[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Ruimte voor economie

Nationale Omgevingsvisie

Brief regering

Nummer: 2022D41856, datum: 2022-10-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34682-103).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 34682 -103 Nationale Omgevingsvisie.

Onderdeel van zaak 2022Z19559:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

34 682 Nationale Omgevingsvisie

33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Nr. 103 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2022

Hierbij bied ik u de contouren voor een programma werklocaties aan, zoals aangekondigd in mijn Hoofdlijnenbrief van 7 februari 2022 (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 87) en de Ruimtelijke Ordeningsbrief van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 17 mei 2022 (Kamerstuk 34 682, nr. 92). De verdere uitwerking van de contouren van het programma werklocaties is tevens een uitwerking van het bredere bedrijventerreinenbeleid en efficiënte allocatie van de fysieke ruimte voor het realiseren van de industriedoelen uit de Industriebrief van 8 juli jl.1

Waarom is ruimte voor economie belangrijk?

De ruimte in Nederland is schaars en de druk op de ruimte neemt toe. Verschillende maatschappelijke vraagstukken, zoals de woningbouw, de energietransitie, natuurherstel en de economie (waaronder landbouw) concurreren met elkaar om de ruimte. Een sterk en concurrerend bedrijfsleven is nodig om ons welvaartsniveau te garanderen en om de transities te kunnen realiseren. Dat betekent ook dat we bedrijven ruimtelijk moeten faciliteren. En juist die ruimte wordt steeds schaarser. Om het concreet te maken: 2,5 procent van het huidig ruimtegebruik in Nederland is bestemd voor economische activiteit (exclusief landbouw). Voor wonen is dit 7 procent, 15 procent voor natuur en 66 procent voor landbouw. Ik richt me op het behoud van in ieder geval het huidige areaal aan ruimte dat bestemd is voor economische activiteit op bedrijventerreinen. Hiernaast onderzoek ik waar (tijdelijk) meer ruimte nodig is om de transities te versnellen. Ik sta voor het borgen van voldoende en kwalitatief goede ruimte voor bedrijvigheid op de goede plek. Een vereiste voor een goed vestigingsklimaat.

Ik geef hierbij prioriteit aan 1) de verduurzaming van de industrie en 2) de ontwikkeling van campussen van nationaal belang. Hiernaast richt ik mij op een blijvend goed vestigingsklimaat voor het mkb, als basis van onze economie in het algemeen. Tot slot richt ik me op een passende ontwikkeling van grootschalige bedrijfsvestigingen. Op deze thema’s zie ik vanuit ruimtelijk-economisch perspectief de meest urgente opgaven en knelpunten ontstaan, die de transitie naar een duurzame economie in de weg kunnen staan. In de ruimtelijke afweging vraagt dit om een integrale kijk, met oog voor het economische toekomstige verdienvermogen van Nederland.

Verduurzaming van onze industrie

Een succesvolle klimaat- en energietransitie van de basisindustrie is cruciaal, niet alleen voor het behalen van onze nationale CO2-doelstelling, maar ook voor onze huidige en toekomstige welvaart. De industrie is een bron van directe en indirecte werkgelegenheid en drijver van R&D en productiviteitsgroei. Om de doelstellingen voor de industrie op het gebied van energie, klimaat en leefkwaliteit te behalen heeft onze industrie ruimte nodig. Ruimte om de benodigde infrastructuur aan te leggen, ruimte om de transitie naar circulariteit te maken, ruimte om fossielvrij te worden. Zo behouden we ook de belangrijke bijdrage van de industrie, binnen de kaders van de doelstellingen.

Ruimtelijk bezien is de energie-intensieve industrie geconcentreerd in een vijftal regionale clusters in Noord-Nederland, Noordzeekanaalgebied, Rotterdam-Moerdijk, Zeeland en Chemelot. Verspreid over Nederland is het zogenaamde zesde cluster gevestigd, waaronder de voedingsmiddelen- en papierindustrie en producenten van glas en bouwmaterialen. Al deze clusters zijn gevestigd op verschillende bedrijventerreinen. Ze hebben elk hun eigen ruimtelijke uitdagingen, deze lopen uiteen van voldoende beschikbare ruimte voor een milieucontour, noodzakelijke ruimte voor uitbreiding, voldoende ruimte op het elektriciteitsnet en goede multimodale ontsluiting. Ik noem hier als voorbeeld de clusters Eemshaven en Chemelot:

– Het industriële cluster Eemshaven is als aanlandlocatie van wind op zee kansrijk voor de productie van waterstof, vandaaruit kan hernieuwbare energie worden getransporteerd via de landelijke waterstofbackbone. Door gebruik te maken van bestaande en deels met nieuw aan te leggen leidingen kunnen industriële clusters in de toekomst met elkaar (en met waterstofinfrastructuur in de ons omringende landen) worden verbonden. De fysieke inpassing kan alleen met de juiste ruimtelijke voorwaarden en vraagt mogelijk extra ruimte voor maakbedrijven die een rol kunnen spelen in de ontwikkeling van deze transitie en zich daarom in de nabijheid van dit cluster willen vestigen.

– Chemelot heeft alle kernkwaliteiten in huis om een circulaire hub te worden. Chemiebedrijven produceren stoffen en materialen voor onder meer verpakkingen en conserveringsmiddelen voor voeding, isolatiemateriaal voor de bouw, medicijnen en antibiotica voor de zorg en kunstmest voor de landbouwsector. Goed aangesloten zijn op duurzame energiestromen en de juiste kwaliteit van de beschikbare ruimte zijn belangrijke randvoorwaarde om de transitie naar circulaire ketens en hernieuwbare bronnen te kunnen maken.

In een aantal NOVEX-gebieden2 staat de transitie van de industrieclusters centraal. In de NOVEX gebieden Amsterdam Noordzeekanaalgebied, de Rotterdamse haven, North Sea Port District, Zuid-Limburg en Groningen wordt een fundamentele transitie gemaakt naar een circulaire en fossielvrije economie in 2050. De ruimte die daarvoor nodig is brengt spanning mee met andere ruimte vragende functies, zoals de urgente woningbouwopgave in de Metropoolregio Amsterdam die schuurt met de hogere milieucategorie bedrijfsruimte die nodig is en geborgd dient te blijven voor de ontwikkeling van het Noordzeekanaalgebied. In Zeeland is de opgave in het North Sea Port District ook een integrale opgave, waar de ruimte voor leefbaarheid en blijvende werkgelegenheid in samenhang moeten worden bezien. We zullen economie hierin een plek moeten blijven geven door gebiedsgericht en opgavegericht te werken en hebben daarbij aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit en inpassing in het landschap in relatie tot programma Mooi Nederland.

De uitdagingen voor de duurzame economische ontwikkeling van onze industriële clusters liggen in een combinatie en de optimalisatie van ruimtelijke voorwaarden, in termen van kwalitatieve goede hectare ruimte voor bedrijven, maar ook fysieke ruimte voor duurzame mobiliteit en duurzame infrastructuur.

De campussen van nationaal belang

Innovatie is van groot belang voor de Nederlandse economie en campussen zijn van groot belang voor die innovatie. Nederland telt 35 campussen, verspreid over het hele land. Dit zijn campussen waar de nadruk ligt op research en development en waar universiteiten, onderzoeksinstituten of grote innovatiecentra van bedrijven gevestigd zijn. Campussen sluiten aan op het economische ecosysteem van regio’s en fungeren als belangrijke vestigingsplaats voor bedrijven en katalysator van innovatie. Hierbij gaat het voornamelijk om de verbinding tussen mensen én organisaties die elkaar versterken. Een voorbeeld is het Bio Science cluster in Leiden, waar meer dan 150 bedrijven en kennisinstellingen werken aan de toekomst van Life Sciences. Of aan de Brainport-regio waar overheden, bedrijven en kennisinstellingen samenwerken aan de technologie van de toekomst.

Een toenemend probleem is dat er weinig of geen ruimte beschikbaar is op of nabij campussen voor onder andere doorgroei van startups en scale-ups. Een aantal campussen aan de rand van de stad loopt tegen zijn grenzen aan en moet op zoek naar extra ruimte om het innovatie-ecosysteem verder te versterken. Ook een goede infrastructurele (OV)-ontsluiting en voldoende huisvestingsmogelijkheden voor werknemers vormen voor de ontwikkeling van campussen een knelpunt. De diverse ruimtelijke knelpunten vragen om slimme combinaties en keuzes om stagnatie van de economische ontwikkeling van nationale sleutelspelers te voorkomen.

De ruimtelijke opgaven die in of in de nabijheid van campussen spelen vragen om een integrale blik, om zo de economische kracht ook in de toekomst verder te ontplooien. Ook hier gaat het om fysieke ruimte voor uitbreiding, maar ook voor de mogelijkheden van huisvesting van personeel en een optimale woon-werkverbinding van datzelfde personeel.

Blijvend goed vestigingsklimaat voor het mkb

Ik wijs hier graag op het belang van het MKB. In de keten van zowel de industrie als innovatie-ecosystemen is het van groot belang om ontwikkelingen in industrie en technologie te faciliteren. Ik noem als voorbeeld de bouw- en installatiebedrijven, die de komende jaren bijna 1 miljoen woningen gaan bouwen en 1,5 miljoen woningen gaan verduurzamen. Dit vraagt om meer ruimte voor bouw- en maakbedrijven in Nederland. Dezelfde bedrijven hebben werknemers nodig, mensen met verschillende talenten en achtergronden, om de producten te maken en de diensten te leveren die bijdragen aan onze toekomst. Veel mkb bedrijven zijn gevestigd op bedrijventerreinen, die door dezelfde woningbouwopgave onder druk komen te staan om te transformeren van bedrijventerrein tot woonwijk. Bij het uitblijven van geschikte bedrijfsruimte in de nabijheid van personeel en afzetmarkt verdwijnen deze bedrijven uit de regio. Het belang voor (lokale) werkgelegenheid mogen we niet vergeten. Ook bedrijventerreinen met een hoge milieucategorie staan in de verstedelijkte gebieden onder druk. Deze ruimte moeten we koesteren want die hebben we hard nodig om een transitie te maken naar een circulaire economie. Dit betekent dat we zuinig moeten zijn op onze bedrijventerreinen, juist ook voor een goede woon-werkbalans, waarbij onnodige niet duurzame woon-werkkilometers worden vermeden.

Dit vraagt hernieuwde aandacht op de bestaande, verouderde ruimte voor bedrijvigheid. Deze vraagt om een nieuwe impuls, enerzijds door herontwikkeling en verduurzaming van de huidige bedrijfsruimte, anderzijds door slimme combinaties met woningen waar mogelijk. Hierbij moet huisvesting en werkgelegenheid op dezelfde waarde worden geschat, zodat er een evenwichtig, inclusief stedelijk milieu ontstaat.

Een passende ontwikkeling van grootschalige bedrijfsvestigingen

Voor een vitale (regionale) economie is er ook voldoende ruimte voor grootschalige bedrijfsvestigingen nodig. Deze ontwikkellocaties kunnen we ook benutten om strategisch autonomer te worden. Wanneer slechts één of twee landen de gehele productie domineren, kan dat tot te grote afhankelijkheid leiden. Denk aan het huidige vraagstuk van afhankelijkheid van Russisch gas. Een ander voorbeeld is de productie van kritische medicijnen. Echter de druk op de ruimte neemt toe en vraagt om verdere professionalisering en meer «grip» op grootschalige bedrijfsvestigingen om ervoor te zorgen dat grootschalige bedrijfsvestigingen met kwaliteit op de juiste plek worden gerealiseerd. Voor een zo duurzaam mogelijke ruimtelijke inpassing kijken we bij clustering naar meervoudig ruimtegebruik, toepassing van innovatie, natuurinclusiviteit en een goede bereikbaarheid.

Inzet is om kwalitatief voldoende ruimte beschikbaar te hebben en te houden voor grootschalige bedrijfsvestigingen op de juiste plek en de juiste toegevoegde waarde. Dit vraagt tegelijk om geclusterde locaties die multimodaal ontsloten aan de belangrijke vervoercorridors en bovendien vanuit de goede ruimtelijke ordening kwalitatief goed zijn in gepast in het landschap.

Uitwerking

In de bijlage bij deze brief schets ik de contouren van het programma werklocaties. Na een analyse van de opgaven ga ik nader in op de contouren van een aanpak langs vier lijnen.

1. Balans in vraag en aanbod van werklocaties;

2. Clusters van bedrijven: industrie, campussen en grootschalige (logistieke) bedrijfsvestigingen;

3. Beter benutten van bestaande bedrijventerreinen;

4. Bedrijventerreinen als katalysator van verduurzaming.

Om deze lijnen te concretiseren breng ik de toekomstige ruimtebehoefte in kaart, zowel in de regio’s als bovenregionaal. Deze behoefteramingen – kwantitatief en kwalitatief – zetten we af tegen het huidige aanbod. Hiermee krijgen we zicht op kansen en knelpunten in de ruimtelijke accommodatie van onze industriële bedrijven, onze innovatie-ecosystemen en ons MKB en dus ook of er voldoende fysieke ruimte beschikbaar is voor toekomstige nieuwe economische activiteiten. Deze informatie, onder andere gebaseerd op kwalitatieve gesprekken met de provincies, is dan ook input voor de startpakketten voor de provinciale uitvraag. De provincies gaan vervolgens aan de slag met de bredere ruimtelijke afweging, hierin zullen we gezamenlijk moeten optrekken. Ik blijf dan ook graag met provincies in gesprek over hoe wij gezamenlijk de economie van nu en in de toekomst kunnen blijven faciliteren.

Samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en provincies werk ik aan een handreiking voor regionale meerwaarde van nieuw te vestigen bedrijven, via het traject «Grip op grote bedrijfsvestigingen». Naast aansluiting op het economische profiel van een regio komen hierbij ook aspecten als (energie)ontsluiting (belangrijke corridors), kwaliteit van de leefomgeving en ruimtelijke inpassing aan bod. Samen met de inventarisatie van de bovenregionale ruimtebehoefte geeft dit de provincies gelijkwaardige uitgangspunten voor het faciliteren van de juiste functies op de juiste plekken, met een goede kwalitatieve (ruimtelijke) inpassing als randvoorwaarde. In het 4e kwartaal van 2022 ontvangt uw Kamer van mij samen met de Minister voor VRO een brief over de voortgang. De handreiking regionale meerwaarde en het nog te formuleren clusterbeleid resulteren in de formulering van een afweegkader in het eerste kwartaal van 2023. Dit ook naar aanleiding van motie van het lid Bontenbal c.s. (Kamerstuk 29 383, nr. 377).

Zorgdragen voor een betere benutting van bedrijventerreinen ligt in eerste instantie bij provincies, gemeenten, ondernemers. Ik onderzoek hoe de samenwerking tussen overheden en ondernemers op bedrijventerreinen versterkt kan worden. Een goede samenwerking is van wezenlijk belang voor het investeren in verduurzaming, vergroening, herontwikkeling en herstructurering. Samen met de Minister van VRO onderzoek ik hoe deze ontwikkelingen op bestaande bedrijventerreinen kan worden gestimuleerd, onder andere door in gesprek te gaan met regionale ontwikkelingsmaatschappijen, die zich hiervoor inzetten. Waar bedrijven moeten verplaatsen als gevolg van grootschalige woningbouw zetten wij in op het maken van bestuurlijke woon-werkafspraken, met als doel het garanderen van een alternatieve vestigingslocatie voor het te verplaatsen bedrijf in de regio. In het najaar zullen de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) en VRO u informeren over de uitkomsten van het BO MIRT (Meerjarenprogramma Ruimte, Infrastructuur en Transport). In deze brief zal verder worden ingegaan op de implicaties voor bedrijven en hun werknemers in de grootschalige woningbouwlocaties waar dit speelt.

De verdere uitwerking van de vier genoemde lijnen pak ik op met de belangrijkste partners: provincies, gemeenten, betrokken departementen en andere relevante private partners, zoals de regionale ontwikkelingsmaatschappijen en parkmanagers van bedrijventerreinen. In juli 2023 kom ik vervolgens met een definitieve uitwerking van het programma werklocaties. Uiteindelijk willen we met deze aanpak bereiken dat er voldoende en kwalitatief goede ruimte is voor onze economie, bedrijven en werklocaties, zodat we onze transities kunnen realiseren en kunnen blijven werken aan de economie van de toekomst.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens

BIJLAGE: RUIMTE VOOR ECONOMIE: ANALYSE VAN DE ONTWIKKELINGEN EN CONTOUREN PROGRAMMA WERKLOCATIES

In deze analyse ga ik in op het belang van bedrijventerreinen voor de Nederlandse economie, de ontwikkelingen die we zien op het gebied van ruimtelijke economie en schets ik de contouren voor het programma Werklocaties.

Deel I Waarom zijn bedrijventerreinen belangrijk?

1. Bedrijventerreinen zijn van economisch en maatschappelijk belang

2. De ruimtevraag van bedrijventerreinen is in ontwikkeling

3. Een gezamenlijke aanpak met de regio

Deel II Contouren programma werklocaties

Thema 1: Balans in vraag en aanbod

Thema 2: Clusters van bedrijven

Thema 3: Beter benutten van bestaande bedrijventerreinen

Thema 4: Bedrijventerreinen als katalysator voor verduurzaming

Vervolg: Uitwerking van programma werklocaties juli 2023

Deel I Waarom zijn bedrijventerreinen belangrijk?

In dit deel wordt het belang van werklocaties toegelicht. In het volgende deel komt aan de orde wat de verantwoordelijkheid is van het Rijk en de inzet van het kabinet om voldoende ruimte voor bedrijvigheid te borgen als onderdeel van de ruimtelijke ordening.

1. Bedrijventerreinen zijn van economisch én maatschappelijk belang

De Nederlandse economie krijgt vorm op werklocaties verspreid over ons land. De regio’s bieden ruimte aan kantoor-en bedrijfsgebouwen, aan retail en werklocaties in de nabijheid van woningen en aan de 3800 bedrijventerreinen die ons land kent. In het bijzonder richt ik me op bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen, waaronder ik de industrieclusters, de campussen (kennisclusters), de grootschalige (logistieke) vestigingen én het welbekende bedrijventerrein met daarop met name mkb’ers reken.

Figuur 1. Toelichting:

– Industrieclusters zijn geconcentreerd in een 6-tal regionale clusters en beslaan, per cluster, meerdere bedrijventerreinen.

– Kennisclusters (campussen) kennen een mix van functies en stimuleren door middel van interactie en samenwerking kennisontwikkeling en innovatie.

– Grootschalige (logistieke) bedrijfsvestigingen (>5ha) vragen om goede ontsluiting en ruimtelijke inpassing.

– Reguliere bedrijventerreinen zijn de ruggengraat van het Nederlandse mkb en bieden vooral praktisch geschoolde werkgelegenheid.

Bedrijventerreinen zijn een drijvende kracht voor onze economie. Er wordt gewerkt op bedrijventerreinen: zeker 30% van de werkzame beroepsbevolking vindt zijn of haar baan op een bedrijventerrein, bijvoorbeeld in de maakindustrie. Het gaat om banen op alle opleidingsniveaus en in het bijzonder om mbo-vakmanschap, ambachtelijk werk, maakbedrijven en de industrie. Voor de met name praktisch en middelbaar opgeleiden weegt het belang van een bereikbare arbeidsplaats zwaar. Voor deze groep werkenden geldt dat 75% woont en werkt in dezelfde stad. Een lange(re) afstand of reistijd tot een baan kan bij deze groep zorgen voor vervoersarmoede of zelfs werkeloosheid.

De productiviteit van bedrijventerreinen is hoog. 40% Van het bruto binnenlands product wordt er verdiend en 60% van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling (R&D) worden gedaan door bedrijven op bedrijventerreinen. Voor de regionale en stedelijke economie vormen bedrijventerreinen de ruggengraat. Zo is de economische toegevoegde waarde van Chemelot ongeveer € 3 miljard; de in Chemelot gevestigde bedrijven leveren een bijdrage van 15% aan het Bruto Regionaal Product van Zuid-Limburg3.

De clusters van nationaal belang zijn op bedrijventerreinen gevestigd. Het gaat onder andere over de industrieclusters, de campussen als brandpunten van onze onderzoeks- en innovatie ecosystemen en de clusters van grootschalige (logistieke) bedrijfsvestigingen. Ook het mkb is in veel gevallen gehuisvest op de reguliere bedrijventerreinen in de stedelijke gebieden. Op bedrijventerreinen worden producten, technologieën en diensten ontwikkeld, geproduceerd en gedistribueerd die u en ik dagelijks gebruiken en die essentieel zijn voor onze veiligheid, onze voeding, onze gezondheid en onze energievoorziening. Zo ontwikkelt MSD geneesmiddelen op bedrijventerreinen en BASF nieuwe technologie voor waterzuivering. Voor deze producten willen we niet volledig afhankelijk zijn van andere landen. Belangrijke producenten van voedingsmiddelen zijn bijvoorbeeld Friesland Campina en Heineken.

Ten slotte vindt ook een belangrijk deel van de verduurzaming van de economie plaats op bedrijventerreinen. De verduurzaming van de zes grootschalige industrieclusters zoals Rotterdam/ Moerdijk en de IJmond, maar ook een belangrijk deel van de verduurzaming van reguliere bedrijven gebeurt op bedrijventerreinen4. Op de bedrijventerreinen wordt 20 miljard m3 gas verbruikt en 30 miljard kilowattuur elektriciteit verbruikt (respectievelijk 50% en 27% van Nederland5). Bedrijventerreinen bieden veel kansen voor interactie, clustering en delen van faciliteiten en (energie)voorzieningen, waar in toenemende mate behoefte aan is. Zo is de beschikbaarheid van energie in steeds belangrijkere mate een vestigingsplaatscriterium, dat in diverse regio’s een knelpunt is geworden6. Collectieven van bedrijven kunnen kansrijk zijn voor slimme uitwisseling van hernieuwbare energie en dragen bij in de oplossing voor netcongestie. Ook het hergebruik van grondstoffen ten behoeve van de circulaire economie is een belangrijke opgave. Op bedrijventerreinen werken de verschillende schakels in productieketens steeds meer samen om zo efficiënt mogelijk met grondstoffen om te gaan.

2. De ruimtevraag van bedrijventerreinen is in ontwikkeling

Uit onze groeiprognoses blijkt dat de vraag naar ruimte voor bedrijventerreinen de komende jaren zal blijven toenemen7. Transities en ontwikkelingen vragen extra ruimte voor economische activiteit.

Door geopolitieke ontwikkelingen is een grotere behoefte ontstaan om de productie van strategisch belangrijke producten terug te halen naar Europa (re- en nearshoring). In het verlengde van deze ontwikkeling zien we ook een toenemende behoefte aan extra opslagmogelijkheden in Nederland. De lockdowns in China en verstoringen van containertransport uit het oosten hebben hieraan bijgedragen.

Ook de verduurzaming van de economie zorgt voor een extra vraag om ruimte. Denk daarbij aan de overstap van fossiele naar duurzame energie en de ruimte die nodig is voor een nieuwe energie-infrastructuur en -opslag. Hetzelfde geldt ook voor de stap naar een circulaire economie. Het scheiden en hergebruiken van materialen brengt extra ruimtegebruik met zich mee. Naar verwachting is deze extra ruimtevraag (deels) tijdelijk, omdat de ruimte voor fossiele energievoorzieningen en de daarop gebaseerde productieprocessen op termijn zullen verdwijnen.

Het logistieke vastgoed groeit momenteel met circa 400 hectare per jaar8. Van bijna 75% van dit logistieke vastgoed worden Nederlandse consumenten en bedrijven bediend. Hier worden uw en mijn pakketjes en dagelijkse boodschappen verwerkt. Digitalisering levert een flinke bijdrage aan de toename van de e-commerce en helpt daarnaast ook om de schaarste aan arbeidskrachten met automatisering te verlichten. Met steeds minder mensen kunnen we steeds meer maken en vervoeren. In het verlengde hiervan zien we ook een toenemende behoefte aan stedelijke distributiepunten, om boodschappen en pakketten, op een duurzame manier, van de rand van de stad tot aan de voordeur te brengen. Ook deze ontwikkeling vraagt om een goede ruimtelijke inpassing. Automatisering en robotisering resulteert overigens niet altijd in minder ruimtegebruik, voor de geautomatiseerde productielijnen en processen is ook ruimte nodig. Door innovaties zijn er voorbeelden van bedrijfshallen waarbij productielijnen op verschillende verdiepingen wordt georganiseerd. Hierdoor kan er sprake zijn van relatief minder ruimtebeslag, maar wel een hoger bedrijfspand.

3. Een gezamenlijke aanpak met de regio

De verantwoordelijkheden voor ruimtelijk en economisch beleid zijn in Nederland belegd bij de verschillende overheden. Zo zijn gemeenten verantwoordelijk voor het bestemmen en de aanleg van bedrijventerreinen. Provincies bepalen in overleg met gemeenten waar bedrijven kunnen uitbreiden en bedrijventerreinen mogen worden aangelegd. En het Rijk richt zich op zijn beurt op de nationale belangen, zoals de versterking van de economie als geheel en een goed vestigingsklimaat.

De ruimte voor economie staat echter onder druk. Steeds vaker bereiken mij signalen dat er krapte ontstaat. Deze krapte is in vrijwel alle provincies zichtbaar9. Op bedrijventerreinen zijn weinig vrij uitgeefbare kavels beschikbaar. Ook is er nauwelijks ruimte voor nieuwe of groeiende bedrijven die hinder veroorzaken: bedrijven met een hoge milieucategorie en of locaties aan het water zoals de binnenhavens. En daar bovenop zorgt de stikstofcrisis voor een grote rem op de bouw, waardoor transities of uitbreiding onmogelijk wordt.

We hebben elkaar daarom hard nodig om onze doelen te realiseren. Deze samenwerking krijgt de komende periode vorm in een programma Werklocaties, dat onderdeel wordt van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De contouren van dat programma schets ik hieronder. De precieze inzet wordt duidelijk in het samenspel met provincies en gemeenten en andere relevante partners. Ik bouw voort op het traject «Grip op grote bedrijfsvestigingen» (GRIP). In GRIP heb ik samen met de Minister van VRO en de provincies bestuurlijke afspraken gemaakt om meer beleidsmatig te gaan sturen op bedrijventerreinen.

Deel II: Contouren programma werklocaties

In het vorige deel is aan de orde gekomen dat het belangrijk is om zuinig te zijn op bedrijventerreinen, omdat de economie groeit én verandert en te kunnen inspelen op transities waar we als economie voor staan. In dit deel schets ik hoe het kabinet dit wil doen.

Contouren programma werklocaties

Met het programma werklocaties richt ik mij, samen met de regio, op het borgen van voldoende en kwalitatief goede ruimte voor bedrijvigheid op de goede plek. Dat doen we aan de hand van vier, nog nader uit te werken, thema’s.

Thema 1: Balans in vraag en aanbod

De ontwikkelingen die ervoor zorgen dat de vraag naar werklocaties groeit heb ik toegelicht. Om hierop te kunnen anticiperen, voer ik in overleg met de provincies momenteel een ruimtelijke inventarisatie uit die antwoord moet geven op de vraag of er in de toekomst voldoende ruimte beschikbaar is voor werklocaties. De resultaten van deze inventarisatie zal ik vanuit EZK betrekken bij de ruimtelijke provinciale uitvraag waarover we onder regie van de Minister van VRO in gesprek gaan met provincies.

Een goede balans tussen vraag en aanbod gaat verder dan alleen het borgen van genoeg vierkante meters. Het gaat ook over de beschikbaarheid van voldoende (hernieuwbare) energie, een goede ontsluiting, beschikbaarheid van personeel, stikstofruimte en de circulaire economie. Dit samenspel vraagt om zorgvuldige afwegingen in regio’s. Het draagvlak onder bewoners voor economische activiteiten in de eigen omgeving kan onder druk komen te staan. Voorbeelden hiervan zijn de maatschappelijke discussies over verdozing en over hyperscale datacenters. De juridische basis voor het sturen op (grootschalige) bedrijventerreinen is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Veel provincies en gemeenten zijn hierover al met elkaar in gesprek, met als doel om te komen tot een goede regionale balans tussen vraag en aanbod van bedrijventerreinen te komen. Daarbij hebben ze steeds meer aandacht voor regionale meerwaarde: aspecten als (energie) ontsluiting, leefkwaliteit en ruimtelijke inpassing. In het traject GRIP hebben we april jl. afgesproken om hiervoor een gezamenlijke handreiking op te stellen. Deze ontwikkeling steun ik actief, ook in het licht van mijn toezegging aan het lid Rajkowski van de VVD, in het commissiedebat over datacenters (Kamerstuk 26 643, nr. 900).

Thema 2: Clusters van bedrijven

De industrieclusters, campussen en clusters van grootschalige (logistieke) bedrijfsvestigingen zijn bepalend voor de toekomstige concurrentiekracht van Nederland. Bovendien staan zij voor een forse transitie.

Om de energietransitie te faciliteren binnen de industrieclusters is ruimte nodig. Hoeveel ruimte daarvoor nodig is brengen we op dit moment in kaart. Daarnaast verkennen we of bescherming dan wel uitbreiding van deze gebieden noodzakelijk is voor de versnelling van de energietransitie.

Campussen zijn belangrijke broedplaatsen voor innovatie en hoogwaardige R&D, met een grote economische meerwaarde voor de regio. Om de innovatiekracht van campussen te versterken actualiseer ik het campusonderzoek uit 2018. Het onderzoek inventariseert de belangrijkste campussen in Nederland en verkent hoe deze campussen ook richting de toekomst voldoende (fysieke) ontwikkelruimte te kunnen bieden.

Via het traject «Grip op grootschalige bedrijfsvestigingen» worden opties verkend om nieuwe grootschalige bedrijfsvestigingen te clusteren langs belangrijke vervoercorridors om de impact op het landschap te beperken. Goed ontsloten bedrijventerreinen beperken het aantal transportbewegingen en daarmee de druk op het wegennet.

Thema 3: Beter benutten van bestaande bedrijventerreinen

Vitale bedrijventerreinen: Provincies en gemeenten hebben een actieve rol bij het beter benutten van bestaande bedrijventerreinen. Vanuit het Rijk wil ik hierin graag een faciliterende rol vervullen door de samenwerking van bedrijven op bedrijventerreinen een impuls te geven. De Bedrijven Investeringszone (BIZ) is een instrument om ondernemers te steunen bij het gezamenlijk investeren in het bedrijventerrein. In overleg met ondernemers en gemeenten onderzoek ik hoe de samenwerking tussen ondernemers op een bedrijventerrein kan worden versterkt en op welke wijze we dit instrument voortzetten.

Herontwikkeling: Ook ontwikkelingen om bestaande bedrijventerreinen te herontwikkelen, geïnitieerd door private partijen, dragen bij aan een beter vestigingsklimaat, aan duurzame investeringen en een zorgvuldig ruimtegebruik. We zien in verschillende gemeenten en provincies interessante initiatieven. Ik wil hier graag een faciliterende rol in vervullen en onderzoeken wat er nodig is om de gezamenlijke regie verder te versterken. De Minister van VRO en ik spannen ons de komende periode in om tot uitwisseling van goede voorbeelden te komen, opdat regio’s van elkaar kunnen leren en elkaar kunnen inspireren.

Transformatie naar woningbouw met behoud van werk: Goede ruimtelijke afstemming is nodig om alle noodzakelijke voorzieningen, zowel wonen áls werken, in samenhang met elkaar te behouden of realiseren. Door innovaties en verdergaande vernieuwing van productieprocessen worden sommige processen ook schoner, veiliger en minder storend. Wanneer dit ook daadwerkelijk leidt tot minder benodigde vergunningsruimte en veiligheidscontouren die nu nog bescherming bieden aan bedrijven, kunnen er in de toekomst bedrijventerreinen wellicht intensiever benut worden en meer functies gecombineerd worden. Zodra een bestaand bedrijventerrein wordt getransformeerd naar een gemengd gebied, met ruimte voor wonen en werken, gaat bestaande bedrijfsruimte in sommige gevallen verloren. Voor de 17 grootschalige woningbouwgebieden die opgenomen zijn in het Programma Woningbouw van de Minister van VRO zet het kabinet in op het maken van bestuurlijke woon-werkafspraken, indien het verplaatsen van bedrijven aan de orde is.

Thema 4: Katalysator voor verduurzaming

Dit kabinet spant zich ervoor in om met het verduurzamen en vergroenen van bedrijventerreinen een substantiële bijdrage te leveren aan het Klimaatakkoord. Door ontwikkelen van een collectieve aanpak om ondernemers te ontzorgen en het voor ondernemers makkelijker te maken om gezamenlijk te investeren in slimme systeemoplossingen of een decentraal energiesysteem (energy hubs, smart grids, energieopwekking of warmtenet). Deze inspanningen lopen via diverse trajecten, waaronder het programma verduurzaming bedrijventerreinen van het Ministerie van BZK. Daarnaast is er ook steeds meer aandacht voor de vergroening van bedrijventerreinen en uitdagingen op het gebied van klimaatadaptatie, biodiversiteitsherstel en natuurinclusief bouwen, onder andere met de reservering voor het Groeifondsvoorstel Werklandschappen van de Toekomst van BZK10.

Vervolg

In juli 2023 kom ik met een uitwerking van het programma werklocaties.


  1. Kamerstuk 29 826, nr. 147.↩︎

  2. Kamerstuk 34 682, nr. 100.↩︎

  3. Bron: Arbeidsvolume en toegevoegde waarde naar regio, 2019 (cbs.nl).↩︎

  4. Van de vestigers op bedrijventerreinen is een aanzienlijk aandeel MKB-bedrijvigheid. Zoals in het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is afgesproken is de verduurzaming van het MKB een belangrijk doel van dit Kabinet, bedrijventerreinen bieden de mogelijkheid een groot deel van het MKB te bereiken.↩︎

  5. Bron: In 2020 was het netto elektriciteitsverbruik was 111 Twh (cbs.nl).↩︎

  6. Bron: bijlage_brief_regios_vno-ncw_aan_ingrid_thijssen_20220704.pdf.↩︎

  7. Kamerstuk 34 682, nr. 31.↩︎

  8. NVM, Logistiek vastgoed in cijfers 2021.↩︎

  9. STEC (Beschikbare ruimte op bedrijventerreinen zakt naar «recorddieptepunt» – Stadszaken.nl).↩︎

  10. Werklandschappen van de toekomst | Projecten ronde 2 | Nationaal Groeifonds.↩︎