Appreciatie rapport Remkes 'Wat wel kan - Uit de impasse en een aanzet voor perspectief'
Toekomstvisie agrarische sector
Brief regering
Nummer: 2022D41814, datum: 2022-10-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30252-35).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Mede ondertekenaar: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
- Eindrapport kwartiermaker 'Versnellen van innovatie voor een toekomstbestendig agrarisch Nederland’
- Beslisnota bij appreciatie rapport Remkes 'Wat wel kan - Uit de impasse en een aanzet voor perspectief'
Onderdeel van kamerstukdossier 30252 -35 Toekomstvisie agrarische sector.
Onderdeel van zaak 2022Z19546:
- Indiener: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Medeindiener: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2022-10-19 11:15: Procedurevergadering LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2022-10-19 12:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-03 14:45: Debat over het advies van de heer Remkes naar aanleiding van de gesprekken over de aanpak van het stikstofprobleem (Plenair debat (debat)), TK
- 2023-01-19 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
30 252 Toekomstvisie agrarische sector
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 35 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2022
De heer Remkes heeft bij de presentatie vorige week van zijn rapport «Wat wel kan» (Bijlage bij Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 34) het kabinet een duidelijke spiegel voorgehouden: we hebben als kabinet te weinig begrip getoond voor de boeren en onze waardering onvoldoende overgebracht. Die boodschap is luid en duidelijk en daar gaat het kabinet mee aan de slag. In de samenleving als geheel en de landbouwsector in het bijzonder is behoefte aan duidelijkheid en prioriteit, met name vanwege de urgentie van natuurherstel en de klimaatopgave. Er moet echt geluisterd worden naar wat partijen inbrengen. Wij danken de heer Remkes voor het vele werk dat hij in korte tijd heeft verzet en omarmen zijn denklijnen en aanbevelingen.
Er is de afgelopen jaren veel onrust ontstaan bij boeren, andere sectoren en natuurorganisaties. Het beeld is ontstaan dat er geen waardering zou zijn voor het werk van de boer. Dat beeld is niet terecht. Boeren zorgen voor ons dagelijks voedsel en zijn onderdeel van onze Nederlandse identiteit. Remkes geeft hierover aan dat er sprake is van groeiende afstand tussen Randstad en landelijk gebied én tussen stad en platteland. Deze kloof moet overbrugd worden, want de stad kan niet zonder het platteland en andersom.
Dit trekken wij ons aan en het rapport van de heer Remkes maakt dit extra invoelbaar en navolgbaar. Dit moet anders en dat gaan we doen: we willen de constructieve gesprekken die de afgelopen zomer onder zijn leiding zijn gevoerd gebruiken en voortzetten. We zullen meer dan voorheen de samenwerking actief opzoeken om tegenstellingen te overbruggen en verenigen. Want boeren en zeker jonge boeren hebben een toekomst in Nederland en zij moeten op de overheid kunnen vertrouwen. Vertrouwen herstellen kost tijd, dat realiseren wij ons. Dit advies is dé kans om een nieuwe start te maken.
Het kabinet wil samen met alle betrokken partijen zorgen dat de kwaliteit van natuur, water en bodem, milieu en het klimaat verbetert. Remkes bevestigt dat een deel van de natuur in Nederland er op dit moment niet goed aan toe is en dat urgent actie nodig is. Het is cruciaal dat alle partijen in de agrarische keten, andere sectoren (bouw, industrie en mobiliteit) en de financiële sector een niet-vrijblijvende bijdrage leveren. Hierbij is het rapport van de heer Remkes het uitgangspunt en zijn de verschillende wettelijke doelen het vertrekpunt. Door samen aan de slag te gaan maken we het mogelijk om een balans te vinden. Ook een balans met andere grote opgaven, zoals de energietransitie, de omslag naar een duurzame industrie en het woningtekort.
Appreciatie van het rapport van de heer Remkes
De heer Remkes geeft 25 aanbevelingen en schetst een aanpak langs drie lijnen:
• Lijn één: Nederland van het slot af en ruimte maken. Een korte termijn aanpak van maximaal een jaar om ruimte voor vergunningverlening te creëren door de aanpak gericht op piekbelasters, zodat PAS-melders met voorrang kunnen worden vergund.
• Lijn twee: een langjarig perspectief voor de agrarische sector en het landelijk gebied. Een visie van het kabinet wat waar wel kan en werken aan een robuuste toekomst voor de landbouw.
• Lijn drie: de gebiedsgerichte transitie realiseren. Het leggen van de gebiedspuzzels om onder andere de natuurdoelen te realiseren.
We gaan integraal aan de slag met deze lijnen en aanbevelingen. We kijken daarbij vooral naar «wat wel kan». Hieronder gaan we eerst in op het advies van de heer Remkes over de doelstelling voor 2030 en het stikstofkaartje. Daarna geven we voor de belangrijkste punten uit de drie lijnen een eerste appreciatie.
Op een aantal onderdelen gaat het kabinet met betrokken partijen meteen aan de slag, op andere onderdelen zal eerst het gesprek met partijen en de Kamer worden gevoerd. Er zijn ook punten die meer tijd en uitzoekwerk vragen. Aan het eind van de brief wordt het vervolgproces geschetst.
Doelstelling voor 2030
Ten aanzien van de doelstelling beveelt de heer Remkes aan om vooralsnog vast te houden aan het jaartal 2030 en de gestelde doelstellingen. Ook adviseert hij om 2025 en 2028 hiervoor als ijkmomenten te kiezen. Als op ijkmomenten in 2025 en 2028 blijkt dat er meer tijd nodig is, dan kan dat om drie redenen zijn:
– Als een provincie kan aantonen dat in een gebied al een groot deel van de doelstelling is gerealiseerd én dat natuurherstel onomkeerbaar is ingezet, maar ook kan aantonen dat er dwingende redenen zijn waarom wat meer tijd nodig is, dan moet het mogelijk zijn dat specifieke gebied iets meer tijd te geven.
– Als natuurherstel voldoende op koers ligt en de precieze realisatie van de doelstellingen in de knel komt als gevolg van een tekortschietend landelijk instrumentarium, dan moet het mogelijk zijn om iets meer tijd te nemen.
– Als natuurherstel voldoende op koers ligt en het resterende probleem met iets meer tijd via natuurlijk verloop kan worden opgelost, dan moet het mogelijk zijn om iets meer tijd te nemen.
Het kabinet zal dit advies verder uitwerken en opnemen in de voorziene wijziging van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering. Daarbij zal het kabinet ook onderzoeken op welke manier de samenhang met 2027, het jaar waarin de maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water (waterkwaliteit) moeten zijn geïmplementeerd, kan worden geborgd.
Stikstofkaart
Zoals eerder gezegd neemt het kabinet de aanbeveling over om de stikstofkaart van tafel te halen. In plaats daarvan adviseert de heer Remkes om zo snel mogelijk regionale kaarten te maken, die minder gedetailleerd zijn. Wij vinden het belangrijk dat regionale kaarten «van onderop» ontstaan. Provincies krijgen de ruimte om daartoe met goede voorstellen te komen. Nationale doelen krijgen zo een provinciale uitwerking. Tevens wordt bezien of een eventuele zonering ondersteunend kan zijn aan de gebiedsprocessen; dit moet ook «bottom up» vorm moet krijgen.
Lijn één: Nederland van het slot af en ruimte maken
Piekbelasters
De heer Remkes constateert dat er vanwege het algemeen belang een werkende aanpak voor de korte termijn nodig is: voor de natuur en voor toestemmingverlening. De minst kwade route hiervoor is volgens hem gericht en versneld wegnemen van de emissies van 500 tot 600 piekbelasters. Op deze manier zorgen we op korte termijn voor natuurherstel, worden er zo min mogelijk ondernemingen geraakt en kan ruimte worden gecreëerd voor het met voorrang vergunnen van PAS-meldingen.
De overheid moet de betreffende bedrijven maximaal ondersteunen bij de verschillende manieren om binnen een jaar de uitstoot op de betreffende locatie tot bijna nul te hebben teruggebracht. Remkes adviseert dat ondernemers binnen de mogelijkheden van de wet, binnen een nog nader te bepalen termijn, maximaal en ruimhartig gecompenseerd worden met de garantie dat er met wachten geen beter aanbod komt. We volgen daarbij de gefaseerde aanpak van de heer Remkes: aanpassen, verplaatsen en daarna het gesprek aangaan over (vrijwillig) stoppen.
Deze aanpak vraagt om een zorgvuldige definitie van de bedrijven waar het om gaat, het snel aangaan van de gesprekken aan de keuken- of bestuurstafel en het bieden van ruimte voor de verschillende manieren om de uitstoot terug te brengen en stevige (onafhankelijke/ externe) ondersteuning voor dit proces. Het gaat hierbij niet alleen om agrarische bedrijven. Voor het uitvoeren van dit proces richt het kabinet samen met provincies een taskforce in, waar sectorpartijen bij betrokken worden. Hierbij maken we gebruik van alle kennis die de agrarische partijen van hun achterban hebben, en de gebiedskennis van de provincies.
Omdat deze aanpak een grote impact heeft op de betrokkenen en de periode van een jaar erg ambitieus is, werkt het kabinet een goed gevulde gereedschapskist uit om de aanpak zo kansrijk mogelijk te maken. Niet alleen voor wat betreft financiële regelingen, maar ook voor de andere instrumenten die een rol kunnen spelen (bijvoorbeeld op het gebied van fiscaliteit en/of ruimtelijke ordening). Hierover wint het kabinet ook juridisch advies in. Over de invulling van de aanpak en de taskforce informeren wij de Kamer in november. Indien nodig voeren wij over de staatssteunaspecten op korte termijn, op het hoogste niveau, overleg met Brussel.
Lijn twee: Naar een robuuste toekomst
Luiken open
De heer Remkes heeft als onafhankelijk gespreksleider open en eerlijke gesprekken gevoerd met (agrarische) partijen en individuele boeren. Dit moet met kracht worden voortgezet. Zoals begin augustus al afgesproken, zullen wij één keer in de twee maanden regulier overleg hebben met de agrarische sector, zonder agenda, om bij te praten, knelpunten te bespreken en om te signaleren of «de polder» nog werkt. Dit gebeurt ook met natuurorganisaties. Aanvullend voeren wij overleggen met de sectoren en ketenpartijen. Wij gaan het gesprek aan met mensen in de praktijk. Uiteraard is er samenwerking en gesprekken met andere belanghebbenden, zoals het bedrijfsleven en organisaties actief in de industrie, woningbouw, energie, infrastructuur en gezondheid.
Het gaat niet alleen om luisteren, maar ook om samenwerken. Het kabinet wil met de partijen open en eerlijk dilemma’s bespreken en keuzes maken. Dat vraagt om een verantwoordelijkheid bij iedereen om actief deel te nemen met een duidelijk mandaat, naar elkaar te luisteren, botsende belangen op tafel te leggen en gezamenlijk tot oplossingen te komen.
Landbouwakkoord
De heer Remkes adviseert om de denklijnen van het rapport samen met de agrarische sector uit te werken tot een concreet plan in een landbouwakkoord. Het kabinet omarmt dit advies. Er is behoefte aan een duidelijk en gedragen toekomstbeeld voor de landbouwsector en de bijbehorende bedrijven voor pakweg 20 jaar. Dat moet duidelijk maken wat ervoor nodig is «om de hele bocht te zien» en te kunnen maken. Het moet leiden tot een duidelijke en stabiele koers met een concrete meerjarige aanpak en ondersteuning bieden voor de landbouw om toe te werken naar kringlooplandbouw. Een aanpak die niet elke vier jaar wijzigt, maar inspeelt op wat nodig is om de wettelijke opgaven van klimaat, water en natuur te halen. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) neemt hierin de regie en ziet het als zijn taak om hier samen met betrokken partijen vorm aan te geven.
In de komende weken gaat de Minister van LNV samen met de verschillende partijen dit proces vormgeven. Hierbij zijn het rapport van de heer Remkes en het coalitieakkoord leidend. Dit gesprek zal gaan over uitgangspunten, de relatie met het NPLG en de gebiedsprocessen, de werkwijze, betrokkenen en aard van het beoogde landbouwakkoord. Hierbij is nadrukkelijk aandacht voor de hele keten en de bijdrage die de ketenpartijen moeten leveren aan de transitie. De eerste stappen zijn gezet. In november zal de Minister van LNV de Kamer nader informeren over de verdere uitwerking en het bijbehorende proces.
Lijn drie: Gebiedsgericht de transitie realiseren
Uiteindelijk moet de door Remkes beschreven transitie zich voltrekken in gebiedsprocessen. Om dit te realiseren moet er samenwerking plaatsvinden in de gebieden en moet men keuzes maken die recht doen aan de regionale omstandigheden. Hierin nemen de provincies het voortouw, in samenwerking met de sectoren en het Rijk. De rol van de overheid is hierin luisteren, duidelijkheid scheppen, faciliteren en aanzetten tot actie. Het doel: het verbeteren van de natuur, water en bodem, milieu en klimaat in Nederland door deze in balans te brengen met de economie.
Kritische depositiewaarde (KDW) en sturen op emissie
Zoals tijdens de gesprekken van de heer Remkes met de sectorpartijen en het kabinet is afgesproken gaan we samen kijken hoe en zo ja, wanneer de wettelijke verankering van de KDW te vervangen is door een andere juridisch houdbare systematiek. Daarbij is de staat van de natuur bepalend. Bij de beoordeling daarvan wil het kabinet in navolging van het advies kijken naar condities van bodem en water (als essentiële onderdelen van de natuurkwaliteit).
Het kabinet wil de gesprekken hierover de komende maanden met de sector voortzetten. Een beoordelingssysteem zonder KDW zal een wetenschappelijk geaccepteerde methode moeten bevatten. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er op dit moment nog geen alternatieven voorhanden zijn.
Een ander, maar hiermee samenhangend punt dat naar voren komt uit de gesprekken van de heer Remkes, is de wens van partijen om de slag te maken naar emissiesturing. Hij adviseert hierover: «om deze stap te zetten is een meetsystematiek nodig, een zogeheten «stoffenbalans»». Dit sluit beter aan bij de praktijk, omdat ondernemers kunnen sturen op reductie van emissies. Het terugdringen van de totale depositie op natuur en de nadelige gevolgen daarvan zijn primair een zorg en verantwoordelijkheid voor de overheid, zo vinden deze partijen. Het kabinet onderschrijft de wens en het belang om de slag te maken naar emissiesturing.
Het kabinet zal ervoor zorgen dat het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS) aan deze twee wensen bij kan dragen. In dit programma worden niet alleen de huidige modellen en meetnetten continu verbeterd, maar wordt ook gewerkt aan het mogelijk maken van bedrijfsspecifieke metingen. Dit wordt gezamenlijk opgepakt met het bedrijfsleven en regionale overheden. Daarnaast wil het NKS een platform inrichten waarin men kennis kan uitwisselen over de regionale en provinciale meetinitiatieven en hun meetsystemen op elkaar af kan stemmen.
Hiermee wordt gewerkt aan de ontwikkeling van concrete instrumenten om emissie(reductie) op het boerenerf te meten. Daar gaat het eindrapport van de kwartiermaker Ruud Tijssens op in1, welke als bijlage is bijgevoegd. (In november volgt een uitgebreide appreciatie op dit rapport.
Vervolgproces
Het kabinet omarmt de denklijnen en aanbevelingen van het rapport en gaat zo snel mogelijk over tot realisatie daarvan. Voor een aantal onderwerpen hebben we in deze eerste appreciatie alvast aangegeven hoe het kabinet daarnaar kijkt. Het Rijk pakt hier haar rol en verantwoordelijkheid. Diverse punten uit het rapport Remkes, vragen verdere uitwerking, precisering, of het maken van keuzes. Het is daarbij van belang om bij deze keuzes oog te hebben voor uitvoerbaarheid en haalbaarheid.
We hebben inmiddels met diverse betrokken partijen het rapport van de heer Remkes besproken. Vanzelfsprekend gaan er meer gesprekken volgen. Samen met partijen gaan we aan de slag met de aanbevelingen en de drie lijnen van Remkes. In het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), brengen we de belangen van de boeren, andere bedrijvigheid en natuur, water en klimaat samen.
Om een goed en een voorspelbaar proces te borgen, is het van belang dat we als kabinet een doorkijk geven hoe het proces voor het NPLG en een landbouwakkoord eruitziet en hoe hierin ruimte is gemaakt om samen met partijen aan de slag te gaan. Het kabinet zet zich in om beide processen parallel en in samenhang vorm te geven. Hiervoor geldt:
• In november 2022 volgt een Kamerbrief over de toekomst van de landbouw met een verdere uitwerking van het coalitieakkoord en het rapport van de heer Remkes, die kaderstellend en richtinggevend zal zijn voor het landbouwakkoord, waarvan het streven is deze in het begin van 2023 te sluiten.
• Parallel daaraan volgt in november 2022 eveneens een hoofdlijnenbrief over het NPLG waarin we de belangen van de boeren, natuur, water en klimaat samenbrengen met het oog op een vitaal platteland. In deze hoofdlijnenbrief staan ook de landelijke doelstellingen op het gebied van water klimaat en natuur.
• Deze zullen vervolgens richting januari 2023 in gezamenlijkheid met onder meer de provincies en sectoren worden doorvertaald per gebied in richtinggevende doelstellingen. In januari stellen wij tegelijkertijd de richtinggevende doelen voor andere sectoren vast.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
De Minister voor Natuur en Stikstof,
Ch. van der Wal-Zeggelink
Ruud Tijssens (2022) «Versnellen van innovatie voor een toekomstbestendig agrarisch Nederland».↩︎