[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie op notitie '2023 overgangsjaar voor GLB en 7e APN' van LTO Nederland

Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Brief regering

Nummer: 2022D42619, datum: 2022-10-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28625-344).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28625 -344 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Onderdeel van zaak 2022Z19856:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

33 037 Mestbeleid

Nr. 344 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 oktober 2022

Op 28 september 2022 heeft de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een verzoek gedaan om een reactie op de «notitie 2023 overgangsjaar voor GLB en 7e AP» van de LTO Nederland. Middels deze brief reageer ik dit verzoek. Bijgevoegd vindt u de startnotitie met bijbehorende vragen.

Inleidend

De brief van LTO laat zien dat de boeren zorgen hebben over de korte voorbereidingstijd voor de ingrijpende veranderingen in het beleid. Ik begrijp deze zorgen en ik wil me inzetten om de sector hierin tegemoet te komen. Mijn uitgangspunt is zoveel mogelijk te voorkomen dat boeren de dupe worden van zaken die zij niet op tijd wisten. Anderzijds wil ik ook nadruk leggen op het belang van deze maatregelen voor milieu, biodiversiteit en klimaat. Ik zoek daarom naar flexibiliteit binnen de kaders die de Europese regelgeving geeft. Hieronder geef ik per punt aan welke mogelijkheden ik daarvoor zie.

Punt 1 & 2 Afmetingen bufferstrook en wetenschappelijke leidraad

De correcte afmetingen rondom de bufferstrook zijn inmiddels te vinden op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

In de brief van de LTO wordt gerefereerd aan het opstellen van een wetenschappelijke leidraad over de effectiviteit van de bufferstrookbreedte. De derogatiebeschikking is bindend en daarmee dus ook de aanvullende voorwaarden in de beschikking. In de derogatiebeschikking wordt voorgeschreven welke bufferstroken met welke omvang moeten worden toegepast en in welke gevallen een uitzondering kan worden gemaakt op de omvang van de bufferstroken. Daarmee kan de leidraad voor de bufferstroken (eerder teeltvrije zones genoemd) waarmee effectiviteit en noodzaak van een bufferstrook meegewogen zouden worden in de breedte, zoals in het 7e AP benoemd, niet meer toegepast worden.

Punt 3 Doorwerking vrijstelling GLMC in ANLb en ecoregeling

Voor het jaar 2023 heeft Nederland vanuit de Europese Commissie uitstel gekregen voor GLMC 7 & 8. De LTO vraagt zich af hoe deze vrijstelling doorwerkt in de eco-regeling en Het Agrarisch Natuurbeheer (ANLb). Goede landbouw- en milieuconditie (GLMC)-voorwaarden 7 en 8 gelden als instapvoorwaarde voor de ecoregeling en ANLb. Omdat de ecoregeling en het ANLb altijd verder moeten gaan dan wat wettelijk verplicht is, heeft de vrijstelling van GLMC 7 en 8 in die zin geen effect op deelnemers aan de ecoregeling of ANLb. Gewasrotatie (GLMC 7) heeft echter geen effect op de vergoedingen. Bij GLMC 8 kan dit in bepaalde gevallen wel het geval zijn, met name wanneer 4% niet-productief areaal op of naast bouwland niet wordt gehaald door sloten, hagen, bomen, bomenrijen, oevers, poelen, rietzomen, zandwallen en tuunwallen. Dit is sterk gebiedsafhankelijk. Het effect van het niet halen van de 4% niet-productiefareaal, is dat voor de activiteiten groene braak (akkerranden) en kruidenrijke bufferstroken geen vergoeding mag worden uitbetaald. Bij de ecoregeling wordt de instapeis (minimum aantal punten dat behaald moet worden) voor biodiversiteit en landschap in 2023 eenmalig aangepast, waardoor agrariërs voor deelname aan de ecoregeling minder afhankelijk zijn van deze activiteiten. Daarnaast worden in de systematiek van de ecoregeling aan groene braak (akkerranden) en kruidenrijke bufferstroken wel punten toegekend, ook als er geen waarde wordt toegekend.

De inschatting is dat de 4% niet-productiefareaal bij ANLb-deelnemers voor collectieven in veel gebieden haalbaar is, en dat de ANLb-subsidie volledig kan worden uitbetaald, ook wanneer er gekort wordt op de binnen het ANLb-gesubsidieerde elementen. Voor specifieke gebieden behoort echter nog een uitwerking te worden gemaakt.

Overigens geldt de verplichting om 4% niet-productieve grond te hebben niet wanneer:

• meer dan 75% van het bouwland wordt gebruikt voor de teelt van gras, vlinderbloemige gewassen en/of braak;

• meer dan 75% van het areaal subsidiabele hectares bestaat uit blijvend grasland, tijdelijk grasland en/of voor de teelt van wilde rijst;

• een bedrijf volledig biologisch gecertificeerd is, en niet meer dan 10 hectare bouwland heeft, Voor deze bedrijven heeft de doorwerking van GLMC 8 geen effect op de ecoregeling.

Punt 4 Discussie GLMC 6 en GLMC 7 met de Europese Commissie

Duidelijkheid rondom de discussie rondom GLMC 6 (grond bedekt houden) en GLMC 7 (vrijstellingen in verplichte gewasrotatie) is er met het bereikte akkoord met de Europese Commissie gekomen. Ik verwijs naar de brief van mijn ambtsvoorganger van 3 oktober jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 343) waarin de Kamer is geïnformeerd over het op 30 september jl. bereikte akkoord met de Europese Commissie over het Nationaal Strategisch Plan (NSP).

Punt 5 Simulatietool

De LTO geeft aan dat er onduidelijkheid is over de simulatietool. Zoals eerder vermeld (Kamerstuk 28 625, nr. 343) publiceert RVO in november een geüpdatete versie van de simulatietool, zodat met de ecoregelingssystematiek gewerkt kan worden. Deze versie van de tool bevat nog geen koppeling met de eigen bedrijfssituatie (o.a. bufferstroken en landschapselementen) en ook zijn recente wijzigingen in het NSP slechts beperkt verwerkt. In de periode tot begin februari streeft RVO ernaar steeds nieuwe versies beschikbaar te stellen die een completer beeld gaan geven van de wijzigingen in het NSP. Hieronder vallen ook de regionale differentiatie, en geüpdatete gewascodes. Bij elke nieuwe versie wordt inzichtelijk gemaakt welke onderdelen nog niet in de versie van de simulatietool zitten en op een later moment worden toegevoegd.

Begin februari 2023 zal de definitieve versie van de simulatietool beschikbaar zijn. Vanwege deze vertraging en de late duidelijkheid over de nieuwe regels, verleng ik de aanmeldperiode voor de ecoregeling en wordt voor het ANLb de beschikkingsperiode verruimd en afgestemd op de aanmelding voor de ecoregeling. De provincies nemen in overleg met de collectieven nog een besluit hierover.

Punt 6 Gewaslijsten voor het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn

De lijst rustgewassen (maatregelen rotatie met rustgewassen, par. 5.2.2.2 van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e AP)) en vroege teelten (maatregel verruiming uitrijdperiode drijfmest en zuiveringsslib, par. 5.4.3.3 van het 7e AP) zijn afgelopen zomer geconsulteerd en op 3 oktober jl. aan de beide Kamers verzonden ten behoeve van de voorhang van de regelgeving waar deze lijsten onderdeel van zijn (Kamerstukken 33 037 en 33 118, nr. 456). Deze lijsten worden definitief op het moment van inwerkingtreding van de regelgeving. De overige lijsten, te weten de lijsten met vanggewassen en winterteelten, ben ik voornemens op korte termijn ter consultatie aan te bieden. De lijsten worden apart van de ontwerp-wijzigingsregeling, waar de lijsten onderdeel van vormen, geconsulteerd. Hierdoor krijgen landbouwers eerder de kans deze lijsten in te zien en hierop hun zienswijzen te geven.

Er zal geen verplichte oogstdatum komen van 1 oktober, zoals ook al is aangekondigd in het definitieve 7e AP. Wel zullen telers te maken kunnen krijgen met een korting op de stikstofgebruiksnorm in het opvolgende jaar indien zij na 1 oktober een vanggewas inzaaien. Zie hiervoor paragraaf 5.2.2.3 van het 7e AP.

Punt 7 en 8 Uitvoerbaarheid overheidsbeleid

Ik ben mij ervan bewust dat gewassen die in het najaar 2022 zijn ingezaaid volgend jaar worden geoogst en daarmee een deel van het bouwplan al vaststaat. Mede gelet op motie van het lid Grinwis c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 473) zal ik in de uitwerking bezien of en op welke wijze hier rekening mee gehouden kan worden.

Punt 9 informatie over het 7e AP

Het 7e AP is in ontwerp vorig jaar september ter consultatie gelegd en is op 21 november 2021 definitief vastgesteld. De lijst rustgewassen en vroege teelten zijn afgelopen zomer geconsulteerd. De overige lijsten, te weten de lijsten met vanggewassen en winterteelten, ben ik voornemens op korte termijn ter consultatie aan te bieden. De lijsten worden apart van de ontwerp-wijzigingsregeling, waar de lijsten onderdeel van vormen, geconsulteerd. Hierdoor krijgen landbouwers eerder de kans deze lijsten in te zien en hierop hun bouwplan aan te passen. De definitieve invulling is pas beschikbaar zodra het in wetgeving geïmplementeerd is. Dit is niet te voorkomen. Doordat de definitieve regelgeving en derogatiebeschikking pas in een laat stadium bekend zijn, kan de communicatie hierover ook pas later opgestart worden. Er wordt nauw samengewerkt met RVO om communicatie hierover zo spoedig mogelijk in te zetten. Dit zal met name gaan gebeuren via bijeenkomsten, webinars, de website, beurzen, nieuwsbrieven en via het Klantencontactcentrum.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema