[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 20 oktober 2022, over Landbouw, Klimaat en Voedsel

Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2022D44068, datum: 2022-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28625-346).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28625 -346 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Onderdeel van zaak 2022Z13847:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

31 532 Voedingsbeleid

Nr. 346 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 10 november 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben op 20 oktober 2022 overleg gevoerd met de heer Adema, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over:

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 2 juni 2021 inzake SER-verkenning Naar duurzame toekomstperspectieven voor de landbouw (Kamerstuk 35 600, nr. 58);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 24 maart 2022 inzake tussenevaluatie en voortgangsrapportage Nationaal Programma Landbouwbodems (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 100);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 29 maart 2022 inzake evaluatie Voedselagenda 2016–2020 en het voedselbeleid (Kamerstuk 31 532, nr. 271);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 21 april 2022 inzake verkenning Afrekenbare Stoffenbalans (Kamerstukken 32 813 en 28 973, nr. 1037);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 april 2022 inzake onderzoek buitenlandse aankoop landbouwgronden (Kamerstuk 29 576, nr. 92);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 april 2022 inzake reactie op petitie Transitiecoalitie Voedsel (TcV): Plantaardig het nieuwe normaal (Kamerstuk 31 532, nr. 272);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 3 mei 2022 inzake rapport van Wageningen Economic Research (WEcR) over de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne op de bedrijven in de land- en tuinbouw (Kamerstukken 35 925 XIV en 36 045, nr. 151);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 24 mei 2022 inzake ordening beeldmerken met duurzaamheidsclaim op voedsel (Kamerstuk 31 532, nr. 273);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 3 juni 2022 inzake Nationale Eiwitstrategie (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 156);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 21 juni 2022 inzake stand van zaken winkelcertificering voor de verkoop van onverpakte biologische producten (Kamerstuk 29 842, nr. 43);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 1 juli 2022 inzake reactie op het advies van het Adviescollege ICT-toetsing over gemeenschappelijk landbouwbeleid 23–27 (Kamerstuk 28 625, nr. 341);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 7 juli 2022 inzake stand van zaken en vervolg Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 159);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 18 oktober 2022 inzake reactie verzoek commissie over bericht van LTO inzake mogelijk meer ammoniakuitstoot bij 1 ster Beter Leven-kip (Kamerstuk 35 334, nr. 203);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 19 oktober 2022 inzake reactie op verzoek commissie op notitie «2023 overgangsjaar voor GLB en 7e APN» van LTO Nederland (Kamerstukken 28 625 en 33 037, nr. 344).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Geurts

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat,
Agnes Mulder

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Jansma

Voorzitter: Graus

Griffier: Witzke

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bisschop, Bromet, Graus, Grinwis, Tjeerd de Groot, Koekkoek, Van der Plas, Thijssen, Valstar en Vestering,

en de heer Adema, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen allemaal. Ik open het commissiedebat Landbouw, klimaat en voedsel van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik heet normaal gesproken altijd de mensen op de publieke tribune en thuis als eerste welkom, maar in dit geval heet ik de Minister als eerste van harte welkom. Dit is mijn eerste kennismaking met de Minister. Ik wens hem heel veel succes met zijn nieuwe missie, als hoeder en herder van de boeren, tuinders, vissers, dieren, Koning, vaderland en volk. Heel veel succes ermee!

Ik heet ook de mensen op de publieke tribune en de mensen die thuis meekijken en meeluisteren via het digitale kanaal van harte welkom. Alle leden der Staten-Generaal, van harte welkom. Ik stel een spreektijd van vier minuten per fractie voor en vier interrupties, vier losse interrupties of twee in tweeën; dat maakt niet uit. Ik geef graag als eerste het woord aan het lid De Groot van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. We hebben het vandaag over het landbouwsysteem. Het is al vaker gezegd: het landbouwsysteem dat we nu kennen, heeft geen toekomst. Het is ongeschikt om 10 miljard mensen te voeden en het veroorzaakt volgens het PBL in Nederland een schade van 7 miljard euro per jaar. 70% van de bodems in Europa is in slechte staat en het aantal diersoorten is sinds 1970, nadat ik geboren ben, met bijna 70% afgenomen. Maar het gaat ook over ons voedsel. Het aantal micronutriënten in broccoli is sinds 1985 met 73% afgenomen. Er zat toen 73% meer calcium in broccoli. Je moet dus steeds meer groente eten om dezelfde voedingswaarde binnen te krijgen. Dat is ook iets wat tot onrust stemt. Erkent de Minister dat ons huidige landbouwsysteem geen toekomst heeft? Dat is een eenvoudige ja-neevraag.

Als je kijkt naar de oplossingen waar het ministerie mee komt, dan zie je heel veel toverwoorden: «geïntegreerde gewasbescherming», «duurzaam beheer van landbouwbodems» en noem maar op. We hebben een evaluatie waarin stond: je moet eigenlijk operationaliseren; je moet het gewoon gaan afdwingen. Het Klimaatakkoord is ook zo'n toverwoord, een toverakkoord. Wat is er sinds 2018 gebeurd met al die mooie voornemens? Er zou 1 megaton CO2 minder uitstoot moeten zijn uit het veenweidegebied. Hoever staat het daarmee? Wat is er gebeurd, afgezien van een aantal pilots?

Voor de glastuinbouw stapelen we ambitie op ambitie en subsidie op subsidie, maar de uitstoot is toegenomen. Ik heb een paar vragen. Wanneer worden voor de drie sectoren landbouw, glastuinbouw en veenweidegebieden eindelijk subsectorale doelen gesteld? Wanneer volgt de methaanstrategie en welke stok heeft de Minister achter de hand om de sectoren aan de afspraken te houden? Ik noem bijvoorbeeld de energiebesparingsverplichting die ook voor andere sectoren geldt. Er zijn elke keer vertragingen en weer nieuwe afspraken. Kan de Minister duidelijk maken wat de risico's zijn van die vertraging? En kan hij, als groot fan van het landbouwakkoord, één akkoord noemen dat gesloten is met de landbouwsector waar de sector zich ook aan heeft gehouden? Ik ben benieuwd.

Voorzitter. Dan kweekvlees en de Nationale Eiwitstrategie. Dat is nog zo'n toverwoord. Ik noem de 50/50-doelstelling uit de Nationale Eiwitstrategie, 50% dierlijk en 50% plantaardig. Ik heb met collega Valstar een motie ingediend over het mogelijk maken van proeverijen. Daar zijn we al vijf jaar mee bezig, maar we hebben het nog een keer met een tweede motie ondersteund. Vorige week kreeg het bedrijfsleven een uitnodiging om over een proefprotocol te gaan praten. Het ging om een soort «EFSA light»-toelating, met de meest absurde vragen. Hoe kan dat gebeuren? Graag een reactie van de Minister.

In de vorige periode is de motie-Sneller/De Groot ingediend om supermarkten het hele assortiment duurzaam te laten maken, plus een eerlijke prijs voor de boer. Uw voorganger ging daarmee aan de slag, maar de supermarkten zeiden: nee, hoor, dat is niet nodig, want dat doen we al. Dat antwoord hebben we al heel lang gehoord van uw tussenvoorganger. Waarschijnlijk komt de Minister er nog op terug in de brief, maar ik krijg graag een richtinggevende uitspraak. Welke wet gaat de Minister gebruiken om supermarkten te houden aan de afspraken uit het coalitieakkoord? Want één ding weten we zeker: vrijwillig gaan ze het niet doen. Waarom zouden ze?

Ik kom op de inkoop van biologisch eten en schoolmaaltijden. Het Louis Bolk Instituut heeft al een fors aantal jaren geleden aangetoond dat biologisch eten gezonder is. De Minister zou versterkt gaan inzetten op het inkoopbeleid van het Rijk. Dat hebben we ook in het coalitieakkoord afgesproken. Er is onlangs ook een motie aangenomen van Volt en D66 om schoolmaaltijden te bevorderen. Is de Minister het ermee eens dat het heel goed zou zijn om dat op een biologische manier te doen?

Dat was het, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Groot. Er is een interruptie van mevrouw Van der Plas van de BoerBurgerBeweging.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Vorige week hebben we hier gezeten met de heer Remkes, die deze commissie opriep om niet polariserend te zijn. Woorden doen ertoe, herhaalde hij. Nu benoemt de heer De Groot gelijk in zijn eerste zinnen alles wat er fout is. Mijn vraag aan de heer De Groot is: kan hij ook iets goeds zeggen over de boeren?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik vind dat een opmerkelijke uitspraak van een partij die in dit huis vaak eenzijdig citeert uit onderzoeken, die het niet zo nauw neemt met de waarheid, die het op de persoon speelt en die nu een collega de mond probeert te snoeren onder het mom van «woorden doen ertoe». Ik vind dat best wel kwalijk. Zij legt ons vaak woorden in de mond, in de zin van: andere partijen willen de boeren weg hebben. Dát is polariserend, de intenties van andere partijen op deze manier ondergraven. Dát is twijfel zaaien. Ik heb een aantal feiten genoemd die gewoon op papier staan. Het is ook het werk van een politieke partij om die feiten hier op tafel te leggen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik concludeer dat het antwoord nee is, dat de heer De Groot niks goeds kan zeggen over boeren. De heer De Groot verwijt mij persoonlijk dat ik dingen op de persoon speel, dat ik mensen woorden in de mond leg, dat ik lieg en dat ik twijfel zaai. Ik ben dus degene die polariseert, maar dat snap ik niet, want de heer De Groot speelt nu zelf op de persoon. Wat voor hypocrisie is dit?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik heb het over BBB en de lijsttrekker daarvan zit hier aan tafel. Het is heel opvallend dat heel veel collega's instemmend knikten toen ik zei dat BBB heel vaak andere partijen intenties toedicht die onjuist zijn en erg polariserend werken. Als ik voor een zaal boeren sta, dan begint het met: u wilt de boeren weg hebben. Maar niets is minder waar. Ik ben de politiek ingegaan namens D66 om de boeren juist een toekomst te geven. Het huidige landbouwsysteem heeft geen toekomst. In het huidige landbouwsysteem hebben de boeren geen toekomst. Als partijen als de BoerBurgerBeweging hun zin krijgen, zal in de komende tien jaar weer de helft van de boeren verdwijnen. Ik laat me dat dus niet zeggen. Ik laat me die intenties niet aanwrijven.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, dit is uw voorlaatste interruptie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, die gebruik ik toch maar, want alles wat hier nu gezegd wordt, werp ik verre van mij. Ik wil de heer De Groot nog één keer de kans geven. Ik herhaal mijn eerste vraag: is er één goed ding dat de heer De Groot over de boeren kan zeggen? Iets positiefs graag.

De voorzitter:

Eén ding, meneer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

De suggestie achter deze vraag werp ik verre van mij, de suggestie dat ik überhaupt iets slechts heb gezegd over de boeren. Ik heb helemaal niets gezegd over de boeren. Sterker nog, boeren zitten in een systeem waarbij iedereen aan ze verdient: de veevoerverkopers, de kunstmestverkopers, de verwerkende industrie, de retail en de banken. Als je pleit voor het huidige systeem – de BoerBurgerBeweging doet niets anders dan ervoor pleiten om het allemaal te laten zoals het is – gaat dat ten koste van de boeren. Daar gaan de boeren kapot aan. Ik heb niets gezegd ten nadele van de boeren, maar de feitelijke consequenties van alles van wat de BoerBurgerBeweging zegt en doet, gaan ten koste van diezelfde boeren.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Groot, voor uw beantwoording en inbreng namens Democraten 66. Gaat u de joker inzetten, mevrouw Van der Plas? Dit is uw laatste interruptie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik zou bijna zeggen: dan verspil ik ze maar. De heer De Groot zegt dat BoerBurgerBeweging alles wil laten zoals het is, maar dat is gewoon pertinent onjuist. Dat heb ik nog nooit gezegd. Ik heb nog nooit gezegd dat er meer vee moet komen. Ik heb ook nog nooit gezegd dat boeren alles maar moeten laten zoals het is. Dat is gewoon echt onjuist. Ik zou de heer De Groot daarom willen vragen om deze woorden terug te nemen.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

De consequentie van de inbreng van de BoerBurgerBeweging is dat alles zo zal blijven als het is. Als je twijfel zaait over de vraag of we wel een stikstofprobleem hebben, als je twijfel zaait over de oplossingen die worden gepresenteerd, waaraan heel grote stapels wetenschappelijk onderzoek ten grondslag liggen, als je hier zo veel mogelijk zand in de machine strooit door de intenties van collega's in twijfel te trekken, dan zal het effect daarvan zijn dat het allemaal bij het oude blijft. Gelukkig hebben ze maar één zetel, want als er nou één ding niet in het belang van de boeren is, is dat dat alles bij het huidige blijft. Ons huidige landbouwsysteem heeft immers geen toekomst, juist voor de boer niet. Daarover ging ook mijn vraag aan de Minister.

De voorzitter:

Er zijn nog twee interrupties, allereerst van de heer Bisschop van de SGP en dan mevrouw Bromet van GroenLinks. Ook mevrouw Vestering heeft nog een vraag. Zij mag voorgaan van de heer Bisschop.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel. Ik wil graag aansluiten bij wat de heer De Groot zegt. Ik herken heel veel van wat hij heeft aangegeven in het interruptiedebat van zojuist, dus van harte steun daarvoor. Ik heb nog wel een verduidelijkingsvraag. De heer De Groot van D66 vraagt aan de Minister eigenlijk of er één voorbeeld is te geven van een akkoord, in dit geval een landbouwakkoord, waaraan de sector zich heeft gehouden. We lezen in het regeerakkoord dat er in navolging van het RDA-advies een convenant komt met verschillende sectoren en ketenpartijen om te komen tot een dierwaardige veehouderij. Ik maak me grote zorgen over weer losstaande afspraken zonder dat die zijn vastgelegd in de wet. Ik wil de heer De Groot dus vragen of hij toch wat sceptischer kan kijken naar het vastleggen van afspraken in convenanten in plaats van in wetgeving.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dit vind ik een hele goede vraag. Het antwoord is simpel: ik denk dat het mogelijk is om een afspraak te maken met de sector, mits je een stok achter de deur hebt. Je kunt dus afspraken maken over klimaat als de sector weet dat de doelen en de manier waarop ze zullen moeten worden bereikt anders worden vastgesteld. Ik denk dat het convenant over een dierwaardige veehouderij kan gaan werken omdat het amendement-Vestering, dat D66 heeft gesteund, in de lucht zal blijven. Het is heel simpel: het amendement-Vestering zegt dat je de stallen aan de dieren moet aanpassen en niet andersom. Dat heeft, terecht, enorme consequenties, want nu moeten bijvoorbeeld staarten worden afgeknipt. Het amendement is het alternatief. Het alternatief is slechter. Mijn ervaring is dat de sector dan bereid is om mee te praten en mee te denken. Dat is ook goed, want dan krijg je meer draagvlak voor wat je uiteindelijk gaat doen. Maar wel met een stok achter de deur.

De voorzitter:

Mevrouw Vestering knikt tevreden. Meneer Bisschop, mag ik dan mevrouw Bromet ook laten voorgaan? U kunt niet de ene dame wel en de andere dame niet laten voorgaan.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb daar geen enkel bezwaar tegen, maar het objectieve gegeven is dat mevrouw Vestering eerder seinde dan ik. Dat was de reden. Maar welke dames kan ik nog laten voorgaan? Voorzitter, graag!

De voorzitter:

Mevrouw Bromet, alstublieft.

De heer Bisschop (SGP):

Aanvaard dit nou in dank!

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het had niet gehoeven, want ik ben graag gelijk met de mannen in deze commissie. Maar dank u wel. Ik heb ook een vraag aan de heer De Groot. Bij de voorbereiding van dit debat en het debat dat we vanavond hebben over bestrijdingsmiddelen, en ook bij de brieven die we deze week van het kabinet kregen, had ik een beetje een moedeloos gevoel. De heer De Groot en ik zitten nu even lang in deze commissie. We zijn aan onze derde Landbouwminister toe. Wat GroenLinks betreft zit er weinig schot in de zaak. Ik vroeg me af wat de heer De Groot er eigenlijk van vindt. Hoe vindt hij eigenlijk dat het gaat in de landbouw? Vandaag worden er 300.000 kippen vermoord, morgen waarschijnlijk ook weer een heleboel. Is hij tevreden met dit kabinet, waar D66 deel van uitmaakt?

De voorzitter:

In de commissiezaal klinkt nu de bel voor de aanvang van de plenaire vergadering. We wachten even tot die is afgegaan.

We gaan weer verder. Meneer De Groot, ik hoop dat u een korte versie van het antwoord kan geven, want er is een enorme opkomst van Kamerleden en we hebben maar drie uur. De vragen en antwoorden moeten daarom korter en puntiger. Mijn excuses daarvoor.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ja. Hoe vindt de heer De Groot zelf dat het gaat met het kabinet? Dat was de vraag van mevrouw Bromet. Het antwoord is dat het buitengewoon slecht gaat. De portefeuille van de Stikstofminister gaat goed. Het is echt bewonderenswaardig hoe zij doorgaat. Het deel van de Minister van Landbouw, ook van het coalitieakkoord, is gewoon nog niet uitgevoerd. Daarvoor is dat ook niet gebeurd. Dat maakt het buitengewoon nijpend, omdat het zo slecht gaat met de boeren. Ik gun ze ook een betere toekomst. Ondertussen circuleert er een aantal teksten op het ministerie die al twintig jaar meegaan, vol intenties, toverwoorden, onuitgewerkte zaken en akkoorden zonder stok achter de deur. Het instrumentarium van het ministerie is volstrekt ontoereikend om de problemen, die zich dan maar opstapelen, op te lossen. Dat is de reden dat we tegen de Minister zeggen: een landbouwakkoord is prima, maar u gaat wel bepalen wat de inzet is, wat de uitwerking van het coalitieakkoord is en wat de doelen zijn die zeker moeten worden bereikt als stok achter de deur. De Minister mag dat ook wettelijk gaan regelen als hij er niet uitkomt. Hij zal het ook wettelijk moeten regelen, omdat je een gelijk speelveld wilt creëren. Niet iedereen zal achter zo'n akkoord staan, maar men wil wel een gelijk speelveld. Dat is ook de reden dat de Minister in dit coalitieakkoord veel meer bevoegdheden heeft gekregen om het uiteindelijk te gaan doen. Anders staan we hier weer over een paar jaar. En zo leuk is het ook weer niet in de politiek.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik ben het eens met D66 dat het helemaal niet goed gaat. Maar we hebben een nieuwe Minister, dus: nieuwe ronde, nieuwe kansen. Ik heb nog één vraag, die gaat over het landbouwakkoord, nu de heer De Groot daarover begint. Een landbouwakkoord is goed als het lang meegaat. Ik hoor de heer De Groot steeds verwijzen naar coalitieafspraken. De coalitie gaat nog maar maximaal tweeënhalf jaar mee. Vindt de heer De Groot ook dat zo'n landbouwakkoord breed gedragen moet worden, ook door politieke partijen die zich eraan kunnen committeren na een volgende verkiezing? Want na die verkiezing liggen de politieke verhoudingen misschien net weer anders.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Het coalitieakkoord is er echt op gebouwd om voor de komende generatie een toekomst te bieden en het een aantal kabinetten vol te houden, totdat het gerealiseerd is. Er staat een heel ingrijpende transitie in, in het belang van de toekomst van de boer, maar ook in het belang van onze omgeving en van onze economie, want ik denk ook dat we er gewoon geld aan kunnen verdienen; zo simpel is het ook. Dat is de reden dat er echt een langetermijnperspectief moet komen. Ik geloof ook dat dit de intentie is van het landbouwakkoord. Het is heel goed dat het resultaat terugkomt naar de Kamer, niet om er alleen maar ja en amen tegen te zeggen, maar om er ook echt draagvlak voor te creëren.

De voorzitter:

De hoogeerwaarde heer Bisschop van de mannenbroeders van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Ik werd even getriggerd door de reactie van collega De Groot op de interruptie van mevrouw Van der Plas. Ieder kiest zijn eigen stijl. Dat laat ik ook voor ieder. Maar hij verwijt de BoerBurgerBeweging vooral selectief te shoppen. Toen dacht ik: wacht even, de hele stikstofdiscussie die intern binnen D66 plaatsvindt, is ook een publiek geheim. Hij verwijt BBB vooral twijfel te zaaien. Maar even later hoor ik hem eigenlijk gewoon de verwachting uitspreken dat je wel een landbouwakkoord kunt sluiten maar dat de agrarische sector zich nog nooit aan een akkoord heeft gehouden. Toen dacht ik... Nou nee, laat ik het woord «hypocriet» niet gebruiken. Ik dacht: is de heer De Groot ook in staat tot zelfreflectie? Als je spreekt over een halvering van de veestapel, wat later weer wat genuanceerd werd, kies je tegenover de sector een keiharde, destructieve positie. Leidt dat nog tot enige zelfreflectie? Dit is overigens mijn enige vraag op dit punt, want ik wilde mijn interrupties voor iets anders bewaren, maar ik werd te veel getriggerd.

De voorzitter:

Dat was een voorbeeld van een niet korte en puntige vraag. Ik hoop dat het antwoord korter is, meneer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Zelfreflectie kort is natuurlijk heel erg lastig. Deze uitspraak was bedoeld om dit onderwerp te agenderen. In de twintig jaar ervaring die ik daarvoor had, kabbelde dat landbouwdebat namelijk maar door. Zolang het land niet op slot staat, gebeurt er niks. Het was een harde uitspraak. Dat weet ik. Ik zie ook dat die boeren pijn heeft gedaan. Toch was het noodzakelijk, omdat we het er nu wel over hebben en omdat er nu echt miljarden zijn vrijgemaakt, ook voor de toekomst van de boeren. Ik had liever gehad dat iemand anders het gedaan had. U had het bijvoorbeeld ook kunnen doen. Vanuit de liefde voor de boer moet je soms ook zeggen: zo is het en zo gaan we het doen. Dat is ook de inzet van D66. Dat staat in het verkiezingsprogramma. Dat is heel raar. Dat is dus gewoon de inzet die je in de onderhandelingen hebt. Vervolgens ga je met andere partijen kijken of je op een meerderheid uit kunt komen. En we zijn een heel eind gekomen, want de berekeningen in het coalitieakkoord gaan ook in de richting van misschien wel 30% reductie van vee. Dat gaat dus de goede kant op. Dat is nodig, want hoe je het ook wendt of keert, de problemen in dit land hebben toch te maken met de intensiteit van onze veeteelt.

Het is dus zeker iets waar ik over nadenk. Ik zie ook wat het heeft gedaan met boeren. Gert-Jan Segers van de ChristenUnie maakte er bijvoorbeeld van: «D66 wil de boeren halveren». Ik denk dat zo'n uitspraak uiteindelijk veel meer pijn doet dan wat ik zei. Ja, dat heeft de fractievoorzitter van de ChristenUnie er toen van gemaakt. Het is dus ook vaak de reactie op dit interview. Er zijn weinig mensen die het hebben gelezen, maar dat doet natuurlijk ook pijn bij de achterban.

De heer Bisschop (SGP):

Ik constateer dat de heer De Groot vlucht in toelichtingen en uitleg, maar niet in staat is tot zelfreflectie, althans niet hier, op dit moment.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik heb gezegd dat het mij ook wat doet als ik zie wat die uitspraken met boeren doen. Zelfs melkveehouders – die zaten nooit in die halvering, want daarbij had ik het over 30% minder vee – waren daardoor aangedaan. Dan leg ik het ook uit. Ik ben ook bereid om het ze allemaal, alle 18.000, uit te leggen. Ik heb dus gezien dat dat ook echt iets gedaan heeft. Desalniettemin denk ik dat het goed was om dit te doen, want we hebben het er nu over. Wij zijn ook met oplossingen gekomen die in het belang zijn van boeren. We gaan het nu ook uitvoeren, en niet op een koude manier, maar op een warme manier.

De voorzitter:

Het is vaak lastig als iemand bij naam wordt genoemd die zich niet kan weren. Dat is altijd een beetje moeilijk en lastig. Het is eigenlijk beter om dat niet te doen, ook niet als het om Kamerleden gaat. Zodra we een naam noemen, moet diegene zich ook kunnen verweren. Dat is wel een beetje een probleem. Maar mogelijk kan meneer Grinwis er in zijn termijn nog op terugkomen, als hij dat wil.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik word een beetje moe van de collega's. Volgens mij zijn de klimaatontkenners en de stikstofontkenners er niet. We hebben een rapport liggen van Remkes en een coalitieakkoord waardoor er iets moet worden uitgevoerd. Laten we het nou eens gaan hebben over dat advies en over wat deze Minister moet doen om deze puinbak op te ruimen. Volgens mij kunnen de boeren die er nu zijn dan gewoon blijven en lekker en gezond voedsel maken. Zo kunnen we op een goede manier een landbouwsysteem maken in plaats van elkaar hier vliegen af te vangen. Ik word daar echt behoorlijk moe van.

Ik had wel een vraag voor D66. Zij zeggen dat niet één landbouwakkoord wordt nagekomen. Er is nu een idee om een Nationaal Programma Landelijk Gebied te maken. De doelstelling moet dan in de wet komen, maar als ik het goed begrijp van D66, moeten de maatregelen en de stok achter de deur dan ook concreet zijn, zodat het doel dat in de wet komt ook gehaald wordt. Mijn vraag is: hoe ziet de heer De Groot dat voor zich? Welke stok moet er wat hem betreft bij de uitrol van het Nationaal Programma Landelijk Gebied achter de deur staan? En moet die ook in de wet komen?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Sterker nog, die komt in de wet. Dat is die 50% reductie van de uitstoot die in 2030 moet zijn bereikt. Via het Nationaal Programma Landelijk Gebied, dat ook een wettelijke status heeft, wordt die resultaatverplichting opgelegd aan de provincies. Veel harder dan dat kun je het onder de Omgevingswet niet krijgen.

De heer Thijssen (PvdA):

Dat is natuurlijk niet zo. Dat kan wel. De heer De Groot zegt zelf dat die landbouwakkoorden nooit zo heel erg goed gewerkt hebben. Je kunt dus ook zeggen: «Jullie krijgen een bepaalde tijd om erover te praten in de gebiedsgerichte processen, en als je er dan niet uit komt, grijpen we in. Dan gaan wij bepalen hoe die doelen toch gehaald gaan worden. Dat schrijven we dan ook op in de wet.» Dat stukje mis ik even in het antwoord. Of is dat wel de bedoeling wat D66 betreft?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat is zeker de bedoeling. Dat zit ook in de wet. Je bent namelijk verplicht om een programma in te dienen als je de doelen niet haalt. Daar zit ook een aanwijzingsbevoegdheid in voor de rijksoverheid. Dat zit er dus zeker in. Het is absoluut niet vrijblijvend.

De voorzitter:

Dan gaan we nu luisteren naar de inbreng van het lid Thijssen namens de Partij van de Arbeid.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank, voorzitter. Het is goed om hier te zijn en over dit belangrijke onderwerp te praten. Dit is de eerste keer dat we echt een debat gaan hebben met de nieuwe Minister. Ik spreek namens de Partij van de Arbeid. Zoals u wellicht weet, werkt de Partij van de Arbeid samen met een andere hele mooie partij, namelijk GroenLinks. Ik zal mijn inbreng vandaag dus ook leveren namens GroenLinks. GroenLinks heeft ook een inbreng, en die leveren ze ook namens de Partij van de Arbeid. Zo kunnen we wat meer inbreng verzorgen. Dat is het fijne van samenwerken, tegen de versplintering van het politieke landschap in. Die geef ik even mee; dan weet u hoe dat werkt bij PvdA en GroenLinks.

De voorzitter:

Dan zullen we van de acht interrupties ook vier maken. Dan kunnen jullie dat ook samen doen.

De heer Thijssen (PvdA):

Nee, nee, nee, nee, nee! Kijk, nu wordt er weer verwarring gecreëerd. We zijn niet gefuseerd; we werken nauw samen. Wij streven dezelfde idealen na. Maar we maken graag gebruik van én de acht interrupties én acht minuten spreektijd.

Ik begin maar even met klimaat, de grootste uitdaging waar de mensheid op dit moment voor staat. Het klimaatakkoord van Parijs is niet binnen bereik. De temperatuurstijging wordt veel en veel groter dan we eigenlijk willen. In de wereld gebeurt er niet genoeg, en ook in Nederland gebeurt er bij lange na niet genoeg. Dat is een probleem voor de landbouw, want er is droogte, er is hagelschade en er is wateroverlast. De boeren die ons voedsel produceren en daarmee proberen een eerlijke boterham te verdienen, staan onder druk. Die boeren zijn keihard nodig, om dat maar even heel duidelijk gezegd te hebben. We hebben hen nodig om het klimaat te beschermen, om ons voedsel te produceren en om deze problemen op te lossen. Daarbij moet ook wel gezegd worden dat het landbouwsysteem op dit moment zijn deel niet doet. Op dit moment is het een bron van CO2-emissies en stikstofemissies, terwijl het ook een oplossing kan zijn, in de vorm van een klimaatneutrale of zelfs klimaatnegatieve landbouw. Ik begrijp dat we daar op 11 november meer over horen. Dan horen we hoe de klimaatdoelen gaan landen in de nationale aanpak voor het landelijk gebied. Daar heb ik meteen een vraag over aan deze Minister. Wij hebben bij een technische briefing van de planbureaus gehoord dat zij inschatten dat de klimaatopgave voor het landbouwsysteem nog zwaarder is dan de stikstofopgave. Is de Minister dat met de planbureaus eens? Dan heb ik het niet alleen over het doel van 2030, maar vooral ook over het doel dat ietsje daarna ligt, namelijk dat de landbouw klimaatneutraal moet zijn. Gaat hij dat doel, dat ietsje verder ligt, wat ons betreft in 2040, ook laten landen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied?

Dan zijn er nog allerlei andere doelen die gehaald moeten worden, op het gebied van biodiversiteit, dierenwelzijn, zoönosen, nul ontbossing, meer plantaardig voedsel, vruchtbare bodems en biologische landbouw. Nu wordt gezegd dat die samenhang mee wordt genomen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Dat wordt nu natuurlijk allemaal vormgegeven. Ik ben eigenlijk heel benieuwd wat de visie van de Minister daarop is. Er zijn namelijk drie doelen die worden meegenomen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Bij die andere zaken zijn er ook echt harde doelstellingen, waar we vandaag over spreken. Die moeten daar toch in meegenomen worden? Laten we het nou in godsnaam in één keer helemaal oplossen in het landbouwsysteem en in één keer duidelijkheid geven aan al die boeren, in plaats van nu iets doen en dan over een paar jaar wéér langsgaan op het erf.

Dan heb ik nog een vraag over de evaluaties op het gebied van de bodems en het aandeel duurzaam voedsel die vandaag op de agenda staan. We zien dat de interventies vooral neerkomen op onderzoek en kennisdeling, maar dat het aandeel duurzaam voedsel bijvoorbeeld blijft steken op 16%. Mijn vraag is of de Minister dat ook niet erg weinig vindt. De evaluaties praten erover dat er een blijvende inspanning nodig is. Ik ben wel benieuwd of de Minister van plan is om additionele maatregelen te nemen, anders dan onderzoek en kennisdeling.

In de evaluatie wordt ook de hoop uitgesproken dat boeren, marktpartijen en consumenten meer gaan doen. Er staat: «We verwachten dat voedselaanbieders zoals supermarkten, horeca en catering, maar ook de verwerkende industrie, hun verantwoordelijkheid nemen.» En mijn vraag aan de Minister is: is dat niet een beetje naïef geweest van zijn voorganger, zeker omdat een aantal ketenpartijen een eerste uitnodiging van Remkes afsloegen, omdat zij bijvoorbeeld vinden dat zij geen rol hebben te spelen in de stikstofproblematiek? Vindt hij ook niet dat er juist een meer sturende rol moet zijn richting die ketenpartijen?

Een manier waarop dat kan gebeuren is met de afrekenbare stoffenbalans. Daarvan hebben we een verkenning gezien. We hebben ook gezien dat Remkes nu voor de tweede keer heeft gezegd: dat zou weleens een manier kunnen zijn om echt deze doelen te kunnen halen. Het advies van Remkes is overgenomen, dus ik ben eigenlijk wel benieuwd of deze Minister die afrekenbare stoffenbalans gaat inzetten. Gaan we inderdaad vervuiling een prijs geven en die externe kosten internaliseren?

De voorzitter:

U dient af te ronden, meneer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):

Ja. Ik heb nog twee punten. En als we dat gaan doen, heb ik twee vragen. Dat kan natuurlijk leiden tot hogere voedselprijzen. In deze tijden van problemen voor lagere inkomens is het voor mijn partij alleen mogelijk als lagere inkomens echt geholpen worden om aan die hogere voedselprijzen te kunnen voldoen. Tot slot, we kunnen dat doen met een stoffenbalans, maar we kunnen ook zeggen dat we een aantal dingen gaan verbieden, zoals krachtvoer en kunstmest. Is dat ook iets waar deze Minister naar kijkt?

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Thijssen namens de PvdA. Mevrouw Van der Plas namens de BoerBurgerBeweging.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Beste burgers en boeren in Nederland, hoewel we steeds horen over de klimaatcrisis, staan we aan de vooravond van een veel belangrijkere crisis, namelijk een voedselcrisis. Productie van een eerste levensbehoefte staat fors onder druk, enerzijds door de gevolgen van de oorlog in Oekraïne, maar ook doordat wij hier onhaalbare doelen uitstorten over onze boeren, tuinders en vissers. Het lijkt wel alsof er een spreekwoordelijke oorlog wordt gevoerd tegen onze voedselmakers. Zeker 8% van de glastuinders zal dit jaar nog failliet gaan, vanwege de torenhoge energieprijzen. Dit zal leiden tot minder groente, fruit, bloemen en planten in de winkels. Ook zal het grote gevolgen hebben voor de ontwikkeling van duurzame innovaties. Immers, zonder een primaire sector, de tuinbouw in dit geval, kan er niet meer worden geïnnoveerd. Daar heb je een sterke en kapitaalkrachtige sector voor nodig. Dit zal er weer toe leiden dat Nederland zijn duurzame kweek- en teeltkennis niet meer naar het buitenland kan brengen. Dat leidt er weer toe dat in landen met een veel lager kennisniveau en in landen die veel minder duurzaam produceren, geen stappen gemaakt zullen worden voor verdere verduurzaming.

De voorzitter:

Er is een interruptie van meneer Thijssen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik wil even deze zin afmaken.

De voorzitter:

Dat mag u.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dit leidt er weer toe dat in het buitenland de uitstoot van stoffen niet sneller zal dalen.

De heer Thijssen (PvdA):

Nou probeerde ik net met deze commissie toch op de inhoud in te zoomen om een aantal problemen te lossen en te zeggen dat de klimaat- en stikstofkennis er niet waren, maar nou hoor ik BBB toch zeggen dat er onhaalbare doelen over de sector worden uitgestort. Betekent dat dat BBB zegt: wij hebben geen klimaatprobleem en geen stikstofprobleem, dus er hoeft niks te gebeuren? Of vindt BBB toch wel, zoals ik, dat er een halvering van de stikstofvervuiling moet zijn en de CO2-uitstoot drastisch naar beneden moet?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Vooropgesteld, de agrarische sector heeft al in de laatste decennia ongeveer 70% stikstof gereduceerd. De varkenshouderij heeft 82% ammoniakuitstoot gereduceerd. Er is geen sector die zo veel ammoniakreductie heeft behaald als de varkenshouderij. Er is CO2 gereduceerd, er is fijnstof gereduceerd en er is ontzettend veel antibioticagebruik gereduceerd. Ik denk helemaal niet dat er niks hoeft te gebeuren en dat denken boeren ook helemaal niet. Ik heb nog geen boer gesproken die zegt: ik wil helemaal niks doen en ik wil alleen maar meer, dus laat ze maar verrekken daar in Den Haag. Dat heb ik nog nooit gehoord. Dat heb ik ook nooit gezegd. Boeren, tuinders en vissers willen wel graag dat ze de ruimte voor ontwikkeling en innovatie wordt gegeven. Boeren werken elke dag met de bodem, de omgeving en dieren. Die denken ook elke dag na over hoe we het beter kunnen doen. Ik ontken helemaal niks. Ik zeg alleen «onhaalbare doelen». Ik zeg niet dat er geen doelen gehaald hoeven worden. Ik zeg dat dit onhaalbare doelen zijn. Ik rond mijn antwoord af, voorzitter. Zoals de heer Thijssen ook weet, heeft het Planbureau voor de Leefomgeving al eerder in een rapport aangegeven over de KDW, de kritische depositiewaarden, dat als je alles in Nederland weghaalt, die kritische depositiewaarden nog steeds overschreden worden. Dat bedoel ik bijvoorbeeld met «onhaalbare doelen». Dat is één voorbeeld. Zo zijn er heel veel, maar dat is een voorbeeld. Doelen halen is dus prima, maar het gaat hier over onhaalbare doelen.

De voorzitter:

Meneer Thijssen. Dit is uw laatste interruptie overigens.

De heer Thijssen (PvdA):

Dat is jammer, hè? Maar hier ga ik toch nog even over door. Ik ben het helemaal eens. We zien inderdaad in de wetenschappelijke metingen dat heel veel vervuiling in de landbouwsector naar beneden is gegaan. Dat is hartstikke goed. Tegelijkertijd hebben we vorige week gezien dat 69% van de gewervelde dieren is uitgestorven volgens het WNF. Dat is ook een feit. Daarom komen wetenschappers dus tot de conclusie dat die stikstofvervuiling gewoon gehalveerd moet worden de komende acht jaar. We moeten klimaatneutraal worden in 2040.

Nou hebben we Remkes. Die heeft ook gezegd: «Dat is gewoon zo en dat moeten we inderdaad doen. Dit zijn de handvatten die ik jullie meegeef, beste Kamer, om die doelen te halen.» Dat is een pittige uitdaging, maar met veel innovatie en ondernemerskracht in de landbouwsector is dit wel wat er moet gebeuren, want dit zijn plannen tegen grenzen. Dit is niet iets waar we handjeklap over kunnen doen. Dit gaat om de vraag of we onze aarde leefbaar houden, of dat we op een gegeven moment op een planeet komen wonen waar het heel onaangenaam wordt. Ik vraag dus toch nog een keer aan mevrouw Van der Plas: steunt zij nou het doel, wat Remkes heeft overgenomen, van halvering van de stikstofvervuiling in 2030?

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas. U mag met ja en nee antwoorden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat wij tegen 2030 zijn. Dat waren we, dat ben ik en dat zal ik altijd blijven. Wij zijn er voor dat doelen gehaald kunnen worden binnen een redelijke termijn met maximaal faciliteren door dit kabinet om die doelen te kunnen halen. Wij zijn ook tegen gedwongen uitkoop. Dat zal ik er ook nog maar even bijzeggen. Daar zullen wij ook altijd tegen blijven. Wij zijn er wel voor dat dit kabinet de boeren maximaal gaat faciliteren bij een transitie naar de nieuwe landbouw, laat ik het zo maar zeggen.

De voorzitter:

De heer Thijssen wil nog graag een tweede interruptie, maar we gaan dat echt niet redden. U hebt nog een tweede termijn, meneer Thijssen. Mevrouw Bromet gaat nu waarschijnlijk uw vraag stellen. U werkt immers samen. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik wil graag aan de BBB vragen: is voor de BBB het klimaatakkoord van Parijs een leidend principe? Is dat een doel waar zij achter staat? Wat is dan het plan van BBB om dat voor elkaar te krijgen met de agrarische sector?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Weet je, van mij had dat klimaatakkoord niet gehoeven. Ik zie alweer van «oh ja, zie je wel». Dat wil niet betekenen dat ik niet vind dat wij op een leefbare aarde moeten wonen. Ik denk dat wij alles helemaal vastleggen tot op het bot, waardoor heel veel vastloopt. Ik vind ook dat wij in Nederland, dat piepkleine stipje, denken dat wij door hier rigoureuze maatregelen te nemen en rigoureuze regels op te leggen, ervoor gaan zorgen dat het wereldwijde klimaat verbetert. Maar ik betoog hier heel vaak, zeg ik even heel nadrukkelijk, dat als in andere landen niet op dezelfde... Laat ik het even bij Europa houden. Wij willen dat die regels gelijk zijn voor iedereen. Maar wij hier in Nederland gaan er nog allemaal regels bovenop leggen, waardoor je een ongelijk speelveld krijgt. Daarom kunnen boeren hier in Nederland niet op dezelfde wijze produceren als hun Europese collega's. Dat is ook weer slecht voor de opbrengstprijs, want de kostprijs is hier steeds hoger. Dat is ook een reden waarom boeren stoppen. Ik zeg niet dat de overheid de boeren wegjaagt, maar alles bij elkaar leidt er wel toe dat steeds meer boeren gaan stoppen. U vindt het misschien leuk of niet, maar de dierlijke eiwitconsumptie stijgt gewoon de komende decennia met de groeiende wereldbevolking. Als de productie hier stopt, dan verplaatst die zich naar andere landen die veel minder duurzaam produceren. Dan vraag ik nogmaals: wat levert dat ons wereldwijd dan op aan klimaatwinst? Dat is de vraag.

De voorzitter:

Ik vind het altijd heel moeilijk om iemand in de rede te vallen, maar de vragen en antwoorden moeten vanaf nu echt korter en puntiger, want anders gaat de tweede termijn van de Kamer eraan. Ik kan dat voorspellen. U hebt dat zelf in de hand, leden der Staten-Generaal. Het zal mij verder in die zin een zorg zijn. U gaat over de tijd. U had vier uur kunnen vragen en het is drie uur geworden. Nu moet ik dat bewaken, dus neem het mij niet persoonlijk kwalijk. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik voel me niet aangesproken, want ik had een korte en concrete vraag, die niet beantwoord werd, namelijk: vindt BBB dat het klimaatakkoord van Parijs een bindende afspraak is? Ik hoor dan allemaal mitsen en maren. Het tweede was: wat is het plan om dat te bereiken? Nou, dat is er ook niet. Ik zou mevrouw Van der Plas willen vragen: gelooft u nou echt dat wij de klimaatdoelen wereldwijd kunnen halen als wij de consumptie van dierlijke eiwitten op het niveau houden zoals het in Nederland is of brengen op het niveau van Nederland in andere landen waar de voetafdruk vele, vele, vele malen kleiner is dan de voetafdruk in Nederland?

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas. Ik heb overigens niets persoonlijks tegen u, mevrouw Bromet, maar het is in het algemeen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

In welvarende landen, in Noordwest-Europa bijvoorbeeld, zie je een afvlakking van de consumptie van dierlijke eiwitten. In Nederland is de vleesconsumptie iets gestegen, maar je ziet over het algemeen een afvlakking. In landen waar de welvaart toeneemt, neemt de consumptie van dierlijke eiwitten toe. We krijgen nu eenmaal meer mensen op aarde. Ik zeg niet dat we veel meer vlees moeten produceren maar het is gewoon een feit dat dit gebeurt. Mijn punt is dat je die productie dan beter kunt doen in een land met een relatief lage economische voetafdruk dan dat je het verplaatst naar andere landen waar dat niet zo is. Klimaatwinst is volgens mij dat je zo efficiënt en duurzaam mogelijk kan produceren voor een groeiende wereldbevolking. En Nederlandse boeren kunnen dat. Dat is mijn punt.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet, u heeft nog maar één interruptie, maar u komt dadelijk ook nog aan de beurt. Dus dat maakt niet uit. Meneer De Groot, D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

De BoerBurgerBeweging pleit voor een gelijk speelveld in Europa. Nu heeft het PBL berekend dat er 6 à 7 miljard euro schade aan onze voedselproductie is verbonden per jaar. Als we ons aan dat gelijke speelveld gaan houden, vindt u dan ook dat we die 7 miljard euro in rekening moeten brengen bij de agrarische sector om zo die subsidiëring die we nu hebben, te stoppen?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Als dat de redenatie wordt, dan moeten we alles in rekening gaan brengen van alles wat we gaan produceren. Nee, dat vind ik niet. Ik vind ook zeker niet dat de voedselprijzen hoger moeten worden. Mensen kunnen hun rekeningen nu al niet meer betalen. Als voedsel nog duurder wordt, wordt een eerste levensbehoefte gewoon onbereikbaar. Dus dat vind ik niet. Natuurlijk vind ik wel dat de sector, zoals alle sectoren in Nederland, verder moet verduurzamen. En dat willen alle sectoren ook. Ik ken niemand in Nederland die dat niet wil. Dus nee, 7 miljard schade in rekening brengen bij de agrarische sector? Dat zou helemaal gek worden. Ik weet niet wat de heer De Groot verder met onze boeren wil, maar als we dat gaan doen, kunnen we er zeker op rekenen dat er nog meer boeren gaan stoppen, kunnen we er zeker op rekenen dat onze efficiënte voedselproductie hier omlaaggaat en kunnen we er zeker op rekenen dat die productie zich nog verder gaat verplaatsen naar andere landen in de wereld die dat niet doen.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dan vindt de BoerBurgerBeweging het dus goed dat de Nederlandse bevolking, de Nederlandse burgers, elk jaar feitelijk zo'n 7 miljard schade hebben? Dat moeten ze ook betalen. Dan is het voedsel misschien iets goedkoper, maar het is wel schade. Ze moeten nu bij elkaar 30 miljard euro opbrengen om al die schade te herstellen. Dus u vindt dat goed? U vindt het goed dat we elk jaar een beetje armer worden als gevolg van onze voedselproductie? Heb ik dat goed begrepen?

De voorzitter:

Ik vind niks goed maar u doelt waarschijnlijk op mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik ga niet op deze polariserende vraag in. Het enige waar ik op wil wijzen, is dat D66 een CETA-verdrag heeft ondertekend waardoor zeer grootschalige voedselimporten naar Europa plaatsvinden, uit landen die totaal niet aan onze productiestandaarden voldoen. Dat is wat ik daarover wil zeggen. Ik blijf hier strijden voor een efficiënte en duurzame voedselproductie door onze boeren. En ik laat mij verder niet uit de tent lokken door de heer De Groot.

De voorzitter:

Meneer De Groot, uw voorlaatste interruptie.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ook D66 is voor efficiënte voedselproductie en ook voor schone voedselproductie. Dat betekent dat we het anders moeten doen dan we het nu doen, ook in het belang van de boer. Juist als je een hart hebt voor de boeren moet je ervoor zorgen dat die juist weer op een manier kan produceren ... En er is geen boer die zegt: nou, ik wil met minder dieren en hetzelfde of een beter inkomen wel verder. Dat is eigenlijk de lijn van D66. Het PBL heeft berekend dat er 7 miljard euro per jaar schade is. Als Nederland een bushokje was, dan staan we eigenlijk toe dat er elk jaar een ruit uit wordt getrapt. Dat is eigenlijk onze voedselproductie. Dus u vindt het goed dat de Nederlandse burger elk jaar 7 miljard euro armer wordt? Dat wil ik dan toch even vaststellen, want dan weten we dat. Dat is namelijk de schade die we hebben met elkaar.

De voorzitter:

We spreken in de derde persoon hier. Het was weer aan mij gericht maar u bedoelt mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nogmaals, het is jammer voor de interruptie van de heer De Groot maar ik laat me niet uit de tent lokken door dit soort polariserende uitspraken. Dus ik ga graag verder met mijn betoog.

De voorzitter:

Dan gaat de heer De Groot de joker inzetten, zijn vierde en laatste interruptie.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ja, want het is een hele simpele vraag. Het is ook niet polariserend, het is feitelijk. Het PBL heeft dat berekend. Het is feitelijk de schade. Eigenlijk geeft mevrouw Van der Plas gewoon antwoord: zij vindt het goed dat we met elkaar elk jaar 7 miljard armer worden. Dan weten we dat. Ik denk ook dat de kiezers, dat de burgers daar recht op hebben.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De heer De Groot heeft vier interrupties besteed om vier keer te zeggen dat onze boeren schadelijk zijn. Nogmaals, ik laat mij niet uit de tent lokken door de heer De Groot met dit soort polariserende uitspraken. Dus ik ga graag verder met mijn betoog.

De voorzitter:

Dan loopt de tijd vanaf nu weer, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

We hadden het over de glastuinbouw. Het leidt er ook toe dat de glastuinbouw minder stroom aan ons net zal leveren als er steeds meer glastuinbouwers zullen stoppen. Veel tuinders produceren namelijk stroom en leveren die terug aan het elektriciteitsnet. Als de komende winter veel tuinders omvallen, dan heeft dat grote gevolgen voor de elektriciteitsvoorziening in het hele land. Het zou zomaar kunnen dat als het in de kassen donker wordt, het ook in veel huiskamers vaker donker wordt. In 2021 was de hoeveelheid elektriciteit die werd opgewekt door de glastuinbouw namelijk zo'n 10% van het totale energieverbruik in Nederland. Ook TenneT gaf recent bij EenVandaag toe dat de glastuinbouw belangrijk is om het energienet in balans te houden. Daarom vraag ik de Minister om zich nu in te zetten voor deze sector. Kan de Minister ervoor zorgen dat tuinbouwsectoren gebruik kunnen maken van Europese regelingen? Zij maken immers geen aanspraak op het gemeenschappelijk landbouwbeleid oftewel de inkomensondersteunende landbouwsubsidies uit Brussel.

Voorzitter. Het vertrouwen tussen de land- en tuinbouw en de politiek staat op een zeer laag pitje. Er gebeuren dan ook heel rare dingen. Zo was het Ministerie van LNV veel te laat met het indienen van het Nationaal Strategisch Plan in de EU. Dat werd op de post gedaan in september terwijl het NSP al in januari moet ingaan. Dat is toch volstrekt onhaalbaar? Vindt de Minister dat ook? De onlinetool op de RVO-site waar boeren kunnen uitrekenen wat voor effect de maatregelen hebben op hun vergoeding klopt niet, horen wij. De tool schept valse verwachtingen omdat het staande beleid er niet in verwerkt is. De regionale weging zit er niet in. Het is onduidelijk welk type water of sloot in welke categorie valt en wat een droogvallende sloot is. Landschapselementen ontbreken en gewaslijsten zijn niet klaar, terwijl akkerbouwers nu al moeten gaan beslissen wat ze gaan telen en contracten met afnemers moeten afsluiten, wat in juli al begint. Vindt de Minister het verantwoord om met zo veel gebreken en onzekerheden het NSP toch in te voeren in 2023? Een doorrekening van de brancheorganisatie akkerbouw wijst uit dat de stapeling van allerlei beleid het gemiddelde jaarinkomen van een bedrijf met 75 ha grond van ruim € 46.000 naar circa € 6.500 laat duikelen. Er wordt door verplichte bufferstroken tussen de 60.000 en 85.000 ha goede landbouwgrond uit productie genomen, vruchtbare grond waar geen voedsel meer op verbouwd mag worden. Dit kan toch niet? Ik roep de Minister dan ook op om boeren en tuinders een overgangsjaar te geven, een jaar waarin het ministerie tijd heeft om deze chaos op te lossen zonder boeren verder in onzekerheid te storten. Is de Minister bereid dit te doen?

Voorzitter, tot slot nog een paar vragen. Is de Minister bereid om in Brussel voedselproductie aan te duiden als vitale activiteit die te allen tijde maximaal doorgang moet kunnen vinden? Kan de Minister bevestigen dat de land- en tuinbouw in de volle breedte binnen nader af te spreken kaders gebruik kan maken van de TEK-regeling? Is de Minister bereid de productie van eiwitrijke gewassen in Nederland concreet te ondersteunen via een vorm van teeltsteun en zo een bijdrage te leveren aan het verdienmodel voor de akkerbouwer, bijvoorbeeld via de NSP-ecoregeling?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Plas namens de BoerBurgerBeweging. Dan gaan we naar uw buurvrouw, mevrouw Bromet en ze spreekt namens GroenLinks en nu ook mede namens de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik hoef het al helemaal niet meer zelf te zeggen.

Dank u wel, voorzitter. GroenLinks en de PvdA maken zich inderdaad hele, hele grote zorgen over het veranderende klimaat. We houden ons vast aan het klimaatakkoord van Parijs dat gesloten is. We willen ook dat Nederland maatregelen neemt om te voldoen aan de afspraken. Onze handtekening staat eronder. De focus is om die doelen te halen. Ik zeg het hier maar even: het gaat om 95% CO2-reductie in 2050. We hebben veel gedaan in de landbouw, maar er moet nog veel en veel meer gebeuren. Als wij alleen maar focussen op 2030 – dat is al over zeven jaar – dan vergeten we dat in de twintig jaar daarna de rest moet gebeuren. En twintig jaar is kort voor een boerenbedrijf.

Ik zal me in deze bijdrage richten op twee elementen die van belang zijn voor de CO2-reductie in de landbouw: veen en voertuigen. De heer De Groot had het er net ook al over: we dienden in 2019 samen een initiatiefnota in, Veen red je niet alleen. In datzelfde jaar hebben we een reactie gehad van de Minister. Ook volgde een eervolle vermelding in het Veenplan. We zijn blij dat dit plan gemaakt is. Dat is door een meerderheid van de Kamer vastgesteld. Sindsdien is het eigenlijk heel erg stil gebleven. De aanleiding voor onze nota was bekend: het Nederlandse veen is aan het dalen. Het betreft ongeveer een kwart van Nederland. Het verdwijnt ook in de lucht, als CO2. In de afgelopen 35 jaar is de totale oppervlakte aan veengrond met 20% afgenomen. Dat is problematisch, voor het klimaat, voor de natuur, maar ook voor de toekomst van de landbouw. Doordat het veen verdampt, komt er maar liefst 7 megaton CO2vrij per jaar. Dat komt neer op bijna 4% van de totale Nederlandse CO2-uitstoot, vergelijkbaar met de uitstoot van twee oude kolencentrales. Daarom is het ook belangrijk dat wij het veen aanpakken. Dat staat ook in het Klimaatakkoord. In het Veenplan heeft het kabinet gezegd: 2020–2022 is de aanjaag- en opbouwfase. Die eerste fase is nu voorbij. In 2023 moeten we echt aan de slag. Hoe staat het met de afronding van de eerste fase en wanneer gaan we beginnen met de tweede fase?

In de reactie op de initiatiefnota schreef de toenmalige Minister dat ze het doel had om in 2030 alle landbouwbodems duurzaam te laten beheren, bijvoorbeeld door minder en niet-kerende grondbewerking en het gebruik van lichtere machines. Hoe staat het met deze doelstelling? Denkt de Minister dat stimulerend beleid, als dat er al is, volstaat? Ik zie bij mij op het weggetje alleen nog maar grotere machines en niet lichtere machines langskomen; ik woon in zo'n veenweidegebied.

De Minister heeft ook geld vrijgemaakt om een project te starten voor koolstofwaardering in de vorm van CO2-certificaten, inclusief gebiedspilots. Hoe gaat het met die pilots? Wat zijn de resultaten ervan?

In het Klimaatakkoord staat ook dat het Rijk een bijdrage levert van 167 miljoen euro, tot en met 2030, als provincies, waterschappen en boeren eraan bijdragen om de 1 megaton CO2-besparing in de veengebieden te realiseren in 2030. Welke afspraken zijn hierover gemaakt met andere overheden en welke voortgang is er geboekt?

In de Evaluatie Nationaal programma landbouwbodems wordt geconcludeerd dat slechts een tussendoel is behaald. In de evaluatie staan ook een aantal adviezen, bijvoorbeeld dat ketenpartijen in 2020 en 2021 bodemadviseurs opleiden. Is hier opvolging aan gegeven en tot welke resultaten heeft dat geleid?

Voorzitter. Tot slot de landbouwvoertuigen. Een van de bronnen van CO2-emissie in de landbouw zijn de voertuigen. Ik heb eigenlijk geen idee wat er vanuit het ministerie gedaan wordt om deze emissievrij te maken. Klopt het dat er geen afspraken bestaan over het elektrificeren van landbouwvoertuigen? Zo ja, is de Minister bereid om deze op te stellen? Het lijkt mij zeer zeker van belang. Zoals ik net al zei, hebben we het over doelen in 2050, over 27 jaar. Het zou toch zonde zijn om nu voertuigen, waar je lang mee wil doen, aan te schaffen die nog op fossiele brandstoffen lopen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet namens GroenLinks. Er is een interruptie van de heer Grinwis van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik had een vraagje aan collega Bromet. Het voertuigenpark zal inderdaad moeten worden verduurzaamd. Mevrouw Bromet noemt elektrificatie. Voor lichte tractoren en licht werk is dat misschien de meest voor de hand liggende route, maar voor de meeste tractoren zal het denk ik toch waterstof moeten worden. Daar worden al wel proeven mee gedaan, volgens mij ook door de RVO, dus door het ministerie aangezwengeld. Is mevrouw Bromet daarvan op de hoogte en hoe kijkt zij aan tegen het gebruik van groene waterstof in de toekomst? Het is ook een kans, want het kan op de boerderij zelf worden opgewekt met zonnepanelen en windturbines. Daarmee kunnen boerderijen inclusief hun tractoren offgrid raken.

De voorzitter:

Ja, mevrouw Bromet, die meneer Grinwis is een wandelende encyclopedie. Dus graag uw antwoord.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Geen probleem. Ik ben hier ook helemaal niet dogmatisch in. Groene waterstof is ook een energiebron waar geen CO2 bij vrijkomt als die gemaakt wordt met duurzame energiebronnen. Dat is dus prima. Ik zou het wel willen combineren met mijn pleidooi voor veenweidegebieden en de belofte van het kabinet om in die gebieden te gaan voor lichtere voertuigen, omdat daar de waterpeilen omhooggaan. Ik zou het dus zeker een gemiste kans vinden als we allemaal overstappen op waterstof, want we hebben die ook nodig voor de zware industrie.

De voorzitter:

De heer Grinwis is tevreden. Dan mevrouw Vestering, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. De Nederlandse veehouderij is een failliet systeem en verkeert op een doodlopende weg. Roanne van Voorst schreef er een boek over: Ooit aten we dieren. In het voorwoord staat een mooi citaat van John Maynard Keynes: de moeilijkheid is niet zozeer het ontwikkelen van nieuwe ideeën, maar het ontsnappen aan de oude. Ik overhandig dit boek strakjes graag via de bode aan de Minister.

Vandaag zijn al verschillende onderwerpen benoemd, maar ik denk dat het belangrijk is dat we moeten gaan stoppen met het eten van dierlijke producten. We verpesten niet alleen het leven van deze dieren, maar zetten ook die van onze kinderen hiermee op het spel. Om de 600 miljoen dieren in de vee-industrie in Nederland te voeden, worden enorme hoeveelheden graan en soja geteeld en geïmporteerd. We vernietigen tropische regenwouden en vernachelen de natuur in eigen land. We gaan zelfs zo ver dat binnenkort via de rechter waarschijnlijk besloten zal worden dat er in Nederland niet langer woningen gebouwd kunnen worden, omdat een krimp van het aantal dieren in de veehouderij kennelijk nog altijd taboe is voor dit kabinet.

Het kabinet erkent dat een transitie naar meer plantaardig voedsel noodzakelijk is, maar in de uitwerking van de Nationale Eiwitstrategie staat dat ernaar wordt gestreefd om in 2030 de balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitten van 40% plantaardig naar 50% plantaardig te verschuiven. Wanneer ook klimaateffecten worden meegenomen, wordt alsmaar duidelijker dat die 50% vis, vlees of zuivel in 2030 echt onhoudbaar is, zoals onder andere ook wordt benoemd door de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. In een brief van het kabinet staat dat de doelstelling niet in beton is gegoten. Ontwikkelingen of nieuwe inzichten zouden kunnen leiden tot een verscherping of versnelling van dit doel. Waarom heeft de Minister niet gekozen voor verscherpte doelen, aangezien nu al duidelijk is dat de gestelde doelen onvoldoende zijn?

Voorzitter. Uit recent onderzoek van Wageningen University & Research blijkt dat Nederlanders ervoor openstaan om meer plantaardig te eten, maar dat ze het nog lastig vinden om dit concreet te doen. Dat is goed te begrijpen, want het beleid van het ministerie stimuleert plantaardig eten nog totaal niet. Bij een eerdere publiekscampagne om duurzamer te leven werd minder vlees eten zelfs uit de campagne geschrapt, in opdracht van de voormalig Minister van Landbouw. Ondertussen wordt vlees eten nog massaal gepromoot, onder andere door subsidies van de Europese Unie. Deelt de Minister de mening van Partij voor de Dieren dat het belangrijk is dat de consument duidelijke informatie krijgt over het belang van meer plantaardig eten? Hoe is hij bereid hieraan bij te dragen?

De Partij voor de Dieren heeft veel suggesties om de eiwittransitie te vergemakkelijken. Allereerst is het belangrijk dat de echte kosten van vlees worden doorberekend. Eerder kondigde de Minister aan onderzoek te doen naar een heffing op vlees. Hoe staat het met dit onderzoek en wanneer verwacht de Minister de resultaten naar de Kamer te kunnen sturen?

Voorzitter. Dan de vleesreclames. Deze reclames zijn een regelrechte, gesubsidieerde sabotage van de kabinetsdoelen op het gebied van klimaat, stikstof, dierenwelzijn en zoönosen. Zolang deze reclames nog gesubsidieerd worden vanuit de Europese Unie, is het noodzakelijk om tegenwicht te bieden. Is de Minister bereid om een campagne op te starten die gericht is op het minder eten van vlees? Is hij bereid om in navolging van de gemeente Haarlem vleesreclames landelijk te verbieden?

Als laatste de kiloknallers. Stunten met vlees is niet alleen slecht voor de dieren, maar ook voor de boeren. Vlees wordt nog regelmatig verkocht onder de kostprijs. Wanneer gaat de Minister hieraan een einde maken?

Voorzitter. Zoals ik al zei, is de transitie naar plantaardige voeding belangrijker dan ooit. Mijn oproep aan de Minister is dan ook om de doelen te verhogen en eindelijk met concrete plannen te komen om meer plantaardige voeding te gaan stimuleren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Vestering namens de Partij voor de Dieren. Ik wil onze waarde Kamerbode verzoeken het boek van mevrouw Vestering in ontvangst te nemen en het te overhandigen aan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dank u wel, meneer de bode. Dan gaan we luisteren naar de inbreng van mannenbroeder Bisschop namens de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Goed dat we vandaag over het belang van voedsel en voedselzekerheid spreken. Daarbij hebben we de agrarische sector absoluut nodig. Zeker als je als land of als Europese markt een beetje wil voorzien in je eigen voedselbehoefte, moeten we die sector koesteren. Niemand stelt ter discussie dat er van alles moet gebeuren. Alleen, het gaat om de wijze waarop: met de sector werken naar een doel óf het van bovenaf opleggen en dan in onhaalbare doelen verzeild raken, die de sector vervolgens weer op z'n bordje krijgt, met het verwijt dat hij dat niet gehaald heeft.

Voorzitter. Ik wil als eerste de vinger leggen bij de onduidelijkheid die er nog steeds in het gemeenschappelijk landbouwbeleid bestaat over het mestbeleid. Boeren maken nú teeltkeuzes voor volgend jaar en ze moeten nú contracten sluiten voor natuurbeheer, maar het is onduidelijkheid troef. De boeren zitten met de handen in het haar vanwege uitblijvende duidelijkheid van de kant van de overheid: wáár en wélke bufferstroken, wélke wintergewassen tellen mee, wát valt er onder die 80% bedekking in het najaar? Ik sluit me graag aan bij de vragen die mevrouw Van der Plas stelde over de simulatietool. Die tool klopt nog niet. Het kan niet zo zijn dat de boeren volgend jaar de pin op de neus krijgen omdat ze er niet aan voldoen. De overheid heeft de zaakjes niet voor elkaar.

Je hoort ook dat telers af dreigen te haken voor het GLB, voor de ecoregeling en voor agrarisch natuurbeheer. Dan hebben we een gigantisch probleem. Onderkent de Minister dat probleem? En gaat hij liever vandaag dan morgen om tafel met de sector om afspraken te maken? Geef snel duidelijkheid door boeren het voordeel van de twijfel te geven, in ieder geval volgend jaar. Rechtszekerheid voor ondernemers gaat wat ons betreft boven Brusselse of Haagse muggenzifterij.

Voorzitter. Dan het landbouwakkoord. Goed dat de Minister daar werk van wil maken. De kunst is om de kracht van ondernemers te benutten, zoals de SER-verkenning al heeft aangegeven. Dat is in de beleving van de sector tot nu toe vooral gefrustreerd, zo van: dít kan niet, híér gaan we niet over, zó hebben we het nou eenmaal niet afgesproken. Is het kabinet bereid om, om tot zo'n landbouwakkoord te komen, ook over de eigen schaduw heen te springen? Het moet een akkoord zijn om de hele bocht te zien. Dat is mooi uitgedrukt. Maar om bedrijven niet uit de bocht te laten vliegen, zal aanpassing van te scherpe bochten van het kabinet nodig zijn.

Voorzitter. De glastuinbouw is hard geraakt door de energiecrisis. Ik wil mij kortheidshalve aansluiten bij de opmerkingen die mevrouw Van der Plas van BBB heeft gemaakt.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik zou de kans eigenlijk niet voorbij willen laten gaan om de bedenker van het fenomeen landbouwakkoord, ik dacht de SGP, een vraag te stellen. Dat is dezelfde vraag als die ik net aan de heer De Groot stelde. Zo'n landbouwakkoord moet echt langjarig meegaan. Ondernemers moeten zekerheid hebben. Daar staat GroenLinks ook achter. Maar zijn de doelen die we in Europees verband voor natuurbehoud en voor het klimaatakkoord van Parijs hebben afgesproken de basis voor zo'n langjarig landbouwakkoord? En vindt de SGP het ook wenselijk dat er breed politiek draagvlak is voor het landbouwakkoord? Anders kan het over tweeënhalf jaar weer in de prullenbak verdwijnen op het moment dat de politieke samenstelling van het kabinet anders is.

De voorzitter:

Dat was uw laatste interruptie, mevrouw Bromet.

De heer Bisschop (SGP):

Dank aan mevrouw Bromet voor deze vraag. Natuurlijk, hoe breder het draagvlak, hoe liever het ons zal zijn. Alleen, zoals we hier aan tafel zitten, is ook duidelijk dat er nogal wat verschillen van mening zijn over de wijze waarop we de landbouw willen transformeren en willen herinrichten. Wat ons betreft is dat landbouwakkoord een soort deltaplan voor de landbouw, dat de voedselzekerheid en het zelfvoorzienende niveau van de voedselbehoefte in Nederland zo goed mogelijk moet borgen. En ja, dan werk je toe naar afspraken die je internationaal bent aangegaan. Alleen, wij weten ook dat Nederland aan sommige afspraken bepaalde interpretaties heeft gegeven, waardoor doelen soms onhaalbaar worden. Dat is ook voor mevrouw Bromet geen geheim. Ik noem bijvoorbeeld de hele discussie over de kritische depositiewaarde. Dat kun je ook anders vormgeven, ook binnen de Europese afspraken die er zijn. Dat er wat moet gebeuren, prima. Wat ik deel met mevrouw Bromet, is dat het geborgde, langjarige afspraken moeten zijn. Ik heb altijd gezegd: «De transitie die je wilt inzetten, kost een generatie. Zie dat onder ogen. Accepteer dat.» Daarom is 2030 ook zo'n idioot jaartal. Dat is absoluut onmogelijk. Iedereen weet dat. Als je een beetje inzicht hebt in hoe de sector werkt, snap je dat dat zelfs helemaal niet kan. Dus ja, laten we er samen naartoe werken en werken aan zo breed mogelijk draagvlak, maar je moet daar wel keuzes in maken. Wat ons betreft worden die keuzes ook vooral ingegeven door wat voor de sector haalbaar is, zodat de voedselvoorziening van ons land niet in gevaar komt.

De voorzitter:

U mag uw betoog vervolgen. U hebt nog ongeveer 55 seconden.

De heer Bisschop (SGP):

Oei. Over de glastuinbouw had ik mij al uitgesproken. Laat ik dan nog even op de bananen ingaan. We zijn allemaal tegen voedselverspilling. We hebben al eens eerder aandacht gevraagd voor de lijn die gevolgd wordt ten aanzien van geïmporteerde bananen in de Rotterdamse haven. Als er te veel gele bananen in een partij zitten, dan wordt die hele partij afgekeurd en moet deze vernietigd worden. Ze kan niet verwerkt worden tot bananenpuree. Wat ons betreft is dit een bananenkrommende verspilling. In Antwerpen krijgen afgekeurde bananen van de Belgische douane een andere goederencode. Ze kunnen daardoor – let wel: tariefvrij! – in Nederland tot puree verwerkt worden. Dat kunnen wij toch ook gewoon regelen? Als een van de kleinkinderen weer een banaantje heeft, probeer ik dit weleens uit te leggen, maar het is me nog niet gelukt om deze politieke lijn, dit beleid, uitgelegd te krijgen. Maar misschien zijn ze daar ook nog wat te jong voor.

Dat was mijn bijdrage, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. In sommige landen worden ze ook niet vernietigd, maar aan dieren gegeven. Het woord is aan meneer Valstar namens de Volkspartij ... O, u had nog een interruptie, mevrouw Vestering? Sorry dat ik u over het hoofd heb gezien. Dat gebeurde net ook bij meneer Grinwis. Ik zie jullie handen vaak niet duidelijk. Ja, zo is het beter. Dank u wel.

Mevrouw Vestering (PvdD):

De SGP heeft het over de vragen van de kleinkinderen over het niet-efficiënte gebruik van bananen. Hij vertelt hun dat bananen worden vernietigd en dat dat natuurlijk voedselverspilling is. Dat begrijp ik heel goed. Maar hoe legt de SGP dan aan de kleinkinderen uit dat we nu op massale, industriële schaal voedsel vernietigen en verspillen door het eerst in het maag-darmkanaal van dieren te stoppen en vervolgens maar een heel beperkt gedeelte voedsel over te houden voor mensen? Dat is de daadwerkelijke voedselverspilling. Wanneer gaat de SGP daar iets aan doen?

De heer Bisschop (SGP):

Dank aan mevrouw Vestering voor deze vraag. Daar ben ik heel blij mee. Een belangrijk punt is: dieren hebben voedsel nodig. Dieren hebben een andere voedselbehoefte dan mensen; gelukkig maar. Dat betekent dat je koeien gras kunt voeren. Die koeien maken daar prachtige melk van. Dat kun je ook industrieel proberen na te maken, maar dat is nog niet zo'n succes. Je hebt voedselproducten die verbouwd worden die je als mens niet eens kunt gebruiken als voedsel. Als je dat via de lijn van de dieren laat lopen, kan dat wel. Als ze groot genoeg zijn, leveren ze ook nog eens een keer vlees. Intussen leveren schapen wol. Daarom maken dieren onderdeel uit van ons voedselsysteem. Dan moet je goed voor die dieren zorgen en ze als rentmeester beheren, ten dienste van het voedselpakket dat een mens nodig heeft.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik heb zelden zo'n slechte uitleg gehoord over waarom je voedselverspilling in stand zou moeten houden. Het gaat erom dat het totaal niet uit te leggen valt dat je als overheid bijvoorbeeld melkproducten, zuivelproducten, in de schappen houdt en zelfs subsidieert, terwijl er plantaardige alternatieven zijn waardoor je vier keer zoveel mensen kunt voeden. Waarom zou je dat in de benen houden? Ik begrijp het daadwerkelijk niet.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb dat soort sommetjes van bepaalde organisaties ook wel gezien, maar die roepen bij mij vooral vraagtekens op. Voor een gevarieerd voedselpatroon is het gewoon noodzakelijk dat je een gevarieerd aanbod hebt. Daar hoort ook vlees bij en daar horen ook melkproducten bij. Daarvoor heb je dieren nodig. Die maken onderdeel uit van dat hele voedselpakket. Daar kun je bezwaar tegen maken. Je kunt er vervolgens voor kiezen om dat niet te gebruiken. Dat staat ieder vrij. Maar het gaat mij veel te ver om te zeggen: alles wat aan die dieren wordt gevoerd, is verspilling. Integendeel! Dieren maken onderdeel uit van de voedselkringloop. Dat kan mevrouw Vestering een slechte uitleg vinden. Ik denk dat het een uitleg is die haar niet aanspreekt. Dat kan, maar daarmee is het nog geen slechte uitleg. Het werkt nou eenmaal zo. Laten we dat gewoon onder ogen zien en daar ruimte voor laten.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng namens de SGP, meneer Bisschop. Dan meneer Valstar. Hij spreekt namens de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.

De heer Valstar (VVD):

Dank, voorzitter. En dan spreek ik ook nog mede namens de heer Boswijk, en zit ik hier in plaats van de heer Van Campen. U krijgt er dus drie voor de prijs van één. Het zijn helaas wel drie spreekteksten in de tijd van één. Ik ga dus mijn best doen.

Voorzitter. Ik denk dat er maar weinig boeren zijn die geen stappen willen zetten om verder te verduurzamen. Iedere kilo ammoniak en krachtvoer en iedere liter gewasbeschermingsmiddel kost geld. Niet voor niets heeft de coalitie afgesproken dat de prijs van verduurzaming van de landbouw niet eenzijdig mag worden doorberekend aan de primaire schakel in de voedselketen, de boer. Dat terwijl consumenten steeds hogere eisen stellen aan voedsel, maar er aan de kassa eigenlijk geen cent extra voor willen betalen. Als klap op de vuurpijl gaan de supermarkten er met de winst vandoor en blijven ze weg bij de gesprekken over verduurzaming van de land- en tuinbouw onder leiding van de heer Remkes. Pas na zware druk schuiven ze met tegenzin aan. Het riekt naar maatschappelijke nalatigheid. De VVD wil een eerlijke prijs voor de boer in de voedselketen. Inmiddels kunnen ook alle argumenten over de vrije markt en vage juridische poeha over de Mededingingswet naar de prullenbak worden verwezen, want zelfs de Autoriteit Consument en Markt, de ACM, stelt inmiddels dat ketenafspraken over duurzame productie in de landbouw zijn toegestaan. Sterker nog, de ACM ziet op dit moment terughoudendheid bij de supermarkten. Heeft de Minister kennisgenomen van deze kritiek van de ACM? En zo ja, hoe gaat hij ervoor zorgen dat die ketenafspraken er nu eindelijk gaan komen? Wanneer ziet de VVD dat de Minister aantoonbaar aan de slag gaat met de afspraken uit het coalitieakkoord?

Verduurzaming van de landbouw willen we niet alleen terugzien in het verdienmodel. We gaan het ook terugzien in het landschap. Mijn collega Van Campen sprak al over beekdalherstel. In de stand-van-zakenbrief over het Actieprogramma klimaatadaptatie buitelen de goede bedoelingen en de pilotprojecten over elkaar heen, maar in de praktijk horen we op dit moment vooral dat het kabinet wel heel erg top-down werkt. Neem bijvoorbeeld de Friese veenweideproblematiek. Nadat de overheid aanvankelijk besloot om generiek het grondwaterpeil te verhogen, dreigden grote, vruchtbare landbouwgebieden onbruikbaar te worden. Boeren en bewoners besloten dat het verstandiger kon en begonnen gebiedsprocessen. Inmiddels zijn er maar liefst zes stuks, ieder met een eigen aanpak en maatwerkoplossing. Beleidsnota's organiseren geen draagvlak, initiatieven uit de samenleving wel. Hoe zorgt de Minister ervoor dat deze initiatieven van onderop volwaardig onderdeel worden van in dit geval de aanpak van de veenweideproblematiek? Deze vraag geldt ook voor de gebiedsprocessen in Zeeland, die zich richten op de verziltingsproblematiek, en voor waterbergingsinitiatieven op Texel. Hoe houdt de Minister zicht op deze belangrijke en waardevolle initiatieven? En ondersteunt hij deze maximaal? Graag een reactie.

Dan het gedeelte van de tekst waar ik me iets gemakkelijker bij voel: dat over de glastuinbouw. Collega Van der Plas wijdde daar terecht al veel woorden aan, want de glastuinbouw verkeert in zeer zwaar weer. Meer dan de helft van het areaal staat deze winter leeg. Hoewel het kabinet compensatiemaatregelen neemt, valt de tuinbouw weer buiten de boot. Er is een maximum van € 62.000, terwijl de bakker om de hoek € 162.000 ontvangt. Dat is een schijntje. De geliefde en innovatieve tuinders die door kunnen, worden teruggeworpen naar de jaren vijftig, de jaren van de seizoensgebonden teelt. Dan is het nog maar afwachten of ze de arbeidsmigranten ook in die seizoenen weten te vinden. De uitdagingen zijn onnoemelijk groot, maar ik krijg, getuige de brief van de Minister die we gisteren ontvingen, niet het gevoel dat die urgentie ook bij het kabinet wordt gevoeld. Mijn partij stelde eerder vragen over de lange vergunningstrajecten die bij aardwarmteprojecten om de hoek komen kijken en over de bijna uitzichtloze situatie van de Limburgse tuinders. In de brief van gisteren wordt ernaar verwezen dat er ook gebruikgemaakt kan worden van restwarmte. De tuinders in Zeeland gebruiken restwarmte van Yara, maar Yara schakelt af, dus die restwarmte is er uiteindelijk niet meer. We stelden ook vragen over de broodnodige CO2 voor de teelt. Die wordt nu door een verkeerde stimulans onder de Noordzee gestopt. In de brief wordt bijna argeloos gemeld dat de motie van mijn hand is afgedaan met 0,4 megaton van de benodigde 2 megaton CO2.

Voorzitter. Zoals gezegd voelen wij niet de urgentie bij de Minister om deze sector de helpende hand te bieden. Er wordt eigenlijk gezegd: u komt er wel uit, toch? Het enige wat wij van deze Minister vragen, is om deze sector in nood perspectief te bieden, en niet alleen met het versneld uitgeven van 60 miljoen subsidie. Want we weten allemaal dat de verduurzamingsslag het veelvoudige daarvan vraagt. Kan de Minister toezeggen dat hij op korte termijn met de sector in gesprek gaat, en dan niet alleen met Glastuinbouw Nederland maar ook met de tuinders zelf, en dat hij concrete nieuwe stappen gaat zetten om deze innovatieve topsector op het gebied van warmtewinning, CO2 en elektrificatie de hulp te bieden die zij verdienen?

Ben ik door mijn tijd heen, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, u bent erdoorheen, ook al spreekt u namens drie mensen.

De heer Valstar (VVD):

Ik had nog één blokje, over kweekvlees, maar daar heeft de heer De Groot al naar verwezen, dus ik zet hier een punt.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Valstar. Dank u wel voor uw begrip. We gaan luisteren naar mevrouw Koekkoek, die spreekt namens Volt. Als uw achternaam één k minder zou hebben, zou u het meeste thuishoren in deze commissie aangaande natuur en zou u ook nog tot de beschermde inheemse soorten behoren. Maar dat gaat nu niet op.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dat is ook precies waarom ik in deze commissie zit, voorzitter.

Biodiversiteit en een diverse natuur gaan hand in hand. Het is dan ook een groot probleem dat de biodiversiteit in Europa voor de helft is afgenomen en dat er in Nederland nog maar 15% van over is. De combinatie van biodiversiteit en natuur is de sleutel tot het tegengaan van klimaatverandering. Daarin kan de landbouw een belangrijke rol spelen door een vermindering van de uitstoot en door natuurbeheer. We zijn het samenleven met de natuur verleerd, maar dat moet en kan anders. In een groene stad is er meer welzijn en gezondheid, dus laten we daar vooral naartoe werken. Juist daarom komt er nu een verordening vanuit Europa die gaat zorgen voor natuurherstel.

Voorzitter. Daarom begrijp ik niet helemaal dat de inzet van dit kabinet niet erg positief lijkt ten aanzien van dit voorstel. Terwijl het kabinet erkent dat het herstellen en versterken van de biodiversiteit tot nu toe te weinig effect heeft gehad, is het toch kritisch op een verslechteringsverbod. Dit houdt in dat habitattypen en herstelde leefgebieden van soorten ook buiten de Natura 2000-gebieden niet mogen verslechteren. Ik begrijp niet waarom dit kabinet geen natuurgebieden buiten de beschermde Natura 2000-gebieden wil beschermen tegen achteruitgang. Ik hoor graag een reactie van de Minister op dit punt. We lezen in de reactie van het kabinet dat het kabinet eerst alle natuur in Nederland in kaart wil brengen en dat het kennis omtrent habitattypen en soorten mist. Kan de Minister toezeggen dat dit overzicht meegenomen wordt in de nieuwe rol van de ecologische autoriteit?

Daarnaast laat het kabinet weten dat dit een spanningsveld gaat opleveren in de energietransitie, ten opzichte van vergunningen voor omliggende woningbouw, infrastructuur en projecten. Ik vraag de Minister waar we het dan precies over hebben. Wat zijn de problemen die dit gaat opleveren en kunnen we niet omdenken? Waarom zijn onze vergunningen niet in balans met de natuur? Zou dat niet juist het uitgangspunt moeten zijn? Volt vindt van wel. Ik hoor hierop graag een reactie van de Minister.

Voorzitter. Biodiversiteit is een systeem en geen knopje waar je aan kunt draaien. Dit lezen we gelukkig ook terug in het rapport van Remkes. In dit rapport wordt een voorstel gedaan om gebieden in vier zones op te delen voor landbouwgebruik. De verschillende vormen van landbouw moeten in balans staan met de lokale leefomgeving. Juist daarom roep ik de Minister op om anders te gaan denken over het voorstel dat nu voorligt. Als aanvulling daarop: we zien dat bedrijven op zoek zijn naar nieuwe toekomstgerichte manieren. We lazen dat FrieslandCampina op dit moment intensivering aanjaagt, terwijl er juist meer moet gebeuren om duurzaamheid echt te belonen. Het bedrijf Arla pakt dat beter aan en beloont bredere doelen. Ik mis de regie vanuit het kabinet. Kunnen we bedrijven niet meer sturen op wat wél werkt en op hoe je toekomstgericht te werk kan gaan?

Als we echt werk willen maken van natuurherstel en een nieuwe manier van landbouw bedrijven, moeten we inzetten op een nieuw verdienmodel en duidelijkheid. Het kabinet geeft aan dat er op de middellange termijn een afrekenbare stoffenbalans geïmplementeerd kan worden. Zo kan gekeken worden wat de milieuprestaties van een bedrijf zijn. Volt zou hier graag een dashboard aan verbinden, waarin de boer zelf keuzes kan maken om te voldoen aan de doelen voor zijn gebied. Hij krijgt dan meer inzicht in wat er op zijn eigen erf gebeurt, wat erop komt en wat eraf gaat. We kunnen het dan ook breder trekken dan wat nu wordt voorgesteld in de afrekenbare stoffenbalans. Ik hoor graag hoe de Minister hierover denkt.

Het landbouwakkoord werd al even genoemd. Ik denk dat het heel erg goed is dat dat samenloopt met het rapport van Remkes, maar ik heb daar nog wel een vraag over. Kan de Minister aangeven hoe de zeven mogelijkheden van landbouw die in het akkoord staan, zich verhouden tot en passen bij de zones die in het rapport-Remkes staan?

Tot slot sluit ik me aan bij de vragen die de heer De Groot eerder stelde over duurzame schoollunches. Ik wil daar nog een vraag aan toevoegen. Ziet de Minister ook perspectief voor het creëren van meer mogelijkheden om duurzame werklunches gratis of goedkoper aan te bieden?

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Koekkoek. Zij sprak namens Volt. Dan gaan we nu naar mevrouw Beckerman, die spreekt namens de Socialistische Partij. Ik zag een filmpje voorbijkomen waaruit blijkt dat u ook nog bepaalde kunstzinnige talenten heeft. Ik zag u een huis beschilderen en dat zag er niet verkeerd uit!

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, voorzitter. Er staan vandaag veel stukken op de agenda, over de strijd tegen klimaatverandering, over de strijd tegen honger en over wat boeren hier en elders anders zouden kunnen of moeten doen. Dat is terecht, maar ik wil ook de olifant in de kamer benoemen: de macht van de markt wordt onderbelicht. Het zweet van de boer kan niet opboksen tegen het schuim van de handel.

Sinds de aanval op Oekraïne is de speculatie op voedsel enorm toegenomen. De speciaal VN-rapporteur voor extreme armoede en mensenrechten, Olivier De Schutter, constateert dat «er massaal gegokt wordt op honger (...) door roofzuchtige financiers die weddenschappen afsluiten op voedsel.» Hij becijfert dat voor elke procentpunt stijging van de graanprijs wereldwijd naar schatting meer dan 10 miljoen mensen in extreme armoede en honger vervallen. Onderzoeksjournalisten van de Afrikakrant The Continent illustreerden recent dat in 2018 een kwart van de contracten op de Parijse termijnmarkt voor maaltarwe in handen was van speculanten. Vier jaar later is maar liefst driekwart van deze voedselcontracten gericht op speculatie. Speculanten zien voedsel primair als verdienmodel. In tijden van inflatie, waar we nu middenin zitten, is er een bijkomende perverse prikkel. Het is voor speculanten aantrekkelijk om landbouwgrondstoffen enige tijd vast te houden in afwachting van verdere prijsstijgingen. De wereldwijde strijd tegen armoede en honger vraagt echt om regulering van de agrarische termijnhandel. Mijn vraag aan het kabinet is: zijn jullie het daarmee eens? Er zijn positielimieten, maar die werken echt onvoldoende. Ik zou graag een reactie willen op de waarschuwingen van de VN-rapporteur.

Voorzitter. De voedselzekerheid en de voedselprijzen spelen op dit moment natuurlijk ook in ons land een grote rol. We zien de rijen bij de voedselbanken enorm toenemen. Sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne en de daaraan gerelateerde stijging van de energieprijzen, zijn ook de prijzen van voedsel voor Nederlanders extreem gestegen, ook die van gezonde producten. Ik zou van het kabinet een betere uitleg willen over hoe dat kan. Is er voor supermarkten een dringende noodzaak om hun producten duurder te maken omdat ze een hogere inkoopprijs hebben? Want we zien dat heel veel boeren geen hogere prijs krijgen. Worden werknemers en toeleveranciers ineens beter betaald of gaat dit ook voor een groot deel naar de winsten van supermarkten? Wat kunt u doen aan deze prijsstijging voor consumenten? Vindt het kabinet ook dat supermarkten hierin wel erg machtig zijn geworden?

Volgens GfK betalen Nederlanders ondertussen 18,5% meer dan vorig jaar aan boodschappen. Dat percentage is veel hoger dan de inflatie. De vraag die hier al vaak gesteld is, en die ook door mijn collega Esther Ouwehand zeer eloquent werd gesteld tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, is: wat kan het kabinet direct doen aan de btw op groente en fruit? Wij blijven het zeer onbevredigend vinden dat een maatregel die direct genomen zou kunnen worden voor onbewerkte groente en onbewerkt fruit, niet genomen wordt. Dat zou heel veel Nederlanders namelijk direct kunnen helpen.

Voorzitter. De VVD vroeg het net: wanneer worden er binnen de keten nou afspraken gemaakt? Wij vinden het ook wel erg soft en verwachten van het kabinet echt meer om te zorgen dat boeren beter gaan verdienen en de supermarkten en toelevering wat inleveren. Want deze hoge marges leiden tot heel veel problemen bij boeren en huishoudens.

Voorzitter, ik ben door mijn tijd heen en ik dank u.

De voorzitter:

Netjes binnen de tijd, mevrouw Beckerman. Dank daarvoor. Dan gaan we nu tot slot van de eerste termijn van de Kamer naar de immer goedlachse geachte afgevaardigde Grinwis van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, u verhoogt de druk. Ik zal deze bijdrage met een glimlach proberen te doen.

Als laatste in de rij kun je altijd aansluiten bij heel veel goede vragen. Ik sluit onder andere aan bij de bananenvraag van collega Bisschop. Ik had het bij het Belastingplan ook al aan de orde gesteld. Het is ook iets wat belastingtechnisch en bij de Douane moet worden opgelost. Ik sluit me ook aan bij de vragen van collega Valstar over de glastuinbouw. Ik sluit me eveneens aan bij de vraag van mevrouw Beckerman om speculatie met voedsel tegen te gaan.

Voorzitter. Natuurlijk niet overal, maar op veel plekken op aarde, ons gemeenschappelijk huis, is klimaatverandering een grote bedreiging voor de voedselzekerheid. Deze zomer zagen we de ergste droogte in 500 jaar in Europa. De hitte- en droogtetrends liegen er niet om. Natuurlijk zien we soms ook positieve effecten, zoals de graanoogst in ons land van dit jaar, die heel goed was. Duidelijk is dat de nadelen de voordelen overschaduwen.

Vorige week mocht ik met wat collega's te gast zijn bij een diner van Plant the Future, georganiseerd door tal van organisaties die werk maken van de eiwittransitie. De Minister heeft duidelijke ambities. Ook Remkes adviseerde de eiwittransitie te ondersteunen. Tijdens mijn werkbezoek van afgelopen vrijdag bij Cosun kreeg ik te horen dat het maken van een sluitende businesscase voor eiwitrijke gewassen, zoals veldbonen, nog niet zo eenvoudig is. Een land als België geeft subsidie op de teelt van eiwitgewassen via een hectaretoeslag, de ecoregeling of gekoppelde steun in het nieuwe GLB, zelfs € 600 per hectare. Dat is niet bepaald een gelijk speelveld. Hoe wil de Minister zorgen voor een gelijk speelveld?

Extensivering en de teelt van rustgewassen spelen een grotere rol in het zevende actieprogramma nitraat. Hoewel sommige maatregelen uit de derogatiebeschikking echt onbegrijpelijk zijn, liggen hier ook wel kansen ten aanzien van het stimuleren van eiwitrijke gewassen. Wil de Minister hier maximaal gebruik van maken? Hoe zorgen we bijvoorbeeld dat de markt voor plantaardig voedsel gaat groeien? Welke rol ziet de Minister daarin voor supermarkten? Wil hij een voorbeeld nemen aan in dit geval Frankrijk of België, waar stunten met vlees niet meer is toegestaan? Je bent toch een rund als je met kostbaar vlees stunt? In Nederland gaan we naar soortgelijke wetgeving voor alcohol. Kan de Minister daaraan een voorbeeld nemen voor vlees?

Ook binnen de veeteelt liggen er klimaatkansen. Afgelopen vrijdag was ik na het bezoek aan Cosun op bezoek bij Joris Buijs, een Koeien & Kansenmelkveehouder in Etten-Leur, die zijn eigen veevoer verbouwt en melk produceert tegen zo'n beetje de kleinste klimaatvoetafdruk van Nederland. Kortom, er liggen in de melkveehouderij nog volop kansen om grote klimaatwinst te boeken. Hoe wil de Minister het zelf verbouwen van veevoer stimuleren?

Het opslaan van CO2 in onze huizen, het verbeteren van de bodem, het bijdragen aan een duurzaam verdienmodel voor boeren: er valt heel veel te winnen met de teelt en het gebruik van biobased bouwmaterialen van biogrondstoffen van eigen bodem. Ik heb meerdere keren de terechte klacht van boeren overgebracht dat het vernieuwde GLB, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, veel te laat wordt geïmplementeerd, waardoor ze niet meer tijdig kunnen anticiperen. Met andere woorden, maak van 2023 een overgangsjaar, een leerjaar.

Een ander punt is de vraag of het Nationaal Strategisch Plan in het kader van het vernieuwde GLB klimaatvriendelijk genoeg is. Pakken we de kansen voldoende? Waarom geven we, nu de bufferstroken verplicht worden, via de ecoregeling ook niet de stimulans om op die stroken biogrondstoffen voor de bouw te telen die zonder gewasbeschermingsmiddelen of bemesting gedijen, zoals hennep?

In de Europese bossenverordening, LULUCF, wordt de koolstofvastlegging door houtbouw wel erkend, maar de klimaatwinst van de verbouw van biobased biogrondstoffen niet. Hierdoor wordt de winst niet toegerekend aan de akkerbouw. Op dit moment vindt een herziening van die verordening plaats. Wil de Minister er in Europa voor pleiten dat 50% van de koolstofwinst van biobased bouwmaterialen toegerekend wordt aan de akkerbouw, net zoals dat in de bosbouw gebruikelijk is?

Voorzitter. Carbon credits bieden kansen en zijn noodzakelijk om het verbouwen van duurzame bouwmaterialen interessant te maken voor akkerbouwers. Er gaat echter ook veel mis met het principe van carbon credits. Veel buitenlandse projecten zijn hoaxes en zijn in het ergste geval zelfs slecht voor de biodiversiteit. Ze houden vaak ook geen rekening met de rechten van de lokale bevolking. Bovendien hoeven vervuilende bedrijven op deze manier niet te besparen op hun CO2-uitstoot. Het is dus veel beter om het compenseren van uitstoot lokaal te houden, in Nederland dus, en alleen als de uitstoot echt onvermijdelijk is. Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie die vraagt om een eenduidige certificeringsmethode voor carbon credits en van de motie van collega De Groot inzake koolstofcertificaten? Kan de Minister ervoor zorgen dat de compensatie met die koolstofcertificaten lokaal gebeurt, en dus in Nederland blijft, voor Nederlandse bedrijven? Dat zou samen met de aanpassing van het Bouwbesluit, waarom de Kamer deze week vroeg, enorm helpen bij het vergroten van de vraag vanuit de bouw naar Nederlandse biobased bouwmaterialen.

De voorzitter:

U dient af te ronden, meneer Grinwis. U bent ruim over uw tijd heen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Oké. Tot slot nog een vraag over de stoffenbalans. Hoe wil de Minister deze realiteit gaan maken op het boerenerf?

Ik ben ook benieuwd naar uitvoering van de motie inzake de visserij en het antwoord op de vraag hoe de visserij tegemoet te komen.

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Grinwis. Er is een interruptie van mevrouw Vestering.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank aan de heer Grinwis voor zijn inbreng. Ook bij hem hoor ik nadrukkelijk dat het nodig is om toe te werken naar een meer plantaardige toekomst. Dat is fijn om te horen. Ik lees vanmorgen het bericht over de vergassing van 300.000 dieren. Dan voel ik heel sterk dat we echt niet langer moeten wachten met het stimuleren door de overheid van een meer plantaardige toekomst, en dus ook slim moeten nadenken over hoe we met zulke situaties omgaan. Ik begrijp heel goed dat dit niet het zoönosedebat is, maar het is wel een landbouwdebat. We moeten bekijken hoe we omgaan met zo'n situatie. Als we het hebben over het toewerken naar een meer plantaardige toekomst, wat moeten we dan nu al doen? Hoeveel tijd geven we de Minister daarvoor? Gaan we dan bijvoorbeeld de stallen weer vullen waarin de dieren zaten die nu vergast worden? Hoe gaan we bijvoorbeeld om met die 128 bedrijven in de omgeving van deze uitbraak? Dat zijn vragen die nu spelen. Wat mij betreft kunnen we het niet pas over een paar jaar gaan invullen, maar hebben we nu actie van de Minister nodig.

De voorzitter:

De heer Grinwis. Het antwoord mag korter dan de vraag, alstublieft.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Het zoönosedebat was vorige week. Daar kon ik zelf niet bij zijn. Ik ga nu niet allemaal risicovolle antwoorden geven, want ik heb dat debat nog niet teruggeluisterd. Wel laat de zoönosecrisis waarin we zitten denk ik zien dat we op zoek moeten naar een nieuwe balans tussen het houden van pluimvee en de dichtheid waarmee dat op dit moment gebeurt. Die dichtheid is op dit moment wel heel hoog. Tegelijkertijd zijn er natuurlijk ook andere oplossingen mogelijk, zoals het inenten van kippen. Het is verschrikkelijk hoe wij nu miljoenen kippen vergassen. Dat ben ik helemaal met collega Vestering eens. Dat wil nog niet zeggen dat ik meega met haar suggestie om dan nu gelijk maar tegen boeren die nu geconfronteerd worden met het ruimen van het pluimvee op hun bedrijf, te zeggen: je mag je stal niet meer vullen. Dat vind ik best wel ingrijpend. Daar ga ik dus niet zomaar in mee. Maar dat de Minister aan de slag moet met stappen om tot een nieuwe balans te komen, bijvoorbeeld in de Gelderse Vallei en andere regio's van ons land waar de dichtheid erg hoog is, moge duidelijk zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kan de leden, gezien mijn ervaringsdeskundigheid, alvast verklappen dat we de tweede termijn echt kunnen vergeten. De Minister moet zich met zijn team ook goed kunnen voorbereiden op de beantwoording. Sommigen willen ook nog even een sanitaire stop en dergelijke maken. We zijn hier terug om 11.55 uur. Bereidt u zich er maar op voor dat de tweede termijn niet zal doorgaan, wil de Minister fatsoenlijk kunnen antwoorden. Tot zo meteen.

De vergadering wordt van 11.32 uur tot 11.58 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan het woord is dadelijk onze kersverse Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik heb de Kamerleden er al op gewezen dat er geen tweede termijn komt. Dat is onmogelijk. We kunnen nu ook maar twee interrupties toestaan. Ik wil de Minister eigenlijk vragen om alleen op hoofdlijnen te antwoorden en de rest schriftelijk te doen. Uiteraard kunnen de leden een tweeminutendebat aanvragen. Dan kunnen we ons naar de plenaire zaal verplaatsen, maar andere opties en smaken zijn er niet in dit uur. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter, wat bedoelt u met hoofdlijnen? Ik hoop dat de vragen die wij hebben gesteld, gewoon beantwoord worden.

De voorzitter:

Het gaat er nu om dat er op sommige onderwerpen meerdere vragen zijn gesteld. Een deel zal schriftelijk beantwoord moeten worden. We hebben geen andere keuze, want over een uur ga ik afhameren. De Minister heeft normaal gesproken al langer dan een uur nodig, zonder jullie interrupties. Ik wil wel twee korte en puntige interrupties toestaan. Er zal echt een tweeminutendebat moeten komen voor extra tijd. Er zijn geen andere mogelijkheden. Mevrouw Vestering.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Een tweeminutendebat is natuurlijk ook bedoeld om moties in te kunnen dienen, maar dit gaat nog echt over het onderlinge debat met elkaar. Dit is nu al het tweede debat achter elkaar waarin een tweede termijn niet mogelijk is. Ik zou dus echt aan de Griffie willen vragen om goed te bewaken dat er voldoende ruimte is ingepland voor debatten, zodat we met elkaar in gesprek kunnen blijven gaan. Er moet ook ruimte zijn voor onderlinge interrupties. Dan moeten we misschien maar ruimer gaan plannen.

De voorzitter:

Dat gebeurt ook. Ik zit ook vaak voor bij andere commissies. De Kamerleden kunnen zelf bij meerderheid bepalen dat het vier uur wordt. Daar kunnen we de Griffie niet op aankijken. Ik heb laatst in een commissiedebat gezeten van zes uur. Dat kan allemaal, als er maar een meerderheid voor is. Dat ligt dus allemaal aan uzelf. Ik moet hier die drie uur bewaken. Ik ga nu beginnen. Het woord is aan de Minister.

Minister Adema:

Dank u wel, voorzitter. Ik houd een korte inleiding. Misschien is het verstandig dat ik de vragen wat lezend beantwoord. Dat geeft mij de ruimte om het wat puntig te gaan doen. Daardoor kunnen we misschien toch een heleboel vragen behandelen.

De voorzitter:

Werkt de Minister in blokjes? Dan had ik die graag geweten in verband met dat we iedere keer pas aan het einde van een blokje interrupties toestaan.

Minister Adema:

Ik heb een blokje landbouw, GLB enzovoorts. Ik heb een blokje klimaat, ik heb een blokje keten supermarkten en ik heb een blokje voedsel, meneer de voorzitter.

Ik begin even in z'n algemeenheid met een korte inleiding. Ik zeg tegen u allemaal: de landbouw heeft toekomst in Nederland. De boeren hebben toekomst in Nederland. De tuinders hebben toekomst in Nederland. De akkerbouwers hebben toekomst in Nederland. Ik heb in mijn eerste weken als Minister gezien dat heel veel boeren op hele innovatieve wijzen bezig zijn met de transitie naar kringlooplandbouw. Dit soort boeren ziet ook wel kansen voor de toekomst. Boeren spelen natuurlijk een onmisbare rol in onze voedselvoorziening. De boeren spelen een onmisbare rol in de kwaliteit van het vitale platteland. Boeren spelen op heel veel plekken ook een belangrijke rol in natuurbeheer en landschapsbeheer.

We weten ook dat de landbouw staat voor enorme uitdagingen. Dat is vandaag veel aan de orde geweest. Overigens staan wij daar als gehele samenleving voor. Ik heb al eens eerder gezegd: de focus ligt op de boeren, maar wij moeten ons realiseren in dit land dat wij allemaal voor hele grote opgaven komen te staan. Die gaan ons allemaal raken, niet alleen de boeren. Ook andere sectoren staan aan de lat voor hele grote opgaven. Laten we dat niet vergeten.

De uitdagingen gaan over klimaat, stikstof, dierwaardigheid en zoönosen. In dat kader is er vandaag weer een ruiming aangekondigd van 300.000 dieren. Ik vind dat echt verschrikkelijk. Ik heb in het zoönosedebat al aangegeven dat ik een intensivering ga doen op het zoönosebeleid, om er ervoor te zorgen dat we nu echt maatregelen gaan nemen die gaan helpen om dit soort grote ruimingen te voorkomen. Die ruimingen zijn maatschappelijk niet verantwoord. Ze hebben een enorme impact op eerst de dieren zelf en niet in de laatste plaats de ondernemers. Het heeft een enorme impact. Wij moeten kijken of wij daar echt van af kunnen komen. Neem dierengezondheid bijvoorbeeld. Al dat soort opgaven vragen een inspanning van ons allemaal.

Mij valt op, en dat zeg ik ook even naar de toekomst toe, dat vooral heel veel jonge boeren buitengewoon gemotiveerd zijn om die stap naar voren te zetten, naar die toekomst te kijken en met de opgaven aan de slag te gaan, in de transitie naar een nieuwe landbouw die voor hen perspectief biedt en waarin zij ook in de toekomst een heel goede boterham kunnen verdienen. Ik heb in de afgelopen weken heel veel boeren gesproken, zoals u misschien heeft begrepen, en die jonge boeren maken diepe indruk op mij. Zij zijn ook bereid om de transitie met alle grote opgaven van dien aan te gaan, maar vragen wel: geef ons duidelijkheid, geef ons richting en geef ons ook een beetje zekerheid dat datgene wat wij doen, ook in de komende tientallen jaren oplevert wat wij er graag van willen hebben, namelijk een goed verdienmodel.

In de aanpak van de nieuwe landbouw is het verdienmodel van de boeren voor mij dan ook leidend. Voor mij is niet direct het verdienmodel van de keten en niet direct het verdienmodel van de supermarkten, maar het verdienmodel van de boeren het vertrek- en het eindpunt. Ik kom daar zo nog op terug. Het is belangrijk, zoals Remkes ook zegt, dat wij in die transitie naar de toekomst toe de hele bocht in beeld hebben, dat we dus alles meenemen en dat op zodanige wijze doen dat er een zekere mate van rust gecreëerd kan worden in de sector.

Voorzitter. Dat is wat mij betreft de aftrap. Ik ga nu graag over tot de beantwoording van de vragen. Ik begin met het verdienmodel van de boeren, waar ik net al een pleidooi voor hield, eigenlijk de ketenaanpak. Daar zijn veel vragen over gesteld. Laat ik daar in z'n algemeenheid antwoord op geven. Voor het nieuwe verdienmodel van de boeren is de keten van buitengewoon groot belang. Dat geldt voor de keten in de aanvoer en voor de keten in de afname. We moeten ervoor zorgen dat het verdienmodel van de boer bij de boer zelf zodanig robuust is, dat we alles wat daar negatieve effecten op kan hebben, in de keten als het ware wegdrukken, omdat die boer dat verdienmodel moet hebben. U weet dat ik in de komende periode op weg ga naar een landbouwakkoord. Ook in dat landbouwakkoord zal de keten een plek krijgen, maar ik denk dat de keten nu moet gaan leveren; laat ik daar ook duidelijk in zijn. Dat betekent dat ik aan de ene kant vanzelfsprekend het gesprek oppak met de keten om te komen tot goede maatregelen, maar dat ik ondertussen ook werk aan een pakket van maatregelen die dwingend en juridisch afdwingbaar zijn.

Als voorbeeld – dat staat ook in het coalitieakkoord – heb ik binnenkort een afspraak met de directie van de ACM om te kijken hoe we in de keten de marktordening op een zodanige manier kunnen organiseren dat het verdienmodel van de boeren robuuster wordt. Daar ga ik mee aan de slag. Ik schuw dus harde instrumenten niet, maar ik wil wel graag de tijd tot het afsluiten van het landbouwakkoord benutten om met de keten tot goed afrekenbare afspraken te komen. Lukt dat niet, dan wil ik wel een gereedschapskist klaar hebben staan. Ik probeer het met praten, maar als dat niet lukt, gaan we de stok inzetten die al een paar keer langskwam. We beginnen dus met de wortel, maar de stok staat klaar; laten we het zo maar zeggen.

Voorzitter. Daarmee heb ik volgens mij de keten wel gehad. Nog even over duurzaam voedsel. Ook daarin is de vraag: wat gaan we doen met de keten? Natuurlijk, de hele landbouw gaat verduurzamen. En natuurlijk betekent dat dat we op termijn naar alleen nog maar duurzaam voedsel gaan. Dat is niet alleen biologisch voedsel. Het is breder, maar het is wel duurzaam voedsel en wij moeten natuurlijk met de keten harde afspraken maken om dat duurzame voedsel in de schappen te krijgen. Dat is buitengewoon belangrijk.

Voorzitter. Tot zover op hoofdlijnen de beantwoording inzake de keten.

De voorzitter:

Blokje één. Allereerst een vraag van mevrouw Beckerman. Zij was eerst. Dan de heer De Groot, dan mevrouw Bromet en dan mevrouw Vestering. Mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik zei net tegen mijn collega – en ach, je mag complimenten best herhalen – «lekker tempo, mooie toon, goed accent ook». Ja, dat mag best. Trots op het Noorden, jazeker.

Minister Adema:

Voorzitter, er is mij verzekerd dat ik dat accent niet moet loslaten als ik naar de boeren ga en met de agrarische sector aan de slag ga. Dus dat doe ik dan ook maar niet.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat vind ik ook. En ik waardeer dat ten zeerste. Ik vind het ook mooi dat de Minister direct zegt: ik schuw harde maatregelen niet en de stok staat klaar. Kan de Minister iets concreter aangeven wat die stok dan bijvoorbeeld zou kunnen zijn?

Minister Adema:

Nee, dat ga ik nu niet doen. Als ik aangeef dat ik bijvoorbeeld met de ACM in gesprek ga om te kijken of we marktordenende maatregelen kunnen nemen, dan begrijpt u dat ik bereid ben om hele stevige maatregelen te nemen. Maar ik wil dat wel op de juiste manier doen. Ik wil eerst kijken welke mogelijkheden ik heb, want ik kan hier wel wat gaan roepen, maar als blijkt dat ik die gereedschapskist daarmee niet kan vullen, dan staan we weer aan het begin. Ik wil dus eerst goed onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor dat landbouwakkoord, inclusief juridisch afdwingbare mogelijkheden. Als het landbouwakkoord mij op dat terrein te weinig oplevert, dan schuw ik niet om ook juridische maatregelen in het landbouwakkoord op te nemen.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman, dat is dan ook meteen weer uw laatste vraag. Dat is een nadeel.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dan bewaar ik ’m. Excuus, dat had ik niet door. Dank u.

De voorzitter:

Meneer De Groot? Hij ziet af van zijn vraag. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik had alleen een punt van orde. Ik zou het fijn vinden als in de beantwoording even de vraag herhaald zou worden, zodat het antwoord daar dan op volgt. Het onderwerp van zonet heb ik helemaal niet voorbij horen komen in het debat. Het zal wel een antwoord geweest zijn op een vraag, maar dan weet ik niet meer welke vraag dat was.

De voorzitter:

Dan zijn we klaar en gaan we naar blokje twee. De Minister heeft het gehoord en ik zal het niet als interruptie tellen, mevrouw Bromet.

Dan gaan wij naar blokje twee en dat gaat over klimaat, meneer de Minister.

Minister Adema:

Klimaat is een dikker blokje. En dat is ook logisch, want dan gaat het over die grote opgave waar wij met elkaar voor staan. Er zijn vragen gesteld over het Klimaatakkoord 2018. Hoe staat het met de veenweidegebieden? Hoe staat het met de mooie voornemens? Wanneer worden er voor de drie sectoren landbouw, glastuinbouw en veehouderij/veenweidegebied sectorale klimaatdoelen gesteld? Het antwoord op een vraag van mevrouw Bromet over koolstofwaardering zit hier ook tussen.

Laat ik beginnen met de hoofdlijnen, dan ga ik daarna in op specifieke vragen die gesteld zijn. Er ligt een enorme klimaatopgave. Dat is ook wel uitgesproken. Die klimaatopgave reikt niet alleen tot 2030, maar tot 2050. Ik ben mij dat zeer bewust. Wij werken natuurlijk ook als kabinet aan de klimaatopgave voor de toekomst. We hebben er ook regelmatig bewindsliedenoverleg over, ook met mijn collega voor Klimaat en Energie, om te komen tot de verdere invulling van de klimaatopgave voor na 2030. Dat is nog niet uitgekristalliseerd, maar wij werken er hard aan. Wij zien immers dat het noodzakelijk is, gezien het Akkoord van Parijs enzovoorts.

Daarnaast heb ik al gezegd dat wij ook in de landbouw een horizon hebben die verder reikt dan 2030. Ik zal de klimaatdoelen dus ook moeten meenemen in het landbouwakkoord, omdat ook dat een verdere horizon heeft dan 2030. Vanzelfsprekend neem ik dat mee.

De heer De Groot vroeg naar de drie sectoren en de doelen. Die doelen worden straks in het kader van het NPLG gedefinieerd en mijn collega mevrouw Van der Wal zal die doelen meenemen in het NPLG. Begin volgend jaar zullen ze gedefinieerd zijn.

De gebiedspilots in de veenweidegebieden lopen nog. Ik stel voor dat ik uw Kamer na afloop van die pilots zal informeren over de uitkomsten ervan.

Ik krijg een seintje van mijn ondersteuning of ik de naam van de vraagsteller even expliciet wil noemen. Dat ga ik vanaf nu keurig netjes doen. Dat vergroot misschien bij u de attentiewaarde weer: nu ben ik aan de beurt! Dat gaan we doen.

Dus mevrouw Bromet, hier komt-ie. Dit gaat over de bijdrage van de CO2-reductie in veenweidegebieden. Het totale budget uit het Klimaatakkoord voor veenweidegebieden was 276 miljoen. De provincies hebben aangegeven naast de uitkering van 100 miljoen aan impulsgelden nog eens 105 miljoen euro bij te dragen. Over de uitrolmiddelen is het gesprek nog gaande. Deels gaat het budget ingezet worden voor aanvullende maatregelen aan het watersysteem, waar waterschappen waarschijnlijk ook aan zullen bijdragen. De 76 miljoen voor onderzoek en pilots wordt deels besteed aan het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweide. Die pilots worden medegefinancierd door provincies, waterschappen en gemeenten. Dat loopt nog. Over de voortgang van dat beleid wordt uw Kamer geïnformeerd via de Klimaat- en Energieverkenning en de Klimaatnota die op 1 november zal verschijnen.

Dan nog even over het veenweidegebied. Vijf van de zes veenweideprovincies hebben hun eerste regionale veenweidestrategie opgesteld, naar aanleiding van uw initiatiefnota Veen red je niet alleen. De provincies verbreden deze plannen naar integrale gebiedsplannen voor klimaat, water en stikstof. Zij nemen ze natuurlijk ook op in de provinciale gebiedsplannen van het NPLG. Overigens zijn de provincies ook al gestart met de uitvoering. Ze nemen de eerste maatregelen in de veenweidegebieden. Parallel aan die uitvoering wordt nog onderzocht wat de effectiviteit is van de mogelijke maatregelen voor de reductie van broeikasgassen via het meerjarige Nationale Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweide en het Nationale Innovatieprogramma Veen. Eigenlijk komt het er dus op neer dat we gaandeweg deze periode verschuiven van onderzoek naar uitrol en uitvoering.

Daarmee heb ik volgens mij ook antwoord gegeven op de twee vragen van de heer Valstar over het veenweidegebied en de gebiedsgerichte aanpak.

De heer De Groot vroeg of ik één akkoord met de landbouw kan noemen dat heeft geleid tot effect. Daaruit klinkt voor mij toch een beetje wantrouwen tegenover de boer. Ik heb de afgelopen periode nogal met boeren gesproken, ook over Remkes en over het landbouwakkoord. Zoals ik al zei is de agrarische sector zich er zeer van bewust dat er grote opgaven liggen en dat er dus ook een verandering, een stevige transitie, gaat plaatsvinden in de landbouw. Ik heb de overtuiging dat het echt de inzet van de landbouw is om te komen tot goede afspraken met de overheid, waarbij we natuurlijk ook de ketenpartijen niet moeten vergeten.

Als ik overigens kijk naar het verleden waar de heer De Groot aan refereert, dan zie ik wat voor effecten de aanpak van antibiotica heeft gehad in de sector. Als ik kijk naar de Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw, een glastuinbouw die nota bene de doelstelling heeft om al in 2040 klimaatneutraal te zijn, dan vind ik dat een compliment waard aan deze sector. Ik kom vanzelfsprekend nog terug op de glastuinbouw.

De heer De Groot vroeg ook naar de methaanstrategie. U weet dat wij in het kader van Europa moeten komen met een methaanstrategie. Als alles meezit, komt die half november naar uw Kamer.

Als het gaat om klimaatdoelstellingen heb ik het gehad over de stok. Die hoort natuurlijk ook bij het instrumentarium dat ik ga bouwen. Daarbij worden ook dwingende instrumenten op voorhand niet geschuwd, al wil ik wel eerst het gesprek met elkaar voeren. Daarnaast is voor de glastuinbouw in een Kamerbrief over het samenhangend pakket glastuinbouw aangegeven dat er een nieuw individueel sectorsysteem wordt uitgewerkt ter vervanging van het CO2-sectorsysteem. Dit systeem zal per 1 januari 2025 in werking treden. Verder nemen we natuurlijk de klimaatdoelstellingen ook mee in het NPLG. Ze vormen ook de basis, het uitgangspunt en de kaders voor het landbouwakkoord.

Dan de vraag van de heer Thijssen over de technische briefing van de planbureaus, die stellen dat de klimaatopgave zwaarder zal zijn dan de stikstofopgave, met name wat betreft de klimaatneutraliteit.

Meneer Thijssen, u komt net op tijd binnen! Ik wilde uw vraag net beantwoorden en ik vond het al jammer dat u er niet was. Ik ben blij om u te zien. In 2030 moet Nederland minimaal 55% minder broeikasgassen uitstoten dan in 1990. Dat is al een forse opgave, waar alle sectoren aan bij zullen moeten dragen. Ik zeg bewust «alle sectoren». Op dit moment richt het NPLG zich op de klimaatopgave tot 2030. Daar zitten nog niet de doelstellingen in tot 2050, maar zoals ik al zei: we houden wel rekening met die doorkijk naar 2050, ook omdat we voor de landbouw de stip op de horizon na 2030 zetten.

De heer Valstar had het over de glastuinbouw. Daar zijn grote problemen. Op dit moment heeft dat voornamelijk te maken met de energiekosten. U weet dat er een regeling in het leven is geroepen voor het mkb, waar de glastuinbouw op kan meeliften. Helaas valt de glastuinbouw, zoals u weet, onder een ander staatssteunkader dan het mkb. Op dit moment is het € 63.000, maar het wordt verhoogd naar € 93.000. We zijn nog in gesprek om te kijken of we de plafonds gelijk kunnen trekken. Dat gesprek binnen het kabinet loopt nog. Daarnaast heb ik met de Minister voor Klimaat en Energie gesproken en gezegd dat het tijd is om de klimaatopgave, de beschikbare middelen daarvoor en de opgave voor de tuinbouwsector te versnellen. Daar is hij het helemaal mee eens. Ik ga nu versneld om tafel met de heer Jetten om te komen tot een versnelde aanpak van de klimaatopgave in de glastuinbouw. Als we dat doen, dan kan dat heel veel verlichting bieden ten opzichte van de hoge energiekosten. Daar zit een causaal verband tussen. Vandaar dat ik daar extra druk op zet met de Minister. Natuurlijk ga ik hierover ook in gesprek met de sector.

De voorzitter:

Ik krijg overigens zojuist door dat er stemmingen zijn om 12.50 uur, inclusief hoofdelijke stemmingen. Dat betekent dat ik al om 12.50 uur moet afhameren. We hebben dus nog een halfuurtje.

Minister Adema:

Laat u verrassen, voorzitter!

De voorzitter:

Zeker, meneer de Minister. Meneer De Groot, u komt dadelijk als eerste aan de beurt als het blokje is afgelopen.

Minister Adema:

Wat mij betreft is het blokje klimaat afgelopen, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer de Minister. Eerst meneer De Groot en dan de rest.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Het reduceren van antibiotica is iets wat de sector inderdaad goed gedaan heeft. Maar de reden daarvoor is dat er ook een marktbelang was en dat het via de verwerkende industrie gebeurt. Mijn vragen over wat u wel of niet kunt afspreken met boeren drukken geen wantrouwen uit, maar als u een afspraak maakt, wil ik wel weten wat bijvoorbeeld LTO de boeren kan opleggen. Wat is hun belang om zich aan de afspraken te houden? De suggestie werp ik dus verre van mij. Het vertrouwen is er, maar dat moet ook worden verdiend. Daarom noemde ik die stok achter de deur, ook vanwege het marktbelang.

De CO2-uitstoot van de glastuinbouw is gestegen. De Minister begraaft zijn portefeuille bijna in die van zijn collega. Maar wat heeft het NPLG te maken met een klimaatafspraak uit 2018? Ik ben zelf even gaan rekenen. Er moet 18,9 megaton gereduceerd worden: 4,3 megaton in de glastuinbouw en 14,6 megaton in de veehouderij en akkerbouw. Dat is toch de afspraak die u de sectoren kunt opleggen? Waarom gaat u dat inbouwen in een ander proces?

Minister Adema:

Omdat we met elkaar hebben afgesproken dat we de opgave per sector meenemen in het NPLG. Daar komen we in de januaribrief bij u op terug.

De voorzitter:

Meneer De Groot, dit is uw laatste interruptie.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voor de veenweidegebieden kan ik me daar iets bij voorstellen, want dat is echt een gebiedsgericht element. Maar de rest is gewoon sectoraal, dus ik zou daar toch nog even goed over nadenken. Ik weet niet met wie u dat heeft afgesproken.

De voorzitter:

Ik heb met niemand wat afgesproken, maar ik denk dat u de Minister van LNV bedoelt.

Minister Adema:

U kunt dit verwachten in de brief van januari over het NPLG.

De voorzitter:

Dat staat genoteerd. Dank u wel. Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik dank de Minister voor de inleiding, maar hij is de visserij vergeten te noemen. De landbouw gaat om een heleboel dingen, maar er werd even vergeten dat het gaat om voedsel. Dat ten eerste.

Ik heb nog een vraag over de glastuinbouw. Ik heb gevraagd of de Minister ervoor kan zorgen dat de tuinbouwsectoren gebruik kunnen maken van de Europese regelingen, omdat zij geen aanspraak maken op het GLB. Die vraag is nog niet beantwoord door de Minister.

Minister Adema:

De beantwoording van die vraag heb ik niet bij de hand, mevrouw Van der Plas. Maar als het goed is, kom ik er zo nog bij u op terug in het slotstapeltje dat ik nog heb.

Uw opmerking over de visserij is zeer terecht. Ik maak heel vaak de vergissing «Landbouw, Natuur en Visserij». De vissers zijn daar blij mee. Ik weet niet of ze blij zijn met hun situatie op dit moment – dat is wat anders – maar ik ga binnenkort bij ze op bezoek om de problemen te bespreken.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Er ontvouwt zich een vrij ingewikkeld beleidsprogramma, waarin het NPLG, de perspectiefbrief en het landbouwakkoord een rol spelen. Het is mij nog niet helemaal duidelijk waar wat precies in komt te staan, maar mijn vraag is als volgt. Het is goed dat de provincies bezig zijn met de veenweidestrategieën. We staan aan de vooravond van de implementatie. Komt er in de perspectiefbrief een pakket met maatregelen dat de provincies kunnen gebruiken om over te gaan van de pilotfase naar de uitrol van de waterpeilverhogingen? Het lijkt mij dat een boer moet weten wat hij terugkrijgt voor een waterpeilverhoging.

Minister Adema:

Die perspectiefbrief heet wat mij betreft niet meer «perspectiefbrief», maar «landbouwbrief». Ik kom in november met die landbouwbrief, die moet landen in een landbouwakkoord. In de landbouwbrief zullen kaders meegegeven worden voor het landbouwakkoord. De situatie in veenweidegebieden, de rol van de provincies, de inzet van middelen en de uitvoering daarvan zullen een plek krijgen in het landbouwakkoord. De kaders zullen worden meegegeven in de brief van november, maar het landbouwakkoord zal een concrete aanpak bevatten voor de veenweidegebieden.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet, dit is uw laatste interruptie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Die gebruik ik graag hiervoor. Het is nieuw voor mij dat we een perspectiefbrief krijgen die niet «perspectiefbrief» heet maar «procesbrief» en die iets vooruitschuift waar we al een hele tijd op zitten te wachten. Klopt dat?

Minister Adema:

Wij gaan niks vooruitschuiven, mevrouw Bromet. Dan kent u deze Minister nog niet. De brief die in november tot u komt, zal de lijnen schetsen waarlangs de landbouw zich zal moeten gaan omvormen. Die gaat dus over de transitie. Daarin zullen heldere kaders staan, binnen de doelen van het klimaat enzovoort. Daarover gaat de eerste helft van de brief. De tweede helft gaat over het proces om te komen tot een landbouwakkoord. Het is dus niet een procesbrief. Het heeft wel degelijk te maken met een eerste visie op hoe de landbouw er over een tweetal decennia uitziet.

Mevrouw Vestering (PvdD):

De Minister heeft het over een grote opgave, waarbij een stok achter de deur nodig is. Ik ben dat met de Minister eens. De Minister gaat in gesprek met de sector en werkt ondertussen aan dwingende instrumenten en wet- en regelgeving als stok achter de deur. Mag ik erop vertrouwen dat de bestaande wet- en regelgeving, zoals de drie wetswijzigingen op de Wet dieren, die ik vorig jaar tijdens mijn maidenspeech indiende en die zijn aangenomen in de Tweede Kamer en zelfs unaniem in de Eerste Kamer, ook in werking treedt? Gaat de Minister dat regelen?

De voorzitter:

Dat gaan we nu horen.

Minister Adema:

Ik kan u geruststellen. Wij komen binnenkort naar de Kamer met een wetswijziging die ook recht doet aan uw amendement.

De voorzitter:

Mevrouw Vestering, dit is uw laatste interruptie.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik heb de Wet dieren als Kamerlid op drie punten gewijzigd: een fokbeperking in uitzonderlijke gevallen, als het gaat om het dierenwelzijn, brandveiligheidseisen om stalbranden te voorkomen, wat heel belangrijk is, en een dierwaardige veehouderij, het feit dat we dieren niet langer aan de veehouderij aanpassen maar andersom. De Minister heeft deze amendementen, die zijn aangenomen in de Tweede Kamer en unaniem in de Eerste Kamer, niet ondertekend. Ik vraag de Minister of hij deze wet- en regelgeving, deze stok achter de deur, gaat ondertekenen.

Minister Adema:

Over het laatste amendement, het amendement over de houderij, heb ik nu al iets gezegd. De andere twee heb ik op dit moment gewoon even niet in beeld. Ik weet het even niet. Ik kan u dus het antwoord niet geven, omdat ik het even niet weet. Ik heb gewoon de kennis niet.

De voorzitter:

De Minister vervolgt.

Minister Adema:

Het is aan de Minister om de antwoorden te formuleren, meneer De Groot. En als u zegt dat het antwoord «ja» is, dan vraag ik toch nog even na of dat antwoord inderdaad ook «ja» moet zijn. Misschien dat we het zo nog kunnen meenemen en anders kom ik daar schriftelijk bij u op terug.

De voorzitter:

Inderdaad. De heer Bisschop voor een interruptie.

De heer Bisschop (SGP):

Een korte vraag met betrekking tot de glastuinbouw. Het is heel goed dat er een gesprek plaatsvindt met de Minister voor Klimaat over de plafonds. Wanneer kan daar meer duidelijkheid over gegeven worden? De nood is namelijk hoog.

Minister Adema:

Ik weet hoe hoog de nood is, dus zo snel mogelijk. Ik kan u er op dit moment echter geen toezegging over doen, omdat ik ook van anderen afhankelijk ben hierin. Ik heb ook bij de heer Jetten de urgentie gevoeld om hier zo snel mogelijk mee aan de slag te gaan. De komende weken vinden er ook gesprekken plaats over het plafond naar die € 160.000.

De voorzitter:

Kan de Minister bij benadering aangeven wanneer dat zal plaatsvinden?

Minister Adema:

Indicatieve benaderingen in de Tweede Kamer zijn altijd lastig, want voordat je het weet heb je het aan de broek hangen.

De voorzitter:

We moeten u ergens aan kunnen houden als Kamer.

Minister Adema:

Zo snel mogelijk, maar ik kan u op dit moment geen datum geven en ook geen termijn. De urgentie is hoog. Ik begrijp ook de urgentie van de sector, maar ik moet wel tijd hebben om dit samen met de Minister voor Klimaat en Energie te kunnen uitwerken. Dat moet zo snel mogelijk, omdat het voor de energierekening van de tuinders enorm kan helpen als we daarin versnellen. Weet in ieder geval dat ook de heer Jetten heel graag hierin wil versnellen. Dus wat dat dat betreft strijden we schouder aan schouder om zo snel mogelijk voortgang te krijgen.

De voorzitter:

Minister, het probleem is dat we als controlerend orgaan iets moeten hebben waar we u aan kunnen houden. «Zo spoedig mogelijk» kan voor u ook «volgend jaar in de zomer» zijn, terwijl het voor anderen «nog voor de kerst» kan betekenen. Dus vandaar dat ik vraag of u bij benadering toch een toezegging kunt doen.

Minister Adema:

Ik doe geen toezegging op tijd, maar als u zegt «het kan volgend jaar zomer worden», dan onderschat u het bewustzijn van deze Minister over de nood die er leeft in de sector. Dus ik ga er veel sneller intensief mee aan de slag, maar het is tevens een complex probleem. Er moeten gelden vrijgemaakt worden uit het klimaatfonds. We moeten het dus ook goed regelen. Ik ga er geen toezegging over doen, maar weet dat ik echt alles op alles zet om zo snel mogelijk met een toezegging te komen. Als het de Kamer allemaal te lang duurt, dan hoor ik dat wel van de Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer de Minister. Eerst de heer Thijssen en dan de heer Valstar.

De heer Thijssen (PvdA):

Toch nog heel even over de brief van november. Die bestaat uit twee delen. Het tweede deel gaat over het landbouwakkoord en het eerste gaat over het Nationaal Programma Landelijk Gebied. We zitten wel heel erg te wachten op een antwoord op de vraag hoe de boeren na de transitie een eerlijk inkomen gaan verdienen voor het voedsel dat ze produceren. En dat kunnen dan niet de 40 kantjes zijn die we net hebben gehad. Ik hoop dus wel dat er gewoon komt te staan: zo gaan we het doen. Anders zijn we nog geen stap verder.

Minister Adema:

Ik zal nog even proberen uiteen te zetten wat u kunt verwachten van ons, want daar is nog wat onduidelijkheid over. In november komt van de zijde van Minister van der Wal de hoofdlijnenbrief over het NPLG. Daarnaast komt er van deze Minister een brief over de toekomst van de landbouw, de landbouwbrief zeg maar, waarin het erom gaat een doorkijkje te geven naar de toekomst van de agrarische sector. Zo gaat dat er wat ons betreft uitzien en daarover kunnen we dan met elkaar het debat voeren. Er zal daarin ook een kaderstelling zijn wat betreft het landbouwakkoord dat we ergens begin volgend jaar sluiten. De landbouwbrief zal qua inhoud een aantal kaders meegeven. Daarnaast zal in die brief het proces beschreven worden om te komen tot dat landbouwakkoord. Dat is meer procesmatig, maar het eerste en belangrijkste deel zal gaan over hoe wij de toekomst van de landbouw zien en hoe wij willen komen tot de kaders voor een landbouwakkoord. Die kaders zullen ook meegegeven worden in die brief van november.

De heer Thijssen (PvdA):

Dat is fijn, deze verduidelijking. Begrijp ik dan dus goed dat er ook in komt te staan wat de concrete verdienmodellen zijn? Dat is namelijk waar we zo naar hunkeren, omdat we dan weten waar de transitie zich naartoe moet bewegen. En dan nog een kleine vraag over het landbouwakkoord. Welke partijen gaat de Minister allemaal uitnodigen om mee te praten over dat landbouwakkoord?

Minister Adema:

Als wij de toekomst van de landbouw in Nederland schetsen in de novemberbrief, dan gaat het er natuurlijk ook over hoe wij het verdienmodel van de boeren zien. Daar moeten we met elkaar in het landbouwakkoord ook naar toewerken. Ik ga dat landbouwakkoord sluiten met de agrarische sector, dus de vertegenwoordigende partijen in de agrarische sector. Dat betreft dus het primaire proces, de boeren. Maar willen we met een goed resultaat komen wat betreft het landbouwakkoord, dan moet ik ook praten met de natuurorganisaties, die daar namelijk ook een rol bij hebben. Overigens, ook waar het gaat om agrarisch natuurbeheer, landschapsbeheer enzovoorts liggen er kansen voor de sector. Dus we hebben de natuurorganisaties ook aan boord. Ook zullen we de ketenpartijen erbij betrekken, omdat er op dat vlak ook een hele grote opgave ligt. Het proces wordt op dit moment ingericht. In de novemberbrief kom ik er bij u op terug. Maar dit zijn grosso modo de partijen die aan tafel zullen komen voor dat landbouwakkoord.

De heer Valstar (VVD):

Ik ben blij om te horen dat de Minister hard wil gaan lopen voor de glastuinbouw en dat hij zijn collega Jetten daarin wil meenemen. Laat ik dan in ieder geval vooraf zeggen dat ik hoop dat de afspraken met de glastuinbouw hier niet aan de overkant bij LNV zullen worden gemaakt. Gaat u in plaats daarvan samen met uw collega Jetten bijvoorbeeld naar het Westland, naar een glastuinbouwbedrijf, naar een aardwarmteproject, want de heer Jetten is volgens mij nog niet in het Westland geweest, terwijl daar echt mooie initiatieven plaatsvinden. Laat ik een voorbeeld noemen. Dat is het aardwarmteproject Vogelaer. Daar draait sinds 2016 een succesvolle aardwarmteput. Daar ligt een braakliggend stukje grond naast en ze willen daar heel graag een tweede doublet boren, maar lopen tegen een muur van vragen en regelgeving aan. Ik heb tegelijkertijd vernomen dat bij het Ministerie van Economische Zaken een handjevol mensen de vergunningen moet verlenen. Volgens mij kan dat echt sneller. Dus ik hoop dat u zich vooral ook op de verduurzaming gaat richten. Het is belangrijk om het plafond te verhogen van € 63.000 naar bijna € 90.000, maar met alle respect, een gemiddeld glastuinbouwbedrijf heeft deze compensatie er vrij snel doorheen gejaagd. Dus mijn voornaamste vraag is: zet u in op verduurzaming en kijkt u daarvoor met name ook naar het klimaatfonds, dat voornamelijk bij collega Jetten is belegd?

De voorzitter:

Dank u wel. Er is ook nog een vraag blijven liggen van de heer Thijssen over het verdienmodel. Dus mogelijk kan de Minister daar ook nog op reageren.

Minister Adema:

Het is volkomen terecht wat u zegt, meneer Valstar. Ik vind het een mooie suggestie om samen met de heer Jetten naar het gebied toe te gaan. Bij mijn aantreden heb ik ook al gezegd dat ik wil samenwerken met de sectoren. Dat betekent dus ook dat ik in samenwerking met de sectoren moet komen tot goede oplossingen. Laten we dat vooral doen. Er zijn ook al hele goede voorbeelden van de glastuinbouw als het gaat om aardwarmte en energielevering. In het klimaatfonds liggen er ook middelen voor klaar. Ze moeten nog wel onttrokken worden, maar dan moeten er eerst goede plannen komen. Dus eerst goede plannen, dan het geld eronder en vervolgens aan de slag in de sector, wat mij betreft.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Misschien komen die antwoorden nog, maar het past wel onder het kopje klimaat. Ik heb onder andere gevraagd naar de koolstofcertificaten en de Europese bossenverordening. Als akkerbouwers biobased bouwmaterialen telen, dan moeten ze daarvoor beloond worden. Daarvoor zijn die koolstofcertificaten nodig, maar daarvoor is ook nodig dat zoals bij de bosbouw de helft van de klimaatwinst wordt toegerekend aan die telers.

Minister Adema:

Die antwoorden kunt u nog van mij verwachten. Ze liggen nog op de stapel. Ik ben u dus echt niet vergeten, meneer Grinwis.

De voorzitter:

Meneer Valstar had ook nog een vraag.

De heer Valstar (VVD):

Ja, toch nog een vervolgvraag. Want wat verstaat u onder snelheid? Veel tuinders hebben namelijk de ruimte niet meer om nog langer te wachten op wat de gesprekken binnen het kabinet opleveren. Ondertussen zijn er gewoon tuinders die omvallen en die geholpen moeten worden. We hebben eerder als Kamer om een overbruggingsregeling gevraagd voor tuinders die kunnen verduurzamen. Neemt u dat ook mee in die gesprekken met collega Jetten? Is daar ruimte voor?

De voorzitter:

Ik neem niets mee, maar de vraag gaat naar de Minister.

De heer Valstar (VVD):

Excuus, de Minister.

Minister Adema:

Het gesprek met de heer Jetten is op gang gekomen naar aanleiding van de TEK-regeling. Dus u begrijpt dat ook de heer Jetten ziet dat die verduurzaming bij de overbrugging van de problemen waar we nu in zitten, een rol zou kunnen spelen. Tegelijkertijd moeten we ook beseffen dat de uitrol van dat soort systemen tijd vraagt. Ik snap echt dat er heel veel tijdsdruk op zit en dat begrijpt de heer Jetten ook. Dus we willen het zo snel mogelijk gaan doen. We gaan ook zo snel mogelijk naar de sector toe, maar nogmaals, het vraagt wel even tijd om het uit te werken. Het is in zekere zin ook weer complex in relatie tot het klimaatfonds. Het moet dus wel op een goede manier gebeuren. Wat mij betreft gaan we dus ook goede plannen maken met de sector.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik heb eigenlijk vooral een procedurele vraag. De Minister sprak over een perspectiefbrief ofwel de novemberbrief. Als ik het goed begrijp, zal volgens het verwachte schema het debat direct in de week na het herfstreces worden ingepland. Dan is het ook wel november, maar mijn vraag is of die brief dan wel op tijd komt voor dat debat. Daarnaast heb ik de vraag of de mogelijke verdienmodellen ook onderdeel zijn van die brief over de toekomst van de landbouw.

Minister Adema:

In antwoord op uw laatste vraag: ik heb net al tegen de heer Thijssen gezegd dat die erin zitten. Daarnaast hebben we de Remkesbrief naar de Kamer gestuurd waarover begin november een debat zal plaatsvinden. Dat gaat over de kabinetsappreciatie van de voorstellen van Remkes. Halverwege november komt de landbouwbrief. U noemt dat de perspectiefbrief maar ik noem het de landbouwbrief. Ook komt dan de hoofdlijnenbrief NPLG. Daarna kan daarover dan gedebatteerd worden in de Kamer. Dat is volgens mij wel een ander debat dan dat waar u aan refereert, van begin november, want dat gaat, aangevraagd door de heer Klaver, over de appreciatie van de voorstellen van Remkes.

De voorzitter:

We gaan vlug naar het derde en vierde blokje, want over negen minuten gaat de bel.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Over negen minuten gaat de bel inderdaad. En daarom wil ik nu een procedurevraag stellen met betrekking tot de vragen die ik net gesteld heb over het in werking laten treden van de amendementen die zijn aangenomen door de Tweede en de Eerste Kamer, waar ik echt nog wel een antwoord op wil hebben voordat deze vergadering is afgelopen.

Minister Adema:

Maar de vergadering is nog niet afgelopen, mevrouw Vestering. We hebben nog tien minuten en ik heb u toegezegd dat ik er nog met een antwoord op zal komen. En dat antwoord ligt hier naast mij, dus dat komt goed. Maakt u zich geen zorgen.

De voorzitter:

Negen minuten, maar we moeten ook nog een minuut of twee lopen. Dus zodoende. Mevrouw Van der Plas, met nog een korte vraag, want we moeten nu echt naar de blokjes drie en vier.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, dat begrijp ik. Maar ik wil toch nog even het volgende vragen aan de Minister. Ik heb een opsomming gegeven van wat er gebeurt als glastuinbouwers omvallen. Dat betekent niet alleen minder groente, fruit, bloemen en planten maar ook minder duurzame innovatie en minder kennisexport. Mijn vraag aan de Minister is of deze gevolgen van het stoppen van glastuinbouwbedrijven wel heel goed in beeld blijven bij het ministerie en of hij dit ook echt wil meenemen in het gesprek met de heer Jetten. Iedereen denkt maar alleen aan dat ene bedrijf, maar het punt is dat alles dan als een kaartenhuis in elkaar valt. Ik vraag dus om al die gevolgen ook nadrukkelijk mee te nemen.

Minister Adema:

We praten natuurlijk over de gevolgen voor de hele keten. Dat realiseer ik mij heel goed. We hebben natuurlijk ook al voorbeelden gezien van bedrijven, ook grote bedrijven, die willen stoppen omdat ze de kosten niet meer kunnen opbrengen. Dus ik houd dat scherp in beeld, maar ik wil nu vooral aan de slag met de sector.

De voorzitter:

Dan gaan we vlug naar de blokjes drie en vier, waarbij ik hoop dat de Minister de turbo aan kan zetten.

Minister Adema:

Ik zal de turbo aanzetten, voorzitter.

De heer Grinwis heeft gevraagd of ik ervoor wil pleiten dat 50% van de koolstofwinst van biobased bouwmaterialen toegerekend wordt aan de akkerbouw. Ik vind dat buitengewoon belangrijk, want dat biedt veel meer kansen. In het voorstel van de Europese Commissie om de LULUCF-verordening te herzien, wordt ook beoogd om andere producten dan hout mee te nemen in die LULUCF-verordening, maar wordt er nog geen definitie gegeven. Eind dit jaar komt de Europese Commissie met een voorstel voor de verordening over certificering van koolstofverwijdering, waaronder vastlegging in biobased bouwmaterialen. De uitvoering van de motie vraagt om een eenduidige certificeringsmethode van carbon credits. De eerste stap om de uitvoering vorm te geven, is standaardisatie. Ik vergelijk daarbij ook de huidige methoden van verschillende certificeringsorganisaties. Ik zal de Kamer hier voor het einde van het jaar over informeren. De motie-De Groot wordt opgepakt in het kader van de maatregelen inzake versnelling van biobased en circulair bouwen en verbouwen. Dat is onderdeel van de compensatie van de intrekking van de productiebeperking bij kolencentrales. Ook hierover zal uw Kamer worden geïnformeerd bij de Voorjaarsnota.

Dan de vraag om wat betreft de koolstofcertificaten de compensatie lokaal te regelen. De door middel van koolstofcertificaten gerealiseerde koolstofvastlegging in Nederland komt ten goede aan de realisatie van de klimaatopgaven van de sector van de verkopende partijen in Nederland.

Dan de motie over de eenduidige certificeringsmethode van carbon credits. Zoals ik zei, is de eerste stap de standaardisatie. We zijn bezig met een inventarisatie en een onderlinge vergelijking. Dit wordt gedaan per cluster van maatregelen in het kader van koolstofvastleggend landgebruik. De door de Stichting Nationale Koolstofmarkt ontwikkelde methoden dienen hierbij als referentie. Ten aanzien van de motie van het lid De Groot geldt dat aan de invulling van deze motie door LNV en BZK gezamenlijk gewerkt wordt in het kader van de uitwerking van maatregelen inzake versnelling voor biobased en circulair bouwen en verbouwen.

Dat waren de antwoorden op de vragen van de heer Grinwis. U schrok zo dat ik uw vragen ging beantwoorden, maar u had niet weg hoeven lopen, want volgens mij komen de antwoorden u bijzonder tegemoet.

De voorzitter:

We praten u dadelijk nog wel bij, meneer Grinwis, na de vergadering.

Minister Adema:

Dan ga ik nu over naar de vragen van mevrouw Vestering. Ik heb het even laten navragen, met excuus dat ik de antwoordden zo-even niet had. Na het herfstreces komt er een brief over en daarin staat ook vermeld wat er met uw amendementen gedaan wordt. Dan kunnen we in het debat van 10 november daarover met elkaar verder spreken. Het gaat dan natuurlijk ook om de uitvoering van de amendementen in samenhang met het coalitieakkoord.

De voorzitter:

Mevrouw Vestering, kort alstublieft.

Mevrouw Vestering (PvdD):

De Minister komt in een brief terug op de uitvoering van mijn amendementen. Maar ze zijn niet ondertekend door de Minister. Ze zijn anderhalf jaar geleden aangenomen. Ik wil de Minister vragen of hij de amendementen gaat ondertekenen.

Minister Adema:

U vraagt mij iets waar ik geen zicht op heb, zodat ik het nu niet ga toezeggen. Ik kom daar in de brief na het herfstreces bij u op terug.

De voorzitter:

We moeten het hier nu mee doen.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dit is echt ongekend.

De voorzitter:

We kunnen de Minister niet nog meer onder druk zetten of dwingen tot iets. En we moeten door, want over een paar minuten gaat de bel. Minister, u begint nu aan uw laatste blokje?

Minister Adema:

Ik heb geprobeerd een aantal vragen gebundeld te beantwoorden. Ik weet niet of er nog vragen liggen maar wat mij betreft ben ik door de antwoorden heen. Maar misschien klopt dat niet.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Misschien heb ik dat gemist, maar ik heb nog gevraagd of de Minister wil ingaan op het overgangsjaar.

Minister Adema:

Van het GLB en de derogatie? Inderdaad, ik weet waar u het over heeft. Dat punt is meer aan de orde gesteld en het is goed dat u daar nog eens op wijst. Veel akkerbouwers hebben zorgen over het komende jaar, omdat zowel het GLB als de derogatiebeschikking laat gekomen zijn. Overigens is het zo dat we al eind vorig jaar met de Europese Commissie aan de slag zijn gegaan over het GLB. Dat is dus niet ingediend in september. Het is gebruikelijk dat je eerst met de Commissie in gesprek gaat en dat er dan een moment komt waarop datgene wat het gesprek heeft opgeleverd, wordt verwerkt, waarna het weer opnieuw wordt ingediend. Dat neemt niet weg dat het laat, eind vorig jaar, is ingediend. Natuurlijk realiseren we ons de zorgen van de akkerbouwers. We willen het komend jaar dan ook bezien met een milde hand. We hebben ook gezegd: het is een leerjaar. Bij ons zijn er vragen en ook bij veel akkerbouwers. Ook als het gaat om de reeds ingezaaide gewassen bijvoorbeeld, waar de heer Grinwis in een tweeminutendebat aandacht voor heeft gevraagd, zullen we daar op een milde manier mee omgaan in het overgangsjaar. We zien het ook als een leerjaar om te komen tot een verdere invulling per 1 januari 2024.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer de Minister.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Heel kort, voorzitter.

De voorzitter:

Maar als de bel gaat, kan ik de toezeggingen niet meer doen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De Minister heeft het over een leerjaar. Ik zou dan graag een brief van hem willen over hoe dat er dan uit gaat zien.

De voorzitter:

Meneer de Minister, kort alstublieft.

Minister Adema:

We kunnen daar wel even schriftelijk op terugkomen.

De voorzitter:

Dan ten slotte nog mevrouw Koekkoek.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik zal mij coöperatief opstellen met het oog op de tijd, maar ik heb eigenlijk best wel veel vragen gesteld die niet beantwoord zijn. Ik vind het helemaal niet erg als die schriftelijk beantwoord worden.

De voorzitter:

Die worden schriftelijk beantwoord en indien dat niet goed gebeurt, moet u aan de bel trekken.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Top.

Minister Adema:

Mag ik daar nog even op reageren, voorzitter? Het klopt dat u heel veel vragen heeft gesteld, maar het merendeel van die vragen valt onder de portefeuille van mijn collega voor Natuur en Stikstof. Dus u krijgt ze beantwoord, maar we leggen ze eerst even voor aan de Minister voor Natuur en Stikstof ter beantwoording. En dan stel ik voor dat uw vragen schriftelijk worden beantwoord.

De voorzitter:

Dank u wel. Allereerst moet ik nog melden dat er een tweeminutendebat komt met als eerste spreker de heer De Groot van D66.

Daarnaast zijn er twee toezeggingen gedaan.

– De Kamer ontvangt na het herfstreces en voor 10 november een schriftelijke reactie op de vraag wanneer de drie aangenomen wetswijzigingen op de Wet dieren worden ondertekend.

– De Kamer ontvangt schriftelijk een toelichting op de invulling van het jaar 2023.

Minister Adema:

Volgens mij klopt dat helemaal. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Sorry dat we onder hoge tijdsdruk dit debat moeten beëindigen. Ik dank alle mensen op de publieke tribune en de mensen thuis, de Minister en zijn team, de Kamerleden, onze trouwe Kamerbode en de Dienst Verslag en Redactie. Ik sluit dit commissiedebat. Amen.

Sluiting 12.50 uur.