Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen (Kamerstuk 22112-3487)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D37718, datum: 2022-09-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D37718).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie (PVV)
- Mede ondertekenaar: F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z16094:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2022-09-15 11:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2022-09-21 15:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-09-26 14:00: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Defensie
Preview document (🔗 origineel)
2022D37718 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Defensie hebben de onderstaande fracties enkele vragen en opmerkingen over het op 2 september 2022 ontvangen Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3487).
De voorzitter van de commissie,
De Roon
De adjunct-griffier van de commissie,
Goorden
Inhoudsopgave | blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 3 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie | 4 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie | 6 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie | 6 | |
II | Antwoord / Reactie van de Minister | 7 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie van het EU-voorstel voor een verordening ter versterking van de Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen. Deze leden hebben daar een aantal vragen en opmerkingen bij.
De leden van de VVD-fractie erkennen het belang van het versneld verbeteren van de gereedheid van eenheden. Kan de Minister aangeven of de doelstelling om via het instrument urgente tekortkomingen weg te werken, betekent dat er vooral geïnvesteerd gaat worden in zaken die op korte termijn nodig zijn om de gereedheid van eenheden, zeker ook ten behoeve van collectieve verdediging in NAVO-verband, te verhogen, zoals inzetvoorraden munitie en reservedelen, in plaats van meer langjarige vervangingstrajecten van groter materieel? Is de Minister het met deze leden eens dat het instrument vooral zou moeten worden gebruikt om lidstaten gezamenlijk op korte termijn de inzetbaarheid van hun krijgsmachten te laten verhogen, gezien de urgente dreiging vanuit Rusland?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat het budget 500 miljoen euro bedraagt voor een periode van twee jaar. Wat gebeurt er met geld dat na twee jaar niet is uitgegeven?
De leden van de VVD-fractie erkennen het belang van samenwerkingsverbanden. Wat is de reden om alleen nieuwe samenwerkingsverbanden of uitbreidingen van bestaande samenwerkingsverbanden financieel te ondersteunen? Kan dit niet juist lidstaten benadelen die al vooroplopen in samenwerking, omdat twee identieke initiatieven waarbij er één al meerdere jaren loopt en het andere na inwerkingtreding van de verordening begint, anders behandeld worden?
De leden van de VVD-fractie steunen de lijn van het kabinet dat het niet zo moet zijn dat het geld vooral gaat naar grote lidstaten met een defensie-industrie die hoofdwapensystemen produceren, maar dat ook kleinere lidstaten en hun industrie evenredig van het geld kunnen profiteren. Hoe wil de Minister hier concreet op inzetten, welke hindernissen identificeert zij voor Nederlandse bedrijven en hoe is zij van plan deze weg te nemen, en welke elementen zitten er al in het voorstel van de Europese Commissie om dit te voorkomen?
Hoeveel geld van de 500 miljoen euro verwacht de Minister binnen te halen voor projecten waaraan de Nederlandse krijgsmacht en Nederlandse bedrijven deelnemen? Kan de Minister aangeven wat hier de kwantitatieve ambitie is?
De leden van de VVD-fractie vinden het essentieel dat er duidelijkheid wordt geschetst over het geldende aanbestedingsregime in European Defence Industry Reinforcement through common Procurement Act (EDIRPA). Zo heerst er onduidelijkheid of Richtlijn 2009/81 van toepassing is. Kan de Minister toelichten welk aanbestedingsregime geldt? Kan zij daarbij motiveren waarom er voor het betreffende aanbestedingsregime gekozen is? Wat zijn daarvan de gevolgen voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (mkb)? Hoe gaat zij de betrokkenheid van het Nederlandse mkb stimuleren? Wat betekent de uitsluitingsgrond in artikel 8.9 van EDIRPA voor trans-Atlantische samenwerking van Defensie en de defensiesector, en internationale verwerving van Defensie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de D66-fractie zijn het hartgrondig eens dat Europa en de Europese instellingen meer verantwoordelijkheid moeten nemen en krijgen voor de eigen veiligheid. Het gezamenlijk investeren en aanbesteden is hier een belangrijk onderdeel van. Deze leden willen vragen of «het instrument» (de financiële prikkels) het werk van de huidige Defence Joint Procurement Task Force overneemt, of dat deze naast elkaar blijven bestaan. Indien het eerste het geval is, wordt er dan nog steeds vanuit de EU gezocht naar samenwerkingsmogelijkheden bij aanbestedingen? Zo ja, hoe wordt dit concreet gedaan? Kan de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen zijn dat niet alleen vooroplopende landen maar alle EU27-landen actief worden betrokken en benaderd voor samenwerking op dit punt? Zo ja, kan de Minister daar een concrete inzet voor aan de Kamer sturen? Wat wordt bedoeld met een entiteit die onder controle staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land? Welke entiteiten staan onder de controle van een niet-geassocieerd derde land maar zijn gevestigd in de Europese Unie? Wat betekent het voor een consortium van drie Europese landen en een niet-geassocieerd land als ze gebruik willen maken van «het instrument»?
De leden van de D66-fractie willen vragen welk aanbestedingsregime voor de Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen geldt. Is er onder dat aanbestedingsregime ruimte voor het Nederlandse mkb om gebruik te maken van deze stimulans? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kan het Nederlandse mkb van «het instrument» verwachten?
De leden van de D66-fractie maken zich lichte zorgen over de personele bezetting bij Defensie om zulke consortia te bedienen. Hoeveel FTE aan inkoopagenten zijn er bij Defensie aan het werk en is dit voldoende om de grote hoeveelheid orders te verwerken, laat staan daarbij gedegen samen te werken met Europese partners? Deze leden vragen of de toekenningscriteria gezien moeten worden als gelijkwaardig, of staan deze in het fiche geprioriteerd van belangrijk naar minder belangrijk?
De leden van de D66-fractie zien veel waarde in het verbreden en verdiepen van de samenwerking met bondgenoten en partners. Tegelijkertijd constateren de leden ook dat er veel verbanden langs elkaar heen lopen. Wat is de Nederlandse inzet om hier meer algemene coördinatie op te krijgen en zou het Europees Defensieagentschap of het DG Defensie en Ruimte daar niet bij kunnen helpen? Zo ja, kan de Minister daarvoor pleiten?
De leden van de D66-fractie maken de economische schaalvoordelen graag concreter. Kan de Minister een korte casus meesturen waarin wordt aangetoond dat een gezamenlijke aanbesteding voor een bepaald wapensysteem daadwerkelijk schaalvoordeel oplevert, hoeveel dat dan is, en kan zij dat vervolgens extrapoleren naar het totale bedrag aan gezamenlijke aanbestedingen dat Nederland verwacht te doen in de periode 2023–2024?
De leden van de D66-fractie constateren dat er veel beweging is op de Europese defensiemarkt. Is de Minister van mening dat de Defensie Industrie Strategie nog steeds up-to-date is om hiermee om te gaan? Zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat de Nederlandse industrie en met name het mkb voldoende is geïnformeerd, ingelaten en betrokken bij de Europese regelingen zoals deze verordening maar bijvoorbeeld ook de mogelijkheden onder het Europees Defensiefonds (EDF)?
De leden van de D66-fractie willen tot slot vragen of de Minister de Kamer mee kan nemen in de laatste inschatting van het krachtenveld. Welke pijnpunten in de uitwerking en implementatie zijn er nog voor andere lidstaten en denkt de Minister dat deze overkomelijk zijn? Is zij het eens dat het budget in omvang wellicht te beperkt is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zit daar nog ruimte?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen in het fiche dat de extra investeringen die de EU-lidstaten de komende jaren in defensie doen ertoe leiden dat de vraag voor materieel hoger is dan de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie. Deze leden vragen de Minister in hoeverre de Europese defensie-industrie in staat is om te voldoen aan de toegenomen vraag naar nieuw defensiematerieel. Tevens vragen zij in hoeverre het instrument bijdraagt aan het vergroten van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie.
De leden van de CDA-fractie lezen dat om in aanmerking te komen voor financiering vanuit het instrument, projecten aan bepaalde criteria moeten voldoen. Een van de criteria is dat projecten zich moeten richten op de aanschaf van de meest urgente en kritieke defensieproducten. Deze leden vragen de Minister hoe de Europese Commissie bepaalt wat de meest urgente en kritieke defensieproducten zijn.
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over het gegeven dat er geen criteria zijn opgenomen om de betrokkenheid van het mkb te stimuleren. Nergens in EDIRPA wordt vermeld of Richtlijn 2009/81, die de lidstaten sinds 2013 verplicht om militaire behoeften Europees aan te besteden (uitzonderingen daargelaten), van toepassing is. Deze leden vragen de Minister op welke wijze zij ervoor gaat zorgen dat het mkb wordt betrokken bij de aanschaf van nieuw materieel. Ook zijn zij benieuwd wat de uitsluitingsgrond in artikel 8.9 van EDIRPA betekent voor trans-Atlantische samenwerking van Defensie en de defensiesector, en internationale verwerving van Defensie.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waarom de Europese Commissie heeft besloten ethische aspecten niet te laten meewegen bij de toekenning van financiering. Tot slot vragen deze leden in hoeverre de Minister het bedrag van 500 miljoen euro voldoende acht om gezamenlijke aanschaf te stimuleren, gegeven de hoge extra investeringen van de lidstaten in defensie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie zijn in het licht van de actualiteit niet verrast door de nieuwe verordening – niet verrast maar wel ontevreden. Deze nieuwe verordening is naar het oordeel van deze leden een nieuw subsidievehikel voor de Europese wapenindustrie. Dat wordt in het fiche duidelijk doordat de twee belangrijkste criteria voor subsidietoekenning «de bijdrage van de actie aan het versterken van de EDTIB» en «de bijdrage aan concurrentievermogen van de industrie» zijn. Ook in de toelichting bij het voorstel van de Europese Commissie is duidelijk wat de belangrijkste overweging is: «If this current trend [te weinig gezamenlijke aankopen] is not addressed, it will continue to significantly undermine the competitiveness of the EDTIB and risks affecting its market prospects in the next decade.»1
De leden van de SP-fractie vragen waarom deze vorm van industrialisering zo door de staat (de EU) moet worden gesubsidieerd als tegelijkertijd de principes van de concurrerende markt en de vrije ondernemingsgeest worden benadrukt. Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de uitgangspunten?
Waarom, zo vragen de leden van de SP-fractie, moet er weer 500 miljoen euro bij, boven op het Europees EDF (waar ook een voorstel voor extra geld voor is aangekondigd door de Europese Commissie) en boven op de stijgende nationale militaire uitgaven (volgens de Europese Commissie is door lidstaten inmiddels meer dan 200 miljard euro aan extra uitgaven aangekondigd voor de komende jaren). Kan de Minister dat toelichten?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat dit voorstel teruggetrokken moet worden. Is de Minister bereid dit voorstel in te brengen?
De leden van de SP-fractie hebben nog enkele detailopmerkingen. Er wordt direct een meer permanent instrument aangekondigd, de European Defence Investment Programme (EDIP)-regulation, waar de Europese Commissie ook snel met een voorstel voor zal komen. Waarom niet eerst de werking van dit instrument en enige evaluatie afwachten? Deze leden zijn van mening dat een curieuze zin in het voorstel voor de verordening is opgenomen: «The financial contribution shall be set up taking into consideration the collaborative nature of the common procurement plus an appropriate amount to create the incentive effect necessary to induce cooperation.» Wat is de betekenis van de zinsnede «create the incentive effect»? Betreft het een bonus of premie voor samenwerking? Zo ja, hoe groot is die dan? Zo nee, wat wordt dan bedoeld? Deze leden zijn gecharmeerd van de frase in het voorstel dat bepaalde wapens niet in aanmerking komen voor financiering, maar waarom is er niets opgenomen over ethische checks of screening van bedrijven (op criteria als betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen, leveringen die wapenembargo's schenden, betrokkenheid bij fraude enzovoorts)? Wat is de reden dat er niets is opgenomen met betrekking tot wapenexporten? Hoe zit het bijvoorbeeld met doorverkoop van met financiering aangeschafte wapens?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen. Deze leden zijn van mening dat het in het kader van de versterking van Europese veiligheid waardevol is dat gezamenlijk wordt gekeken naar de opbouw van capaciteiten en investeringen. Zij hebben hier nog enige vragen bij.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de inzet is om budget vanuit de EU-begroting vrij te maken om met minimaal drie lidstaten samen te werken om de gezamenlijke aanschaf van defensiematerieel te stimuleren. Deze leden achten deze prikkel een positieve ontwikkeling om de meest urgente en kritieke tekortkomingen weg te nemen in samenwerkingsverband. Wel vragen zij zich af of en, zo ja, hoe bij het instrument wordt ingezet op de versterking van (Europese) afhankelijkheid in de defensie-industrie. Ook vragen zij zich af welke rol de Nederlandse defensie-industrie hierin kan spelen en of met de EU-lidstaten dan ook wordt afgestemd wie bepaalde industriële taken nationaal stimuleert, en wie juist bepaalde industriële taken aan andere lidstaten overlaat. Wat betekent de uitsluitingsgrond in artikel 8.9 van de EDIRPA voor trans-Atlantische samenwerking van Defensie en de defensiesector, en internationale verwerving van Defensie?
Het doel van het instrument is duidelijk om kritieke tekortkomingen weg te nemen die momenteel voor een verminderde veiligheidssituatie zorgen in Europa. Wel vragen de leden van de PvdA-fractie zich af op welke manier efficiënt tekortkomingen weggewerkt kunnen worden. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de gezamenlijke aankopen direct bijdragen aan het wegnemen van kritieke tekorten? Welke criteria worden hiervoor gehanteerd? Op welke manier wordt er bij deze criteria gekeken naar Europese tekortkomingen? Worden NAVO-capaciteiten hier ook bij betrokken? Zo ja, op welke manier?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het BNC Fiche Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen en hebben daar nog enkele vragen over.
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese financiering hiervoor niet direct wordt gelinkt aan de kosten van een actie, maar gekoppeld kan worden aan het behalen van bepaalde mijlpalen gelinkt aan het proces van gezamenlijke aanschaf. Wat bedoelt de Minister hier precies mee? Deze leden lezen verder dat door hetzelfde materieel te kopen, stappen worden gezet op het gebied van interoperabiliteit, uitwisselbaarheid en standaardisatie, waardoor Europese landen beter kunnen samenwerken. «Zonder daarbij af te doen aan het streven naar interoperabiliteit binnen het NAVO-bondgenootschap.» De Minister noemt deze toevoeging vast niet voor niets. Waar voorziet de Minister mogelijke problemen voor de interoperabiliteit binnen het NAVO-bondgenootschap?
De leden van de Volt-fractie lezen ook dat er nadruk wordt gelegd op de potentie van economische schaalvoordelen en besparingen. In het verkiezingsprogramma van Volt worden deze argumenten ook genoemd. Toen zag de wereld er echter anders uit. Deze leden stellen dat met een oorlog op het Europese continent de nadruk zou moeten liggen op de effectiviteit van deze Europese samenwerking en niet op besparen. Met andere woorden: schaalvoordelen en besparen zijn mooi meegenomen, maar de samenwerking moet er met name voor zorgen dat de effectiviteit van de Europese slagkracht wordt vergroot. Zij ontvangen graag een reflectie hierop van de Minister.
Dat brengt de leden van de Volt-fractie op het punt van de interoperabiliteit van de producten, één van de zeven toekenningscriteria. Hoe waarborgt de Minister dat juridische aspecten deze interoperabiliteit niet verstoren, bijvoorbeeld in de situatie dat een door het Nederlandse leger goedgekeurde kogel juridisch niet in Duitsland voor eenzelfde wapen waar de kogel in Nederland voor bedoeld is, mag worden gebruikt, omdat deze kogel niet door het Duitse leger is goedgekeurd?
De leden van de Volt-fractie lezen dat de innovatieve en competitieve Nederlandse Defensie Industriële en Technologische Basis een waardevolle bijdrage kan leveren aan de versterking van de EDTIB. Om deze bijdrage te kunnen leveren is het volgens de Minister essentieel dat het speelveld op de Europese defensiemarkt gelijker wordt en Nederlandse bedrijven, waaronder het mkb, toegang krijgen tot toeleveringsketens van Europese defensiebedrijven. Deze leden wijzen er echter op dat zij tijdens het commissiedebat over de Defensienota ook al hebben aangegeven dat het speelveld niet gelijk is vanwege onderlinge verschillen in het exportbeleid, waarbij Nederland een veel strenger exportbeleid voor wapens heeft dan bijvoorbeeld Frankrijk. Het is daarom minder interessant voor Franse bedrijven om Nederlandse bedrijven toe te laten tot hun toeleveringsketens. Is de Minister bereid – samen met de Minister van Economische Zaken – om bij haar Europese collega’s aan te dringen op een Europees exportbeleid voor wapens? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Volt-fractie lezen bovendien dat Nederland interesse heeft om «waar mogelijk, nuttig en in ons belang» de geslonken voorraden door middel van gezamenlijke aanschaf aan te vullen. Deze leden lezen hier enige terughoudendheid van de Minister in. Welke beren ziet de Minister op de weg? Waar wil zij zich tegen indekken?
II Antwoord / Reactie van de Minister
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52022PC0349.↩︎