Toekomst culturele basisinfrastructuur
Nieuwe visie cultuurbeleid
Brief regering
Nummer: 2022D42759, datum: 2022-10-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32820-485).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Tijdlijn: De culturele basisinfrastructuur
- Beslisnota's bij brief: Toekomst culturele basisinfrastructuur
Onderdeel van kamerstukdossier 32820 -485 Nieuwe visie cultuurbeleid.
Onderdeel van zaak 2022Z19924:
- Indiener: G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-11-10 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-11-14 11:00: Cultuur (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-11-15 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-02-08 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
Nr. 485 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 oktober 2022
Met deze brief geef ik uitsluitsel over de wens na een turbulente coronaperiode stabiliteit te bieden aan de rijksgesubsidieerde culturele instellingen. De cultuursector1 en uw Kamer2 hebben gevraagd een verlenging van de subsidieperiode te verkennen. Ook de Raad voor Cultuur heeft zich er in een aantal adviezen over uitgesproken, zoals in het advies Beweging in het bestel.3
Besluit
Alles afwegende kies ik voor een aanvraagronde zowel voor de bis als de rijkscultuurfondsen. Er komt een relatief eenvoudige aanvraagronde voor de cultuursubsidies voor de periode 2025–2028. Dit moet zorgen voor minder administratieve lasten bij de instellingen, terwijl er ook ruimte blijft voor nieuwkomers. De eerdere verruiming van het beschikbare budget van € 25 miljoen euro per jaar blijft ook in de periode 2025–2028 overeind.
Ook ga ik de komende maanden graag met alle betrokkenen aan de slag om een breed gedragen vernieuwingsagenda op te stellen. Een aantal verbeteringen kunnen we al oppakken bij de aanvraagronde 2025–2028, andere vraagstukken vragen een wat langere adem.
In deze brief licht ik mijn besluit verder toe en beschrijf ik het proces dat ik wil volgen richting de periode 2025–2028. Ook ga ik in op de financiële inzet en de vraagstukken die nu al voorzien worden voor de vernieuwingsagenda. Ten slotte presenteer ik in de bijlage een planning.
Overwegingen
De afgelopen maanden heb ik de mogelijkheden voor een langere subsidieperiode verkend met belangrijke betrokkenen, zoals makers, vertegenwoordigers van de cultuursector, mede-subsidiërende overheden, de Raad voor Cultuur en de rijkscultuurfondsen. Een aantal opties passeerden de revue: van een vierjarige verlenging alleen bij het Rijk, of bij het Rijk en bij de rijkscultuurfondsen, een tweejarige verlenging in verschillende varianten, tot een reguliere aanvraagronde.
Het bleek niet mogelijk tegemoet te komen aan alle wensen en uitgangsposities. Ook het advies van de landsadvocaat stelde duidelijke juridische grenzen aan de mogelijke verlengingsopties.
Wel zie ik gemeenschappelijke wensen en behoeften. Allereerst is er behoefte aan rust en ruimte, om nieuwe werkpraktijken te ontwikkelen en uitgestelde plannen na de coronacrisis alsnog uit te voeren. Daarnaast is er behoefte aan nieuwe initiatieven. Ten slotte is er een breed gedeelde wens de tijd te nemen om het cultuurbestel kritisch tegen het licht te houden.
Toelichting op het besluit
Bij mijn afwegingen over een mogelijke verlenging van de subsidieperiode heb ik financiële, bestuurlijke en juridische consequenties meegewogen. Doorslaggevend bij mijn keuze voor een aanvraagronde was het principe van gelijke toegang tot het (schaarse) goed van overheidssubsidies voor alle aanvragers, wat van belangrijke invloed is op de juridische houdbaarheid van het besluit. Daarbij komt dat voor alle culturele instellingen de beperkingen van de coronaperiode golden, gesubsidieerd of niet. Tot slot speelt mee dat een aantal mede-subsidiërende overheden heeft aangegeven niet aan te kunnen sluiten bij een verlenging van de subsidieperiode. Omdat ik zeer hecht aan een goed samenspel tussen de verschillende overheden, heb ik ook dit aspect mee laten wegen.
Komende aanvraagronde
De inrichting van bis 2025–2028
Voor de periode 2025–2028 ga ik uit van rust en vereenvoudiging. Ik bied rust door geen wijzigingen aan te brengen in de opzet van de bis. Ik baseer de inrichting op het advies van de Raad voor Cultuur voor 2021–2024 en de daaropvolgende besluitvorming van de Kamer. Dat betekent dat er wel een aanvraagronde komt, maar dat er geen andere functies bijkomen of bestaande functies worden geschrapt. Bovendien worden de extra plekken behouden die op basis van de toenmalige Kamerbehandeling alsnog voor vier jaar zijn gesubsidieerd.
Instellingen die in aanmerking willen komen voor het vervullen van één van de functies, dienen zoals gebruikelijk een aanvraag in voor de nieuwe periode. Ik vraag de Raad voor Cultuur bij de beoordeling ervan rekening te houden met de gevolgen van de coronacrisis. Daarvoor wil ik ook met de Raad bekijken hoe we het aanvraag- en beoordelingsproces kunnen vereenvoudigen.
De meerjarige subsidies van de rijkscultuurfondsen
De zes rijkscultuurfondsen organiseren zoals gebruikelijk tegelijkertijd met de bis een aanvraagronde voor hun meerjarige subsidies. Zij beslaan met hun subsidies een breed deel van het culturele veld. De fondsen hebben ook maatwerkregelingen voor projectsubsidies, talentprogramma’s en internationalisering.
Instellingen en makers die gesteund worden door de cultuurfondsen hadden ook last van de covidmaatregelen. Ik zal de fondsen vragen hoe ze daarmee rekening kunnen houden in hun subsidieregelingen, in het algemeen en meer specifiek bij de beoordeling van de meerjarige aanvragen. Ook maak ik afspraken voor meer samenhang tussen de procedures van de bis en die van de fondsen.
Behoud extra budget
Op verzoek van de Kamer is voor de subsidieperiode 2021–2024 budget aan de bis en de fondsen toegevoegd om een aantal instellingen alsnog voor vier jaar te financieren. Het gaat om circa € 25 miljoen per jaar. Ik voeg het geld toe aan het budget voor de periode 2025–2028. Ik verleng ook de financiële impuls van € 2 miljoen per jaar voor versterking van de culturele infrastructuur in Flevoland, Friesland, Drenthe, Zeeland, Limburg en Overijssel, voor de periode 2025–2028. Daarmee versterk ik de culturele infrastructuur in de regio.
Aanpassingen in het stelsel
In de afgelopen maanden zijn al vraagstukken en verbeteringen voor een nieuw subsidiestelsel benoemd. Dat houdt zeker verband met de gevolgen van corona. Maar ook los daarvan vinden verschillende partijen dat het systeem knelt en niet meer goed aansluit bij ontwikkelingen in het culturele leven.
Met een aantal verbeteringen kunnen we al bij de aanvraagronde 2025–2028 beginnen. Andere vraagstukken hebben een langere adem en doordenking nodig. Hieronder beschrijf ik zowel aanpassingen in het stelsel die ik voor de periode 2025–2028 voor ogen heb als onderwerpen voor een vernieuwingsagenda op de langere termijn.
Verbeteringen voor de ronde 2025–2028
− Opdracht aan bis-instellingen
Voor de komende ronde verwacht ik dat de bis instellingen zich stevig zullen positioneren, met goede cultuureducatie, begeleiding van jong talent, solidariteit, toegankelijk participatiebeleid en inzet op diversiteit en inclusie. De mogelijkheden en meerwaarde van digitalisering kunnen hier een rol bij spelen. Deze en andere innovaties vragen om andere businessmodellen en vergroten de maatschappelijke betekenis van cultuur. Hiermee geef ik ook uitvoering aan de motie van het lid Van Strien c.s.4 Daarmee vraagt de Kamer te onderzoeken hoe ook maatschappelijke impact, cultureel ondernemerschap en innovatie mee kunnen wegen bij de aanvraag en verantwoording in de nieuwe periode, zonder al te veel extra administratieve druk.
− Ondersteunende instellingen
Een aantal instellingen in de bis heeft een functie om de culturele en creatieve sector, overheden, rijkscultuurfondsen en de Raad te ondersteunen. Het gaat om digitalisering, cultuureducatie en cultuurparticipatie, internationaal cultuurbeleid, onderzoek en statistiek en professionalisering en ondernemerschap. De instellingen zijn essentieel voor een gezonde culturele en creatieve sector. Hoewel in de beoordeling primair wordt gekeken naar de kwaliteit van hun kernactiviteiten in plaats van de artistieke kwaliteit volgt de beoordeling en monitoring van deze instellingen in belangrijke mate het stramien voor cultuurproducerende instellingen. Dat wringt. Daarom wil ik dat ze vanaf 2025–2028 passender worden beoordeeld en gemonitord.
− Verbeteringen in het aanvraagproces
Uit mijn gesprekken met betrokkenen bleek dat de aanvraagprocedure als een procedure met hoge administratieve lasten kan worden ervaren. Samen met de Raad en de fondsen wil ik voor de periode 2025–2028 bezien hoe deze last mogelijk al omlaag kan.
Vernieuwingsagenda voor de toekomst
De Raad voor Cultuur heeft in zijn advies Beweging in het bestel de hoofduitdagingen voor het bestel geschetst. Ik vraag de Raad het perspectief op bestelherziening verder te concretiseren en hierover uiterlijk in het najaar van 2023 te adviseren. De volgende aspecten verdienen daarbij in het bijzonder aandacht. Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat het onderstaande overzicht niet definitief is, maar kan worden uitgebreid in het interactieve proces dat ik voor ogen heb.
− Samenwerking tussen de overheden
Veel culturele instellingen worden door Rijk, provincie en gemeenten samen gesubsidieerd. Met provincies en gemeenten wil ik een aantal uitgangspunten tegen het licht houden. Hoe kijken we bijvoorbeeld naar de definitie van culturele basisvoorzieningen, wat vinden we belangrijk als het gaat om spreiding ervan? Welke rol spelen de (stedelijke) cultuurregio’s in het cultuurbeleid? Hoe versterken we de culturele infrastructuur in Caribisch Nederland? Welke ontwikkelingen zijn wenselijk? Dit vraagt langere doordenking, misschien zelfs veranderingen in de huidige taakverdeling tussen de overheden.
− Een breder instrumentarium
Een andere vraag is of een grote landelijke basisinfrastructuur nog wel past bij de werkwijze van een nieuwe generatie makers. Zij zijn vaak minder en losser georganiseerd. Een voorbeeld is de nachtcultuur, waarin tal van initiatieven ontstaan. Ook in het oog springend zijn nieuwe ontwikkelingen uit de LHBTIQ+-community en de muziek- en ontwerpsector. Daar ontstaan informele collectieven, die tijdelijk en multidisciplinair zijn. Ook in het omvangrijke niet-gesubsidieerde deel van de cultuursector zien we interessante ontwikkelingen.
De komende tijd wil ik daarom met medebestuurders en de rijkscultuurfondsen op zoek naar een passende steun voor nieuwe ontwikkelingen. Die steun kan verschillen per stad en regio. Zoals de Raad zegt in zijn advies Beweging in het bestel: meerjarige subsidie is maar één instrument uit een grotere gereedschapskist.
− De verhouding tussen de bis en de rijkscultuurfondsen
In de loop van de vier BIS-periodes die zijn gepasseerd, is de afbakening tussen de bis en de fondsen verwaterd. Dit geeft bij elke aanvraagronde onrust bij instellingen over de vraag waar een aanvraag kan worden ingediend; instellingen vroegen voor de zekerheid bij beide loketten aan.
Vierjarige subsidieverlening aan culturele instellingen door de bewindspersoon voor cultuur – op basis van advies van de Raad voor Cultuur – is een belangrijke pijler. Bij het rijk gaat het in hoofdzaak om cultuurproducerende functies in een aantal hoofddisciplines. Uitgangspunt is – naast hoge artistieke kwaliteit – spreiding over het land, in combinatie met bepalingen op het gebied van educatie en participatie, talentontwikkeling, onderschrijving van de drie cultuurcodes5 en stabiliteit. Omdat voor deze functies bestuurlijke afstemming met de mede-financierende overheden en de Tweede Kamer gewenst is, vallen zij onder directe verantwoordelijkheid van de bewindspersoon.
De zes rijkscultuurfondsen verlenen naast projectsubsidies eveneens subsidies in een vierjarige systematiek aan cultuurmakers en instellingen. Het instrumentarium van de fondsen is vooral gericht op (talent)ontwikkeling, vernieuwing en hoogwaardige artistieke culturele productie.
Gezien de hierboven benoemde verwatering tussen de afbakening bis-fondsen, zal deze tegen het licht worden gehouden. Dit vraagstuk zal daarom eveneens onderdeel zijn van mijn vernieuwingsagenda voor de toekomst en vraagt mogelijk herijking van de inrichting van het bestel, zoals vastgelegd in de Wet op het specifiek cultuurbeleid.
Vervolgstappen
Dit najaar vraag ik de Raad voor Cultuur in te gaan op optimalisatie en vereenvoudiging van de advisering voor de periode 2025–2028. Ook vraag ik de Raad advies over de vernieuwingsagenda en de toekomstige inrichting van het cultuurbestel. Ik blijf in overleg met de andere overheden en met de andere belanghebbenden.
Voor de zomer van 2023 stuur ik u de uitgangspunten voor de periode 2025–2028 en de concept-regeling voor de bis.
De fondsen zullen ook tijdig hun meerjarige regelingen bekend maken. De Raad zal in het najaar 2023 adviseren over de toekomstige herziening van het bestel.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu