[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen over de offerteaanvraag vervanging onderzeebootcapaciteit (Kamerstuk 34225-40)

Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst

Lijst van vragen

Nummer: 2022D42967, datum: 2022-10-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D42967).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z18298:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2022D42967 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Defensie over de Offerteaanvraag vervanging onderzeebootcapaciteit (Kamerstuk 34 225, nr. 40).

De voorzitter van de commissie,
De Roon

De adjunct-griffier van de commissie,
Goorden

Nr Vraag
1 Is Nederland bereid Spanje weer toe te laten tot het aanbestedingsproces (zie https://twitter.com/marineschepen/status/1581959012773691393)? Zo nee, waarom niet?
2 Wordt de bedrijven gevraagd rekening te houden met de aanwezigheid van vrouwelijke opvarenden? Indien gemengd, wat betekent dit voor het ruimtebeslag en de extra kosten?
3 Op welke manier wordt de richtlijn «meer Europese samenwerking» uit de Defensienota meegenomen bij de beoordeling van de offertes?
4 Kunt u de verhouding prijs, kwaliteit en tijd in het beoordelingskader uitdrukken in percentages?
5 Kunt u het meewegen van industriële participatie in het beoordelingskader in een percentage van het totaal uitdrukken?
6 Hoe gaat u, buiten het opnemen in het beoordelingskader, industriële participatie laten meewegen in het eindoordeel?
7 Zijn er in de uiteindelijke gunning mogelijkheden om te kiezen voor een kandidaat die minder scoort in het totaal aantal punten maar aanzienlijk beter op industriële participatie?
8 Wordt er gegund op de factor tijd?
9 Hoe wordt er rekening gehouden met het signaal van de Nederlandse industrie dat zij enkel goed kan bijdragen aan het onderhoud indien zij betrokken is bij de bouw?
10 Waarom is de onderzeeboot in zijn geheel niet gedefinieerd als «kritiek systeem»?
11 Bent u ermee bekend dat Nederlandse bedrijven volgens de Nederlandse Industrie voor Defensie & Veiligheid (NIDV) en het Dutch Underwater Knowledge Center (DUKC) de sonars voor onderzeeboten kunnen leveren? Hoe beoordeelt u deze stelling?
12 Zijn er op dit moment bedrijven in Nederland die sonars voor het opsporen van onderzeeboten produceren, exporteren en/of leveren aan de Nederlandse marine?
13 Zijn er op dit moment bij de onderzeeboten en fregatten van de marine in Nederland geproduceerde sonars in gebruik? Zo ja, wanneer is de meest recente in Nederland geproduceerde sonar geleverd aan de marine en zijn de meest recent in dienst genomen marineschepen, of schepen die nu besteld worden, zoals het Combat Support Ship en de Anti-Submarine Warfare-fregatten, voorzien van sonars van Nederlandse bedrijven?
14 Bent u ermee bekend dat Nederlandse bedrijven volgens de NIDV en het DUKC de drukhuid voor onderzeeboten kunnen ontwerpen en produceren? Hoe beoordeelt u deze bewering?
15 Kan de nieuwe onderzeeboot binnen de aangepaste eisen nog voldoen aan alle taken die de marine nu heeft (binnen de NAVO, maar ook andere operaties zoals het afzetten van speciale eenheden) met de Walrusklasse?
16 Zitten er bij de zes items Government Furnished Equipment, Information, Software (GFx) ook items van Nederlandse bedrijven?
17 Voor welke mid life updates heeft het verhoogde bedrag gereserveerd voor de onderzeeboten gevolgen? Hoe lang is deze vertraging en op basis waarvan schat u deze in als acceptabel?
18 Hoe hoog schat u de kans dat de offertes te ver af zitten van de richtprijs? Wat gebeurt er in dat geval met het aanbestedingstraject en wordt daar reeds rekening mee gehouden?
19 Waarom wordt er geen harde eis gesteld dat Nederlandse kennisinstellingen betrokken moeten worden ter waarborging van wezenlijke belangen van nationale veiligheid (WNV) en strategische autonomie?
20 Hoe is in het selecteren van de zes items (kritieke systemen) rekening gehouden met de in Nederland aanwezige kennis en expertise om conform moties de betrokkenheid van de Nederlandse defensie-industrie te stimuleren?
21 Waarom noemt u de motie van het lid Van Helvert c.s. (Kamerstuk 35 570 X, nr. 63) niet? Wordt cruciale technologie, kennis en expertise (op het gebied van onderzeeboten, onderwatertechnologie en andere maritieme technologie die voor onderzeeboten gebruikt kan worden binnen het Nederlandse onderzeeboot-ecosysteem) bij de Nederlandse Gouden Driehoek na toetsing gekwalificeerd als nationaal veiligheidsbelang dat voor de toekomstige onderzeeboten gebruikt dient te worden? Zo nee, waarom niet?
22 Kunt u nader ingaan op het WNV-gunningscriterium waarmee de werven zich kunnen onderscheiden door het (op licentiebasis) betrekken van Nederlandse bedrijven voor de (door)ontwikkeling, engineering, productie, assemblage en/of instandhouding van kritieke systemen? Waarom wordt de bij de Nederlandse industrie en kennisinstituten aanwezige technologie, kennis en expertise op het gebied van onderzeeboten, onderwatertechnologie en andere maritieme technologie die voor onderzeeboten gebruikt kan worden binnen het Nederlandse onderzeeboot-ecosysteem, kennelijk niet beschouwd als nationaal veiligheidsbelang, maar wil Defensie slechts «stimuleren» dat Nederlandse bedrijven in de toeleveringsketen van de kandidaat-werven worden opgenomen ten behoeve van het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang?
23 Wordt er bij de industriële samenwerkingsovereenkomst ook afgesproken dat het intellectueel eigendom in bezit blijft van Defensie?
24 Waarom wordt er geen industriële samenwerkingsovereenkomst getekend met alle kandidaat-werven, aangezien de aanbesteding is losgekoppeld?
25 Hoeveel van deze kritieke systemen zouden door Nederlandse bedrijven geleverd kunnen worden? Anders gezegd: is er sprake van overlap tussen de door Defensie geïdentificeerde kritieke systemen en de lijst met systemen die de Nederlandse industrie kan leveren (zie bijgevoegde onderzeebootplaat)?
26 Waarom is er voor een Industrial Cooperation Agreement (ICA) gekozen? Waarom is er niet gekozen om het gunningscriterium uit het eerste spoor ook op de secundaire systemen toe te passen?
27 Welke kritische systemen vallen precies onder de WNV?
28 In welke mate wordt er bij de offerteaanvraag rekening gehouden met de noodzaak voor het behoud van kennis van kritische systemen die in Nederland beschikbaar zijn?
29 Klopt het dat u slechts een rol voor de Nederlandse marinebouw weggelegd ziet als toeleverancier van een buitenlandse werf? Hoe verhoudt zich dit tot de opvatting dat de Nederlandse marinebouw excelleert in het integreren van systemen van derden en veel minder uniek is als toeleverancier van onderdelen (zie https://www.kivi.nl/afdelingen/defensie-en-veiligheid/nieuws/artikel/position-paper-marinebouw)? Klopt het bovendien dat toeleveranciers slechts door de opdrachtgever ontwikkelde producten produceren, en daarbij geen eigen kennis voor doorontwikkeling en vernieuwing ontwikkelen? Hoe kan de Nederlandse industrie een (hoogwaardige) rol krijgen in de instandhouding en doorontwikkeling van de toekomstige onderzeeboten en daarmee bijdragen aan de beoogde strategische autonomie?
30

Hoe beoordeelt u de grote zorgen die vanuit de Nederlandse industrie (NIDV, NMT en FME en VNO-NCW) geuit zijn (zie https://www.vno-ncw.nl/sites/default/files/brief_tbv_cd_materieel_defensie_29_juni.pdf)?

Kunt u expliciet ingaan op elk van onderstaande zorgen en aangeven in hoeverre u deze adresseert:

A. Door bij de aanschaf geen harde eisen te stellen over de betrokkenheid van de Nederlandse industrie op het gebied van hoogwaardige technologie kan de Nederlandse (toeleverings-) industrie mogelijk pas aanhaken vanaf het moment van de instandhouding van de boten (rond 2040);

B. Hierdoor ontstaat een reële kans dat de maritieme maakindustrie (bestaande uit veel mkb-bedrijven) de bestaande kennis en kunde die nodig is op het gebied van instandhouding niet zo lang bij zich weet te houden en dus tegen die tijd niet meer in staat is om hier een rol van betekenis te kunnen spelen;

C. Daarnaast is het zonder intensieve betrokkenheid bij ontwikkeling en bouw, nagenoeg onmogelijk om voldoende kennis te ontwikkelen en op te bouwen om een rol te kunnen spelen bij de instandhouding en het upgraden van technologische onderdelen en kritische systemen;

D. Daarbij zorgt het loskoppelen van de afspraken rondom aanschaf van de instandhouding dat de buitenlandse werf van keuze na het gunnen van het contract voor de bouw weinig stimulans meer heeft om op hoogtechnologische systemen de Nederlandse industrie en toeleveranciers te betrekken?

31 Erkent u dat de Gouden Driehoek-benadering bij marinebouwprojecten heeft gezorgd voor relatief lage aanschafprijzen en levensduurkosten? Erkent u dat substantiële betrokkenheid van de Nederlandse kennisinstituten en industrie bij ontwerp en bouw van de nieuwe onderzeeboten kan bijdragen aan relatief lage levensduurkosten, zoals bij de huidige Walrusklasse-onderzeeboten?
32

Hoe zwaar wordt de betrokkenheid van de Nederlandse defensie-industrie

meegewogen in het gunningsmodel, dit in relatie tot de andere factoren zoals prijs en kwaliteit?

33 Deelt u de opvatting dat dankzij de Nederlandse industrie en kennisinstituten de instandhoudings- en exploitatiekosten van de huidige onderzeeboten relatief laag zijn in vergelijking met buitenlandse equivalente onderzeeboten? Erkent u dat het belang van substantiële betrokkenheid van industrie en kennisinstituten bij het ontwerp en de bouw van de nieuwe onderzeeboten alleen maar is toegenomen nu er een knip is gemaakt tussen aanschafkosten en levensduurkosten, waarbij deze laatste kennelijk geen rol meer spelen in het beoordelingskader en gunningsmodel?
34 Gaat het contract automatisch naar de werf die het hoogste scoort in de rangschikking op basis van de toegekende punten uit het gunningsmodel, of vindt er daarna nog een wegingsmoment plaats waarin bijvoorbeeld de ICA wordt meegewogen?
35 Waarom is het niet mogelijk openbaar te maken wat in het gunningsmodel de zwaarte is van het WNV-gunningscriterium waarmee de werven zich kunnen onderscheiden door het (op licentiebasis) betrekken van Nederlandse bedrijven voor de (door)ontwikkeling, engineering, productie, assemblage en/of instandhouding van kritieke systemen? Als dit niet mogelijk is, kunt u toelichten wat de redenen precies zijn? Gaat het bijvoorbeeld om commerciële of juridische bezwaren en welk wetsartikel uit bijvoorbeeld artikel 346 of de aanbestedingsregels betreft het dan precies?
36 Wat is het verschil tussen kritieke systemen en niet-kritieke systemen?
37 Hoe wordt het verschil tussen kritieke systemen en niet-kritieke systemen bepaald?
38 Hoeveel kritieke systemen zijn er voor de nieuwe onderzeeboten geïdentificeerd?
39

Kunt u nader motiveren waarom het hele tenderdossier vertrouwelijk is?

Kunt u de weging van de verschillende criteria in het gunningsmodel openbaar delen, zodat de Kamer in het openbaar inzicht krijgt hoe de betrokkenheid van de Nederlandse defensie-industrie meegewogen wordt?