36202, bijgewerkt t/m nr. 38 (Vijfde NvW d.d. 4 november 2022)
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023)
Bijgewerkte tekst
Nummer: 2022D41754, datum: 2022-11-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2022Z17304:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister van Financiën
- Medeindiener: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Medeindiener: A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
- Medeindiener: R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2022-09-21 15:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-09-29 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-10-03 12:00: Belastingplan 2023 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2022-10-06 09:45: Extra procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-10-10 14:00: Inbreng nader verslag Belastingplan 2023 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2022-10-13 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-10-17 11:00: Pakket Belastingplan 2023 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2022-10-20 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-10-31 11:00: Pakket Belastingplan 2023 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2022-11-08 16:50: Pakket Belastingplan 2023**, Fiscale Verzamelwet 2023 (36 107) en Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie (36 063) (1e TK) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2022-11-09 16:25: Pakket Belastingplan 2023**, Fiscale Verzamelwet 2023 (36 107) en Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie (36 063) (antwoord 1e termijn + rest) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2022-11-10 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-11-10 17:45: Voortzetting van de STEMMINGEN (over het Pakket Belastingplan 2023, Fiscale Verzamelwet 2023 (36 107) en Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie (36 063) en over moties ingediend bij het Tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Bijgewerkt t/m nr. 38 (Vijfde NvW d.d. 4 november 2022) | |
36 202 | Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023) |
Nr. 2 | VOORSTEL VAN WET |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2023 en dat het ook in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2023 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.10, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
- | € 37.149 | - | 9,28% |
€ 37.149 | € 73.031 | € 3.447 | 36,93% |
€ 73.031 | - | € 16.698 | 49,50% |
B
In artikel 2.10a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
- | € 38.703 | - | 9,28% |
€ 38.703 | € 73.031 | € 3.591 | 36,93% |
€ 73.031 | - | € 16.268 | 49,50% |
C
In artikel 2.13 wordt “31%” vervangen door “32%”.
D
In artikel 3.15, zesde lid, wordt “€ 0,19” vervangen door “€ 0,21”.
E
In artikel 3.17, eerste lid, onderdeel b, wordt “€ 0,19” vervangen door “€ 0,21”.
F
In artikel 3.18, vierde lid, onderdeel d, vervalt “vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en”.
G
Artikel 3.53, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel a wordt de puntkomma vervangen door “; en”.
2. Aan het slot van onderdeel b wordt “en” vervangen door een punt.
3. Onderdeel c vervalt.
H
Artikel 3.59, derde lid, vervalt.
I
Artikel 3.62, derde lid, vervalt.
J
Artikel 3.63, zevende lid, vervalt.
K
Artikel 3.65, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.
L
Paragraaf 3.2.3 vervalt.
M
In artikel 3.76, tweede lid, wordt “€ 6.310” vervangen door “€ 5.030”.
N
Artikel 3.79, eerste lid, komt te luiden:
1. De stakingsaftrek geldt voor de ondernemer die als ondernemer in het kalenderjaar winst behaalt met of bij het staken van een of meer gehele ondernemingen.
Na
In artikel 3.93, eerste lid, onderdeel a, wordt “huwelijk” vervangen door “partnerschap” en wordt “door echtscheiding is ontbonden” vervangen door “anders dan door overlijden is geëindigd”.
O
In artikel 3.95, eerste lid, wordt “3.30a, 3.55 tot en met 3.58, 3.59, eerste en tweede lid, en 3.60 tot en met 3.62” vervangen door “3.30a en 3.55 tot en met 3.62” en vervalt “vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en”.
P
In artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, vervalt “, 3.128”.
Q
In artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, vervalt “en het bedrag van de afnemingen van de oudedagsreserve volgens artikel 3.70 in het jaar van de overdracht”.
R
Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt “verminderingen” vervangen door “vermindering” en vervalt “en dotaties aan de oudedagsreserve”.
2. In het derde lid, onderdeel a, vervalt “vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en”.
3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De aanhef vervalt.
b. Onderdeel b alsmede de aanduiding “a.” voor onderdeel a vervallen.
c. In de tekst wordt “de vermindering” vervangen door “Voor de toepassing van het eerste lid wordt de vermindering”. Voorts wordt de puntkomma aan het slot vervangen door een punt.
S
Artikel 3.128 vervalt.
T
Artikel 3.129, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b vervalt, onder verlettering van de onderdelen c en d tot b en c.
2. In onderdeel b (nieuw) vervalt “en artikel 3.128”.
U
In artikel 3.130, tweede lid, vervalt “3.128”.
V
In artikel 3.131, derde lid, wordt “artikelen 3.128 en 3.129” vervangen door “artikel 3.129”.
W
Afdeling 3.14 vervalt.
Wa
In artikel 4.2 wordt “huwelijk” vervangen door “partnerschap” en wordt “door echtscheiding is ontbonden” vervangen door “anders dan door overlijden is geëindigd”.
X
In artikel 5.5 wordt “het in dit artikel vermelde bedrag” vervangen door “€ 57.000”.
Y
Aan artikel 5.20, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien sprake is van een voor bepaalde tijd aangegane huurovereenkomst als bedoeld in artikel 271 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is de eerste zin niet van toepassing.
Z
In artikel 6.17, zesde lid, onderdeel a, wordt “€ 0,19” vervangen door “€ 0,21”.
AA
In artikel 6.36, tweede lid, wordt “€ 0,19” vervangen door “€ 0,21”.
AAa
In artikel 6.38 worden onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid twee leden ingevoegd, luidende:
2. Voor de toepassing van het eerste lid worden periodieke giften in aanmerking genomen tot het gezamenlijke bedrag van ten hoogste € 250.000 per kalenderjaar.
3. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar een partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, worden de periodieke giften voor de toepassing van het tweede lid samengevoegd.
BB
Artikel 6.39a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar een partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, wordt de verhoging van 25% toegepast op het gezamenlijke bedrag aan giften aan culturele instellingen, waarbij de verhoging voor de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk op ten hoogste € 1.250 wordt gesteld.
2. In het derde lid (nieuw) wordt “eerste lid” vervangen door “eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid,”.
CC
Artikel 8.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na “Indien” ingevoegd “ten aanzien van de belastingplichtige die geboren is vóór 1 januari 1963” en wordt “een bedrag beneden het niveau van 6 2/3% van het totaal” vervangen door “het bedrag”. Voorts vervalt “, arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting”.
2. Het tweede en vierde lid vervallen, onder vernummering van het derde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
DD
Artikel 8.11, tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in onderdeel a vermelde bedrag wordt verhoogd met € 384.
2. Het in onderdeel b als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 473.
3. Het in onderdeel c als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 523.
4. In onderdeel d wordt “5,86%” vervangen door “6,51%”.
EE
Artikel 10.2b, eerste lid, vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
FF
Artikel 10.6a vervalt.
GG
Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt “108%” vervangen door “99,95%”.
2. In het vierde lid wordt “50%” vervangen door “46,27%”.
3. In het zesde en zevende lid wordt “108%” vervangen door “99,95%”.
HH
In artikel 10a.16 wordt “blijft” vervangen door “alsmede de artikelen 6.1, 6.27 en 6.30, zoals die luidden op 31 december 2021, blijven”.
II
Artikel 10a.18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt na “artikel 38p, eerste” ingevoegd “of vijfde”.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van de artikelen 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, en 3.126a, vierde lid, onderdeel a, onder 1°, kan onder door Onze Minister te stellen voorwaarden een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 later ingaan of een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a later worden uitgekeerd dan het jaar waarin de belastingplichtige de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, indien dit het gevolg is van de toepassing van artikel 38p, vijfde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
JJ
In hoofdstuk 10A wordt na artikel 10a.27 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a.28 Overgangsbepaling middelingsregeling
Afdeling 3.14 zoals die luidde op 31 december 2022 blijft van toepassing op verzoeken om een middelingsteruggaaf over een middelingstijdvak waartoe het kalenderjaar 2022 of een daaraan voorafgaand kalenderjaar behoort.
KK
In hoofdstuk 10A wordt na artikel 10a.28 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a.29 Overgangsbepaling oudedagsreserve
1. Met betrekking tot een op 31 december 2022, dan wel, indien de winst wordt bepaald over een niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar, het einde van het laatste boekjaar dat is aangevangen vóór 1 januari 2023 bestaande oudedagsreserve als bedoeld in artikel 3.53, eerste lid, onderdeel c, zoals dat luidde op 31 december 2022, blijven de artikelen 3.70, 3.71, 3.72, tweede en derde lid, en 3.73, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, zoals deze luidden op 31 december 2022, van toepassing.
2. In afwijking van artikel 3.18, vierde lid, onderdeel d, wordt, voor een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid, voor de beoordeling of is voldaan aan de normeringen en beperkingen, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, verstaan onder pensioengevend loon: pensioengevend inkomen, bestaande uit de winst uit onderneming vóór afneming van de oudedagsreserve en, voor de dienstjaren 2023 tot en met 2026, vóór toevoeging aan de oudedagsreserve, en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte premies uit hoofde van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de belastingplichtige, in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het dienstjaar, waarbij het pensioengevend inkomen ten minste wordt gesteld op nihil en waarbij onder dienstjaar wordt verstaan het jaar, bedoeld in artikel 3.18, vierde lid, onderdeel c.
3. Artikel 3.59, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid voor zover deze in het kader van de ontbinding van een huwelijksgemeenschap, bedoeld in artikel 3.59, eerste lid, overgaat naar de langstlevende echtgenoot of gewezen echtgenoot van de belastingplichtige en niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen, bedoeld in artikel 3.71, zoals dat luidde op 31 december 2022, waarmee deze de onderneming voortzet of mede voortzet.
4. Artikel 3.62, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid voor zover deze in het kader van het overlijden van de belastingplichtige overgaat op diens partner en niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen, bedoeld in artikel 3.71, zoals dat luidde op 31 december 2022, waarmee deze de onderneming voortzet of mede voortzet.
5. Artikel 3.63, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid voor zover deze in het kader van de overdracht van een onderneming, bedoeld in artikel 3.63, eerste lid, overgaat op de partner van de belastingplichtige en niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen, bedoeld in artikel 3.71, zoals dat luidde op 31 december 2022, waarmee deze de onderneming voortzet of mede voortzet.
6. Artikel 3.65, eerste lid, is niet van toepassing met betrekking tot een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid.
7. In aanvulling op artikel 3.79, eerste lid, geldt de stakingsaftrek ook voor de ondernemer die als ondernemer in het kalenderjaar winst behaalt door een afneming van een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid na een geruisloze doorschuiving of omzetting als bedoeld in artikel 3.59, tweede lid, artikel 3.62, artikel 3.63, onderscheidenlijk artikel 3.65, waarbij zonder die geruisloze doorschuiving of omzetting sprake zou zijn van het staken van een gehele onderneming.
8. In aanvulling op artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, behoort tot de bedragen, bedoeld in dat onderdeel, ook het bedrag, bedoeld in het twaalfde lid.
9. In afwijking van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, is het daarin bedoelde maximale bedrag voor een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid het bedrag van de met of bij de overdracht van een onderneming of een gedeelte van een onderneming behaalde winst en het bedrag van de afnemingen van die oudedagsreserve volgens artikel 3.70, zoals dat luidde op 31 december 2022, in het jaar van de overdracht.
10. In afwijking van artikel 3.127, derde lid, onderdeel a, behoort voor een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid tot de premiegrondslag, bedoeld in genoemd derde lid, het bedrag van de winst uit onderneming in het voorafgaande kalenderjaar vóór afneming van die oudedagsreserve en, voor de premiegrondslag in de jaren 2023 en 2024, vóór toevoeging aan die oudedagsreserve, en vóór de ondernemersaftrek.
11. In aanvulling op artikel 3.127, eerste lid, wordt voor de jaren 2023 en 2024 de uitkomst van de berekening, bedoeld in dat lid, ook verminderd met het bedrag waarmee de toevoeging aan de oudedagsreserve in het voorafgaande kalenderjaar overtreft de afneming van die reserve bij het einde van dat kalenderjaar volgens artikel 3.70, eerste lid, onderdeel b, zoals dat luidde op 31 december 2022.
12. Een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid kan, vanwege de omzetting van die oudedagsreserve in een lijfrente, premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, in samenhang met het achtste lid van dit artikel, in aanmerking nemen tot een gezamenlijk bedrag van ten hoogste het bedrag van de afneming in het kalenderjaar van die reserve volgens artikel 3.70, eerste lid, onderdeel a, zoals dat luidde op 31 december 2022.
13. In aanvulling op artikel 3.129, derde lid, behoren tot het bedrag aan reeds opgebouwde voorzieningen, bedoeld in dat lid, ook het bedrag van een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid bij de aanvang van het kalenderjaar, bedoeld in artikel 3.129, eerste lid, en de bedragen die op grond van het twaalfde lid en artikel 3.128, zoals dat luidde op 31 december 2022, in de aan dat kalenderjaar voorafgaande kalenderjaren in aanmerking zijn genomen.
14. In aanvulling op artikel 3.130, tweede lid, kan een belastingplichtige ook premies als bedoeld in het twaalfde lid die binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar door hem zijn betaald of verrekend, naar bij de aangifte gemaakte keuze nog aanmerken als premies die zijn betaald of verrekend in het kalenderjaar.
15. In afwijking van artikel 3.131, derde lid, is artikel 3.131, eerste lid, niet van toepassing voor zover de premies, bedoeld in artikel 3.131, eerste lid, meer bedragen dan op grond van het twaalfde lid en artikel 3.129 is toegestaan.
ARTIKEL II
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
In de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verlaagd met 0,02%-punt.
B
Artikel 2.12 komt te luiden:
Artikel 2.12 Tarief belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
De belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang (afdeling 4.1 respectievelijk afdeling 7.3) wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel.
Bij een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
- | € 67.000 | - | 24,5% |
€ 67.000 | - | € 16.415 | 31% |
C
In artikel 2.13 wordt “32%” vervangen door “33%”.
D
In artikel 3.15, zesde lid, wordt “€ 0,21” vervangen door “€ 0,22”.
E
In artikel 3.17, eerste lid, onderdeel b, wordt “€ 0,21” vervangen door “€ 0,22”.
F
In artikel 3.76, tweede lid, wordt “€ 5.030” vervangen door “€ 3.750”.
G
In artikel 4.53, tweede lid, wordt “26,9%” vervangen door “het in de eerste regel van de vierde kolom van de tabel in artikel 2.12 opgenomen percentage”.
H
In artikel 6.17, zesde lid, onderdeel a, wordt “€ 0,21” vervangen door “€ 0,22”.
I
In artikel 6.36, tweede lid, wordt “€ 0,21” vervangen door “€ 0,22”.
J
In artikel 10.1, eerste lid, wordt na “2.10a,” ingevoegd “2.12,”.
ARTIKEL III
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, derde zin, vervalt “of op de inkomensafhankelijke combinatiekorting”.
2. In het tweede lid vervalt “of inkomensafhankelijke combinatiekorting”.
B
In de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.
C
In artikel 2.13 wordt “33%” vervangen door “34%”.
D
In artikel 3.76, tweede lid, wordt “€ 3.750” vervangen door “€ 2.470”.
E
Artikel 8.2, onderdeel e, vervalt.
F
In artikel 8.10, tweede lid, wordt “het belastbare inkomen uit werk en woning” vervangen door “het verzamelinkomen”.
G
Artikel 8.14a vervalt.
H
In artikel 10.1, eerste lid, vervalt “8.14a,”.
I
Aan hoofdstuk 10A wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 10a.30 Overgangsbepaling inkomensafhankelijke combinatiekorting
De artikelen 2.7, eerste lid, derde zin, en tweede lid, 8.2, onderdeel e, 8.14a en 10.1, eerste lid, zoals deze luidden op 31 december 2024, blijven van toepassing met betrekking tot een belastingplichtige:
a. die voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8.14a zoals dat luidde op 31 december 2024; en
b. van wie het kind, bedoeld in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, zoals dat luidde op 31 december 2024, is geboren voor 1 januari 2025.
ARTIKEL IV
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2026 in artikel 3.76, tweede lid, “€ 2.470” vervangen door “€ 1.200”.
ARTIKEL V
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 in artikel 3.76, tweede lid, “€ 1.200” vervangen door “€ 900”.
ARTIKEL VI
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2028 in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verlaagd met 0,08%-punt.
ARTIKEL VII
In de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt met ingang van 1 januari 2037 artikel 10a.30.
ARTIKEL VIII
De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 43, tweede lid, onderdeel b, wordt na “artikel 3.70, tweede lid, van die wet” ingevoegd “, zoals dat luidde op 31 december 2022” en wordt na “artikel 3.70, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van die wet” ingevoegd “, zoals dat luidde op 31 december 2022”.
B
In artikel 49, derde lid, wordt “artikel 3 154” vervangen door “artikel 10a.28”.
ARTIKEL IX
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, onderdeel d, wordt “zevende” vervangen door “vijfde”.
Aa
Na artikel 11d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 11e
Bij de bepaling van de omvang van het loon wordt geen rekening gehouden met op de werknemer drukkende:
a. geldboeten opgelegd door een strafrechter, geldsommen betaald aan een staat of een onderdeel daarvan ter voorkoming van strafvervolging, in het kader van een strafbeschikking of daarmee vergelijkbare buitenlandse wijze van bestraffing, dan wel ter voldoening aan een voorwaarde verbonden aan een besluit tot gratieverlening, bestuurlijke boeten en daarmee vergelijkbare buitenlandse boeten, geldboeten opgelegd op basis van bij wet geregeld tuchtrecht, geldboeten opgelegd door een instelling van de Europese Unie, alsmede kosten als bedoeld in de artikelen 234, vijfde lid, en 235, derde lid, van de Gemeentewet;
b. dwangsommen als bedoeld in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht en daarmee vergelijkbare buitenlandse dwangsommen.
B
Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:
001. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt “75% van”.
01. In het tweede lid vervalt telkens “75% van” en vervalt “, met dien verstande dat het loon ten minste wordt gesteld op het bedrag, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, of, indien het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan dat bedrag, op het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking”.
1. Het derde en vierde lid vervallen, onder vernummering van het vijfde tot en met tiende lid tot derde tot en met achtste lid.
2. In het derde lid (nieuw) wordt “eerste tot en met vierde” vervangen door “eerste en tweede”.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt “eerste tot en met vierde” vervangen door “eerste en tweede” en wordt “vijfde” vervangen door “derde”.
3a. In het zesde lid (nieuw) vervalt “75% van”.
4. Het achtste lid (nieuw) vervalt.
C
In artikel 13a, vierde lid, onderdeel b, wordt “€ 0,19” telkens vervangen door “€ 0,21”.
D
In artikel 18ga, tweede lid, wordt “artikel 10.2b, derde lid,” vervangen door “artikel 10.2b, tweede lid,”.
E
In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
- | € 37.149 | - | 9,28% |
€ 37.149 | € 73.031 | € 3.447 | 36,93% |
€ 73.031 | - | € 16.698 | 49,50% |
F
In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
- | € 38.703 | - | 9,28% |
€ 38.703 | € 73.031 | € 3.591 | 36,93% |
€ 73.031 | - | € 16.268 | 49,50% |
G
Artikel 22a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in onderdeel a vermelde bedrag wordt verhoogd met € 384.
2. Het in onderdeel b als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 473.
3. Het in onderdeel c als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 523.
4. In onderdeel d wordt “5,86%” vervangen door “6,51%”.
H
Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid, onderdeel a, onder 2° en 3°, wordt “€ 0,19” vervangen door “€ 0,21”.
1a. In het derde lid, onderdeel a, wordt “1,7%” vervangen door “3%”.
2. In het zesde lid wordt “€ 0,19” telkens vervangen door “€ 0,21”.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
17. Indien extraterritoriale kosten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, worden vergoed aan een werknemer die voldoet aan de voorwaarden van het achtste lid, onderscheidenlijk negende lid, dient de inhoudingsplichtige ter zake van het eerste loontijdvak van ieder kalenderjaar waarin die werknemer aan die voorwaarden voldoet en die kosten door hem aan die werknemer worden vergoed een keuze te maken voor het al dan niet toepassen van het achtste lid, onderscheidenlijk negende lid. De keuze, bedoeld in de eerste zin, geldt voor het gehele kalenderjaar zolang de werknemer, bedoeld in de eerste zin, aan de voorwaarden, bedoeld in die zin, blijft voldoen.
18. Indien binnen de eerste vier maanden van aanvang van de tewerkstelling als werknemer met extraterritoriale kosten een verzoek tot toepassing of voortgezette toepassing van de bewijsregel, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur gebaseerd op het achtste lid, wordt gedaan, dient de keuze, bedoeld in het zeventiende lid, in afwijking in zoverre van dat lid, eerste zin, voor het eerst te worden gemaakt ter zake van het eerstvolgende loontijdvak na afloop van die eerste vier maanden en geldt in dat geval vanaf dat loontijdvak voor de resterende periode van het kalenderjaar waarin de termijn van die eerste vier maanden afloopt zolang de werknemer, bedoeld in het zeventiende lid, eerste zin, aan de voorwaarden, bedoeld in die zin, blijft voldoen.
I
In artikel 35o vervallen het eerste lid alsmede de aanduiding “2.” voor het tweede lid.
J
Aan artikel 38p wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste en tweede lid kan onder door Onze Minister te stellen voorwaarden een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting als bedoeld in het eerste lid ook na de ingangsdatum van de termijnen, bedoeld in het tweede lid, geruisloos worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van die wet.
Ja
Artikel 38p, zesde lid, wordt vernummerd tot vijfde lid.
K
Na artikel 39j wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 39k
Artikel 12a, derde, vierde en tiende lid, zoals dat luidde op 31 december 2022 en de daarop gebaseerde bepalingen blijven van toepassing op het loon van werknemers:
a. die arbeid verrichten ten behoeve van een lichaam waarin zij of hun partner een aanmerkelijk belang hebben; en
b. van wie het vóór 1 januari 2023 genoten loon geheel of gedeeltelijk is bepaald op basis van artikel 12a, derde, vierde en tiende lid, zoals dat luidde op 31 december 2022.
ARTIKEL X
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 13a, vierde lid, onderdeel b, wordt “€ 0,21” telkens vervangen door “€ 0,22”.
B
In de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verlaagd met 0,02%-punt.
C
Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, onder 2° en 3°, wordt “€ 0,21” vervangen door “€ 0,22”.
1a. In het derde lid, onderdeel a, wordt “3%” vervangen door “1,92%”.
2. In het zesde lid wordt “€ 0,21” telkens vervangen door “€ 0,22”.
3. Aan het achtste lid worden drie zinnen toegevoegd, luidende:
Bij de toepassing van de eerste zin wordt per werknemer, naast de vergoeding of verstrekking van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen schoolgelden, ten hoogste een bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen in aanmerking genomen van 30% van het bedrag van de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3 van de Wet normering topinkomens. Voor een werknemer waarvoor de eerste zin niet het gehele kalenderjaar wordt toegepast, wordt het ten hoogste in aanmerking te nemen bedrag, bedoeld in de tweede zin, naar tijdsgelang herrekend. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de toepassing van de tweede zin, ingeval de eerste zin voor dezelfde werknemer ook wordt toegepast door een of meer met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschappen of door een of meer natuurlijke personen die voor ten minste een derde gedeelte belang hebben in de inhoudingsplichtige.
4. In het zeventiende lid, eerste zin, wordt “de voorwaarden van het achtste lid” vervangen door “de voorwaarden van het achtste lid, eerste zin”.
ARTIKEL XI
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
In de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.
B
Artikel 39k vervalt.
ARTIKEL XII
In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2028 in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verlaagd met 0,08%-punt.
ARTIKEL XIII
Voor de werknemer die over het laatste loontijdvak van 2022 een vergoeding genoot waarop artikel 31a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat op 31 december 2022 luidde van toepassing was, blijft artikel 31a, achtste lid, tweede, derde en vierde zin, van die wet buiten toepassing tot en met uiterlijk 31 december 2025. Indien de werknemer, bedoeld in de eerste zin, op enig moment na 31 december 2022 na een onderbreking opnieuw als ingekomen werknemer wordt aangemerkt, is de eerste zin slechts tot de onderbreking van toepassing.
ARTIKEL XIV
In de Wet financiering sociale verzekeringen wordt in artikel 58, eerste lid, “artikel 3.154” vervangen door “artikel 10a.28”.
ARTIKEL XV
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8, tweede lid, onderdeel b, vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot b.
B
In artikel 22 wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
- | € 200.000 | - | 19% |
€ 200.000 | - | € 38.000 | 25,8% |
ARTIKEL XVA
In de Wet op de kansspelbelasting wordt artikel 5 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt “29 percent” vervangen voor “29,3 percent”.
2. in het tweede lid wordt “100/71” vervangen door “100/70,7”.
ARTIKEL XVI
De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 21, achtste lid, wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: Indien sprake is van een voor bepaalde tijd aangegane huurovereenkomst als bedoeld in artikel 271 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is de eerste zin niet van toepassing.
B
In artikel 33, onderdeel 5°, onder c, en onderdeel 7°, wordt “het in deze onderdelen hoogst vermelde bedrag” vervangen door ”€ 28.947”.
C
In artikel 33a vervallen het tweede en derde lid alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid.
D
Artikel 82a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, is niet van toepassing indien voorafgaande aan 1 januari 2010 de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, eerste lid, onderdeel 5°, zoals dat luidde op 31 december 2009 door het kind is toegepast.
2. In het tweede lid wordt “is niet” vervangen door “is tevens niet”.
ARTIKEL XVII
De Successiewet 1956 wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12, derde lid, onderdeel 1°, vervalt “en 7°”.
B
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 5° wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het slot van subonderdeel a wordt de puntkomma vervangen door “; of”.
b. Aan het slot van subonderdeel b vervalt “, of”.
c. Subonderdeel c vervalt.
2. In onderdeel 7° vervalt “, met dien verstande dat dit bedrag voor iemand tussen 18 en 40 jaar voor één kalenderjaar, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, wordt verhoogd tot een bedrag van € 28.947 indien het een schenking ten behoeve van een eigen woning betreft en mits op deze vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan”.
C
Artikel 33a vervalt.
D
Artikel 82a, derde lid, vervalt.
ARTIKEL XVIII
1. Artikel 33a, tweede lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2022 is met ingang van 1 januari 2024 niet meer van toepassing.
2. Artikel 33a, derde lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2022 blijft van toepassing op een schenking als bedoeld in artikel 33a, eerste of tweede lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2022:
a. die uiterlijk op 31 december 2023 is gedaan; en
b. waarvoor een beroep op de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder c, of onderdeel 7°, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2022 is gedaan.
ARTIKEL XIX
Artikel 12, derde lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2023 blijft tot en met 30 juni 2024 van toepassing op een schenking als bedoeld in artikel 33a van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2023 en op een schenking als bedoeld in artikel 33a, tweede lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2022.
ARTIKEL XX
In de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt in artikel 14, eerste lid, “8 percent” vervangen door “10,4 percent”.
ARTIKEL XXI
De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
A
In tabel I wordt aan de algemene aantekening een zin toegevoegd, luidende:
Tot tabel I behoort voorts niet distikstofmonoxide, met uitzondering van distikstofmonoxide waarop tabel I, onderdeel a, onder 6, van toepassing is.
B
Tabel II wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel a wordt onder vervanging van de punt aan het slot van post 9 door een puntkomma een post toegevoegd, luidende:
10. levering van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking, bestemd om te worden geïnstalleerd op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.
2. Aan onderdeel b wordt onder vervanging van de punt aan het slot van post 6 door een puntkomma een post toegevoegd, luidende:
7. de installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking, op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.
C
In artikel 17d wordt “en 5” vervangen door “, 5 en 10”.
D
In artikel 20, tweede lid, onderdeel b, wordt “en 5” vervangen door “, 5 en 10”.
ARTIKEL XXII
De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, vijfde lid, wordt “een personenauto” vervangen door “een personenauto of een bestelauto”, wordt “de tabel in artikel 9, eerste of tweede lid,” vervangen door “artikel 9” en wordt “deze personenauto” vervangen door “deze personenauto of deze bestelauto”.
B
In artikel 5, eerste lid, wordt “Voor een bestelauto” vervangen door “Voor een bestelauto als bedoeld in artikel 15 en 15a”.
C
Artikel 6, tweede lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder 1°, wordt “of motorrijwiel” vervangen door “, motorrijwiel of bestelauto”.
2. Onder 2°, wordt “een bestelauto” vervangen door “een bestelauto als bedoeld in artikel 15 en 15a”.
D
In artikel 8 wordt “personenauto’s of motorrijwielen” vervangen door “personenauto’s, motorrijwielen of bestelauto’s”.
E
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a vervallen “bestelauto of een” en “bestelauto of”.
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b, onder 2°, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. voor een bestelauto € 66,91 vermenigvuldigd met het aantal gram/km CO2-uitstoot.
2. In het elfde lid wordt “een personenauto” vervangen door “een personenauto of een bestelauto”.
3. In het dertiende lid wordt “een personenauto” telkens vervangen door “een personenauto of een bestelauto”.
F
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met tiende lid tot derde tot en met negende lid.
2. In het derde lid (nieuw) wordt “de personenauto of het motorrijwiel” vervangen door “de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto”.
3. In het achtste lid (nieuw) wordt “het zesde lid” vervangen door “het vijfde lid”.
4. In het negende lid (nieuw) wordt “het zesde, zevende of achtste lid” vervangen door “het vijfde, zesde of zevende lid”.
G
In artikel 12a, derde en vijfde lid, wordt “een personenauto” vervangen door “een personenauto of een bestelauto”.
H
De artikelen 13a en 13b vervallen.
I
In artikel 15, vierde lid, wordt “artikel 10, zesde lid” vervangen door “artikel 10, vijfde lid” en wordt “Artikel 10, derde, vierde, vijfde, negende en tiende lid” vervangen door “Artikel 10, derde, vierde, achtste en negende lid”.
J
In artikel 15a, achtste lid, wordt “artikel 10, zesde lid” vervangen door “artikel 10, vijfde lid”, wordt “artikel 10, eerste en zesde lid” vervangen door “artikel 10, eerste en vijfde lid” en wordt “artikelen 10, derde, vierde, vijfde en negende lid” vervangen door “artikelen 10, derde, vierde en achtste lid”.
K
In artikel 16aa, tweede lid, aanhef, wordt “artikel 10, zesde lid” vervangen door “artikel 10, vijfde lid”.
L
In artikel 16b, eerste lid, wordt “en op het bedrag, genoemd in artikel 9, eerste lid, laatste volzin, en tweede lid, laatste volzin” vervangen door “op de bedragen, genoemd in artikel 9, eerste lid, laatste zin, artikel 9, tweede lid, laatste zin, en artikel 9, derde lid, onderdeel c”.
M
Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22
De artikelen 10, derde lid, 13a en 13b en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op 31 december 2024, blijven van toepassing op een bestelauto waarvan de datum eerste toelating uiterlijk op 31 december 2024 is gelegen.
ARTIKEL XXIII
[Vervallen]
ARTIKEL XXIV
De artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn bij het begin van het kalenderjaar 2024 van overeenkomstige toepassing op het bedrag, genoemd in artikel XXII, onderdeel E, subonderdeel 1, onder c.
ARTIKEL XXV
In de Wet milieubeheer komt artikel 16b.17, derde lid, te luiden:
3. De reductiefactor voor het jaar 2023 bedraagt 1,213. Bij aanvang van ieder daarop volgend kalenderjaar wordt de reductiefactor telkens verlaagd met 0,078.
ARTIKEL XXVI
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste aandachtsstreepje wordt “€ 0,37322” vervangen door “€ 0,46077”.
b. In het tweede aandachtsstreepje wordt “€ 0,06632” vervangen door “€ 0,09051”.
c. In het derde aandachtsstreepje wordt “€ 0,02417” vervangen door “€ 0,04806”.
d. In het vierde aandachtsstreepje wordt “€ 0,01298” vervangen door “€ 0,03687”.
2. Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste aandachtsstreepje wordt “€ 0,08765” vervangen door “€ 0,11852”.
b. In het tweede aandachtsstreepje wordt “€ 0,05220” vervangen door “€ 0,09451”.
c. In het derde aandachtsstreepje wordt “€ 0,01390” vervangen door “€ 0,03708”.
d. In het vierde aandachtsstreepje wordt “€ 0,00114” vervangen door “€ 0,00165” en wordt “€ 0,00057” vervangen door “€ 0,00108”.
3. In het derde lid wordt “€ 0,37322” vervangen door “€ 0,46077”.
B
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste aandachtsstreepje wordt “€ 0,05994” vervangen door “€ 0,07401”.
2. In het tweede aandachtsstreepje wordt “€ 0,02503” vervangen door “€ 0,03414”.
3. In het derde aandachtsstreepje wordt “€ 0,02417” vervangen door “€ 0,04806”.
4. In het vierde aandachtsstreepje wordt “€ 0,01298” vervangen door “€ 0,03687”.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt “€ 462,62” vervangen door “€ 493,27”.
D
In artikel 77 wordt “€ 7,947” vervangen door “€ 26,43”.
ARTIKEL XXVII
Artikel 90 van de Wet belastingen op milieugrondslag vindt bij het begin van het kalenderjaar 2023 geen toepassing op het bedrag, genoemd in artikel 77 van die wet.
ARTIKEL XXVIII
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,03069.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,10741.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,06588.
d. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00527.
2. Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,02299.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,01823.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00354.
d. De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verhoogd met € 0,00056.
3. In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,03069.
B
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00493.
2. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,04054.
3. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,06588.
4. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00527.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 5,11.
ARTIKEL XXIX
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00654.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,08821.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,07251.
d. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00435.
2. Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00446.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,02182.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00121.
d. De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verhoogd met € 0,00129.
3. In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,00654.
B
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00105.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,03329.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,07251.
d. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00435.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 3,10.
ARTIKEL XXX
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00495.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00580.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00388.
d. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00236.
2. Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00851.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00454.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00238.
d. De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verlaagd met € 0,00020.
3. In het derde lid wordt het tarief verlaagd met € 0,00495.
B
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00080.
2. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00219.
3. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00388.
4. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00236.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verlaagd met € 4,90.
ARTIKEL XXXI
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00267.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,01038.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00844.
d. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00013.
2. Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00582.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00061.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00052.
d. De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verlaagd met € 0,00006.
3. In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,00267.
B
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00043.
2. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00392.
3. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00844.
4. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00013.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verlaagd met € 0,30.
ARTIKEL XXXII
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2028 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00380.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00832.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00582.
d. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00002.
2. Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00524.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00024.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00025.
d. De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verlaagd met € 0,00003
3. In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,00380.
B
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00061.
2. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00314.
3. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00582.
4. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00002.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,46.
ARTIKEL XXXIII
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2029 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,01293.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00954.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00705.
d. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00180.
2. Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00532.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00399.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00162.
3. In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,01293.
B
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00208.
2. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00360.
3. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00705.
4. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00180.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 5,38.
ARTIKEL XXXIV
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2030 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00307.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,01151.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00938.
d. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00130.
2. Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00108.
b. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00315.
c. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00100.
d. De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verlaagd met € 0,00003.
3. In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,00307.
B
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00049.
2. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00434.
3. Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00938.
4. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00130.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 4,42.
ARTIKEL XXXV
In de Wet op de accijns wordt in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, “€ 8,83” vervangen door “€ 20,20”.
ARTIKEL XXXVI
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 april 2023 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt “9%” vervangen door “10%”.
2. In onderdeel b wordt “€ 223,82” vervangen door “€ 271,07” en wordt “€ 243,25” vervangen door “€ 293,58”.
3. In onderdeel c wordt “€ 160,91” vervangen door “€ 214,24”.
ARTIKEL XXXVII
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2024 in artikel 7, eerste en tweede lid, “€ 8,83” vervangen door “€ 22,67”.
ARTIKEL XXXVIII
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 april 2024 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt “10%” vervangen door “11%”.
2. In onderdeel b wordt “€ 271,07” vervangen door “€ 317,87” en wordt “€ 293,58” vervangen door “€ 343,92”.
3. In onderdeel c wordt “€ 214,24” vervangen door “€ 264,58”.
ARTIKEL XXXIX
In de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt in artikel 10, eerste lid,
“€ 8,83” vervangen door “€ 20,20”.
ARTIKEL XL
De Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. GN-code: de code, bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG 1987, L 256), zoals deze luidde op 1 januari 2022.
B
In artikel 6 wordt “mineraalwater en limonade” vervangen door “limonade en water, mineraalwater en spuitwater voor zover niet vallend onder GN-code 2201,”.
C
Artikel 8 vervalt.
D
In artikel 10, eerste lid, wordt “€ 20,20” vervangen door “€ 22,67”.
ARTIKEL XLA
De Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel i door een punt, onderdeel j.
B
In artikel 6 “limonade en water, mineraalwater en spuitwater voor zover niet vallend onder GN-code 2201,” vervangen door “mineraalwater en limonade”.
C
Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8
Onder mineraalwater wordt verstaan:
natuurlijk en kunstmatig mineraalwater;
spuitwater;
water dat kennelijk is bestemd voor inwendig gebruik door de mens, in kleinhandelsverpakking of in een verpakking die is bestemd voor afnemers die daaruit water voor gebruik ter plaatse afleveren.
2. Als mineraalwater wordt niet aangemerkt nooddrinkwater dat door drinkwaterbedrijven in voorraad wordt gehouden en dat bij een verstoring van de drinkwatervoorziening anders dan door middel van een distributienet wordt geleverd aan consumenten of andere afnemers.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de aard van en de aanduiding op de verpakking van het in het tweede lid bedoelde nooddrinkwater.
ARTIKEL XLI
De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3a Verblijf in opvang
In afwijking van artikel 3, eerste lid, wordt degene die ingevolge artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, en derde tot en met zevende lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als partner van de belanghebbende wordt aangemerkt, op verzoek van de belanghebbende voor de toepassing van deze wet niet als partner aangemerkt gedurende het verblijf van de belanghebbende in een instelling die op grond van de artikelen 1.1.1, 2.3.3 en 2.3.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 opvang verleent voor gevallen waarbij sprake is van een risico voor veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.
B
Na artikel 3a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3b Ontheemd persoon uit Oekraïne geen medebewoner of partner
In afwijking van artikel 2, eerste lid, onderdeel e, en artikel 3, tweede lid, onderdeel e, wordt onder medebewoner, onderscheidenlijk partner van de belanghebbende, niet verstaan de vreemdeling die tijdelijke bescherming geniet als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij onder de reikwijdte valt van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 71/1) of een verlenging van dat besluit, tenzij ook de belanghebbende deze tijdelijke bescherming geniet. In afwijking van de eerste zin wordt wel als partner van de belanghebbende aangemerkt de vreemdeling die deze tijdelijke bescherming geniet, die op grond van een andere bepaling dan artikel 3, tweede lid, onderdeel e, partner van de belanghebbende is.
C
Artikel 3b vervalt.
ARTIKEL XLII
In de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervalt in artikel 30i, eerste lid, onderdeel b, “, behoudens voorzover artikel 3.69, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van genoemde wet met betrekking tot deze negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen toepassing vindt”.
ARTIKEL XLIII
De Invorderingswet 1990 wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 25, achtste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. ingeval de vennootschap waarin de belastingschuldige de aandelen of winstbewijzen houdt, reserves aan de belastingschuldige heeft uitgedeeld, voor een bedrag ter grootte van het bedrag van die uitgedeelde reserves, vermenigvuldigd met:
1˚. het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag van de uitgedeelde reserves op de aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
2˚. het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag van die uitgedeelde reserves meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;
verminderd met de over die uitgedeelde reserves in Nederland verschuldigde dividendbelasting of inkomstenbelasting en de daarover in het buitenland feitelijk geheven belasting;.
B
Artikel 26, vijfde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. indien de waarde in het economische verkeer van die aandelen of winstbewijzen is gedaald, anders dan door uitkering van winstreserves, teruggaaf van wat is gestort of ingelegd of overgang van rechten op andere aandelen of winstbewijzen, in vergelijking tot die waarde ten tijde van het belastbare feit ter zake waarvan de belastingaanslag is vastgesteld – tot een bedrag gelijk aan die waardedaling, vermenigvuldigd met:
1˚. het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag van de hiervoor bedoelde waardedaling niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
2˚. het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag van die waardedaling hoger is dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;.
ARTIKEL XLIV
In de Wet inkomstenbelasting BES wordt in artikel 24, tweede lid, “USD 12.198” vervangen door “USD 12.698”.
ARTIKEL XLIVBIS
In de Wet loonbelasting BES wordt in artikel 9a, eerste lid, “USD 14 000” vervangen door “USD 25 000”.
ARTIKEL XLIVA
De Belastingwet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 6.1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. elektriciteitsbedrijf: een producent in de zin van artikel 1.1 van de Wet elektriciteit en drinkwater BES.
B
Artikel 6.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
e. nihil voor de (op)levering en installatie van niet-geïntegreerde zonnepanelen en geïntegreerde zonnepanelen welke als dakbedekking dienen, mits zij bij een elektriciteitsbedrijf (op)geleverd en geïnstalleerd worden; hetzelfde geldt voor bij ministeriële regeling aangewezen producten die bestemd zijn om daarop aangesloten te worden, ook indien zij apart geleverd en geïnstalleerd worden;
f. nihil voor de (op)levering en installatie van windturbines, mits zij bij een elektriciteitsbedrijf (op)geleverd en geïnstalleerd worden; hetzelfde geldt voor speciaal voor windturbines ontworpen of aangepaste onderdelen, ook indien zij apart geleverd en geïnstalleerd worden.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt bij de (op)levering van een (nieuw) gebouw, de levering en installatie van geïntegreerde zonnepanelen en -collectoren welke als dakbedekking dienen, inclusief bij ministeriële regeling aangewezen producten die daarop aangesloten zijn, geacht afsplitsbaar te zijn van het (nieuwe) gebouw.
C
Artikel 6.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden, onder verlettering van de onderdelen i tot en met w tot k tot en met y, twee onderdelen ingevoegd, luidende:
i. de (op)levering en installatie van niet-geïntegreerde zonnepanelen en -collectoren en geïntegreerde zonnepanelen en -collectoren welke als dakbedekking dienen, mits zij bij een ander dan een elektriciteitsbedrijf (op)geleverd en geïnstalleerd worden; hetzelfde geldt voor bij ministeriële regeling aangewezen producten die bestemd zijn om daarop aangesloten te worden, ook indien zij apart geleverd en geïnstalleerd worden;
j. de (op)levering en installatie van windturbines, mits zij bij een ander dan een elektriciteitsbedrijf (op)geleverd en geïnstalleerd worden; hetzelfde geldt voor speciaal voor windturbines ontworpen of aangepaste onderdelen, ook indien zij apart geleverd en geïnstalleerd worden;
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel h, wordt met elektriciteitsbedrijven gelijkgesteld eenieder die hernieuwbare elektriciteit produceert met behulp van een installatie, die hoofdzakelijk produceert voor eigen gebruik en de geproduceerde elektriciteit die niet wordt verbruikt levert aan het elektriciteitsnet.
ARTIKEL XLIVB
In de Douane- en Accijnswet BES worden aan artikel 3.27, eerste lid, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel t door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
u. niet-geïntegreerde zonnepanelen en -collectoren en geïntegreerde zonnepanelen en -collectoren welke als dakbedekking dienen; hetzelfde geldt voor bij ministeriële regeling aangewezen producten die bestemd zijn om daarop aangesloten te worden, ook indien zij apart worden ingevoerd;
v. windturbines; hetzelfde geldt voor speciaal voor windturbines ontworpen of aangepaste onderdelen, ook indien zij apart worden ingevoerd.
ARTIKEL XLV
De Wet aanvullende koopkrachtmaatregelen 2022 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel V wordt vervangen door drie artikelen, luidende:
ARTIKEL V
Artikel 27a van de Wet op de accijns vindt bij het begin van het kalenderjaar 2023 geen toepassing op de bedragen, genoemd in artikel 27, eerste lid, onderdeel a, tweede bedrag, onderdeel b, tweede bedrag, en onderdeel d, van die wet.
ARTIKEL Va
In de Wet op de accijns wordt artikel 27, eerste lid, met ingang van 1 juli 2023 als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt “€ 650,71” vervangen door “€ 789,10”.
2. In onderdeel b wordt “€ 417,46” vervangen door “€ 516,25”.
3. In onderdeel d wordt “€ 284,29” vervangen door “€ 344,74”.
ARTIKEL Vb
In de Wet op de accijns wordt artikel 27, eerste lid, met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt “€ 789,10” vervangen door “€ 875,60”.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. halfzware olie en gasolie, per 1000 L bij een temperatuur van 15°C, € 571,75;.
3. In onderdeel d wordt “€ 344,74” vervangen door “€ 382,52”.
B
Na artikel VI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL VIa
In de Douane- en Accijnswet BES wordt artikel 4.8, eerste lid, met ingang van 1 juli 2023 als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «USD 15,86» vervangen door «USD 23,86».
2. In onderdeel b wordt «USD 8,27» vervangen door «USD 16,27»
C
Artikel VII komt te luiden:
ARTIKEL VII
In de Douane- en Accijnswet BES wordt artikel 4.8, eerste lid, met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «USD 23,86» vervangen door «USD 31,86».
2. In onderdeel b wordt «USD 16,27» vervangen door «USD 24,27»
D
In artikel VIII wordt “artikel V” vervangen door “de artikelen Va en Vb”.
E
Artikel IX wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervallen, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel a door een punt, onderdeel b alsmede de dubbele punt en de aanduiding “a.” voor onderdeel a.
2. In het tweede lid vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.
ARTIKEL XLVI
De Algemene kinderbijslagwet wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7a, tweede lid, onderdeel b, wordt “het bedrag, genoemd in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001” vervangen door “€ 5.219”.
B
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met tiende lid tot derde tot en met elfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, onderdeel b, wordt telkens gewijzigd met ingang van 1 januari. Bij een wijziging met ingang van 1 januari wordt dit bedrag vermenigvuldigd met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens wordt de nodig geachte afronding aangebracht. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, wordt bij de wijziging uitgegaan van het afgeronde bedrag. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.
2. In het derde lid (nieuw) wordt “Het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid” vervangen door “Het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd aan het slot van artikel 7a, tweede lid”.
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt “het tweede lid en derde lid” vervangen door “het tweede, derde of vierde lid” en wordt “het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede, respectievelijk artikel 12, eerste lid” vervangen door “het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, onderdeel b, het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd aan het slot van artikel 7a, tweede lid, onderscheidenlijk het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid”.
4. In het zesde lid (nieuw) wordt “het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, of artikel 12, eerste lid” vervangen door “het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd aan het slot van artikel 7a, tweede lid, of het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid” en wordt “de bedragen, genoemd in artikel 7a, tweede lid, respectievelijk artikel 12, eerste lid” vervangen door “het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd aan het slot van artikel 7a, tweede lid, onderscheidenlijk het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid”.
5. In het zevende lid (nieuw) wordt “het vijfde lid” telkens vervangen door “het zesde lid” en wordt “het tweede lid of het derde lid” vervangen door “het derde of het vierde lid”. Voorts wordt “het tweede lid en derde lid” vervangen door “het derde lid, onderscheidenlijk het vierde lid”.
6. In het achtste lid (nieuw) wordt “het tweede en derde lid” vervangen door “het derde en vierde lid”.
7. In het elfde lid (nieuw) wordt “het negende lid” vervangen door “het tiende lid” en wordt “het tweede dan wel derde lid” vervangen door “het derde dan wel vierde lid”.
ARTIKEL XLVII
Het in artikel XLVI, onderdeel A, genoemde bedrag wordt vóór de toepassing van dat onderdeel vervangen door het bedrag, genoemd in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat luidde op 31 december 2024.
ARTIKEL XLVIII
De Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
a. In onder 1° wordt “en € 0,0865 in 2022” vervangen door “, € 0,0865 in 2022 en € 0 in 2023”.
b. In onder 2° wordt “en € 0,0239 in 2022” vervangen door “, € 0,0239 in 2022 en € 0 in 2023”.
c. In onder 3° wordt “en € 0,0236 in 2022” vervangen door “, € 0,0236 in 2022 en € 0 in 2023”.
d. In onder 4° wordt “en € 0,0236 in 2022” vervangen door “, € 0,0236 in 2022 en € 0 in 2023.
2. In onderdeel b wordt “en € 0,0865 in 2022” vervangen door “, € 0,0865 in 2022 en € 0 in 2023”.
3. Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:
a. In onder 1° wordt “en € 0,0139 in 2022” vervangen door “, € 0,0139 in 2022 en € 0 in 2023”.
b. In onder 2° wordt “en € 0,0090 in 2022” vervangen door “, € 0,0090 in 2022 en € 0 in 2023”.
c. In onder 3° wordt “en € 0,0236 in 2022” vervangen door “, € 0,0236 in 2022 en € 0 in 2023”.
d. In onder 4° wordt “en € 0,0236 in 2022” vervangen door “, € 0,0236 in 2022 en € 0 in 2023”.
B
Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt “en € 0,0305 in 2022” vervangen door “, € 0,0305 in 2022 en € 0 in
2023”.
2. In onderdeel b wordt “en € 0,0418 in 2022” vervangen door “, € 0,0418 in 2022 en € 0 in 2023”.
3. In onderdeel c wordt “en € 0,0229 in 2022” vervangen door “, € 0,0229 in 2022 en € 0 in 2023”.
4. In onderdeel d wordt “en € 0,0005 in 2022” vervangen door “, € 0,0005 in 2022 en € 0 in 2023”.
5. In onderdeel e wordt “en € 0,0005 in 2022” vervangen door “, € 0,0005 in 2022 en € 0 in 2023”.
ARTIKEL XLIX
De Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie wordt met ingang van 1 januari 2024 ingetrokken.
ARTIKEL XLIXA
De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 55, tweede lid, wordt na “in paragraaf 5.1.1.3.” ingevoegd “, met uitzondering van artikel 63, zesde en zevende lid,”.
Aa
Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt “gewonnen aantal eenheden” vervangen door “gewonnen eenheden”.
2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Onder de omzet, bedoeld in het tweede lid, wordt mede verstaan het resultaat uit een rechtshandeling die strekt tot het afdekken van een prijsrisico dat ter zake van gewonnen of te winnen koolwaterstoffen wordt gelopen, tot ten hoogste het aantal in het kalenderjaar in het vergunningsgebied gewonnen eenheden aardolie of aardgas dat daadwerkelijk is verkocht. De eerste zin is niet van toepassing op rechtshandelingen die zijn aangegaan met een aan de houder of medehouder verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
B
Aan artikel 63 worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Voor zover de gemiddelde prijs van aardgas in het kalenderjaar 2023 of 2024 meer bedraagt dan € 0,50 per m3 wordt, in afwijking van het eerste lid, eerste zin, derde, vierde en vijfde lid, het tarief over die kalenderjaren gesteld op 65% voor de omzet ten aanzien van dit meerdere.
7. De gemiddelde prijs, bedoeld in het zesde lid, wordt bepaald door de omzet in het kalenderjaar te delen door het totaal in dat kalenderjaar in het vergunningsgebied gewonnen aantal eenheden aardgas, bedoeld in het eerste lid.
ARTIKEL L
In het Belastingplan 2018 vervalt artikel IB.
ARTIKEL LI
In het Belastingplan 2021 vervallen de artikelen III, onderdelen A, B en C, IV, onderdelen A, B en C, V tot en met XVI en XX en XXI.
ARTIKEL LII
De Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XI komt te luiden:
ARTIKEL XI
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2023 in artikel 27 het bedrag voor halfzware olie, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, verhoogd met € 10,00.
B
[Vervallen]
ARTIKEL LIIA
Voor periodieke giften die berusten op een vóór 4 oktober 2022, 16.00 uur, aangegane verplichting als bedoeld in artikel 6.38, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 blijft artikel 6.38 van die wet zoals dat luidde op 31 december 2022, van toepassing tot en met 31 december 2026.
ARTIKEL LIII
Na toepassing van de artikelen II, onderdeel A, III, onderdeel B, en VI, of de artikelen X, onderdeel B, XI, onderdeel A en XII worden de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 2.10, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij ministeriële regeling gewijzigd in de bedragen die na toepassing van die artikelen voortvloeien uit de aan het begin van de betreffende jaren in de kolommen I en II van die tabel vermelde bedragen en de in de kolom IV van die tabel vermelde percentages. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 2.10a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 20a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 20b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
ARTIKEL LIIIA
Bij de toepassing van artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2023 met betrekking tot:
a. het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag wordt dat bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel I, onderdeel DD, onder 1, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel I, onderdeel DD, onder 1, vermelde bedrag;
b. het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag wordt dat bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel I, onderdeel DD, onder 2, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel I, onderdeel DD, onder 2, vermelde bedrag;
c. het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag wordt dat bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel I, onderdeel DD, onder 3, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel I, onderdeel DD, onder 3, vermelde bedrag.
ARTIKEL LIV
Indien het bij geleidende brief van 14 november 2019 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Kathmann en Maatoug houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de invoering van een uniform wettelijk minimumuurloon en enige andere wijzigingen (Wet invoering minimumuurloon) (Kamerstukken 35335) tot wet is of wordt verheven en artikel XVI, onderdeel A, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel EE, van deze wet, wordt in artikel XVI, onderdeel A, van die wet “artikel 10.2b, derde lid” vervangen door “artikel 10.2b, tweede lid”.
ARTIKEL LV
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen) (Kamerstukken 36067) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel R, van die wet eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel L, van deze wet, wordt in artikel I van deze wet na onderdeel EE een onderdeel ingevoegd, luidende:
EEa
In artikel 10.11, eerste lid, vervalt “, 3.68”.
ARTIKEL LVI
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen) (Kamerstukken 36067) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdelen C en R, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel L, van deze wet, wordt artikel II van die wet als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel C vervalt.
2. In onderdeel R vervalt in het voorgestelde artikel 10.11, eerste lid, “, 3.68”.
ARTIKEL LVII
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen) (Kamerstukken 36067) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel Q, van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel EE, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel EE, van deze wet “het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid” vervangen door “het tweede tot en met vijfde lid tot eerste tot en met vierde lid”;
b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel EE, van deze wet, wordt artikel II, onderdeel Q, van die wet als volgt gewijzigd:
1. Subonderdeel 2 vervalt.
2. In subonderdeel 3 worden het vierde en vijfde lid vernummerd tot derde en vierde lid.
ARTIKEL LVIII
Ingeval de samenloop van wetten die in 2022 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in één of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
ARTIKEL LIX
1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2023, met dien verstande dat:
a. artikel I, onderdelen F, G, H, I, J, K, L, N, P, Q, R, S, T, U, V en KK, in afwijking van artikel 3.66, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en artikel XLII voor het eerst toepassing vinden met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2023;
b. artikel I, onderdeel II, en artikel IX, onderdeel J, terugwerken tot en met 1 april 2017;
c. artikel I, onderdeel HH, terugwerkt tot en met 1 januari 2022;
ca. artikel IX, onderdeel Ja, terugwerkt tot en met 1 januari 2020;
d. artikel XLI, onderdeel B, terugwerkt tot en met 24 februari 2022;
e. artikel I, onderdelen A, B en X, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van kalenderjaar 2023 is toegepast;
f. artikel IX, onderdelen E en F, eerst toepassing vindt nadat de artikelen 20a, tweede lid, en 20b, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2023 zijn toegepast;
g. artikel XVI, onderdeel B, toepassing vindt nadat artikel 35a van de Successiewet 1956 bij het begin van het kalenderjaar 2023 is toegepast;
h. artikel XLV, onderdelen B en C toepassing vinden voordat artikel VII van de Wet aanvullende koopkrachtmaatregelen 2022 wordt toegepast;
i. artikel LII, onderdeel A, en artikel XLV, onderdelen A, D en E eerst toepassing vinden voordat artikel V van de Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022 en de artikelen XI en XIA van de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord in samenhang met artikel XXX, eerste lid, onderdeel b, van die wet worden toegepast; en
j. artikel II, onderdeel J, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2024 is toegepast.
2. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel XLI, onderdeel C, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit kan worden bepaald dat artikel XLI, onderdeel C, terugwerkt tot en met de datum waarop het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 71/1) of een verlenging daarvan geen tijdelijke bescherming meer verleent aan ontheemden uit Oekraïne en kan zo nodig worden voorzien in overgangsrecht.
3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XIII in werking met ingang van 1 januari 2024.
4. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdelen Na en Wa, in werking op het tijdstip waarop artikel I van de Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen in werking treedt.
5. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XLA in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat niet ligt voor 1 januari 2029.
ARTIKEL LX
Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2023.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
De Minister voor Klimaat en Energie,