogramma’s. Ook is er sprake van lagere uitvoeringskosten voor het innen van heffingen, wat leidt tot lagere uitgaven.

Niet-belastingontvangsten

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Conform de begrotingssystematiek van het Diergezondheidsfonds wordt het eindsaldo DGF 2021 aan de begroting 2022 toegevoegd (41,2 miljoen euro). Daarnaast bevat deze post een extrapolatie van de ontvangstenraming naar 2027.

Niet-plafondrelevant

Bijstelling prognoses

Dit betreft een verzamelmutatie van onder andere het toevoegen van de prijsbijstelling. Daarnaast gaat het om een verlaging van de reguliere ontvangsten van de sector, ter compensatie van een te hoge bijdrage eerder. Aan de andere kant wordt de bijdrage van de pluimveesector aan de crisisreserve verhoogd. Verder is er sprake van lagere EU-ontvangsten.

Accres Gemeentefonds

Stand Miljoenennota 2022 295,8 1.120,5 1.920,1 3.053,0 4.204,9 0,0
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 110,3 1.816,9 3.580,4 4.778,9 2.525,7 7.948,6
Stand Voorjaarsnota 2022 406,2 2.937,3 5.500,6 7.832,0 6.730,6 7.948,6
Mutaties besluitvorming 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 406,2 ‒ 2.367,3 ‒ 2.276,6 ‒ 2.231,3 ‒ 831,6 ‒ 886,9
LPO-tranche 2023 0,0 ‒ 1.452,5 ‒ 1.452,5 ‒ 1.452,5 ‒ 1.358,6 ‒ 1.320,1
Volumetranche 2023 0,0 ‒ 1.221,5 ‒ 1.221,5 ‒ 1.221,5 0,0 0,0
Bijstelling gereserveerd LPO-accres 0,0 388,8 478,8 523,4 583,4 498,0
Diversen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2,9
BCF
Bijstelling BCF als gevolg van loon- en prijs 0,0 23,8 24,6 25,4 49,6 38,3
Bijstelling BCF als gevolg van uitputting ‒ 85,2 ‒ 105,8 ‒ 106,0 ‒ 106,0 ‒ 106,0 ‒ 106,0
Afrekening BCF ‒ 320,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 0,0 570,1 3.224,0 5.600,7 5.898,9 7.061,7

Uitgaven

Tranche 2023

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. In de Startnota heeft het kabinet aangegeven om nader te bezien of het wenselijk is om het accres stabieler te maken. Het kabinet heeft daarom het voorstel aan de VNG en het IPO gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022–2025 vast te zetten. De VNG heeft met dit voorstel ingestemd, dit betekent dat de accresstanden voor de jaren 2022 t/m 2025 voor gemeenten slechts nog wijzigen als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen. Zie voor een verdere toelichting de bijlage accres Gemeente- en Provinciefonds. De LPO-tranche voor 2023 en de volumetranche voor 2023 zijn overgeboekt naar het Gemeentefonds. De LPO-tranches voor latere jaren zijn opnieuw berekend en aan het accres toegevoegd.

Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Door de verschillende wijze van indexering van het gemeente- en provinciefonds zal de indexering van het gemeentefonds-deel van het BCF-plafond verschillen van de indexering van het provinciefonds-deel van het BCF-plafond. Daarom wordt de onderverdeling van de ruimte onder het BCF-plafond nu vastgezet op deze stand Miljoenennota en wordt de afrekening van de ruimte onder het BCF-plafond voortaan apart verrekend met respectievelijk het gemeente- en provinciefonds. Daartoe zullen de taakmutaties vanuit het Rijk naar het gemeente- en provinciefonds apart worden bijgehouden. Als de onttrekkingen uit het BCF door gemeenten hoger zijn dan het gemeente-deel van het plafond, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het Gemeentefonds.

Accres Provinciefonds

Stand Miljoenennota 2022 42,4 112,7 185,2 287,7 392,0 0,0
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 14,2 162,6 320,4 434,8 240,1 738,7
Stand Voorjaarsnota 2022 56,6 275,4 505,5 722,5 632,1 738,7
Mutaties besluitvorming 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 56,6 ‒ 179,8 ‒ 161,4 ‒ 147,8 ‒ 61,6 ‒ 71,2
Accres tranche 2022 ‒ 35,2 ‒ 35,2 ‒ 35,2 ‒ 35,2 0,0 0,0
Accres tranche 2023 0,0 69,1 69,1 69,1 0,0 0,0
Accres tranche 2024 0,0 0,0 18,3 18,3 0,0 0,0
Accres tranche 2025 0,0 0,0 0,0 11,7 0,0 0,0
Bijstelling tranche 2022 (overboeking) 35,2 35,2 35,2 35,2 0,0 0,0
Tranche 2023 (overboeking) 0,0 ‒ 256,6 ‒ 256,6 ‒ 256,6 ‒ 113,9 ‒ 109,3
Bijstelling gereserveerd LPO-accres 0,0 0,0 0,0 0,0 39,2 27,3
Diversen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,7
BCF
Bijstelling BCF 10,7 8,3 5,4 5,4 5,1 5,1
Afrekening BCF ‒ 61,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstelling plafond BCF ‒ 5,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Opboeking BCF PF 0,0 ‒ 0,6 2,4 4,3 7,9 5,0
Stand Miljoenennota 2023 0,0 95,6 344,1 574,7 570,5 667,5

Uitgaven

Tranches 2022-2025

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. In de Startnota heeft het kabinet aangegeven om nader te bezien of het wenselijk is om het accres stabieler te maken. Het IPO heeft laten weten niet met dit voorstel in te stemmen. Voor provincies beweegt het accres mee met de Rijksuitgaven, hierdoor zijn de tranches 2022-2025 gewijzigd. In de jaren 2025 en 2026 vindt, conform de nieuwe financieringssystematiek, alleen verwerking van het lpo-deel van het accres plaats. Verder worden de tranche van 2023 overgeboekt en de bijstelling op de tranche van 2022 overgeboekt naar het Provinciefonds. Zie voor een verdere toelichting de bijlage accres Gemeente- en Provinciefonds.

Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Door de verschillende wijze van indexering van het gemeente- en provinciefonds zal de indexering van het gemeentefonds-deel van het BCF-plafond verschillen van de indexering van het provinciefonds-deel van het BCF-plafond. Daarom wordt de onderverdeling van de ruimte onder het BCF-plafond nu vastgezet op deze stand Miljoenennota en wordt de afrekening van de ruimte onder het BCF-plafond voortaan apart verrekend met respectievelijk het gemeente- en provinciefonds. Daartoe zullen de taakmutaties vanuit het Rijk naar het gemeente- en provinciefonds apart worden bijgehouden. Als het de onttrekkingen uit het BCF door provincies hoger zijn dan het provincie-deel van het plafond, komt het verschil ten laste van het provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het provinciefonds.

BES-fonds

Stand Miljoenennota 2022 42,4 35,3 35,3 35,3 35,3
Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 4,9 7,0 8,6 11,5 11,1 10,7
Stand Voorjaarsnota 2022 47,3 42,2 43,9 46,8 46,4 46,0
Technische Mutaties Miljoenennota 6,7 10,8 2,7 2,7 2,7 2,4
Overboekingen 6,7 10,8 2,7 2,7 2,7 2,4
Stand Miljoenennota 2023 54,0 53,1 46,6 49,5 49,1 48,4

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Dit betreffen de coalitieakkoordmiddelen voor het verbeteren van de bestaanszekerheid en het verminderen van de armoede in Caribisch Nederland. Daarnaast is de loon- en prijsbijstelling bij voorjaarsnota overgeboekt.

Technische mutaties Miljoenennota

Overboekingen

Deze post bevat voornamelijk overboekingen vanaf de begroting Koninkrijksrelaties naar het BES-fonds waaronder een structurele toevoeging van 1 miljoen aan het BES-fonds waarmee uitvoering wordt gegeven aan de motie Van Den Berg en Kuiken die oproept tot een verhoging van de vrije uitkering aan Saba.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

Stand Miljoenennota 2022 5.065,4 4.871,8 4.808,9 4.807,6 4.597,0 4.544,1
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 923,8 1.736,1 2.829,4 2.599,5 2.479,4 2.453,2
Stand Voorjaarsnota 2022 5.989,2 6.607,9 7.638,2 7.407,1 7.076,4 6.997,4
Mutaties besluitvorming Miljoenennota ‒ 567,0 86,0 1.703,1 1.976,3 2.427,8 2.204,8
Extra middelen Voorjaarsnota 0,0 400,0 1.661,1 1.932,3 1.928,3 1.909,3
Kasschuif investeringen ‒ 417,0 ‒ 314,0 42,0 44,0 374,0 271,0
kasschuif instandhouding ‒ 150,0 0,0 0,0 0,0 125,5 24,5
Technische Mutaties Miljoenennota 22,8 ‒ 15,2 ‒ 56,7 ‒ 87,6 ‒ 130,5 ‒ 135,4
Herschikking extra middelen Voorjaarsnota ‒ 35,6 ‒ 61,7 ‒ 101,5 ‒ 106,4
Herschikking CA middelen 0,0 ‒ 30,0 ‒ 35,7 ‒ 40,0 ‒ 40,0 ‒ 40,0
Overboekingen ‒ 3,5 ‒ 1,8 ‒ 1,7 ‒ 1,9 ‒ 1,9 ‒ 1,9
Herschikkingen H10 en H66 26,3 16,7 16,2 16,0 12,9 12,9
Stand Miljoenennota 2023 5.444,9 6.678,8 9.284,7 9.295,7 9.373,6 9.066,8
Stand Miljoenennota 2022 5.065,4 4.871,8 4.808,9 4.807,6 4.597,0 4.544,1
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 1.234,2 1.713,4 2.601,8 2.510,6 2.471,0 2.465,9
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 6.299,5 6.585,2 7.410,7 7.318,2 7.068,0 7.010,1
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota ‒ 567,0 86,0 1.703,1 1.976,3 2.427,8 2.204,8
Extra middelen Voorjaarsnota 2022 0,0 400,0 1.661,1 1.932,3 1.928,3 1.909,3
Kasschuif investeringen ‒ 417,0 ‒ 314,0 42,0 44,0 374,0 271,0
kasschuif instandhouding ‒ 150,0 0,0 0,0 0,0 125,5 24,5
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 287,6 7,6 170,8 1,3 ‒ 122,1 ‒ 148,2
Correctie kasschuiven ‒ 310,4 22,8 227,5 88,9 8,5 ‒ 12,7
Herschikking extra middelen Voorjaarsnota ‒ 35,6 ‒ 61,7 ‒ 101,5 ‒ 106,4
Herschikking CA middelen 0,0 ‒ 30,0 ‒ 35,7 ‒ 40,0 ‒ 40,0 ‒ 40,0
Overboekingen ‒ 3,5 ‒ 1,8 ‒ 1,7 ‒ 1,9 ‒ 1,9 ‒ 1,9
Herschikkingen H10 en H66 26,3 16,7 16,2 16,0 12,9 12,9
Stand Miljoenennota 2023 5.444,9 6.678,8 9.284,7 9.295,7 9.373,6 9.066,8

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Met het coalitieakkoord heeft het kabinet budget gereserveerd voor het versterken van de krijgsmacht en het inlopen en wegwerken van achterstanden. Dit budget is bij Voorjaarsnota 2022 grotendeels van de Aanvullende Post overgeboekt naar de Defensiebegroting en vervolgens overgeheveld naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF).

Uitgaven

Besluitvormingsmutaties

Extra middelen Voorjaarsnota

Het kabinet heeft met Voorjaarsnota 2022 aanvullend 2 miljard euro structureel toegevoegd aan de Defensiebegroting. Dit betreft de overheveling van deze middelen vanuit de Aanvullende Post naar de Defensiebegroting. Een aanzienlijk deel van dit budget is vervolgens toegevoegd aan het Defensiematerieelbegrotingfonds (DMF). Het budget is verdeeld langs enkele actielijnen, met daaronder specifiekere maatregelen. De actielijnen zijn onder andere een krachtige ondersteuning, versterken van specialismen en Informatiegestuurd Optreden (IGO). Voorbeelden van enkele maatregelen zijn de aanschaf van de MQ9's, aanschaf van nieuwe F-35’s voor het vullen van het 3e F-35 squadron en het inhalen van achterstanden in het Defensie Lifecyle Plan (DLP).

Kasschuif investeringen

Er worden investeringsmiddelen vanuit de jaren 2022 en 2023 naar latere jaren doorgeschoven. Vanwege externe factoren zoals corona en de oorlog in Oekraïne zijn leveringen vertraagd. Derhalve wordt dit budget naar latere jaren doorgeschoven.

Kasschuif instandhouding

Met de motie Hermans heeft Defensie vanaf 2021 structureel 300 miljoen toegewezen gekregen om de achterstanden in het onderhoud weg te werken. De budgetten voor de instandhouding van de (wapen-)systemen, het vastgoed en de IT zijn met 300 miljoen verhoogd. Vanwege externe factoren zoals corona en de oorlog in Oekraïne zijn leveringen vertraagd. Daarom wordt er 150 miljoen uit 2022 naar de jaren 2026 en 2027 geschoven.

Technische mutaties

Herschikking extra middelen Voorjaarsnota

De personeelsgerelateerde maatregelen die tijdelijk geparkeerd stonden in het Defensiematerieelbegrotingfonds (DMF) zijn overgeheveld naar de Defensiebegroting (hoofdstuk 10). Dit betreft diverse maatregelen waaronder het uitvoeren van nieuw beleid voor het binden van jongeren, diversiteit en inclusiviteit, drugspreventie, militair invaliditeitspensioen en de samenwerking met het bedrijfsleven voor oproepkrachten en reservisten.

Herschikking CA-middelen

Een deel van de CA-middelen wordt vanuit het DMF overgeheveld naar de Defensiebegroting, omdat de uitgaven op de Defensiebegroting plaatsvinden. Het betreft o.a. de beleidsmaatregelen, die onderdeel zijn van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2021-2023.

Overboekingen

Dit betreft enkele interdepartementale overboekingen, waaronder de bijdragen van Defensie aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor kosten bedrijfsvoering AIVD, uitbreiding opslagcapaciteit en financiering Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). Daarnaast betreft het o.a. een bijdrage van het ministerie van Justitie en Veiligheid aan Defensie voor de uitvoering van activiteiten voor de Bijzondere Opsporingsdiensten (BOD) tegen ondermijning.

Herschikkingen H10 en H66

Er vinden diverse herschikkingen plaats tussen de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Dit betreft o.a. het overhevelen van het budget van de afdeling technische support van vliegbasis Fort Hood naar de instandhouding in het DMF omdat de uitgaven in het DMF plaatsvinden. Ook betreft dit het overhevelen van de instandhoudingsbudgetten van de KMar voor o.a. IT, vastgoed en materieelprojecten naar het DMF. Ook deze uitgaven vinden in het DMF plaats.

Niet-belastingontvangsten

Besluitvormingsmutaties

Extra middelen Voorjaarsnota

Het kabinet heeft met Voorjaarsnota 2022 aanvullend 2 miljard euro structureel toegevoegd aan de Defensiebegroting. Dit betreft de overheveling van deze middelen vanuit de Aanvullende Post naar de Defensiebegroting. Een aanzienlijk deel van dit budget is vervolgens toegevoegd aan het Defensiematerieelbegrotingfonds (DMF). Het budget is verdeeld langs enkele actielijnen, met daaronder specifiekere maatregelen. De actielijnen zijn o.a. een krachtige ondersteuning, versterken van specialismen en Informatiegestuurd Optreden (IGO). Voorbeelden van enkele maatregelen zijn de aanschaf van de MQ9's, aanschaf van nieuwe F-35’s voor het vullen van het 3e F-35 squadron en het inhalen van achterstanden in het Defensie Lifecyle Plan (DLP).

De extra middelen voorjaarsnota 2022 zijn opgeboekt op het voedingsartikel op de reguliere begroting en worden via het ontvangstenartikel toegevoegd aan het DMF. Vanuit de ontvangsten worden deze verdeeld naar de betreffende uitgavenartikelen waar deze betrekking op heeft.

Kasschuif investeringen

Er worden investeringsmiddelen vanuit de jaren 2022 en 2023 naar latere jaren doorgeschoven. Vanwege externe factoren zoals corona en de oorlog in Oekraïne zijn leveringen vertraagd. Derhalve wordt dit budget naar latere jaren doorgeschoven. Middels deze boeking wordt de kasschuif op het voedingsartikel op het reguliere begrotingshoofstuk en het ontvangstenartikel in het DMF geboekt .

Kasschuif instandhouding

Met de motie Hermans heeft Defensie vanaf 2021 structureel 300 miljoen toegewezen gekregen om de achterstanden in het onderhoud weg te werken. De budgetten voor de instandhouding van de (wapen-)systemen, het vastgoed en de IT zijn met 300 miljoen verhoogd. Vanwege externe factoren zoals corona en de oorlog in Oekraïne zijn leveringen vertraagd. Daarom wordt er 150 miljoen uit 2022 naar de jaren 2026 en 2027 geschoven. Middels deze boeking wordt de kasschuif op het voedingsartikel op het reguliere begrotingshoofstuk en de ontvangstenartikel in het DMF geboekt.

Technische mutatie

Correctie Kasschuiven

Er worden enkele kasschuiven verwerkt op het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Dit betreft onder andere een kasschuif ten behoeve van de aanschaf van munitie. De middelen worden vanuit 2022 en vanuit de jaren 2027 en 2028 naar de jaren 2023 t/m 2026 geschoven. Daarnaast betreft het kasschuiven voor investeringen in IT en vastgoed. Met deze kasschuiven worden middelen vanuit 2022 naar latere jaren geschoven, waardoor het kasritme in lijn wordt gebracht met de verwachte uitgaven. Deze kasschuiven zijn reeds met Voorjaarsnota 2022 verwerkt in de Defensiebegroting (H10). Dit betreft een aanvullende boeking om het DMF in balans te brengen met het voedingsartikel van de Defensiebegroting.

Herschikking extra middelen Voorjaarsnota

De personeelsgerelateerde maatregelen die tijdelijk geparkeerd stonden in het Defensiematerieelbegrotingfonds (DMF) zijn overgeheveld naar de Defensiebegroting (hoofdstuk 10). Dit betreft diverse maatregelen waaronder het uitvoeren van nieuw beleid voor het binden van jongeren, diversiteit en inclusiviteit, drugspreventie, militair invaliditeitspensioen en de samenwerking met het bedrijfsleven voor oproepkrachten en reservisten.

Deze middelen worden via het ontvangstenartikel in het DMF overgeboekt naar het voedingsartikel in de reguliere begroting en daarvandaan overgeboekt naar de begrotingsartikelen.

Herschikking CA-middelen

Een deel van de CA-middelen wordt vanuit het DMF overgeheveld naar de Defensiebegroting, omdat de uitgaven op de Defensiebegroting plaatsvinden. Het betreft o.a. de beleidsmaatregelen, die onderdeel zijn van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2021-2023.

Deze middelen worden via het ontvangstenartikel in het fonds overgeboekt naar het voedingsartikel van de reguliere begroting en daarvandaan overboekt naar de begrotingsartikelen.

Overboekingen

Dit betreft enkele interdepartementale overboekingen, waaronder de bijdragen van Defensie aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor kosten bedrijfsvoering AIVD, uitbreiding opslagcapaciteit en financiering Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). Daarnaast betreft het o.a. een bijdrage van het ministerie van Justitie en Veiligheid aan Defensie voor de uitvoering van activiteiten voor de Bijzondere Opsporingsdiensten (BOD) tegen ondermijning.

Overboekingen die van en naar het DMF lopen worden op het voedingsartikel op de reguliere begroting geboekt, en worden via het ontvangstenartikel toegevoegd aan het DMF. Vanuit de ontvangsten worden deze verdeeld naar de betreffende uitgavenartikelen waar deze betrekking op heeft.

Herschikkingen H10 en H66

Er vinden diverse herschikkingen plaats tussen de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Dit betreft o.a. het overhevelen van het budget van de afdeling technische support van vliegbasis Fort Hood naar de instandhouding in het DMF omdat de uitgaven in het DMF plaatsvinden. Ook betreft dit het overhevelen van de instandhoudingsbudgetten van de KMar voor o.a. IT, vastgoed en materieelprojecten naar het DMF. Ook deze uitgaven vinden in het DMF plaats.

Herschikkingen die van en naar het DMF lopen worden op het voedingsartikel op de reguliere begroting geboekt, en worden via het ontvangstenartikel toegevoegd aan het DMF. Vanuit de ontvangsten worden deze verdeeld naar de betreffende uitgavenartikelen waar deze betrekking op heeft.

Prijsbijstelling

Stand Miljoenennota 2022 865,1 1.579,3 2.257,4 2.914,5 3.540,3
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 ‒ 865,1 ‒ 153,1 428,2 1.074,9 1.574,9 6.102,8
Stand Voorjaarsnota 2022 0,0 1.426,2 2.685,6 3.989,4 5.115,2 6.102,8
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 0,0 1.333,5 1.407,3 1.464,7 1.468,2 1.445,3
Loon- en prijsontwikkeling 1.333,5 1.411,5 1.473,1 1.489,9 1.470,8
Correctie Integratie Uitkering accres ‒ 4,1 ‒ 8,4 ‒ 21,6 ‒ 25,5
Niet-plafondrelevant 0,0 185,7 200,5 206,2 212,2 218,5
Loon- en prijsontwikkeling 185,7 200,5 206,2 212,2 218,5
Stand Miljoenennota 2023 0,0 2.945 4.293 5.660 6.796 7.767

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022
Deze mutaties betreffen aanpassingen voor het verwerken van de nieuwe begrotingsgrondslagen, het bijstellen van de raming op basis van de ontwikkelingen in prijzen en het overboeken van de prijsbijstellingstranche 2022 naar de departementen.

Uitgaven

Technische mutaties Miljoenennota

Loon- en prijsontwikkeling
De prijsbijstelling onder de uitgavenplafonds is voor 2023 tot en met 2027 naar boven bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota. De prijsbijstelling wordt berekend door de grondslag (de prijsgevoelige gedeelten van de departementale begrotingen) te vermenigvuldigen met de betreffende prijsontwikkeling. De prijsontwikkeling wordt geactualiseerd op basis van de ramingen van het Centraal Planbureau.

Correctie Integratie uitkering accres
Enkele integratie-uitkeringen ter behoeve van gemeenten worden verwerkt in de algemene uitkering. Hiervoor wordt een alternatieve indexatiesystematiek gehanteerd. De bestaande reserveringen voor de prijsbijstelling over deze middelen worden afgeboekt.

Niet-plafondrelevant

Loon- en prijsontwikkeling
De prijsbijstelling voor de niet plafondrelevante uitgaven is voor 2023 tot en met 2027 bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota. Deze prijsbijstelling volgt dezelfde systematiek als de prijsbijstelling onder de uitgavenplafonds.

Arbeidsvoorwaarden

Stand Miljoenennota 2022 1.513,1 3.055,3 4.798,8 6.585,4 8.285,9
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 ‒ 1.513,1 ‒ 82,5 1.740,8 3.472,0 5.259,5 16.864,9
Stand Voorjaarsnota 2022 0,0 2.972,8 6.539,6 10.057,5 13.545,5 16.864,9
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 0,0 427,2 ‒ 22,3 ‒ 49,3 ‒ 109,9 ‒ 141,6
Loon- en prijsontwikkeling 8,0 437,4 12,9 14,7 18,5 21,2
Overheveling begrotingsgefinancierde pensioenen Defensie ‒ 8,0 ‒ 10,2 ‒ 10,1 ‒ 9,6 ‒ 9,7 ‒ 9,4
Correctie Integratie Uitkering accres 0,0 0,0 ‒ 25,2 ‒ 54,4 ‒ 118,7 ‒ 153,4
Stand Miljoenennota 2023 0,0 3.400,0 6.517,3 10.008,2 13.435,5 16.723,3

Mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

Deze mutaties betreffen aanpassingen voor het verwerken van de nieuwe begrotingsgrondslagen, het bijstellen van de loonramingen op basis van de ontwikkelingen in lonen en sociale werkgeverslasten en het overboeken van de loonbijstellingstranche 2022 naar de departementen.

Uitgaven

Technische mutaties Miljoenennota

Loon- en prijsontwikkeling

De loonontwikkeling is voor 2022 en 2023 naar boven en voor 2024 e.v. naar beneden bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota. Deze bijstelling volgt uit de ramingen van het Centraal Planbureau voor de ontwikkeling in de lonen en de sociale werkgeverslasten

De bijstelling wordt ook gemuteerd door de indexatie van het ABP van de pensioenen voor Rijksambtenaren per 1 juli 2022 met 2,39%. Ook indexeert het ABP met terugwerkende kracht voor de periode 1 januari tot 30 juni 2022 met 1,29%. Omdat deze indexering doorwerkt in de begrotingsgefinancierde pensioenen voor post-actieve militairen vindt een loonbijstelling plaats.

Overheveling begrotingsgefinancierde pensioenen Defensie

Dit betreft de overheveling van benodigde middelen voor het indexeren van de begrotingsgefinancierde pensioenen voor post-actieve militairen naar de Defensiebegroting.

Correctie Integratie uitkering accres

Enkele integratie-uitkeringen ter behoeve van gemeenten worden verwerkt in de algemene uitkering. Hiervoor wordt een alternatieve indexatiesystematiek gehanteerd. De bestaande reserveringen voor de loonbijstelling over deze middelen worden afgeboekt.

Koppeling Uitkeringen

Stand miljoenennota 2022 249,1 579,4 994,5 1.448,2 1.907,1
Extrapolatie 2.383,6
Mutaties t/m Voorjaarsnota 314,8 1.274,3 1.896,1 2.424,3 2.704,9 2.985,5
Stand Voorjaarsnota 2022 564,0 1.853,7 2.890,7 3.872,4 4.612,0 5.369,1
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 0,0 598,0 331,4 59,5 58,3 60,9
Versnelde verhoging wettelijk minimumloon 0,0 598,0 331,4 59,5 58,3 60,9
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 564,0 ‒ 429,2 ‒ 418,0 ‒ 241,1 ‒ 146,6 ‒ 17,1
Uitdelen nominale ontwikkeling ‒ 564,0 ‒ 745,3 ‒ 751,3 ‒ 754,9 ‒ 757,8 ‒ 760,0
Nominale ontwikkeling 0,0 316,0 333,3 513,7 611,2 742,9
Stand Miljoenennota 2023 0,0 2.022,5 2.804,0 3.690,8 4.523,8 5.412,9

Uitgaven

Mutaties Besluitvorming t/m Voorjaarsnota 2022

Deze post bevat alle mutaties tussen de Miljoenennota 2022 en de Voorjaarsnota 2022. Deze mutaties zijn afzonderlijk toegelicht in de Startnota en de Voorjaarsnota. Hieronder valt de bijstelling van de nominale ontwikkeling op basis van de CEP-raming van het CPB en het besluit om de AKW in 2022, 2023 en 2024 volledig te indexeren (130 miljoen euro in 2027).

Mutaties Besluitvorming Miljoenennota

Versnelde verhoging wettelijk minimumloon

Het bruto minimumloon wordt versneld verhoogd met 8,05 procent per 1 januari 2023. Hiermee wordt de volledige verhoging van 7,5 procent in drie stappen, zoals bij Voorjaarsnota besloten, naar voren gehaald en wordt het bruto minimumloon beleidsmatig verder verhoogd met 0,55 procent. Inclusief de reguliere indexatie per 1 januari 2023 stijgt het minimumloon per 1 januari 2023 met ruim 10 procent. De gehele verhoging wordt verwerkt door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Hierdoor stijgen alle aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen automatisch mee, ook het zittend bestand in de loongerelateerde uitkeringen (WIA, WAO, WW, ZW en verlofregelingen). Dit leidt tot extra structurele uitkeringslasten. De mutaties ten opzichte van Voorjaarsnota zijn zichtbaar in de verticale toelichtingen bij begrotingshoofdstukken 15, 40 en 83.

Technische Mutaties Miljoenennota

Uitdelen nominale ontwikkeling

De uitkeringshoogte van de begrotingsgefinancierde regelingen op hoofdstuk 15 wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutaties worden deze regelingen op het prijspeil van 2022 gebracht.

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2022. Hieronder valt o.a. ook het effect van de reguliere indexatie van de versnelde verhoging van het minimumloon op de gekoppelde uitkeringen.

Homogene Groep Internationale Samenwerking

Stand Miljoenennota 2022 6.286,8 6.607,6 6.792,4 7.052,8 7.285,0
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 1.278,0 957,2 1.191,9 1.453,8 1.492,2 9.043,0
Stand Voorjaarsnota 2022 7.564,8 7.564,7 7.984,3 8.506,5 8.777,2 9.043,0
Mutaties besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 224,8 200,5 177,3 190,2 246,7 204,7
Overhevelingen HGIS/non-HGIS 4,6 ‒ 2,7 ‒ 4,4 1,0 1,0 2,1
Correctieboeking bijdrage ODA-Asielopvang 150,0
Ontvangsten EPF t.b.v Oekraïne (desaldering) 0,0 0,0 0,0 0,0 50,0 0,0
Doorverdeling CA middelen art 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen 0,0 84,0 115,0 125,0 180,0 190,0
Doorverdeling CA middelen art 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat 0,0 85,0 145,0 200,0 235,0 260,0
Doorverdeling CA middelen art 3 Sociale vooruitgang 0,0 56,0 60,0 65,0 75,0 80,0
Doorverdeling CA middelen art 4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling 0,0 225,0 225,0 225,0 225,0 225,0
Doorverdeling CA middelen art 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet 0,0 70,0 70,0 70,0 70,0 70,0
Doorverdeling CA middelen 0,0 ‒ 520,0 ‒ 615,0 ‒ 685,0 ‒ 785,0 ‒ 825,0
HGIS bijstelling n.a.v. MEV 70,3 203,2 181,7 189,2 195,7 202,6
Humanitaire hulp en wederopbouw Oekraïne (herschikking BHOS en doorverdeling MEV) 30,5 50,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Humanitaire hulp en voedselzekerheid (doorverdeling bijstelling MEV) 0,0 59,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Reservering koerstegenvaller (doorverdeling bijstelling MEV) 11,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Herschikking BHOS en doorverdeling bijstelling MEV ‒ 41,5 ‒ 109,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Niet-plafondrelevant ‒ 27,7 18,2 22,4 225,7 205,9 0,0
Leveringen militaire goederen (Defensie) 3,4 18,2 22,4 225,7 174,8 0,0
Kasschuif leveringen militaire goederen (Defensie) ‒ 31,1 0,0 0,0 0,0 31,1 0,0
Stand Miljoenennota 2023 7.762,0 7.783,5 8.184,1 8.922,6 9.229,9 9.247,9
Stand Miljoenennota 2022 152,1 129,1 151,4 152,9 149,5
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 2,3 1,1 94,1 3,1 ‒ 3,8 141,7
Stand Voorjaarsnota 2022 (incl. extrapolatie) 154,3 130,1 245,4 156,0 145,8 141,7
Mutaties Besluitvorming Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 0,0 0,0 0,0 0,0 50,0 0,0
Ontvangsten EPF t.b.v. wapenleveranties Oekraïne 0,0 0,0 0,0 0,0 50,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 154,4 130,2 245,5 156,0 195,8 141,8

Uitgaven

mutaties t/m Voorjaarsnota 2022

De middelen uit het coalitieakoord voor het Postennetwerk, Mensenrechtenfonds en Ontwikkelingssamenwerking zijn overgeboekt vanaf de Aanvullende Post bij voorjaarsnota 2022. Ook is 150 miljoen euro vanuit het ODA-budget in 2022 beschikbaar gesteld voor de eerstejaarsopvang van Oekraïense vluchtelingen. Daarnaast is de HGIS bijgesteld naar aanleiding van de CEP-raming. Zie de voorjaarsnota 2022 voor verdere toelichting.

Technische mutaties Miljoenennota

Overhevelingen tussen HGIS & niet HGIS

Dit betreft diverse posten die onder internationale samenwerking vallen. De grootste mutaties zijn 2,9 miljoen euro en 3,45 miljoen euro respectievelijk voor 2022 en 2023 voor het VN waterprogramma op de begroting van Infrastructuur en Waterstaat.

Correctieboeking bijdrage ODA-Asielopvang

Dit is een technische verwerking van de bijdrage vanuit ODA aan deuitgaven aan eerstejaarsopvang van Oekraïense vluchtelingen De OESO DAC heeft aangegeven dat de uitgaven aan eerstejaarsopvang van Oekraïense vluchtelingen kwalificeren als ODA. Hiervoor is bij de eerste suppletoire begroting eenmalig 150 miljoen euro vanuit het ODA-budget in 2022 beschikbaar gesteld middels een kasschuif uit 2023 en 2024.

Ontvangsten EPF t.b.v Oekraïne (desaldering)

Vanuit de European Peace Falicity krijgt Nederland een deel van de gemaakte kosten voor de levering van militaire ondersteuning aan Oekraïne vergoed. Dit betreft een raming van de vergoedingen vanuit het EPF.

Doorverdeling CA middelen

De coalitieakkoord ODA-middelen zijn doorverdeeld naar de beleidsartikelen.

HGIS bijstelling n.a.v. MEV

Naar aanleiding van de MEV-raming van het Centraal Planbureau wordt het ODA-budget bijgesteld op basis van de ontwikkeling van het BNI en wordt het non-ODA-budget bijgesteld op basis van de verwachting van de prijsontwikkeling van het BBP.

Humanitaire hulp en wederopbouw Oekraïne (herschikking BHOS en doorverdeling MEV)

Voor steun aan Oekraïne wordt 30,5 miljoen euro in 2022 via herschikkingen binnen de BHOS begroting en 50 miljoen euro in 2023 vanuit de positieve bijstelling van de MEV ingezet. In 2022 gaat vanuit het Stabiliteitsfonds 10 miljoen euro naar humanitaire ontmijning. Daarnaast wordt 15 miljoen eruo ingezet voor het herstel en de wederopbouw van Oekraïne. 5,5 miljoen euro gaat naar gezondheidszorg, de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) voor technische steun, en naar de wederopbouw van de gemeenten Kherson, Odessa en Mykolaiv. De 50 miljoen euro in 2023 wordt ingezet voor de wederopbouw van infrastructuur .

Humanitaire hulp en voedselzekerheid (doorverdeling bijstelling MEV)

Naar aanleiding van de MEV-bijstelling ontstaat een meevaller voor ODA. Deze meevaller wordt deels ingezet, in lijn met de nieuwe BHOS-nota. Er wordt specifiek geïntensiveerd op de thema’s humanitaire hulp voor en voedselzekerheid voor respectievelijk 34 en 25 miljoen euro in 2023 in het kader van de (indirecte) gevolgen van de oorlog in Oekraïne.

Reservering koerstegenvaller (doorverdeling bijstelling MEV)

De euro/dollar koers heeft zich nadelig ontwikkeld. Hierdoor leiden uitgaven in dollars tot hogere uitgaven in euro’s. De huidige tegenvaller is 11 miljoen euro in 2022.

Herschikking BHOS en doorverdeling bijstelling MEV

De positieve MEV-bijstelling wordt voor een deel doorverdeeld naar de verschillende beleidsartikelen. Ook wordt 30,5 miljoen euro in 2022 via herschikkingen binnen de BHOS begroting ingezet voor steun aan Oekraïne.

Niet-plafondrelevant

Wapenleveranties Oekraïne (Defensie)

Defensie heeft steun verleend aan de Oekraïne door het leveren van militaire goederen. Voor zover de leveringen uit eigen (operationele) voorraad hebben plaatsgevonden, is de vervangingswaarde geraamd en is een inschatting gemaakt van het moment waarop vervanging plaats kan vinden.

Kasschuif Wapenleveranties Oekraïne (Defensie)

Defensie heeft steun verleend aan de Oekraïne door het leveren van militaire goederen. De verwachting is dat deze uitgaven in latere jaren plaatsvinden en daarom is het kasritme is hierop aangepast.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties Miljoenennota

Ontvangsten EPF t.b.v Oekraïne (desaldering)

Vanuit de European Peace Falicity krijgt Nederland een deel van de gemaakte kosten voor de levering van militaire ondersteuning aan Oekraïne vergoed. Dit betreft een raming van de vergoedingen vanuit het EPF.

Algemeen

Stand Miljoenennota 2022 5.329,6 3.758,7 2.462,8 1.561,4 1.502,2
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 ‒ 4.287,7 6.088,5 13.946,3 18.850,3 21.551,9 23.001,6
Stand Voorjaarsnota 2022 1.041,9 9.847,1 16.409,1 20.411,7 23.054,1 23.001,6
Mutaties besluitvorming Miljoenennota ‒ 2.625,2 ‒ 6.620,2 ‒ 5.131,5 ‒ 7.598,3 ‒ 6.893,8 ‒ 6.561,2
Overheveling Coalitieakkoordmiddelen ‒ 525,2 ‒ 4.586,5 ‒ 4.678,2 ‒ 7.640,2 ‒ 6.935,7 ‒ 6.603,1
Reservering Zekerheidsfonds (asiel) 0,0 14,3 14,3 14,3 14,3 14,3
Doorwerking WML op huurtoeslag 0,0 2,0 26,0 26,0 26,0 26,0
Reservering koopkracht Caribisch Nederland 0,0 0,0 6,4 1,6 1,6 1,6
Reservering fonds betalingsachterstanden 0,0 50,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Taakstellende onderuitputting ‒ 2.100,0 ‒ 2.100,0 ‒ 500,0 0,0 0,0 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota ‒ 692,8 ‒ 1.070,5 ‒ 1.544,8 ‒ 1.980,4 ‒ 2.041,2 ‒ 2.055,4
Kasschuiven ‒ 516,6 ‒ 165,4 284,9 239,3 130,3 27,5
Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) 0,0 ‒ 62,2 ‒ 62,2 ‒ 62,2 ‒ 62,2 ‒ 62,2
Intensivering Defensie 0,0 ‒ 400,0 ‒ 1.700,0 ‒ 2.000,0 ‒ 2.000,0 ‒ 2.000,0
Rechtsherstel Box 3 ‒ 22,1 ‒ 25,6 ‒ 13,0 0,0 0,0 0,0
Toeslagen 0,0 ‒ 190,1 ‒ 41,0 ‒ 40,5 ‒ 4,3 0,0
Legalisatieopgave PAS-melders ‒ 30,0 ‒ 207,0 0,0 ‒ 13,0 0,0 0,0
Traditioneel Eigen Middelen (TEM) ‒ 96,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Uitvoeringsinformatie Kinderopvangtoeslag 0,0 0,0 ‒ 9,0 ‒ 104,0 ‒ 105,0 ‒ 107,0
Diversen ‒ 27,2 ‒ 20,2 ‒ 4,6 0,0 0,0 86,3
Niet-plafondrelevant 0,0 ‒ 548,6 1.041,6 0,0 0,0 0,0
Opvang ontheemden 0,0 ‒ 548,6 1.041,6 0,0 0,0 0,0
Stand Miljoenennota 2023 ‒ 2.276,1 1.607,9 10.774,3 10.833,0 14.119,2 14.385,0

Uitgaven

Mutaties t/m Voorjaarsnota

Dit zijn alle mutaties tot en met Voorjaarsnota 2022. Bijvoorbeeld de overboeking van in het coalitieakkkoord gereserveerde middelen (8,9 miljard euro in 2023), de inzet de loon- en bijstelling op coalitieakkoordmiddelen voor koopkracht, de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en Defensie (451 miljoen euro in 2023) en de reservering voor Defensie van structureel 2 miljard euro per jaar. De toelichtingen hiervan zijn te vinden in de Verticale Toelichting van de Voorjaarsnota.

Mutaties besluitvorming Miljoenennota

Overheveling Coalitieakkoordmiddelen

Na goedkeuring van bestedingsvoorstellen is een gedeelte van de in het coalitieakkkoord gereserveerde middelen overgeheveld naar de begro tingshoofdstukken. In bijlage 13 staat een overzicht van de overhevelingen per maatregel en begrotingshoofdstuk.

Reservering Zekerheidsfonds (asiel)

Het Rijk zal samen met gemeenten en woningcorporaties een garantieregeling verkennen en uitwerken. Hiermee wordt aan partijen meer zekerheid geboden over de herplaatsing en exploitatie van de woningen, waardoor sneller investeringsbeslissingen kunnen worden genomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat eventuele restrisico’s bij uitputting van het budget evenredig (in principe voor drie maal een derde) worden gedragen door gemeenten, corporaties en het Rijk. Komende tijd zal dit en de verdeling van de risico’s verder worden uitgewerkt. In afwachting van de nadere uitwerking van deze regeling en de beoordeling volgens het beleidskader voor risicoregelingen, worden de middelen geplaatst op de Aanvullende Post van het ministerie van Financiën.

Doorwerking WML op huurtoeslag

Bij augustusbesluitvorming 2022 is besloten de WML te verhogen met 10%. Deze stijging werkt door op de huurtoeslag. De doorwerking hiervan op de beoogde vereenvoudiging van de huurtoeslag die in CA is opgenomen wordt toegevoegd aan de reservering op de Aanvullende Post.

Reservering koopkracht Caribisch Nederland

Maatregelen uit het koopkrachtpakket voor Europees Nederland worden doorvertaald naar Caribisch Nederland. Sommige van de maatregelen zijn niet direct door te vertalen, zo kent Caribisch Nederland geen WKB. Voor het nemen van vergelijkbare maatregelen in Caribisch Nederland stelt het kabinet 16 miljoen incidenteel en 2,4 miljoen euro structureel beschikbaar. Hiervan wordt 6,4 miljoen euro in 2024 en 1,6 miljoen euro vanaf 2025 gereserveerd op de Aanvullende Post in afwachting van nadere uitwerking.

Reservering fonds betalingsachterstanden

Tijdens de augustusbesluitvorming is besloten dat de verlaging van de energiebelasting uit 2022 wordt doorgezet en geïntensiveerd. Als onderdeel hiervan wordt 50 miljoen euro gereserveerd voor een fonds dat is gericht op het voorkomen en verhelpen van betalingsachterstanden. De middelen hiervoor worden in afwachting van nadere uitwerking gereserveerd op de AP.

Taakstellende onderuitputting

Om extra middelen voor de augustusbesluitvorming mogelijk te maken is een extra taakstellende onderuitputting geboekt. Deze taakstellende onderuitputting werkt hetzelfde als de in=uittaakstelling op de Aanvullende Post. De in=uittaakstelling wordt vanaf Najaarsnota voor het lopende jaar t gevuld vanuit de onderuitputting op de departementale begrotingen. Mocht er onvoldoende onderuitputting optreden, dan wordt het uitgavenkader overschreden en verslechtert het EMU-saldo. Gezien de krappe arbeidsmarkt is de verwachte onderuitputting waarschijnlijk hoger de komende jaren. Ook het CPB voorziet in zijn ramingen dat er middelen overblijven.

Technische mutaties

Kasschuiven

Voor diverse reserveringen vraagt de nadere uitwerking van de bestedingsvoorstellen meer tijd dan eerder gedacht. Daarom worden de middelen doorgeschoven naar latere jaren. Het gaat bijvoorbeeld om de reservering voor Toeslagen (318 miljoen euro van 2022 naar 2023 en verder), de reservering «Juiste zorg op de juiste plek» (110 miljoen van 2023 naar 2024 en verder) en de reservering voor het Integraal Zorgakkoord (176 miljoen van 2023 naar 2024 en verder).

Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)

Voor innovatie en doorontwikkeling van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) wordt 62,2 miljoen euro van de Aanvullende Post naar de BZK-begroting. Hiermee is de volledige reservering, inclusief loon- en prijsbijstelling overgeheveld.

Intensivering Defensie

In de Voorjaarsnota 2022 heeft het kabinet op de aanvullende post structureel 2 miljard euro voor Defensie gereserveerd waarmee in 2024 en 2025 2% van het bbp wordt behaald. Deze middelen zijn na nadere uitwerking overgeheveld naar de begroting van defensie. De CA-middelen voor vastgoed staan gereserveerd op de aanvullende post in afwachting van nadere uitwerking van de plannen. De middelen staan in het kasritme zoals bij Startnota vastgesteld. Dit ritme sluit mogelijk niet aan bij een realistisch uitgavenpatroon. In het voorjaar 2023 wordt het kasritme hier zo nodig op aangepast.

Rechtsherstel Box 3

Voor de uitvoering van de werkzaamheden voor het rechtsherstel box 3 worden uitgaven voorzien in de periode 2022–2024. Met de vierde incidentele begroting zijn voor 2022 en de eerste maanden van 2023 middelen van de Aanvullende Post hiervoor beschikbaar gesteld (18 miljoen euro voor 2022 en 10 miljoen euro voor 2023). Om in 2023 en 2024 het rechtsherstel te kunnen uitvoeren wordt in de ontwerpbegroting 2023 nog eens 11,4 miljoen euro in 2023 en 8,9 miljoen euro in 2024 van de Aanvullende Post overgeheveld naar de begroting van Financiën.

Toeslagen

Voor de uitvoering van de Regeling kwijtschelding private schulden ex-partners zijn middelen overgeheveld naar diverse departementen. Het gaat in totaal om 245,9 miljoen euro tot en met 2026, waarvan 160,1 miljoen euro in 2023. De ontvangende departementen zijn Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (89,1 miljoen euro), Financiën (69,8 miloen euro), Binnenlandse Zaken (56 miljoen euro), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (22,4 miljoen euro), Justitie en Veiligheid (7,6 miljoen euro) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (1 miljoen euro).

Legalisatieopgave PAS-melders

Voor de legalisatieopgave van PAS-melders wordt in 2023 207 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting. In totaal wordt 250 miljoen euro beschikbaar gesteld van de middelen die beschikbaar zijn voor de landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties.

Traditioneel Eigen Middelen (TEM)

Er is een tweede Traditionele Eigen Middelen (TEM)-nabetaling van 122 miljoen euro in 2022 gedaan naar aanleiding van de inspectie over de TEM boekhouding. Deze middelen zijn na aftrek van perceptiekostenvergoeding overgeheveld vanaf de reservering op de Aanvullende Post naar de begroting van Buitenlandse Zaken.

Uitvoeringsinformatie Kinderopvangtoeslag

De reservering die bij Voorjaarsnota is getroffen naar aanleiding van de uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst wordt gelijk met de reeks voor het verhogen van het vergoedingspercentage kinderopvangtoeslag overgeheveld naar de SZW-begroting.

Diversen

Hieronder vallen diverse kleine posten, zoals de overheveling van klimaatmiddelen voor de glastuinbouw (20,2 miljoen euro in 2023) en een correctie op de extrapolatie (86,3 miljoen euro in 2027).

Niet-plafondrelevant

Gemeentelijke en particuliere opvang

Gemeenten worden gecompenseert voor de realisatie van noodopvangplekken en verstrekkingen aan ontheemden. De eerder gereserveerde 1 miljard euro voor het derde en vierde kwartaal van 2022 is overgeheveld naar de begroting van Justitie en Veiligheid. Een reservering van in totaal 1,5 miljard euro is toegevoegd aan de Aanvulende Post voor de kosten in het eerste en tweede kwartaal van 2023. Gezien de onzekerheid over de ontwikkelingen voor opvang en omdat gemeenten de kosten die in 2023 worden gemaakt grotendeels pas in 2024 declareren, is 450 miljoen euro in 2023 en 1,05 miljard euro in 2024 gereserveerd op de Aanvullende Post.

Consolidatie

Stand Miljoenennota 2022 ‒ 20.247,9 ‒ 13.471,1 ‒ 12.416,6 ‒ 12.556,5 ‒ 12.437,6 0,0
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Voorjaarsnota 2022 ‒ 20.247,9 ‒ 13.471,1 ‒ 12.416,6 ‒ 12.556,5 ‒ 12.437,6 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 6.928,9 ‒ 4.783,7 ‒ 18.499,9 ‒ 10.060,4 ‒ 9.187,2 ‒ 20.805,3
Consolidatie Miljoenennota 2023 6.928,9 ‒ 4.783,7 ‒ 18.499,9 ‒ 10.060,4 ‒ 9.187,2 ‒ 20.805,3
Stand Miljoenennota 2023 ‒ 13.319,0 ‒ 18.254,8 ‒ 30.916,5 ‒ 22.617,0 ‒ 21.624,8 ‒ 20.805,3
Stand Miljoenennota 2022 ‒ 20.247,9 ‒ 13.471,1 ‒ 12.416,6 ‒ 12.556,5 ‒ 12.437,6
mutaties t/m Voorjaarsnota 2022 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Stand Voorjaarsnota 2022 ‒ 20.247,9 ‒ 13.471,1 ‒ 12.416,6 ‒ 12.556,5 ‒ 12.437,6 0,0
Technische Mutaties Miljoenennota 6.928,9 ‒ 4.783,7 ‒ 18.499,9 ‒ 10.060,4 ‒ 9.187,2 ‒ 20.805,3
Consolidatie Miljoenennota 2023 6.928,9 ‒ 4.783,7 ‒ 18.499,9 ‒ 10.060,4 ‒ 9.187,2 ‒ 20.805,3
Stand Miljoenennota 2023 ‒ 13.319,0 ‒ 18.254,8 ‒ 30.916,5 ‒ 22.617,0 ‒ 21.624,8 ‒ 20.805,3

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen die ontstaan door het brutoboeken van bijdragen. Het brutoboeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt daarnaast de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Hierdoor wordt het rekenkundig niveau van de totale rijksuitgaven en de rijksontvangsten hoger dan het feitelijk niveau. Op de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd. De hoogte van de post wordt in belangrijke mate bepaald door de bijdragen van de begroting van Infrastructuur en Waterstaat aan het Infrastructuurfonds.

18 Taakopdrachten IBO's

Bijlage taakopdrachten Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO’s) 2022/2023

Interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) ontwikkelen beleidsopties voor belangrijke beleidsterreinen. Ze vinden plaats in opdracht van het kabinet en worden uitgevoerd door interdepartementale werkgroepen. IBO’s zijn ambtelijke onderzoeken die onafhankelijk van de politiek worden uitgevoerd.

Deze bijlage presenteert de taakopdrachten voor de komende ronde en gaat in op de voortgang van de politieke besluitvorming over de resultaten van de rondes 2019 tot en met 2021.

In de ronde 2022/2023 vinden IBO's plaats naar de volgende onderwerpen:

  1. Biodiversiteit
  2. Klimaat
  3. Toekomstbestendigheid van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)

Taakopdracht IBO Biodiversiteit

Aanleiding

In de periode tot en met 2023/2024 vinden zowel op Europees als mondiaal niveau onderhandelingen en besluitvorming plaats over nieuwe en meer afrekenbare biodiversiteitsdoelen (zoals 30 procent beschermd gebied en 10 procent strikt beschermd gebied). Hoewel deze doelstellingen deels nog in beweging zijn, zullen deze van aanzienlijke betekenis zijn voor het Nederlandse natuurbeleid en ook effect hebben op andere beleidsdomeinen, zoals klimaat, waterkwaliteit en luchtkwaliteit. Doelen worden daarbij vaak op EU/mondiaal-niveau afgesproken en pas later vertaald naar een lager bestuurlijk niveau (provinciaal, nationaal of Europees). Deze gang van zaken maakt het voor departementen lastig om tijdens besluitvorming de haalbaarheid, bredere maatschappelijke impact en budgettaire consequenties in kaart te brengen. LNV heeft aan de Tweede Kamer daarom toegezegd te zullen zorgen voor een betere verankering van Europese en internationale verplichtingen in nationaal beleid, uitgevoerd in samenspraak met provincies en andere overheden. Naast deze relevante ontwikkelingen op Europees en mondiaal niveau, is ook het nationale natuurbeleid volop in beweging, onder andere als gevolg van de uitspraak van de Raad van State over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in 2019 en de hieruit voortvloeiende stikstofaanpak van het kabinet (via o.a. het Nationaal Programma Landelijk Gebied en het Transitiefonds).

Doelstelling

Het doel van dit IBO is tweeledig. Ten eerste brengt het IBO, waar mogelijk en relevant, verschillende scenario’s in kaart van de mogelijke uitkomsten van de onderhandelingen en besluitvorming over de nieuwe doelstellingen. Ten tweede moet het IBO resulteren in concrete en doelmatige beleidsopties voor de invulling van de verschillende scenario’s. Daarbij worden in ieder geval ook de haalbaarheid en budgettaire gevolgen van de verschillende scenario’s in kaart gebracht.

Opdracht aan de werkgroep

Gegeven de doelstelling van dit IBO zijn de volgende vragen aan de orde:

Scenario’s

  1. Welke scenario’s zijn er denkbaar wat betreft de hoogte en aard van de Europese en mondiale doelen (op zowel land als zee) die gevolgen gaan hebben voor Nederland? En wat zijn de gevolgen ervan voor Nederland qua doelen, afspraken en verplichtingen? Deze aanpak heeft alleen meerwaarde voor de onderdelen waarvan het ten tijde van het IBO nog onzeker is hoe deze zullen uitpakken.
  2. Met betrekking tot de reeds overeengekomen doelen, afspraken en verplichtingen wordt ingegaan op de vraag: Aan welke en wat voor soort (bindend/vrijblijvend) doelstellingen heeft Nederland zich reeds gecommitteerd (op zowel land als zee) en welke aanvullende doelstellingen verwachten we nog tot 2030? Hierbij wordt ook gereflecteerd op de link met de stikstofcrisis en het ontstaan daarvan.
  3. Op welke wijze kunnen deze doelen worden gerealiseerd? Wat zijn hierbij de beleidsopties, het instrumentarium en de daarmee gemoeide kosten? Zie ook specificering hieronder.

Concrete en doelmatige beleidsopties voor de meest waarschijnlijke scenario’s

Wat zijn mogelijke beleidsopties voor een effectieve implementatie van de meest waarschijnlijke scenario’s en reeds overeengekomen doelen (incl. een budgetneutrale variant of een variant die efficiencyvoordelen oplevert voor de biodiversiteit)? De werkgroep wordt verzocht voor wat betreft het budget te kijken naar koppelkansen met het stikstoffonds en mogelijk andere middelen. Ook inhoudelijk wordt de werkgroep verzocht te kijken naar mogelijke koppelkansen met andere problematieken, zoals bijv. klimaat, waterkwaliteit en luchtkwaliteit.

Daarbij gelden in ieder geval de volgende aandachtspunten:

  1. Maak hierbij gebruik van bestaande beleidsopties en onderzoeken zoals opgenomen in de ‘QuickScan Europese Biodiversiteitsstrategie,’ ‘Nederlands natuurbeleid in internationale context’ en de Europese impactassessments bij wetsvoorstellen.
  2. Breng concrete randvoorwaarden voor de beleidsopties in kaart. Dit betekent bijvoorbeeld dat de beleidsopties rekening houden met de beschikbare budgetten, decentralisatie van het natuurbeleid, de mate van uitvoerbaarheid en de juridische grondslag.
  3. Wat is ervoor nodig om de verschillende doelstellingen in te vullen? Welke doelstellingen zijn uitvoerbaar binnen de huidige budgetten? En wat is hiervoor evt. aan beleidswijzigingen nodig? Welke doelstellingen zijn (deels) niet uitvoerbaar binnen de huidige budgetten? Zijn hier, naast aanvullende budgetten, beleidswijzigingen voor nodig? Specifiek worden de koppelkansen in relatie tot het stikstoffonds onderzocht.

Grondslag

De volgende uitgaven zijn de grondslag: de budgetten op de beleidsartikelen 21, 22 en 23 van de LNV-begroting (ca. 1 mld. struc.) en het transitiefonds (25 mld. t/m 2035). De budgetten die reeds gedecentraliseerd zijn door het Rijk worden ook meegenomen.

Het IBO neemt ten minste de doelen van de onderstaande beleidsambities mee:

Europees niveau

  1. De Europese Biodiversiteitsstrategie (EBS) zal naar verwachting een grotere inzet van Nederland vragen, bijvoorbeeld ter uitvoering en handhaving van bestaande EU-milieuwetgeving, om bij te dragen aan de EU-doelen van 30 procent beschermd gebied op land en op zee (waarvan één derde strikt beschermd) en om te kunnen voldoen aan de nieuwe, wettelijk bindende natuurhersteldoelen. Deze laatste zullen niet alleen gaan gelden voor beschermde natuurgebieden, maar ook daarbuiten (landbouwgrond, steden, bossen). De nieuwe doelen en verplichtingen uit de EBS (of scenario’s daarvoor) maken onderdeel uit van dit IBO.
  2. Met de EU-Bossenstrategie moet het areaal bos in de EU uiterlijk in 2030 uitgebreid worden met 2 mld. bomen. De Nederlandse Bossenstrategie zou voldoende moeten zijn om hieraan bij te dragen, maar van de 37.000 ha extra bos is nog maar 18.000 ha gedekt met middelen. Dit IBO richt zich op de biodiversiteitskant van de Bossenstrategie. Klimaat (mitigatie en adaptatie) en houtproductie (en andere economische functies van bos) worden niet meegenomen.
  3. Nationale ambities ten aanzien van het natuurbeleid.

Mondiaal niveau

De Convention on Biological Diversity (CBD), oftewel het verdrag inzake Biologische Diversiteit, kent drie hoofddoelstellingen: behoud van biologische diversiteit, het duurzaam gebruik ervan en een eerlijke verdeling van de voordelen die het gebruik van genetische bronnen opleveren. Momenteel vinden er onderhandelingen plaats om te komen tot een nieuwe wereldwijd raamwerk voor biodiversiteit met ambitieuze, afrekenbare doelen en een sterk implementatiemechanisme. Scenario’s voor de nieuwe doelen en afspraken over effectieve implementatie worden meegenomen in het IBO.

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van FIN, LNV, BZ, AZ, EZK, BZK en IenW. Ook worden experts van het PBL verzocht deel te nemen in de werkgroep. Er zal ook een consultatie plaatsvinden met experts en relevante organisaties. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN en LNV. Het IBO start in oktober 2022. De werkgroep dient haar eindrapport uiterlijk mei 2023 in. De omvang van het rapport is niet groter dan dertig bladzijden plus een samenvatting van maximaal vijf bladzijden.

Taakopdracht IBO Klimaat

Aanleiding

In het coalitieakkoord zijn ambitieuze klimaatdoelen gesteld. Nederland wil in 2030 55 procent minder CO2 uitstoten dan in 1990, om in 2050 klimaatneutraliteit te realiseren. Om te zeker te stellen dat deze doelen gehaald worden, streeft het kabinet naar een reductie van 60 procent in 2030. In juni heeft het kabinet het ontwerpbeleidsprogramma Klimaat gepresenteerd. Hierin wordt op basis van de uitgangspunten van het nationale klimaatbeleid en de aanpak per sector beschreven hoe deze doelstellingen worden gerealiseerd. In dit beleidsprogramma kondigt het kabinet een analyse aan die zicht moet geven op de mogelijke en wellicht noodzakelijke aanscherpingen van, en aanvullingen op, het beleidsprogramma om de ambitie van het kabinet voor 2030 en verder waar te maken.

Doelstelling

Het doel van dit IBO is om invulling te geven aan deze aankondiging en inzichtelijk te maken welke aanscherpingen van, en aanvullingen op, het beleidsprogramma mogelijk (en/of noodzakelijk) zijn om de klimaatdoelen te behalen. Het IBO resulteert in concrete (voornamelijk normerende en beprijzende) beleidsopties, ter ondersteuning van besluitvorming over de klimaatmiddelen tijdens de Voorjaarsnota 2023.

Opdracht aan de werkgroep

Het IBO beantwoordt ten minste onderstaande onderzoeksvragen:

  1. Instrumentenmix. Is de instrumentenmix (normeren, beprijzen, subsidiëren) per sector doelmatig en doeltreffend? Welke emissiebronnen/subsectoren kunnen nog aanvullend worden aangegrepen door beprijzend of normerend instrumentarium? Welke aanvullende normerende en beprijzende beleidsopties zijn mogelijk om de benodigde reductie te realiseren (zowel door aan bestaande knoppen te draaien als volledig nieuwe opties)?
  2. Doelbereik en technisch potentieel. Indien op basis van de Klimaat- en Energieverkenning 2022 blijkt dat de gestelde doelen voor 2030 (streefdoel van 60 procent) niet worden gerealiseerd: welke aanvullende maatregelen kunnen dat gat dichten? In welke (deel)sectoren zit nog het meeste technisch potentieel voor aanvullende CO2-reductie in 2030? Wat zijn de achterliggende oorzaken en eventuele knelpunten in de transitie?
  3. Consistentie met pad naar Klimaatneutraliteit in de periode 2030-2050. Ligt in de verschillende (deel)sectoren de voortgang die conform het beleidsprogramma wordt bereikt in 2030 op een haalbaar pad naar 2050, of gebeurt in de periode tot en met 2030 te weinig, zodat de 2050-doelen van de klimaatwet (voor de sector) buiten bereik zijn? Hoe verhoudt het huidige maatregelenpakket zich met de in het Coalitieakkoord gestelde streefdoelen voor 2035 (en 2040)? Welke aanvullende maatregelen kunnen de curve bijbuigen?
  4. Consistentie met FF55. Is het beleidsprogramma Klimaat in lijn met voorstellen uit het Europese FF55-programma en in hoeverre kan het FF55-pakket het beleidsprogramma klimaat versterken? Wordt met het beleidsprogramma voldaan aan de uit het FF55 volgende (sub)doelen?
  5. Bredere kosteneffecten klimaatbeleid. Wat zijn de gevolgen van het beleidsprogramma klimaat voor de kosten voor burgers en bedrijven?

De inventarisatie voor aanvullende beleidsopties wordt uitgevoerd door een samenwerking van verschillende externe onderzoeksbureaus. Daarnaast zal ook input worden opgehaald binnen departementen, de planbureaus, experts op specifieke beleidsterreinen (zoals industrie en landbouw) en partijen uit het veld. Hierbij is het belangrijk dat geborgd wordt dat zonder taboes ook beleidsopties worden onderzocht die niet al bekend zijn. De werkgroep werkt op basis van de inventarisatie van maatregelen en input van de onderzoeksbureaus de analytische vragen verder uit en kan op basis daarvan aanbevelingen doen (bijvoorbeeld voor een besparingsvariant).

De aanvullende beleidsopties worden uitgewerkt in fiches. Hierin wordt in ieder geval de volgende elementen uitgewerkt: verwacht CO2-effect, budgettaire effecten en lasten voor burgers en bedrijven, (juridische) haalbaarheid, inpasbaarheid in de transitie naar 2050 en synergie met andere beleidsdoelstellingen (bijv. leveringszekerheid, bijdrage aan circulaire economie, gebiedsgerichte aanpak stikstof en waterdoelstellingen).

Het IBO-eindrapport bevat de analyse en fiches met beleidsopties.

Grondslag

Overheidsuitgaven aan klimaat en energie (Miljoenennota bijlage 19).

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van BZK (Gebouwde Omgeving), IenW (Mobiliteit), IenW (Circulaire Economie), LNV (Landbouw & Landgebruik), EZK (Industrie), EZK (Elektriciteit/Energie), EZK (Klimaat), FIN (Fiscaal), FIN (AFEP) en AZ. SZW, OCW en VWS zullen agendalid zijn. Ook worden PBL, CPB en SCP verzocht deel te nemen in de werkgroep. Er zal ook een consultatie plaatsvinden met onderzoeksbureaus en eventueel met experts. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van EZK en FIN. Het IBO start in september 2022. De werkgroep dient haar eindrapport uiterlijk februari in. De omvang van het rapport is niet groter dan dertig bladzijden plus een samenvatting van maximaal vijf bladzijden, en een bijlage met uitvoerbare beleidsopties.

Taakopdracht IBO Toekomstbestendigheid van het mbo

Aanleiding

Met circa 500.000 studenten is het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) een belangrijke sector in het vervolgonderwijs. De opdracht aan mbo is omvangrijk en is gericht op kwalificatie, socialisatie en doorstroom. Uitdagingen die zich hierbij voordoen zijn onder andere de ontwikkelingen in de inrichting en kwaliteit van het onderwijs en het toezicht daarop (1), krimp (2), de verschillen in doorstroom en arbeidsmarktrelevantie (3), het diplomarendement (4), regionalisering (5) en leven lang ontwikkelen (6).

Het huidige mbo kent een grote verscheidenheid aan opleidingen. Die opleidingen leiden op voor beroepen op verschillende niveaus.29 Het mbo leidt, via twee leerwegen, op voor de arbeidsmarkt (jongeren én werkenden), biedt algemeen volwassenenonderwijs aan en opleidingen voor nieuwkomers en voor werkenden. Het gaat dus om zowel initieel onderwijs als om post-initieel onderwijs via om- en bijscholing voor de veranderende arbeidsmarkt (Leven Lang Ontwikkelen, LLO). Daar komt bij dat de mbo-4 opleidingen ook gericht zijn op mogelijke doorstroom naar het hbo. Het onderwijs wordt gevolgd door een diverse doelgroep: studenten zijn tussen de 15 en ca. 60 jaar.

1. Onderwijskwaliteit kan verder verbeterd worden

  1. Nog ongeveer één op devijf bekostigde mbo-besturen krijgt geen voldoende van de inspectie op het gebied van kwaliteitszorg. Hoewel de kwaliteitsborging van examinering door examencommissies de afgelopen jaren sterk is verbeterd is hier ook nog ruimte voor verdere kwaliteitsverhoging.30
  2. De basisvaardigheden (taal, rekenen, burgerschap en digitale geletterdheid) van Nederlandse jongeren staan onder druk, zo blijkt onder andere uit internationale onderzoeken.31 Voor het mbo geldt dat een derde van de mbo-instellingen aangeeft beperkt zicht te hebben op deze basisvaardigheden.32 
  3. Slechts 37 procent van de mbo-studenten voelt zich uitgedaagd (t.o.v. van 51 procent voor het hbo).33 
  4. De kwaliteit van het onderwijs en het opleidingsaanbod kan verder onder druk komen te staan door de flinke daling van het aantal (initiële) mbo-studenten, vanwege onder andere de demografische krimp en havo-isering, soms oplopend tot tientallen procenten.

2. Met name bij de agrarische opleidingen is krimp voorzien

In regionale opleidingscentra (roc’s) neemt de instroom naar verwachting met vijf procent af en bij de vakinstellingen met vier procent. De krimp is het sterkste bij de agrarische opleidingscentra (aoc’s). Daar zal de instroom de komende vijf jaar naar verwachting met ongeveer twintig procent dalen. Dit is ook relevant in het kader van (huidige en verwachte) tekorten op de arbeidsmarkt, maatschappelijke uitdagingen als de energietransitie, hervorming van de woningmarkt en de toenemende vraag naar zorg. Vanuit een economisch perspectief is het van belang dat iedereen meedoet. Het mbo levert een belangrijke bijdrage aan de arbeidsmarkt en belangrijk is dit zo in te vullen dat het mbo bijdraagt aan het oplossen van problemen op de arbeidsmarkt, hierbij is het belangrijk om LLO te betrekken.

3. Er zijn grote verschillen in doorstroom en arbeidsmarktrelevantie van opleidingen

In het mbo wordt een grote verscheidenheid aan opleidingen aangeboden. Daarbij zijn er behoorlijke verschillen in de mate waarop opleidingen aansluiten bij de vraag van de (regionale) arbeidsmarkt. Die aansluiting is bovendien deels conjunctureel bepaald. Er zijn opleidingen met een lagere arbeidsmarktrelevantie (in bijvoorbeeld het economisch domein) maar waarbij een groot deel van de studenten doorstroomt naar het hoger onderwijs. Deze routes hebben vaak een emancipatoire functie: studenten stellen een beroepskeuze uit en kiezen brede opleidingen zodat zij langer de tijd hebben zich persoonlijk te ontwikkelen.34

4. Ongediplomeerde uitstroom neemt toe en voor sommige afgestudeerden is het moeilijk om een baan te vinden

Het diplomarendement ligt met ruim 80 procent hoog voor mbo3- en mbo4-opleidingen, maar slechts tussen de 53 procent en 62 procent van de studenten verlaat de entree- en mbo2-opleiding met een diploma. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de entreeopleiding open staat voor studenten die het niet eerder is gelukt een diploma in het voortgezet onderwijs te halen. Ook de studentenpopulatie in de mbo2- opleidingen verandert. Door opstroom binnen het voortgezet onderwijs neemt het aantal leerlingen met een vmbo-basis-diploma af. Dus hoewel het een moeilijke groep is om op te leiden naar een startkwalificatie is het nodig om er alles aan te doen om hen in staat te stellen ook een startkwalificatie te halen. Een kwart van de uitstromende studenten verlaat het onderwijs zonder startkwalificatie. Ook zien we dat studenten met een entreeopleiding onvoldoende aansluiting hebben op de arbeidsmarkt (35 procent heeft een jaar na uitstroom nog geen baan).35

5. De balans tussen mbo-opleidingen dichtbij en voldoende kwaliteit en instroom is soms lastig

In het licht van de krimpproblematiek heeft het kabinet in het Coalitieakkoord de ambitie uitgesproken om een zo groot mogelijk aanbod van mbo-opleidingen dichtbij huis te houden. Om zowel voor jongeren, die soms nog maar 15 of 16 jaar oud zijn, als voor het regionaal bedrijfsleven een rol als regionale opleider te kunnen vervullen is het van belang dat er gekeken wordt hoe we dit naar de toekomst toe vormgeven. Jonge mbo-studenten (en hun ouders) willen en kunnen (ook financieel) vaak niet ver reizen voor een mbo-opleiding. Het is cruciaal om hierbij ook te kijken naar LLO en de samenwerking met het bedrijfsleven. Tegelijkertijd zullen mogelijk keuzes gemaakt worden waarbij mbo-instellingen zich gaan specialiseren om kwaliteit en instroom op peil te kunnen houden, rekening houdend met regionale strategieën.

Met dit IBO willen we de krimpproblematiek, de aansluiting op de arbeidsmarkt en de daarmee samenhangende onderwijskwaliteit en ongediplomeerde uitstroom onder de loep nemen. Ook willen we nader verkennen hoe we tegemoet komen aan de vraag naar meer flexibel onderwijs, binnen het initiële onderwijs en daarna (LLO). Hierbij is het ook relevant om te kijken naar de financieringssystematiek, om zo de doelmatigheid en kwaliteit van het mbo (nu en in de toekomst) bij te kunnen sturen waar nodig. Het verzorgen van goed beroepsonderwijs is voor de mbo-instellingen alleen mogelijk als goed wordt samengewerkt met het bedrijfsleven en gemeenten. De betrokkenheid van het bedrijfsleven en de gemeenten is daarom ook een belangrijk aandachtspunt.

Opdracht aan de werkgroep

Doel van het IBO is om in kaart te brengen hoe het mbo zo doelmatig en doeltreffend mogelijk georganiseerd kan worden met het oog op het aanbieden van voldoende en kwalitatief goede opleidingen en hiertoe concrete beleidsopties uit te werken, voor een toekomstbestendig mbo en voor een zo breed mogelijke doelgroep in de samenleving. Er wordt gekeken hoe de sturing op tenminste onderstaande vraagstukken van het mbo verbeterd kan worden. Ook gaat er aandacht uit naar de interactie tussen publiek en privaat opleidingsaanbod en de infrastructuur voor combinaties van werken en leren. De geschetste ontwikkelingen vragen een heroverweging van de huidige uitgangspunten en financieringssystematiek van het mbo.

Om dit doel te bereiken, moeten in het IBO, op basis van wetenschappelijke inzichten en feiten, tenminste de volgende onderwerpen (en daarmee samenhangende subvragen) aan bod komen:

  1. Krimp:

    1. Zijn instellingen voldoende uitgerust om de krimp op te vangen en wat kunnen we leren van andere onderwijssectoren?
    2. Waar wordt de krimp in het mbo door veroorzaakt?
    3. Zijn de fusiebewegingen in het mbo de oplossing voor de krimp en het verbeteren van de onderwijskwaliteit of zijn er nog andere oplossingsrichtingen?
    4. Hoe borgen we de emancipatoire functie van het mbo en de maatschappelijke waardering voor het mbo?
    5. Hoe verhoudt de beweging van krimp in het mbo zich tot bredere bewegingen zoals LLO en hoe verhoudt zich dit tot het bedrijfsleven?
    6. Welke strategische keuzes kunnen daarbij worden gemaakt in de regio?
  1. Onderwijskwaliteit:

    1. Wat is het effect van kleinere studentenaantallen op de onderwijskwaliteit, wanneer wordt het zo klein dat de borging van de kwaliteit in het geding komt?
    2. Voor welke opleidingen is dit een groot risico?
    3. Is het mogelijk om genoeg gekwalificeerde docenten te (blijven) vinden?
    4. Hoe kunnen we de onderwijskwaliteit in het mbo verder verhogen en hoe zorgen we ervoor dat studenten meer worden uitgedaagd? En dat de studenten die het nodig hebben beter worden ondersteund?
    5. Hoe krijgen we (landelijk en op instellingsniveau) beter zicht op de basisvaardigheden van studenten in het mbo en hoe kunnen we deze helpen verbeteren?
  2. Uitstroom, startkwalificaties en aansluiting op de arbeidsmarkt:

    1. Hoe zorgen we ervoor dat meer studenten hun entree- of mbo2-opleiding succesvol afronden?
    2. Hoe zorgen we ervoor dat meer studenten het mbo met een diploma (minimaal een startkwalificatie) verlaten?
    3. Hoe zorgen we voor een betere aansluiting op de arbeidsmarkt van studenten met een entree- en mbo2-opleiding?
    4. Hoe zorgen we dat het bedrijfsleven de (nieuwe) werknemers behoud in het beroepenveld van de maatschappelijke ontwikkelingen waar de behoefte aan personeel groot is?
    5. Welk regionaal aanbod is gewenst?
    6. Hoe zorgen we ervoor dat het mbo vanuit de eigen verantwoordelijkheid responsief blijft op de vragen van de arbeidsmarkt? Hoeveel mbo’ers zijn er de komende vijf jaar naar inschatting nodig in de verschillende afstudeerrichtingen, ook in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen als de energietransitie en toenemende behoefte aan zorgpersoneel?
    7. Is het nodig om mbo-studenten in opleidingskeuze te sturen met betrekking tot de aansluiting op de arbeidsmarkt, en zo ja hoe?
    8. Hoe accommoderen we studenten uit de entreeopleiding en mbo2-opleidingen om ook na diplomering te blijven leren?
    9. Op welke wijze kan LLO binnen het mbo een rol spelen bij een betere aansluiting op de arbeidsmarkt?
    10. Welke mogelijkheden bieden kleinschalige bedrijfsscholen?
    11. Hoe kunnen bestaande mogelijkheden voor flexibel aanbod en LLO beter benut worden?
    12. Hoe kan er vanuit het opleidingsaanbod beter ingespeeld worden op kansen op de arbeidsmarkt?
    13. Is het wenselijk het aanbod en de deelname aan deeltijd- en duale trajecten te vergoten en zo ja, hoe kan dit gedaan worden (in nauwe samenwerking met werkgevers)?
    14. Hoe kan de inrichting van het onderwijs studenten helpen de juiste keuzes te maken, bijvoorbeeld via meer flexibiliteit?
  3. Hierbij moet ook gekeken worden naar de financieringssystematiek van het mbo. Hierbij zijn tenminste de volgende deelvragen van belang:

    1. Hoe doelmatig is de huidige financieringssystematiek en hoe kan dit verbeterd worden?
    2. Welke mogelijkheden voor differentiatie zijn er, bijvoorbeeld naar doelgroep of type instelling, om leren & ontwikkelen voor alle doelgroepen te stimuleren?
    3. Welke prikkels en voor- en nadelen heeft de huidige financieringssystematiek en wat kunnen we leren van andere onderwijssectoren?
    4. Komt de bekostiging binnen het mbo op de juiste plek terecht? Hoe kunnen we het rendement van de uitgaven verhogen?
    5. Ondersteunt de financiering de instellingen om in te spelen op de huidige trends naar een succesvol mbo in de toekomst (o.a. krimpproblematiek, verschuivende arbeidsmarktbehoefte, regionale samenwerking)? 
    6. Welke bijdrage aan de ambitie om mbo’ers te motiveren om zich te blijven ontwikkelen zou verwacht kunnen worden van de systematiek van leerrechten en welke aandachtspunten zijn daarbij van belang?

Grondslag

De totale begroting voor mbo bedraagt in 2022 5,4 miljard euro.36 Het IBO zal concrete beleidsopties in kaart brengen. De beleidsopties zijn in de regel budgetneutraal. Er wordt in dit IBO tenminste één besparingsvariant (-10 tot ‒ 20 procent) en één intensiveringsvariant uitgewerkt, waarbij het principe van ‘comply or explain’ geldt.37

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit leden van AZ, OCW, FIN, VWS, SZW en EZK. CPB en SCP worden verzocht deel te nemen. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN en OCW. Daarnaast zullen medeoverheden actief worden betrokken bij het traject en andere experts regelmatig worden geraadpleegd. Het onderzoek start uiterlijk in oktober. De werkgroep rondt haar eindrapport uiterlijk juni 2023 af.

Politieke besluitvorming

Hieronder wordt ingegaan op de voortgang van de politieke besluitvorming over de resultaten van de rondes 2019 tot en met 2021.

Ronde 2021

Financiering en energietransitie

Op 28 april 2021 is het IBO-rapport «Financiering Energietransitie: Beleidsmatige keuzes in kosten, prikkels en verdeling» aan de Tweede Kamer aangeboden.38 In het IBO werd onder andere aanbevolen om versterking van de kapitaalbasis van de regionale netwerkbedrijven door de Staat uit te werken. De Minister voor Klimaat en Energie en de Minister van Financiën hebben de strategische intentie uitgesproken om een deelneming verder te onderzoeken.39

Vastgoed Defensie

Op 16 april 2021 is het IBO-rapport «Toekomstvast – goedbeheerd. Naar een toekomstbestendige vastgoedportefeuille voor Defensie» aan de Tweede Kamer aangeboden. Het IBO beveelt aan om de basis op orde te brengen door de informatievoorziening en governance te versterken, de vastgoedportefeuille met 35-40 procent te reduceren en het Defensievastgoed onder te brengen bij het Rijksvastgoedbedrijf. Met het Coalitieakkoord heeft het kabinet geld vrijgemaakt voor de reductie en modernisering van het vastgoed. Vanwege de urgente situatie is eind 2020 alvast gestart met een interne verkenning naar handelingsopties langs de lijnen van concentratie, verduurzaming en vernieuwing om de financiering van het vastgoed niet langer ten koste te laten gaan van andere prioriteiten binnen de Defensieorganisatie. Deze interne verkenning vormt één van de elementen die het kabinet zal gebruiken bij de inhoudelijke appreciatie van alle aanbevelingen. Het kabinet zal dit najaar inhoudelijk op het rapport en de aanbevelingen uit het IBO reageren.40

Onderwijshuisvesting

Op 9 april 2021 is het IBO-rapport «Een vak apart. Een toekomstbestendig onderwijshuisvestingstelsel» aan de Tweede Kamer aangeboden.41 Op 21 december 2021 reageerde de toenmalige Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op het IBO.42 Er blijkt sprake te zijn van een aanzienlijk aantal verouderde schoolgebouwen. Er komt een plan om die gebouwen aan te pakken. Er is onder andere een wetsvoorstel onderwijshuisvesting in de maak. Deze wet werkt voorstellen voor het aanpassen van de governance-relatie voor onderwijshuisvesting verder uit. Dit wetsvoorstel is nog niet aan de Tweede Kamer aangeboden. Naast deze wet wordt gewerkt aan de verbetering van informatievoorziening. Ook is er een verkenning gedaan naar de ervaren knelpunten in de regeling Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (SUVIS). De uitkomsten hiervan zijn verwerkt in de opvolger van de SUVIS, de Maatwerkregeling ventilatie in scholen. Tevens hebben scholen in de lumpsum middelen gekregen voor de aanschaf van een CO2-melder.

Ruimtelijke ordening

Op 12 mei 2021 is het IBO-rapport «Van woorden naar daden, over de governance van de ruimtelijke ordening» aan de Tweede Kamer aangeboden. Vanwege de demissionaire status van het kabinet is er geen appreciatie van het IBO meegestuurd.43 

Agentschappen

Op 19 mei 2021 is het IBO-rapport «Samen werken aan publieke waarde» aan de Tweede Kamer aangeboden.44 Het onderwerp van dit IBO heeft grote samenhang met de het onderzoek «Brede evaluatie van organisatiekaders op afstand» dat 9 december 2021 aan het Parlement is verzonden.45 Besloten is daarom dat de inhoudelijke reactie op het IBO Agentschappen wordt aangeboden samen met de kabinetsreactie op de brede evaluaties. Deze kabinetsreactie wordt nog dit jaar naar de Tweede Kamer gestuurd.

Ronde 2020

Deeltijdwerk

Op 29 april 2020 is het IBO-rapport «De(el)tijd zal het leren» met de kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.46 In het rapport worden drie beleidsterreinen aangewezen waarmee de overheid de arbeidsduurbeslissing kan beïnvloeden: het belasting- en toeslagstelsel, kinderopvang en onderwijs, en verlofregelingen. Het coalitieakkoord bevat verschillende maatregelen op deze terreinen, zoals een uitbreiding van het betaald ouderschapsverlof voor werknemers van 50 procent naar 70 procent, een herziening van het kinderopvangstelsel met een inkomensonafhankelijk vergoeding van 95 procent voor alle werkende ouders en het afschaffen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) voor nieuwe gevallen na 2024. Het IBO-rapport heeft, samen met andere rapporten zoals de Scenariostudie Vormgeving Kindvoorzieningen (SVK) en het rapport Alternatieven voor Toeslagenstelsel, bouwstenen voor deze maatregelen aangereikt.47

Toeslagen deel 2

Op 30 april 2020 is het IBO-rapport «Eenvoud of maatwerk. Alternatieven voor het bestaande toeslagenstelsel» met de kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.48 Inmiddels zijn de Wet hardheidsaanpassing Awir en de Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen aangenomen. In het coalitieakkoord zijn hervormingen van het toeslagenstelsel aangekondigd. De ministers van BZK en SZW hebben de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken. Conform de motie van de leden Van Dijk en Maatough wordt er een contourennota opgesteld met een analyse van de problemen met het huidige toeslagenstelsel en een actualisatie van varianten voor aanpassingen van het stelsel.49

Ronde 2019

Internationalisering van het onderwijs

Op 6 september 2019 is het IBO-rapport «Internationalisering van het (hoger) onderwijs» met de kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.50 De Wet taal en toegankelijkheid is op 19 december 2019 aangenomen door de Tweede Kamer en ligt voor bij de Eerste Kamer.51 Deze wet beoogt het taalbeleid van instellingen te moderniseren, een toestemmingsvereiste voor het instellen van een capaciteitsnorm in te voeren, de hoogte van het instellingscollegegeld voor EER-studenten voor tweede en volgende studies te maximeren en een wettelijke grondslag voor een eigen bijdrage voor de kosten van een diplomawaardering en taaltoets te creëren.52 In afwachting van een aangekondigde Toekomstverkenning wordt het wetsvoorstel voorlopig aangehouden.53 Daarnaast is vanaf 2020 het variabele deel van de bekostigingssystematiek beperkt. Ook zijn de subsidies voor inkomende studenten beperkt.54 

Koninkrijksrelaties

Op 4 oktober 2019 is het IBO-rapport «‘Samen-werken.’ Samenwerken waar het moet, zelfstandig waar het kan» met de kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.55 Er is een wetswijziging in voorbereiding ter herziening van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius, Saba (WolBES) en de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (FinBES), met als doel de verhouding tussen Caribisch en Europees Nederland minder bureaucratisch te maken.56

Om meer inzicht te krijgen in de geldstromen naar Caribisch Nederland zijn ze sinds 2022 toegevoegd aan hoofdstuk 6 van de begroting van het Ministerie van BZK.57 Ook heeft de minister toegezegd jaarlijks een overzicht bijzondere uitkeringen (OBU) naar de Kamer te sturen.58 Daarnaast zijn er, om de taakverdeling en financieringsstromen te herijken, bestuurlijke afspraken en uitvoeringsagenda’s opgesteld.59

Luchtkwaliteit

Op 2 juli 2019 is het IBO-rapport «Luchtkwaliteit» met de kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.60 De aanbevelingen van het IBO worden in de uitvoeringsagenda van het Schone Lucht Akkoord meegenomen.61 Conform de aanbevelingen van het IBO wordt in die agenda gestuurd op de grootste potentiële gezondheidswinst, de inzet op internationale samenwerking, de integratie van luchtkwaliteit met ander beleid, het vergroten van bewustzijn en eigenaarschap bij burgers en de monitoring van de gezondheidsindicator. In mei 2022 is de uitvoeringsagenda van het Schone Lucht Akkoord geactualiseerd. De belangrijkste wijzigingen zijn het toevoegen van een aantal pilots, de verdere invulling van de themagroep mobiliteit en bij mobiele werktuigen de samenhang met Schoon en Emissieloos Bouwen.

19 Integraal overzicht klimaat

De klimaatverandering is een grote uitdaging en het aanpakken hiervan is een van de prioriteiten van dit kabinet. De coalitie neemt daarom op diverse tereinen maatregelen die bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen. In de bijlage worden deze maatregelen integraal gepresenteerd. In de Miljoenennota staat de begroting centraal. Deze bijlage licht daarom de klimaatmaatregelen toe die via de begroting plaatsvinden. Vervolgens geeft de bijlage een weergave van uitgaven gerelateerd aan klimaat, fiscale maatregelen en ‘bredere investeringen’. De klimaatmiddelen zijn in tabel 19.2 conform reguliere systematiek tot en met 2027 weergegeven, omdat dit een combinatie is van reguliere middelen voor klimaatbeleid, maatregelpakketten voor Urgenda en maatregelen uit het klimaatakkoord. Tabel 19.2 bevat een overzicht van laste verhogende maatregelen die raken aan klimaat en tabel 19.3 bevat een overzicht van fiscale groene subsidies.

De verschillende regelingen worden op de betreffende departementale begrotingen toegelicht. Een deel van de middelen staat nog gereserveerd op de Aanvullende Post.

RESTEREND OP DE AANVULLENDE POST
Klimaatfonds 0 0 150.420 1.348.495 2.159.195 4.327.945 5.223.195
Klimaatuitgaven 0 0 0 64.000 79.000 124.200 138.200
Uitvoeringskosten klimaat en planbureaus 0 0 16.500 17.500 17.500 27.500 27.500
ELEKTRICITEIT 2.878.527 3.888.136 4.159.342 4.375.946 4.205.802 4.280.776 4.498.814
SDE (EZK. art. 4) 604.440 212.000 591.000 579.000 557.000 530.000 506.000
SDE+ incl. flankerend beleid en Net op Zee (EZK, art.4) 1.932.881 938.375 2.851.461 3.012.753 2.952.461 2.816.606 2.727.931
SDE++ (incl. kolenmaatregelen en statistische overdracht) (EZK, art. 4) 120 1.482.359 52.600 279.600 417.600 701.600 1.032.600
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (EZK, art. 4) 19 2.200 4.000 7.000 10.100 11.600 13.100
Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZK, art. 4) 66.333 806.505 0 0 0 0 0
InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4) 112.141 221.700 387.200 289.000 97.800 97.700 97.700
Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) (EZK, art. 4) 54.508 61.280 64.334 61.040 54.110 47.475 44.560
Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+) (EZK, art. 4) 53.144 95.138 93.188 58.009 45.402 32.029 33.157
Hernieuwbare Energietransitie (HER+) (EZK, art. 4) 25.539 35.140 45.540 42.000 25.540 0 0
Kernenergieprojecten (EZK, art. 4) 0 1.000 24.000 0 0 0 0
Programma Opwerk Energie op Rijksvastgoed (OER) (EZK, art. 4) 15.280 16.805 16.805 16.805 16.805
Retourpremie koel- en vrieskasten (IenW, art. 21) 1.000 0 0 0 0 0 0
Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten MEP/SDE/SDE+/SDE++/ISDE/HER+ (EZK, art. 4) 28.402 32.439 30.739 30.739 28.984 26.961 26.961
INDUSTRIE 248.864 232.271 590.189 556.369 864.055 624.440 315.340
Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 2) 0 87.864 0 0 0 0 0
Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4) 172.739 0 0 0 0 0 0
Verduurzaming industrie (EZK, art. 2) 9.149 51.585 66.609 76.389 82.775 85.100 73.700
Urgenda en industrie (EZK, art. 2) 27.494 2.093 11.700 12.740 0 0 0
Investeringen Verduurzaming Industrie (EZK, art. 2) 50.000
Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI. EZK, art. 2) 4.832 1.334 0 0 0 0 0
Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI. EZK, art. 4) 9.002 12.140 12.270 12.360
Opschalingsinstrument waterstof (EZK, art. 4) 0 250 21.100 15.130 9.080 12.500 15.060
Transport waterstof (backbone) (EZK, art. 4) 0 233.320 99.160 99.160 99.160 75.000
IPCEI Waterstof (EZK, art. 4) 3.000 160.000 305.000 627.000 395.000 120.000
Stimulering van CO2-reducerende maatregelen Circulaire Economie en Recycling en biobase kunsstoffen en textile(IenW, art. 21 via DEI+) 7.523 10.763 8.640 4.000 2.000 0 0
Chemische recycling (IenW, art. 21) 2.700 0 0 0 0 0 0
Circulaire maatregelen in de Grond, Weg en Waterbouw (IenW, art. 21) 7.500 0 0 0 0 0 0
Maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW) (IenW, art. 21) 2.000 2.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000
Ketenaanpak (IenW, art. 21) 3.000 3.000 5.300 7.300 7.300 8.100 7.000
Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden (IenW, art. 21) 2.000 2.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000
Kunststof- en textielrecycling (IenW, art. 21) 3.000 3.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000
Ophoging budget subsidieregeling circulaire ketenprojecten (IenW, art. 21) 3.000 0 0 0 0 0 0
Stimuleringsprogramma recycling (IenW, art. 21) 0 200 6.800 8.000 9.000 9.200 9.200
CCS, leningdeel (EZK, art. 4) 0 53.400 0 0 0 0 0
CCS, subsidiedeel (EZK, art. 4) 3.927 2.780 4.580 6.380 5.380 5.380 5.380
GEBOUWDE OMGEVING 372.985 741.147 992.563 832.027 296.868 166.255 192.013
Aardwarmte (SCAN-programma EBN) (EZK, art. 4) 15.000 17.500 17.500 25.000 0 0 0
Expertisecentrum Warmte (EZK, art. 4) 4.421 1.600 1.007 1.008 1.008 1.010 1.000
WarmtelinQ, subsidiedeel (EZK, art. 4) 12.000 56.000 25.500 14.000 0 0 0
Maatschappelijke Investeringssubsidie Warmtenetten (MIW) (EZK, art. 4) 0 0 130.000 70.000
NGF-project NieuweWarmteNu! (EZK. Art. 4) 75.000 75.000 50.000
Storting in begrotingsreserve aardwarmte (EZK, art. 4) 557 557 0 0 0 0 0
Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4) 3.514 4.505 1.236 988 988 523 523
Energiebesparing huursector STEP (BZK, art. 4) 18.225 18.951 0 0 0 0 0
Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4) 19.385 11.282 7.775 7.932 4.077 7.002 3.200
Uitvoeringskosten medeoverheden lokale energietransitie en RES aanpak (BZK art. 4) 16.364 0
Energiebesparing Koopsector SEEH (BZK, art. 4) 12.326 13.677 18.888 17.100 7.700 5.500 2.500
Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken Innovatieprogamma CO2 (BZK art. 4) 0 2.375 10.233 10.409 8.795 24.970 27.740
GF aardgasvrije wijken (PAW) (BZK, art. 4) 54.677 63.560 0 0 0 0 0
Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) (BZK, art. 4) 13.986 4.310 42.200 10.500 24.000 17.000 39.500
Renovatieversneller klimaatakkoord (BZK, art. 4) 2633 1.000 26.750 37.750 47.750 4.000 0
Verduurzaming en ontzorging maatschappelijk vastgoed (BZK, art. 4) 15.317 0 0 0 0 0 0
Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH+) en Programma reductie energieverbruik (PRE) (BZK, art. 4) 77.808 0 0 0 0 0 0
Programma regeling reductie energieverbruik Wonen (RREW) (BZK, art. 4)( koop en huur) bijdrage aan medeoverheden 95.736 0 0 0 0 0 0
Warmtefonds (BZK, art. 4) 27.400 80.600 97.390 93.000 77.000 77.000 103.000
Reservering opschaling aardgasvrije wijken (BZK, art. 4) 0 0 0 0 7.500 0
Recyclaat in bouwmaterialen (IenW-deel, art. 21) 0 0 1.500 2.000 2.000 1.900 1.900
Nationaal programma lokale warmtetransitie (BZK, art. 4) 15.000 15.000 15.000
Emissiearm aanbesteden ( bijdrage aan agentschappen) (BZK, art. 4) 970 3.640 12.140 6.050 6.250 8.450
Lokale aanpak woonisolatie (BZK, art. 4) 250.000 190.500
Energiearmoede (BZK, art. 4) 358.959
Brede verduurzamingscoalitie (BZK, art. 4) 5.000 5.000
Contigentenaanpak woonisolatie (BZK, art. 4) 3.000 3.000 3.000
Natuurinclusief en communicatie (BZK, art. 4) 5.000 1.000 1.000
Woonisolatie verhuurders (BZK, art. 4) 50.000 50.000
Ontzorging maatschappelijk vastgoed (bijdrage medeoverheden) (BZK, art. 4) 17.000
maVa Zon op dak (excl. uitvoeringskosten) (BZK, art. 4) 400 800 800
maVa Verduurzaming gebouwen (excl uitvoeringskosten) (BZK, art. 4) 4.200 8.400 8.400
Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) (BZK, art. 4) 41.500 155.000 144.300
Kennis- en innovatieprogramma stikstof (subsidie) (BZK, art. 4) 3.900 3.900
Kennis- en innovatieprogramma stikstof (bijdrage) (BZK, art. 4) 6.698 7.198
Subsidieregeling Verduurzaming Onderhoud Huurwoningen (SVOH ) (BZK, art. 4) 2.239 34.646 42.200 52.500 13.600 4.200
MOBILITEIT 77.068 124.925 180.246 191.036 143.566 88.811 32.616
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4) 4.890 2.475 5.296 1.696 1.696 1.696 1.696
Demonstratieregeling Klimaattechnologie - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14) 8.000 0 0 0 0 0 0
Laadinfrastructuur - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14) 12.106 0 0 0 0 0 0
Duurzame energiedragers zero-emissiebussen (IenW, art. 14) 1.683 11.700 14.200 14.700 12.200 12.200 0
Duurzame energiedragers tankinfra (IenW, art. 14) 526 5.000 6.500 8.700 5.000 5.000 0
Duurzame logistiek (IenW, art. 14) 10.564 15.000 20.000 20.000 15.000 15.000 0
Verduurzaming personenmobiliteit (IenW, art. 14) 1.899 10.000 11.000 11.500 10.000 10.000 0
Klimaatakkoord: Elektrisch Vervoer (IenW, art. 14) 3.972 6.000 6.000 6.940 6.820 0 0
Klimaatakkoord: nieuwe elektrische auto's (IenW, art. 14) 11.159 35.000 43.000 48.000 28.750 23.000 13.000
Klimaatakkoord: 2e hands elektrische auto's (IenW, art. 14) 12.475 14.500 25.500 26.000 7.000 4.275 1.750
Klimaatakkoord: Bestel en Vracht (IenW, art. 14) 6.579 24.500 48.000 53.500 57.100 17.640 16.170
Aanvulling klimaatakkoord: Fietsparkeren (IenW, art. 14) 750 750 750 0 0 0 0
Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14) 1.131 0 0 0 0 0 0
Campagne het nieuwe rijden (IenW, art. 14) 773 0 0 0 0 0 0
Versterken overige gedragsmaatregelen, monitoring en evaluatie (IenW, art. 14) 561 0 0 0 0 0 0
LANDBOUW EN LANDGEBRUIK 181.464 111.336 224.067 125.400 158.891 102.272 74.319
Innovatieagenda Energie (LNV, art. 21) 12.922 9.717 31.237 28.590 19.831 15.298 11.476
Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 21) 7.879 5.889 5.789 5.539 5.539 5.539 5.539
Energie-efficiency glastuinbouw (EG) (LNV, art. 21) 17.258 51.829 35.829 17.910 27.854 22.561 17.561
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (LNV, art. 21) 41.863 3.000 0 0 0 0 0
Subsidieregeling brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (LNV, art. 21) 9.151 9.837 31.179 36.443 75.307 28.836 17.500
Geïntegreerde aanpak methaan en ammoniak via voer- en dierspoor (LNV, art. 21) pilots en demo's en randvoorwaarden voor verdienmodel klimaatvriendelijke producten1 2.034 7.580 8.678 8.609 8.805 8.805 8.805
Bodem (bodemkoolstof) en klimaatadaptatie (LNV, art. 21) 2.094 2.219 2.766 1.857 2.017 1.092 917
Kunstmestvervanging (LNV, art. 21)2 0 3.000 6.157 6.157 5.644 11.287 4.104
Advisering ondernemers ikv kringlooplandbouw (LNV, art. 21) en tegengaan voedselverspilling (LNV, art. 21)3 4.822 6.013 7.963 7.948 7.948 4.448 4.448
Versterken bomen, bos, natuur (LNV, art. 22)* 4.202 5.283 5.780 5.805 3.306 3.306 3.306
Aanpak veenweideproblematiek en impuls veenweidegebieden (LNV, art. 22)* 59.239 6.969 8.689 6.542 2.640 1.100 663
Minder intensief landgebruik veehouderijen nabij Natura 2000-gebieden (LNV, art. 22) 20.000 0 80.000 0 0 0 0
SECTOROVERSTIJGENDE EN OVERIGE MAATREGELEN 330.594 361.670 622.068 872.368 1.088.068 1.158.068 1.148.868
MJA3 / MEE / Uitvoeringsprogramma Energiebesparing (EZK, art. 4) 1.618 2.187 2.368 2.368 2.368 2.368 2.368
Regeling toezicht energiebesparingsplicht (EZK, art. 4) 11.200 13.200 13.200 9.200 9.200 0
EIA (FIN, fiscaal) 198.000 149.000 149.000 199.000 199.000 199.000 199.000
Subsidieregeling verduurzaming MKB (EZK, art. 4) 104 24.283 0 0 0 0 0
uitvoeringskosten klimaat medeoverheden (EZK, art. 4) 282.500 482.500 702.500 772.500 772.500
Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord/Klimaatakkoord (EZK, art. 4) 10.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000
MIA/VAMIL (fiscaal, FIN) 119.000 169.000 169.000 169.000 169.000 169.000 169.000
Uitvoeringskosten voor RVO.nl voor de ophoging van de MIA en de VAMIL (IenW, art. 21) 0 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Verbetering en optimalisatie industriele wasproces van plastic verpakkingen (IenW, art. 21) 1.872 0 0 300 0 0 0
Totaal 4.089.502 5.459.485 6.768.475 6.953.146 6.757.250 6.420.622 6.261.970
  1. De enveloppegelden voor Integrale aanpak methaan en ammoniak, brongerichte maatregelen pilots en demo's en randvoorwaarden voor verdienmodellen klimaatvriendelijke producten zijn samengevoegd binnen één begrotingsinstrument. De budgetten voor 2021 en verder voor klimaat op dit instrument - gecorrigeerd voor stikstofmiddelen voor extra uren weidegang - zijn weergegeven op stand julibrief 2021; 2020 betreft hoofdzakelijk realisatie middels overboekingen naar andere (kennis- en innovatie-)instrumenten. Ook voor 2021 en 2022 zijn overboekingen verwerkt in het kader van de uitvoering van bestedingenplannen, waardoor het budget lager is. Bij de realisatie zullen telkens de gerealiseerde overboekingen worden weergegeven naast de belasting van het begrotingsinstrument om een goed beeld te geven van de uitgaven.
  2. Het betreft hier klimaat- en stikstofmiddelen.
  3. Reguliere LNV-middelen, die bijvoorbeeld ook al voor het Voedingscentrum waren bestemd, zijn ook in de reeks opgenomen. Dit omdat bij het desbetreffende begrotingsinstrument ook met reguliere uitgaven onder andere verspilling wordt tegengegaan.

Inkomsten klimaat

Belastingen op een milieugrondslag 5.568,00 4.381,00 4.513,00 1.475,00 8.097,00 8.852,00 9.287,00 9.120,00
w.v. CO2-heffing 0 0 0 0 0 0 0 0
w.v Afvalstoffenbelasting 205 221 248 249 273 292 305 316
w.v. Waterbelasting 297 302 320 331 354 370 382 396
w.v Vliegbelasting 0 0 69 167 531 608 622 630
w.v Energiebelasting 5.065,00 3.843,00 3.883,00 721 1.680,00 7.034,00 7.603,00 7.406,00
Opslag Duurzame Energie en klimaattransitie (ODE) 1632 2565 3079 2.895,00 0 0 0 0
Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm) 2.347,00 1.502,00 1.496,00 1.505,00 1.661,00 1.698,00 2.241,00 2.567,00
Motorrijtuigenbelasting (mrb) 4.210,00 4.227,00 4.323,00 4.325,00 4.519,00 4.630,00 4.819,00 5.166,00
Belasting op zware motorrijtuigen 185 187 199 221 220 225 228 232
Brandstofaccijnzen 8.461,00 7.337,00 7.643,00 6.988,00 7.225,00 8.537,00 8.599,00 8.765,00
TOTAAL Lasten 27.970,00 24.565,00 25.773,00 18.877,00 24.560,00 32.246,00 34.086,00 34.598,00
EIA ‒ 125 ‒ 146 ‒ 198 ‒ 149 ‒ 249 ‒ 299 ‒ 299 ‒ 299
MIA ‒ 126 ‒ 75 ‒ 101 ‒ 144 ‒ 194 ‒ 194 ‒ 194 ‒ 194
Vamil 20 15 18 25 25 25 25 20
Fiscale stimulering EV personenauto’s (KA-pakket) ‒ 38 ‒ 332 ‒ 390 ‒ 378 ‒ 483 ‒ 730
Fiscale stimulering EV (niet toepassen HADK, stimulering meer richten op particulieren i.p.v. zakelijk) ‒ 20 ‒ 191 ‒ 217 ‒ 16
EB – salderingsregeling[1] ‒ 275 ‒ 335 ‒ 373 ‒ 252 ‒ 230 ‒ 407 ‒ 255 ‒ 246
EB – verlaagd tarief laadpalen EV[2] ‒ 2 ‒ 3 ‒ 4 0
EB – verlaagd tarief lokaal opgewerkte duurzame energie ‒ 4 ‒ 7
TOTAAL Lasten ‒ 255 ‒ 320 ‒ 355 ‒ 227 ‒ 205 ‒ 382 ‒ 230 ‒ 226

Bredere investeringen in de energietransitie

De energietransitie gaat – net als elke andere transitie – gepaard met verschillende kosten en baten. Er zijn kosten verbonden aan het onderhouden van de onderdelen van het bestaande systeem die we willen behouden, en het opbouwen van een uitgebreid, nieuw systeem vraagt om grote investeringen. In de tabellen hierboven is het overzicht van de directe Rijksuitgaven en fiscale maatregelen voor de energietransitie weergegeven. Daarnaast worden publieke middelen ook indirect besteed aan de energietransitie. Zo verzorgen de landelijke en regionale netbeheerders essentiële onderdelen van de energie-infrastructuur en dus ook energietransitie. Om die reden is dan ook bij wet vastgelegd dat de aandelen van netbeheerders direct of indirect in publieke handen zijn. De netbeheerders zullen de komende jaren fors moeten investeren wil Nederland zijn klimaatdoelen kunnen halen en tegelijkertijd economische groei kunnen faciliteren.

Landelijke netwerkbedrijven TenneT en Gasunie zijn 100% staatsdeelnemingen met een wettelijke taak om elektriciteits-of gasnetten aan te leggen. TenneT is de beheerder van het hoogspanningsnet in Nederland op land en het net op zee. Om de elektriciteitsvraag van de energietransitie te kunnen faciliteren, groeien de jaarlijkse investeringen van TenneT in het Nederlandse hoogspanningsnet ten opzichte van 2021 met circa 50% naar gemiddeld 2,4 miljard euro per jaar in de komende 10 jaar.62 Gasunie beheert het Nederlandse gasnetwerk. Sinds kort is Gasunie ook aangewezen als ontwikkelaar en toekomstig beheerder van het landelijke waterstofnetwerk. Gasunie verwacht tot 2050 ca. 2 miljard euro in het waterstofnetwerk te investeren. Afhankelijk van de ontwikkelingen op de waterstofmarkt kan dit nog toenemen. Dit soort investeringen worden in principe achteraf vergoed via de nettarieven, maar moeten wel door de netbeheerders voorgefinancierd worden. Over de precieze gevolgen hiervan wordt u later geïnformeerd. Naast de investeringen in het net maken de netbeheerders operationele kosten in het transport, beheer en onderhoud van het net. Met name door toegenomen prijzen voor energie maken netbeheerders in toenemende mate hoge kosten voor het compenseren van de netverliezen, het handhaven van de netbalans en het mitigeren van congestie op de netten. Bijvoorbeeld, de totale netkosten van TenneT in de eerste helft van 2022 bedroegen 900 miljoen euro. Dit is een verdriedubbeling ten opzichte van de eerste helft van 2021. Ook deze kosten worden bekostigd via de nettarieven. Het voornemen is om deze kosten in de volgende miljoenennota nog inzichtelijker te maken via een meerjarige tabel.

Naast de landelijke netbeheerders die 100% staatsdeelnemingen zijn, zijn ook de regionale netwerkbedrijven, die lokale netwerken beheren, een belangrijk onderdeel van de energietransitie. In totaal verwachten de drie grootste regionale netwerkbedrijven – Alliander, Enexis, Stedin - tot 2030 circa 30 miljard euro te moeten investeren in de uitbreiding en verzwaring van het net. Op de lange termijn verdienen de netwerkbedrijven de efficiënte investeringen plus een redelijk rendement terug via de nettarieven, maar op de korte termijn moeten zij de investeringen voorfinancieren. De investeringsopgave en dus de behoefte aan externe financiering voor regionale netwerkbedrijven is groot. In een recente Kamerbrief heeft de Nederlandse staat de strategische intentie uitgesproken om een deelneming in de regionale netwerkbedrijven verder te onderzoeken. Hierbij wordt ook onderzocht in hoeverre mitigerende maatregelen, waaronder een bijdrage van medeoverheden, de kapitaalbehoefte kunnen reduceren. Verdere analyses zijn nodig om de exacte financieringsbehoefte op lange termijn te kunnen inschatten. Wel is inmiddels duidelijk dat één van de netwerkbedrijven, Stedin, in 2023 al kapitaal nodig heeft om haar A minus rating te behouden. Om die reden reserveert het kabinet nu 500 miljoen Euro in 2023 voor de kapitaalsversterking van Stedin dat hiermee naar verwachting haar investeringen op peil kan houden. Het instrument dat ingezet zal worden, wordt later dit jaar uitgewerkt. In lijn met de kamerbrief is een aandelenparticipatie hierbij het uitgangspunt, maar ook andere opties worden overwogen als dit Stedin, en de Staat, voldoende financiële zekerheid biedt.

20 Uitgavenoverzicht stikstof

Uitgavenoverzicht stikstof

Deze bijlage geeft een uitgavenoverzicht voor stikstof. De verschillende regelingen worden op de betreffende departementale begrotingen toegelicht. Een deel van de middelen staat nog gereserveerd op de Aanvullende Post.

2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032 2033 2034 2035
Totaal beschikbare middelen stikstof 62.400 391.251 985.499 1.766.058 2.312.084 1.998.112 3.855.642 3.663.569 3.754.900 3.754.900 3.752.900 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000
Totale reeks op departementale begrotingen 62.400 391.251 979.599 1.435.655 981.084 596.112 485.942 426.069 360.900 360.900 363.900 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000
Totale reeks reservering Aanvullende Post (AP) 0 0 5.900 330.403 1.331.000 1.402.000 3.369.700 3.237.500 3.394.000 3.394.000 3.389.000 992.000 992.000 992.000 992.000 992.000
Maatregelen volledig overgeboekt naar departementale begrotingen 60.400 384.951 720.757 1.023.029 579.784 508.112 457.642 410.569 352.900 352.900 355.900
Programma Natuur LNV 193.289 256.311 300.000 300.000 300.000 300.000 300.000 300.000 300.000 300.000
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (srv stikstofdeel) LNV 35.300 58.000 7.300
Verdunnen mest LNV 900 33.379 37.600 1.600 31.521
Vergroten aantal uren weidegang LNV 500 100 368 1.500 500
Omschakelprogramma (waarvan 153 miljoen euro gereserveerd voor uitvoeringskosten GLB) LNV 11.700 7.456 23.838 31.029 32.424 32.416 36.137
Mestverwerking LNV 2.000 2.000 2.000 5.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Programmakosten DG Stikstof LNV 17.700 16.800 23.500 22.300 21.300 18.400 14.900 14.900 14.900 14.900 14.900
PAS-melders LNV 5.520 254.800
Gerichte opkoop LNV 95.700 135.225 185.661 62.364 375 475 200
waarvan financiering uit onderuitputting srv LNV 133.400
waarvan financiering uit begrotingsreserve LNV 95.700 1.825 185.661 62.364 375 475 200
Natuurbank (uit begrotingsreserve) LNV 1.220 2.100 25.400 35.670 47.750
Natuurimpuls (uit begrotingsreserve) LNV 38.400 9.342 20.034 25.300 21.491 10.433
Actieprogramma Nitraatrichtlijn LNV 27.300 22.300 10.500 10.400
Nog onverdeeld LNV 8.494
Piekbelasters industrie EZK 15.000 5.000
Retrofit binnenvaart IenW 5.400 15.400 11.330 13.330 13.330 13.330 13.332 2.000 2.000
Walstroom zeevaart IenW 27.300 18.700 10.000 8.000
waarvan financiering uit onderuitputting srv IenW 20.000
Innovatieregeling bouw en GWW IenW 3.800 11.200 10.000
Maatregelen bouw IenW 47.000 61.750 62.500 57.500 53.750 40.000 32.500 32.500 37.500
waarvan subsidieregeling bouwwerktuigen IenW 20.000 35.000 40.000 35.000 35.000 25.000 25.000 25.000 30.000
waarvan regeling rijksdiensten IenW 15.000 18.750 22.500 22.500 18.750 15.000 7.500 7.500 7.500
waarvan regeling innovatie IenW 12.000 8.000
Projectspecifieke mitigerende maatregelen voor MIRT projecten (uit onderuitputting srv) IenW 15.000
Maatregelen bouw BZK (regeling rijksdiensten en regeling innovatie BZK 4.000 13.370 18.250 7.500 7.500 6.250 5.000 2.500 2.500 2.500
Maatregelen deels overgeboekt naar begroting, deels op AP 2.000 6.300 260.942 626.149 1.615.300 1.427.000 3.337.000 3.177.000 3.337.000 3.337.000 3.337.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000
waarvan op begroting departementen 2.000 6.300 258.842 412.626 401.300 88.000 28.300 15.500 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000
waarvan resterend op AP 2.500 213.523 1.214.000 1.339.000 3.308.700 3.161.500 3.329.000 3.329.000 3.329.000 992.000 992.000 992.000 992.000 992.000
Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (lbv) LNV 4.000 104.000 360.000 82.000 200.000
waarvan op begroting LNV LNV 4.000 104.000 360.000 51.000 2.500
waarvan resterend op AP (waarvan 30 miljoen euro gereserveerd voor grondfonds en 57 miljoen euro voor Actieprogramma Nitraatrichtlijn) LNV 31.000 197.500
Verlagen ruw eiwitgehalte veevoer LNV 2.000 5.300 18.700 20.800 18.300 8.000
waarvan op begroting LNV LNV 2.000 5.300 17.700 17.800 14.800 5.500
waarvan resterend op AP LNV 1.000 3.000 3.500 2.500
Stalmaatregelen LNV 34.600 35.000 35.000 35.000 35.000 35.000 35.000 35.000
waarvan op begroting LNV LNV 400 7.900 18.500 23.500 17.800 7.500
waarvan resterend op AP LNV 26.700 16.500 11.500 17.200 27.500 35.000 35.000 35.000
Gerichte handhaving Adblue IenW 1.000 3.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000
waarvan op begroting IenW IenW 1.000 1.500
waarvan resterend op AP IenW 1.500 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000
Transitiefonds 235.242 464.749 1.200.000 1.300.000 3.100.000 3.140.000 3.300.000 3.300.000 3.300.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000 1.000.000
waarvan op uitvoeringskosten op begroting LNV LNV 6.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000
waarvan provinciale uitvraag op begroting LNV LNV 229.242 274.926
waarvan resterend op AP 181.823 1.192.000 1.292.000 3.092.000 3.132.000 3.292.000 3.292.000 3.292.000 992.000 992.000 992.000 992.000 992.000
Reservering voor maatregelen op AP 3.400 116.880 117.000 63.000 61.000 76.000 65.000 65.000 60.000
Elektrisch taxiën IenW 7.000 1.000 1.000 1.000
Reservering bouw 0 70.000 50.000 55.000 60.000 75.000 65.000 65.000 60.000
Handhaving (gereserveerd voor Actieprogramma Nitraatrichtlijn) 3.400 5.880
Reservering extra bronmaatregelen Hordijk 0 41.000 60.000 7.000

21 Update Voorjaarsnota inzake herstel Toeslagen en Groningen: schade en versterken

In de Voorjaarsnota 2021 heeft het demissionaire kabinet middelen voor een aantal maatschappelijke opgaven waarvan de besluitvorming niet kan wachten op een nieuw kabinet ter beschikking gesteld. In deze bijlage wordt een update van de twee van de maatschappelijke opgaven uitgelicht: herstel Toeslagen en schade en versterken Groningen.

21.1 Bijlage Herstel Toeslagen

Het kabinet zet zich in voor mensen die gedupeerd zijn door de problemen met toeslagen en voor de mensen bij wie onterecht geen MSNP is aangeboden. Om gedupeerden recht te doen is ruimhartige compensatie en (emotioneel) herstel cruciaal. Doordat enkele herstelregelingen later van start gaan dan eerder werd voorzien wordt een deel van de beschikbare middelen doorgeschoven naar de jaren 2023 en 2024. Dit wordt toegelicht in de verticale toelichting bij de Financiënbegroting. Om een totaal overzicht te geven van alle kosten van het Toeslagenherstel laat het overzicht zowel de geraamde uitgaven als de geraamde gederfde inkomsten zien. Het totale bedrag dat beschikbaar is voor Toeslagenherstel is weinig veranderd ten opzichte van het overzicht in de Voorjaarsnota 2022. In de tabel zijn loon- en prijsontwikkelingen verwerkt (ca. 40 miljoen euro). Daarnaast is een derving op het inkomstenkader opgenomen vanwege de voorgenomen de kwijtschelding van publieke schulden van de ex-partners van gedupeerden (ca. 34 miljoen euro). Wel zijn van de Aanvullende Post (AP) middelen overgeboekt naar de begrotingen van verschillende departementen. Het gaat daarbij om 30 miljoen euro voor de brede hulp die gemeenten bieden aan gedupeerden, ca. 186 miljoen euro voor de kwijtschelding van publieke schulden van ex-partners en ca. 60 miljoen euro voor de kwijtschelding van de private schulden van ex-partners. De resterende AP-budgetten voor 2022 worden doorgeschoven naar 2023 en verder. In tabel 21.1 is een uitsplitsing opgenomen van de beschikbare middelen per regeling.

(bedragen in miljoenen euro's) 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2.026 CUM
Totaal Toeslagenherstel 93 1.271 1.241 1.874 1.123 234 4 5.841
Verwerkt in departementale begrotingen 93 1.271 1.241 1.748 873 125 4 5.356
Programma 47 1.136 1.001 1.450 623 82 4 4.344
w.v. compensatie 36 713 310 201 196 18 1.475
w.v. kindregeling 75 455 100 630
w.v. kwijtschelden publieke schulden (rijksbreed) 369 318 154 54 24 919
w.v. kwijtschelden private schulden (incl. uitvoering) 41 192 207 70 510
w.v. andere toeslagen 0 47 9 56
w.v. ex-partners 0 254 79 41 4 378
w.v. ondersteuning door gemeenten en VNG 11 14 36 78 93 232
w.v. ondersteuning rechtsbijstand 1 15 15 31
w.v. dwangsommen 51 19 70
w.v. ouders in het buitenland (incl. uitvoering) 7 18 6 31
w.v. uithuisplaatsingen kinderen (incl. uitvoering) 10 3 14
Apparaat 46 135 240 298 251 43 0 1.011
w.v. algemeen 46 135 230 258 251 43 961
w.v. overige regelingen 10 40 50
Reserveringen op AP 0 0 0 126 250 109 0 485
w.v. kwijtschelden publieke schulden (rijksbreed) 0 52 54 0 106
w.v. Ex-partnerregeling 0 0,00 57 52 0 109
w.v. AP reservering toeslagen/MSNP herstel 0 74 139 57 270

21.2 Bijlage Groningen Schade en Versterken

In de Voorjaarsnota 2021 is de raming voor de uitgaven aan schade en versterken in Groningen voor het eerst toegelicht. In de daarop volgende Miljoenennota, Miljoenennota 2022, is deze raming tot en met 2027 bijgesteld tot een totaal van 8,4 miljard euro. Tabel 21.2 geeft de stand van Miljoenennota 2022 weer.

# Omschrijving 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 Cumulatief
1 Totale raming schade 1.199 929 388 248 71 70 69 2.973
2 Waarvan excl. btw 1171 907 377 244 69 68 67 2902
3 Waarvan btw 28 22 11 4 2 2 2 71
4 Totale raming versterking 400 831 831 831 831 831 831 5386
5 Waarvan excl. btw 344 726 726 726 726 726 726 4700
6 Waarvan btw 56 105 105 105 105 105 105 686
7 Totale raming (1+4) 1599 1760 1219 1079 902 901 900 8.359
8 Totale raming excl. btw (2+5) 1515 1633 1103 970 795 794 793 7.602
9 Totale btw (3+6) 84 127 116 109 107 107 107 757

Op basis van de huidige verwachtingen over de schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie (conform het Meerjarenversterkingsplan) is de raming bij de Voorjaarsnota van 2022 opnieuw herijkt en is uitvoeringsjaar 2028 toegevoegd. Gezien er geen verdere herijkingen hebben plaatsgevonden is dit tevens de stand van Miljoenennota 2023. De schadeafhandeling zal naar verwachting ook na 2028 doorlopen. Bij de volgende herijking zal daarom uitvoeringsjaar 2029 worden toegevoegd.

Ten opzichte van de Miljoenennota 2022 stijgen de geraamde uitgaven met circa 1,3 miljard euro. Dat betekent dat, inclusief uitvoeringsjaar 2021, er in totaal circa 9,6 miljard euro aan de wettelijke taken voor de schadeafhandeling en versterkingsoperatie wordt uitgegeven. De meerkosten ten opzichte van de eerdere raming worden in onderstaande tabel toegelicht. De stijging wordt geheel verklaard door de toenemende schadekosten (tabel 21.3, regel 1). De stijging wordt o.a. veroorzaakt door aangepaste inschattingen over het aantal schademeldingen en het toevoegen van uitvoeringsjaar 2028. De raming voor de kosten van de versterkingsoperatie blijft nagenoeg gelijk over de periode t/m 2028 (tabel 21.3, regel 4) op basis van de laatste inzichten omtrent herbeoordelingen, toepasbaarheid van typologie bij versterking en aantal te versterken huizen in de totale scope van circa 27.000 huizen.

# Omschrijving 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 Cumulatief
1 Actualisatie raming schade ‒ 42 228 344 420 273 28 63 1.314
2 Waarvan excl. btw ‒ 42 220 330 407 267 25 62 1.268
3 Waarvan btw 0 8 14 13 6 3 1 46
4 Actualisatie raming versterking ‒ 275 ‒ 11 ‒ 9 ‒ 151 ‒ 151 ‒ 151 680 ‒ 66
5 Waarvan excl. btw ‒ 228 6 7 ‒ 134 ‒ 134 ‒ 135 591 ‒ 26
6 Waarvan btw ‒ 48 ‒ 17 ‒ 16 ‒ 16 ‒ 16 ‒ 16 89 ‒ 40
7 Juridische bijstand novelle 0 5 5 5 5 5 5 30
8 Waarvan excl. btw 0 4 4 4 4 4 4 24
9 Waarvan btw 0 1 1 1 1 1 1 5
10 Totale actualisatie (1+4+7) ‒ 318 222 340 274 128 ‒ 118 748 1.277
11 Totale actualisatie excl. btw (2+5+8) ‒ 270 231 342 277 137 ‒ 106 657 1.267
12 Totale btw (3+6+9) ‒ 48 ‒ 8 ‒ 1 ‒ 2 ‒ 9 ‒ 12 91 10

Tabel 21.4 toont de financiering van de ramingsbijstelling. De kosten voor schade en versterken worden (exclusief btw) doorbelast aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), die namens de Maatschap (NAM en EBN, een 100% beleidsdeelneming) verantwoordelijk is voor het betalen van de kosten voor schade en versterken. In lijn met de economische verhoudingen binnen de Maatschap komt 40% van de kosten vervolgens voor rekening van EBN. In de Voorjaarsnota 2021 is deze systematiek eerder toegelicht. De eerder geraamde kapitaalinjectie van circa 1,7 miljard euro voor EBN om de kosten van schade en versterken te kunnen dragen blijkt gezien de huidige marktomstandigheden en de bedrijfsresultaten van EBN slechts voor een klein gedeelte nodig, deze is daarom bijgesteld (tabel 21.4 regel 8).

# Omschrijving 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 Cumulatief
1 Actualisatie raming (tabel 1, r.10) ‒ 318 222 340 274 128 ‒ 118 748 1.277
2 Actualisatie doorbelasting (tabel 1, r.11) ‒ 270 231 342 277 137 ‒ 106 657 1.267
3 Wv. te betalen door NAM (60% van 2) ‒ 162 138 205 166 82 ‒ 63 394 760
4 Wv. te betalen door EBN (40% van 2) ‒ 108 92 137 111 55 ‒ 42 263 507
5 Onttrekking uit resultaat EBN danwel voorziening EBN ‒ 108 92 137 111 55 ‒ 42 154 398
6 Benodigde kapitaalinjectie EBN (4-5) 0 0 0 0 0 0 109 109
7 Niet benodigde eerder geraamde kapitaalinjectie 2023-2027 0 ‒ 397 ‒ 388 ‒ 318 ‒ 318 ‒ 317 0 ‒ 1.738
8 Saldo kapitaalinjectie (6+7) 0 ‒ 397 ‒ 388 ‒ 318 ‒ 318 ‒ 317 109 ‒ 1.629
9 Totale btw (tabel 1, r.12) ‒ 48 ‒ 8 ‒ 1 ‒ 2 ‒ 9 ‒ 12 91 10

Tabel 21.5 toont het resultaat van de mutatie op de totale raming inclusief jaar 2021. Uitgestelde uitgaven vanuit 2021 zijn via de eindejaarsmarge aan de begroting van EZK toegevoegd.

# Omschrijving 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 Cumulatief
1 Totale raming schade 1.199 887 616 592 491 343 97 63 4.287
2 Waarvan excl. btw 1.171 865 597 574 476 335 92 62 4.170
3 Waarvan btw 28 22 19 18 15 8 5 1 117
4 Totale raming versterking 400 556 820 822 680 680 680 680 5.320
5 Waarvan excl. btw 344 498 732 733 592 592 591 591 4.674
6 Waarvan btw 56 57 88 89 89 89 89 89 646
7 Juridische bijstand novelle 0 0 5 5 5 5 5 5 30
8 Waarvan excl. btw 0 0 4 4 4 4 4 4 24
9 Waarvan btw 0 0 1 1 1 1 1 1 5
10 Totale raming (1+4+7) 1599 1442 1441 1419 1176 1029 782 748 9.636
11 Totale raming excl. btw (2+5+8) 1515 1363 1334 1312 1072 931 687 657 8.869
12 Totale btw (3+6+9) 84 79 108 108 105 98 95 91 767

Bovenstaand totaal is exclusief de middelen die aan de regio ten goede komen vanuit de Bestuurlijke Afspraken uit 2020 (1,5 miljard euro) en de 1,15 miljard euro voor het Nationaal Programma Groningen. Deze zijn respectievelijk bij de Voorjaarsnota 2021 en 2018 toegevoegd. Daarnaast toont tabel 21.6 dat er bij Voorjaarsnota 2022 485 miljoen euro aan additionele middelen voor Groningen is toegevoegd. Deze dragen bij aan de afhandeling van schade en de uitvoering van versterken. Hierbinnen is er in afwachting van de vaststelling van de werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen 350 miljoen euro gereserveerd voor toekomstige uitgaven in het kader van duurzaam herstel.

# Omschrijving 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 Cumulatief
1 Totaal additionele middelen overige 136 213 154 119 22 26 11 681
2 Waarvan duurzaam herstel 10 125 125 90 0 0 0 350
3 Uitputting bestaande reserveringen ‒ 35 ‒ 50 ‒ 36 ‒ 41 ‒ 14 ‒ 18 ‒ 3 ‒ 196
4 Totaal additionele middelen 101 163 119 79 8 8 8 485

Norg Akkoord

Het Norg Akkoord regelt dat in de gasopslag Norg niet langer Groningengas wordt opgeslagen, maar geconverteerd hoogcalorisch gas (pseudo-Groningengas). Hierdoor is het mogelijk de gaswinning in Groningen te verlagen met in totaal maximaal 11,9 miljard m³. Zoals vermeld in de Kamerbrief van 1 april jl. (Kamerstuk 33529 nr. 997) heeft een onafhankelijke arbiter op 22 maart jl. uitspraak gedaan over de berekeningswijze van een marktconforme vergoeding die de Staat zal betalen aan de eigenaar van Norg, de NAM. In deze uitspraak heeft de arbiter de berekeningswijze zoals opgesteld door GasTerra bevestigd.

De vergoeding bestaat uit vier elementen: de extra inkoopkosten van GasTerra voor het pseudo-Groningengas dat opgeslagen wordt in de gasopslag Norg, de extra transportkosten, de extra kosten door het wegvallen van flexibele inzet van Norg en gederfde inkomsten door het wegvallen van optimalisatiemogelijkheden bij de verkoop van gas door GasTerra. Het belangrijkste onderdeel van de vier elementen van de vergoeding bestaat uit de inkoop van in totaal 11,9 miljard Nm³ hoogcalorisch gas. Dit gas wordt geconverteerd naar pseudo-Groningengas als 1-op-1 vervanging (en dus besparing van de winning van) van Groningengas.

Aan de hand van de vastgestelde berekeningswijze wordt na afloop van elk betreffend gasjaar berekend wat de kosten van de gewijzigde inzet van de berging zijn voor dat jaar. Via de reguliere systematiek van het gasgebouw komt reeds 70% van de kosten voor de gewijzigde inzet voor rekening van de Staat en slaat 30% neer bij NAM. Conform afspraken in het Norg Akkoord wordt een vergoeding betaald om NAM’s nadeel te compenseren. Hierdoor zijn de volledige kosten van de gewijzigde inzet van de berging voor rekening van de Staat.

De vergoeding wordt door NAM en EBN verantwoord op hun resultatenrekeningen en komt hierdoor deels terug bij de overheid via niet-belastingontvangsten, vennootschapsbelasting en omzetbelasting. De niet-belastingontvangsten gerelateerd aan het Norg Akkoord bestaan uit ontvangsten op grond van de Mijnbouwwet en ontvangsten uit dividenden van EBN. De vergoeding bedraagt daarom naar verwachting exclusief btw circa 10 miljard euro cumulatief, waarvan circa 7 miljard euro cumulatief terugvloeit naar de Staat. Aangezien de vergoeding, de niet-belastingontvangsten en belastinginkomsten allen afhankelijk zijn van de gasprijs van het betreffende gasjaar is de raming nog met veel onzekerheid omgeven. Ten opzichte van de raming bij de Voorjaarsnota 2022 is de marktconforme vergoeding geactualiseerd op basis van nieuwe inzichten in de ontwikkeling van de gasprijs. Daarnaast is het de verwachting dat de bijbehorende dividenden niet in het betreffende jaar maar in het jaar daarop worden uitgekeerd, de raming is hierop aangepast.

1 Marktconforme vergoeding 7.050 2.160 780 0 0 0 9.990
2 Btw afdracht vergoeding 1.481 454 164 0 0 0 2.098
3 Ontvangsten dividenden 0 ‒ 2.090 ‒ 640 ‒ 230 0 0 ‒ 2.960
`4 Ontvangsten Mijnbouwwet ‒ 1.380 ‒ 420 ‒ 150 0 0 0 ‒ 1.950
5 Belastinginkomsten btw ‒ 1.481 ‒ 454 ‒ 164 0 0 0 ‒ 2.098
6 Belastinginkomsten vpb ‒ 160 ‒ 1.298 ‒ 448 ‒ 162 0 0 ‒ 2.068
7 Saldo vergoeding Norg Akkoord 5.510 ‒ 1.648 ‒ 458 ‒ 392 0 0 3.012

22 Uitgavenoverzicht Oekraïne

Buitenlandse Zaken (incl. ontwikkelingssamenwerking) 89,7 50,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Humanitaire uitgaven Oekraïne 49,5 x
Mensenrechtenorganisaties 3,5 x x
Oekraïne veiligheidsdiensten 0,5 x
Ukraine Accountability Conference 5,7 x
Humanitaire ontmijning 10,0 x
Steun bedrijfsleven Oekraïne 15,0 x
Infrastructuurontwikkeling 50,0 x
UNFPA Gezondheidszorg vrouwen 2,0 x
Stedenbanden VNG 1,0 x
EBRD Technische steun 2,5 x
Justitie en Veiligheid 398,5 2.251,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Gemeentelijke en particuliere opvang 150,0 2.040,0 x
Gereedmaken Rijksvastgoed voor opvang 6,4 57,6 x
Subsidies NGO's 34,0 22,1 x
Directoraat Generaal Oekraïne 6,4 4,9
Nationale Opvangorganisatie (NOO) 2,7 2,0 x
Regeling Medische zorg Ontheemden 102,2 99,0 x
Tolken 1,6 1,6 x
Veiligheidsregio's en GGD'en 95,2 23,8 x
Financiën 199,5 ‒ 5,0 ‒ 5,0 ‒ 5,0 ‒ 5,0 ‒ 38,1
Convertibiliteit Oekraïense hryvnia 0,5 x
Financiële steun Oekraïne via Wereldbank 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 x
Lening aan Oekraïne via IMF 200,0 ‒ 5,0 ‒ 5,0 ‒ 5,0 ‒ 5,0 ‒ 38,1 x
LNG invoercapaciteit in de Eemshaven 4,0 4,0 4,0 4,0 4,0 x
Premieontvangsten garantie Gasunie ‒ 1,0 ‒ 4,0 ‒ 4,0 ‒ 4,0 ‒ 4,0 ‒ 4,0 x
Binnenlandse Zaken 107,7 8,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Verkenning tijdelijke uitvoeringsorganisatie 2,0 x
Taskforce versnelling tijdelijke huisvesting 4,0 8,0 x
Realisatie van extra woningen 100,0 x
Uitvoeringskosten Rijksvastgoedbedrijf opvang 1,2 x
Basisregistratie Personen (BRP) 0,5 x
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 612,9 471,1 0,0 0,0 0,0 0,0
Ambulante begeleiding 3,0 x
Faciliteren toelatingsexamens 0,3 x
Leerlingenvervoer 22,0 21,4 x
Nieuwkomersonderwijs 198,3 117,6 x
Ondersteuning en uitvoering LOWAN 0,6 0,4 x
Tijdelijke compensatie Oekraïense studenten 2,5 x
Tijdelijke onderwijshuisvesting 386,2 318,0 x
Voorschoolse educatie 13,7 x
Defensie 50,4 20,2 22,4 225,7 208,0 0,0
Levering militaire goederen 50,4 20,2 22,4 225,7 208,0 x
Economische Zaken en Klimaat 2.300,0 ‒ 1.666,8 ‒ 157,8 ‒ 158,5 ‒ 158,5 ‒ 158,5
Gasopslag Bergermeer 2.300,0 ‒ 1.666,8 ‒ 157,8 ‒ 158,5 ‒ 158,5 ‒ 158,5 x
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 106,3 50,8 0,0 0,0 0,0 0,0
Werktijdverkorting 64,0 x
Kindregelingen 42,3 50,8 x
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 82,3 29,8 0,0 0,0 0,0 0,0
Coördinatie (LCPS) 1,8 1,8 x
Meerkostenregeling gemeentelijke zorg 25,5 15,0 x
Transport medische evacuees 8,0 8,0 x
Zorg aan onverzekerden (SOV) 47,0 5,0 x
Aanvullende Post 0,0 446,4 1.041,6 0,0 0,0 0,0
Gemeentelijke en particuliere opvang 446,4 1.041,6 x
Totaal 3.947,3 1.655,6 901,3 62,2 44,5 ‒ 196,6

Toelichting Buitenlandse Zaken

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft ondersteuning geleverd aan mensenrechtenorganisaties en veiligheidsdiensten in Oekraïne. Het departement levert op verschillende manieren humanitaire hulp aan Oekraïne, onder andere via de Verenigde Naties. Daarnaast zijn er bijdragen geleverd aan hulporganisaties, zoals het Nederlandse Rode Kruis. Ook heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 14 juli 2022 de Ukraine Accountability Conference in Den Haag georganiseerd, in samenwerking met het Internationaal Strafhof en de Europese Commissie. Tevens is de ODA-bijdrage aan de eerstejaarsopvang van vluchtelingen uit Oekraïne verwerkt op de begroting van Justitie en Veiligheid. Tot slot is er vanuit de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking budget vrijgemaakt voor humanitaire ontmijning (10 miljoen euro), het herstel en wederopbouw van infrastructuur (15 miljoen euro in 2022 en 50 miljoen euro in 2023), gezondheidszorg, de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) voor technische steun en wederopbouw van de gemeenten Kherson, Odessa en Mykolaiv (5,5 miljoen euro).

Toelichting Justitie en Veiligheid

Gemeenten worden gecompenseerd voor de realisatie van noodopvangplekken en verstrekkingen aan ontheemden. Gemeenten mogen opvanglocaties tot 12 maanden vastleggen. Hiervoor is in 2023 ruim 2 miljard euro geraamd. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) zal in overleg met gemeenten bestaand Rijksvastgoed beschikbaar stellen voor de tijdelijke noodopvang van ontheemden uit Oekraïne. Voor de ondersteuning van de opvang van Oekraïense ontheemden is de hulp ingeroepen van verschillende NGO’s. Vluchtelingenwerk Nederland is door JenV gevraagd om het particuliere hulpaanbod te coördineren en te faciliteren.

Er is besloten tot oprichting van het Directoraat Generaal Oekraïne (DG OEK) en de Nationale Opvang Organisatie (NOO). DG OEK is belast met beleidscoördinatie, ondersteuning en planvorming ten behoeve van de opvang van Oekraïense ontheemden. De NOO heeft als taak om bij te dragen aan het realiseren van voldoende opvanglocaties en het beschikbaar stellen van de benodigde basisvoorzieningen.

De Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming geeft Oekraïense ontheemden recht op medische zorg. Daartoe is de Regeling Medische zorg Ontheemden (RMO) ontworpen, analoog aan de Regeling Medische zorg Asielzoekers van het COA. Hiervoor is in 2022 en in 2023 99 miljoen euro geraamd. De wet verplicht zorgverleners om begrijpelijk te communiceren met patiënten. Dat betekent dat bij een taalbarrière een professionele talentolk moet worden ingezet. Voor de bedrijfsvoering en kosten voor GGD en veiligheidsregio’s en gemeenten met een coördinerende taak is een regeling opgericht. Het gaat om kosten die bij reguliere asielzoekers via COA worden gefinancierd.

Toelichting Financiën

Voor Oekraïense ontheemden is het mogelijk gemaakt contante hryvnia’s (Oekraïnse valuta) in te wisselen voor euro’s. Ook wordt aan Oekraïne begrotingssteun verleend via een garantie voor de Wereldbank zodat de Oekraïense overheid de publieke sector kan blijven financieren. De reeks is 0 omdat er voor de steun geen kasuitgaven worden verwacht. Tot slot heeft Nederland een bilaterale lening van 200 miljoen euro aan Oekraïne verstrekt via een speciale kredietlijn van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Deze begrotingssteun zal een bijdrage leveren aan Oekraïense inspanningen om de dagelijkse uitgaven te financieren en daarmee de economie draaiende te houden.

Financiën draagt ook bij aan de leveringszekerheid van gas door de garanties die zijn afgegeven aan Gasunie voor de huur van drijvende LNG terminals in de Eemshaven. De premieontvangsten van de garanties zijn opgenomen.

Toelichting Binnenlandse Zaken

Voor de doorstroming van Oekraïense ontheemden van noodopvang naar reguliere huisvesting, zijn op korte termijn extra woningen nodig. Na een verkenning is besloten om voor deze opgave tot eind 2023 een taksforce versnelling tijdelijke huisvesting op te richten, waarvoor 12 miljoen euro beschikbaar is gesteld. Om woningen te realiseren is in lijn met het programma «Een thuis voor iedereen» en het Woningbouwprogramma vanuit de middelen voor de Woningbouwimpuls 100 miljoen euro versneld ingezet voor de transformatie van bestaande gebouwen en de bouw van nieuwe flexwoningen. Op basis van het aantal ontheemden dat langer in Nederland verblijft (peildatum 1 januari 2024), worden deze kosten op een later moment (deels) generaal gecompenseerd. Een deel van deze woningen zal beschikbaar komen voor andere doelgroepen zodat verdringing zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Daarnaast zijn middelen beschikbaar gesteld aan het Rijksvastgoedbedrijf ten behoeve van projectleiding en juridische/contractuele werkzaamheden. Ook heeft de Rijkdienst voor Identiteitsgegevens een bijdrage ontvangen voor haar werkzaamheden in verband met het registreren van ontheemden uit Oekraïne in de Basisregistratie Personen (BRP).

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Om Oekraïense vluchtelingen onderwijs te kunnen bieden, is de reguliere nieuwkomersbekostiging uitgebreid zodat ook Oekraïense leerlingen onder de definitie vallen. Via LOWAN (de door OCW gesubsidieerde ondersteuningsorganisatie voor het nieuwkomersonderwijs) worden scholen ondersteund om kinderen uit Oekraïne zo snel mogelijk les te kunnen geven. Tevens wordt budget beschikbaar gesteld aan gemeenten voor leerlingenvervoer en tijdelijke onderwijshuisvesting. Ten slotte zijn er ook middelen beschikbaar voor gemeenten om voorschoolse educatie aan Oekraïense vluchtelingen te verzorgen.

Toelichting Defensie

Defensie heeft steun verleend aan Oekraïne door het leveren van militaire goederen. Hiervoor is bij Voorjaarsnota 73 miljoen euro geraamd. Deze middelen zijn aangevuld met 454 miljoen euro. Tezamen omvat dit de stand tot en met 9 augustus. Voor zover de leveringen uit eigen (operationele) voorraad hebben plaatsgevonden, is de vervangingswaarde geraamd en is er een inschatting gemaakt van het moment waarop vervanging plaats kan vinden.

Toelichting Economische Zaken en Klimaat

In de Europese Unie is voor het lopende jaar een vulgraadverplichting van 80% voor gasbergingen overeengekomen. Omdat in de huidige marktomstandigheden marktprikkels voor het vullen van de berging in Bergermeer kunnen ontbreken, heeft het kabinet maatregelen getroffen om deze vulgraad te behalen. Allereerst een subsidiemaatregel die marktpartijen voldoende stimulans geeft om Bergermeer alsnog te vullen in lijn met het hierboven genoemde EU-voorstel. Daarnaast heeft het kabinet voor de resterende vulbehoefte, die niet wordt gevuld door marktpartijen, Energie Beheer Nederland (EBN) aangewezen als partij om gas op te slaan in Bergermeer. De totale uitgaven gemoeid met de twee maatregelen hangen grotendeels af van de uiteindelijke zomer-winter spread.

Toelichting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Door de oorlog in Oekraïne kunnen mogelijk meer bedrijven aanspraak maken op de regeling werktijdverkorting. Hier wordt alvast rekening mee gehouden door het budget voor 2022 voor deze regeling aan te passen. Daarnaast kunnen Oekraïense ontheemden, indien zij werken, aanspraak maken op kinderopvangtoeslag, kinderbijslag en kindgebonden budget. Hiervoor zijn de uitgaven aan deze regelingen naar boven bijgesteld. Het betreft hier de verwachte hogere uitgaven tot en met het tweede kwartaal van 2023.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Ontheemden uit Oekraïne die naar Nederland kwamen waren eerst onverzekerd voor medisch noodzakelijke zorg en maakten daarom gebruik van de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg voor onverzekerden (SOV). Het kabinet heeft besloten de uitgaven voor deze ontheemden generaal te compenseren tot en met het tweede kwartaal van 2023 en raamt het budgettaire beslag hiervan op 47 miljoen euro in 2022. Ook voor 2023 is 5 miljoen euro voor de SOV geraamd. De zorgkosten lopen inmiddels via de Regeling Medische zorg voor Ontheemden uit Oekraïne (RMO). Wanneer ontheemden nog niet geregistreerd zijn in de Basisregistratie Personen, kunnen zij gebruikmaken van de SOV-regeling. Daarnaast is besloten tot het medisch evacueren van Oekraïense ontheemden uit ziekenhuizen in buurlanden van Oekraïne (8 miljoen euro in 2022 en 2023). Verder zijn middelen geraamd voor het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) voor de coördinatie (1,8 miljoen euro in 2022 en 2023) en voor compensatie voor gemeentelijke meerkosten in het sociaal domein (25,5 miljoen euro in 2022 en 15 miljoen euro in 2023).

Toelichting Aanvullende Post

Op de Aanvullende Post is 1,5 miljard euro gereserveeerd voor de uitvoering van de gemeentelijke en particuliere opvang voor gemeenten in het eerste en tweede kwartaal van 2023. Gezien de onzekerheid over de ontwikkelingen voor opvang en omdat gemeenten de kosten die in 2023 worden gemaakt grotendeels pas in 2024 declareren, zijn aanvullende middelen in 2024 gereserveerd op de Aanvullende Post.

23 Corona

Coronagerelateerde uitgavenmaatregelen

Onderstaande tabel 23.1 toont de ramingen van de uitgaven aan coronagerelateerde maatregelen die relevant zijn voor het EMU-saldo. Voor 2022 is het de verwachting dat de uitgaven aan coronagerelateerde maatregelen circa 15,3 miljard euro zullen bedragen, voor 2023 worden de uitgaven geraamd op 5,2 miljard euro. De geraamde EMU-relevante uitgaven aan coronagerelateerde uitgavenmaatregelen bedragen in totaal circa 80 miljard euro.

Een uitgebreid overzicht van de overheidsfinanciën in coronatijd is ook terug te vinden op www.rijksfinancien.nl/overheidsfinancien-coronatijd.

Koninkrijksrelaties en BES fonds 50 40 ‒ 4 86
Buitenlandse Zaken 7 14 20
Justitie en Veiligheid 137 239 100 3 1 479
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 46 143 82 2 272
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 715 3.984 4.280 1.445 71 50 40 10.586
Nationaal Programma Onderwijs 3.026 3.803 1.294 52 50 40 8.265
Diversen 715 959 477 151 19 2.321
Financiën en Nationale Schuld 298 540 434 124 ‒ 56 ‒ 63 ‒ 100 ‒ 17 1.160
Defensie 43 30 23 95
Infrastructuur en Waterstaat 803 1.334 1.084 179 13 3.413
Beschikbaarheidsvergoeding OV 800 1.120 1.022 179 13 3.134
Diversen 3 214 62 279
Economische Zaken en Klimaat 2.507 5.496 4.496 342 99 71 53 0 13.063
TVL 1.957 5.366 3.529 118 10.970
Diversen 550 129 968 224 99 71 53 0 2.094
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 245 204 166 23 638
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 16.541 9.380 ‒ 2.426 370 20 5 ‒ 1 ‒ 1 23.889
NOW 13.219 8.744 ‒ 2.718 287 10 3 1 0 19.547
Diversen 3.322 636 292 82 10 3 ‒ 2 ‒ 1 4.342
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 5.557 8.440 6.356 2.717 12 4 ‒ 7 23.077
GGD'en en veiligheidsregio's 477 2.862 1.934 1.265
Testcapaciteit RIVM en GGD 929 2.260 1.544 634 5.367
Vaccin ontwikkeling en medicatie 123 830 1.623 669 3.244
Medische beschermingsmiddelen 1.810 213 79 34 2 2 ‒ 7 2.132
Zorgbonus 2.001 777 19 1 2.799
Diversen Zorg 216 1.499 1.156 113 10 2
Gemeentefonds 848 1.205 329 2.382
Provinciefonds 13 13
Reserveringen Aanvullende post 410 410
Totaal EMU-relevante uitgaven 27.795 31.062 15.329 5.204 160 67 ‒ 15 ‒ 18 79.584

Naast de EMU-relevante corona uitgaven zijn er ook uitgaven die niet EMU-relevant zijn. Dit zijn leningen waarvan de verwachting is dat deze (vrijwel volledig) op een later moment worden terugbetaald. In tabel 23.2 is een overzicht opgenomen van de niet EMU-relevante uitgaven.

Koninkrijksrelaties en BES fonds 628 417 41 ‒ 1.038 48
Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao, Sint Maarten 628 417 41 ‒ 1.038 48
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 25 5 ‒ 15 15
Nationaal Programma Onderwijs 25 5 ‒ 15 15
Financiën en Nationale Schuld 277 446 ‒ 723
Lening KLM 277 446 ‒ 723
Economische Zaken en Klimaat 267 168 ‒ 46 ‒ 67 ‒ 67 ‒ 247 ‒ 37 62 34
Leningen 267 140 4 ‒ 180 30 62 323
Voucherkredietfaciliteit reissector 28 ‒ 50 ‒ 67 ‒ 67 ‒ 67 ‒ 67 ‒ 289
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 476 50 ‒ 22 ‒ 44 ‒ 45 ‒ 46 369
Leningen TOZO 476 50 ‒ 22 ‒ 44 ‒ 45 ‒ 46 369
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 1 1 2
Verlaging invorderingsrente Zorgtoeslag 1 1 2
Totaal niet EMU-relevante uitgaven 1.648 660 447 ‒ 1.104 ‒ 89 ‒ 291 ‒ 820 16 467

  1. __Voor de leesbaarheid van de grafiek is de in=uit-taakstelling weggelaten uit de figuren. De in=uit-taakstelling zorgt in het lopende begrotingsjaar voor een lager investeringsplafond. In de Voorjaarsnota wordt de in=uit-taakstelling verder toegelicht. ↩︎

  2. __Van Kempen, M., Badir, M. Herdefiniëring beleidsmatige lastenontwikkeling, september 2020.↩︎

  3. __Kamerstukken II, vergaderjaar 2021-2022, 36 100, nr. 1↩︎

  4. __Hoofdstuk 3 van de Miljoenennota 2018 bevat een box over de systematiek van de eerste-orde-gedragseffecten. ↩︎

  5. __Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten ten behoeve van het EMU-saldo voor 2022 zijn de kasontvangsten van februari 2022 tot en met januari 2023 relevant. De inkomensheffing, de vennootschapsbelasting, erf- en schenkbelasting en de dividendbelasting zijn uitzonderingen. Van deze belastingsoorten is de EMU-definitie gelijk aan de ontvangst op kasbasis. Ook de btw is een uitzondering. De EMU-definitie voor deze belastingsoort is gelijk aan de ontvangst op transactiebasis.↩︎

  6. __De inkomensheffing neemt aanvullend daarop een aparte positie in: de verschillende onderdelen van de IH (box 1 ondernemers, box 2, box 3, hypotheekrenteaftrek, overig (voornamelijk verrekende heffingskortingen en dividendbelasting)) worden apart op transactiebasis geraamd, mede op basis van de meest recente aanslaggegevens.↩︎

  7. __De Commissie Visitatie raming belasting- en premieontvangsten heeft op verzoek van de minister van Financiën een onafhankelijk toetsing verricht voor de systematiek van de raming van de belasting- en premieontvangsten. Voorzitter van de commissie van honorair hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) Mr. C.A. (Flip) de Kam. Het eindrapport is gepubliceerd in bijlage 6 van de Miljoenennota 2019.↩︎

  8. __Kamerstukken II, vergaderjaar 2019-2020, 35 300 nr. 2↩︎

  9. __Er zijn ook enkele regelingen opgenomen die de belastingopbrengst verhogen, als deze de keerzijde zijn van een belastingverminderende regeling. Bijvoorbeeld op het gebied van pensioenen wordt zowel de niet-belaste premie als de belaste uitkering gekwantificeerd, om een compleet beeld van de fiscale regelingen op dit gebied te geven.↩︎

  10. __IBO Vermogensverdeling 2022, p. 24.↩︎

  11. __Website DNB, Tabel 8.8, daaruit beschikbare middelen voor dekkingsgraad.↩︎

  12. __Verantwoordingsonderzoek Algemene Rekenkamer 2021, p. 36.↩︎

  13. __Startnota Kabinet Rutte-IV 2021/2022, nr 1, p. 26 en p. 28-29.↩︎

  14. __Belangrijkste beleidsthema's bij fiscale beleids- en uitvoeringsagenda, p. 4-5.↩︎

  15. __Artikel 12a, lid 3, Wet op de loonbelasting 1964 .↩︎

  16. __Kamerstukken II 2016/17, 34552, nr. 19, p. 5.↩︎

  17. __Evaluatiedoorlichting fiscale regelingen, 8 juni 2020, bijlage 1.↩︎

  18. __Europese Commissie, 2022, 'Taxation trends in the European Union 2021’.↩︎

  19. __Als voor twee regelingen afzonderlijk het verschil in belastingheffing wordt berekend met en zonder deze aftrekposten, is het berekende budgettaire belang kleiner dan als voor de twee samen het budgettaire belang wordt berekend, omdat in het tweede geval de aftrek groter is en daardoor een groter deel van de aftrek aan een hogere schijf wordt toegerekend.↩︎

  20. __Kamerbrief 35925-VII-170, dd. 11 juli 2022↩︎

  21. __https://www.rijksfinancien.nl/sites/default/files/hafir/bestuurlijke-regels/Beleidskader-risicoregelingen-2022_0.pdf↩︎

  22. __https://www.rijksfinancien.nl/sites/default/files/hafir/bestuurlijke-regels/Toetsingskader-risicoregelingen-rijksoverheid-2022.pdf ↩︎

  23. __Voor het horizontale beeld is naast de uitgaven voor corona gecorrigeerd voor de omvorming van ProRail tot ZBO. Deze omvorming is budgettair neutraal, maar zorgt zonder correctie voor fors hogere uitgaven in 2024.↩︎

  24. __Kamerstukken II 2021/22, 36140, nr. 1.↩︎

  25. __4e suppletoire begroting 2022 ministerie van financien (IXB) inzake uitvoering rechtsherstel boc en garantie annuleringskosten LNG-terminal Gasunie (kamerstuk 2022D26198) ↩︎

  26. __In de Voorjaarsnota 2022 (Kamerstukken II 2021-2022, 36 120, nr. 1.) is in de tekst op pagina 40 per abuis een bedrag aan derving van 7 miljard euro genoemd; dit moet 6 miljard euro zijn. ↩︎

  27. __Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Ministerie van Financiën - Rijksoverheid (rijksfinancien.nl)↩︎

  28. __Kamerbrief over stand van zaken terugdringing stikstofuitstoot en samenwerking medeoverheden 2022-2023 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  29. __Dit betreft de basisberoepsopleiding, vakopleiding, middenkaderopleiding en specialistenopleiding, naast de entreeopleiding die drempelloos is en open staat voor jongeren die eerder geen diploma voortgezet onderwijs hebben behaald.↩︎

  30. __Inspectie van het Onderwijs (2021). Staat van het Onderwijs. ↩︎

  31. __Nationale en internationale peilingsonderzoeken – zoals Peil.onderwijs, PISA, TIMMS, PIRLS en ICCS – laten een gedifferentieerd, maar over het algemeen dalend beeld zien, met uiteenlopende oorzaken.↩︎

  32. __Inspectie van het Onderwijs (2022), Staat van het Onderwijs. ↩︎

  33. __Rijksbegroting 2022.↩︎

  34. __YoungWorks (2019). MBO-ers en hun keuze voor economie & administratie.↩︎

  35. __Inspectie van het Onderwijs (2022), Staat van het Onderwijs. ↩︎

  36. __Dit is exclusief Maatschappelijke diensttijd, die vanaf 2023 structureel overgaat naar artikel 3 voortgezet onderwijs.↩︎

  37. __Spelregels interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s). Bijlage 4 bij vierde voortgangsrapportage operatie Inzicht in Kwaliteit. ↩︎

  38. __Kamerstukken II, 2020-2021, 32 813, nr. 689.↩︎

  39. __https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/07/13/financiering-regionale-netwerkbedrijven ↩︎

  40. __Kamerstukken II, 2020-2021, 34 919, nr. 77.↩︎

  41. __Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 VIII, nr. 213.↩︎

  42. __Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 VIII, nr. 144.↩︎

  43. __Kamerstukken II, 2021-2022, 34 682 VIII, nr. 82.↩︎

  44. __Kamerstukken II, 2020-2021, 25 268, nr. 199.↩︎

  45. __Kamerstukken II, 2020-2021, 34 430, nr. AC.↩︎

  46. __Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300, nr. AM.↩︎

  47. __Kamerstukken II, 2020-2021, 31 322, nr. 424 en Kamerstukken II, 2020-2021, 31 066, nr. 760. ↩︎

  48. __Kamerstukken II, 2019-2020, 31 066, nr. 624.↩︎

  49. __Kamerstukken II, 2021-2022, 31 066, nr. 1084.↩︎

  50. __Kamerstukken II, 2018-2019, 31 288, nr. 782.↩︎

  51. __https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/35282_wet_taal_en_toegankelijkheid ↩︎

  52. __https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?cfg=wetsvoorsteldetails&qry=wetsvoorstel%3A35282 ↩︎

  53. __Kamerstukken I, 2021-2022, 35 282, nr. J. ↩︎

  54. __Kamerstukken II, 2018-2019, 31 288, nr. 782.↩︎

  55. __Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 IV, nr. 11. ↩︎

  56. __Kamerstukken II,2021-2022, 35 925 IV, nr. 60.↩︎

  57. __Kamerstukken II,2021-2022, 35 925 IV, nr. 60.↩︎

  58. __Bijlage bij Kamerstukken II, 2021-2022, 35 300 IV, nr. 11. ↩︎

  59. __Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 IV, nr. 69. ↩︎

  60. __Kamerstukken II, 2018-2019, 30 175, nr. 340. ↩︎

  61. __Kamerstukken II, 2020-2021, 30 175, nr. 373.↩︎

  62. __TenneT verwacht in de komende tien jaar minimaal 6 miljard euro per jaar in de hoogspanningsnetten van Nederland en Duitsland te investeren (zie in dit verband ook Kamerstukken II 2021/2022, 28165, nr. 369). In 2021 investeerde TenneT in het totaal 4 miljard euro. TenneT schat in dat circa 40% van de toekomstige investeringen van TenneT betrekking hebben op het Nederlandse deel. ↩︎