Antwoord op vragen van de leden Paulusma en Bikker over Het artikel 'Bonden dagen Helder voor rechter om uitblijven longcovidfonds zorg'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2022D38118, datum: 2022-09-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-89).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Onderdeel van zaak 2022Z17385:
- Gericht aan: C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
- Indiener: W. Paulusma, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: M.H. Bikker, Tweede Kamerlid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
89
Vragen van de leden Paulusma (D66) en Bikker (ChristenUnie) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over het artikel «Bonden dagen Helder voor rechter om uitblijven longcovidfonds zorg» (ingezonden 21 september 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 28 september 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Bonden dagen Helder voor rechter om uitblijven longcovidfonds zorg»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het artikel en het feit dat de bonden tot deze actie overgaan?
Antwoord 2
Het kabinet is zich bewust van de ingrijpende gevolgen die alle mensen met langdurige post-COVID klachten ondervinden. Ik vind het schrijnend om te horen dat zorgmedewerkers die zorg hebben verleend aan COVID-patiënten nu kampen met langdurige post-COVID klachten. Ik ben mij bewust van de urgentie van de financiële problemen van sommige zorgmedewerkers. Deze zijn in de persoonlijke gesprekken die ik met een aantal van hen had, expliciet onder mijn aandacht gebracht. Deze kwestie vergt echter zorgvuldigheid. Onder andere vanwege het gegeven dat medewerkers uit verschillende sectoren kampen met langdurige post-COVID klachten en hiervan ook gevolgen ondervinden voor hun inzetbaarheid op het werk.
Los van het feit dat de vraag of de overheid aansprakelijk is nog niet is beantwoord en een onverplichte financiële tegemoetkoming een zorgvuldige afweging vergt, staat het iedere burger vrij om naar de rechter te stappen indien hij van mening is dat de overheid niet adequaat reageert.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat de financiële situatie en gezondheid van zorgmedewerkers die in de eerste golf Long-COVID opliepen vraagt om snel optreden van de regering? Op welke manier geeft u vorm aan deze urgentie?
Antwoord 3
In de Kamerbrief van 27 juni 20222 heb ik toegezegd, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, te verkennen hoe zorgmedewerkers die in de eerste golf voor COVID-patiënten hebben gezorgd, toen zelf COVID hebben gehad en nu door post-COVID langdurig ziek zijn en hierdoor niet meer of minder kunnen werken, extra ondersteund kunnen worden.
Vervolgens heeft de Kamer met brede steun uw motie3 aangenomen, waarin de regering wordt verzocht om zo spoedig mogelijk, maar ten minste binnen twee maanden met een brief te komen waarin staat op welke manier verder invulling zal worden gegeven aan de aanpak van de problemen van de eerste golf-groep.
Deze zomer heeft deze verkenning plaatsgevonden van wat voor zorgmedewerkers kan worden gedaan. Het kabinet heeft besloten het beoogde vervolg op de uitkomsten van de verkenning juridisch breder te laten wegen door de Afdeling Advisering van de Raad van State met een verzoek om voorlichting. De urgentie van het vraagstuk is in het verzoek om voorlichting aan de Raad van State benadrukt. Na ontvangst van de voorlichting beslist het kabinet over het vervolg op de verkenning en zal uw Kamer daarover zo spoedig mogelijk per brief informeren. Zoals toegelicht in mijn antwoord op vraag 2 ben ik mij bewust van de urgentie van dit vraagstuk, maar is een uiterst zorgvuldige afweging ook van groot belang.
Vraag 4
Kunt u, daar u op 16 september 2022 een uitstelbrief heeft gestuurd naar aanleiding van de aangenomen motie Paulusma- Bikker, op een meer concrete wijze uitweiden waarom u de termijn niet heeft gehaald die in de motie wordt genoemd, aangezien in de motie de regering wordt verzocht om binnen twee maanden met een brief te komen waarin staat op welke manier verdere invulling zal worden gegeven aan de aanpak van de problemen van de «eerste golf»-groep?4 , 5
Antwoord 4
De verkenning over hoe zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten extra ondersteund kunnen worden heeft meer tijd gevergd. Dit komt mede door de complexiteit van het vraagstuk. Uit recent onderzoek blijkt dat één op de acht mensen die een COVID-infectie hebben doorgemaakt aangeven langdurig klachten te ervaren. Het verschilt van geval tot geval in hoeverre deze mensen daarvan ook gevolgen ondervinden voor hun werk. Het is echter wel duidelijk dat post-COVID zich breed in de samenleving voordoet, en niet alleen onder zorgpersoneel dat voor COVID-patiënten heeft gezorgd. Het vraagt daarom een zorgvuldige juridische weging om een besluit te kunnen nemen om alleen een specifieke groep zorgmedewerkers tegemoet te komen.
Vraag 5
In de motie werd speciale aandacht gevraagd voor financiën, her- en bijscholing en mogelijke re-integratie, waarom heeft u ervoor gekozen om niet alvast een antwoord te geven op de hiervoor genoemde onderdelen, gegeven het feit dat vele patiënten al maanden in onwetendheid verkeren?
Antwoord 5
Ik heb ervoor gekozen om de Kamer op één moment een integrale reactie te geven op de motie, aangezien alle onderdelen betrekking hebben op de vraag hoe deze groep te ondersteunen.
Vraag 6
Kunt u alsnog in een aparte brief alvast ingaan op onderwerpen waar de bredere juridische verkenning niet voor vereist is, zodat deze groep alvast enige zekerheid krijgt?
Antwoord 6
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Waarom was de bredere juridische toets niet voorzien vóór de zomer en wanneer is het besluit genomen om deze bredere toets uit te laten voeren?
Antwoord 7
Deze zomer heb ik, samen met de Minister van SZW, Minister van OCW en de Minister voor PVO, verkend hoe zorgmedewerkers die in de eerste golf zorg hebben verleend aan COVID-patiënten, in die tijd COVID hebben gehad en door post-COVID klachten langdurig ziek zijn geworden waardoor zij niet meer of minder konden werken, extra ondersteund kunnen worden. Hierbij zijn ook de relevante juridische aspecten verkend. De uitkomsten van deze verkenning vragen vervolgens om een nadere juridische duiding (zie mijn antwoord op vraag 4). Het verzoek tot voorlichting aan de Afdeling Advisering van de Raad van State volgt uit de verkenning en kon daarom niet voor de zomer worden voorzien.
Vraag 8
Waaruit bestaat deze bredere juridische toets?
Antwoord 8
De juridische toets heeft betrekking op de mogelijkheden om in financiële zin iets te doen voor een specifieke groep zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten. De Raad van State is verzocht om voorlichting ten aanzien van de precedentwerking richting bijvoorbeeld andere sectoren, de juridische houdbaarheid van de afbakening en de hoogte van het bedrag. Na ontvangst van de voorlichting van de Raad van State beslist het kabinet over het vervolg op de verkenning en zal uw Kamer daarover zo spoedig mogelijk per brief worden geïnformeerd. Verzoeken om voorlichting aan de Raad van State worden openbaar gemaakt op rijksoverheid.nl.
Vraag 9
Op welk termijn verwacht u dat er meer duidelijkheid komt inzake de bredere juridische afweging voor deze groep en de Kamer?
Antwoord 9
Ik heb in mijn verzoek om voorlichting aan de Raad van State de urgentie van het vraagstuk benadrukt en aangegeven te hopen de voorlichting met spoed te mogen ontvangen. Het streven is om uw Kamer nog dit najaar te informeren over hoe zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten extra ondersteund kunnen worden.
Vraag 10
Kunt u deze vragen, gezien de urgentie, voorafgaand aan het commissiedebat «Ontwikkelen rondom het coronavirus» d.d. 28 september beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.