De uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over het Cornelius Haga Lyceum
Schriftelijke vragen
Nummer: 2022D43179, datum: 2022-10-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2022Z20172).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.R.T. van Baarle, Tweede Kamerlid (DENK)
Onderdeel van zaak 2022Z20172:
- Gericht aan: A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
- Indiener: S.R.T. van Baarle, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2022Z20172
Vragen van het lid Van Baarle (DENK) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over het Cornelius Haga Lyceum (ingezonden 21 oktober 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Raad van State) waarin wordt geoordeeld dat er geen wanbeheer was op het Cornelius Haga Lyceum1? Zo ja, wat vindt u van deze uitspraak?
Vraag 2
Vindt u dat nu vaststaat dat de verwijten die jegens het Cornelius Haga Lyceum werden gemaakt flagrante leugens waren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om excuses te maken?
Vraag 3
Bent u met uw oordelen en maatregelen, gezien de uitspraak van de Raad van State, te hijgerig geweest? Zo nee, waarom niet?
Vraag 4
Wat leidde ertoe dat u vond dat sprake was van financieel wanbeheer? Met andere woorden: hoe bent u tot dat standpunt gekomen? Hoe reflecteert u nu op dit standpunt, nu de Raad van State heeft geoordeeld dat er geen sprake was van financieel wanbeheer?
Vraag 5
Had u kennisgenomen van het conceptonderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie) uit 2018, waarin werd geconcludeerd dat er geen sprake was van financieel wanbeheer? Waarom koos u voor de meest strenge veroordeling van de school, terwijl de inspectie eerst vond dat er geen sprake was van financieel wanbeheer? Waarom koos u niet voor een andere, zachtere aanpak?
Vraag 6
Heeft u ook kennisgenomen van het oordeel van de Raad van State dat er evenmin sprake was van ongerechtvaardigde verrijking? Kunt u reflecteren op deze uitspraak en uw rol ten aanzien van dit ongegronde verwijt?
Vraag 7
Heeft u kennisgenomen van het oordeel van de Raad van State, dat de voormalige bestuurder van het Cornelius Haga Lyceum, de heer S. Atasoy, terecht onkosten had vergoed in de aanloop naar de opening van de school? Waarom was u in de veronderstelling dat deze kosten onrechtmatig waren? Hoe reflecteert u hierop?
Vraag 8
Welke lering gaat u trekken uit deze uitspraak?
Vraag 9
Bent u bereid om excuses te maken aan het bestuur van het Cornelius Haga Lyceum? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Hoe kan het dat, na de onterechte beschuldiging van banden met het Kaukasus Emiraat en met «salafistische aanjagers», er zo veel fouten zijn gemaakt in deze casus? Erkent u dat fout op fout is gestapeld?
Vraag 11
Welke maatregelen gaat u nemen om deze fouten in het vervolg te voorkomen?
Vraag 12
Beseft u dat uw handelen mede heeft geleid tot gevoelens van onbegrip van en uitsluiting bij een grote groep mensen? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u doen om deze gevoelens weg te nemen?
Vraag 13
Deelt u het standpunt dat de huidige problemen op de islamitische school direct te herleiden zijn naar de wijze waarop verschillende overheden hebben gehandeld?
Vraag 14
Beseft u dat de overheid de school onterecht heeft gestigmatiseerd?
Vraag 15
Is, net zoals bij het toeslagenschandaal, sprake geweest van «institutionele vooringenomenheid»? Zo nee, waarom niet?
Vraag 16
Bent u bereid om deze casus extern te laten onderzoeken om uit te sluiten dat sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid? Zo nee, waarom niet?
Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3014, https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@133381/202001421–1-a2/.↩︎