[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. appreciatie REPowerEU (Kamerstuk 22112-3438)

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2022D35459, datum: 2022-09-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3493).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3493 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.

Onderdeel van zaak 2022Z16862:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3493 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 september 2022

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister voor Klimaat en Energie voorgelegd over de brief van 17 juni 2022 «Appreciatie REPowerEU» (Kamerstuk 22 112, nr. 3438), de brief van 24 juni 2022 «Fiche: Gezamenlijke mededeling EU-strategie voor externe energiebetrekkingen» (Kamerstuk 22 112, nr. 3447) en de brief van 24 juni 2022 «Fiche: Mededeling EU-strategie voor zonne-energie» (Kamerstuk 22 112, nr. 3448).

De vragen en opmerkingen zijn op 8 juli 2022 aan de Minister voor Klimaat en Energie voorgelegd. Bij brief van 19 september 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie,
Reinders

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de voorstellen van de Europese Commissie in het RepowerEU-voorstel. Deze leden willen net als de Europese Unie en het kabinet zo snel mogelijk de afhankelijkheid van Russische fossiele energiebronnen afbouwen. Het is onacceptabel dat Rusland energie inzet als geopolitiek instrument en de opbrengsten van de importen gebruikt om de oorlog in Oekraïne te bekostigen. Deze leden zijn dan ook blij met het REPowerEU-voorstel om onze afhankelijkheid van Rusland zo snel mogelijk af te bouwen. Tegelijkertijd hebben zij vragen bij het gebrek aan concreetheid in het RepowerEU-voorstel. De genoemde getallen bij de doelen lijken willekeurig en in het plan komen weinig handvatten naar voren die het lidstaten makkelijker maken om de voorgestelde hogere ambities te bereiken, bijvoorbeeld rond staatssteunregels en het verkorten van vergunningsprocedures. Tot slot hebben deze leden een aantal vragen over de financieringsvoorstellen.

De leden van de VVD-fractie hebben allereerst vragen over de doelstelling van de Commissie.

1.

Waarom verwacht de Commissie pas in 2027 volledig van Russisch gas af te kunnen stappen? Hoe denk de Minister hier over? Kan dit niet sneller? Maant hij de Europese Commissie tot meer ambitie op dit vlak?

2.

Hoe gaat Europa er daadwerkelijk voor zorgen dat Russisch gas de markt uitgeduwd wordt, bijvoorbeeld via heffingen?

Antwoord 1 en 2

Voor de EU als geheel is 2027 haalbaar. Nederland zal echter trachten sneller onafhankelijk te worden van Russisch gas. Voor een uitgebreider antwoord op deze vragen verwijs ik u graag naar mijn eerdere antwoord op schriftelijke vragen van de leden van de VVD-fractie met kamerstuknr. 22 112, nr. 3463 dat ik uw Kamer op 14 juli heb toegezonden.

De leden van de VVD-fractie willen weten op basis van welk model de Commissie haar aannames maakt. Veel van de getallen en doelstellingen die genoemd worden, komen als optimistisch over en lijken weinig oog te hebben voor de huidige knelpunten die al bij de uitvoering komen kijken. De doelen voor groene waterstof lijken bijvoorbeeld vrijwel onhaalbaar. De leden van de VVD-fractie hadden al hun twijfels of het ophogen van het doel naar 50 procent haalbaar zou zijn, maar een verhoging naar 75 procent is zeker onhaalbaar. Rondom energiebesparing en de uitrol van zonne-energie lijkt er ook weinig rekening gehouden te worden met bestaande knelpunten, zoals de tekorten op de arbeidsmarkt en de problemen op het elektriciteitsnet. Daarnaast vinden deze leden ook de voorstellen omtrent extra import van liquefied natural gas (lng) erg optimistisch. Dit baart deze leden zorgen.

3.

Hoe apprecieert de Minister de haalbaarheid van elk van deze zojuist genoemde voorstellen?

4.

Over welk voorstel maakt hij zich zorgen, gezien de haalbaarheid?

Antwoord op vragen 3 en 4

De doelstellingen van de Commissie in haar REPowerEU-plan zijn ambitieus. Zoals aangegeven in eerdere reacties steunt het kabinet de doelen van de Commissie in brede zin. Tegelijkertijd zal het kabinet bij de nadere uitwerking van het REPowerEU plan goed kijken naar de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van de nieuwe en de verhoogde doelen en de manier waarop deze plannen gefinancierd worden. Zo dient te worden beoordeeld hoe deze (verhoogde) doelen zich verhouden tot het kabinetsbeleid en wat deze betekenen voor Nederland. Dit geldt ook voor de doelen die de VVD-fractie hier noemt, zoals voor groene waterstof, energiebesparing, zonne-energie en LNG-importen.

5.

Heeft de Minister het onderliggende model ingezien waarmee de Europese Commissie de haalbaarheid en kosten van het RePowerEU-voorstel toetst? Is dit model transparant en kan het worden bekeken door de vrije pers en onafhankelijke onderzoekers, zodat goed getoetst kan worden of de aannames inderdaad realistisch zijn?

6.

Als het model nog niet openbaar is, wil de Minister dan pleiten voor de openbaarmaking ervan, gezien het grote belang van de besluitvorming die op basis van dit model plaatsvindt?

Antwoord op vragen 5 en 6

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u graag naar mijn eerdere antwoord op schriftelijke vragen van de leden van de VVD-fractie met kamerstuknr. 22 112, nr. 3463 dat ik uw Kamer op 14 juli heb toegezonden.

De leden van de VVD-fractie steunen het voorstel in de eerste actielijn om in te zetten op energiebesparing, maar deze leden zien nog weinig concrete voorstellen die hier daadwerkelijk toe zullen leiden. Een verhoging van de doelstelling leidt niet automatisch tot een betere uitkomst als onderliggende knelpunten niet worden opgelost.

7.

Hoe apprecieert de Minister de haalbaarheid van de hogere energie-efficiëntiedoelstelling?

Antwoord

Zoals vermeld in de eerdere Kamerbrief d.d. 17 juni jl. met een appreciatie van het REPowerEU-plan staat het kabinet positief ten opzichte van het ophogen van het bindende EU-doel voor energie-efficiëntie van 9% (conform het Ff55-voorstel) naar 13%. Energiebesparing is een belangrijke manier om zo snel mogelijk de afhankelijkheid van Russisch gas te verkleinen en draagt daarnaast significant bij aan onze klimaatdoelen.

Een doelstelling van 9% op EU-niveau betekent een maximaal finaal verbruik van 787 Mtoe (32.950 PJ) in 2030. Een ophoging naar 13% betekent dat dit maximale finale verbruik verlaagd wordt tot 750 Mtoe (31.401 PJ). Het streefcijfer voor de Unie als geheel is bindend. Elke lidstaat stelt vervolgens nationale bijdrages vast met betrekking tot finaal verbruik om collectief te voldoen aan het bindende streefcijfer van de Unie.

Het verwachte energieverbruik in Nederland is volgens het EU Referentiescenario uit 2020 1.808 PJ in 2030. Met de door de Commissie voorgestelde berekening voor nationale bijdrages, is het Nederlandse maximaal toegestane finale verbruik in 2030 bij een doelstelling van 9% 1.650 PJ. Indien deze doelstelling wordt verhoogd naar 13% reductie conform RePowerEU wordt dit maximale verbruik verlaagd tot 1.580 PJ in 2030 voor Nederland.

Voordat het kabinet een definitieve appreciatie kan geven is het echter noodzakelijk om de uitvoer- en haalbaarheid te toetsen en om nader te beoordelen hoe invulling kan worden gegeven aan deze doelstelling. Ik heb TNO begin dit jaar de opdracht gegeven om de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van het originele EED-voorstel (9%) te beoordelen voor Nederland. Ik heb TNO naar aanleiding van RePowerEU gevraagd om in deze analyse ook een indicatie te geven van wat de extra ophoging naar 13% zou betekenen voor de haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Ook is TNO bezig om het energiebesparingspotentieel in kaart te brengen in het kader van de verkenning naar eventuele nationale subdoelen voor energiebesparing. Het eerste deel van het onderzoek over de haalbaarheid van de doelen en de interactie met andere Fit for 55-doelen wordt naar verwachting begin oktober afgerond en ik zal uw Kamer hier zo snel mogelijk over informeren. Nadat de KEV2022 is gepubliceerd zullen de resultaten die eerder zijn gedeeld opnieuw worden berekend.

8.

Is de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van de voorstellen al getoetst voor Nederland? Zo nee, is de Minister bereid om een haalbaarheidstoets hiervoor te laten uitvoeren, conform de eerder uitgevoerde haalbaarheidsstudie naar de 50 procent groene waterstof doelstelling in 2030?

Antwoord

Ik verwijs opnieuw naar mijn eerdere antwoord op schriftelijke vragen die ik uw Kamer op 14 juli heb toegezonden. Het kabinet zal de uitvoer- en haalbaarheid van deze voorstellen verder toetsen om te nader beoordelen wat deze betekenen voor Nederland en om meer inzicht te verkrijgen in hoe nieuwe en verhoogde zich verhouden tot het staande kabinetsbeleid.

9.

Ziet de Minister ook concrete handvaten vanuit de Europese Commissie die energiebesparing in Nederland vergemakkelijken, zo ja welke?

Antwoord

In principe stelt de Europese Commissie doelen voor energiebesparing, maar laat de invulling daarvan aan lidstaten zelf over. In het RePowerEU voorstel worden daarom geen concrete maatregelen voorgeschreven die lidstaten dienen te implementeren om de doelstelling te halen. De Europese Commissie faciliteert wel in het delen van best practices. Zo zijn er enkele initiatieven vanuit de Commissie opgezet, zoals een database voor het helpen van consumenten om de meest energiezuinige apparaten te kiezen (European Product Registration for Energy Labelling (EPREL) database). Hiernaast biedt de Commissie een lijst met mogelijke maatregelen en het geschatte besparingspotentieel.

Een duidelijke aanbeveling is wel om in te zetten op communicatiecampagnes met informatie over energiebesparing om gedragsveranderingen teweeg te brengen. Nederland heeft in dit kader in het voorjaar de campagne Zet Ook De Knop Om gelanceerd. Deze is in de zomer voortgezet, en zal in het najaar verder geïntensiveerd worden. In 2023 zal ook RVO communiceren richting bedrijven en instellingen over de aanscherping van de energiebesparingsplicht en de rapportageplichten die hierbij gelden.

10.

Zijn de Europese voorstellen op dit vlak minder ambitieus dan het huidige beleid dat Nederland al implementeert?

Antwoord

Het originele EED-voorstel heeft als doelstelling om 55% broeikasgasreductie in 2030 te realiseren. Het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) streeft naar 60% in 2030. Het beleid dat in het kader van het coalitieakkoord is aangekondigd, inclusief energiebesparingsbeleid, streeft in die zin ambitieuzere doelen na dan de EU. Echter, de doelstelling voor energiebesparing in het RePowerEU plan is gebaseerd op het zo snel mogelijk verminderen van de afhankelijkheid van Russisch gas. In hoeverre het huidige en aangekondigde beleid volstaat om deze hogere ambitie te realiseren, moet blijken uit de studie die TNO op dit moment doet (zie antwoord vorige vraag). Het is dus nog niet te zeggen hoe de ambitie van RePowerEU zich verhoudt tot de ambitie van het coalitieakkoord.

11.

In hoeverre houdt een generieke energie-efficiëntiedoelstelling rekening met het niveau van energiezuinigheid die lidstaten al bereikt hebben?

Antwoord

In het EED-voorstel moet het energieverbruik in lidstaten verlaagd worden ten opzichte van het geprognotiseerde verbruik in 2030 op basis van het referentiescenario uit 2020. In de huidige EED wordt dit vergeleken met het referentiescenario uit 2007. Dit zou kunnen betekenen dat lidstaten die in de tussentijd al meer hebben gedaan aan energiebesparing nu een grotere opgave krijgen, omdat het resterende potentieel kleiner is. Daarom wordt in het voorstel gesteld dat lidstaten in het stellen van hun nationale indicatieve bijdrage rekening mogen houden met de energie-intensiteit van de economie en het resterende kosteneffectieve energiebesparingspotentieel. Indien een lidstaat al een hoge mate van energiezuinigheid heeft bereikt, is het resterende potentieel dus laag, en zal de nationale bijdrage hiervoor gecorrigeerd worden.

12.

Welke maatregelen heeft het kabinet gerapporteerd om te implementeren zodat op korte termijn zal worden voldaan aan de vraagvermindering? Tot hoeveel besparing zullen deze maatregelen leiden?

Antwoord

Ik verwijs u graag naar de Kamerbrief van 4 juli (Kamerstukken 30 196 en 29 826, nr. 793). Hierin staat een overzicht van de huidige maatregelen die genomen worden. In oktober zal de KEV 2022 een overzicht geven van al het huidige en voorgenomen beleid.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van de tweede actielijn om sterk in te zetten op diversificatie van de invoer van energie. Doordat de laatste jaren hier te weinig op is ingezet, zijn veel lidstaten sterk afhankelijk van Rusland geworden voor de import van fossiele brandstoffen. Dit moet in de toekomst worden voorkomen. De leden van de VVD-fractie hebben dan ook grote zorgen nu blijkt dat de Europese Commissie wederom fors lijkt in te zetten op import van energie uit onvrije landen. Eerst via lng-import uit het Midden-Oosten en later met waterstofimport uit andere onvrije landen. Deze leden vinden deze nieuwe strategische afhankelijkheden onwenselijk. Zij zijn van mening dat er binnen de Europese Unie eerst zoveel mogelijk moet worden ingezet op energie-onafhankelijkheid en dat er daarna pas gekeken moet worden naar import van buitenaf.

13.

In hoeverre pleit de Minister voor nationale Europese energieproductie?

Antwoord

De energiebehoefte kan zeker op de korte termijn niet alleen met intra-EU energieproductie worden gelenigd. Het is derhalve ten eerste zaak dat de EU-lidstaten vaart zetten achter de productie binnen de EU van hernieuwbare energie. Voor het Russische energie-aanbod zullen echter alternatieven aan bod komen die ten dele van buiten de EU zullen moeten worden geïmporteerd. Er zullen daarom hoe dan ook kwetsbare economische afhankelijkheden blijven bestaan. Er kan daarom gelegenheid blijven bestaan hiervan geopolitiek misbruik te maken. Van situatie tot situatie moet worden bepaald wat dan de verstandigste strategie is: inbinden, uitstellen, alsnog op heel korte termijn de betreffende afhankelijkheid afbouwen, óf tegenmacht uitoefenen om externe druk af te kunnen wenden. Die macht heeft de EU tot op zekere hoogte al via bijvoorbeeld het handelsinstrumentarium en de toegang tot de interne markt, waarmee het via soft power derde landen kan afschrikken om afhankelijkheden uit te spelen.

14.

Wordt er concreet beleid voorgesteld door de Commissie om onze strategische afhankelijkheid van autocratieën op energiegebied te verminderen?

Antwoord

Zowel ter vervanging van gas en olie uit Rusland als voor de decarbonisatie van cruciale sectoren als de industrie en transport zal hernieuwbare waterstof nodig zijn. Niet alle nodige waterstof zal binnen de EU kunnen worden geproduceerd. In de EU-strategie externe energiebetrekkingen zet de Commissie daarom in op het faciliteren van de import van (minimaal) 10 miljoen ton hernieuwbare waterstof in 2030 en het daarvoor afsluiten van hydrogen partnerships met toekomstige leveranciers. Daarnaast heeft de EU energiebesparing en -efficiëntie als prioriteit in haar eigen beleid en het wereldwijd uitdragen hiervan. De strategie zet in op samenwerking met internationale partners om energiegebruik op de korte termijn te verlagen door gedragsverandering, maar benadrukt ook het belang van Europese standaarden, labels en wet- en regelgeving. Ten behoeve van de Europese open strategische autonomie en om de Europese weerbaarheid te vergroten zet de strategie in op diversificatie van waardeketens en het bevorderen van hergebruik.

Nederland wil dat de EU zo spoedig mogelijk onafhankelijk wordt van Russische olie met behoud van voldoende leveringszekerheid. De veranderende verhoudingen in de wereld als gevolg van de energietransitie vereisen een brede, inclusieve blik. De EU streeft ernaar om bestaande allianties te verstevigen en nieuwe partnerschappen aan te gaan. Ten behoeve hiervan wil de Commissie de energiediplomatie in het buitenland- en veiligheidsbeleid versterken en is ook het voorstel om de (veranderende) geopolitieke context van de energietransitie goed te (blijven) monitoren.

De leden van de VVD-fractie zijn het eens met de kabinetsinzet om de participatie aan het EU-Energy Platform op vrijwillige basis te laten plaatsvinden. Tevens vinden deze leden het ook belangrijk dat de gezamenlijke inkoop en aggregatie van de vraag niet marktverstorend werkt.

15.

Zij vragen dan ook of de Minister voornemens is om een impactanalyse, waar ook naar wordt gerefereerd in de appreciatie, te laten uitvoeren.

Antwoord

Ik ben van mening dat zodra de Commissie concrete invulling heeft gegeven aan het idee van gezamenlijke inkoop, zij ook dient toe te lichten wat de bedoelde en mogelijk onbedoelde gevolgen voor het functioneren van de gasmarkt zijn.

De leden van de VVD-fractie zijn groot voorstander van actielijn drie, het versnellen van de energietransitie. Deze leden zijn positief over de snelle opschaling van de productie en import van groene waterstof. De ambities van de Europese Commissie lijken echter vrijwel onhaalbaar. De leden van de VVD-fractie zien dat de voornaamste knelpunten nog niet opgelost worden.

16.

Doet de Europese Commissie voorstellen om de productie van elektrolysers te verbeteren en om schaalvoordelen te behalen? De Minister geeft aan dat recent onderzoek van TNO laat zien dat het 50-procent-doel groene waterstof voor de industrie al bijna onhaalbaar was, laat staan de verdere verhoging die hier voorgesteld wordt.

Antwoord

Nee. Wel deelt de Commissie het streven om de notificatie van de staatssteun voor de elektrolyseprojecten onder de IPCEI (Important Projects of Common European Interest) zeer snel af te ronden, en kondigt ze aan om het industrieel gebruik van waterstof uit hernieuwbare bronnen (gemaakt met elektrolyse-installaties) te ondersteunen met geld uit het EU Innovation Fund.

17.

Wat gaat de Minister doen om de onrealistische verhoging van de ambities te voorkomen?

Antwoord

Het kabinet hanteert bij verdere onderhandelingen over het doel voor gebruik van hernieuwbare waterstof in de industrie het bereikte compromis tussen EU-lidstaten van eind juni als uitgangspunt. Dit betekent een bindend doel van 35% van het totale industriële waterstofgebruik met uitsluiting van waterstof geproduceerd uit industriële restgassen. Verdere verhoging is voor Nederland niet realistisch en zou alleen haalbaar zijn op EU-niveau als andere lidstaten of landen van buiten de EU hun ambities verhogen en meer hernieuwbare waterstof tegen acceptabele kosten aanbieden.

Het kabinet houdt vast aan het bindende doel uit het Commissievoorstel van 2,6% RFNBO in transport. Een hoger doel wordt op basis van het TNO onderzoek Renewable Fuels of Non-Biological Origin for transport – Exploration of options to fulfil the obligation in the Netherlands niet haalbaar geacht in de Nederlandse context met een relatief grote lucht- en zeevaart en gezien de huidige vlootontwikkeling. Tegelijkertijd is het niet-bindende subdoel zoals geformuleerd door de Europese Raad ontoereikend om de waterstofmarkt in transport op gang te brengen, wat de transitie zou vertragen.

18.

Hoe apprecieert de Minister het feit dat de Europese Commissie stevig inzet op een grote waterstofimportcorridor vanuit Oekraïne, gezien de onzekerheden in het conflict?

Antwoord

De precieze invulling van de corridors genoemd in RepowerEU moet nog plaatsvinden. De ontwikkeling van een corridor met dit land kan een belangrijke bijdrage leveren aan de versteviging van de banden tussen Oekraïne en de EU. Oekraïne kan zich tot een belangrijke schakel ontwikkelen in een waardeketen van productie en transport van waterstof die landen in Oost-Europa met elkaar kan verbinden. Daarom ondersteunt het kabinet de inzet van de Europese Commissie om zodra de omstandigheden het toelaten een dergelijke corridor zo snel mogelijk te helpen ontwikkelen. Het is nu nog te vroeg om aan te geven wanneer een dergelijke ontwikkeling realistisch is.

19.

Waarom heeft de Europese Commissie nauwelijks oog voor paarse waterstof in deze voorstellen, ook gezien het grote opgestelde vermogen van kernenergie in diverse lidstaten?

Antwoord

De Commissie geeft daar geen concrete reden voor. Ik vind het in zoverre logisch aangezien het benutten van bestaande nucleaire capaciteit voor waterstofproductie niet direct leidt tot een lager aardgasgebruik en de uitbreiding van nucleaire capaciteit te lang duurt om op korte termijn aardgas uit het energiesysteem te verdringen.

20.

Is de Minister bereid om te pleiten voor meer flexibiliteit in de waterstofdoelen en daarbij ook paarse en circulaire waterstof mee te nemen?

Antwoord

Ik heb tot nu toe gepleit voor flexibiliteit in de bindende waterstofdoelen.

Het is van belang om voldoende ruimte te houden voor de ontwikkeling van diverse soorten waterstof in de EU, en die ruimte blijft er ook.

Waar het gaat om de doelen in de RED voor de industrie en voor transport geldt echter dat deze zich beperken tot hernieuwbare energie, en dus ook tot hernieuwbare waterstof. Andere soorten waterstof tellen niet mee voor deze doelen. Een meerderheid van de lidstaten en de Europese Commissie zien geen ruimte voor het stimuleren van niet-hernieuwbare waterstof.

Het kabinet volgt die lijn ook, omdat deze doelen voornamelijk dienen om de ontwikkeling van de Europese elektrolysecapaciteit een impuls te geven. In Nederland draaien deze projecten in het komende decennium praktisch volledig op hernieuwbare energiebronnen. Voor het realiseren van de overkoepelende doelstelling – CO2-reductie – acht het kabinet waterstof uit andere bronnen echter ook van groot belang, zoals uit kernenergie en industriële restgassen. Bij het bepalen van de Nederlandse inzet in de onderhandelingen van de REDIII wordt dit belang meegewogen.

De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de voorstellen van de Commissie om de procedures voor vergunningverlening voor nieuwe hernieuwbare energie-installaties en energie-infrastructuur in lidstaten van de Europese Unie te versoepelen en te versnellen. Deze leden hebben hierover enkele vragen.

21.

Waarom wordt er enkel voor hernieuwbare energieprojecten gekozen, en niet voor bijvoorbeeld uitbreiding van het elektriciteitsnet of de bouw van nieuwe kerncentrales?

Antwoord

De voorstellen met betrekking tot versnellen van vergunningsverlening in RepowerEU worden opgenomen in de huidige onderhandelingen over de Renewable Energy Directive (RED). Kernenergie valt niet binnen de reikwijdte van RED. Het inzetten van kernenergie is in Europa een individuele afweging per lidstaat. In het kader van diversificatie van energiebronnen en een groene energietransitie, ziet dit kabinet een rol voor regelbaar CO2-arm vermogen uit kernenergie. In Europa zet het kabinet daarom in op een gecoördineerde aanpak van acties die volgen uit onder meer de EU Taxonomy, REPowerEU, het Fit-for-55 pakket, en de EU-strategie voor externe betrekkingen. Dit is in lijn met mijn antwoord op vraag 32 in Kamerstuk 22 112, nr. 3463 van 13 juli jl.

In het huidige voorstel van de Commissie is niet duidelijk genoeg of RepowerEU ook van toepassing is op uitbreiding van het elektriciteitsnet (of overige energie-infrastructuur), zoals bijvoorbeeld opgenomen in het MIEK. Nederland zet erop in dat de reikwijdte van de RepowerEU voorstellen ook de uitbreiding van het elektriciteitsnet (en overige energie-infrastructuur projecten zoals waterstofleidingen en CCS) omvat.

22.

Wanneer zou gebruik gemaakt kunnen worden van deze versnelde procedures?

Antwoord

Zoals ik u bericht heb in Kamerstuk 22 112, nr. 3463 van 13 juli (vraag 29) hangt dit af van de duur van het onderhandelingsproces en vervolgens het omzetten van de RepowerEU voorstellen in (nationale) wet- en regelgeving. Artikel 16d (overriding public interest) is al opgenomen in de algemene oriëntatie van de Raad voor de herziening van de RED, waardoor dit artikel mogelijk spoediger geïmplementeerd zou kunnen worden. Het onderhandelingsproces start dit najaar.

Daarnaast constateren deze leden dat de Europese Commissie expliciet aangeeft dat de staatssteunregels niet aangepast gaan worden om een versnelde transitie mogelijk te maken.

23.

In hoeverre ziet de Minister staatssteunregels als knellend wanneer het aankomt op de versnelde verduurzaming van de Nederlandse industrie? Op welke vlakken is dit vooral hinderend? Voert de Minister hier gesprekken over in Brussel om deze knelpunten weg te nemen?

Antwoord

De Europese Commissie bewaakt het handhaven van een gelijk speelveld in de EU. Tegelijkertijd denkt de Europese Commissie mee met de lidstaten en biedt in plaats van versoepeling van het staatssteunkader een aantal oplossingen, waarvoor ik u verwijs naar de beantwoording van vragen over de «mededeling RepowerEU»1.

De Europese Commissie kondigt aan te streven naar tien miljoen warmtepompinstallaties in de aankomende vijf jaar.

24.

Op welke manier wordt het doel van de tien miljoen warmtepompen verdeeld over de lidstaten? Wordt daarbij rekening gehouden met de nationale plannen die er al liggen? Wat zou het betekenen voor Nederland? Vergt het een aanscherping van de huidige plannen?

Antwoord

Nederland is een van de lidstaten die ambitieus beleid heeft voor de ontwikkeling van (hybride) warmtepompen. Recentelijk is een doel van 1 miljoen geïnstalleerde hybride warmtepompen in 2030 in de gebouwde omgeving aangekondigd. Daarnaast is er:

• normering aangekondigd om vanaf 2026 bij vervanging van de mono-cv-ketel over te stappen op een efficiëntere verwarmingsinstallatie;

• worden nieuwbouw woningen veelal aardgasvrij aangesloten (overwegend warmtepompen);

• en zijn er met verschillende sector partijen afspraken gemaakt over onder andere het opschalen van productie en het opleiden van vakbekwame installateurs.

Ik kijk dan ook uit naar de verdere uitwerking van de plannen vanuit de Europese Commissie en hoe deze zich verhouden tot het beleid van Nederland.

De leden van de VVD-fractie vinden het een gemiste kans dat er geen voorstellen zijn uitgebracht op het gebied van toegang tot kritieke grondstoffen voor de energietransitie.

25.

Wanneer verwacht de Minister dat de Commissie de aangekondigde wetgevingsvoorstellen zal uitbrengen? Is de Minister bereid om bij de Europese Commissie aan te dringen op haast op dit vlak?

26.

Hoe kijkt de Minister naar mijnbouw, onder strenge en heldere voorwaarden, binnen de Europese Unie om de afhankelijkheid van onder andere China af te bouwen?

Antwoorden op vragen 25 en 26

Hieronder vindt u het antwoord zoals gegeven op dezelfde vragen uit het eerste SO met Kamerstuknr. 22 112, nr. 3463 over het BNC-fiche: Mededeling REPowerEU.

Voor het bereiken van een klimaat-neutrale en circulaire samenleving in 2050 ziet het kabinet een belangrijke rol weggelegd voor de inzet van duurzame biogrondstoffen, die onmisbaar zijn om de afhankelijkheid van geïmporteerde primaire fossiele grondstoffen te beëindigen. RepowerEU gaat inderdaad niet uitgebreid in kritieke grondstoffen voor de energietransitie. De Commissie heeft recent aangegeven eind dit jaar met een voorstel te komen voor een Raw Materials Act. In Europese discussies over grondstoffen heeft het kabinet eerder aangegeven dat, naast mijnbouw binnen de EU, internationale samenwerking, innovatie en circulariteit manieren zijn om afhankelijkheid van één enkel derde land voor specifieke strategische grondstoffen te verminderen. Zoals aangegeven door de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal het kabinet eind dit jaar een Nederlandse grondstoffenstrategie met u delen.

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de inzet op biogrondstoffen.

27.

Hoe sluiten de ambities van de Commissie onder de voorstellen voor biogrondstoffen aan bij de ingezette nieuwe Nederlandse koers, waarbij we de nieuwe subsidiering van laagwaardige toepassingen per direct stoppen? Is de Minister bereid om ook te pleiten voor strengere criteria op de inzet van biogrondstoffen in het RepowerEU-voorstel?

Antwoord

Voor het bereiken van een klimaatneutrale en circulaire samenleving in 2050 ziet het kabinet een belangrijke rol weggelegd voor de inzet van duurzame biogrondstoffen, die onmisbaar zijn om de afhankelijkheid van geïmporteerde primaire fossiele grondstoffen te beëindigen. Tegelijkertijd heeft het kabinet oog voor de zorgen in de samenleving over houtige biogrondstoffen, en neemt het kabinet deze mee in zijn beoordeling van Europese voorstellen hierover. De Commissie heeft in het RepowerEU-voorstel geen aanpassingen opgenomen die raken aan de kabinetsinzet biogrondstoffen voor laagwaardige toepassingen. Er is daarbij ook geen voorstel gedaan om de criteria voor de inzet van biogrondstoffen te wijzigen, omdat dit in het kader van de bredere Fit-for-55 onderhandelingen is en wordt behandeld. Ik verwijs u verder naar het verslag van de Energieraad van 27 juni 2022.

De leden van de VVD-fractie-fractie constateren dat de Europese Commissie stelt dat er 210 miljard euro extra nodig is om de ambities van RePowerEU te behalen. Daarnaast constateren De leden van de VVD-fractie-fractie dat de Europese Commissie het zogenaamde sociale klimaatfonds (SCF) koppelt aan het voorstel. De koppeling met het sociaal klimaatfonds is er niet volgens deze leden.

28.

Zij vragen de Minister of hij deze mening deelt.

Antwoord

Er is geen directe link tussen het Commissievoorstel voor RePowerEU en het SCF. Het Social Climate Fund heeft ten doel de sociaaleconomische effecten voor burgers van de voorgestelde klimaatmaatregelen in het Fit-for-55-pakket te adresseren. De Commissie verwijst in de communicatie over RePowerEU enkel naar het SCF in het kader van de hoge energieprijzen, en roept lidstaten op haar voorstel voor een SCF te accepteren. Het kabinet is het ermee eens dat er geen directe link tussen deze voorstellen is.

Over de extra uitgifte van Emissions Trading System (ETS) rechten hebben de leden van de VVD-fractie-fractie eerder al vragen gesteld.

29.

Deze leden vragen een nadere toelichting hoe tot dit totaalbedrag is gekomen. Kan de Minister inzichtelijk maken wat de specifieke uitgaven zijn die 210 miljard euro extra behoeven en ook wat de indicatieve verdeling over lidstaten zou zijn van deze uitgaven?

Antwoord

De Commissie stelt dat er 300 miljard euro tussen 2022 en 2030 nodig is voor de volgende uitgaven, (tot 2027 bedraagt dit volgens de Commissie 210 miljard):2

• 39 miljard tot 2030 voor het (toename van gebruik van het) elektriciteitsnet;

• 37 miljard om biomethaanproductie te verhogen in 2030;

• 10 miljard investeringen voor de benodigde infrastructuur om voldoende LNG en gas te importeren in 2030;

• 56 miljard voor energie-efficiëntie en warmtepompen;

• 41 miljard voor aanpassing van de industrie om minder fossiele brandstoffen te gebruiken;

• 113 miljard voor hernieuwbare energie (86 miljard) en waterstofinfrastructuur (27 miljard);

• 1,5–2 miljard voor leveringszekerheid van olie;

• 2 miljard voor vertraagde uitfasering van kolen;

• 2 miljard voor biomassa.

Voor deze bedragen is geen verdeling over lidstaten opgenomen.

30.

De leden van de VVD-fractie hebben ook kennisgenomen van het Commissievoorstel om het ongebruikte leningendeel van de Recovery and Resilience Facility (RFF) in te gebruiken voor de RePowerEU ambities. Zij wijzen in dit licht op de aangenomen motie van het lid Heinen c.s. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1860) en vragen de Minister te bevestigen dat deze motie onverkort wordt uitgevoerd.

Antwoord

De mogelijkheid om het ongebruikte lening tot 2023 alsnog in te zetten is in lijn met de verordening van de RRF. Het Commissievoorstel bevat geen voorstel om het RRF structureel te maken, om het ongebruikte leningendeel om te zetten in subsidies of om andere voorwaarden aan hervormingen te stellen. Dit is conform Nederlandse inzet en conform de motie van het lid Heinen. In het vervolg van de onderhandelingen zal het kabinet deze inzet handhaven en de motie daarmee onverkort uitvoeren.

31.

Koppelt de Commissie dezelfde strikte voorwaarden van hervormingen aan de inzet van deze middelen?

Antwoord

Ja. Als lidstaten in de toekomst een nieuw of aangepast HVP indienen, moeten ze daaraan een REPowerEU hoofdstuk toevoegen. Dat hoofdstuk moet omschrijven welke hervormingen en investeringen een lidstaat onderneemt om bij te dragen aan de REPowerEU doelen. Hiervoor wordt verwezen naar de Kabinetsappreciatie en de beantwoording van SO-vragen van 2 juni 2022.3

32.

Welke voorstellen doet de Commissie ten aanzien van de financiering van de inzet van deze middelen?

Antwoord

Hiervoor wordt verwezen naar de Kabinetsappreciatie en de beantwoording van SO-vragen van 2 juni 2022.

33.

Deelt de Minister de mening dat lidstaten in beginsel zelf aan de lat staan om hogere doelen en ambities te behalen? De robuustheid van ons energiesystem en leveringszekerheid zijn gebaat bij Europese samenwerking, maar blijven een nationale bevoegdheid.

Antwoord

Ik deel deze mening.

De leden van de VVD-fractie zijn het niet eens met het voorstel van de Europese Commissie om extra ETS-rechten te veilen.

34.

Bestaat er de kans dat deze extra veiling de werking en het vertrouwen in het succesvolle ETS-instrument verstoort?

Antwoord

Het kabinet is het eens dat dit het vertrouwen in het ETS onder druk zet. Het voorstel zet mogelijk een gevaarlijk precedent van financieel gedreven politieke interventie in de ETS-markt om budgettaire tekortkomingen op te lossen, waardoor investeerders mogelijk minder vertrouwen hebben dat er in de toekomst altijd een groeiende schaarste aan ETS rechten zal zijn. De rechten die in het voorstel geveild worden zouden vanaf 2023 juist worden geannuleerd door de Market Stability Reserve (MSR). Daarnaast zet het druk op de ETS-prijs, waardoor het goed mogelijk is dat emissies zullen stijgen.

35.

Zal de veiling van extra ETS-rechten niet resulteren in een verhoogde CO2-uitstoot?

Antwoord

Het voorstel zet de ETS prijs onder druk door een verhoging van het aanbod van rechten en het scheppen van het bovengenoemde precedent. Hierdoor is het inderdaad goed mogelijk dat de CO2-uitstoot zal stijgen. Dit zal afhankelijk zijn van marktontwikkelingen.

36.

Zou de extra veiling leiden tot een daling in de ETS-prijzen waarbij de Europese Commissie eenmalig extra geld binnenhaalt, maar de lidstaten juist minder ETS-inkomsten zien binnenvloeien die bestemd zijn voor verduurzaming?

Antwoord

Dit is goed mogelijk. Lidstaten zullen mogelijk minder ETS-inkomsten ontvangen omdat verhoging van het aanbod in het voorstel de ETS-prijs onder druk zet en omdat het een precedent schept dat budgettaire tekortkomingen kunnen worden opgelost door extra ETS-rechten te veilen, waardoor investeerders mogelijk minder vertrouwen hebben dat er in de toekomst altijd een groeiende schaarste aan ETS rechten zal zijn. Anderzijds zullen lidstaten ook minder ETS-inkomsten ontvangen omdat ze door dit voorstel minder ETS rechten zullen veilen in de komende jaren. Een deel van de extra rechten zal namelijk ongebruikt blijven en in de komende jaren weer door de MSR opgenomen worden. De rechten die de MSR inneemt, worden in mindering gebracht op de rechten die door lidstaten worden geveild.

De leden van de VVD-fractie vinden het voorstel van de Commissie voor deze extra veiling bijzonder zorgwekkend en steunen dan ook de lijn van het kabinet.

De leden van de VVD-fractie zijn positief over actielijn vijf waarin de Europese Commissie de lidstaten oproept om hun risicoparaatheid te versterken. De VVD vindt het van belang dat lidstaten noodplannen hebben klaarliggen voor het moment dat Rusland daadwerkelijk de gaskraan dichtdraait of als er zich in de toekomst andere verstoringen van de gastoevoer voordoen. De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de Commissie aangeeft dat in een geval van gastekorten er door buurlanden een beroep op de solidariteit van Nederland gedaan kan worden.

37.

Hoe groot zou een mogelijk beroep zijn in het geval van een Russische gasboycot de komende winter?

Antwoord

Het is niet aan te geven hoe groot een mogelijk beroep op Nederland zou kunnen zijn in het geval van een Russische gasboycot. In de eerste plaats geldt dat alleen België, Duitsland en Ierland – als landen waarmee het Nederlandse gassysteem, al dan niet via een derde land, direct is verbonden – een beroep kunnen doen op Nederland. Daarbij geldt tevens dat deze lidstaten eenzelfde beroep moeten doen op andere lidstaten waarmee hun gassysteem, al dan niet via een derde land, direct is verbonden. Ten slotte geldt dat er alleen een beroep op Nederland kan worden voor zover dat nodig is om te voorzien in de gasvraag van door solidariteit beschermde afnemers (huishoudens, zorginstellingen) en pas nadat vrijwel alle andere afnemers al van het gas zijn afgesloten. Nederland zou dan uit solidariteit gas moeten leveren, maar dit mag niet ten koste gaan van de levering aan Nederlandse door solidariteit beschermde afnemers. De mate waarin Nederland solidariteit kan tonen met zijn buurlanden is ook afhankelijk van de gasinfrastructuur die Nederland met die landen heeft. GTS laat in haar studie van een jaar zonder Russisch gas zien dat, zelfs als dat scenario zich zou voordoen, Nederland gelimiteerd solidariteit kan tonen omdat het Duitse transportnet niet meer dan de 35 miljard m3 gas kan opnemen waarvan GTS in dit scenario uit gaat.

Deze leden constateren dat de versnelde kernuitstap van Duitsland kan leiden tot risico’s met de leveringszekerheid de komende winter. Zij willen dat de Minister voorkomt dat de Nederlandse industrie afgeschakeld moet worden omdat Duitsland de kernuitstap alsnog doorzet.

38.

Is de Minister bereid om zowel de dialoog met de Europese Commissie als ook met Duitsland hierover aan te gaan?

Antwoord

Recent is bekend geworden dat Duitsland deze winter vanwege de gespannen situatie in de Europese stroomverzorging toch nog enkele kerncentrales (Isar 2 en Neckarwestheim) in reserve houdt die eerder conform de 2011 besloten versnelde kernuitstap gesloten zouden worden. Ik ben bovendien doorlopend in gesprek met de Europese Commissie en buurlanden, waaronder Duitsland, over de leveringszekerheid in de regio. Dit gaat bilateraal, maar ook via gremia zoals de electricity coordination group. Uiteindelijk is het wel zo dat elk land gaat over de eigen energiemix.

De leden van de VVD-fractie hebben vragen over het voorstel van de Commissie om te bezien of maximumprijzen een nuttige interventie in de energiemarkt zijn.

39.

Heeft de Minister voorbeelden van de succesvolle inzet van het instrument maximumprijzen waarbij de marktprijs voor import hoger lag? Waar zouden de kosten voor het bevriezen van prijzen terecht komen? Bij energieleveranciers of bij de staat?

Antwoord

Ik heb geen voorbeeld van een succesvolle inzet van het instrument maximumprijzen op de groothandelsmarkt in een situatie vergelijkbaar aan die van de Europese Unie op dit moment. Afhankelijk van de vormgeving van een dergelijk instrument, kunnen de kosten voor het verschil tussen de importprijs en de maximumprijs terechtkomen bij importeurs of bij overheden. In elk geval zal het verschil tussen de maximumprijs en de importprijs direct of indirect betaald moeten worden, om te voorkomen dat importen stoppen en er een tekort aan energie optreedt.

Daar komt bij dat het maximeren van de prijzen zal leiden tot een hogere vraag naar energie, waardoor er nog meer energie geïmporteerd zal moeten worden.

40.

Is het volgens de Minister dan niet verstandiger om naar andere instrumenten te kijken? Is het bekend welke kosten gepaard gaan met de huidige voorstellen van de Commissie?

Antwoord

Zoals bekend is het kabinet geen voorstander van maximumprijzen op de groothandelsmarkten voor energie. Deze kunnen leiden tot fysieke tekorten aan energie en daarmee de leveringszekerheid ernstig schaadden. Daarnaast kunnen maximumprijzen leiden tot hoge kosten.

Op het moment van schrijven heeft de Europese Commissie geen concreet voorstel gedaan voor maximumprijzen op de groothandelsmarkt. Het is dan ook niet goed te beoordelen welke kosten daarmee gepaard zouden gaan.

De leden van de VVD-fractie steunen op dit punt de inzet van het kabinet dat er zoveel mogelijk moet worden gekozen voor alternatieve maatregelen, zoals nu ook in Nederland gebeurt.

De leden van de VVD-fractie constateren tot slot dat in het RepowerEU-voorstel ook onderwerpen uit de weg worden gegaan. Het voorstel zegt nog wel het een en ander over de import van gas, maar op het gebied van zowel de inzet van kolen als ook kerncentrales blijft het voorstel en de publieke communicatie stil.

41.

Is de Minister bereid om, samen met Frankrijk conform de motie van het lid Erkens c.s. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 906) te pleiten voor een prominentere rol voor kernenergie in het Fit-for-55-pakket?

Antwoord

Zoals aangegeven in reactie op de vragen die eerder zijn gesteld in het kader van het fiche «mededeling RepowerEU» is de positiebepaling van de Raad op het Fit-for-55 pakket afgerond.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat een energiecrisis niet het juiste moment is om noodzakelijke oplossingen en technieken om politieke redenen te laten afvallen. Zeker geen technieken die de inzet van fossiele brandstoffen kunnen verminderen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de voorstellen uit het REpowerEU Plan van de Europese Commissie. Deze leden onderschrijven de noodzaak om zo snel als mogelijk de afhankelijkheid van Russische fossiele grondstoffen af te bouwen, onder andere met het voeren van ambitieus klimaatbeleid. Deze leden hebben nog vragen bij het voorstel.

42.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister in te gaan op hoe de besluitvorming, uitvoering en implementatie van de REpowerEU voorstellen zich verhouden tot die van de Fit-for-55-voorstellen. In het geval de Energy Efficiency Directive wordt de doelstelling bijvoorbeeld verhoogd. Heeft dit effect op de inwerkingtredingsdatum? Worden deze later «ingevoegd» in de implementatiewetgeving of wordt dat separaat gedaan? Wat is de verwachting ten aanzien van de inwerkingtreding van de REpowerEU-voorstellen?

Antwoord

Op dit moment is nog niet geheel duidelijk hoe de besluitvorming over de REPowerEU-voorstellen tot ophoging van de doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing zal verlopen. Inzet lijkt om dit nieuwe Commissievoorstel mee te nemen in de trilogen tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die dit najaar van start gaan. In hoeverre dit tot vertraging zal leiden in de besluitvorming en daarmee in de inwerkingtredingsdatum van de nieuwe richtlijnen is moeilijk te voorspellen. Ook de duur van de op handen zijnde trilogen is onvoorspelbaar.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Commissie voorstelt om energie-audits in te stellen. Deze leden vragen de Minister om dit toe te lichten.

43.

Wat behelst een energie-audit? Wat doet Nederland nu al op dit gebied en hoe verhoudt zich dat tot het Commissievoorstel.

Antwoord

Een energieaudit in het kader van de EED bestaat uit een inventarisatie van de energiestromen en de mogelijkheden tot energie-efficiëntie op de gebieden van gebouwen, processen en transport & mobiliteit. De precieze eisen aan de audit worden voorgeschreven in Annex VI van het EED-voorstel4. Midden 2023 begint in Nederland de derde EED audit ronde. Elke 4 jaar moeten bedrijven met meer dan 250 fte en jaaromzet van 50 miljoen een energieaudit laten doen.

In Nederland hebben we sinds 2019 de informatieplicht, waarbij bedrijven die onder de energiebesparingsplicht vallen verplicht zijn om te rapporteren over welke energiebesparende maatregelen ze reeds hebben uitgevoerd en welke nog niet. Om dit proces te versimpelen zijn de Erkende Maatregelenlijsten opgesteld. In het kader van de aanscherping van de energiebesparingsplicht ben ik voornemens om een onderzoeksplicht in te stellen voor grote bedrijven met een jaarlijks energieverbruik vanaf 10 miljoen kWh of 170.000 m3 aardgas(-equivalent). Hiertoe moeten die bedrijven een onderzoek doen waarin ze alle kosteneffectieve energiebesparende maatregelen in kaart brengen.

De groep ondernemingen die de energieaudit moeten uitvoeren komt gedeeltelijk overeen met de onderzoeksplicht. De eisen die aan de audit en de onderzoeksplicht gesteld worden, verschillen echter op een aantal punten. De audit richt zich op de onderneming en ook vervoer wordt meegenomen. De onderzoeksplicht richt zich, in tegenstelling tot de audit, op de individuele bedrijfsvestiging, legt ook een isolatie- en aandrijfscan op en er geldt een verplichting om alle geïdentificeerde besparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit te voeren. Samen met RVO zet ik mij in om deze verschillende rapportageplichten zo veel als mogelijk te stroomlijnen om de administratieve lasten bij bedrijven zo beperkt mogelijk te houden.

44.

Wordt er op dit moment al een haalbaarheids- en uitvoeringstoets gedaan om te bezien of een energiebesparingsdoelstelling van 13 procent mogelijk is? Wanneer kan deze met de Kamer worden gedeeld?

Antwoord

Zie antwoord VVD vraag 7.

45.

Betekent een dergelijke ophoging ook een verhoging van de jaarlijkse verplichtingen die volgen uit de herziening in het kader van de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED) onder Fit for 55?

Antwoord

Een ophoging van het collectieve EU-doel van 9% naar 13% reductie van het finale energieverbruik in 2030 wordt vertaald naar indicatieve nationale bijdrages. Echter, het RePowerEU voorstel zegt niets over de nationaal bindende energiebesparingsverplichting van 1,5% per jaar. Deze wordt in het kader van RePowerEU dus niet opgehoogd. Dit geeft flexibiliteit aan lidstaten over de manier waarop lidstaten invulling geven aan de verhoogde doelstelling met betrekking tot finaal energieverbruik.

46.

De leden van de D66-fractie vragen ten aanzien van een subsidieverbod op stand alone fossiele brandstofinstallaties per 2025 de Minister nader toe te lichten om wat voor soort apparaten het hier gaat. Betreft dit bijvoorbeeld aggregaten?

Antwoord

Het gaat om fossiele brandstofinstallaties die een gebouw verwarmen of koelen in de gebruiksfase van het betreffende gebouw. Een aggregaat dat elektriciteit opwekt door middel van een fossiele brandstof valt onder het voorgestelde subsidieverbod als deze wordt gebruikt om een gebouw te verwarmen of koelen in de gebruiksfase. Indien eenzelfde aggregaat alleen wordt ingezet bij bouw- of renovatiewerkzaamheden van een gebouw dan valt het niet onder het voorgestelde subsidieverbod.

Deze leden lezen dat het kabinet positief staat tegenover de voorgestelde maatregelen om duurzaam vervoer te stimuleren, waaronder het bevorderen van elektrisch rijden en actieve mobiliteit.

47.

Om wat voor maatregelen gaat het hier?

Antwoord:

Het gaat hier om maatregelen zoals de vergroening van (semi)overheids- en bedrijfswagenparken, snelle behandeling van reeds gedane voorstellen (o.a. in het kader van Fit for 55), en de verduurzaming van goederenvervoer.5 Daarnaast staan in de EU Save Energy-mededeling een aantal indicatieve mogelijkheden om op de korte termijn energie te besparen, zoals het aanmoedigen van wandelen en fietsen en het meer gebruik maken van openbaar vervoer en micromobiliteit in stedelijke gebieden. Op grote lijnen staat het kabinet positief tegenover het treffen van dergelijke type maatregelen om via mobiliteit energie te besparen.

48.

Gaat Nederland aanvullend beleid, bovenop het bestaande en geplande beleid ter stimulering van duurzaam vervoer en actieve mobiliteit ondernemen als gevolg van het RePowerEU-voorstel?

Antwoord

Het Kabinet blijft zich inspannen om aanvullende maatregelen op het gebied van duurzame mobiliteit te realiseren. Dit kan worden gezien in een bredere context, waar niet alleen het REPowerEU plan betrekking op heeft, maar ook bijvoorbeeld de extra inspanningen die noodzakelijk zijn vanwege het langer openhouden van de kolencentrales en de verhoogde EU-klimaatambities (Fit for 55). Bij het verder uitwerken van deze maatregelen wordt ook ingezet op energie-efficiëntie. Rond Prinsjesdag zal een eerste overzicht van de te nemen maatregelen met de Kamer gedeeld worden. Daarnaast zal het Kabinet bij het verschijnen van de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) in oktober opnieuw bekijken óf en in hoeverre er aanvullend mobiliteitsbeleid nodig is om deze doelen te halen.

De leden van de D66-fractie lezen met instemming over de mogelijkheden om tot gezamenlijke inkoop van energie.

49.

Deze leden vragen de Minister welk tijdpad hierbij wordt verwacht. Wat zijn de voor- en nadelen van verplichte gezamenlijke inkoop van energie?

Antwoord

De Europese Commissie heeft tot nu toe geen concrete invulling aan het idee van een gezamenlijke inkoop gegeven. Er is ook op dit moment geen tijdpad bekend. In Noordwest Europa waar grote bedrijven genoeg inkoopkracht hebben om gas in te kopen acht het kabinet dit instrument voorlopig niet nodig. Voor delen van de EU zoals de Oostelijke lidstaten, die voor een zeer groot gedeelte afhankelijk zijn van Russisch pijpleidinggas, waar geen grote bedrijven opereren die makkelijk toegang hebben tot de wereldmarkt omdat ze inkoopkracht noch zeehavens hebben (voor bijvoorbeeld LNG-import), kan een dergelijk instrument bruikbaar zijn. De overheid kan hierbij een faciliterende rol spelen door de vraag van bedrijven te bundelen.

50.

Waarom is Nederland hier geen voorstander van? Valt de inkoop en import van duurzame(re) vormen van energie straks ook onder dit mechanisme, zoals waterstof?

Antwoord

De Europese Commissie heeft aan dit voorgestelde mechanisme nog geen concrete invulling gegeven, Het is daarom nog niet te zeggen of het ook van toepassing zal zijn op duurzame vormen van energie. De Commissie noemt wel de mogelijkheid van inkoop van waterstof. Intussen is Nederland wel voornemens te participeren in het Duitse initiatief «H2Global», als instrument om deze markt van de grond te krijgen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Commissie voorstelt de vergunningverlening voor nieuwe hernieuwbare energie-installaties te versoepelen.

51.

Is er een afbakening in grootte van een project, bijvoorbeeld op basis van gereduceerde CO2, energieverbruik of financieel, om in aanmerking te komen voor een dergelijke versoepeling?

Antwoord

De afbakening die nu wordt voorgesteld is ruimtelijk van aard, en richt zich op het voorgestelde concept van «renewable go-to areas». Er is geen ander type afbakening voorzien.

52.

Heeft het kabinet al projecten of gebieden op het oog waar zij een versnelling zou willen realiseren?

Antwoord

Het kabinet heeft vanuit staand beleid regie op geplande realisatie en versnelling van een aantal projecten. Dit betreft realisatie van Wind op Zee (kavelbesluiten), bijhorende aanlandingen van windenergie voor elektriciteit en waterstof, energie-infrastructuur via het MIEK en overige RCR-projecten. De ambities voor de opwek van groen gas vragen ook om versnelling van realisatie van projecten.

53.

Hoe verhoudt zich dit tot de stikstofproblematiek in Nederland?

Antwoord

Stikstof, specifiek tijdelijke depositie in de realisatiefase van projecten, vormt momenteel een aandachtspunt bij de realisatie van alle energie-infrastructuurprojecten. Versnelling van deze (en bij vraag 52 genoemde) projecten is afhankelijk van het in stand blijven van een vorm van toestemmingverlening die stikstofdepositie tijdens de bouwfase van projecten, specifiek energietransitieprojecten, mogelijk maakt. RepowerEU kan bijdragen aan toestemmingverlening voor tijdelijke en structurele stikstofdepositie rondom energietransitieprojecten.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Commissie verzoekt noodzakelijke gasprojecten op te nemen in de nationale herstel- en veerkrachtplannen (HVP).

54.

Worden de investeringen van de ombouw van Grijpskerk naar laagcalorisch gas, de aanleg van nieuwe lng-terminals en de subsidietenders om de gasopslagen te vullen hierin mee genomen?

Antwoord

De Europese Commissie heeft dit verzoek gedaan op basis van het RepowerEU-plan en specifiek haar voorstel voor aanpassing van de HVF-verordening om een RepowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan de bestaande HVP’s. Over het voorstel voor de verordening wordt op dit moment in de Raad onderhandeld. Zodra er meer duidelijkheid is over de financiering van REPowerEU en de relevante wettelijke kaders zal concreet bekeken worden of investeringen worden toegevoegd en zo ja welke.

55.

Kan de Minister meer gedetailleerd ingaan op de afbakening (in tijd) van de investeringen in fossiele energie waar het kabinet op inzet?

Antwoord

Voor het bereiken van energie-onafhankelijkheid op zeer korte termijn heeft de Commissie voorgesteld dat investeringen in (infrastructuur voor) alternatieve fossiele energiebronnen noodzakelijk kunnen zijn. Het kabinet acht het van belang dat deze uitzondering in reikwijdte en tijd wordt afgebakend. Noodzakelijke voorwaarden zijn daarbij dat de Commissie toetst dat het totale volume aan fossiele energie niet omhoog gaat (alleen een vervanging van Russische bronnen), dat een lock-in wordt voorkomen en dat hernieuwbare alternatieven niet haalbaar zijn. In het Nederlandse concept-HVP staan maatregelen (zoals Wind op Zee, ISDE/warmtepompen, Groenvermogen waterstof) die de afhankelijkheid van Russisch gas potentieel kunnen verminderen. Het Nederlandse concept-HVP adresseert daarmee voor een groot deel de doelstellingen van REPowerEU-Plan en voorziet niet in investeringen in fossiele energie.

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de financiering van REPowerEU.

56.

In hoeverre heeft Nederland gebruik gemaakt of is zij voornemens gebruik te maken van RFF-leningen die aan ons land zijn toebedeeld?

57.

Hoe raakt het eventueel overhevelen van deze leningen naar het REPowerEU plan aan Nederlandse voornemens ten aanzien van deze leningen?

Antwoord vraag 56 en 57

Het kabinet heeft geen gebruik gemaakt van leningen uit de Recovery and Resilience Facility (RRF) en is niet voornemens om een lening aan te vragen uit de RRF, aangezien Nederland zelf tegen gunstigere voorwaarden kan lenen op de kapitaalmarkt.

De leden van de D66-fractie zijn bijzonder kritisch over het inzetten van extra ETS-rechten uit het marktstabiliteitsmechanisme.

58.

Zet dit de integriteit van het ETS-stelsel niet onder druk? Tot hoeveel extra CO2-uitstoot leidt dit?

Antwoord

Het kabinet is het eens dat dit de integriteit van het ETS onder druk zet. Het voorstel zet mogelijk een gevaarlijk precedent van financieel gedreven politieke interventie in de ETS-markt. De rechten die geveild worden, zouden vanaf 2023 juist worden geannuleerd door de MSR. Daarnaast zet het druk op de ETS-prijs, waardoor het goed mogelijk is dat emissies zullen stijgen. Op aanname van een ETS-prijs van 80 euro zullen er 250 miljoen rechten worden geveild om de gewenste 20 miljard euro op te halen. Indien alle 250 miljoen rechten worden gebruikt, leidt dit tot maximaal 250 Mton extra uitstoot, maar het is ook aannemelijk dat een deel van deze rechten ongebruikt blijft. Het is daarom niet mogelijk met zekerheid te stellen met hoeveel de emissies zullen stijgen, dit is afhankelijk van marktontwikkelingen.

59.

Drijft dit de prijs van de CO2 niet omlaag, mogelijk in een tijd waar als gevolg van laagconjunctuur de prijs (nog) verder zakt?

Antwoord

Het is inderdaad goed mogelijk dat dit de prijs van ETS-rechten drukt. In de eerste plaats omdat het voorstel het aanbod van rechten verhoogt, en in de tweede plaats omdat het een precedent schept dat budgettaire tekortkomingen kunnen worden opgelost door extra ETS-rechten te veilen, waardoor investeerders mogelijk minder vertrouwen hebben dat er in de toekomst altijd een groeiende schaarste aan ETS rechten zal zijn. Op de dag van aankondiging van het RePowerEU-voorstel daalde de ETS-prijs reeds met ca. 10 procent. Dit is een indicatie van de impact die de markt van dit voorstel verwacht.

60.

In het geval van het inzetten van extra ETS-rechten, is de inzet van Nederland dat ook een mechanisme moet worden ontwikkeld deze in een later stadium weer aan de markt te onttrekken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het kabinet spant zich op verschillende manieren met andere lidstaten sterk in om te voorkomen dat extra ETS-rechten uit de MSR worden geveild. Het kabinet zoekt hierbij actief naar eventuele alternatieve financieringsvormen die de integriteit van en het vertrouwen in het ETS waarborgen. Een mechanisme om rechten later aan de markt te onttrekken is mogelijk een dergelijk alternatief, evenals het frontloaden van ETS-rechten (niet uit de marktstabiliteitsreserve), maar ook financiering vanuit andere bestaande middelen, zoals het innovatiefonds, kan een optie zijn. Deze alternatieven worden met gelijkgestemde lidstaten verkend. Uiteindelijk is een gekwalificeerde meerderheid nodig om akkoord te gaan met het voorstel.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor het schriftelijk overleg over de kabinetsappreciatie van REPowerEU en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet positief tegenover het ophogen van het bindende EU-doel voor energie-efficiëntie van negen naar 13 procent staat, maar dat de uitvoerbaarheid en haalbaarheid nog wel moeten worden getoetst om daadwerkelijk te kunnen beoordelen wat de verhoging van dit doel zou betekenen voor Nederland.

61.

Zij vragen de Minister op welke termijn deze beoordeling gereed zal zijn, hoe de Kamer daarover geïnformeerd zal worden en wat zijn eerste inschattingen zijn van de gevolgen voor Nederland van een verhoogd Europees doel voor energie-efficiëntie.

Antwoord

Zie antwoord VVD vraag 7.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Europese Commissie een oproep aan lidstaten doet om onder andere de doelen voor 2030 voor de inzet van hernieuwbare waterstof in de industrie op te hogen (van 50 naar 75 procent). Deze leden hebben daar grote vraagtekens bij. Niet alleen omdat het oorspronkelijk doel van 50 procent al erg ambitieus en voor de Nederlandse industrie moeilijk te halen is, maar ook omdat de onlangs gepubliceerde delegated regulation over groene waterstof wat hen betreft onrealistisch strenge eisen stelt aan wat groene waterstof mag heten.

62.

Zij vragen de Minister in hoeverre hij een ophoging van het doel voor de inzet van hernieuwbare waterstof in de industrie voor Nederland haalbaar acht en hoe hij in dat kader aankijkt tegen de strenge eisen voor groene waterstof die voortkomen uit de delegated regulation.

Antwoord

Een dergelijke ophoging acht ik voor Nederland alleen haalbaar als de import van hernieuwbare waterstof uit andere lidstaten of landen van buiten de EU tegen een acceptabele prijs voldoende is om deze ophoging te dekken. Het produceren van deze hoeveelheid hernieuwbare waterstof in Nederland in 2030 vraagt een enorme uitbreiding van de hernieuwbare energieproductiecapaciteit die onhaalbaar lijkt. Een dergelijke ophoging van doelen op EU-niveau acht ik dus alleen mogelijk als andere EU-lidstaten of landen buiten de EU hun ambities verhogen en voldoende hernieuwbare waterstof tegen een acceptabele prijs aanbieden.

De eisen voor hernieuwbare waterstof die de Europese Commissie op dit moment ontwikkelt vormen niet de beperkende factor voor de benodigde uitbreiding van de binnenlandse waterstofproductie om het doel te behalen. De beperkende factor is simpelweg de snelheid waarmee de aanleg van extra wind- en zonneparken mogelijk is. Het vergroten van de elektrolysecapaciteit zonder extra wind- en zonneparken zorgt in Nederland immers tot een hoger elektriciteitsgebruik dat producenten met fossiele bronnen moeten invullen. Het versoepelen van de bedoelde eisen lost dit probleem natuurlijk niet op.

Ik merk ook op dat andere opties zoals directe elektrificatie en CCS in het Nederlandse verduurzamingsbeleid belangrijk zijn. Nederland zet zeer ambitieus in op de ontwikkeling van de waterstofmarkt, maar dit is uiteraard geen doel op zich.

Voorts merken deze leden op dat Nederland binnen het Pentalateraal Energie Forum de werkzaamheden op het terrein waterstof coördineert en daarbij actieve bijdragen levert aan het realiseren van gezamenlijke posities binnen de Europese Unie om de markt van hernieuwbare waterstof te ontwikkelen.

63.

Zij vragen de Minister daarom tevens hoe er binnen Pentalateraal Energie Forum aan wordt gekeken tegen de onlangs gepubliceerde delegated regulation, met name waar het gaat over de belemmeringen die deze verordening op kan werpen voor het ontwikkelen van de waterstofmarkt.

Antwoord

Dit onderwerp is nog op de agenda van het Pentalateraal Energie Forum geweest. De meeste landen van dit Forum zijn de afgelopen maanden met interne nationale consultaties bezig geweest om de delegated act te beoordelen. De verwachting is dat de implicaties ervan voor de ontwikkeling van de waterstofmarkt de komende maanden in Penta-verband zullen worden besproken.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Europese Commissie ook voorstellen doet om besluitvorming en vergunningverlening voor hernieuwbare energieprojecten te versnellen, onder andere met renewables, go-to areas en het aanmerken van energie als overstijgend publiek belang. Zij lezen dat de Minister nog vragen heeft over hoe het aanmerken van energie als overstijgend publiek belang zich verhoudt tot bestaande milieuwetgeving, wat deze voorstellen van de Commissie kunnen betekenen in het kader van de stikstofproblematiek die ook energieprojecten in de weg staat en of deze voorstellen ook van toepassing zullen zijn op carbon capture and storage-projecten (CCS). Deze vragen worden door de leden van de CDA-fractie gedeeld.

64.

Zij horen graag van de Minister op welke termijn hij hierover duidelijk verwacht vanuit Europa en welke stappen hij zet om de Commissie ertoe te bewegen met deze voorstellen zoveel mogelijk ruimte te creëren voor snelle realisatie van energie- en CCS-projecten in Nederland.

65.

Zet de Minister bijvoorbeeld actief in op het toepassen van deze Europese voorstellen op CCS-projecten?

Antwoord vragen 64 en 65

De onderhandelingen, en duidelijkheid over het eindresultaat, rondom RepowerEU in de RED zullen naar verwachting eind 2022 of begin 2023 afgerond worden.

CCS-projecten in algemene zin vallen niet onder de definitie van hernieuwbare energie en daarmee ook niet binnen de scope van de RED en de voorstellen over versnelde vergunningverlening. In mijn antwoord op vraag 21 beschrijf ik de inzet om individuele energie-infrastructuur projecten in de voorstellen voor versnelde vergunningverlening rond RepowerEU te laten opnemen, waar CCS ook toe behoort. Mijn insteek is dat de voorstellen voor versnelde vergunningverlening op dezelfde manier gelden voor (hernieuwbare) energieproductie als voor duurzame energie-infrastructuur.

De leden van de CDA-fractie constateren dat het kabinet inzet op meer wet- en regelgeving voor energiebesparing door de doelgroep van de energiebesparingsplicht uit te breiden en daarbij ook extra middelen beschikbaar stelt voor toezicht en handhaving. Naast deze inzet op verplichte energiebesparing zien deze leden graag dat het kabinet ook meer inzet op vrijwillige maatregelen en samenwerking binnen het bedrijfsleven, onder andere door hulp te bieden aan bedrijven om op zoek te gaan naar besparingsmogelijkheden. Deze leden wijzen er in dit kader op dat in verschillende landen in de afgelopen jaren al is gewerkt met «energy efficiency networks». In deze netwerken staat het van elkaar leren centraal staat en medewerkers van bedrijven bij elkaar in de keuken kijken en van elkaar leren hoe ze energiebesparingsmaatregelen succesvol kunnen nemen.

66.

Zij vragen de Minister welke mogelijkheden hij ziet om ook in Nederland energiebesparingsnetwerken op te zetten en daarmee naast verplichte maatregelen ook meer vrijwillige energiebesparingsmaatregelen te stimuleren.

Antwoord

In het verleden zijn er verschillende initiatieven hiervoor opgezet binnen convenanten en het programma 6-25. Het is nu aan de bedrijven zelf om na het aflopen van convenanten elkaar op te zoeken. Ik zie hierbij een rol weggelegd voor brancheverenigingen en energiecoöperaties die hun leden kennen en over het netwerk beschikken.

Daarnaast stimuleer ik bedrijven door middel van communicatiecampagnes, informatiebijeenkomsten en samenwerkingsverbanden met branches uiteraard om ook op vrijwillige basis bij te dragen aan energiebesparing. De verplichting moet gezien worden als instrument om te zorgen dat alle bedrijven in ieder geval een minimale bijdrage leveren, maar op vrijwillige basis extra doen moedig ik ten zeerste aan. Voor bovenwettelijke maatregelen zijn er daarom ook verschillende subsidieregelingen beschikbaar.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de Appreciatie REPowerEU. In deze appreciatie staat dat de ambitie om onafhankelijk te worden van Russische energiebronnen in het REPowerEU kan rekenen op veel steun van het kabinet, en dat het kabinet ook vindt dat het plan goede handvatten biedt voor de vergrote inzet op energiebesparing en hernieuwbare energie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat het kabinet zo een eenzijdig beeld geeft van REPowerEU en de plannen van het kabinet zelf.

67.

Hoe laat de vergrote inzet op energiebesparing en hernieuwbare energie waar de Minister over schrijft zich vertalen in de vergrote inzet op kolen, extra gaswinning boven de Wadden en de import van schaliegas?

Antwoord

Het RePowerEU Plan betreft een set aan maatregelen die tot doel hebben de EU-lidstaten minder afhankelijk te maken van Russische fossiele energie. Het teruglopende aanbod van Russische energie in de vorm van gas, kolen en vanaf 5 december a.s. ook ruwe olie en vanaf 5 februari 2023 olieproducten zoals diesel, noopt tijdelijk tot het inzetten op maatregelen die de stijgende fossiele energieprijzen het hoofd bieden en leveringszekerheid garanderen, terwijl het kabinet tegelijkertijd versterkt inzet op het ontwikkelen van hernieuwbare energie, die echter niet van vandaag op morgen de rol van fossiele energie kan overnemen aangezien die ontwikkeling langere tijd vergt.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de positie van mest in de energietransitie in het voorstel en door het kabinet wordt verstevigd, terwijl mest geen duurzame energiebron is. Het staat ook op gespannen voet met de motie van het lid Ouwehand en Simons over mestvergisters uitsluiten van SDE++-subsidies (Kamerstuk 35 925, nr. 31) en de aangenomen motie-Vestering over het geen subsidies voor nieuwe mestvergistingsinstallaties in de kringloopvisie (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 13) en dus met hoe de Kamer aankijkt tegen de rol van mest in de energietransitie.

68.

Waarom blijft de Minister de wens van de Tweede Kamer negeren?

Antwoord

Het kabinet ziet ruimte om binnen de kaders van een verduurzamende landbouwsector de inzet van mestvergisting in Nederland op te schalen. Momenteel wordt slechts een zeer klein gedeelte van de mest in Nederland vergist (<5%). Met het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering wordt beleid in gang gezet gericht op de transitie van de landbouw om deze meer in balans te brengen met de natuur. De analyse is dat binnen

een kringlooplandbouw met minder dieren er ruimte voor mestvergisting zal

blijven bestaan, zeker als daarbij wordt gestreefd naar de vervanging van

kunstmest en het sluiten van kringlopen.

Het kabinet acht het wezenlijk om de ruimte, die er nu en in de toekomst is voor de duurzame inzet van mestvergisting, te gebruiken. Mestvergisting ten bate van groen gas en bioLNG is cruciaal voor de verduurzaming van Nederland en het behalen van de ambities uit het Coalitieakkoord. Ook ziet het kabinet synergiën met de kringlooplandbouw, bijvoorbeeld in het kader van methaan- en stikstofreductie, het terugwinnen van mineralen en het vervangen van kunstmest van fossiele bron.

Uw Kamer is op 18 maart jl. uitgebreider geïnformeerd (Kamerstuk 31 239, nr. 342) over deze overwegingen en het gegeven dat het kabinet de motie van de leden Ouwehand en Simons en de

motie van het lid Vestering niet uit zal voeren.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat REPowerEU-plan de mogelijkheid creëert voor lidstaten zelf om excessieve winsten te belasten. De Minister geeft aan tegenstander te zijn van het belasten van overwinsten.

69.

Betekent dit dat de Minister ook tegenstander is van een solidariteitsheffing?

Antwoord

Het kabinet heeft eerder aangeven niet per se tegen het introduceren van een dergelijke belasting op overwinsten (ook wel «windfall tax» of «solidariteitsheffing») door andere lidstaten is, zolang het voorstel Nederland niet verplicht tot het nemen van dergelijke maatregelen. In de brief van het kabinet van 1 juli jl. (Kamerstuk 32 140, nr. 134) zijn de verschillende knelpunten die Nederland voorziet bij een dergelijke heffing nader toegelicht. Belangrijk knelpunt is dat er geen goed meetbaar criterium voorhanden is om excessieve winsten te belasten. Daarnaast zal het zeer lastig zijn om een dergelijke heffing goed af te bakenen.

Samen met een meerderheid in de Tweede Kamer zijn de leden van de Partij voor de Dieren-fractie juist voorstander van een solidariteitsheffing.

70.

Hoe verhoudt het standpunt van het kabinet tegen het belasten van excessieve winsten zich tot de wens van de Kamer voor een solidariteitsheffing?

Antwoord

Ik verwijs naar bovengenoemde brief aan uw Kamer van 1 juli jl. Het kabinet beziet de mogelijkheden voor een solidariteitsheffing en zal uw kamer met Prinsjesdag informeren over de uitkomsten.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren ook dat het kabinet tegenstander is van maximumprijzen op de groothandelsmarkt voor fossiele brandstoffen. Hier handelen grote bedrijven zoals Vitol, Trafigura en Cargill, die grote winsten maken ten koste van mens, dier, natuur, milieu en klimaat. De Minister geeft aan dat het terughoudend is met prijsregulering, omdat dit vraag- en prijsopdrijvend zou kunnen werken.

71.

Maar waarom grijpt het kabinet dan niet ook tegelijkertijd in in de nationale vraag naar gas? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben sinds het begin van de oorlog in Oekraïne gepleit voor het in werking stellen van het afschakelplan voor niet-essentiële afnemers, zoals de sierteelt, om de vraag naar gas te reduceren. Erkent de Minister dat hij zo zijn eigen argumentatie ondermijnt?

Antwoord

De gasvraag in Nederland is het afgelopen jaar al ver teruggebracht door marktomstandigheden. Het CBS bevestigt het beeld dat er minder gas wordt verbruikt. In de eerste zes maanden van 2022 werd in Nederland 17,6 miljard m3 gas verbruikt. Dat is 25 procent minder dan in het eerste halfjaar van 2021. Op dit moment zitten we in fase 1 (vroegtijdige waarschuwing) van het BHG. We gaan pas naar fase 2 (alarm) indien er sprake is van een daadwerkelijke verstoring van de gaslevering in Nederland. Dat is op dit moment niet aan de orde. Overigens is het in fase 2 van het BHG nog niet zo dat bedrijven (niet-beschermde afnemers) worden afgeschakeld, dat is pas in fase 3 mogelijk. De hoeveelheid gas die benodigd is hangt af van de fysieke hoeveelheid gas waaraan tekort is in het systeem, dus het is niet op voorhand te zeggen hoeveel het precies is. Op dit moment is er voldoende gas in Nederland om alle afnemers van gas te voorzien. Het heeft niet de voorkeur van het kabinet verder in te grijpen in de gasmarkt zolang dat niet nodig is. Over het verder operationaliseren van het BHG heb ik uw Kamer bij brief van 9 september geïnformeerd.

Daarnaast maakt REPowerEU staatssteun mogelijk voor zwaar getroffen bedrijven. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat woningbouwcorporaties worden genoemd als voorbeeld, maar vragen of het hier ook kan gaan om de fossiele industrie en andere grote vervuilers en grootverbruikers.

72.

Kan de Minister een lijst publiceren van bedrijven die mogelijk in aanmerking kunnen komen?

Antwoord

Het tijdelijk crisiskader biedt lidstaten de mogelijkheid om staatssteun te geven voor ondersteuning van bedrijven die getroffen worden door de gevolgen van sancties en hoge energieprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Het kabinet is echter niet voornemens om ondersteuning te verlenen aan bedrijven die geraakt worden door hoge energieprijzen of (tegen)sancties als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Wel houdt het kabinet de situatie nauwlettend in de gaten.

73.

Indien het met REPowerEU mogelijk wordt om ook staatssteun te geven aan de fossiele industrie en andere grote vervuilers en grootverbruikers, is het kabinet dan ook bereid om gebruik te maken van deze mogelijkheid?

Antwoord

Het tijdelijk crisiskader biedt lidstaten de mogelijkheid om staatssteun te geven voor ondersteuning van bedrijven die getroffen worden door de gevolgen van sancties en hoge energieprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Het kabinet maakt geen gebruik van dit crisiskader. Wel houdt het kabinet de situatie van bedrijven die getroffen worden door hoge energieprijzen nauwlettend in de gaten.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren tot slot dat Greenpeace heeft gezegd dat REPowerEU zich richt zich op het diversifiëren van invoer van olie, gas en uranium van andere leveranciers, in plaats van dat het een einde maakt aan de afhankelijkheid van Europa van deze brandstoffen.

74.

Waarom is het kabinet voorstander van het vervangen van fossiele brandstoffen en zet het kabinet nog steeds niet alles op alles om echt te besparen, dat wil zeggen per saldo minder energie te verbruiken en te verduurzamen met zonne- en windenergie zonder ook andere ongewenste transities, zoals naar het gebruik van mest en houtige biomassa, in gang te zetten?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 67.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Deze leden steunen het doel van deze voorstellen, namelijk het verkleinen van de afhankelijkheid van Russisch gas, maar zij maken zich zorgen dat Russisch fossiel zal worden vervangen door ander fossiel en er zo nieuwe afhankelijkheden worden gecreëerd waar de planeet uiteindelijk niks mee opschiet.

De leden van de SP-fractie zijn bezorgd over dat de transitie een verdienmodel voor de petrochemische industrie dreigt te worden en dat deze bedrijven de kans krijgen om doelen af te zwakken.

75.

Wat vindt de Minister van de enorme lobby die plaatsvindt vanuit de industrie om invloed uit te oefenen op de plannen? Zouden we daar geen paal en perk aan moeten stellen en nadere regels voor moeten maken?

Antwoord

Het staat alle partijen altijd vrij hun belangen te behartigen zolang dit binnen de grenzen van de rechtstaat past. En het is aan regeringen en parlementen om zelf te oordelen in hoeverre en in welke mate zij bereid zijn om gesprekken met partijen aan te gaan.

76.

Voorts vragen deze leden of de Europese Commissie nog een rol kan spelen bij het afromen van extreme winsten van de petrochemische en energiesector ten behoeve van een betaalbare energierekening voor huishoudens.

Antwoord

De Europese Commissie heeft aangekondigd met een voorstel op dit terrein te komen. Wij zullen dit voorstel op zijn merites beoordelen. Voor de complexiteit van het belasten van excessieve winsten verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van 1 juli jl.

De leden van de SP-fractie hebben daarnaast enkele vragen over de EU-strategie voor externe energiebetrekkingen.

77.

Hoe is de Europese Commissie van plan de risico’s voor investeringen voor de private sector te verkleinen, zoals beschreven staat in het fiche?

Antwoord

De Commissie zal een EU-strategie voor exportkredieten ontwikkelen ten gunste van groene-technologiebedrijven om een gelijk speelveld voor de EU-bedrijven op de markten van derde landen te verbeteren. De Commissie streeft er ook naar de OESO-regels te wijzigen om een verdere stimulans te geven voor exportkredietsteun voor klimaatvriendelijke technologieën.

78.

Kan de Minister aangeven wat de rol van H2global en de Global European Hydrogen facility respectievelijk zou moeten worden en wat deelname van Nederland aan deze platforms kan opbrengen?

Antwoord

Het Duitse H2Global instrument kan een belangrijke bijdrage leveren aan het op gang brengen van importen van hernieuwbare waterstof die nodig zullen zijn om het gebruik van fossiele waterstof zo snel mogelijk af te bouwen. De introductie van tenders voor het contracteren van waterstofvolumes kan van toegevoegde waarde zijn ten opzichte van andere typen instrumenten om de productie en gebruik van hernieuwbare waterstof te stimuleren. Dit soort tenders kan mogelijk veel sneller worden georganiseerd dan vergelijkbare, nieuwe instrumenten. Deelname aan H2Global kan dan als een vliegwiel werken voor het realiseren van importcapaciteit en verduurzaming van eindgebruikers. Voor de invulling van de zogenaamde Global European Hydrogen facility die genoemd is in de RepowerEU plannen kan worden gekeken naar de ervaringen die zullen worden opgedaan met H2Global. De verwachting is dat de Europese Commissie op korte termijn met een verdere invulling van deze Global European Hydrogen facility zal komen.

79.

Welke rol zal de petrochemische industrie moeten spelen binnen deze platforms?

Antwoord

Het H2Global instrument kent een dubbele tendersystematiek. Naast het uitschrijven van tenders om volumes in derde landen in te kopen zullen de gecontracteerde volumes via een tender aan de industrie worden verkocht. De petrochemische industrie zal via dit mechanisme ook aan tenders meekunnen doen en zodoende volumes kunnen inkopen.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van REPowerEU en de kabinetsappreciatie hiervan. Zij hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie zien energiebesparing als de belangrijkste oplossing om op korte termijn onafhankelijk te worden van Russische energie en hoge kosten te voorkomen. Zij vragen het kabinet daarom om het maximale potentieel op dit gebied te benutten.

80.

In dit verband staan deze leden positief tegenover de verhoging van het EU-bindende doel in de Energy Efficiency Directive en vragen hoe dit doel zich zou doorvertalen naar Nederland.

Antwoord

Zie antwoord VVD vraag 7.

81.

Voorts vragen zij of de Minister het eens is dat het voor de naleving van deze richtlijn beter zou zijn als er bindende doelen zijn per lidstaat. Is de Minister bereid om zich hiervoor in te zetten?

Antwoord

Het collectieve doel is bindend op EU-niveau met indicatieve nationale bijdrages. De Commissie schrijft een rekenmethode voor waarmee lidstaten hun nationale bijdrage kunnen berekenen, maar het is mogelijk om hier van af te wijken. Echter, indien de Commissie beoordeelt dat de optelsom van alle nationale bijdrages niet voldoende is om het collectieve doel te halen, kan de Commissie lidstaten aanbevelen om de nationale bijdrage aan te passen conform de rekenmethode. Daarmee heeft de Commissie een instrument om de naleving van het bindende EU-doel te waarborgen. Het kabinet heeft zich steevast ingezet voor het bindende karakter van het EU-hoofddoel en zal dit blijven doen. Dit lijkt in het krachtenveld op dit moment het hoogst haalbare.

82.

Wat zijn de gevolgen als het EU-bindende doel niet wordt gehaald?

Antwoord

Zie antwoord GL/PvdA vraag 81.

83.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie horen graag of er al een voorlopig beeld is van de concrete gevolgen van dit hogere doel voor het Nederlands beleid.

Antwoord

Zie antwoord VVD vraag 7.

84.

Deelt de Minister de mening dat een verdere aanscherping of uitbreiding van de energiebesparingsplicht een goede maatregel zou zijn?

Antwoord

Ja. Graag verwijs ik u naar de Kamerbrief verstuurd op 4 juli jl. over de aanscherping van de energiebesparingsplicht (Kamerstuk 30 196, nr. 793).

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie lezen dat de Commissie meer werk wil maken van energy audits en informatiecampagnes.

85.

Zij vragen op wat voor een manier het kabinet hier invulling aan gaat geven. Deelt de Minister de mening dat er nog veel te winnen is op dit gebied?

Antwoord

Ja. Dat is de reden dat het kabinet in het voorjaar de campagne «Zet Ook De Knop Om» heeft gelanceerd. Deze campagne is in de zomer voortgezet en zal in het najaar geïntensiveerd worden. Hierbij zal er meer focus liggen op structurele energiebesparende maatregelen naast simpele handelingen, en zal verwezen worden naar de verschillende verplichtingen die gelden voor bedrijven. De doelgroep bedrijven zal dus ook een prominentere positie krijgen in de campagne. Daarnaast zal RVO in 2023 een communicatiecampagne lanceren, in afstemming met Zet Ook De Knop Om, om bedrijven en instellingen te informeren over wat de aanscherping van de energiebesparingsplicht (inclusief rapportageplichten) voor hen betekent.

Een onderdeel van de aangekondigde aanscherping van de energiebesparingsplicht is de onderzoeksplicht. Deze verplicht de bedrijven met een energieverbruik van 10 miljoen kWh elektriciteit of 170.000 m3 aardgas(-equivalent) om een inventarisatie en uitvoeringsplan te maken van alle energiebesparende maatregelen. Voor de bedrijven onder deze grens (maar die wel onder de energiebesparingsplicht vallen) blijft de informatieplicht gelden. In dit kader worden de Erkende Maatregelenlijsten op dit moment geactualiseerd.

86.

Is de Minister bereid om aanvullend op het nationaal isolatieprogramma ervoor te zorgen dat huishoudens en bedrijven laagdrempelig een energy audit kunnen krijgen?

Antwoord

Voor het MKB was er de Subsidie Verduurzaming MKB (SVM) die het mogelijk maakte om een energieadviseur in te huren voor energieadvies en ondersteuning bij het nemen van maatregelen. Vanwege signalen van ondernemers over gebrek aan kwaliteit en in sommige gevallen zelfs misleiding, is de regeling tijdelijk stop gezet. Er wordt hard aan gewerkt om de regeling zo spoedig mogelijk weer op te starten. Daarbij analyseer ik welke aanpassingen er nodig en/of wenselijk zijn.

Voor huishoudens verwijs ik u naar mijn collega van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Er zijn verschillende energieloketten waar advies in te winnen is en ook op verbeterjehuis.nl kunnen huishoudens informatie krijgen over energiebesparing.

87.

Is de Minister bereid om meer in te zetten op informatiecampagnes dan nu gebeurt?

Antwoord

Zie vraag 85 eerste paragraaf.

88.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen op welke manier het kabinet wil bijdragen aan het hogere doel voor hernieuwbare energie in de Renewable Energy Directive (RED).

89.

Denk het kabinet hierbij aan aanvullende opwek op zee, op land of beide? Hoe zal dit worden bewerkstelligd?

Antwoord op vragen 88 en 89

Zoals aangegeven in eerdere reacties steunt het kabinet de inzet van de Commissie met betrekking tot opwek en toepassing van hernieuwbare energie om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. Het kabinet heeft daarom een positieve grondhouding tegenover het ophogen van de bindende EU-doelen hernieuwbare energie. Het kabinet onderzoekt de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van deze EU-doelen. Een hoger EU-doel voor hernieuwbaar zal namelijk vertaald moeten worden in een hogere nationaal indicatief doel en mogelijk verdere opschaling van het gebruik van hernieuwbare bronnen in de energiesector, de warmte/koude sector, de industrie, transportsector en de gebouwde omgeving vereisten. Dit zal dan uiteraard gepaard moeten gaan met aanvullende opwek dan wel import van hernieuwbare energie. De invulling hiervan is op dit moment nog niet duidelijk en vergt nader onderzoek.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie lezen dat de Commissie aanpassingen in de RED voorstelt om vergunningverlening voor hernieuwbare energie-installaties te versnellen. Deze leden zijn van mening dat snellere procedures noodzakelijk zijn om de klimaatdoelen te kunnen halen maar vinden tegelijk dat er voldoende aandacht moet blijven voor maatschappelijke draagvlak en ecologische aspecten.

90.

Kan de Minister verder ingaan om de risico’s van snellere procedures en de manieren waarop risico’s gemitigeerd kunnen worden?

Antwoord

De aanpassingen van RepowerEU leiden niet per se tot versnelling voor vergunningenprocedures zoals wij die in Nederland volgen. Bij deze procedures is het maatschappelijk draagvlak en de instandhouding van natuurdoelen gewaarborgd. De RepowerEU voorstellen hebben o.a. betrekking op de inhoudelijke afweging rondom besluitvorming bij vergunningen, specifiek over de verhouding tussen milieuwetgeving en energietransitieprojecten. Nederland werkt aan een gedragen RepowerEU-voorstel om bestaande knelpunten (o.a. gerelateerd aan soort- en gebiedsbescherming) in vergunningenprocedures bij energieprojecten op te lossen, zonder aandacht te verliezen voor zorgvuldigheid en een integrale afweging.

De leden van de PvdA- en GroenLinksfractie vinden het niet gepast om ETS-rechten te veilen uit het marktstabilsteitsreserve om REPowerEU mede te financieren. Zij zijn daarom tevreden met het kabinetsstandpunt op dit vlak.

91.

Is de Minister bereid om dit punt stevig naar voren te brengen tijdens de onderhandelingen over het pakket?

Antwoord

Ja, hiertoe ben ik bereid.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie zien graag zoveel mogelijk coördinatie van lidstaten van de Europese Unie als het gaat om het beheersen van deze crisis. Mocht de leveringszekerheid van gas binnen de Europese Unie echt in gevaar komen dan moeten er moeilijke keuzes worden gemaakt. Zo zullen er keuze moeten worden gemaakt over bedrijven die worden afgeschakeld. Er zal dan EU-breed moeten worden geprioriteerd.

92.

Worden hier voorbereidingen voor getroffen, mocht deze situatie zich voordoen? Hoe wordt hierover besloten?

93.

Wordt hier binnen de Europese Unie of door de Minister al over nagedacht?

Antwoord op vragen 92 en 93

Als onderdeel van winterpakket «Save Gas for a A Safe Winter» heeft de Commissie richtsnoeren gepubliceerd voor het prioriteren van het gasverbruik door bedrijven. Grensoverschrijdende afhankelijkheden en gevolgen voor economische en maatschappelijke waardeketens maken daarvan onderdeel uit. Nederland betrekt deze richtsnoeren bij de verdere uitwerking van het Bescherm- en Herstelplan Gas en heeft ook overleg met Duitsland over grensoverschrijdende afhankelijkheden.

Deze leden maken zich grote zorgen over een gebrek aan besluitvaardigheid van de Europese Unie als geheel wanneer de crisis verergert.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet terughoudend is als het gaat om gezamenlijke inkoop van gas, vanwege de marktverstorende werking.

94.

Deze leden missen de onderbouwing waarom in dit geval een marktverstorende werking nadelig zou zijn. Heel veel overheidsbeleid is marktverstorend, ook op het gebied van energie. Het laatste voorbeeld hiervan is de subsidiëring met honderden miljoenen euro’s van gasopslagen. Deze leden zien graag dat EU-lidstaten niet tegenover elkaar worden uitgespeeld. Een verstoring van de markt is in dit geval dan ook juist een voordeel. Deelt de Minister deze analyse?

Antwoord

In dit deel van Europa hebben bedrijven voldoende inkoopmacht om op de (wereld)markt gas en LNG in te kopen. Een interventie van de overheid is in dit deel van Europa voorlopig niet nodig. Om gezamenlijk te kunnen inkopen moet er ook een concrete behoefte voor vraagbundeling onder (groot)gebruikers ten grondslag liggen. Tot nu toe heeft deze behoefte zich in Nederland niet voorgedaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de brief Appreciatie REPowerEU en hebbend daarover enkele vragen.

95.

De leden van de Volt-fractie vragen de Minister toe te lichten waarom het kabinet positief oordeelt over het gebruik van het Recovery and Resilience Facility (RRF) en overige fondsen om onafhankelijk te worden van Russische fossiele energie.

Antwoord

Het Kabinet is positief over inzet van het RRF-raamwerk voor de uitvoering van REPowerEU. Door het opnemen van een REPowerEU-hoofdstuk in de nieuwe of aangepaste HVPs, wordt het Herstel en Veerkracht Fonds (HVF) aangepast aan de uitdagingen die de oorlog in Oekraïne met zich mee brengt ten aanzien van het bevorderen van het duurzame herstel en de economische weerbaarheid en veerkracht van de lidstaten na de Covid-19-pandemie. De doelstellingen van REPowerEU sluiten daarbij goed aan bij de oorspronkelijke bestedingscategorieën van de RRF. Daarnaast biedt het raamwerk de mogelijkheid om investeringen te koppelen aan hervormingen, wat van belang is om versnelde energie-onafhankelijkheid van Rusland te realiseren. Het kabinet is tevens positief over de inzet van ongebruikte HVF-leningen en de mogelijkheid een gedeelte van cohesie- en landbouwgelden te gebruiken ten behoeve van REPowerEU. Extra Europese middelen die nodig zijn om versnelde energie-onafhankelijkheid van Rusland te realiseren dienen volgens het kabinet namelijk in de eerste plaats gevonden te worden in (herprioritering van) bestaande middelen.

96.

De leden van de Volt-fractie vragen de Minister waarom Nederland niet inzet op het oprichten van nieuwe fondsen voor het Financieren van RePowerEU.

Antwoord

Het kabinet is vooralsnog geen voorstander van het instellen van nieuwe fondsen en ziet liever dat de prioriteiten uit het RePowerEU-voorstel gefinancierd worden door het herprioriteren van bestaande financieringsinstrumenten. Het kabinet vindt nieuwe fondsen niet perse noodzakelijk, omdat er binnen het Meerjarig Financieel Kader en via het inzetten van ongebruikte RRF-leningen en cohesie- en landbouwgelden voldoende mogelijkheden zijn voor extra investeringen in Europese energie-onafhankelijkheid.

97.

De leden van de Volt-fractie vragen de Minister wat zijn appreciatie is van de amendering op het RRF «A targeted exemption from the obligation to apply the do-no-significant-harm (DNSH) principle laid down in Art. 5(2) for reforms and investments improving energy infrastructure to meet immediate security of supply needs for oil and gas, notably to enable diversification of supply in the interest of the Union as a whole».

Antwoord

De Commissie geeft aan dat de uitzondering op het DNSH-principe noodzakelijk is en past bij de urgentie die de oorlog in Oekraïne met zich meebrengt. Voor het bereiken van energieonafhankelijkheid op zeer korte termijn zijn investeringen in (infrastructuur voor) alternatieve fossiele energiebronnen noodzakelijk. Het kabinet acht het wel van belang dat deze uitzondering in reikwijdte en tijd wordt afgebakend. Noodzakelijke voorwaarden zijn daarbij dat de Commissie toetst dat het totale volume aan fossiele energie niet omhoog gaat (alleen een vervanging van Russische bronnen), dat een lock-in wordt voorkomen en dat hernieuwbare alternatieven niet haalbaar zijn.

98.

Is de Minister bereidt er voor te pleitten dat er geen geld uit de bestaande fondsen zal vloeien naar het stimuleren voor infrastructuur van fossiele -gas en olie- energiebronnen?

Antwoord

Het kabinet heeft zich tijdens de onderhandelingen voor het Meerjarig Financieel Kader (2021–2027) ingezet om relevante EU-fondsen en programma’s te benutten voor de stimulering van hernieuwbare opties op het gebied van klimaat en energie en om steun aan fossiele energiebronnen (bijv. door toepassing van het do no significant harm-principe) uit te sluiten. Met betrekking tot RepowerEU verwijs ik u naar het antwoord op vraag 97.


  1. Kamerstuk 22 112, nr. 3463.↩︎

  2. Commisison Staff Working Document: Investment needs, hydrogen accelerator and biomethane plan, part of the REPowerEU plan.↩︎

  3. Kamerbrief 13 juli 2022.↩︎

  4. «Fit for 55»: Council agrees on higher targets for renewables and energy efficiency – Consilium (europa.eu).↩︎

  5. Voor een uitgebreidere beschrijving, zie Kamerstuk 22 112, nr. 3438.↩︎