[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over de Inkleuring en stand van zaken invoeringstoets

Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag

Brief regering

Nummer: 2022D37428, datum: 2022-09-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35510-103).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35510 -103 Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag.

Onderdeel van zaak 2022Z17641:

Onderdeel van zaak 2022Z17788:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

35 510 Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag

Nr. 103 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2022

Uit de aanvullende verzoeken van uw Commissie voor de Werkwijze van 30 mei 2022 blijkt dat de brief over de inkleuring en stand van zaken van de invoeringstoets1 (inkleuringsbrief) nog op een aantal punten verduidelijking behoeft. Hieronder een puntsgewijze reactie op de gestelde vragen met daarbij waar nodig een nadere toelichting.

1. Resultaten

Ten eerste verzocht uw Kamer mij een overzicht te sturen van de invoeringstoetsen en daarbij aan te geven op basis waarvan en door wie die zijn geselecteerd. Bij deze brief gaat een bijlage waarin een overzicht is opgenomen van alle uitgevoerde, lopende en geplande invoeringstoetsen. Met de invoeringstoetsen die dit jaar zijn of worden gerealiseerd, wordt vooral ook geleerd hoe dit evaluatie-instrument nuttig kan worden ingezet om knelpunten voor de doelgroep en de uitvoerende organisaties te vinden.2 In het overzicht is zoals gevraagd ook beschreven wat de aanleiding is voor het doen van een invoeringstoets op het betreffende onderwerp. Samenvattend zijn er tot nu toe grofweg vier redenen om een onderwerp te selecteren voor een invoeringstoets:

– om (met verschillende soorten regelingen) te oefenen met dit evaluatie-instrument (lerende aanpak);

– omdat er uit de praktijk signalen zijn gekomen over knelpunten voor de doelgroep of de uitvoerende organisaties;

– omdat anderen aanleiding zagen om een invoeringstoets te doen, bijvoorbeeld de Afdeling advisering van de Raad van State of leden van uw Kamer, waarna dat is toegezegd;

– omdat de betreffende uitvoeringsorganisatie een terugblik op de invoering in de standaardprocessen heeft verwerkt.

De keuze voor het doen van een invoeringstoets ligt bij de betrokken uitvoeringsorganisaties, ministeries en/of decentrale overheden. In de praktijk blijken vooral de uitvoeringsorganisaties op dit moment het initiatief te nemen om een onderwerp op te pakken. Zij beschikken ook over de informatie om te signaleren dat daar aanleiding toe is, en gebruiken zodoende dit instrument zoals het is bedoeld: om knelpunten uit de (uitvoerings)praktijk terug te leggen bij de betrokken beleidsafdeling. Vanuit de VNG is aangegeven dat ook zij de meerwaarde van de invoeringstoets voor gemeenten zien en de inzet daarvan wil stimuleren. Gemeenten ontvangen immers uit de dagelijkse praktijk veel signalen over de invoering en uitvoering van wettelijke taken.

In de selectie van de onderwerpen en de verschillen tussen de departementen klinkt de gekozen lerende aanpak door. De inkleuringsbrief heeft betrokkenen geholpen om een koers te bepalen en invulling te geven aan de toezegging voortaan invoeringstoetsen te doen op de onderwerpen waarbij dat van belang is. Sommigen starten nu nog met pilots, anderen zijn al wat verder en hebben (binnenkort) de eerste resultaten.

Intussen wordt steeds duidelijker welke indicatoren gebruikt kunnen worden voor het maken van een kwalitatieve, onderbouwde keuze voor het wel of niet doen van een invoeringstoets. In algemene zin gaat het om indicatoren die helpen een inschatting te maken van de vraag hoe groot de kans is dat er knelpunten ontstaan, en wat de omvang of ernst van eventuele knelpunten zou kunnen zijn. Verder onderscheiden we de volgende drie fases waarin de inschatting gemaakt kan worden dat er aanleiding is tot het doen van een invoeringstoets. Wanneer geprioriteerd moet worden in de invoeringstoetsen die daadwerkelijk gedaan kunnen worden, zou de keuze in de eerste plaats gebaseerd moeten worden op de informatie uit de uitvoerende fase omdat in die fase de daadwerkelijke effecten in de praktijk zichtbaar worden.

– Uitvoerende fase: tijdens de implementatie en in de eerste periode waarin de regeling effectief is, ontstaan er signalen over de daadwerkelijke effecten in de praktijk die aanleiding kunnen zijn voor een invoeringstoets.

– Besluitvormende fase: in de besluitvorming kan de toezegging dat bepaalde effecten goed gemonitord zullen worden (met een invoeringstoets) van belang zijn voor bijvoorbeeld het verminderen van zorgen en vergroten van draagvlak.

– Beleidsvoorbereidende fase: specifieke kenmerken van een voorgenomen regeling kunnen ertoe leiden dat de inschatting wordt gemaakt dat er aanleiding is voor een invoeringstoets.3

2. Verduidelijkingen

Uw Commissie heeft verder gevraagd een nadere toelichting te krijgen op enkele zinsneden van de inkleuringsbrief. Ten eerste: wat wordt bedoeld met «op het vroegst mogelijke moment waarop iets nuttigs gezegd kan worden» waarbij volgens de Commissie in het bijzonder ook «iets nuttigs» verduidelijking behoeft. Zoals beschreven, was deze zinsnede bedoeld ter nuancering van de eerdere uitspraak dat de invoeringstoets een jaar na invoering van nieuwe regelgeving zou plaatsvinden. Een jaar na invoering lijkt in de meeste gevallen een prima moment, maar er is flexibiliteit nodig voor de gevallen waarin dat toch te vroeg komt of juist te laat zou zijn. De vraag of een jaar na invoering een nuttig moment is, is namelijk sterk afhankelijk van wat de regeling precies regelt. Een fictief voorbeeld om dat te illustreren:

Wanneer op een laat moment in het jaar wordt besloten dat er per 1 januari geen witte autobusjes meer op de openbare weg mogen rijden, dan zullen alle klusbedrijven die hun auto niet op tijd hebben aangepast dat op maandag 2 januari merken, niet met hun auto naar een klus mogen, en het knelpunt ervaren dat er wachtrijen zijn bij autospuiters en dat de aangewezen uitvoeringsorganisatie inmiddels een achterstand heeft met de handmatige verwerking van brieven over kleurverandering op het kentekenbewijs. Dan ligt er wellicht dus al in februari genoeg materiaal om de invoeringstoets ter hand te nemen en is er ook aanleiding om daar snel mee aan de slag te gaan gelet op de grote hoeveelheid klachten en bezwaren tegen deze wijze van invoering van nieuw beleid.

Is de regeling echter ruim op tijd aangekondigd en is het zo geformuleerd dat per 1 januari geen witte autobusjes meer verkocht mogen worden, maar dat ze pas definitief over drie jaar uit het straatbeeld verdwenen moeten zijn, dan zullen naar verwachting eventuele knelpunten pas later opdoemen. Kunnen we dan na een jaar een invoeringstoets doen met een nuttige opbrengst? Niet als tegen die tijd nog geen signalen van knelpunten zijn binnengekomen. Dan is het wellicht beter te wachten tot de periode rond de definitieve overgang, wanneer misschien blijkt dat klusbedrijven nog niet hadden gehoord over de nieuwe regels, wanneer blijkt dat met menselijk uitstelgedrag uiteindelijk toch nog een grote groep klusbedrijven op het laatste moment naar een autospuiter op zoek gaat en kleurwijziging moet melden bij de uitvoeringsorganisatie, wanneer blijkt dat de toezichthouder een wel heel ruime definitie van de kleur «wit» hanteert of als een formulier niet duidelijk blijkt te zijn.

De formulering «zo vroeg mogelijk» en «op het moment waarop iets nuttigs gezegd kan worden» moet er kortom voor zorgen dat invoeringstoetsen bruikbare resultaten opleveren, en dat het onderzoek wordt gestart op het moment dat de maatschappelijke opgave en de uitvoeringspraktijk daar aanknopingspunten voor bieden. Dat betekent wel dat tijdig de vraag gesteld moet worden of er aanleiding is voor een invoeringstoets, zodat die ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd op dat vroegst mogelijke moment.

3. Voorbeelden van voor de invoeringstoets betekenisvolle lagere regelgeving

De Commissie heeft voorts gevraagd naar een toelichting op de stelling uit de inkleuringsbrief dat een algemene maatregel van bestuur of ministeriĂ«le regeling – overigens in de context van de invoeringstoets – betekenisvoller kan zijn dan de bovenliggende wet. Vanzelfsprekend moet dat niet worden gelezen als een afwijking van het primaat van de wetgever.4 De beleidsmatig en politiek belangrijke hoofdelementen die in de formele wet thuishoren, zijn echter niet per definitie de elementen die de grootste knelpunten zullen opleveren voor de doelgroep of de uitvoering. Als het gaat om de zoektocht naar knelpunten zit de duivel naar verwachting eerder in de details dan in de hoofdelementen; in de precieze afbakening van doelgroepen en berekeningsmaatstaven voor toekenning van overheidsmiddelen zoals uitkeringen of instellingsbekostiging, in de gedetailleerde regeling van de verwerking van persoonsgegevens, in gedetailleerde bouwvoorschriften of technische veiligheidsvoorschriften en milieunormen.

Gevraagd naar concrete voorbeelden kan worden verwezen naar de subsidiewetgeving. Dat subsidie mag worden gegeven met het oog op bepaalde beleidsdoelen, en aan welke voorwaarden de Minister moet voldoen bij het uitwerken van een subsidieregeling, is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht en in de departementale wetten voor «overige subsidies». Knelpunten ontstaan bij toepassing van die wetgeving in een subsidieregeling, als daaruit bijvoorbeeld volgt dat een groep mensen bedoeld of onbedoeld geen aanspraak heeft omdat ze niet kan voldoen aan één van de voorschriften die voor toekenning van subsidie is vereist.

4. Betrokkenheid Tweede Kamer bij concrete invulling van een invoeringstoets

In reactie op de vraag van de Commissie naar mogelijkheden om als Kamer betrokken te worden bij de concrete invulling van een invoeringstoets, zie ik een aantal mogelijkheden. In de eerste plaats kunnen Kamerleden altijd hun belangstelling voor een trialoog kenbaar maken bij de verantwoordelijke bewindspersoon, waarna over de invulling van een invoeringstoets op een concreet onderwerp kan worden gesproken in de driehoek politiek-beleid-uitvoering. Indien meerdere Kamerleden belangstelling hebben, kan ook een breder overleg worden georganiseerd, bijvoorbeeld over de onderzoeksopzet en tot dan toe binnengekomen signalen, bij welke gelegenheid Kamerleden net als bij de trialoog aandachtspunten, eigen inzichten of specifieke wensen kunnen delen. In een aantal gevallen zal een interviewreeks onderdeel zijn van de onderzoeksopzet, in welke interviews externe signalen kunnen worden opgehaald over mogelijke knelpunten voor de doelgroep. In dat geval zouden bij het onderwerp betrokken Kamerleden ook opgenomen kunnen worden in de interviewreeks omdat ook zij mogelijk bruikbare informatie tot hun beschikking hebben gekregen vanuit de doelgroep van de regeling. Tot slot kunnen Kamerleden, zoals aangegeven in de inkleuringsbrief, ook zelf signalen naar het kabinet doorspelen, wat als input kan dienen om een invoeringstoets vorm te geven of aanleiding kan zijn om een onderwerp voor een invoeringstoets te selecteren. Het kabinet staat open voor alle vormen van samenwerking op dit evaluatie-instrument.

5. Standen van de uitvoering en de strategische evaluatieagenda’s

In de inkleuringsbrief heb ik aangegeven dat het voornemen is om wat betreft de bekendmaking van resultaten aan te sluiten bij andere brieven en rapportages, tenzij belangwekkende uitkomsten een aparte brief rechtvaardigen. Daarbij werden de standen van de uitvoering en de strategische evaluatieagenda’s als voorbeeld genoemd omdat er grote raakvlakken zijn.

In de eerste standen van de uitvoering van dit jaar wordt de invoeringstoets als instrument benoemd door verschillende uitvoeringsorganisaties, maar worden nog geen concrete resultaten van of voornemens voor invoeringstoetsen genoemd. Wel worden in de verschillende standen van de uitvoering belangrijke knelpunten voor de uitvoering benoemd, die in de toekomst ook aan invoeringstoetsen ontleend kunnen zijn.

Wat betreft de strategische evaluatieagenda’s het volgende. Met die rijksbreed voorgeschreven evaluatieagenda’s wordt bevorderd dat relevante en bruikbare inzichten in de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid tijdig beschikbaar komen om gebruikt te kunnen worden. Bijvoorbeeld om gericht te kunnen bijsturen. De strategische evaluatieagenda zelf biedt jaarlijks in de begroting van elk ministerie een overzicht van de belangrijke beleidsthema's van een ministerie, een korte toelichting op de inzichtbehoefte per thema en een daarbij passende agendering van monitorings-, evaluatie- en overig beleidsrelevant onderzoek. Op de strategische evaluatieagenda staan zodoende alle ex ante, ex durante, en ex post beleidsonderzoeken, waaronder dus ook de invoeringstoetsen op nieuwe regelgeving die voor het betreffende beleidsthema van belang zijn. Hoewel voor de invoeringstoets bewust is gekozen om juist niet de uiteindelijke doelmatigheid en doeltreffendheid te onderzoeken, en te focussen op knelpunten en verbetermogelijkheden, ligt het zozeer in het verlengde van de andere onderzoeken die dat wel doen, dat het de verwachting is dat in de volgende ronde evaluatieagenda’s ook voorgenomen invoeringstoetsen genoemd zullen worden.

De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind

‱ Voltooide invoeringstoetsen
Min IenW / CBR Regeling van de Minister van IenW (Stcrt. 2019, 62340) – Bioptisch telescoopsysteem 2021 Q4 Om met de invoeringstoets te oefenen. Uitvoering is doorgelicht. Gevolgen voor de doelgroep konden lastig worden onderzocht omdat op voorhand geen duidelijke beleidsdoelstelling was vastgesteld en er geen externe interviews met de doelgroep zijn gedaan in de invoeringstoets.
Min EZK / RVO

Wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Stcrt. 2020, 65131)

ISDE+ (subsidieregeling verduurzaming)

2022 Q1 Om met de invoeringstoets te oefenen. Gebaseerd op eigen vertaling van de invoeringstoets-hoofdvragen uit de POK-brief.
Min JenV / IND Diverse bestaande wetgeving over het Nederlandse gezinsherenigingsbeleid – knelpuntenanalyse nareis 2022 Q1 Knelpuntenanalyse voor wat betreft nareisprocedure. Onderzoek naar proces, resultaten en knelpunten en internationale vergelijking. Dit onderzoek was al gestart, voordat een definitie van de invoeringstoets was geformuleerd. Het is dus anders vormgegeven, maar komt in de buurt van de huidige definitie.
Min EZK Wijziging van de Telecommunicatiewet (Stb. 2021, 103) – invoeren opt-in-systeem voor telemarketing 2022 Q3 Gevraagd en toegezegd in de Tweede Kamer. Toegezegd in Handelingen II 2020/21, nr. 46, item 4 en aangenomen motie Kamerstukken II 2020/21, 35 421, nr. 14.
Min JenV en SZW + VNG Regeling opvang ontheemden Oekraïne (Stcrt. 2022, 9469) – evaluatie van de gemeentelijke toekenning van leefgeld 2022 Q3 Om signalen uit de praktijk te kunnen gebruiken als input voor herziening van de regeling.
Min JenV / IND Evaluatie werkwijze en uitvoeringspraktijk start-up-regeling 2022 Q3 Aangekondigde evaluatie aan de Tweede Kamer om te onderzoeken of de doelstellingen van de regeling zijn behaald. Naast een evaluatie van de doelbereiking (ex post), gaat het ook om een knelpuntenanalyse van de uitvoeringspraktijk; wat een vergelijkbare functie heeft als de invoeringstoets. Onderzoek wordt uitgevoerd door de afdeling Onderzoek & Analyse van de IND. Eigen onderzoeksopzet, waarbij wordt gefocust op wat goed gaat en wat beter kan. Hier zijn andere partijen bij betrokken; EZK, EZK / RVO, BuZa en het bedrijfsleven.
‱ Voorgenomen invoeringstoetsen
Min IenW / CBR Regeling van de Minister van IenW (Stcrt. 2021, 19247) – Vervallen rijtestverplichting ADHD en ASS 2022 Q3 Om met de invoeringstoets te oefenen. Doorlichten van gevolgen voor zowel de doelgroep als de uitvoering.
Min JenV / IND Terugkerende evaluatie van de wijze van afdoening van optieverklaringen 2022 Q3 Wettelijk verplichting vanuit de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap om de wijze van afdoening van verzoeken regelmatig te evalueren. Onderzoek wordt uitgevoerd door de afdeling Onderzoek & Analyse van de IND. Deze volgt hierbij een eigen onderzoeksopzet. In dit proces zijn meerdere partijen buiten de IND betrokken, waaronder BuZa en gemeenten.
Min JenV Wijziging Besluit proceskosten bestuursrecht (Stb. 2020, 524) – verhoging vergoeding rechtsbijstandkosten 2022 Q3 / Q4 Om met de invoeringstoets te oefenen. Er wordt alleen gekeken naar de gevolgen voor bestuursorganen, de vragen van de invoeringstoets zijn aangevuld met inleidende vragen in hoeverre de bestuursorganen bekend zijn met de verhoging van de proceskostenvergoeding en in hoeverre dat heeft gezorgd voor wijzigingen. Daarnaast is ook een gesprek met de bestuursrechtspraak in de toets opgenomen.
Min EZK / RVO Stimuleringsregeling Aardgasvrije Huurwoningen (Stcrt. 2020, 17598) 2022 Q4 Oefenen met de invoeringstoets en signaal uit uitvoering: weinig aanvragen.
Min EZK / RVO Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (Stcrt. 2022, 1448) 2022 Q4 Oefenen met de invoeringstoets en signaal uit uitvoering: minder toekenningen dan verwacht.
Min Fin / Fiscaal Belastingplanpakket 2019 – Aftrekposten naar laag tarief 2022 Q4 Om met de invoeringstoets te oefenen.
Min Fin / Fiscaal Belastingplanpakket 2020 – Verlaagd btw-tarief voor elektronische uitgaven 2022 Q4 Om met de invoeringstoets te oefenen.
Min Fin / Fiscaal Belastingplanpakket 2021 – Verruiming gerichte vrijstelling scholingskosten 2022 Q4 Om met de invoeringstoets te oefenen.
Min Fin / Fiscaal Belastingplanpakket 2021 – Gecombineerde invoeringstoets op de wetswijzigingen «differentiatie overdrachtsbelasting voor starters» en «woningwaardegrens bij startersvrijstelling» 2022 Q4 Om met de invoeringstoets te oefenen.
Min JenV / DJI Wet straffen en beschermen (Stb. 2020, 224) 2022 Q4 Toegezegd in de Tweede Kamer. Kamerstukken II 2021/22, 29 911, nr. 359.
Min JenV / IND Wijziging Vreemdelingenbesluit 2000 (Stb. 2021, 250) – regelen aanmeldfase, vervallen eerste gehoor algemene asielprocedure en technische wijzigingen 2022 Q4 / 2023 Q1 Eerste evaluatie een jaar na inwerkingtreding van de Wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met het regelen van de aanmeldfase, het vervallen van het eerste gehoor in de algemene asielprocedure en het doorvoeren van enkele technische aanpassingen.
Min JenV / IND Evaluatie beleidskader / uitvoeringsproces onder toezichtstelling 2022 Q4 Het betreft de ouders van onder toezicht gestelde kinderen die van buiten de EU komen, geen vergunning hebben, geen procedure hebben lopen en hier bij de kinderen mogen blijven. Dit onderzoek gaat nog starten. Het betreft een onderzoek drie jaar nadat de regeling in werking trad.
Min Fin / Fiscaal Belastingplanpakket 2022 – Verhoging vrije ruimte werkkostenregeling ivm de steunpakketten vanwege COVID-19 2023 Q1 Risico's uit de uitvoeringstoets (gele vlag voor handhaafbaarheid) en aard van de doelgroep (doelgroep bestaat uit zowel burgers als bedrijven)
Min Fin / Fiscaal Belastingplanpakket 2022 – Verduidelijking dat de BPM is bedoeld voor motorrijtuigen die van de weg gebruik maken 2023 Q1 Risico's uit de uitvoeringstoets (gele vlag voor maakbaarheid systemen) en aard van de doelgroep (doelgroep bestaat uit zowel burgers als bedrijven)
Min Fin / Fiscaal Belastingplanpakket 2022 – Gerichte vrijstelling thuiswerkkosten 2023 Q2 Risico's uit de uitvoeringstoets (gele vlag voor interactie, handhaafbaarheid en complexiteit), risico uit de doenvermogenscan, aard van de doelgroep (doelgroep bestaat uit zowel burgers als bedrijven) en signaal uit de uitvoering
Min VWS Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) (Stb. 2020, 180 en 181) 2023 Q2 Wetgeving met veel impact op uitvoeringsorganisatie (CIBG), toezichthouders (IGJ en NZa) en de zorgaanbieders
Min Fin / Fiscaal Belastingplanpakket 2022 – Wijzigingen eigenwoningregeling bij gezamenlijke aankoop en financiering van een eigen woning door fiscale partners en bij overlijden van een van de partners 2023 Q2-Q4 Risico's uit de uitvoeringstoets (gele vlag voor interactie en handhaafbaarheid) en aard van de doelgroep (doelgroep bestaat uit burgers)
Min Fin / Fiscaal Belastingplanpakket 2022 – Historisch tarief BPM 2023 Q3 Risico's uit de uitvoeringstoets (gele vlag voor handhaafbaarheid en complexiteit) en aard van de doelgroep (doelgroep bestaat uit zowel burgers als bedrijven)
Min Fin / Fiscaal Belastingplanpakket 2022 – Uitzondering fiscaal partnerbegrip voor toepassing inkomensafhankelijke combinatiekorting 2023 Q3 Risico's uit de uitvoeringstoets (gele vlag voor handhaafbaarheid en complexiteit, rode vlag voor maakbaarheid systemen) en aard van de doelgroep (doelgroep bestaat uit burgers)
Min OCW / DUO Wet meer ruimte voor nieuwe scholen (Stb. 2020, 160) 2023 Q4 Als onderdeel van de monitoring van de gevolgen van deze wetswijziging zijn diverse evaluatieactiviteiten in gang gezet met een vergelijkbare bedoeling als de invoeringstoets. Knelpunten voor de uitvoering zijn niet onderzocht.
Min IenW / CBR

Implementatie van de Richtlijn erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart (EU/2017/2397) -

Nieuwe wetgeving binnenvaart

2024 Q1 Inhoudelijke gronden en zoals benoemd in de uitvoeringstoets. Doorlichten van gevolgen voor zowel de doelgroep als de uitvoering
Min IenW / CBR Voorgenomen wijziging Regeling maatregelen rijgeschiktheid en vaardigheid 2011 en de Regeling Rijonderricht Motorrijtuigen 2009 – Introductie nieuwe educatieve Maatregelen 2024 Q2 Inhoudelijke gronden en zoals benoemd in de uitvoeringstoets. Doorlichten van gevolgen voor zowel de doelgroep als de uitvoering
Min IenW / CBR Wijziging in het uitvoeringsproces voor betekenen 2024 Q3 Inhoudelijke gronden en zoals benoemd in de uitvoeringstoets. Doorlichten van gevolgen voor zowel de doelgroep als de uitvoering
Min IenW / CBR Voorgenomen wijziging van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 – Marifonie 2025 Q1 Inhoudelijke gronden en zoals benoemd in de uitvoeringstoets. Doorlichten van gevolgen voor zowel de doelgroep als de uitvoering
Min JenV Wet kwaliteit incassodienstverlening (Stb. 2022, 186) Nog te bepalen. Toegezegd in de Tweede Kamer.

Kamerstukken II 2021/22, 35 733, nrs. 6 en 16, Handelingen II 2021/22, nr. 69, item 10.

Invoeringstoets komt ongeveer een jaar na invoering; inwerkingtredingsbesluit is nog niet vastgesteld.

Min JenV Wetsvoorstel Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid (Kst. 36158) Nog te bepalen. Aangekondigd in memorie van toelichting. Kamerstukken II 2021/22, 36 158, nr. 3.
Min JenV Wetsvoorstel Wet uitbreiding taakstrafverbod (Kst. 35528) Nog te bepalen. Besproken in de Tweede Kamer en toegezegd in de Eerste Kamer. Handelingen II 2020/21, nr 48, item 25, en Kamerstukken I 2021/22, 35 528, nr. E.
Min JenV Wetsvoorstel strafbaarstelling gebruik persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden (Kst. 36171) Nog te bepalen. Toegezegd in memorie van toelichting en geadviseerd door Afdeling advisering Raad van State Kamerstukken II 2021/22, 36 171, nrs. 3 en 4.
Min SZW en OCW + UWV en DUO Subsidieregeling STAP-budget (Stcrt. 2021, 35685 en wijzigingen daarop) Nog te bepalen Om met de invoeringstoets te oefenen.
Min SZW / UWV

Wijziging van de Wet

arbeidsongeschiktheidsvoorziening

jonggehandicapten en enkele andere wetten (Stb. 2020, 173) – verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong

Nog te bepalen Om met de invoeringstoets te oefenen.
Min SZW Wetsvoorstel Implementatiewet Richtlijn 2020 / 1057 / EU inzake detachering in de wegvervoersector (Kst. 36166) Nog te bepalen. Geadviseerd door Afdeling advisering Raad van State en toegezegd in Nader rapport en toelichting Kamerstukken II 2021/22, 36 166, nrs. 3 en 4.
Min BZK Wetsvoorstel Wijziging van de Wet basisregistratie personen (Kst. 35772) Nog te bepalen. Toegezegd in de Tweede Kamer. Toegezegd in Kamerstukken II 2021/22, 35 772, nrs. 20 en 37, en Handelingen II 2021/22, nrs. 46, item 11 en 73, item 10.

  1. Kamerstuk 35 510, nr. 96. ↩

  2. Zoals ook in de inkleuringsbrief opgemerkt, gaat het dan om de uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid, maar ook om decentrale overheden, inspecties, toezichthouders en ketenpartijen die een (deel van) de uitvoerende of toezichts- en handhavingstaken op zich nemen.↩

  3. In de beleidsvoorbereiding wordt met behulp van het integraal afwegingskader een afweging gemaakt tussen de mogelijke oplossingsrichtingen. Daar hoort ook scenariodenken bij en een weging van de knelpunten die bij de invoering zouden kunnen optreden, zowel voor de doelgroep als voor de uitvoeringsorganisatie. In die fase komt dus ook de vraag op tafel welke mogelijke knelpunten gemonitord zullen moeten worden, bijvoorbeeld met een invoeringstoets.↩

  4. Zie ook aanwijzing 2.19 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.↩