Reactie op verzoek commissie over een rechterlijke uitspraak van 1 juni jl. en betrekken van de eerder verzonden antwoorden op Kamervragen over onderbetaling inhuur juridische ondersteuning Rijksoverheid
Vernieuwing van de rijksdienst
Brief regering
Nummer: 2022D35204, datum: 2022-09-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31490-322).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31490 -322 Vernieuwing van de rijksdienst.
Onderdeel van zaak 2022Z16733:
- Indiener: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-09-14 13:23: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-09-27 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-10-20 13:00: Arbeidsmarktbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-11-03 13:00: Arbeidsmarktbeleid - voortzetting (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-01-19 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
31 490 Vernieuwing van de rijksdienst
Nr. 322 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2022
In de procedurevergadering van 14 juni jl. heeft het lid Kathmann (PvdA) verzocht om een reactie op een rechterlijke uitspraak van 1 juni jl.1 en bij deze reactie de eerder verzonden antwoorden op Kamervragen over onderbetaling inhuur juridische ondersteuning Rijksoverheid2 te betrekken. In deze brief, die ik u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie zend, voldoe ik aan dat verzoek.
Op 1 juni jl. heeft de rechtbank Midden-Nederland geoordeeld dat een jurist, die bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (verder RVO) via een externe (aanbestede) partij werkt, werkzaam is op basis van een uitzendovereenkomst en ter beschikking wordt gesteld conform de Waadi en daardoor recht heeft op gelijke beloning conform artikel 8 van de Waadi. Daarbij heeft de kantonrechter de claim dat er sprake was van het bewust construeren van een schijnconstructie afgewezen. Het aanbestede bedrijf is (grotendeels) veroordeeld in de nabetaling van het achterstallig loon, de vordering tegen de RVO is afgewezen.
In bovengenoemde beantwoording van de Kamervragen is aangekondigd dat onderzocht wordt hoe verantwoordelijk opdrachtgeverschap kan worden verbeterd. Als Rijksoverheid nemen we onze voorbeeldrol als werkgever om goed met ingehuurde arbeidskrachten om te gaan serieus en daarom zal worden gekeken waar verbetering mogelijk is. Bovengenoemde casus zal in dit onderzoek worden meegenomen. Over de uitkomsten van het onderzoek zult u door de Minister van BZK worden geïnformeerd in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2022. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal gekeken worden welke vervolgstappen nodig zijn.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip