Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17-18 oktober 2022 (resterende vragen)
Landbouw- en Visserijraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2022D43170, datum: 2022-10-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1466).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: S.L. Dekker, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1466 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2022Z20178:
- Indiener: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2022-11-01 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-09 11:15: Procedurevergadering LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2022-12-20 18:00: Tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 17-18 oktober 2022 (21501-32-1466) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2023-01-19 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1466 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 oktober 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 6 oktober 2022 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17–18 oktober 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1462) en over de brief van 5 oktober 2022 over de reactie op verzoek commissie over «Stand van zaken definitieve beschikking derogatie op de Nitraatrichtlijn».
De vragen en opmerkingen zijn op 10 oktober 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 12 oktober 2022 zijn de vragen beantwoord die betrekking hebben op de onderwerpen die op de agenda van de Raad van 17 en 18 oktober staan en de vragen die gerelateerd zijn aan vogelgriep. De resterende vragen zijn bij brief van 21 oktober 2022 beantwoord en zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Geurts
De adjunct-griffier van de commissie,
Dekker
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
Genomische technieken
De leden van de D66-fractie kijken net als het kabinet uit naar het Commissievoorstel voor NGT’s. Deze leden hopen op een vooruitstrevend kader, zodat stappen gezet kunnen worden op het gebied van genomische technieken. Om tot een goede regelgeving te komen is het belangrijk dat burgers goed worden voorgelicht. Hoe zet de Minister stappen hiertoe?
Antwoord
Ik ben het eens met de leden van de D66-fractie dat het belangrijk is om burgers goed voor te lichten op dit vlak. Dat is dan ook mijn inzet. Een zorgvuldige aanpak is geboden, aangezien het gebruik van genomische technieken een technisch complex onderwerp is, waarbij er maatschappelijk soms uiteenlopende standpunten leven.
Het Ministerie van LNV werkt hierop nauw samen met de Ministeries van IenW en VWS. Zo organiseren we 14 oktober a.s. een stakeholder bijeenkomst met bedrijfsleven, wetenschap en NGO’s over dit onderwerp. Ook ondersteunt IenW de website biotechnologie.nl, waarop het publiek zich kan inlezen op een verscheidenheid van biotechnologie-onderwerpen, zoals de techniek CRISPR-Cas9. Het wetgevingsproces in Europa is een langdurig proces. Er zal ook in de toekomst passende en duidelijke informatie over de nieuwe wetgeving worden gegeven, de wijze waarop dat zal gebeuren staat nog niet vast.
Ecoregelingen
De leden van de D66 fractie hebben begrepen dat het GLB-NSP is goedgekeurd en dat hier nog een aantal wijzigingen in zijn gemaakt. Deze leden zijn verheugd dat een overeenstemming hierover is bereikt. Zij hopen dat met dit GLB-NSP richting de benodigde vergroening in de landbouw wordt gewerkt. Deze leden vroegen zich in die lijn af of binnen de eco-regeling ook het gewas sorghum wordt gestimuleerd. Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet en zijn er andere manieren waarop de groei van dit gewas kan worden gestimuleerd binnen Europese of nationale regelingen?
Antwoord
Het gewas sorghum draagt inderdaad bij aan de vergroening. Sorghum is bij de analyse van de WUR ondergebracht bij rustgewassen en wordt als zodanig ondersteund. Meer informatie over de gewaslijsten in de ecoregeling is te vinden in de bijlage bij de brief die op 17 juni 2021 aan de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 28 625, nr. 339).
Visserij
Wat doet de Minister bovendien om illegale visserij tegen te gaan? Zijn de huidige acties genoeg met oog op de wetenschappelijke adviezen? Uit recent onderzoek van de Universiteit van Tilburg blijkt dat er vissers zijn die illegaal binnenkuilen. Hoe gaat de Minister de controle hierop versterken?
Antwoord
Laat ik voorop stellen dat illegale visserij niet acceptabel is. De onderzoekers van de Universiteit van Tilburg laten zien dat in weken zonder patrouille het aandeel kleine vissen in de aangevoerde vangst systematisch groter is dan in de weken met patrouille. Volgens de onderzoekers wijst dit op een wijdverbreid gebruik van illegaal kleine mazen. Om illegale visserij tegen te gaan geldt reeds een uitgebreid maatregelenpakket, inclusief voorschriften voor de controle en het toezicht. Dit is allemaal op Europees niveau vastgelegd. Het blijft lastig om goed te controleren wat er op zee gebeurt, omdat vissers op heterdaad betrapt moeten worden om in overtreding te zijn. Ik zet daarom in op het gebruik van innovatieve controlemiddelen om de visserijpraktijk transparanter te maken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vangstmogelijkheden
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en maken zich zorgen over de staat van de vispopulaties. Uit het advies van ICES, blijkt dat de vangst van makreel, Atlantisch-Scandinavische haring en blauwe wijting in 2021 opnieuw de wetenschappelijk geadviseerde grenzen fors heeft overschreden met respectievelijk 27 procent, 31 procent en 23 procent. De afgelopen jaren is in totaal meer dan 4,5 miljoen ton vis (makreel, Atlantisch-Scandinavische haring en blauwer wijting) teveel gevist. Als gevolg hiervan, is het haringbestand afgenomen met 32 procent. Doordat de quota unilateraal door individuele naties worden vastgesteld is voortdurende overbevissing het gevolg. Naast het feit dat lidstaten meer vissen dan wetenschappelijke geadviseerde grenzen, is er ook sprake van grootschalige illegale visserij, door zowel Nederlandse als Europese bedrijven. Recente onderzoeken van verschillende instanties, zoals de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)1, Universiteit van Tilburg2 en de Europese Rekenkamer3, tonen aan dat illegale visserij aan de orde van de dag is. Kan de Minister aangeven wat zijn reactie is, uitgesplitst per onderzoek, op deze recente onderzoeken?
Antwoord
De drie onderzoeken geven aan dat er nog altijd illegale visserij plaatsvindt in de Nederlandse wateren en dat een doeltreffend en efficiënt toezicht- en handhavingssysteem van belang is. Voor mijn reactie op het rapport van de onderzoekers van de Universiteit van Tilburg, verwijs ik naar een soortgelijke vraag van de leden van de D66-fractie.
De Europese Rekenkamer concludeert dat de bestaande controle systemen voor de bestrijding van illegale visserij gedeeltelijk doeltreffend zijn. Hoewel zij risico’s verkleinen, neemt de doeltreffendheid van de maatregelen echter af door de uiteenlopende toepassing van controles en sancties door de lidstaten. Dit principe geldt ook voor het systeem van vangstcertificeringsregelingen ten aanzien van de invoer van visserijproducten. Het rapport van de Europese Rekenkamer toont aan dat harmonisatie tussen de verschillende lidstaten belangrijk is om het bestaande maatregelenpakket doeltreffend te houden. Daarom zet ik mij bij de herziening van de Controle Verordening ook in op de bevordering van de harmonisatie.
De Integrale ketenanalyses van de NVWA geven waardevolle inzichten die helpen om de controle en handhaving in verschillende ketens verder aan te scherpen. Zoals eerder toegezegd zal ik de Tweede Kamer per brief, mede namens de Minister van VWS, inhoudelijk reageren op de Integrale Ketenanalyse Visketen van de NVWA. Deze brief ontvangt de Tweede Kamer binnen enkele weken.
Is de Minister het eens met deze leden, dat het zeer zorgelijk is dat drie onafhankelijke instellingen stellen dat illegale visserij door onder andere Nederlandse vissers aan de orde van de dag is en dat toezichthouders geen grip op fraudeurs hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de Minister van plan te doen om illegale visserij tegen te gaan? Herkent de Minister het beeld? Zo nee, op welke wetenschappelijke bronnen wordt dit gebaseerd?
Antwoord
Het beeld dat door de drie onafhankelijke instellingen wordt geschetst bevestigt het belang voor een doeltreffende en efficiënte controle en handhaving om de doelstelling van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (hierna: GVB) te realiseren en illegale visserij tegen te gaan. Sinds 2021 is het Nederlands toezicht in de visserij versterkt. Mede naar aanleiding van de ingebrekestelling door de Europese Commissie in 2020 op controle en handhaving van weging, het transport en de traceerbaarheid van vis zijn diverse aanscherpingen doorgevoerd. Zo is het steekproef- en controleplan door de NVWA verder aangescherpt en heeft de Europese Commissie dit plan onlangs goedgekeurd. Ook heb ik de capaciteit bij de NVWA uitgebreid om op een goede manier invulling te geven aan de Europese verplichtingen. Zoals ik hierboven heb aangegeven blijft het echter lastig om goed te controleren wat er op zee gebeurt, daarom zet ik ook in op het gebruik van nieuwe controle technologieën.
Is de Minister het daarnaast eens met deze leden, dat illegale visserij, zoals het verkleinen van visnetmazen door zogenaamde binnenkuilen te gebruiken, een gevaar is voor het zeeleven? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke bronnen wordt dit gebaseerd?
Antwoord
Ja, illegale vistechnieken zijn een gevaar voor de instandhouding van de vispopulatie. Daarom zijn dergelijke technieken ook niet toegestaan volgens wet- en regelgeving en biedt de controleverordening handvatten om het gebruik van deze illegale vismethoden te sanctioneren.
Is de Minister het ermee eens dat als gevolg van illegale visserij, het zeer onduidelijk is hoe het gesteld is met het zeeleven, zoals de vispopulaties en de populaties die als bijvangst worden gevangen en overboord worden gezet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De exacte omvang van illegale visserij is moeilijk vast te stellen, maar er zijn wetenschappelijke schattingen over de omvang. De best beschikbare wetenschappelijk gegevens van de omvang worden betrokken bij de risicomarges van de wetenschappelijke adviezen.
Is de Minister het ermee eens dat, vanwege de grote omvang van de illegale visserij en de impact op de tellingen, de vastgestelde vangstquota niet langer accuraat zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is de Minister van plan de illegale visserij mee te nemen in de vangstquota?
Antwoord
De wetenschappelijke vangstadviezen van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) worden opgesteld volgens het MSY-principe en zijn gebaseerd op meerdere bronnen. Zo wordt onder andere gekeken naar eigen onderzoek op zee (zogenoemde surveys), de registratie van visvangsten door de vissers en bemonstering van de visvangst zowel op zee door wetenschappelijke waarnemers als in de havens. In deze adviezen wordt ieder jaar breed gekeken naar hoe bestanden ervoor staan, waarbij veelal expliciet het aandeel van vis dat niet wordt aangeland wordt meegewogen. Dit aandeel varieert per soort en door de jaren heen en is gebaseerd op meetgegevens uit het veld. De toestand van een bestand, goed of slecht- of dat nou door fraude zou zijn, of door andere factoren – wordt weerspiegeld in dit advies. Zo is een toename of afname in ongeregistreerde visvangst direct terug te zien in het advies waarin, sinds de invoering van de aanlandplicht, geadviseerd wordt over zowel de maatse (volwassen) als ondermaatse (jonge) vis die wordt gevangen. Daarmee acht ik de vangstadviezen hierop accuraat.
Kan de Minister ook aangeven hoeveel fte voor het toezicht op de visserijsector momenteel beschikbaar zijn bij de NVWA? Welke toezichts- en handhavingstaken voeren deze mensen uit? Hoeveel fte zijn er extra bijgekomen sinds de toezegging van toenmalig Minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tijdens de begrotingbehandeling van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 2021? Hoeveel fte zou volgens het rapport van Deloitte minimaal nodig zijn voor toezicht en handhaving op de visserij?
Antwoord
In haar advies rapport constateerde Deloitte dat er in 2019 ongeveer 55 fte was ingericht voor de toezicht- en controle taken in de visserij. Hieronder valt het toezicht op zeevisserij, waaronder toezicht op zee, toezicht bij aanlanden en toezicht op de vangstregistraties; het tegengaan van illegale, ongemelde en ongeregelmenteerde visserij; toezicht op kust- en binnenvisserij; en het toezicht op aquacultuur en handelsnormen. Deloitte adviseerde in haar rapport dat er over de verschillende toezichtsdomeinen binnen de visserij ruim 11,5 fte bij moest komen. Naar aanleiding van de ingebrekestelling voor het toezicht op wegen, transport en traceerbaarheid van vis en visproducten is met het oog op het geconstateerde tekort aan inspectiecapaciteit de capaciteit van de NVWA vergroot met 9,7 fte voor de controles op wegen, transport en traceerbaarheid van vis en visproducten. Deze capaciteit wordt gebruikt om intensiever toezicht te houden op de procedures bij aanlanden en transport. Vervolgens zijn naast 9,7 fte nog 5,5 fte extra geworven voor overige taken op het gebied van visserijregelgeving. In totaal wordt de capaciteit van de NVWA dus uitgebreid met 15,2 fte op het visserijdomein. Inmiddels zijn de meeste nieuwe inspecteurs geworven en na een interne opleiding is de verwachting dat de meesten dit jaar nog inzetbaar zullen zijn.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat, ondanks de recente gegevens over overbevissing en illegale visserij, Nederland niet wil instemmen met een reducering van de vangst op Noordzeeharing. Ook stelt Nederland een verhoging van het quotum voor de Noordzee wijting voor. Deze leden vinden dit onbegrijpelijk en keuren dit af. Waarom stelt Nederland een verhoging van het quotum voor, terwijl het ICES-advies aangeeft dat de afgelopen jaren de wetenschappelijk geadviseerde limieten voor haring en wijting is overschreden?
Antwoord
Mijn inzet in de onderhandelingen over de vangstmogelijkheden heb ik reeds met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1460). Ik ben voornemens om in 2023 voor Noordzee haring en Noordzee wijting het wetenschappelijke advies van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) te volgen. In 2022 werden de vangstmogelijkheden voor beide bestanden lager vastgesteld dan het ICES-advies. Voor Noordzee haring is in 2022 een toename van +20% in plaats van een toename van +45% vastgesteld en voor Noordzee wijting is in 2022 besloten een toename van +25% vast te stellen in plaats van de geadviseerde toename van +236%.
Kan de Minister aangeven wat de voorstellen zijn van respectievelijk de Europese Commissie, ICES en Nederland voor wat betreft Atlantisch-Scandinavische haring en Blauwe wijting? Kan de Minister aangeven waarom Nederland niet wil instemmen met de reducering voor haring?
Antwoord
In de eerste plaats merk ik op dat het voorstel van de Europese Commissie niet openbaar is.
De voorstellen voor Atlantisch-Scandinavische haring van ICES en van Nederland zijn dezelfde namelijk een vangstvermindering van 15% ten opzichte van de TAC van dit jaar. Dit komt neer op een totaal van 511.171 ton.
De voorstellen voor Blauwe wijting van ICES en van Nederland zijn eveneens dezelfde en betreffen een toename van de TAC van 81% (in totaal 1.359.629 ton).
Ik vind het van belang dat het beheer van visbestanden op duurzame wijze geschiedt en hecht er daarom waarde aan dat de vangstmogelijkheden worden vastgesteld in lijn met het wetenschappelijk advies van ICES en de geldende meerjarenplannen. Nu ICES voor de Noordzee haring een reductie van 5,6% in de vangstmogelijkheden voor 2023 voorstelt ten opzichte van vorig jaar, is mijn inzet gericht op het volgen van dit advies. Een duurzaam beheer draagt immers bij aan behoud van vangstmogelijkheden op de langere termijn.
Voor welke andere bestanden heeft Nederland een hoger quotum voorgesteld? Kan de Minister, per soort, aangeven welk quotum Nederland heeft voorgesteld en wat de Europese Commissie en ICES voorstellen? Deze leden keuren de inzet van Nederland af en roepen de Minister op om af te zien van hogere vangstmogelijkheden. Is de Minister bereid om zorg te dragen voor het voortbestaan van vispopulaties, door in te zetten op de laagste vangstmogelijkheden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik kan niet ingaan op het voorstel van de Europese Commissie omdat dit nu niet openbaar is. Een belangrijk uitgangspunt voor de inzet van Nederland in de onderhandelingen zijn de wetenschappelijk adviezen van ICES en de geldende meerjarenplannen. Mijn inzet per bestand heb ik reeds gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1460). Voor de bestanden waar reeds een wetenschappelijk advies beschikbaar is, zijn de adviezen (ten opzichte van de TAC 2022) als volgt: Noordzee tong (-40%), Noordzee schol (+6%), Noordzee haring (-6%), Noordzee wijting (+214%), zeebaars (+15%), tarbot/griet (-33% respectievelijk -30%), blauwe wijting (+81%) en makreel (-2%). De adviezen voor zeeduivel en Noorse kreeft zijn op dit moment nog niet beschikbaar. Ik zal de Tweede Kamer informeren over mijn inzet voor deze bestanden zodra deze wetenschappelijke adviezen van ICES beschikbaar zijn. Zoals aangegeven in de Geannoteerde Agenda (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1462) wil ik het advies van de adviesraad voor pelagische bestanden (PELAC) meewegen in mijn inzet op de vangstmogelijkheden voor de Westelijke Horsmakreel. Het advies van PELAC is recent aan de Europese Commissie en de lidstaten verzonden en pleit voor het vaststellen van vangstmogelijkheden in lijn met het herstelplan voor dit bestand in plaats van het nul vangstadvies te volgen. Het volgen van het PELAC-advies zou betekenen dat er een reductie is van circa 80% ten opzichte van de vangstmogelijkheden in 2022. Deze substantiële reductie is noodzakelijke gezien de stand van het bestand. De belangrijkste factor waar ik naar kijk zijn de gevolgen voor het paaibiomassa. Met het PELAC-herstelplan wordt geschat dat het paaibiomassa zich ook herstelt, namelijk een groei van 5% in 2023 (een groei bij een nul-vangstadvies wordt op 7% geschat). Ik acht in navolging van het PELAC-advies, waarin NGO’s en sector zijn vertegenwoordigd, dit verschil overkomelijk.
Zoals aangegeven, vind ik het van belang dat het beheer van visbestanden op duurzame wijze geschiedt en hecht ik er daarom waarde aan dat de vangstmogelijkheden worden vastgesteld in lijn met het wetenschappelijk advies van ICES en de geldende meerjarenplannen.
Paling
De leden van de PvdD-fractie hebben begrepen dat er in de vorige Landbouw- en Visserijraad gesproken is over mogelijk verdergaande maatregelen om de paling voor uitsterven te behoeden. Nederland was niet aanwezig tijdens deze Raad en heeft niets ingebracht. Kan de Minister aangeven welke landen voorstander zijn van een tijdelijk vangstverbod op de paling?
Antwoord
Nederland was aanwezig tijdens deze Raad en heeft hier toegelicht dat het van belang is om in EU-verband verder te werken aan een versterkte aanpak ter verbetering van de aalstand. Dit zou wat Nederland betreft plaats moeten vinden binnen de kaders van de Aalverordening. Dit was overigens een insteek die door veel verschillende lidstaten tijdens de Raad naar voren werd gebracht. Dit is van belang omdat binnen de kaders van de Aalverordening breed gekeken kan worden naar alle factoren die een rol spelen in de aalproblematiek. Dus naast visserij, ook migratiebelemmeringen, waterkrachtcentrales, vervuiling en biotoopverlies. En daarnaast is de Aalverordening op alle wateren van toepassing, en dus ook op de (zoete) binnenwateren, waar juist een belangrijk deel van de volwassen aalpopulaties zich bevinden. Concrete voorstellen vanuit de Commissie, bijvoorbeeld voor een tijdelijk vangstverbod, zijn hierbij tijdens deze Raad niet aan de orde gekomen.
De leden van de PvdD-fractie merken tevens op dat de Minister, in antwoord op eerdere vragen (Kamerstuk 29 664, nr. 206 ), stelt dat Nederland een substantiële vermindering van met name de visserijsterfte heeft gerealiseerd door haar eigen nationaal aalbeheerplan uit te voeren. Deze uitspraak is niet correct. In de evaluatie van het nationaal aalbeheerplan door Wageningen University (WUR), waar ook in bovengenoemd Kamerstuk naar wordt gerefereerd, staat namelijk dat de sterfte vroeger (2009–2011) wel even afnam, maar dat deze tegenwoordig (2018–2020) is toegenomen4. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van de commerciële visserij (inspanning en aanlandingen) in het IJsselmeer/Markermeer. Wageningen spreekt momenteel juist van een verontrustende aalstand, met een te lage hoeveelheid uittrekkende schieraal5. Erkent de Minister dat de vermindering van vissterfte gestopt is en dat sterfte weer aan het toenemen is? Zo nee, waarom niet? Onderschrijft de Minister dat commerciële visserij hiervan de oorzaak is? Zo nee, waarom niet? Erkent de Minister dat het nationaal aalbeheerplan niet adequaat werkt, zoals Wageningen stelt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de Minister van plan te ondernemen om de paling te redden van uitsterven? Is de Minister bereid om in Europa te pleiten voor een tijdelijke stop op de commerciële visserij?
Antwoord
Over alle bovenstaande punten zijn recent door de PvdD ook schriftelijke vragen gesteld. Op korte termijn zal ik de beantwoording hiervan aan de Kamer toezenden. Voor dit moment wil ik met betrekking tot omvang van de aalvangsten alvast opmerken dat deze over de gehele looptijd van de maatregelen uit het Nederlandse aalbeheerplan een sterk wisselend beeld laten zien met jaren met hogere vangsten en jaren met lagere vangsten. Dit laat echter onverlet dat met de ingrijpende beperkingen van de aalvisserij in 2009 en in 2012, waarbij de aalvisserij in de belangrijkste uittrekmaanden volledig is beëindigd en waarmee de aalvisserij op alle grote rivieren is beëindigd, er een zeer substantiële reductie van de visserij op aal heeft plaatsgevonden. Sindsdien is de visserijdruk (aantal vissers, aantal toegestane netten) ongewijzigd gebleven. In de laatste paar jaar rapporteren ook de vissers in sommige wateren echter wel weer een toename van hun vangsten. Dit wordt in ieder geval niet veroorzaakt doordat vissers meer zijn mogen gaan vissen want er mag niet met meer netten worden gevist of in andere periodes dan voorheen. Een mogelijkheid kan zijn dat de bestaande netten efficiënter zijn ingezet, maar voor een deel lijkt de toename in vangsten ook te weerspiegelen dat op sommige wateren, en met name op het IJsselmeer, er ook meer volwassen aal aanwezig lijkt dan 5 of 10 jaar geleden. Dit laat echter onverlet dat over de hele linie er nog onvoldoende sprake is van herstel van de aalstand, reden waarom ik mij ook in Europees verband blijf inzetten voor een versterking van de Europese aalaanpak.
Oceanen
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het Europees Parlement (EP) op 6 oktober een resolutie heeft aangenomen, die de Europese Commissie en de EU-lidstaten verzoekt om met urgentie de onderhandelingen over het Verdrag inzake de Volle Zee te hervatten en zo snel mogelijk tot een ambitieus akkoord te komen en daarbij te pleiten voor de doelstelling om ten minste 30 procent van de oceanen en zeeën wereldwijd te beschermen tegen aantasting. Welke acties gaat Nederland ondernemen om onverwijld een akkoord te sluiten over het Verdrag inzake bescherming van de Volle Zee? Is Nederland bereid dit onderwerp aan te snijden tijdens de aankomende biodiversiteitstop van de Verenigde Naties (VN COP 15) en de klimaattop (COP 27)?6 Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Nederland zet zich samen met de andere EU lidstaten onverminderd in voor het zo snel mogelijk afronden van de onderhandeling voor het verdrag ter bescherming en duurzaam gebruik van biodiversiteit in zeegebieden buiten de nationale rechtsmacht van kuststaten (Biodiversity Beyond National Jurisdiction, BBNJ). De volgende -en wat Nederland en de EU betreft laatste- onderhandelingsronde is tentatief voorzien in januari 2023. Nederland en de EU zullen de noodzaak van het zo snel mogelijk realiseren van dit nieuwe verdrag ook zeker naar voren brengen bij de biodiversiteit-top (COP 15) en de klimaat-top (COP 27).
Steunt Nederland de Europese doelstelling om 30 procent van de mariene gebieden in de EU te beschermen en 10 procent van de mariene gebieden strikt te beschermen? Steunt Nederland de zienswijze van het EP dat in alle beschermde gebieden een verbod moet gelden op alle industriële activiteiten, die het milieu schaden en in strikt beschermde gebieden een verbod moet gelden op schadelijke visserijtechnieken, zoals bodemberoerende visserij? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Nederland heeft zich met Raadsconclusies_ftn1 gecommitteerd aan de doelen van de Europese Biodiversiteitsstrategie waaronder het doel om 30 procent van de mariene gebieden in de EU te beschermen en 10 procent van de mariene gebieden strikt te beschermen. Nederland is van mening dat in beschermde gebieden, conform de Europese kaders, maatregelen getroffen moeten worden om de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied te halen, dat kan het beperken van bepaalde activiteiten zijn.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat Noorwegen dit jaar 580 walvissen heeft gedood, Japan een quotum heeft afgegeven voor het doden van honderden walvissen en IJsland 148 walvissen heeft gedood, in tegenspraak met het sinds 1986 geldende wereldwijde moratorium op walvisjacht. Op 6 oktober heeft het EP een resolutie aangenomen waarin het belang van de bescherming van walvissen wordt benadrukt, vanuit zowel het oogpunt van biodiversiteit als klimaat. Deze leden constateren dat het EP in deze resolutie een krachtige steun uitspreekt voor handhaving van het wereldwijde moratorium op de walvisjacht en voor het internationale verbod op handel in walvisproducten en dat het EP daarnaast rechtstreeks een oproep doet aan Noorwegen, IJsland en Japan om de walvisjacht stop te zetten. Deelt Nederland het standpunt van het EP dat de bescherming van walvissen grotere prioriteit moet krijgen in het internationale oceaanbeleid, onder meer gezien de rol van walvissen in het opslaan van CO2 in oceanen? Is Nederland bereid om net als het EP een oproep te doen aan Noorwegen, IJsland en Japan om de walvisjacht te stoppen?
Antwoord
Nederland is en blijft actief voorstander van de bescherming van walvissen en tegenstander van elke vorm van commerciële jacht. Dit is in lijn met het EU standpunt en dit zal door de EU-landen ook actief worden uitgedragen en nagestreefd op de aankomende 68e vergadering van de IWC in Portorož, Slovenië, die van 17 tot en met 21 oktober 2022 zal plaatsvinden.
Nederland deelt het standpunt dat de bescherming van walvissen grotere prioriteit moet krijgen in het internationale oceaanbeleid, onder meer gezien de rol van walvissen in het opslaan van CO2 in oceanen. Hier zet Nederland zich ook actief voor in. Nederland is ook bereid om, samen met de andere EU lidstaten, zowel formeel als informeel, een oproep te doen aan de landen die de commerciële jacht nog uitoefenen.
Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) – Conference of Parties (CoP 19)
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van Nederland voor de aankomende CITES-top, waarin afspraken worden gemaakt over de handel en het (duurzaam) gebruik van in het wild levende (bedreigde) dieren en planten, zoals tijgers en leeuwen. De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Europese Commissie op 4 oktober, tijdens het debat over CITES in het EP, heeft toegezegd een onderzoek in te stellen naar de eventuele invoering van een Europese positieflijst voor huisdieren. Welke acties zal Nederland ondernemen om de totstandkoming van een positieflijst voor huisdieren op Europees niveau te bevorderen?
Antwoord
In de Landbouw- en Visserijraad van 24 mei 2022 heeft de Europese Commissie toegezegd om de eventuele invoering van een Europese positieflijst te onderzoeken. De Europese Commissie riep in deze vergadering lidstaten op om ervaringen te delen. Nederland zal hieraan gehoor geven en de ervaringen die zijn opgedaan met de totstandkoming van de huis- en hobbydierenlijst delen, ten behoeve van het onderzoek naar een Europese positieflijst.
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat het EP op 5 oktober een resolutie heeft aangenomen met aanbevelingen aangaande de Europese inzet voor de CITES-top. Het EP roept, namens de aanwezige onderhandelaars van de EU, onder meer op, om de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard op te nemen in bijlage I (hoogste beschermingsgraad) van CITES. Deze leden constateren dat een aantal Afrikaanse landen voorstellen hebben ingediend om de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard inderdaad op te nemen in CITES bijlage I, wat onder meer leidt tot een strenger beschermingsregime en een verbod op commerciële handel in deze bedreigde diersoorten. Deze leden constateren met grote bezorgdheid dat de Europese Commissie geen harde toezegging wil doen over het steunen van de voorstellen, namens Europa, om het gewone nijlpaard en de Afrikaanse olifant te «uplisten» (van een lagere naar hogere beschermingsgraad). Steunt Nederland de toepassing van het voorzorgsbeginsel inzake de bescherming van de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard? Steunt Nederland het «uplisten» van deze bedreigde soorten en wat gaat Nederland doen om de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard inderdaad in Bijlage I op te laten nemen?
Antwoord
Ik heb de Kamer onlangs geïnformeerd over de Nederlandse inzet bij de CITES COP19 (Kamerstuk 31 379, nr. 25). Daarin beschrijf ik ook mijn inzet op de olifantenvoorstellen. Nederland past in algemeenheid het voorzorgbeginsel toe in haar standpuntbepaling, na gedegen analyse door de wetenschappelijke autoriteit. De kern van die analyses is gericht op de rol van de internationale handel in relatie tot de kwetsbaarheid en omvang van populaties. Zoals beschreven in de brief is Nederland geen voorstander van de olifantenvoorstellen. Ook niet voor de up-listing van bepaalde populaties naar appendix I. Deze populaties voldoen niet aan de voorwaarden. De betreffende range states zullen dat ook niet accepteren. De huidige appendix II listing kent extra restricties. Een uplisting naar bijlage I werkt een mogelijke reservering van partijen in de hand. In dat geval vervallen voor die betreffende landen de huidige restricties op de handel.
Voor wat betreft het nijlpaardvoorstel voldoet de soort niet aan de voorwaarden voor opname op bijlage I, zoals geconcludeerd door de EU Scientific Review Group. Dit zal dan ook naar verwachting niet gesteund worden door verschillende Afrikaanse range states van de nijlpaard. Daarnaast zal een dergelijk opname ook niet de bescherming bieden die nodig is voor deze soort in bepaalde regio’s. Nederland steunt het voorstel niet, maar hecht er wel waarde aan om binnen CITES gezamenlijk besluiten te formuleren om specifieke (regionale) instandhoudingsaspecten te adresseren. Daarnaast staat het iedere range state vrij om een 0-quotum in te stellen voor commerciële handel onder appendix II.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat een aanzienlijk deel van de legale en illegale handel in wilde dieren ontstaat door de vraag vanuit een specifiek gedeelte van traditionele medicijnen, gemaakt van wilde (bedreigde) dieren en/of planten. Door deze handel worden vele diersoorten, zoals olifanten, neushoorns, pangolins en tijgers, bedreigd in hun voortbestaan. Dat de link tussen vraag naar traditionele medicijnen en de bedreiging van diersoorten wordt erkend, is te zien aan het aantal voorstellen voor het «uplisten» van dieren, waaronder enkele haaiensoorten, de Holothuria (zeekomkommer) en Laotriton laoensis (Laos wratsalamander). Deze voorstellen zijn onder andere (mede) ingediend door de EU en gesteund door Nederland. Tegelijkertijd vormt de handel in wilde dieren een belangrijke oorzaak voor de uitbraak van nieuwe infectieziekten onder mensen, met COVID-19 als recent voorbeeld. In CITES working document 23.27 (One Health and CITES: Human and animal health risks from wildlife trade) wordt de link tussen (illegale) handel in wilde dieren en risico’s op virusuitbraken uitvoerig benoemd, waarbij de link met de World Health Organisation (WHO) wordt onderstreept. Deze leden merken daarbij op dat de WHO traditionele medicijnen vaak als enige medicijn voor een groot deel van de wereldbevolking ziet. Wat vindt de Minister daarvan?
Antwoord
De WHO heeft een doorlopende strategie op dit onderwerp, welke nu vorm krijgt in de «WHO traditional medicine strategy 2014–2023». In dit document vraagt de WHO aandacht voor het benutten van de potentiële bijdrage van traditionele medicijnen aan de gezondheid, met een duidelijke focus op zaken zoals veiligheid, bewezen effectiviteit en verdere regulering. Ik lees in deze strategie geen directe voorkeur voor traditionele medicijnen boven het toepassen van bijvoorbeeld farmacologische medicijnen. Voorop staan zaken zoals veiligheid, een goede informatie voorziening, en keuzevrijheid voor de patiënt.
Erkent de Minister dat (illegale) handel, gedreven door een specifiek gedeelte van traditionele medicijnen, belangrijke bedreigingen voor deze dieren is8, 9, 10? Is de Minister het ermee eens dat het van belang is dat de WHO zich duidelijk uitspreekt tegen het gebruik van wilde, bedreigde dieren en planten in traditionele medicijnen, zoals zij eerder deed over wildlife markten? Ziet de Minister mogelijkheden om dit punt te adresseren tijdens CITES CoP19, bijvoorbeeld in het kader van bovengenoemd working document 23.2? Zo nee, waarom niet? Ziet de Minister andere mogelijkheden om dit punt te adresseren?
Antwoord
Illegale handel in bedreigde plant- en of diersoorten vormt altijd een bedreiging voor de mondiale biodiversiteit en is onacceptabel. De aanpak van illegale handel staat op de agenda van CITES CoP19, ook als het gaat om een strategie voor vraagreductie (CoP19 doc 38). Ten algemene maken de besluiten die voorliggen bij de CITES CoP19 het mogelijk om de komende jaren in CITES-verband hieraan te werken. Daarnaast staat het onderwerp traditionele medicijnen regelmatig op de agenda van de World Health Assembly.
In de zojuist genoemde strategie van de WHO wordt via strategische acties voor de lidstaten onder andere genoemd om de natuurlijke hulpbronnen voor traditionele medicijnen te beschermen en te conserveren. Als strategische actie voor de WHO zelf noemt het document het aanjagen van bewustwording over zaken rondom biodiversiteit en conservatie, met als concrete actie bijvoorbeeld het organiseren van workshops ten behoeve van beleidsontwikkeling op het gebied van behoud van natuurlijke hulpbronnen.
De leden van de PvdD-fractie merken verder op dat de WHO verzocht is door de EU-lidstaten om een rapport op te stellen over de oorzaken en de preventie van zoönose uitbraken. Dit onder andere naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Van Esch (Kamerstuk 25 295, nr. 88) over de handel in wilde dieren, als oorzaak van nieuwe infectieziektes als separaat punt te agenderen tijdens de algemene vergadering van de WHO. Kan de Minister aangeven wanneer dit rapport wordt verwacht?
Antwoord
Het rapport is al gepubliceerd. De WHA heeft het verwelkomd en besloten dit tot 2030 iedere twee jaar een terugkerend onderdeel op de agenda te maken. Zie hier het besluit: Reducing public health risks associated with the sale of live wild animals of mammalian species in traditional food markets – infection prevention and control (who.int) En hier het rapport dat aan het besluit ten grondslag lag, besproken tijdens de Uitvoerende Raad in januari 2022: WHO global strategy for food safety: Reducing public health risks associated with the sale of live wild animals of mammalian species in traditional food markets – infection prevention and control.
De leden van de PvdD-fractie vernemen tot slot dat sommige landen met leeuwen binnen hun landsgrenzen, stellen dat zij een gezonde en stabiele populatie leeuwen hebben, terwijl vanuit het werkveld alarmerende signalen komen over sterk afnemende leeuwen aantallen. Onderzoekers stellen dat er inmiddels minder dan 20.000 leeuwen zijn. Deze leden ondersteunen het voornemen van Nederland om het CITES onderzoek «comparative study of African lion population trends and conservation and management practices, such as lion hunting, within and between countries, including the role, if any, of international trade» te financieren (besluit 19.AA b) CoP19 Doc. 72). Daarbij merken deze leden op dat, ondanks de afwezigheid van (recente/wetenschappelijke) data, er nog steeds quota worden opgesteld voor de trofeejacht op onder andere leeuwen. Is de Minister het ermee eens dat bij een gebrek aan (recente/wetenschappelijke) kennis over de staat van dierenpopulaties, het (tijdelijk) niet mogelijk is om quota op te stellen voor het duurzaam gebruik van die dierenpopulaties? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid dit aan te kaarten tijdens de CITES CoP? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Export quota worden afgeleid van een zogenaamde «non-detriment-finding» (NDF). Deze worden opgesteld op basis van wetenschappelijke informatie en het is belangrijk dat dit accurate informatie is. Binnen CITES is de werkwijze hiervoor vastgelegd in een resolutie (Resolution Conf. 17.7 (Rev. CoP17) NDF). Ook is er een resolutie gericht op handel in jachttrofeeën (Resolution Conf. 17.9 Trade in hunting trophies of species listed in Appendix I or II). Met betrekking tot jachttrofeeën staan er verschillende besluiten op de agenda van de CITES CoP19 in dit kader. Nederland steunt deze besluiten die onder meer gericht zijn op capaciteitsopbouw m.b.t. NDF’s in relatie tot de handel in jachttrofeeën en op het delen van informatie m.b.t NDF’s op basis waarvan huidige quota zijn vastgesteld. Het Animals Committee wordt gevraagd deze informatie te beoordelen en daarover aanbevelingen te doen. Ik vind dit een gepaste manier om dit aspect in CITES-verband te adresseren. Om ervoor te zorgen dat quota met regelmaat worden gemonitord wil Nederland tijdens de CITES CoP19 voorstellen dat – in aanvulling op de voorgestelde besluiten – er een mechanisme hiervoor wordt ingesteld (zie brief over de Nederlandse inzet bij de CITES CoP19 – Kamerstuk 31 379, nr. 25).
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SGP-fractie zijn heel bezorgd over de toekomst van visserijbedrijven. Veel kotters liggen aan de kant. Perspectief ontbreekt. De Kamer heeft aangedrongen op liquiditeitssteun en een overbruggingsregeling. Deze leden horen graag waar deze steunregeling blijft.
Antwoord
De liquiditeitsregeling in het kader van de Brexit Adjustment Reserve bevat staatssteun en voor de openstelling van deze regeling moet daarom goedkeuring worden gegeven door de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft onlangs groen licht gegeven om de liquiditeitsregeling te notificeren. De datum van openstelling is afhankelijk van hoe snel dit proces verloopt. Ik hoop deze regeling begin volgend jaar open te kunnen stellen, zodat vissers die willen doorgaan op financiële steun kunnen rekenen.
Ter uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Grinwis (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1448) en zoals toegezegd tijdens het tweeminutendebat van 7 juli jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 102, item 57) wordt momenteel onderzocht op welke termijn een eventuele overbruggingsregeling zou kunnen worden opengesteld. Ik heb de Kamer hier nog niet eerder over kunnen informeren, ik span mij ervoor in om dit zo spoedig mogelijk te doen.
De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot de saneringsregeling voor de kottervisserij. In hoeverre is in beeld of visserijbedrijven afhaken, omdat het innemen van quota niet vergoed wordt, zo vragen deze leden.
Antwoord
Tot op heden zijn er 57 vissersvaartuigen aangemeld voor de saneringsregeling. Het is inderdaad mogelijk dat ondernemers zich alsnog terugtrekken voor deelname. Het is voor mij niet mogelijk te voorzien hoeveel ondernemers dit zullen doen en om welke reden zij dan zich terugtrekken. Vissers die twijfelen kunnen bij het bedrijvenloket van RVO terecht om hun specifieke situatie te bespreken. Wel is het goed om, in reactie op uw opmerking dat quota niet worden vergoed, te vermelden dat de gemiddelde toegevoegde waarde van de vangstmogelijkheden onderdeel is van de vergoeding die wordt geboden voor een te saneren vissersvaartuig. Een vaartuig van een bepaalde capaciteit krijgt een vergoeding waarin alle verdiencapaciteit, waarvoor vangstrechten nodig zijn, is meegenomen. Dat betekent dat per bruto tonnage (BT) een gemiddelde vergoeding is bepaald. Er wordt in de regeling op dit gemiddelde geen bedrag in mindering gebracht als sprake is van een relatief klein contingent ten opzichte van het gemiddelde. Voor relatief grote contingenten ten opzichte van het gemiddelde wordt ook geen extra vergoeding gegeven. De regeling gaat er, met andere woorden, vanuit dat voor het te saneren vaartuig een contingent is toegekend dat past bij de vangstcapaciteit van het vaartuig.
De leden van de SGP-fractie merken bij agrarische ondernemers veel onzekerheid en onduidelijkheid over welke regels volgend jaar gelden naar aanleiding van het actieprogramma Nitraatrichtlijn, het Nationaal Strategisch Programma GLB en de derogatiebeschikking. Een deel daarvan moet nog uitgewerkt worden. Ondernemers moeten nu echter al teeltkeuzes maken, of hebben dat al gedaan. Hoe gaat de Minister voorkomen dat zij afgestraft worden op keuzes die later verkeerd uit blijken te pakken? De Kamer heeft gevraagd om een reactie op het pleidooi van de sector voor een overgangsregeling. Kan de Minister hier op korte termijn op reageren, zo vragen deze leden.
Antwoord
Ik ben me ervan bewust dat met name de derogatiebeschikking en het Gemeenschappelijk landbouwbeleid voor agrariërs, met name akkerbouwers, op een laat moment duidelijkheid schept. Zoals aangegeven in mijn brief van 3 oktober (Kamerstuk 28 625, nr. 343) heb ik met RVO, provincies en vertegenwoordigers van de sector gezocht naar mogelijkheden om onzekerheden weg te nemen voor het GLB. Onzekerheden wegnemen om deelnamebereidheid, en daarmee ook het doelbereik van het GLB, te vergroten en daarmee ook de uitvoerbaarheid voor de uitvoeringsorganisatie. Daarom pas ik de tijdlijnen voor aanmelding en openstelling voor de ecoregeling en basisinkomenssteun aan, alsook de beschikkingsperiode voor het ANLb. Ik versoepel eenmalig de instapeisen voor de ecoregeling voor biodiversiteit en landschap en, gelet op de omstandigheden nu, pas ik coulance toe voor wat betreft het sanctiebeleid 2023, uitgaande van het principe van verantwoord vertrouwen. Boeren kunnen in principe niet verantwoordelijk gehouden worden voor zaken die niet tijdig bekend waren. Het is daarom mijn uitgangspunt dat ik de maximale ruimte op zal zoeken, binnen de ruimte die de afspraken met de Europese Commissie mij geeft.
De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over de ecoregeling in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Zij constateren dat in de ecoregeling de vergoeding voor vezelgewassen in regio 2 ruim een keer zo hoog is als in regio 1, terwijl vezelgewassen nu met name in regio 1 geteeld worden. Deze leden ontvangen graag een nadere onderbouwing van dit verschil. Het verschil zou terug te voeren moeten zijn op verschil in opbrengsten of gederfde inkomsten, maar deze leden hebben begrepen dat dit door de sector niet herkend wordt. Kan de Minister een nadere duiding geven en zo nodig hierover in overleg met de sector treden, zo vragen deze leden.
Antwoord
Voor het berekenen van alle vergoedingen bij de ecoregeling en het agrarisch natuur- en landschapsbeheer wordt dezelfde rekensystematiek gebruikt. Deze systematiek is opgesteld door de Wageningen Universiteit, en maakt onderdeel uit van het ingediende Nationaal Strategisch Plan. De systematiek gaat uit van een berekening in relatie tot een gemiddeld bouwplan in een gebied. Het bedrag dat is opgenomen, is het maximale bedrag wat kan worden uitbetaald. Aangezien de opbrengsten per hectare op kleigrond gemiddeld genomen hoger zijn, is het verschil met de opbrengst van vezelgewassen op deze grondsoort hoger dan voor vezelgewassen die op zand zijn geteeld. Inmiddels heb ik dit met de sector besproken, en de afspraak gemaakt dit nogmaals, meer in detail, met hen te bespreken.
De leden van de SGP-fractie constateren dat op de website van RVO wordt aangegeven dat bij onderzaai van vanggewas voor de ecoregeling het vanggewas minimaal tot 1 december moet blijven staan. Zij krijgen signalen vanuit de sector dat dit voor kleigronden te lang duurt, omdat grondbewerking na deze datum voor structuurschade kan zorgen. Zij willen erop wijzen dat in het Nationaal Strategisch Plan, zoals aan Brussel is voorgelegd, wordt aangegeven dat het moet gaan om bedekking tot de winter. Zij willen er ook op wijzen dat elders in het NSP verschil wordt gemaakt tussen lichte en zware kleigrond, waarbij grondbewerking op zware kleigrond na 1 november niet meer verantwoord wordt geacht. Deze leden vragen de Minister om in overleg met de sector de genoemde datum voor onderzaai van vanggewas op kleigronden aan te passen met voldoende flexibiliteit voor telers om structuurschade te voorkomen, bijvoorbeeld 15 oktober in plaats van 1 december. Zonder aanpassing zullen telers op kleigronden waarschijnlijk geen gebruik maken van de optie onderzaai vanggewassen in de ecoregeling.
Antwoord
De ecoregeling is een keuzemenu bestaande uit verschillende activiteiten waaruit de landbouwer zelf kan kiezen. In een van de activiteiten is de voorwaarde opgenomen dat voor onderzaai van een vanggewas dit gewas tot 1 december op het veld aanwezig moet zijn. Een eco-activiteit is een activiteit die verder gaat dan de voorwaarden die voortvloeien uit de conditionaliteit oftewel uit dus uit de Goede landbouw- en milieucondities (GLMC’s) en uit Regelingen voortvloeiende beheerseisen (RBE’s). Op kleigronden, behalve zware klei, is het vanuit GLMC 6 (minimale bodembedekking) verplicht om tussen 1 augustus en 30 november, op minimaal 80% van het bouwland op bedrijfsniveau minimaal 8 weken bodembedekking te hebben. Een meerwaarde van deze activiteit is dat er tussen oogst en 1 december permanent bodembedekking is. De vergoeding wordt bepaald door de extra kosten en gederfde inkomsten voor een activiteit. Indien de eisen van een activiteit zo worden bijgesteld dat deze niet noemenswaardig afwijken van een GLMC, kan er geen vergoeding voor worden gegeven en is de bijdrage aan de doelen bij de ecoregeling lager.
NRC, 27 september 2022, «Toezichthouder: geen grip op frauderende vissers» (https://www.nrc.nl/nieuws/2022/09/27/toezichthouder-geen-grip-op-frauderende-vissers-a4143336).↩︎
De Volkskrant, 29 september 2022, «Nederlandse vissers gebruiken illegale netten om extra sliptong te vangen (https://www.volkskrant.nl/cs-b49ce069).↩︎
De Volkskrant, 26 september 2022, «Europese Rekenkamer: EU laks bij tegengaan illegale visserij« (https://www.volkskrant.nl/ts-b6b2609a).↩︎
De schattingen van de bestandsindicatoren laten zien dat de maatregelen uit het Nederlandse aalbeheerplan hebben geleid tot een toename van de uittrekkende schieraalbiomassa (Bcurrent) en een teruggang in antropogene sterfte (LAM) tussen 2006–2008 en 2015–2017 (Tabel 2). In het bijzonder de eerste periode na de implementatie van de maatregelen uit het Nederlandse aalbeheerplan (2009–2011) resulteerde in een afname in antropogene sterfte. De daaropvolgende en de tweede periode na invoering (2012–2014) leidde tot een toename van de uittrekkende schieraalbiomassa (Tabel 2). De reductie in antropogene sterfte was voornamelijk het gevolg van een afname van de aanlandingen (visserijdruk) in de commerciële en recreatieve visserij. Echter in de meest recente periode (2018–2020) is de antropogene sterfte weer toegenomen. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een toename van de commerciële visserij (inspanning en aanlandingen) in het IJsselmeer/Markermeer in de in deze periode.
Stichting Wageningen Research Centre for Fisheries Research (CVO), 28 oktober 2021, pagina 7, «European Eel (Anguilla anguilla) stock size, anthropogenic mortality and silver eel escapement in the Netherlands 2006–2020» (https://edepot.wur.nl/556153).↩︎
WUR, 23 november 2021, «Evaluatie Nederlandse aalbeheerplan: hoeveelheid uittrekkende schieraal blijft verontrustend» (https://www.wur.nl/nl/onderzoek-resultaten/onderzoeksinstituten/marine-research/show-marine/evaluatie-nederlandse-aalbeheerplan-hoeveelheid-uittrekkende-schieraal-blijft-verontrustend.htm).↩︎
Europees Parlement, 6 oktober 2022, «Resolutie van het Europees Parlement van 6 oktober 2022 over het momentum om oceaangovernance en biodiversiteit te versterken» (https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2022-0356_NL.html).↩︎
Convention on Internaitonal Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flaura
(CITES), 14–25 november 2022, «One Health and CITES: Reducing Humand and Animal Health Risks from Wildlife Trade» (https://cites.org/sites/default/files/documents/E-CoP19-23-02.pdf).↩︎
Paul Bachhausen, 7 februari 2017, «Conservation Breeding of the Laos Warty Newt (Laotriton laoensis) Until the F3-Generation» (https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S0044516917300059).↩︎
Acupuncture Today, Sea Cucumber (hai shen) (https://www.acupuncturetoday.com/herbcentral/sea_cucumber.php).↩︎
CNN, 24 juni 2009 (https://edition.cnn.com/2009/HEALTH/06/24/traditional.treatment/).↩︎