[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2022D42329, datum: 2022-10-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3522).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3522 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.

Onderdeel van zaak 2022Z19711:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3522 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 oktober 2022

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 2 september 2022 over het Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3487).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 september 2022 aan de Minister van Defensie voorgelegd. Bij brief van 18 oktober 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
De Roon

Adjunct-griffier van de commissie,
Goorden

Inleiding

Hierbij stuur ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Defensie, de reactie op het Schriftelijk Overleg d.d. 26 september jl. inzake het BNC-fiche «verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen».

Inzake het onderhandelingsproces heeft een eerste bespreking van de concept-verordening over de European Defence Industry Reinforcement through common Procurement Act (EDIRPA) in de Ad Hoc Raadswerkgroep Defensie Industrie plaatsgevonden. De komende periode zal worden gebruikt om te komen tot een gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de concept-verordening.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie van het EU-voorstel voor een verordening ter versterking van de Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen. Deze leden hebben daar een aantal vragen en opmerkingen bij.

De leden van de VVD-fractie erkennen het belang van het versneld verbeteren van de gereedheid van eenheden.

1. Kan de Minister aangeven of de doelstelling om via het instrument urgente tekortkomingen weg te werken, betekent dat er vooral geïnvesteerd gaat worden in zaken die op korte termijn nodig zijn om de gereedheid van eenheden, zeker ook ten behoeve van collectieve verdediging in NAVO-verband, te verhogen, zoals inzetvoorraden munitie en reservedelen, in plaats van meer langjarige vervangingstrajecten van groter materieel? Is de Minister het met deze leden eens dat het instrument vooral zou moeten worden gebruikt om lidstaten gezamenlijk op korte termijn de inzetbaarheid van hun krijgsmachten te laten verhogen, gezien de urgente dreiging vanuit Rusland?

Het instrument wordt inderdaad ingezet om via gezamenlijke aanschaf de meest urgente en kritieke tekortkomingen weg te nemen, die mede als gevolg van de Russische inval in Oekraïne zijn ontstaan. Het is daarmee gericht op de aanschaf van defensiematerieel dat op korte termijn door de defensie industrie kan worden geleverd. Het instrument komt hiermee ten goede aan de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht Lange termijn capaciteitsontwikkelingsprojecten worden in EU-verband financieel gestimuleerd door middel van het Europees Defensiefonds (EDF).

Welke precieze behoeftes in aanmerking komen voor financiering uit het instrument zal worden vastgelegd in het werkprogramma. Hiervoor wordt ook gebruik gemaakt van de inventarisatie die is uitgevoerd door de Defence Joint Procurement Task Force1 (DJPTF) en van de inventarisatie die is gedaan voor de gezamenlijke mededeling «lacunes in defensie-investeringen en de weg vooruit». De Commissie stelt het werkprogramma op en wordt daarin bijgestaan door een Programma comité van de lidstaten. Het Programma comité keurt het werkprogramma uiteindelijk goed.

De Commissie zet in op de ondersteuning van een beperkt aantal projecten. De verwachting is dat de nadruk zal liggen op materieel als luchtafweer, anti-tank systemen en artillerie. Het gaat daarbij zowel om inzetvoorraden, munitie en reservedelen als om de systemen zelf.

2. De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat het budget 500 miljoen euro bedraagt voor een periode van twee jaar. Wat gebeurt er met geld dat na twee jaar niet is uitgegeven?

De middelen worden beschikbaar gesteld uit de EU-begroting. Gezien de noodzaak om in Europees verband de meest kritieke tekorten aan te pakken, acht het kabinet het van belang dat het beschikbare budget ten volle wordt benut. Indien dit budget niet wordt uitgeput blijven de middelen binnen de EU-begroting beschikbaar voor andere doeleinden.

3. De leden van de VVD-fractie erkennen het belang van samenwerkingsverbanden. Wat is de reden om alleen nieuwe samenwerkingsverbanden of uitbreidingen van bestaande samenwerkingsverbanden financieel te ondersteunen? Kan dit niet juist lidstaten benadelen die al vooroplopen in samenwerking, omdat twee identieke initiatieven waarbij er één al meerdere jaren loopt en het andere na inwerkingtreding van de verordening begint, anders behandeld worden?

Het instrument is gericht op het stimuleren van nieuwe samenwerkingsverbanden tussen de lidstaten op het gebied van de aanschaf van defensiematerieel, door daarvoor een financiële ondersteuning beschikbaar te stellen. Bestaande samenwerkingsverbanden kunnen financieel worden ondersteund, indien er tenminste één nieuwe lidstaat aansluit. Het voortzetten van bestaande samenwerkingsverbanden, zonder dat daarbij een uitbreiding plaatsvindt, komt niet in aanmerking, omdat dit niet de huidige mate van samenwerking vergroot. Het kabinet steunt de doelstelling van dit instrument, juist gezien de noodzaak om de gezamenlijke investeringen van de lidstaten – nu bedraagt het percentage gezamenlijke investeringen slechts gemiddeld 11% van de totale investeringen van lidstaten – te vergroten.

4. De leden van de VVD-fractie steunen de lijn van het kabinet dat het niet zo moet zijn dat het geld vooral gaat naar grote lidstaten met een defensie-industrie die hoofdwapensystemen produceren, maar dat ook kleinere lidstaten en hun industrie evenredig van het geld kunnen profiteren. Hoe wil de Minister hier concreet op inzetten, welke hindernissen identificeert zij voor Nederlandse bedrijven en hoe is zij van plan deze weg te nemen, en welke elementen zitten er al in het voorstel van de Europese Commissie om dit te voorkomen?

De EU regeringsleiders onderstreepten tijdens de Versailles-top d.d. 10-11 maart 2022 dat Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor de eigen veiligheid. De lidstaten spraken in dit kader o.a. af de Europese defensie-industrie – inclusief het MKB – te versterken. De voorstellen van de Commissie vloeien voort uit de opdracht van de Versailles-top.

Bij de lopende onderhandelingen over de verordening pleiten meerdere lidstaten, waaronder Nederland, in dit kader voor een verwijzing naar grensoverschrijdende betrokkenheid van het MKB. Het doel daarbij is dat het MKB betere toegang krijgt tot de toeleveringsketens van grote industriepartijen. Of en waar een verwijzing naar grensoverschrijdende betrokkenheid van het MKB een plek gaat krijgen in de verordening, is nog onderdeel van de besprekingen. Op dit moment is alleen een verwijzing naar het MKB opgenomen in de achtergrond van het voorstel.

In de concept-verordening is opgenomen dat minimaal drie lidstaten moeten deelnemen om aanspraak te kunnen maken op financiering. Hoe meer lidstaten, hoe beter het voorstel scoort. Dit stimuleert ook deelname van zoveel mogelijk landen, waaronder de kleinere lidstaten.

De mate waarin de (Nederlandse) industrie betrokken wordt in projecten is ook afhankelijk van de prioriteiten die in het werkprogramma worden vastgelegd. Zoals vastgesteld door adviesbureau Berenschot in het rapport «Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis» (2022) is de NL Defensie Technologische en Industriële Basis (NL DTIB) hoog technologisch en kenmerkt zich doorgaans als R&D kennisintensief. Nederland kent weinig zelfscheppende Original Equipment Manufacturers (OEMs) en de NL DTIB kan vooral een rol spelen als toeleverancier van technologisch hoogwaardige systemen. Een uitdaging zal zijn om de bestaande toeleveringsketens op korte termijn open te breken, omdat bedrijven gezien de gevraagde snelheid naar verwachting gebruik blijven maken van dezelfde toeleveranciers.

5. Hoeveel geld van de 500 miljoen euro verwacht de Minister binnen te halen voor projecten waaraan de Nederlandse krijgsmacht en Nederlandse bedrijven deelnemen? Kan de Minister aangeven wat hier de kwantitatieve ambitie is?

De mate waarin de Nederlandse behoefte kan worden ingevuld met het instrument is onder andere afhankelijk van de onderwerpen die in het werkprogramma komen. Hetzelfde geldt voor de betrokkenheid van de Nederlandse industrie hierin (zie ook het antwoord op vraag 4). De verwachting is dat een beperkt aantal projecten financieel ondersteund zal worden via het instrument. Defensie heeft duidelijk de ambitie om gebruik te maken van het instrument, maar kan daar op dit moment geen kwantitatieve kwalificering aan koppelen. Nederland ziet vooral kansen op het gebied van antitank systemen en bijbehorende munitie, 120mm mortieren en munitie voor artillerie.

6. De leden van de VVD-fractie vinden het essentieel dat er duidelijkheid wordt geschetst over het geldende aanbestedingsregime in European Defence Industry Reinforcement through common Procurement Act (EDIRPA). Zo heerst er onduidelijkheid of Richtlijn 2009/81 van toepassing is. Kan de Minister toelichten welk aanbestedingsregime geldt? Kan zij daarbij motiveren waarom er voor het betreffende aanbestedingsregime gekozen is? Wat zijn daarvan de gevolgen voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (mkb)? Hoe gaat zij de betrokkenheid van het Nederlandse mkb stimuleren? Wat betekent de uitsluitingsgrond in artikel 8.9 van EDIRPA voor trans-Atlantische samenwerking van Defensie en de defensiesector, en internationale verwerving van Defensie?

De EU-verdragen en het secundaire EU-recht, inclusief de aanbestedingsrichtlijnen zoals 2009/81 zijn van toepassing op de lidstaten, ook bij de uitvoering van gezamenlijke aanschaf met gebruikmaking van dit instrument. Er zijn geen aanwijzingen dat de aanbestedingsregelgeving wijzigt als gevolg van EDIRPA. Opdrachten die voortvloeien uit samenwerkingsverbanden die via het EDIRPA-instrument financieel worden ondersteund, dienen dus conform de huidige aanbestedingsregelgeving in de markt te worden gezet. De Commissie heeft aangegeven dat de lidstaten zelf gaan over de wijze van aanbesteden, conform de daarvoor geldende richtlijnen.

Nederland zal de noodzaak voor een meer gelijk speelveld in de defensiemarkt onder de aandacht blijven brengen en zich hiervoor inzetten, zodat Nederlandse bedrijven, waaronder het midden- en kleinbedrijf beter toegang krijgen tot de toeleveringsketens van de Europese defensiebedrijven (zie ook vraag 4). De onderhandelingen over EDIRPA zijn nog gaande. Het is nog te vroeg om te beoordelen welke impact het voorstel heeft op het Nederlandse MKB. Voor de ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven, waaronder het MKB, kan in lijn met de DIS 2018 industriële participatie worden ingezet. De geopolitieke context is sinds 2018 drastisch gewijzigd, onder andere als gevolg van de Russische inval in Oekraïne. Uw Kamer wordt dit najaar via een separate Kamerbrief nader geïnformeerd over de impact van de wijzigingen in de geopolitieke context op de DIS 2018.

In Artikel 8.9 van de concept-verordening is opgenomen dat eindproducten niet onder controle mogen staan van bijvoorbeeld exportrestricties door derde landen. Dit betekent dat geen gebruik mag worden gemaakt van producten of technologieën uit derde landen, waardoor bijvoorbeeld exportrestricties van toepassing worden op het eindproduct. De «International Traffic in Arms Regulation» (ITAR) regelgeving van de VS is hier een voorbeeld van. Bedrijven die zijn gevestigd in de EU maar een moederbedrijf hebben in een derde land kunnen wel deelnemen als de lidstaat van vestiging garanties afgeeft dat hun deelname niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.

De leden van de D66-fractie zijn het hartgrondig eens dat Europa en de Europese instellingen meer verantwoordelijkheid moeten nemen en krijgen voor de eigen veiligheid. Het gezamenlijk investeren en aanbesteden is hier een belangrijk onderdeel van.

7. Deze leden willen vragen of «het instrument» (de financiële prikkels) het werk van de huidige Defence Joint Procurement Task Force overneemt, of dat deze naast elkaar blijven bestaan. Indien het eerste het geval is, wordt er dan nog steeds vanuit de EU gezocht naar samenwerkingsmogelijkheden bij aanbestedingen? Zo ja, hoe wordt dit concreet gedaan?

Het instrument neemt niet de taken van de Defence Joint Procurement Task Force (DJPTF) over. De DJPTF brengt op basis van de inbreng van de lidstaten samenwerkingsmogelijkheden voor gezamenlijke aanschaf op korte termijn in kaart. Deze samenwerkingsmogelijkheden worden gebruikt als input voor het werkprogramma van EDIRPA. Dit betekent dat een deel van de behoeftes die zijn geïdentificeerd door de DJPTF financieel kunnen worden ondersteund door het instrument. Niet alle geïdentificeerde onderwerpen zullen een plek kunnen krijgen in het werkprogramma; daarvoor is de financiële ruimte te beperkt. Deze samenwerkingsmogelijkheden kunnen ook op andere wijze door de lidstaten worden ingevuld. Het is aan de lidstaten om akkoord te bereiken over welke onderwerpen het meest urgent en kritiek zijn, en daarmee een plek in het werkprogramma dienen te krijgen.

Naast de samenwerkingsmogelijkheden tussen de lidstaten brengt de DJPTF de komende periode ook de productiecapaciteit van de Europese industrie in kaart. De DJPTF gaat hiermee begin oktober van start. Het is nog niet bekend wanneer de inventarisatie wordt afgerond.

8. Kan de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen zijn dat niet alleen vooroplopende landen maar alle EU27-landen actief worden betrokken en benaderd voor samenwerking op dit punt? Zo ja, kan de Minister daar een concrete inzet voor aan de Kamer sturen?

Alle 27 EU-lidstaten zijn actief benaderd door de DJPTF om input te leveren voor de inventarisatie. De inzet om wel of niet gebruik te maken van de instrumenten die worden aangeboden in EU-verband is aan de lidstaten zelf. Nederland heeft de ambitie actief deel te nemen aan het instrument.

9. Wat wordt bedoeld met een entiteit die onder controle staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land? Welke entiteiten staan onder de controle van een niet-geassocieerd derde land maar zijn gevestigd in de Europese Unie? Wat betekent het voor een consortium van drie Europese landen en een niet-geassocieerd land als ze gebruik willen maken van «het instrument»?

Met een entiteit die onder controle staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land wordt bedoeld: een in de EU gevestigd bedrijf of kennisinstelling, dat in handen is van een buitenlandse moederonderneming of in handen van een niet-geassocieerd derde land.

In tegenstelling tot het EDF bestaan consortia bij EDIRPA uit lidstaten i.p.v. industrie en kennisinstellingen. De consortia van lidstaten plaatsen hun bestellingen bij de defensie industrie. Voor betrokkenheid van entiteiten zoals hierboven beschreven gelden dezelfde regels als bij het EDF: bedrijven onder controle van (een entiteit) uit een derde land mogen alleen worden betrokken bij de aanschaf, als de lidstaat waarin zij zijn gevestigd onder andere garanties afgeeft dat hun deelname niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten.

Het instrument staat open voor EU-lidstaten en geassocieerde landen. Landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) komen in aanmerking als geassocieerd land.2 Andere landen kunnen niet deelnemen aan het instrument. Samenwerking met derde landen, zoals het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, blijft uiteraard mogelijk buiten het instrument.

10. De leden van de D66-fractie willen vragen welk aanbestedingsregime voor de Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen geldt. Is er onder dat aanbestedingsregime ruimte voor het Nederlandse mkb om gebruik te maken van deze stimulans? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kan het Nederlandse mkb van «het instrument» verwachten?

Zie antwoord op vraag 6.

11. De leden van de D66-fractie maken zich lichte zorgen over de personele bezetting bij Defensie om zulke consortia te bedienen. Hoeveel FTE aan inkoopagenten zijn er bij Defensie aan het werk en is dit voldoende om de grote hoeveelheid orders te verwerken, laat staan daarbij gedegen samen te werken met Europese partners?

Er werken ruim 500 mensen binnen Inkoop bij Defensie. Naast inkopers zijn dat bijvoorbeeld ook toezichthouders en ondersteuners. Om de grote hoeveelheid opdrachten te kunnen verwerken wordt dat aantal momenteel uitgebreid. Naast versterking van de inkoopfunctie is ook versterking van de rest van de voorzien in-keten nodig. Denk daarbij aan assortimentsmanagers, technisch experts en projectleiders.

De Staatssecretaris informeert de Kamer nader over de inzet van Defensie om de wendbaarheid van het proces voor het aanschaffen van materieel te vergroten.

12. Deze leden vragen of de toekenningscriteria gezien moeten worden als gelijkwaardig, of staan deze in het fiche geprioriteerd van belangrijk naar minder belangrijk?

De toekenningscriteria zijn in de verordening niet geprioriteerd en kunnen als gelijkwaardig worden gezien.

13. De leden van de D66-fractie zien veel waarde in het verbreden en verdiepen van de samenwerking met bondgenoten en partners. Tegelijkertijd constateren de leden ook dat er veel verbanden langs elkaar heen lopen. Wat is de Nederlandse inzet om hier meer algemene coördinatie op te krijgen en zou het Europees Defensieagentschap of het DG Defensie en Ruimte daar niet bij kunnen helpen? Zo ja, kan de Minister daarvoor pleiten?

Het kabinet onderschrijft het belang van goede coördinatie op dit vlak en de noodzaak dat verschillende initiatieven elkaar versterken en aanvullen. Juist nu EU lidstaten hun defensie-uitgaven verhogen en investeren, is samenwerking van belang om onderlinge concurrentie te voorkomen. Dit leidt ook tot meer interoperabiliteit en standaardisatie. Ik zal dit nogmaals onderstrepen tijdens de RBZ Defensie op 15 november.

Binnen de EU wordt al nauw samen gewerkt tussen de verschillende instellingen, waarbij iedere instelling bijdraagt vanuit eigen expertise. Zo is de gezamenlijke mededeling lacunes in defensie-investeringen waarin o.a. het EDIRPA voorstel is aangekondigd tot stand gekomen in samenspraak tussen de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger, tevens hoofd van het EDA. Daarnaast bestaat de Defence Joint Procurement Task Force (DJPTF) uit vertegenwoordigers van het EDA, de Commissie en EDEO.

14. De leden van de D66-fractie maken de economische schaalvoordelen graag concreter. Kan de Minister een korte casus meesturen waarin wordt aangetoond dat een gezamenlijke aanbesteding voor een bepaald wapensysteem daadwerkelijk schaalvoordeel oplevert, hoeveel dat dan is, en kan zij dat vervolgens extrapoleren naar het totale bedrag aan gezamenlijke aanbestedingen dat Nederland verwacht te doen in de periode 2023-2024?

Samenwerking biedt ontegenzeglijk voordelen door schaalvergroting, zowel vanuit het industrie-perspectief als vanuit het perspectief van samenwerkende nationale overheden. Bijvoorbeeld bij de industrie omdat productiekosten beperkter zijn en omdat bij productie wordt geleerd van herhalende activiteiten. Het biedt ook voordelen bij de samenwerkende overheden, omdat zij mogelijk in staat worden gesteld om gelijke behoeften te bepalen met weinig tot geen nationale bijzondere eisen.

15. De leden van de D66-fractie constateren dat er veel beweging is op de Europese defensiemarkt. Is de Minister van mening dat de Defensie Industrie Strategie nog steeds up-to-date is om hiermee om te gaan? Zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat de Nederlandse industrie en met name het mkb voldoende is geïnformeerd, ingelaten en betrokken bij de Europese regelingen zoals deze verordening maar bijvoorbeeld ook de mogelijkheden onder het Europees Defensiefonds (EDF)?

De geopolitieke context is sinds 2018 drastisch gewijzigd, onder andere als gevolg van de Russische inval in Oekraïne. Uw Kamer wordt dit najaar via een separate Kamerbrief nader geïnformeerd over de impact van de wijzigingen in de geopolitieke context op de DIS 2018.

Over Europese programma’s, zoals het EDF, is overleg met de industrie en brancheverenigingen, zoals de stichting NIDV, die een brugfunctie hebben naar de achterban waaronder het Nederlandse MKB. Ook worden door de RVO informatiebijeenkomsten en innovatiemissies georganiseerd om deelname van de Nederlandse industrie en kennisinstelling in het EDF te bevorderen.

16. De leden van de D66-fractie willen tot slot vragen of de Minister de Kamer mee kan nemen in de laatste inschatting van het krachtenveld. Welke pijnpunten in de uitwerking en implementatie zijn er nog voor andere lidstaten en denkt de Minister dat deze overkomelijk zijn? Is zij het eens dat het budget in omvang wellicht te beperkt is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zit daar nog ruimte?

Een eerste bespreking van de concept-verordening is afgerond in de Ad Hoc werkgroep Defensie Industrie, waarin het voorstel van de Commissie wordt behandeld. Over het algemeen geniet de concept-verordening brede steun onder de lidstaten. Van duidelijke positionering is nog geen sprake; tot nu toe zijn de interventies van de lidstaten voornamelijk gericht op het krijgen van aanvullende informatie. De vragen van de lidstaten richten zich vooral op de toekenningscriteria, de methode van financiering (financiering niet gekoppeld aan kosten) en welke entiteiten in aanmerking komen voor participatie.

Ten aanzien van de hoogte van het budget verwacht het kabinet dat dit voldoende is om de komende twee jaar een eerste impuls te geven aan samenwerking op het gebied van de aanschaf van defensiematerieel. Zoals eerder gezegd, is het budget echter te beperkt om alle prioriteiten aan te pakken.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

17. De leden van de CDA-fractie lezen in het fiche dat de extra investeringen die de EU-lidstaten de komende jaren in defensie doen ertoe leiden dat de vraag voor materieel hoger is dan de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie. Deze leden vragen de Minister in hoeverre de Europese defensie-industrie in staat is om te voldoen aan de toegenomen vraag naar nieuw defensiematerieel. Tevens vragen zij in hoeverre het instrument bijdraagt aan het vergroten van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie.

De sterk toegenomen Europese defensie-investeringen leiden tot krapte op de markt, vertraging in de leveringen en prijsstijgingen van benodigd materieel. Ik spreek op korte termijn met de Nederlandse en internationale industrie om de samenwerking te versterken om wel te kunnen voldoen aan de vraag vanuit de Europese krijgsmachten om de taken te kunnen uitvoeren, het voortzettingsvermogen te garanderen en wapenleveranties aan Oekraïne voort te kunnen zetten. Ook gaan het Ministerie van Financiën en Defensie het gesprek aan met de Vereniging van Nederlandse Banken over de financieringsmogelijkheden van de industrie. Dit Europese instrument kan hieraan bijdragen, maar is op zichzelf niet afdoende en vraagt daarnaast om aanhoudende inspanningen door de Europese landen onderling en met de defensie-industrie.

18. De leden van de CDA-fractie lezen dat om in aanmerking te komen voor financiering vanuit het instrument, projecten aan bepaalde criteria moeten voldoen. Een van de criteria is dat projecten zich moeten richten op de aanschaf van de meest urgente en kritieke defensieproducten. Deze leden vragen de Minister hoe de Europese Commissie bepaalt wat de meest urgente en kritieke defensieproducten zijn.

In het werkprogramma wordt vastgesteld welke prioriteiten in aanmerking komen voor financiering. Hiervoor wordt ook gebruik gemaakt van de inventarisatie die is uitgevoerd door de DJPTF en van de inventarisatie die is gedaan voor de gezamenlijke mededeling «lacunes in defensie-investeringen en de weg vooruit». De Commissie stelt het werkprogramma op en wordt daarin bijgestaan door een Programma comité van de lidstaten. Het Programma comité keurt het werkprogramma uiteindelijk goed.

19. De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over het gegeven dat er geen criteria zijn opgenomen om de betrokkenheid van het mkb te stimuleren. Nergens in EDIRPA wordt vermeld of Richtlijn 2009/81, die de lidstaten sinds 2013 verplicht om militaire behoeften Europees aan te besteden (uitzonderingen daargelaten), van toepassing is. Deze leden vragen de Minister op welke wijze zij ervoor gaat zorgen dat het mkb wordt betrokken bij de aanschaf van nieuw materieel. Ook zijn zij benieuwd wat de uitsluitingsgrond in artikel 8.9 van EDIRPA betekent voor trans-Atlantische samenwerking van Defensie en de defensiesector, en internationale verwerving van Defensie.

Zie antwoord vraag 6.

20. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waarom de Europese Commissie heeft besloten ethische aspecten niet te laten meewegen bij de toekenning van financiering.

In artikel 7 lid 2b van de concept-verordening is opgenomen dat het instrument geen projecten kan financieren die ingaan tegen toepasselijk internationaal recht, of «aanschaf van dodelijke autonome wapens zonder de mogelijkheid van betekenisvolle menselijke controle op beslissingen over selectie en betrokkenheid bij aanvallen op mensen».3 De verantwoordelijkheid voor verdere ethische controle in het aankooptraject, bijvoorbeeld waar de productie plaatsvindt, is de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Deze verantwoordelijkheid is daar belegd omdat de lidstaten de daadwerkelijke aanbesteding en aanschaf doen. De aanschaf zelf wordt niet door de EU gefinancierd. De beoordeling van nieuwe wapensystemen en munitie vindt in Nederland plaats door de Adviescommissie Internationaal Recht en Conventioneel Wapengebruik. Deze commissie toetst of de wapensystemen en munitie in overeenstemming met het internationaal recht gebruikt kunnen worden. Bij het EDF weegt de Europese Commissie de ethische aspecten mee bij de beoordeling, omdat zij zelf over toekenning van het EU geld aan de Onderzoek en Ontwikkelingsprojecten gaat.

21. Tot slot vragen deze leden in hoeverre de Minister het bedrag van 500 miljoen euro voldoende acht om gezamenlijke aanschaf te stimuleren, gegeven de hoge extra investeringen van de lidstaten in defensie.

Zie antwoord op vraag 16.

De leden van de SP-fractie zijn in het licht van de actualiteit niet verrast door de nieuwe verordening – niet verrast maar wel ontevreden. Deze nieuwe verordening is naar het oordeel van deze leden een nieuw subsidievehikel voor de Europese wapenindustrie. Dat wordt in het fiche duidelijk doordat de twee belangrijkste criteria voor subsidietoekenning «de bijdrage van de actie aan het versterken van de EDTIB» en «de bijdrage aan concurrentievermogen van de industrie» zijn. Ook in de toelichting bij het voorstel van de Europese Commissie is duidelijk wat de belangrijkste overweging is: «If this current trend [te weinig gezamenlijke aankopen] is not addressed, it will continue to significantly undermine the competitiveness of the EDTIB and risks affecting its market prospects in the next decade.»

22. De leden van de SP-fractie vragen waarom deze vorm van industrialisering zo door de staat (de EU) moet worden gesubsidieerd als tegelijkertijd de principes van de concurrerende markt en de vrije ondernemingsgeest worden benadrukt. Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de uitgangspunten? Waarom, zo vragen de leden van de SP-fractie, moet er weer 500 miljoen euro bij, boven op het Europees EDF (waar ook een voorstel voor extra geld voor is aangekondigd door de Europese Commissie) en boven op de stijgende nationale militaire uitgaven (volgens de Europese Commissie is door lidstaten inmiddels meer dan 200 miljard euro aan extra uitgaven aangekondigd voor de komende jaren). Kan de Minister dat toelichten?

Het kabinet acht het noodzakelijk om op korte termijn de voorraden van de verschillende krijgsmachten aan te vullen, alsook steun te kunnen blijven leveren aan Oekraïne. Het kabinet verwelkomt dan ook dat het EDIRPA instrument wordt ingezet om via gezamenlijke aanschaf de meest urgente en kritieke tekortkomingen weg te nemen, die mede als gevolg van de Russische inval in Oekraïne zijn ontstaan.

Het EDIRPA heeft als doel samenwerking tussen lidstaten te bevorderen en bij te dragen aan de versterking van de Europese Defensie Technologische en Industriële Basis. Door samen te werken worden stappen gezet op het gebied van interoperabiliteit, uitwisselbaarheid en standaardisatie, waardoor Europese landen beter kunnen samenwerken. Dit sluit goed aan bij de prioriteiten van het kabinet en draagt bij aan het vermogen van de EU om zelfstandig op te treden en het versterkt de Europese pilaar in de NAVO.

Het kabinet verwelkomt daarom deze financiële prikkel omdat op dit moment nog onvoldoende wordt samengewerkt. Stimulering in dit kader kan effectievere besteding van nationale uitgaven bewerkstelligen en bijdragen aan de militaire slagkracht.

Bij het EDF draait het om het bevorderen van gezamenlijk onderzoek en ontwikkeling van toekomstige defensiecapaciteiten. EDIRPA gaat om korte termijn aanschaf van materieel. Beide instrumenten bevorderen interoperabiliteit en uitwisselbaarheid, maar op zeer verschillende moment in het proces (ontwikkeling versus aanschaf) en vullen elkaar daarom goed aan.

23. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat dit voorstel teruggetrokken moet worden. Is de Minister bereid dit voorstel in te brengen?

Nee. Het kabinet is voorstander van meer Europese samenwerking, waaronder op het gebied van de gezamenlijk aanschaf van defensiematerieel. Zoals ook beschreven in de Defensienota 2022 ziet het kabinet meerwaarde in samenwerking omdat, door hetzelfde materieel aan te schaffen, stappen worden gezet op interoperabiliteit, uitwisselbaarheid en standaardisatie. Daarnaast treden ook schaalvoordelen op. Dit voorstel heeft ten doel samenwerking te bevorderen. Derhalve steunt het kabinet dit voorstel.

24. De leden van de SP-fractie hebben nog enkele detailopmerkingen. Er wordt direct een meer permanent instrument aangekondigd, de European Defence Investment Programme (EDIP)-regulation, waar de Europese Commissie ook snel met een voorstel voor zal komen. Waarom niet eerst de werking van dit instrument en enige evaluatie afwachten?

Het EDIP-voorstel zal volgens de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger4 naar verwachting focussen op het creëren van een btw vrijstelling voor gezamenlijke aanschaf. De overkoepelende doelstelling is hetzelfde, namelijk het bevorderen van Europese defensiesamenwerking.

25. Deze leden zijn van mening dat een curieuze zin in het voorstel voor de verordening is opgenomen: «The financial contribution shall be set up taking into consideration the collaborative nature of the common procurement plus an appropriate amount to create the incentive effect necessary to induce cooperation.» Wat is de betekenis van de zinsnede «create the incentive effect»? Betreft het een bonus of premie voor samenwerking? Zo ja, hoe groot is die dan? Zo nee, wat wordt dan bedoeld?

De hoogte van de toegekende financiering is afhankelijk van de mate van samenwerking tussen de lidstaten. Hiervoor wordt gewerkt met mijlpalen. Zie ook het antwoord op vraag 30.

De hoogte van de financiële bijdrage waar de lidstaten aanspraak op kunnen maken bij gezamenlijke aanschaf wordt vastgelegd in het werkprogramma. De onderhandelingen over het werkprogramma moeten nog van start gaan, derhalve kan nog geen inzicht worden gegeven in de hoogte van de financiële ondersteuning.

26. Deze leden zijn gecharmeerd van de frase in het voorstel dat bepaalde wapens niet in aanmerking komen voor financiering, maar waarom is er niets opgenomen over ethische checks of screening van bedrijven (op criteria als betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen, leveringen die wapenembargo’s schenden, betrokkenheid bij fraude enzovoorts)?

De verantwoordelijkheid voor verdere ethische controle in het aankooptraject, bijvoorbeeld waar de productie plaatsvindt, is de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Deze verantwoordelijkheid is daar belegd omdat de lidstaten de daadwerkelijke aanbesteding en aanschaf doen. De aanschaf zelf wordt niet door de EU gefinancierd. Bij het EDF weegt de Europese Commissie de ethische aspecten mee bij de beoordeling, omdat zij zelf over toekenning van het EU geld aan de Onderzoek en Ontwikkelingsprojecten gaat.

27. Wat is de reden dat er niets is opgenomen met betrekking tot wapenexporten? Hoe zit het bijvoorbeeld met doorverkoop van met financiering aangeschafte wapens?

Deze verordening ziet niet op wapenexportcontrole. Er gelden al Europese afspraken over de controle op uitvoer van militaire goederen, namelijk het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport5. Het Gemeenschappelijk Standpunt beschrijft de acht criteria waaraan de uitvoer van militaire goederen moet worden getoetst door de lidstaat waaruit de goederen worden uitgevoerd. Dit geldt ook voor de uitvoer van goederen die in het verleden gezamenlijk zijn aangekocht.

Wel is de harmonisatie van wapenexportbeleid voorwaardelijk voor een level playing field in Europa. In dit kader ontvangt u van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) een reactie op de initiatiefnota van de leden Bosman en Van Helvert (2021) over een gelijk speelveld bij exportvergunningen voor de Europese defensie-industrie.

Wel is in art. 8.9 van de concept-verordening opgenomen dat in de aanschafprocedures en contracten vereisten moeten worden opgenomen dat eindproducten niet onder controle mogen staan van (een entiteit uit) een niet-geassocieerd derde land. Dit betekent dat geen gebruik mag worden gemaakt van producten of technologieën uit derde landen, waardoor bijvoorbeeld exportrestricties van toepassing worden op het eindproduct.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen. Deze leden zijn van mening dat het in het kader van de versterking van Europese veiligheid waardevol is dat gezamenlijk wordt gekeken naar de opbouw van capaciteiten en investeringen. Zij hebben hier nog enige vragen bij.

28. De leden van de PvdA-fractie lezen dat de inzet is om budget vanuit de EU-begroting vrij te maken om met minimaal drie lidstaten samen te werken om de gezamenlijke aanschaf van defensiematerieel te stimuleren. Deze leden achten deze prikkel een positieve ontwikkeling om de meest urgente en kritieke tekortkomingen weg te nemen in samenwerkingsverband. Wel vragen zij zich af of en, zo ja, hoe bij het instrument wordt ingezet op de versterking van (Europese) afhankelijkheid in de defensie-industrie. Ook vragen zij zich af welke rol de Nederlandse defensie-industrie hierin kan spelen en of met de EU-lidstaten dan ook wordt afgestemd wie bepaalde industriële taken nationaal stimuleert, en wie juist bepaalde industriële taken aan andere lidstaten overlaat. Wat betekent de uitsluitingsgrond in artikel 8.9 van de EDIRPA voor trans-Atlantische samenwerking van Defensie en de defensiesector, en internationale verwerving van Defensie?

Welke rol de Nederlandse industrie kan spelen in het instrument is onder andere afhankelijk van de behoeftes die in het werkprogramma worden vastgelegd. Nederland ziet vooral kansen op het gebied van antitank systemen en bijbehorende munitie, 120mm mortieren en munitie voor artillerie. Zie ook het antwoord op vraag 4. Er worden op dit moment geen afspraken gemaakt tussen lidstaten over wie bepaalde industriële taken nationaal stimuleert en welke industriële taken juist aan anderen worden overgelaten.

Door middel van vraagbundeling via het synchroniseren van behoeftes en het bevorderen van investeringen door de lidstaten in de Europese defensie-industrie wordt de EDTIB versterkt. Dit is van groot belang gezien de veranderde geopolitieke context.

Ten aanzien van artikel 8.9 verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.

29. Het doel van het instrument is duidelijk om kritieke tekortkomingen weg te nemen die momenteel voor een verminderde veiligheidssituatie zorgen in Europa. Wel vragen de leden van de PvdA-fractie zich af op welke manier efficiënt tekortkomingen weggewerkt kunnen worden. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de gezamenlijke aankopen direct bijdragen aan het wegnemen van kritieke tekorten? Welke criteria worden hiervoor gehanteerd? Op welke manier wordt er bij deze criteria gekeken naar Europese tekortkomingen? Worden NAVO-capaciteiten hier ook bij betrokken? Zo ja, op welke manier?

Het instrument wordt inderdaad ingezet om via gezamenlijke aanschaf de meest urgente en kritieke tekortkomingen weg te nemen, die mede als gevolg van de Russische inval in Oekraïne zijn ontstaan. Het kabinet steunt deze doelstelling. Prioriteiten voor gezamenlijke aanschaf worden vastgesteld in het werkprogramma van het instrument. Hierover zal worden onderhandeld en besloten in het programma comité. Voor de totstandkoming van het werkprogramma wordt gebruik gemaakt van de inventarisatie die is uitgevoerd door de DJPTF en van de inventarisatie die is gedaan voor de gezamenlijke mededeling «lacunes in defensie-investeringen en de weg vooruit». De uiteindelijke beoordeling van de voorstellen zal plaatsvinden op basis van de bijdrage die zij leveren aan de samenwerking tussen de lidstaten en het versterken van de industrie. Zie ook het antwoord op vraag 30.

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het BNC Fiche Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen en hebben daar nog enkele vragen over.

30. De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese financiering hiervoor niet direct wordt gelinkt aan de kosten van een actie, maar gekoppeld kan worden aan het behalen van bepaalde mijlpalen gelinkt aan het proces van gezamenlijke aanschaf. Wat bedoelt de Minister hier precies mee?

Als financieringsmethode stelt de Commissie inderdaad voor om de financiering te koppelen aan het halen van bepaalde mijlpalen in de samenwerking tussen lidstaten, in plaats van aan de aanschafkosten van een product. Het kabinet verwelkomt een dergelijke methodiek omdat hiermee de mate van Europese samenwerking wordt gestimuleerd. De Commissie stelt dat deze methode in andere sectoren zeer gebruikelijk is, en past bij het doel van de snelle en relatief simpele implementatie van het instrument. De Commissie stelt de volgende mijlpalen voor: 1) het initiëren van een nieuw samenwerkingsverband (op basis van een letter of intent), 2) het concretiseren van die samenwerking (door middel van een Memorandum of Understanding), 3) het afsluiten van een regeling met een gezamenlijke inkooporganisatie, 4) het lanceren van een aanbestedingsprocedure, 5) de evaluatie daarvan en uiteindelijk 6) het afsluiten van een contract tot gezamenlijke aankoop.

Het is mogelijk dat deze mijlpalen nog worden gewijzigd; bovenstaande betreft het voorstel van de Commissie. Uiteindelijke worden de mijlpalen vastgelegd in het werkprogramma, waarover de lidstaten zullen besluiten. Nederland vindt een gedegen proces belangrijk, maar blijft hier ook waken voor onnodige vertraging.

31. Deze leden lezen verder dat door hetzelfde materieel te kopen, stappen worden gezet op het gebied van interoperabiliteit, uitwisselbaarheid en standaardisatie, waardoor Europese landen beter kunnen samenwerken. «Zonder daarbij af te doen aan het streven naar interoperabiliteit binnen het NAVO-bondgenootschap.» De Minister noemt deze toevoeging vast niet voor niets. Waar voorziet de Minister mogelijke problemen voor de interoperabiliteit binnen het NAVO-bondgenootschap?

Het kabinet acht het van belang dat bij de aanschaf van defensiematerieel oog wordt gehouden voor interoperabiliteit met de NAVO. Dit is belangrijk omdat we een single set of forces hebben. Het uitgangspunt is altijd dat wat we in EU-verband ontwikkelen of aanschaffen ook ingezet moet kunnen worden in NAVO-verband, daarbij wordt in de regel gebruik gemaakt van NAVO-standaarden. Omdat veel EU-lidstaten ook NAVO-bondgenoten zijn worden geen problemen voorzien in het streven naar interoperabiliteit.

32. De leden van de Volt-fractie lezen ook dat er nadruk wordt gelegd op de potentie van economische schaalvoordelen en besparingen. In het verkiezingsprogramma van Volt worden deze argumenten ook genoemd. Toen zag de wereld er echter anders uit. Deze leden stellen dat met een oorlog op het Europese continent de nadruk zou moeten liggen op de effectiviteit van deze Europese samenwerking en niet op besparen. Met andere woorden: schaalvoordelen en besparen zijn mooi meegenomen, maar de samenwerking moet er met name voor zorgen dat de effectiviteit van de Europese slagkracht wordt vergroot. Zij ontvangen graag een reflectie hierop van de Minister.

Zoals ook beschreven in de Defensienota 2022 ziet Defensie meerwaarde in samenwerking omdat, door hetzelfde materieel aan te schaffen, stappen worden gezet op interoperabiliteit, uitwisselbaarheid en standaardisatie. Dit verhoogt de slagkracht en draagt zodoende bij aan de mate waarin we gezamenlijk effectief kunnen optreden. Schaalvoordelen zijn ook een voordeel van samenwerking, maar zijn niet leidend in de beslissing om samen te gaan werken.

33. Dat brengt de leden van de Volt-fractie op het punt van de interoperabiliteit van de producten, één van de zeven toekenningscriteria. Hoe waarborgt de Minister dat juridische aspecten deze interoperabiliteit niet verstoren, bijvoorbeeld in de situatie dat een door het Nederlandse leger goedgekeurde kogel juridisch niet in Duitsland voor eenzelfde wapen waar de kogel in Nederland voor bedoeld is, mag worden gebruikt, omdat deze kogel niet door het Duitse leger is goedgekeurd?

Interoperabiliteit ziet op de capaciteit om gezamenlijk op te kunnen optreden op coherente, effectieve en efficiënte wijze. Communicatie tussen mensen maar ook systemen onderling is daarbij een vereiste. Gezamenlijke doctrines en procedures ook. De aanschaf van dezelfde systemen draagt hier aan bij. Dat kan bijvoorbeeld inhouden dat onze mensen met dezelfde systemen hebben geoefend en getraind als een aantal partnerlanden.

Als gezamenlijk wordt aangeschaft worden aan de voorkant afspraken gemaakt over de eisen van bepaalde producten, zodat deze voldoen aan de juiste juridische kaders. Op deze manier stellen we zeker dat aangeschaft materieel in de betrokken lidstaten kan worden ingezet en effectief kan worden samengewerkt. Daarnaast wordt bij de ontwikkelingen van defensiecapaciteiten in de regel gebruik gemaakt van NAVO-standaarden.

34. De leden van de Volt-fractie lezen dat de innovatieve en competitieve Nederlandse Defensie Industriële en Technologische Basis een waardevolle bijdrage kan leveren aan de versterking van de EDTIB. Om deze bijdrage te kunnen leveren is het volgens de Minister essentieel dat het speelveld op de Europese defensiemarkt gelijker wordt en Nederlandse bedrijven, waaronder het mkb, toegang krijgen tot toeleveringsketens van Europese defensiebedrijven. Deze leden wijzen er echter op dat zij tijdens het commissiedebat over de Defensienota ook al hebben aangegeven dat het speelveld niet gelijk is vanwege onderlinge verschillen in het exportbeleid, waarbij Nederland een veel strenger exportbeleid voor wapens heeft dan bijvoorbeeld Frankrijk. Het is daarom minder interessant voor Franse bedrijven om Nederlandse bedrijven toe te laten tot hun toeleveringsketens. Is de Minister bereid – samen met de Minister van Economische Zaken – om bij haar Europese collega’s aan te dringen op een Europees exportbeleid voor wapens? Zo nee, waarom niet?

De bevordering van export door de NL Defensie Technologische en Industriële Basis (NL DTIB) is verankerd in de Defensie Industrie Strategie (DIS) 2018. Het kabinet onderschrijft dan ook het belang van harmonisatie van wapenexportbeleid dat voorwaardelijk is voor een level playing field in Europa. In dit kader ontvangt u van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) een reactie op de initiatiefnota van de leden Bosman en Van Helvert (2021) over een gelijk speelveld bij exportvergunningen voor de Europese defensie-industrie. Uw Kamer wordt dit najaar via een separate Kamerbrief nader geïnformeerd over de impact van de wijzigingen in de geopolitieke context op de DIS 2018.

Het kabinet spant zich in voor een gelijk speelveld en sluit daarvoor aan bij de groeiende consensus over wederzijdse erkenning van vergunningen. Met het Europees gemeenschappelijk standpunt inzake wapenexport (sinds 2008 van kracht) is al sprake van gezamenlijke afspraken over de inhoudelijke toetsing van exportvergunningen voor de uitvoer van militaire goederen. Alle lidstaten toetsen vergunningaanvragen zodoende aan dezelfde acht criteria. In Nederland wordt deze toetsing gedaan door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en worden vergunningen na positieve toetsing door de douane afgegeven namens de Minister voor BHOS. Niettemin laat het gemeenschappelijk standpunt interpretatieruimte aan individuele lidstaten waardoor sprake kan zijn van een uiteenlopende duiding van vergelijkbare exporten. Nederland zet zich in de raadswerkgroep conventionele wapens (COARM) in voor meer convergentie en doet dit onder meer door te pleiten voor zoveel mogelijk onderlinge transparantie en een ambitieuze inzet in het proces tot herziening van het gemeenschappelijk standpunt (gepland voor 2024). In dit herzieningsproces zit Nederland onder andere samen met Frankrijk een focusgroep voor die kijkt naar passende exportcontrole ten behoeve van gezamenlijk ontwikkelde en geproduceerde militaire goederen. Op deze manier speelt Nederland een actieve rol binnen de Europese Unie.

35. De leden van de Volt-fractie lezen bovendien dat Nederland interesse heeft om «waar mogelijk, nuttig en in ons belang» de geslonken voorraden door middel van gezamenlijke aanschaf aan te vullen. Deze leden lezen hier enige terughoudendheid van de Minister in. Welke beren ziet de Minister op de weg? Waar wil zij zich tegen indekken?

Die opmerking dient niet te worden opgevat als terughoudendheid. Het kabinet is juist van plan om optimaal gebruik te gaan maken van dit nieuwe instrument. Het is echter mogelijk dat de Nederlandse behoefte niet via gezamenlijke aanschaf kan worden ingevuld, omdat er bijvoorbeeld geen andere landen zijn met dezelfde behoefte, de tijdlijnen te veel van elkaar verschillen of dat de technische vereisten te ver uit elkaar liggen. Ook kan het zijn dat de Nederlandse behoefte niet wordt opgenomen in het werkprogramma van het instrument. In voorkomend geval is het in het belang van Nederland om de aanschaf buiten het instrument om aan te lopen.


  1. De DJPTF bestaat uit de Commissie, het Europese Defensie Agentschap (EDA) en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en brengt op basis van inbreng van de lidstaten samenwerkingsmogelijkheden in kaart.↩︎

  2. Landen die onderdeel uit maken van zowel de EVA als de EER zijn IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.↩︎

  3. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52022PC0349&from=EN.↩︎

  4. 18 mei 2022. Gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A52022JC0024&qid=1653998750652.↩︎

  5. Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie, OJ L 335, 13.12.2008, p. 99–103.↩︎