Opzet en vraagstelling periodieke rapportage Effectieve EU samenwerking
Beleidsdoorlichting Buitenlandse Zaken
Brief regering
Nummer: 2022D43439, datum: 2022-10-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31271-37).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31271 -37 Beleidsdoorlichting Buitenlandse Zaken.
Onderdeel van zaak 2022Z20235:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2022-11-03 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2022-11-08 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-01-26 13:20: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 271 Beleidsdoorlichting Buitenlandse Zaken
Nr. 37 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2022
In antwoord op de brief van de commissie voor Europese Zaken d.d. 6 oktober 2022 inzake feitelijke vragen m.b.t. de periodieke rapportage Effectieve EU samenwerking zend ik u hierbij de antwoorden.
1. Kunt u toelichten welke onvoorziene omstandigheden eraan hebben bijgedragen dat het bredere Europabeleid geen onderdeel kan uitmaken van deze periodieke rapportage? In hoeverre en hoe kunnen dergelijke omstandigheden in de toekomst geanticipeerd of voorkomen worden?
De periodieke rapportage die medio 2024 wordt opgeleverd beperkt zich tot de Nederlandse inzet in de EU. Deze periodieke rapportage is gebaseerd op een synthese van een aantal ex-post evaluaties, zoals de evaluatie van de coördinatie van de Nederlandse EU standpuntbepaling (februari 2022) en de Nederlandse EU-beleidsbeïnvloeding, die eind 2023 zal worden afgerond.
Een belangrijke onvoorziene omstandigheid is de crisis in Oekraïne. Deze heeft consequenties voor verschillende aspecten uit het Europabeleid, zoals voor het Europese externe beleid ten opzichte van derde landen, inclusief uitbreiding van de EU, de Europese vredesfaciliteit of de inzet van Nederland op het versterken van de waardengemeenschappen. Tijdens het opstellen van de navolgende meerjarige strategische evaluatieagenda (SEA), is er voldoende gelegenheid om beleidsrelevante evaluaties in te plannen van het bredere Europabeleid en te anticiperen op veranderende omstandigheden.
2. Is het ministerie voornemens om het bredere Europabeleid vorm te laten krijgen in de Strategische Evaluatieagenda (zoals gesuggereerd op pagina 4 van de brief)? Zo ja, hoe zou dat vormgegeven kunnen worden?
In de volgende periodieke rapportage zal het bredere Europabeleid onderdeel worden van onderzoek. Om die synthese uiteindelijk te kunnen maken, zullen de bouwstenen daarvoor in de evaluatieprogrammering als bijlage bij de memorie van toelichting worden opgenomen.
3. In hoeverre brengt het ministerie in het kader van haar horizontale functie in kaart of het evaluatieonderzoek van andere departementen de uitvoering aan het gemeenschappelijk Europabeleid adresseert waarvoor de betreffende departementen verantwoording dragen?
Momenteel is er geen overheidsbreed overzicht voorhanden. De horizontale functie en dus de vraag of het evaluatieonderzoek van andere bij het Europabeleid betrokken departementen de uitvoering daarvan adresseert zal door het ministerie meegenomen worden bij het opstellen van de nieuwe meerjarige strategische evaluatieagenda voor het bredere Europabeleid.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra