Scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden
Primair Onderwijs
Brief regering
Nummer: 2022D43371, datum: 2022-10-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-650).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -650 Primair Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2022Z20218:
- Indiener: A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-11-10 10:00: Scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-11-10 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-11-10 14:45: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-08 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-02-29 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 293 Primair Onderwijs
31 289 Voortgezet Onderwijs
31 497 Passend onderwijs
Nr. 650 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2022
We willen dat onze leerlingen goed leren rekenen, lezen en schrijven, goede digitale vaardigheden hebben en dat ze leren hoe we met elkaar omgaan in Nederland. Dat klinkt logisch, maar bij steeds meer leerlingen zakt het niveau van deze basisvaardigheden. Hierdoor wordt het voor hen later moeilijker om een goede sollicitatiebrief te schrijven, de koopakte van hun eerste huis te lezen of te berekenen of hun huishoudboekje op orde is. Dat kunnen we niet laten gebeuren. Om deze trend te keren, moeten we er met zijn allen de schouders onder zetten. Dat betekent ook dat we als ministerie hierbij leraren en scholen maximaal moeten gaan helpen. Écht helpen. In mei heb ik daarom het Masterplan basisvaardigheden aan uw Kamer aangeboden waar deze hulp bijvoorbeeld in de vorm van basisteams gepresenteerd werd.1
Belangrijke voorwaarden om echt te kunnen helpen, is dat we die hulp gaan aanbieden op basis van de expertise en behoeften die scholen en leraren zelf al in huis hebben en dat we dit ook structureel doen. Geen bureautjes die even langs komen en na één cursusmiddag weer verdwijnen, maar echte hulp om bijvoorbeeld leraren te ontlasten of te kunnen helpen met bijscholing daar waar de meeste kansen liggen. De basisteams die we als OCW in dienst nemen om deze publieke hulp te kunnen bieden, worden snel uitgebreid en zijn op den duur voor alle scholen beschikbaar. Om voortvarend aan de slag te gaan met het verbeteren van de basisvaardigheden en geen jaar verloren te laten gaan, heb ik voor scholen die dit schooljaar al aan de slag willen geld en ondersteuning beschikbaar gesteld, vooruitlopend op de structurele en gerichtere inzet die we dit jaar vormgeven. In deze brief informeer ik u over de scholen die hier al dit jaar mee aan de slag gaan en de hierop volgende acties.
Overgrote meerderheid scholen wil aan de slag
Er is een enorme belangstelling vanuit de scholen voor de subsidieregeling gebleken. Veel scholen staan in de startblokken om zich in te zetten voor betere basisvaardigheden; er waren maar liefst 5.247 aanvragen waarvan 4.110 basisscholen en 1.137 middelbare scholen. Dit onderstreept mijns inziens dat de inzet op leerlingen goed leren rekenen, lezen en schrijven breed gevoeld wordt.
Aanvankelijk verwachtten we circa 500 scholen van een basissubsidie te kunnen voorzien waarvan circa 150 scholen ook nog een basisteam langs konden krijgen. Inmiddels blijkt dat we met het beschikbare bedrag 645 scholen kunnen helpen met een basissubsidie. Daarnaast gaan we 144 scholen ondersteunen bij hun aanpak met een basisteam dat langskomt.
De selectie in deze subsidieregeling is in deze eerste fase via een loting gegaan. Dat is het gevolg geweest van de sterke wens om dit schooljaar al te kunnen starten met de aanpak. Tegelijkertijd willen we het geld en de hulp ook terecht laten komen op scholen die daar het meeste baat bij hebben. Uit de eerste selectie bleek dat er 53 scholen uitgeloot waren die door de inspectie als onvoldoende of zwak beoordeeld zijn. Omdat er bij de basisteams capaciteit is om tot maximaal 150 scholen te ondersteunen in het eerste jaar en er na de selectie pas 91 scholen in aanmerking kwamen voor deze basisteams, voegen we deze 53 scholen toe aan de lijst met scholen die een basisteam langs krijgen. Het gaat hierbij om 31 scholen in het primair onderwijs, 4 scholen in het speciaal onderwijs en 18 scholen in het voortgezet onderwijs. Daarmee komt het aantal scholen dat extra ondersteuning krijgt van een basisteam op 144.
Extra ondersteuning voor risicoscholen
Voor scholen met risico’s in de resultaten of met een oordeel onvoldoende of zeer zwak bied ik al ondersteuning via de programma’s Goed Worden, Goed Blijven (po) en Leren Verbeteren (vo). De hulp die ik nu extra aan deze scholen aanbiedt, is een aanvulling op deze twee verbeterprogramma’s. De basisteams gaan in gesprek met deze scholen om te kijken welke aanvullende hulp nodig is bij het uitvoeren van de plannen vanuit de trajecten Goed Worden, Goed Blijven en Leren Verbeteren.
Daarnaast wil ik ervoor zorgen dat scholen die als onvoldoende of zwak beoordeeld zijn door de inspectie, vanaf begin 2023 een beroep kunnen doen op extra financiële middelen, specifiek om meer focus op basisvaardigheden te leggen. Hiervoor richt ik een aparte regeling in. De beste hulp komt zo terecht bij de leerlingen die dat het meest nodig hebben en de scholen die voor de grootste uitdagingen staan.
Sturen op effectieve aanpak van verbetering van de basisvaardigheden
Samen met uw Kamer wil ik dat de middelen die scholen krijgen zo goed mogelijk terechtkomen. Deze boodschap kwam eenduidig uit de debatten die we voerden over onder andere het Nationaal Programma Onderwijs. Er is daarom een aantal waarborgen in de subsidieregeling ingebouwd ingegeven door eerdere verzoeken van de Kamer.
Zo maken alle scholen een activiteitenplan waar de medezeggenschapsraad op instemt. Dit activiteitenplan maken zij met behulp van de wetenschappelijk bewezen effectieve methoden, welke dankzij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) is samengesteld.
Deze «menukaart» wordt regelmatig geüpdatet, zo staat een aanpak centraal die gebaseerd is op kennis over wat werkt uit wetenschap en praktijk («evidence-informed»).2 Scholen kiezen hieruit de aanpak die het beste past bij hun specifieke uitdaging.
Scholen die door de basisteams worden geholpen kunnen daarbij ook gebruik maken van hun hulp met het opstellen van een activiteitenplan voor dit schooljaar. Middels een steekproef wordt gecontroleerd op onder meer goede besteding van de ontvangen subsidie. Dit doe ik mede in de geest van de eerder ingediende motie van het lid Beertema, die verzoekt om onderwijsinterventies waarvan de effectiviteit niet bewezen is of niet zeer aannemelijk is, uit te sluiten van financiële toerusting in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs.3 Ik neem dit verzoek ook ter harte bij dit masterplan basisvaardigheden. Voor het nieuwe schooljaar willen we tot een structurele invulling komen waar scholen langjarig gebruik van kunnen maken.
Ik vind het van groot belang dat we met zijn allen alle zeilen bijzetten en scholen en leraren in dit proces ervaringen en tips delen, zodat er van elkaar geleerd kan worden. Daarom zorg ik er voor dat de kennis die voortkomt uit deze aanpak bij alle scholen terecht komt, en nadrukkelijk ook bij scholen met risico’s in de resultaten of met een oordeel onvoldoende of zeer zwak. Het gaat hier bijvoorbeeld om uitbreidingen en aanvullingen op de effectieve methode basisvaardigheden en goede voorbeelden van scholen die voortvarend aan de slag zijn. De komende drie maanden worden de kenniskaarten over taal en rekenen, burgerschap en digitale geletterdheid aangevuld. Doorlopend delen we praktische tips en inspiratie. Ik zal alle scholen binnenkort, nog in het vierde kwartaal, per brief verder oproepen en ondersteunen in het aanscherpen van hun aanpak basisvaardigheden. Daarnaast hebben we scholen gevraagd op welke momenten en via welke kanalen we informatie over basisvaardigheden structureel zullen vormgeven en versterken daarop onze aanpak. Op die manier willen we de lerende cultuur binnen en tussen scholen stimuleren.
Start basisteams
De toekenning van de subsidie is dus ook het startsein voor de basisteams. Zij gaan nu aan de slag gaan met het voeren van intakegesprek op 144 scholen (bestaande uit 91 ingelote scholen en 53 uitgelote onvoldoende/zwakke scholen). Deze capaciteit en het totaal beschikbare bedrag voor de aanpak wil ik opschalen zodat er volgend jaar nog meer scholen kunnen worden bereikt. Begin volgend jaar zijn de meeste van deze 144 scholen bezocht. Daarbij geven we voorrang aan scholen waar de problematiek het grootst is.
Een basisteam werkt vraaggericht en helpt de school met het maken van een plan en het organiseren van de juiste hulp ter verbetering van de basisvaardigheden op basis van de behoefte van de school. Daarnaast ondersteunt een basisteam de school bij de uitvoering, de regie blijft bij de school. De exacte aanpak van een basisteam zal daarmee per school verschillen, maar te denken valt aan het organiseren van trainingen voor leraren in aanpakken met een wetenschappelijke basis, extra hulp organiseren op school zodat leraren zich weer kunnen focussen op gewoon goed les geven of het samen schrijven aan een goed taalbeleid.
Vanaf vandaag worden scholen geïnformeerd dat ze geselecteerd zijn en worden de eerste intakegesprekken gelijk gepland.
Schoolbrede ontwikkeling
De scholen die geld hebben aangevraagd, hebben die aangevraagd voor alle leerlingen op de school. Hier is bewust voor gekozen om te zorgen dat de aanpak een schoolbrede ontwikkeling is en dus alle leerlingen, leraren en ondersteuners betrokken zijn. Met deze eerste ervaringen willen we in de structurele oplossing meer maatwerk kunnen bieden, zodat de financiële ondersteuning aansluit bij de behoefte van de school. Hierover houd ik graag ruggespraak met uw Kamer.
Middelen scherper terecht laten komen
Om de trend te kunnen keren, was snelle actie vereist. Iedere dag dat een leraar nog beter in staat wordt gesteld om goed les te geven, telt immers. Tegelijkertijd blijft onze wens om de hulpkracht en het geld op die scholen terecht te laten komen die daar het meeste baat bij hebben. Daarvoor hebben we een gerichter systeem van selectie nodig dan we nu tot onze beschikking hadden. Om dat te kunnen doen hebben we een aantal mogelijke aanscherpingen waar ik graag ook input van uw Kamer krijg. Voor een betere monitoring en daaraan gekoppelde selectiemethodiek zijn de volgende elementen nodig:
− Weer opbouwen van betrouwbare data na de coronapandemie
Door de maatregelen in de eindtoets (van 2020) en de centrale examens (van 2020 t/m 2022) zijn de resultaten minder betrouwbaar dan voorgaande jaren. Door met examinering weer zoveel mogelijk aan te sluiten bij de examinering van voor corona, met zo min mogelijk correctiemaatregelen die het beeld over de prestaties van leerlingen verstoren, ontstaat een helderder beeld.
− Meer vergelijkbaarheid eindtoetsen po
Zoals in mijn brief van 28 januari 2022 te lezen is, waren de eindtoetsen voor 2021 niet goed vergelijkbaar. Inmiddels is de normeringsystematiek aangepast. Hierdoor zijn de eindtoetsen vanaf 2022 beter vergelijkbaar.4
− Meer zicht op bepaalde doelgroepen (onderbouw vo en jonge kind)
Belangrijke meetinstrumenten zijn niet of minder goed beschikbaar voor sommige sectoren en bepaalde doelgroepen zoals in de onderbouw van de middelbare school en bij jonge kinderen. Door duidelijker te maken aan scholen welke instrumenten goed zijn, en bijvoorbeeld te voorzien in volledige dekking van erkende leerlingvolgsystemen in het voortgezet onderwijs, kunnen we ook voor deze leerlingen gerichtere hulp bieden.
− Meer zicht op burgerschap en digitale geletterdheid
Bij relatief nieuwe leergebieden (burgerschap en digitale geletterdheid) zijn er nog geen definitieve kerndoelen en meetinstrumenten bekend. Hierdoor laten we kansen liggen om ook op deze gebieden flinke slagen te maken. We verkennen hoe we het zicht op deze onderwerpen ook snel kunnen verbeteren.
Dilemma’s bij betere monitoring
Zoals aangekondigd in de kamerbrief die u in mei van mij ontving, ben ik bezig met een monitoringsplan om ook al op korte termijn het zicht op de basisvaardigheden te vergroten en dit voor de komende jaren structureel op orde te brengen.5 In dit monitoringsplan stel ik twee ijkpunten centraal:
1. We kunnen met behulp van betere monitoring zorgen dat de middelen beter terecht komen en deze middelen worden vervolgens ook zichtbaar goed besteed.
2. We kunnen met behulp van monitoring meten wat het effect van extra middelen zijn geweest op de basisvaardigheden, zowel op schoolniveau en landelijk niveau.
Op basis van deze ijkpunten wil ik het inzicht verbeteren. En dat we naar een situatie met meer zicht moeten, staat buiten kijf. Meer en beter zicht kan ook (neven)effecten met zich meebrengen die we goed moeten afwegen. Als we daar invulling aan willen geven, heeft dat enkele consequenties die we zo goed mogelijk moeten vormgeven:
– Meer peilingen uitvoeren op scholen.
Om meer zicht te krijgen, zijn meer resultaten nodig, bijvoorbeeld via peilingen. Dit kan gaan om peilmomenten, maar ook extravaardigheden of hulp rond peilen. We zijn in gesprek met scholen om eventuele lasten hierbij te vermijden dan wel te beperken. Ik werk daarom nu met scholen uit hoe we dit doen en welke andere toetsen hierbij juist ook kunnen vervallen.
– Verplichte deelname aan nationale en internationale peilingsonderzoeken.
Als de deelname aan peilingen laag blijft, dan geven deze peilingen minder representatieve resultaten af. De effectiefste manier om beter zicht te krijgen is daarom deelname aan enkele nationale en internationale peilingsonderzoeken via de wet te verplichten. Om dit voor scholen behapbaar te houden zowel qua administratie als qua toetsdruk, willen we nadrukkelijk ook duidelijk maken welke andere onderdelen of administratie kunnen vervallen.
– Scherp zijn wat we verwachten in het curriculum. Een ongewenste reflex van een toename in monitoring is dat we belangrijker gaan vinden wat meetbaar is. Dit kan leiden tot teaching to the test en een versmalling van het curriculum op scholen. Hier willen we bij de curriculumherziening die als eerst plaatsvindt voor de basisvaardigheden dan ook goede voorwaarden aan stellen.
– Meerwaarde van peilingen creëren voor scholen. Het opzetten van veel peilingen kan het stelselbeeld vergroten, maar het is belangrijk dat scholen hier zelf de voordelen van ondervinden. We geven uitwerking aan hoe we de informatie die we ophalen ook voor scholen goed kunnen ontsluiten en van meerwaarde kunnen laten zijn.
Onder deze maatregelen zitten fundamentele dilemma’s die ook in het verleden ter sprake zijn gekomen. Denk bijvoorbeeld aan de behandeling van het wetsvoorstel rondom de Diagnostische Tussentijdse Toets. Over deze dilemma’s ben ik dan ook graag bereid in bijvoorbeeld een schriftelijk overleg met uw Kamer van gedachten te wisselen om het monitoringsplan voor de basisvaardigheden aan te scherpen. Ik kan uw input dan meenemen in het monitoringsplan wat ik voor de begroting nog naar uw Kamer stuur. We moeten leren van het verleden en daarbij dilemma’s niet uit de weg gaan. Het is onze gezamenlijke ambitie om het zicht te verbeteren en er voor te zorgen dat we het geld in de toekomst gerichter inzetten daar waar de leerlingen het meeste baat hebben bij beter onderwijs. Het monitoringsplan ontvangt uw Kamer voor de begrotingsbehandeling.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
A.D. Wiersma