Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 17 oktober 2022
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Brief regering
Nummer: 2022D43987, datum: 2022-10-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2538).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2538 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2022Z20466:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2022-11-03 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2022-11-08 14:00: Raad Buitenlandse Zaken d.d. 14 november 2022 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2022-11-10 14:45: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
36 045 Situatie in de Oekraïne
Nr. 2538 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2022
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 17 oktober 2022.
In dit verslag wordt ook ingegaan op de toezeggingen die gedaan zijn tijdens het Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken van 13 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2535): informatie over de contouren en het toetsingskader van de EU Military Assistance Mission (EUMAM), monitoring en handhaving van sanctie-ontwijking, het al dan niet sanctioneren van de door Rusland bezette gebieden in Oekraïne, nadere informatie over het aantal kort verblijf visa dat is afgegeven aan Russische staatsburgers, informatie over de vluchtelingenstromen richting de buurlanden van Rusland, informatie over de opzet en Nederlandse bijdrage aan de Europese monitoringsmissie in Armenië, informatie over de mogelijkheden voor telecombedrijven om te helpen communicatie mogelijk te maken in Iran, en de regeringsafvaardiging naar het WK voetbal in Qatar.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
VERSLAG VAN DE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 17 OKTOBER 2022
Op 17 oktober 2022 vond de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) plaats in Luxemburg. Op de agenda stonden als volle agendapunten de Russische agressie tegen Oekraïne en China. Onder Current Affairs stonden klimaatverandering (COP27), Ethiopië, Iran, Burkina Faso, Libanon en de Global Gateway op de agenda.
In dit verslag wordt ook ingegaan op de toezeggingen die gedaan zijn tijdens het Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken van 13 oktober jl.: informatie over de contouren en het toetsingskader van de EU Military Assistance Mission (EUMAM), monitoring en handhaving van sanctie-ontwijking, het al dan niet sanctioneren van de door Rusland bezette gebieden in Oekraïne, nadere informatie over het aantal kort verblijf visa dat is afgegeven aan Russische staatsburgers, informatie over de vluchtelingenstromen richting de buurlanden van Rusland, informatie over de opzet en Nederlandse bijdrage aan de Europese monitoringsmissie in Armenië, informatie over de mogelijkheden voor telecombedrijven om te helpen communicatie mogelijk te maken in Iran, en de regeringsafvaardiging naar het WK voetbal in Qatar.
Current Affairs
Klimaatverandering/COP27
Onder het agendapunt klimaatverandering (COP27) besprak de Raad de EU-inzet voor de COP27 klimaattop die van 6-18 november zal plaatsvinden in Sharm el-Sheikh (Egypte). EU lidstaten steunden een inzet op adaptatie en klimaatfinanciering met bijzondere aandacht voor de Global South. Nederland onderstreepte het belang van samenwerking met Afrikaanse landen tijdens de COP, specifiek om een oprechte dialoog over schade en verlies aan te gaan1. Tijdens de Raad werden lidstaten opgeroepen zich net als Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Spanje en Zweden aan te sluiten bij de Group of Friends for an Ambitious EU Climate Diplomacy. De definitieve EU inzet voor COP27 zal worden vastgesteld tijdens de Milieuraad van 24 oktober a.s. De Tweede Kamer ontvangt in de geannoteerde agenda en in het verslag van de Milieuraad hierover nadere informatie.
Ethiopië
De Raad sprak over de recente escalatie van het conflict in Noord-Ethiopië. Nederland sprak, evenals gelijkgezinde lidstaten, zorgen uit over de humanitaire situatie en het gebrek aan toegang tot de Tigray-regio voor hulpgoederen. De Raad sprak daarbij steun uit voor de rol van de Afrikaanse Unie om tot onderhandelingen te komen, maar onderkende ook dat de vooruitzichten op een onderhandelingsproces op dit moment niet positief zijn. De Raad sprak daarom de noodzaak uit tot een sterke, eigenstandige EU-inzet in Ethiopië. Nederland benadrukte daarbij specifiek de noodzaak er bij de Afrikaanse Unie op aan te dringen snel resultaat te boeken en stelde dat de EU bereid moet zijn alle instrumenten te overwegen die partijen kunnen bewegen naar de onderhandelingstafel te komen.
Iran
De Raad sprak over de zorgelijke mensenrechtensituatie in Iran en het geweld tegen vreedzame demonstranten naar aanleiding van de dood van Mahsa Amini. Nederland sprak tijdens de Raad een sterke veroordeelding uit van het geweld tegen vreedzame demonstranten in Iran. Mede op initiatief van Nederland werden onder het EU-Iran mensenrechtensanctieregime nieuwe sancties voorbereid tegen elf individuen en vier entiteiten, die tijdens de Raad werden aangenomen.2 Mede op aandringen van Nederland ging de publicatie van het sanctiepakket gepaard met een sterke EU (pers)verklaring, waarin de EU en haar lidstaten het wijdverspreide en disproportionele gebruik van geweld tegen vreedzame demonstranten in Iran nogmaals veroordeelden en Iran opriepen om dit geweld te staken, gedetineerden vrij te laten, gearresteerden een eerlijk proces te geven, de vrije stroom van informatie (inclusief internettoegang) te waarborgen, en duidelijkheid te geven over het aantal doden en gearresteerden bij de huidige protesten.3
Nederland heeft tijdens de Raad tevens gepleit voor een hernieuwde oproep van de EU aan Iran tot een onpartijdig, transparant en grondig onderzoek naar onrechtmatig gebruik van (dodelijk) geweld door het Iraanse veiligheidsapparaat, waaronder in het geval van Mahsa Amini.4 Mede dankzij het verzoek van Nederland is deze oproep ook opgenomen in eerder genoemde EU-persverklaring.
Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, spraken daarnaast hun ernstige zorgen uit over de toename van arbitraire detenties van buitenlandse onderdanen in Iran. Nederland riep lidstaten op tot nauwe samenwerking.
Met de interventie van Nederland in de Raad is voldaan aan een drietal moties van Leden Kuzu, Sjoerdsma en Mulder, ingediend tijdens het plenair debat over de informele Europese Raad van 5 oktober 2022.
Burkina Faso
De Raad sprak kort over de recente machtsgreep in Burkina Faso. De Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell veroordeelde de machtsgreep. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, uitte zijn solidariteit met Frankrijk na aanvallen op de ambassade en twee culturele instituten. Tijdens de bespreking uitten twee lidstaten hun zorg over de zichtbare steun van demonstranten aan Rusland; engagement met de transitieregering is belangrijk om geen vacuüm voor andere spelers te laten ontstaan. Daarnaast onderstreepte een lidstaat dat Burkina Faso zich dient te houden aan de bestaande afspraken met de regionale organisatie ECOWAS om in 2024 verkiezingen te organiseren. Traoré, de op 15 oktober benoemde president van de transitieautoriteiten, bevestigde dit begin oktober al.
Libanon
De Raad uitte zorgen over de economische situatie in Libanon en onderstreepte het belang van het doorvoeren van de noodzakelijke hervormingen. Ook was de Raad positief over het akkoord tussen Libanon en Israël over de maritieme grenzen.
Global Gateway
De Raad besprak de voortgang van uitrol van Global Gateway en onderstreepte het geopolitieke belang hiervan voor onder andere het verminderen van energie afhankelijkheden en het verminderen van afhankelijkheden in strategische waardeketens.
Russische agressie tegen Oekraïne
De Raad sprak over de Russische agressie tegen Oekraïne. De Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken, Kuleba nam deel via videoverbinding vanuit een schuilkelder in Kyiv. Met de recente escalatie door Rusland en de militaire steun die Oekraïne nodig heeft om zich hiertegen te verdedigen als voornaamste gespreksonderwerpen.
De Raad nam het Raadsbesluit aan met betrekking tot de EU Military Asssistance Mission (EUMAM) ten behoeve van Oekraïne.
Tijdens de RBZ hebben Ministers tevens besloten Oekraïne extra te steunen door EUR 500 miljoen beschikbaar te stellen vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF). De totale steun vanuit het EPF komt daarmee op EUR 3 miljard. Om EPF-steun aan Oekraïne en andere partnerlanden voort te kunnen blijven zetten, is de ophoging van het meerjarig totaalbudget van de faciliteit noodzakelijk. Momenteel is namelijk al meer dan de helft van het totale EPF-budget van EUR 5,7 miljard, dat bedoeld is voor de periode van 2021 tot en met 2027, toegekend aan Oekraïne. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) zal hiertoe met voorstellen komen. Nederland heeft gepleit om het EPF-budget op korte termijn op te hogen om steun aan Oekraïne te kunnen continueren5. De Kamer zal geïnformeerd worden zodra hierover duidelijkheid is.
Ook sprak de Raad over de noodzaak van het verder vergroten van de druk op Rusland om zijn agressie tegen Oekraïne te beëindigen. In dat kader riepen veel lidstaten, waaronder Nederland, op om aanvullende sanctiemaatregelen tegen Rusland voor te bereiden. Daarnaast heeft Nederland aangedrongen op verdere sancties tegen Belarus vanwege diens toenemende agressiviteit en het faciliteren van Rusland in zijn aanvalsoorlog tegen Oekraïne. De Europese Commissie werd verzocht hiertoe voorstellen voor te bereiden. Ook riepen verschillende lidstaten, waaronder Nederland, op tot EU-sancties in reactie op de Iraanse leveringen van drones aan Rusland voor hun oorlog in Oekraïne. Op 20 oktober 2022 werd een eerste EU-sanctiepakket aangenomen ten aanzien van drie personen en één entiteit, vanwege hun rol bij de ontwikkeling en levering van onbemande luchtvaartuigen (UAV's) die Rusland inzet in zijn aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Deze EU-sancties kwamen mede op initiatief van Nederland tot stand, waarmee tevens is voldaan aan de motie van der Lee van 19 oktober jl.6 Dit spoedige besluit laat zien dat de EU vastbesloten is snel en doortastend te reageren op acties van Iran ter ondersteuning van de Russische agressie tegen Oekraïne.
Tijdens het commissiedebat van 29 september jl. over de Eurogroep/Ecofin heeft de Kamer verzocht (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1898) om nadere toelichting op de eventuele sanctionering, en dus uitsluiting, van Belarus binnen het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Samen met een grote groep partners heeft Nederland het standpunt dat Loekasjenko geen democratisch legitieme president is. Echter, er is geen sprake van brede internationale niet-erkenning van de uitvoerende macht van Belarus. Daarom zet het kabinet in eerste instantie in op het ontwikkelen van verdere sancties tegen Belarus in EU-verband. Een volgende stap kan een nieuwe inventarisatie van het draagvlak onder de andere IMF-leden met betrekking tot niet-erkenning van Belarus binnen het IMF zijn. Voor het overgaan tot niet-erkenning van Belarus is een meerderheid van het IMF stemgewicht nodig. Eerder bleek de steun daarvoor onvoldoende.
Ten slotte onderstreepte Nederland gedurende de bespreking van dit agendapunt, gesteund door veel lidstaten, het belang van accountability voor Oekraïne. Nederland wees daarbij op de komende forensisch- en onderzoeksmissies onder de vlag van het Internationaal Strafhof en, in opvolging van de Ukraine Accountability Conference, de oprichting van Dialogue Group on Accountability for Ukraine, een platform om de coördinatie van accountability initiatieven van staten, internationale en regionale organisaties en maatschappelijke organisaties te verbeteren.
China
De Raad hield een strategische discussie over China. De EDEO gaf een overzicht van de EU-China betrekkingen binnen het kader van de drieslag van China als partner, concurrent en systeemrivaal. De relevantie van de huidige EU-strategie voor China werd bevestigd door meerdere lidstaten, waaronder Nederland, evenals het belang van blijvende samenwerking op basis van gedeelde belangen. Tegelijkertijd bevestigden de meeste lidstaten dat de relatie met China complexer is geworden, waarbij de nadruk meer is komen te liggen op het beschermen van onze waarden en belangen. Mede in het licht van de toenemende complexiteit in de EU-Chinarelatie werd het belang van EU-eenheid alsook het belang van meer engagement met landen in de Aziatische regio en de Global South onderstreept.
De Raad was eensgezind over het belang van het mitigeren van kwetsbaarheden en afhankelijkheden ten opzichte van derde landen, waaronder China. De EU heeft de afgelopen jaren een reeks autonome maatregelen en instrumenten ontwikkeld. Nederland onderstreepte in de Raad het belang van effectieve implementatie en het monitoren van de impact van het EU-instrumentarium, om vervolgens te bezien waar hiaten resteren en die aan te pakken.
Ook sprak de Raad over de recente spanningen in de Straat van Taiwan. De Raad sprak over de blijvende EU-inzet om de-escalatie te bevorderen en erosie van de status quo te voorkomen.
De Raad stond daarnaast stil bij de mensenrechtensituatie in Xinjiang. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, spraken hun teleurstelling uit over de recente stemming in de VN Mensenrechtenraad over het OHCHR-rapport. Zij benadrukten dat het cruciaal is opvolging te blijven geven aan het rapport en aandacht te houden voor de mensenrechtensituatie in China.
Inzake de Chinese opstelling ten opzichte van de oorlog in Oekraïne sprak de Raad over het belang China aan te blijven spreken op diens internationale verantwoordelijkheid in het kader van het VN-handvest.
AOB
Bosnië en Herzegovina
Commissaris Varhelyi wees de Raad op het advies van de Commissie om aan Bosnië en Herzegovina de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen. Een aantal lidstaten onderstreepte het geopolitieke belang daarvan. Nederland gaf aan kennis te hebben genomen van het advies en stelde dat het toetredingsproces op basis van merites moet plaatsvinden.
Toezeggingen tijdens Commissiedebat RBZ d.d. 13 oktober 2022
Hieronder volgt een terugkoppeling van de toezeggingen die de Minister deed aan uw Kamer tijdens het Commissiedebat RBZ op 13 oktober jl.
1. De Minister informeert de Kamer over nadere contouren van de EU Military Assistance Missie (EUMAM), bij het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken of binnen een week.
2. In het verslag van de RBZ geeft de Minister een terugkoppeling over de toetsingsprocedure voor de EUMAM).
Het kabinet verwelkomt het besluit om de EUMAM trainingsmissie te lanceren. De missie heeft een mandaat van in eerste instantie twee jaar en beoogt de militaire capaciteiten van de Oekraïense strijdkrachten te versterken om Oekraïne nog beter in staat te stellen zich te verdedigen tegen Russische agressie en burgers te beschermen. De missie zal worden aangestuurd vanuit het Military Planning and Conduct Capability (MPCC), het militaire hoofdkwartier van de EU in Brussel. De missie zal individuele, gezamenlijke en gespecialiseerde trainingen aanbieden aan de Oekraïense strijdkrachten, buiten Oekraïne. De meerderheid van de trainingen zal worden gegeven in Polen en Duitsland. Lidstaten kunnen ook parallel daaraan trainingen aanbieden, onder de paraplu en coördinatie van EUMAM Oekraïne. Ook niet EU-lidstaten kunnen deelnemen. Het kabinet onderzoekt op dit moment de mogelijkheid om bij te dragen aan het hoofdkwartier van de missie in Brussel. Daarnaast wordt er gekeken naar de mogelijkheden om trainers en trainingen aan te bieden.
De artikel 100-procedure en het bijbehorende toetsingskader zijn van toepassing bij de uitzending van militaire eenheden naar internationale crisisbeheersingsoperaties. Het toetsingskader is nadrukkelijk bedoeld voor de besluitvorming van de regering en het overleg daarover met het parlement als het gaat om uitzending van één of meer militaire eenheden die in de uitoefening van hun taak wellicht ook wapengeweld zullen moeten toepassen of het risico lopen daaraan te worden blootgesteld. Van uitzending van Nederlandse militaire eenheden is op dit moment geen sprake. Mocht het kabinet besluiten tot uitzending van een eenheid, dan is het niet waarschijnlijk dat deze eenheid in de uitoefening van haar taak ook wapengeweld zou moeten toepassen of het risico zou lopen daaraan te worden blootgesteld. Het zou dan immers trainingsactiviteiten buiten Oekraïne betreffen. Op basis van de huidige omstandigheden zijn de artikel 100-procedure en het toetsingskader derhalve niet van toepassing bij een nadere Nederlandse bijdrage aan EUMAM Oekraïne. Indien het kabinet besluit tot een nadere bijdrage aan EUMAM Oekraïne wordt uw Kamer daarover ongeacht de toepasselijkheid van artikel 100 nader geïnformeerd.
Voorts maakt het kabinet van deze gelegenheid gebruik om te melden dat het de Nederlandse bijdrage aan de Europese civiele adviesmissie (EUAM) in Oekraïne vergroot, van maximaal acht naar maximaal vijftien civiele en politie-experts, tot en met 31 juli 2025. Het mandaat van EUAM zet in op steun aan en advisering van de civiele veiligheidssector in Oekraïne, onder meer op het terrein van grensbeheer en onderzoek naar internationale misdrijven. Dit sluit aan op het bredere Nederlandse beleid van steun aan Oekraïne op terreinen als cyber/hybride, humanitaire, financiële en justitiële steun, evenals accountability. Na evacuatie en een periode van afwezigheid is de missie sinds afgelopen september weer operationeel en voert de missie personele versterkingen door op het gebied van onder andere rechtsstatelijkheid en onderzoek naar en vervolging van internationale misdrijven. Deze mandaatsophoging reflecteert het belang dat Nederland hecht aan blijvende (Europese) ondersteuning aan Oekraïne op de voornoemde thema’s.
3. De Minister neemt sanctie-ontwijking mee in het verslag van de RBZ, in het bijzonder monitoring en handhaving.
Het aanpakken van sanctie-ontwijking is een prioriteit van het kabinet. Het omzeilen van sancties door EU-burgers en bedrijven is verboden en strafbaar. Dat geldt ook voor de vigerende sancties tegen Iran (onder het nucleair akkoord zijn restricties opgeheven, op het gebied van mensenrechten en rakettechnologie zijn restricties nog steeds van kracht). Mede op Nederlands initiatief is er een listingscriterium voor omzeiling opgenomen als onderdeel van het achtste EU-sanctiepakket gericht tegen Rusland. Hiermee wordt het mogelijk om personen of bedrijven uit derde landen op de sanctielijst te plaatsen die schending van het verbod op omzeiling door EU-bedrijven faciliteren. De verwachting van het kabinet is dat dit een ontmoedigend effect zal hebben op bedrijven in derde landen. Daar wil het kabinet nu op voortbouwen. Handelsstromen worden gemonitord op signalen van ontwijking. Dit gebeurt in Nederland door de Douane als onderdeel van de handhaving op handelsbeperkende sancties. Op Europees niveau ziet Nederland hierin ook een coördinerende rol voor de Europese Commissie door de verschillende ontwijkingsstromen onder de aandacht te brengen bij lidstaten. In geval van ontwijking kunnen verschillende maatregelen genomen worden, waaronder nu ook met sancties. Vanzelfsprekend gelden ook voor het gebruik van dit nieuwe criterium de uitgangspunten dat hiervoor EU-eenheid nodig is, sancties geen doel op zich zijn maar onderdeel van een diplomatieke strategie en deze juridisch solide moeten worden onderbouwd op basis van openbare bronnen.
4. In het verslag van de RBZ geeft de Minister nadere informatie over het aantal visa dat is afgegeven voor kort verblijf aan Russische staatsburgers.
Nederland geeft beperkt Kort Verblijf Visa (KVV) af aan aanvragers met de Russische nationaliteit. In Rusland is dit in eerste instantie het gevolg van het besluit van de Russische autoriteiten om onder andere Nederlandse consulaire medewerkers tot persona non grata te verklaren. Daardoor heeft Nederland de reguliere Schengen visumverlening per 25 april jl. moeten opschorten. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen worden nog Schengenvisa verstrekt. Het gaat om visa voor personen die in Rusland een gezin vormden met een Nederlandse burger, visa op humanitaire gronden en visa die Nederland dient af te geven als verplichting die volgt uit (inter-)nationale verdragen. Daarnaast is sinds 12 september jl. de Visum Facilitatie Overeenkomst tussen de EU en Rusland opgeschort en heeft de Europese Commissie richtsnoeren gepubliceerd op 9 september jl. over de visumverlening aan Russische burgers. Deze richtsnoeren zijn op 30 september jl. verder aangescherpt. In lijn met de Visumcode en in lijn met deze richtsnoeren neemt Nederland buiten Rusland alleen visumaanvragen in van Russen met bestendig verblijf in dat derde land.
In de periode tussen 24 februari en 7 oktober jl. heeft Nederland in totaal 2.460 KVV aan Russische burgers verstrekt. In Rusland zelf betreft het 1.917 visa, waarvan 1.147 in maart, 530 in april en in de maanden daarna tussen de 10 en 20 visa per maand. Buiten Rusland betreft het 534 visa, maandelijks tussen de 44 en 104. Voornaamste derde landen waar Russische burgers visa aanvragen zijn Verenigd Koninkrijk (106), de Verenigde Arabische Emiraten (87) en Ierland (57). De voornaamste verblijfsdoelen voor de aanvragen zijn professionele redenen (1.225), familiebezoek (446) en toerisme (307). Sinds opschorting van de EU Visum Facilitatie Overeenkomst en publicatie van de richtsnoeren heeft Nederland het afgiftebeleid verder aangescherpt, waardoor de verwachting is dat het aantal afgegeven visa, vooral met verblijfsdoel toerisme, beperkt zal blijven voor de komende periode.
Het is niet mogelijk om aan te geven hoeveel visa er op humanitaire gronden zijn verstrekt aan Russische burgers. Bij visumafgifte op humanitaire gronden gaat het meestal om gevallen van ernstige ziekte, waarbij veelal familiebezoek wordt aangegeven als verblijfsdoel. Visa op humanitaire gronden worden hierdoor vaak niet als zodanig geregistreerd. Op korte termijn zal de Kamer vertrouwelijk worden geïnformeerd over visumverstrekking aan mensenrechtenverdedigers en journalisten.
5. De Minister bekijkt in hoeverre het mogelijk is om statistieken in kaart te brengen ten aanzien van gevluchte Russische minderheden in grenslanden van Rusland en koppelt dit terug in het verslag van de RBZ (TZ202210–125).
Volledige en accurate informatie over het aantal mensen dat Rusland heeft verlaten om aan mobilisatie te ontkomen richting buurlanden van Rusland is niet beschikbaar. Over het algemeen reizen deze Russen naar buurlanden in het kader van de bestaande reis- en visumregelingen. Voor zover bekend vraagt de overgrote meerderheid geen asiel aan en wordt zij noch door de nationale autoriteiten van die landen, noch door UNHCR, geregistreerd.
De uit openbare bronnen beschikbare statistieken met betrekking tot de aankomst van Russische staatsburgers in de buurlanden van Rusland maken geen onderscheid tussen mannen van dienstplichtige leeftijd, andere Russische burgers en regulier grensverkeer en verschaffen bovendien niet altijd actuele informatie.
Op basis van statistieken van IOM, nationale overheden, het Nederlandse diplomatieke netwerk en andere (openbare) bronnen kan aangenomen worden dat waarschijnlijk honderdduizenden mensen recent de grens naar buurlanden zijn overgestoken. Belangrijke landen van bestemming zijn Kazachstan, Georgië en Armenië, die alle een visumvrije regeling met de Russische Federatie hebben. Tot noch toe heeft Nederland geen verzoeken ontvangen voor hulp bij de opvang van deze mensen door Russische buurlanden.
6. De Minister informeert de Kamer over de mogelijkheden voor telecombedrijven, zowel ten aanzien van internet als de vaste lijn, om te helpen communicatie mogelijk te maken in Iran.
Het kabinet heeft gesprekken gevoerd met verschillende telecombedrijven en toezichthouder Autoriteit Consument & Markt (ACM) over de mogelijkheden voor Nederlandse telecombedrijven om te helpen communicatie mogelijk te maken in Iran, zowel ten aanzien van internet als de vaste lijn. Daarbij is vanuit het kabinet erop gewezen dat de kosten van het telefoonverkeer onder een bestaand contract hoog kunnen zijn en is het belang benadrukt van het open en toegankelijk houden van communicatiemogelijkheden met Iran. Uit de gesprekken komt naar voren dat de Nederlandse telecombedrijven geen invloed hebben op het Iraanse telecomnetwerk en/of internetverkeer en dat hun reikwijdte zich beperkt tot het faciliteren van uitgaand telefoonverkeer van Nederland naar Iran. Zij hebben dus geen invloed op bijvoorbeeld de prijs voor het ontvangen van internationaal telefoonverkeer voor eindgebruikers in Iran. Op dit moment is tegen verschillende tarieven telefoonverkeer reeds mogelijk van Nederland naar Iran. De telecombedrijven mogen vanuit mededingingsoverwegingen geen gezamenlijke prijsafspraken maken, maar hebben aangegeven hun eigen afwegingen te maken met betrekking tot het eventueel goedkoper of zelfs gratis maken van telefoonverkeer naar Iran. Het verhoogde risico van fraude (met name bij gratis bellen), precedentwerking en andere reeds bestaande mogelijkheden voor goedkoop bellen naar Iran wegen zij hierbij mee.
7. De Minister informeert de Kamer over de opzet en Nederlandse bijdrage van de monitoringsmissie in Armenië, zodra deze informatie beschikbaar is.
De Raad Buitenlandse Zaken heeft besloten een deel van de capaciteit van de European Union Monitoring Mission (EUMM) Georgia tijdelijk te plaatsen naar het grensgebied tussen Armenië en Azerbeidzjan. Dit besluit werd genomen op verzoek van Armenië en met instemming van Azerbeidzjan tijdens een bijeenkomst met de voorzitter van de Europese Raad Charles Michel en de Franse president Macron en marge van de Europese Politieke Gemeenschap in Praag. Een technische missie van twaalf waarnemers van EUMM Georgia is inmiddels ter plekke. Op korte termijn zullen maximaal veertig waarnemers van de missie in Georgië ingezet worden aan de grens van Armenië en Azerbeidzjan, voorlopig voor een periode van twee maanden.
Enkele Nederlandse civiele experts en politiefunctionarissen binnen EUMM Georgia hebben belangstelling getoond om ingezet te worden in het grensgebied tussen Armenië en Azerbeidzjan. Een van hen is ook door de missieleiding geselecteerd. Doel van de ontplooiing is bij te dragen aan stabiliteit in het gebied rond de grens tussen Armenië en Azerbeidzjan door de situatie te monitoren, te analyseren en daarover te rapporteren. Hiermee geeft de EU concrete invulling aan zijn bemiddelingsrol.
8. De Minister komt terug op het al dan niet sanctioneren van de door Rusland bezette gebieden in Oekraïne, in het verslag van de RBZ.
In het kader van het EU-beleid van niet-erkenning van Russische annexatie van Oekraïens territorium heeft de EU in 2014 sectorale maatregelen ingesteld ten aanzien van de Krim. Deze maatregelen zijn bedoeld om het niet-erkenningsbeleid kracht bij te zetten en te voorkomen dat EU-actoren bijdragen aan de bestendiging van deze eenzijdige annexatie, en te voorkomen dat de Krim door Rusland kan worden gebruikt voor ontwijking van de maatregelen die tegen Rusland gelden. In dat kader nam de EU in februari 2022 ook beperkende maatregelen aan naar aanleiding van de Russische erkenning van de zogenaamde volksrepublieken Donetsk en Luhansk. Deze zijn van toepassing op het territorium van deze oblasts voor zover deze niet onder controle staan van Oekraïne. Onder het achtste sanctiepakket is dit uitgebreid naar de niet door de Oekraïense overheid gecontroleerde gebieden van de oblasts Kherson en Zaporizhzhia.
9. De Minister komt binnen twee weken terug op de regeringsafvaardiging naar het WK voetbal in Qatar.
Conform de toezegging ging uw Kamer op 19 oktober 2022 het Kabinetsstandpunt hierover toe.7
Conform Kamerstuk 36 180 nr. 16 van de leden Kröger en Thijssen↩︎
Conform Kamerstuk 21 501–20, nr.1826 van de leden Sjoerdsma en Agnes Mulder↩︎
Conform Kamerstuk 21 501–20, nr. 1833 van het lid Kuzu c.s.↩︎
Conform Kamerstuk 21 501–20, nr.1834 van het lid Kuzu c.s.↩︎
Conform Kamerstuk 21-501-20 nr. 1836 van het lid Van Wijngaarden c.s.↩︎
Conform Kamerstuk 21 501-20, nr. 1845 van het lid van der Lee↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2273↩︎