[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen pas in actie komt na een rechterlijke uitspraak

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2022D43211, datum: 2022-10-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-427).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2022Z14968:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

427

Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretarissen van Financiën over dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen pas in actie komt na een rechterlijke uitspraak (ingezonden 12 juli 2022).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) en van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 21 oktober 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3941.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 juni jl. over het tijdig beslissen van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)? Wat is daarop uw reactie?1

Antwoord 1

Ja. In de uitspraak wordt een andere uitleg gegeven aan de woorden dan bedoeld door de directeur van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), zie ook de beantwoording van vraag 6.

Uitgangspunt bij de integrale beoordeling is dat behandeling op volgorde van aanmelding plaatsvindt. De ruimte daarvoor is afhankelijk van de besliscapaciteit, van de ouders in urgente situaties die voorrang krijgen en de capaciteit die is gemoeid met het beslissen op ingediende beroepen niet tijdig beslissen. Vooruitlopend op een rechterlijke uitspraak gaat UHT al met deze beroepszaken aan de slag.

Er is geen rechtsmiddel aangewend tegen de uitspraak omdat er inmiddels al een inhoudelijke beslissing was genomen op de aanvraag. Daarmee was het instellen van hoger beroep niet meer aan de orde.

Wel is het verweer zoals dat in andere procedures wordt gevoerd verduidelijkt in reactie op deze uitspraak, zie ook het antwoord op vraag 6.

Vraag 2

Hoeveel procedures zijn momenteel bij de rechter ingediend over het niet tijdig verstrekken van het dossier door de Belastingdienst/UHT?

Antwoord 2

Hierover zijn geen cijfers beschikbaar. Het komt voor dat advocaten een beroep niet-tijdig beslissen indienen en zich dan tevens beroepen op het niet tijdig verstrekken van een dossier. Hiervoor gelden echter geen beslistermijnen, zodat er tegen het niet verstrekken van een dossier geen zelfstandig rechtsmiddel openstaat, zie ook het antwoord op vraag 3. Er vindt geen registratie plaats van hoe vaak de rechter wordt gevraagd om binnen een termijn een dossier te verstrekken.

Vraag 3

Wat is de heersende lijn in de uitspraken van rechters ten aanzien van het niet tijdig beslissen?

Antwoord 3

De lijn in de jurisprudentie is dat de meeste beroepen die zich richten tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag gegrond worden verklaard, omdat in de regel de toepasselijke beslistermijn is overschreden.2 In dat geval wordt er door de rechter een termijn opgelegd binnen welke UHT een beslissing dient te nemen. In de meeste gevallen houdt de rechter daarbij veelal rekening met die termijn waarvan UHT aangeeft dat die nodig is om een beslissing te nemen. Dat is op dit moment circa 12 weken. In voorkomende gevallen verdisconteren rechters de behandelduur om tot een uitspraak te komen in die termijn.

Vraag 4

Wat is de heersende lijn in de uitspraken van rechters ten aanzien van het niet tijdig verstrekken van het dossier?

Antwoord 4

Zoals kan worden opgemaakt uit de beantwoording van eerdere Kamervragen3 gelden er bij het verstrekken van dossiers geen beslistermijnen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een verzoek om een dossier te verstrekken is namelijk geen aanvraag, maar is gekoppeld aan de procedure waarin die stukken nodig zijn.

Voor de integrale beoordeling geldt een wettelijke verplichting om (uiterlijk) bij de verzending van de direct aan de beschikking grondslag liggende documenten te verstrekken. Het verstrekken van het informatie- en beoordelingsformulier geeft daar invulling aan. Voor de bezwaarprocedures geldt op grond van artikel 7:4, derde lid, Awb dat dossierstukken voorafgaand aan de hoorzitting in bezwaar beschikbaar dienen te zijn.

De rechter kan in de onderliggende procedure toetsen of de uiteindelijke beslissing voldoet aan de relevante wettelijke verplichtingen, waaronder ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Beeld van de jurisprudentie is dat rechters wel beslistermijnen opleggen als niet tijdig op een aanvraag of bezwaar is beslist, maar een dergelijke termijn niet toekennen als binnen een bepaalde termijn een dossier wordt gevraagd.

Het onderstreept het belang om te kijken waar knelpunten weggenomen kunnen worden en verbetering en versnelling aangebracht kan worden, zowel ten aanzien van het verstrekken van dossiers als ten aanzien van de procedures waarin die dossiers op zien.

Vraag 5

Zijn er ook bij de civiele rechter procedures aanhangig? Hoeveel procedures lopen via de civiele weg en hoeveel procedures lopen via de bestuursrechtelijke weg?

Antwoord 5

Op dit moment zijn er geen civiele procedures aanhangig die betrekking hebben op het in actie doen komen van UHT. Wel is er een zestal dagvaardingen uitgebracht waarin eisers om een verklaring voor recht verzoeken (door de civiele rechter) dat de Staat jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld. In totaal zijn er op peildatum 30 september 2022 1.899 beroepen niet tijdig beslissen ingediend.

Vraag 6

Wat vindt u van de uitspraak van de directeur van de UHT dat de UHT als beleid heeft dossiers pas te behandelen als er een rechterlijke uitspraak daartoe ligt? Wat vindt u ervan dat de rechter deze uitspraak mee heeft genomen in het vonnis?

Antwoord 6

Er wordt in de uitspraak een andere uitleg toegekend dan bedoeld aan de woorden van directeur UHT. Dat er voorrang wordt gegeven aan beroepen niet tijdig, betekent namelijk niet dat het beleid is om pas in actie te komen op het moment dat er een rechterlijke uitspraak ligt. Uitgangspunt bij de integrale beoordeling is dat behandeling op volgorde van aanmelding plaatsvindt.

In verweerschriften wordt hier ook aandacht aan besteed. UHT hanteert geen beleid om aanvragen of bezwaarschriften pas te behandelen als er een rechterlijke uitspraak ligt. Wel is UHT gehouden om rechterlijke uitspraken op te volgen. Hierdoor doorkruisen de beroepen niet tijdig de behandelvolgorde op basis van volgorde van aanmelding. In verweerschriften, vooruitlopend op een uitspraak van de rechter, geeft UHT aan hoeveel tijd er nodig is om een beslissing op een ingediende aanvraag te nemen en de stappen die daarvoor in gang zijn gezet.

In urgente (schrijnende) situaties blijven ouders voorrang krijgen, zo nodig door voorrang te geven boven uitspraken van de rechter. De woorden van de directeur van UHT onderstrepen dat en zijn in lijn met de uitgangspunten zoals die in de meest recente voortgangsrapportages met uw Kamer zijn gedeeld.4

De inzet van UHT is en blijft onveranderd zo spoedig mogelijk een beslissing op aanvragen te nemen en daarvoor zoveel als mogelijk is de besliscapaciteit in te zetten.

Vraag 7

Waarom dwingt de Belastingdienst/UHT gedupeerden van het kinderopvangtoeslagenschandaal om eerst naar de rechter te stappen voordat hun dossiers in behandeling worden genomen? Is dit ook uw beleid? Hoe past dit beleid van de Belastingdienst/UHT in uw beleid om het aantal bestuurszaken terug te dringen?

Antwoord 7

Uitgangspunt is dat de integrale beoordeling op volgorde van aanmelding plaatsvindt, streven is dat zo snel mogelijk te doen. Gelet op het grote aantal aanmeldingen lukt dat helaas niet binnen de wettelijke termijnen. In urgente (schrijnende) situaties krijgt een ouder voorrang. Daarnaast is UHT gehouden om rechterlijke uitspraken op te volgen. Hierdoor doorkruizen de beroepen niet tijdig de behandelvolgorde op basis van volgorde van aanmelding.

Waar het UHT wel lukt om ouders tijdig uitsluitsel te geven over de Catshuisregeling (eerste toets, aanspraak op € 30.000,-) lukt het bij de daarop volgende integrale beoordeling (IB) veelal niet om aanvragen binnen de termijn af te handelen. Iedere aanvrager die binnen de wettelijke termijn geen beslissing op een ingediende aanvraag heeft ontvangen, heeft het recht om een beroep niet-tijdig bij de rechter in te dienen. Voorwaarde daarbij is dat eerst bij het bestuursorgaan een ingebrekestelling is ingediend waarop niet binnen twee weken een beslissing wordt genomen.

Vraag 8

Legt u zich bij het beleid neer dat gedupeerden eerst naar de rechter moeten, terwijl dat tot veel extra kosten voor de overheid leidt, namelijk de procedures bij de rechtbank en de dwangsommen?

Antwoord 8

Nee. Uitgangspunt is om ouders op volgorde van aanmelding te behandelen. Zoals volgt uit de beantwoording van vraag 7, is de prioritering van beroepen niet tijdig een gevolg van het stelsel van de Awb, het is geen bewust beleid. Tot op heden kunnen dwangsommen bij de rechter in de meerderheid van de gevallen worden voorkomen. Er is op peilmoment 30 september 2022 inmiddels voor € 150.000 aan dwangsommen bij de rechter verschuldigd.

Het heeft vanzelfsprekend de voorkeur om schaarse menskracht bij UHT in te zetten voor de inhoudelijke beoordeling van aanvragen en bezwaren en niet voor het afhandelen van juridische procedures over het niet tijdig nemen van een besluit. De inzet is en blijft ook om ouders zo snel en zo goed mogelijk te helpen zonder dat ze daarvoor naar de rechter hoeven.

Vraag 9

Beseft u dat uw verklaring in de brief van 8 juli jl., waarin u aangeeft dat operationele problemen ten grondslag liggen aan het probleem, niet de strijdigheid met de wet opheft?5

Antwoord 9

Het voldoen aan wettelijke verplichtingen is van het grootste belang. De in de brief van 8 juni jl geschetste problemen laten die wettelijke verplichtingen onverlet. Het streven blijft zo snel en zo zorgvuldig mogelijk beslissingen te nemen en zo ouders de duidelijkheid te bieden waar zij recht op hebben.

Realiteit is dat veel beslistermijnen zijn verstreken en strijd met de wet om die reden ook niet meer kan worden voorkomen. Wel probeert UHT er alles aan te doen om waar mogelijk versnelling en verbetering te realiseren, in de 12e Voortgangsrapportage zal daar nader op in worden gegaan.

Vraag 10

Valt de bijstand door een schade-expert ook onder de rechtshulp aan gedupeerden van het kinderopvangtoeslagenschandaal? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

Zoals ook in het wetgevingsoverleg van 27 september jl. is toegezegd zal ik in de 12e Voortgangsrapportage informatie geven over schade-experts.

Vraag 11

Wat gaat u doen indien duidelijk wordt dat de Belastingdienst/UHT vonnissen door de operationele problemen niet naleeft?

Antwoord 11

Beslistermijnen die door de rechter worden opgelegd, worden in de meerderheid van de gevallen gehaald door prioriteit te geven aan ingediende beroepen niet tijdig. Het is inherent aan het stelsel van beroepen niet tijdig dat andere ouders daardoor langer moeten wachten.

Bij een verdere stijging van het aantal beroepen niet-tijdig valt niet uit te sluiten dat de termijnen zoals die nu worden opgelegd niet meer volstaan. Zo kan er tot op heden snel na het indienen van een beroep niet-tijdig een persoonlijk zaakbehandelaar worden toegewezen, maar bij een verdere stijging is het denkbaar dat ook daar een wachttermijn ontstaat. Dat is afhankelijk van ontwikkelingen in het aantal beroepen niet-tijdig, het aantal urgente zaken en de besliscapaciteit bij UHT, die zich eveneens ontwikkelt.

Beeld van de rechtspraak is dat in zijn algemeenheid rekening wordt gehouden met het bieden van realistische termijnen om een besluit te nemen, in dat licht zal dan bij de rechter een ruimere en voor UHT haalbare termijn worden gevraagd als de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven.

Daarnaast blijft onveranderd het streven om te komen tot versnellingen en verbeteringen die er voor zorgen dat ouders sneller en beter worden geholpen.


  1. uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2022:5122, ECLI:NL:RBNHO:2022:5122↩︎

  2. Onder meer: Rechtbank Gelderland 22 april 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2024, ECLI:NL:RBGEL:2022:2033 en ECLI:NL:RBGEL:2022:2025, Rechtbank Zeeland-West-Brabant 3 oktober 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:5696, ECLI:NL:RBZWB:2022:5695 en Rechtbank Den Haag 27 september 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:9779↩︎

  3. Antwoorden van 8 juni 2020 van Staatssecretaris van Huffelen op vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over inzage in de dossiers door de ouders die getroffen zijn door de kinderopvangtoeslagaffaire (en daar al negen maanden op wachten terwijl de wettelijke deadline toch echt een of drie maanden is), Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3065.↩︎

  4. Volledigheidshalve zijn deze woorden hier opgenomen: We hebben zoveel aanmeldingen binnengekregen, we kunnen de integrale beoordelingen eigenlijk nooit binnen de daarvoor gestelde termijn afhandelen. Op dit moment lopen er al 25.000 aanmeldingen uit de beslistermijn. Deze ouders krijgen een brief, die mogen een ingebrekestelling doen. Dat leidt bij ons niet tot een voorrang. Je wordt als je ons in gebreke stelt, niet met voorrang behandeld, wij betalen dan gewoon de dwangsom. Ouders kunnen daarna de stap maken om een «beroep – niet tijdig» in te dienen. Dan volgt een rechterlijke uitspraak. Die uitspraak betekent dat wij over het algemeen die ouders wél met voorrang gaan behandelen. We zien dat de aantallen groot zijn, en heel veel ouders een ingebrekestelling indienen. We verwachten ook dat de «beroepen – niet tijdig», en dat zien we eigenlijk al gebeuren, in een enorm tempo gaan oplopen. Iedere rechterlijke uitspraak die maakt dat wij ouders met voorrang moeten behandelen, betekent dat we andere ouders langer laten wachten. Voor ons is dan op de totale populatie de vraag: hoe werkt dat ten opzichte van elkaar. Maar de rechterlijke uitspraak hebben wij natuurlijk op te volgen. Er is één punt dat ik daarbij wil maken. Wij vinden dat iemand die in een schrijnende situatie zit, altijd voorrang moet hebben. Daar kijken we altijd naar. Het zou niet zo moeten zijn dat je de hele route naar de rechter moet lopen omdat je in een schrijnende situatie zit en met voorrang behandeld moet worden. Die zullen altijd met voorrang behandeld worden.↩︎

  5. Brief d.d. 8 juli 2022 inzake Rechtsbescherming voor gedupeerden, 2022D30581↩︎