[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 20 oktober 2022, over Politie

Politie

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2022D44342, datum: 2022-10-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29628-1128).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29628 -1128 Politie.

Onderdeel van zaak 2022Z19774:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

29 628 Politie

Nr. 1128 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 15 november 2022

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 20 oktober 2022 overleg gevoerd met mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 23 juni 2022 inzake voortgangsbrief boa's – juni 2022 (Kamerstuk 29 628, nr. 1099);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juli 2022 inzake contouren voor een visie op de politiefunctie (Kamerstuk 29 628, nr. 1102);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 6 juli 2022 inzake rapport Daarom stappen ze op. Vertrekmotieven van aspiranten en jong-afgestudeerden bij de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 1120);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 juli 2022 inzake uitkomst van de vervolging en berechting van de relschoppers tijdens de rellen in Rotterdam op 19 november 2021 (Kamerstuk 28 684, nr. 714);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 juli 2022 inzake kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van artikel 31.2 – bekostiging politie (Kamerstuk 33 199, nr. 51);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 juli 2022 inzake aanpak voor personen met verward en onbegrepen gedrag (Kamerstuk 25 424, nr. 620);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 juli 2022 inzake opschorting gebruik e-screener (Wet wapens en munitie) (Kamerstuk 33 033, nr. 33);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 juli 2022 inzake stand van zaken over het team Werken Onder Dekmantel (Kamerstuk 29 628, nr. 1121);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 augustus 2022 inzake afschrift van de beantwoording van vervolgvragen van het kabinet op een zogenaamd «Communication from Special Procedures» van de Special Rapporteur inzake marteling en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Kamerstuk 29 628, nr. 1123);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 oktober 2022 inzake toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Politie van 7 juli 2022, over de aangescherpte licentie-eisen KNVB en handhaving stadionverboden (Kamerstukken 30 234 en 25 232, nr. 325);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 4 oktober 2022 inzake reactie op verzoek commissie over het bericht uit de NRC: Opsporing komt in gevaar door disfunctioneren tapkamer politie (Kamerstuk 29 628, nr. 1124);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 6 oktober 2022 inzake planning aanbieding transitieplan Landelijke Eenheid (Kamerstuk 29 628, nr. 1125);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 oktober 2022 inzake beantwoording vragen commissie over opschorting gebruik e-screener (Wet wapens en munitie) (Kamerstuk 33 033, nr. 33) (Kamerstuk 33 033, nr. 35);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 19 oktober 2022 inzake verzamelbrief politie (Kamerstuk 29 628, nr. 1127);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 18 oktober 2022 inzake tapsysteem van de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 1126);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 18 oktober 2022 inzake toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Strafrechtelijke onderwerpen van 5 oktober 2022, over de naleving van de nieuwe licentie-eisen van de KNVB (Kamerstukken 30 234 en 25 232, nr. 327).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie,
Van Meenen

De griffier van de commissie,
Brood

Voorzitter: Van Meenen

Griffier: Brood

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Azarkan, Bisschop, Eerdmans, Helder, Knops, Van Meenen, Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen en Van der Werf,

en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter:

Ik open de vergadering. Hartelijk welkom allemaal bij de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Om te beginnen een hartelijk welkom aan de Minister van Justitie en Veiligheid en haar ambtenaren, waarvan we er één hier zien, maar er zijn er nog wel een paar in het pand, kan ik u verzekeren. Ook welkom natuurlijk aan de leden en onze ondersteuning, en uiteraard ook aan de mensen op de publieke tribune en aan degenen die elders dit debat volgen.

Het onderwerp van het debat vandaag is politie. Wij hebben vier minuten spreektijd. We hebben de mogelijkheid om iets uit te lopen. Ik zeg het nu alvast, maar het hangt er een beetje van af hoe het allemaal zal gaan. Dat moet ik natuurlijk eigenlijk niet verklappen, maar het is wel zo. Laten we proberen om het binnen de tijd te houden. Dat betekent een spreektijd van maximaal vier minuten en ik zou u drie vragen aan elkaar willen gunnen. Als u daar voldoende aan hebt en kunt instemmen met deze spelregels, dan ga ik als eerste het woord geven aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank je wel, voorzitter. Mijn inbreng bij het vorige commissiedebat begon met de langlopende PTSS-dossiers. Toen zei ik ook dat ik daarmee zou blijven openen zolang die dossiers niet naar behoren zijn afgehandeld. Dus, voorzitter, daar gaan we weer. In hoeveel dossiers heeft de korpsleiding op dit moment de uitspraak van de Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie aan haar laars gelapt? Bij het begrotingsdebat zal ik hier zeker uitgebreider op terugkomen, want het is geen kwestie van geld maar van onwil. Ik zou graag een aantal van de Minister willen horen.

Voorzitter. Ook een kwestie van onwil is het niet-nakomen van afspraken door de korpschef. Hij heeft in de marge van het gesprek naar aanleiding van de documentaire De blauwe familie aan iemand persoonlijk beloofd een afspraak te maken om zijn zaak te bespreken, maar de betreffende persoon heeft nog niets gehoord. Weliswaar gaan we daar nog een plenair debat over hebben, maar ik zou heel graag van de Minister horen dat het tegen die tijd wel al besproken is. Ik weet dat de Minister de korpschef vaker spreekt dan wij, dus misschien kan ze dat in de marge noemen.

Voorzitter. Nog een voorbeeld van hoe je niet met je eigen mensen omgaat, is de situatie rondom de tapkamer. De Minister schrijft, en ik citeer: «Ik ga af op de korpsleiding die mij heeft laten weten dat er geen gevallen bekend zijn waarbij de veiligheid in het geding is gekomen door de storing in het tapsysteem.» Ik ga liever af op de reacties van de werkvloer. Agenten luiden niet de noodklok vanwege een haperend knopje. Dat de korpsleiding laat weten dat er – ik citeer – «geen gevaar is», heeft de onrust binnen de politie juist vergroot.

Ook de aanvullende brief van de Minister is onvoldoende, evenals het antwoord op mijn schriftelijke vraag. Er zijn wel degelijk risico's geweest voor de agenten. Er zit ook een enorme discrepantie tussen de geruststellende tekst van de korpsleiding – er zijn «geen gevallen bekend waarbij de opsporingsonderzoeken schade hebben opgelopen» – en wat in het artikel van de NRC staat. Ik doel op de passage dat het hele landelijke tapsysteem van de politie met regelmaat enkele uren onbruikbaar is. De Kamer is door de korpsleiding via de Minister in ieder geval onvolledig geïnformeerd. Naast dat ik daarop graag een reactie hoor van de Minister, vraag ik mij ook af hoe lang zij nog vertrouwen in deze korpsleiding blijft uitspreken.

Voorzitter. Dan de politiefunctie en de politietaak. De Minister gaat verdiepend kijken naar een herijking van de politiefunctie, de invulling ervan en de taakuitvoering door de politie daarbinnen. Mijn fractie heeft als enige tegen deze motie gestemd, en dit vanwege het privatiseringselement. De politietaak is publiek recht en nimmer voor particuliere organisaties, ongeacht het door de Minister gemaakte onderscheid tussen de politiefunctie en de politietaak. Dat onderscheid kan je haast niet maken en zeker niet in de praktijk. Niet in de laatste plaats vanwege het element van dwang, ofwel het geweldsmonopolie, mag dat nooit in handen van particuliere organisaties komen.

Voorzitter. Laten we wel wezen: de kern van de zaak is gewoon dat de politie kapot is bezuinigd en dat er nu zulke grote gaten vallen dat particuliere organisaties moeten bijspringen. Maar ik herhaal het nog maar een keer: de politietaak en de politiefunctie, voor zover je die al kunt scheiden, zijn voorbehouden aan de politieagenten, die een opleiding daartoe hebben gehad, al is die helaas ook al met een jaar ingekort vanwege bezuinigingen. Is de Minister dat met mij eens? Dan wijs ik ook maar even op wat de heer Struijs van de Nederlandse Politiebond heeft gezegd, namelijk dat de opleiding tot politieagent een stevige opleiding is en dat je daar niet zomaar aan kunt tornen. Hij zei dat in een andere vorm, namelijk als reactie op wat collega Van der Werf vanochtend heeft ingebracht, maar ik wilde dat toch even benadrukken.

Voorzitter. Tot slot een vraag over de stand van zaken over het team Werken Onder Dekmantel. Uit de brief die we gisteren kregen, blijkt dat er meer tijd nodig is voor de commissie-Sorgdrager, nu het huidige team WOD geleidelijk wordt afgebouwd. Maar hoeveel meer tijd is er nodig? Ik vraag dat mede gezien de toezegging van de Minister aan mij in een debat in februari, dat het aspect van het toezicht naar voren wordt gehaald. Nog belangrijker: blijft mevrouw Sorgdrager aan boord? De laatste brief van de plaatsvervangend korpschef over het uitstellen van het transitieplan Landelijke Eenheid vind ik eerlijk gezegd onacceptabel. Dat heeft namelijk ook een link naar de commissie-Sorgdrager.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u. Ik geef het woord aan de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Dank u, voorzitter. De politie zal een zwaar jaar tegemoetgaan. Dat zegt de voorzitter van de Nederlandse Politiebond, Jan Struijs. Ik denk dat hij gelijk heeft: de politie staat onder hoge druk in ons land en kampt met een toename aan excessief geweld tegen agenten. Dan vind ik het prachtig om te zien hoe professioneel de politie is in deze lastige tijden. Mijn complimenten dan ook voor de betrokkenheid en de professionaliteit van onze korpsen. In een peiling blijkt dat overigens ook gedeeld te worden door de bevolking. Een dikke meerderheid is blijvend positief over de politie. De politie is volgens de Nederlanders ook betrouwbaar, moedig en hulpvaardig. Daar kan ik mij in vinden.

Voorzitter. Ik zeg bewust «onze politie», want je merkt toch weleens aan tafel, ook in deze Kamer, dat er erg schamper en soms ronduit grof over de politie wordt gesproken. Dat de politie racistisch zou zijn wordt hier vaak de arena in geslingerd. Als je ziet hoeveel klachten er zijn ingediend en dat er vorig jaar uiteindelijk na bemiddeling en gesprekken met de klagers één klacht gegrond verklaard wordt en in de jaren daarvoor slechts drie, dan denk ik dat agenten in heel moeilijke omstandigheden heel goed opereren. Dan mag je niet zomaar hier te berde brengen dat ze racistisch zouden zijn, zonder daar ook de feiten bij te leveren. Ik denk namelijk dat de politie ook niet structureel een racistisch apparaat is. Klaar.

Dan de druk waar ik het over heb op politiemensen. Die wordt groter en dat zie je ook in de moeilijkheid om goede mensen te blijven vinden. Daar zijn ook de politievakbond en de heer Struijs duidelijk over. Hij zegt: het is maar de vraag hoe we het tekort uiteindelijk kunnen voorkomen met die voltijdsbanen van mensen bij de politie. Daar komt nog bij dat de uitstroom van afhakende politieagenten relatief hoog is. Kortom, de vraag van JA21 aan de Minister is: wat zijn de resultaten van de grootschalig ingezette campagne om meer mensen naar de politie te halen? Op welke manier is de Minister van plan om de hoge uitstroomcijfers van politieagenten tegen te gaan?

Voorzitter. Dan de georganiseerde misdaad. We hebben het daar ook gisteren over gehad in een groot debat over tbs, over de Taghi-clan en de ebi's. Wij hebben waardering voor de topprioriteit van het kabinet om meer aandacht te besteden aan het voorkomen en doorbreken van die clans, van die grote bendes topcriminelen. Maar we lijken de strijd wel te gaan verliezen. Dat is wel wat... O, de Minister schudt gelukkig nee. Dan zijn we allemaal weer gerustgesteld. Er is extreem veel geld gereserveerd voor het bestrijden van de georganiseerde misdaad, maar wij hebben het gehad over het MIT en het opheffen daarvan. Zelfs bij die grote bedragen die worden neergezet, rest de vraag of dat nu wel voldoende is, of we wel kunnen zeggen dat we die onder- en bovenwereld uit elkaar kunnen houden en uit elkaar aan het houden zijn? Soms is het verschil gewoon niet meer te zien. Dan vraag ik mij af of geld wel genoeg is. Misschien kan de Minister er toch even op reflecteren hoe we die ondermijnende criminaliteit echt een kop kleiner maken.

Voorzitter. De lokale verankering van de politie is superbelangrijk. De wijkagent: daar begint het mee. Daar hebben we vaker het debat over gehad en dan zie je ook dat de wijkagent met heel veel verwarde personen te maken heeft. Dat is een toenemend probleem. Waar ik deze week van schrok, was het bericht over Thijs H. en dat de zorgsector, de psychiaters, zich druk maakten dat de rechter te veel op de stoel gaat zitten van de psychiater. Zij zeggen: «Sorry, wij hebben onze eigen professionaliteit. Waarom worden wij niet serieus genomen? Als wij vinden dat iemand moet worden behandeld, waarom is de rechter dan niet genegen om dat te steunen? Dat zie je ook binnen de ZSM-aanpak, die geldt in de grote steden: zorgvuldig, snel en op maat.» Hoe reflecteert de Minister op zulke kritiek?

Voorzitter, tot slot een korte vraag. Eergisteren vond er een storing plaats op het landelijke informatienummer van de politie en was de opsporingslijn een tijd lang onbereikbaar. Nu hoor ik geluiden dat de ICT-problemen bij die politielijnen toenemen en dat dit weleens structureel zou kunnen zijn. Hoe ziet de Minister dat? Is dat waar? Daar kwam nog bij dat gisteren het nummer 144 Red een dier, voor het melden van dierenmishandeling, ook langere tijd onbereikbaar was tot gisteravond laat. Dat lijkt mij ook niet goed. Misschien kan de Minister daar even op reflecteren.

Voorzitter, dank u zeer.

De voorzitter:

Ik dank u en ik geef het woord aan mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Alle steun en waardering voor de politieagenten, maar zij moeten op dit moment wel werken in een organisatie waar nog veel te verbeteren valt, van een transitieplan dat er nog niet ligt, tot een nieuw undercoverteam Werken Onder Dekmantel en een tapsysteem dat niet optimaal functioneert. Kijk, ik heb er alle begrip voor dat de transitie naar een gesplitste Landelijke Eenheid niet van vandaag op morgen geregeld kan worden, want de problemen zijn groot en vergen ook een gedegen aanpak. Maar dat neemt wat mij betreft niet weg dat er in de tussentijd wel iets aan de meest acute problemen moet worden gedaan: de onveilige werksfeer, ingrijpen met voorrang om de werkcultuur en het leiderschap te verbeteren. Wanneer mogen we dat verwachten, is mijn vraag aan de Minister. En nog belangrijker: wanneer gaan we iets van die veranderingen merken en hoe houdt de Minister zelf de vinger aan de pols?

Naast de LE moet er wat mij betreft zeker wat gebeuren met de politiefunctie en de gehele veiligheidsketen. Dat is gezien alle maatschappelijke ontwikkelingen nodig. De WRR wees daar ook op. In mijn beleving moet je niet alleen naar de politiefunctie kijken, maar ook naar de politietaken. De politie is in het straatbeeld op dit moment vooral nog herkenbaar aan rood-wit-blauwe dienstauto's, maar je ziet in de praktijk dat ze nauwelijks de auto's uitkomen en de tijd tussen noodmeldingen invullen door op eigen initiatief te surveilleren en te controleren. Dan mis je een duidelijke strategie en coördinatie, waardoor je heel selectief aandacht hebt voor hele kwetsbare wijken of gemarginaliseerde groepen. In mijn beleving vraagt dat om een bredere omslag in denken als het gaat om de basispolitiezorg. Hoe komt de politie dichter bij de mensen en de echt zorgwekkende criminaliteit? Is de Minister het met mij eens dat die basispolitiezorg moet gebeuren? En hoe wil zij dat bereiken?

Voorzitter. Misstanden voorkomen is voor mij een belangrijke taak van de politie, want ik maak mij grote zorgen om de grip die de georganiseerde criminaliteit krijgt op onze jongeren. We horen links en rechts verontrustende berichten over steeds jonger wordende kinderen die met snus, geld en dwang worden geronseld en zo een criminele carrière inrollen. Ik wil graag van de Minister weten welke instrumenten de politie heeft om te voorkomen dat er zelfs al schoolgaande kinderen worden geronseld om criminele opdrachten uit te voeren. Kan de agent in plaats van de crimineel naar het schoolplein? Is daar nog meer nodig?

Wij hebben kennisgenomen van het rapport over de uitstroom van aspiranten. Ik weet ook dat de politie te kampen heeft met enorm grote capaciteitstekorten en uitstroom. Dat helpt niet tegen de onderbezetting bij de basisteams en de stapel plankzaken. Ik schrik ook enorm als ik de conclusies lees uit het rapport. Ik wil van de Minister weten wat zij met die aanbevelingen gaat doen en wanneer we dat mogen verwachten. In mijn beleving moet dat namelijk urgentie hebben, juist vanwege die enorme tekorten die we hebben bij de politieorganisatie. Dan wil je juist mensen aan je binden. En mensen willen ook uit overtuiging bij de politie, maar dan moeten ze niet afgeschrikt worden.

De groene boa's staan steeds vaker in de frontlinie bij drugsdumpingen in natuurgebieden en krijgen te maken met oplopende agressie. Als je dit wilt voorkomen, moet je aan capaciteit, goede informatievoorziening en samenwerking doen. Dan ben ik best wel verrast dat onze motie, samen met mijn collega Michon-Derkzen, niet wordt uitgevoerd om tot een plan van aanpak of een betere samenwerking tussen de politie en groene boa's te komen. Verrassend is ook dat de motie om het rijbewijsregister van de RDW aan alle boa's te laten zien, evenmin wordt uitgevoerd. Graag een reactie.

Voorzitter. Tot slot voetbal. Er worden door de KNVB strengere eisen gesteld aan de licentie voor betaalde voetbalorganisaties: veel camera's, extra personeel. Het is ook goed dat de stadionverboden worden uitgebreid, maar hoe gaat de Minister dat handhaven? Hoe gaat u met name verbaal geweld aanpakken?

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan is het woord aan mevrouw Michon van de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. «Een gekkenhuis», zo beschreef een buurtbewoner de situatie in Amsterdam Osdorp deze week. Vuurwerk vloog alle kanten op, buurtbewoners werden belaagd en de kermis moest sluiten. En wie kon het weer oplossen? De politie. Ik blijf het elk debat herhalen: alle lof voor deze mannen en vrouwen, die telkens weer naar voren stappen als dat nodig is. Onze politiemensen zetten zich dag in, dag uit in voor een land waarin wij vrij en veilig zijn, en dat verdient ons respect en onze waardering.

Ik begin met een punt dat ik in elk debat maak, namelijk de wijkagent. Die moet terug de wijk in. De politie is keihard nodig in de haarvaten van onze wijken, als ogen en oren, om preventief en repressief succesvol te zijn. Maar de politie is niet in de wijk, want die zit in de noodhulp, draait ME-diensten of vult een gat dat is opgetreden door het bewaken en beveiligen. Ik maak mij daar echt zorgen over. De structurele oplossing komt eind 2024, als 700 extra wijkagenten instromen en de formatie en bezetting weer op orde zijn, zo lees ik in de brief van de Minister. Maar ik hoor tegelijkertijd geluiden dat die prognose niet realistisch is, met name door de hoge uitval op de Politieacademie, de hoge uitstroom en de groep die met vroegpensioen gaat. Kan de Minister ons daar iets meer over vertellen? En is de Minister bereid om deze cijfers nog nader te checken? Want niets is zo frustrerend als verkeerde verwachtingen op dit punt.

Voorzitter. Wat ik ook blijf herhalen, is dat we in de tussentijd die capaciteitsproblemen moeten oplossen, door samen te werken met Defensie en met private beveiligers waar dat kan. Dat zit ook in het hrm-beleid. Ik heb daar in september een motie over ingediend. Die is aangenomen. Ik kijk uit naar de reactie van de Minister hierop, want het gaat ook om een gezamenlijke arbeidsmarktstrategie en het benutten van die langlopende leerlijnen via het roc. Uit de huidige sterktecijfers blijkt nu juist dat in de regio, in Oost-Nederland, Oost-Brabant en Limburg, minder agenten zijn ingestroomd. Dat is heel zorgelijk. Ook de groeigemeenten lopen steevast achter. Deelt de Minister de zorgen van mijn fractie? En hoe gaat zij juist deze eenheden versneld op sterkte krijgen?

Tot slot iets over die sterkte. Een aantal executieven is weinig daadwerkelijk op straat. Met maximaal achttien diensten per jaar houd je je executieve status. Dat betekent één maand op straat en elf maanden op kantoor. Nu we zo veel tekorten hebben op straat, vindt mijn fractie dat het aantal diensten omhoog moet, met als doel om de basisteams te versterken en de wijkagent terug te zien in de wijk. Kan de Minister hierop reflecteren? En is zij bereid om op dit punt met de bonden in gesprek te gaan?

De voorzitter:

Een ogenblik. Er is een vraag voor u van de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Allereerst iets over die bezetting. De Minister heeft jarenlang volgehouden dat die in 2024 op orde zou komen. Nou lazen we in de brief van gisteren dat er dan sprake is van een onderbezetting van nog steeds honderden fte's. Volgens mij komt die bezetting dus niet op orde, ook niet in 2024. Dat staat dan nog los van wat we horen vanaf de werkvloer. Maar mijn vraag gaat over de private beveiligers. Dat pleidooi horen we natuurlijk keer op keer van de VVD. Daar ben ik echt oprecht nieuwsgierig naar. Ziet de VVD dat als een wenselijke situatie voor de toekomst, een soort ideaal? Of is het meer: we moeten op korte termijn meer samenwerken met of politietaken laten overnemen door private beveiligers, want het kan nu even niet anders? Daar ben ik gewoon echt nieuwsgierig naar.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik denk dat we dit in lijn moeten zien met de hele politiefunctie. Er zal altijd schaarste aan politiecapaciteit zijn. Ik vind dus dat de politie met partners moet samenwerken om te kijken wie wat doet. Ik wil sowieso dat de politie in de wijk is, dat de wijkagent daar is. Ik zeg dus helemaal niet dat ik voor een privaat politiekorps ben. De SP daagt de VVD altijd een beetje uit, maar dat is helemaal niet het geval. Ik denk alleen dat een aantal taken, bijvoorbeeld in bewaken en beveiligen, ook door private beveiligersorganisaties kan worden uitgevoerd. Waar dat kan, moeten we dat volgens mij ook doen, om ervoor te zorgen dat de politie zich op haar kerntaken kan focussen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik had dat nog helemaal niet gezegd, maar nu begint mevrouw Michon-Derkzen er zelf over. Nee, ik was er echt nieuwsgierig naar. Als je een ideaalplaatje zou moeten schetsen, heb je dan liever dat de politie totaal op orde komt... Dat soort belangrijke taken zijn gewoon politietaken. Ik ben het met mevrouw Helder eens; zij zei dat ook. Je zou de politie uiteindelijk toch op sterkte moeten brengen? Begrijp ik dan goed dat mevrouw Michon-Derkzen zegt: laten we, nu het nog niet zover is, dan maar samenwerken met private beveiligers om bepaalde politietaken over te nemen? Of is dat echt het ideaal waar de VVD naar streeft?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik had het net ook over dat hrm-beleid. In mijn motie van september zeg ik bijvoorbeeld ook: werk met private beveiligers samen in de arbeidsmarkt. Die zal de komende periode krap blijven, dus kun je bijvoorbeeld iemand die uitvalt bij de Politieacademie niet juist enthousiasmeren voor een baan in die private beveiligingsorganisaties? Ik vind dus dat je je als politie moet positioneren in het totale veiligheidsdomein. Je moet ervoor zorgen dat je een aantrekkelijke werkgever wordt en iedereen die een bijdrage aan het veiligheidsdomein wil leveren in ieder geval in dat domein houdt. Ik vind dat je de klassieke politietaken altijd aan de politie over moet laten. Maar als er taken zijn die een private beveiliger ook kan doen, zou ik denken dat je er een gesprek over moet voeren wat die dan exact zijn. En die taken zijn er, want dat gebeurt nu ook. Het bewaken van objecten wordt nu ook gedaan door private beveiligers.

De voorzitter:

Mevrouw Helder heeft nog een vraag voor u, op hetzelfde punt, denk ik.

Mevrouw Helder (PVV):

Ja, op hetzelfde punt. Ik zou aan collega Michon willen vragen of zij een onderscheid kan maken tussen de politiefunctie en de politietaak.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik geef hier aan wat een private beveiligingsorganisatie zou kunnen bijdragen aan de politietaak. Alles wat ik noem, doet diegene altijd onder het gezag van de politie. Ik wil dus niet een soort wildgroei aan verschillende veiligheidstypes creëren die naast elkaar werken. De politie heeft het gezag over de politiefunctie. Maar er kunnen taken zijn die door anderen dan de politie kunnen worden uitgevoerd.

Mevrouw Helder (PVV):

Dan wil ik mevrouw Michon toch nog het volgende vragen. In het verleden gingen boa's ook steeds meer richting de politietaak, maar als ze dan met geweld geconfronteerd werden, moest alsnog de politie gebeld worden. Ziet zij daar dan niet een enorm probleem?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank voor deze vraag, want het is ook goed om het daarover te hebben. Wat mij betreft levert de boa een essentiële bijdrage binnen het hele veiligheidsdomein. Een boa is zeker geen politie. Die heeft ook helemaal niet de opleiding van de politie en mag geen geweld gebruiken zoals de politie. Maar een boa is zeer wel in staat om een bijdrage te leveren aan de leefbaarheid in de wijken. Ook dat doet een boa wat mij betreft in samenwerking met de politie. Hier in Den Haag zijn er bijvoorbeeld heel veel gezamenlijke briefings van politie en boa's. Zij vervullen ieder hun eigen taken, en waar de politie nodig is, moet een boa ook op de politie kunnen rekenen. Daarvoor moeten ze goede communicatiemiddelen hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Helder, ten slotte.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat was mijn vraag niet. Ik vroeg niet naar de boa's. Ik vroeg naar de situatie dat boa's worden ingezet omdat de politie er de capaciteit niet voor heeft, die boa's vervolgens met geweld geconfronteerd worden en de politie alsnog moet komen. Met particuliere beveiligers ga je dat ook krijgen. Ik vroeg mevrouw Michon om daarop te reflecteren.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik ben het niet met deze stelling eens. Mevrouw Helder zegt: omdat er te weinig politie is, zal de boa treden in taken van de politie, en krijgt hij dus te maken met geweld. Dat ben ik niet met haar eens. Mijn stelling is dat de boa gewoon eigenstandige taken heeft, zoals het aanpakken van de leefbaarheidsellende die we in de wijken zien. Dan is niet uitgesloten dat die boa ooit met geweld te maken krijgt; dat zouden we natuurlijk het liefst willen, maar dat is niet uit te sluiten. Daarom moet de boa ook kunnen rekenen op de politie. Daarom moeten ze ook altijd samenwerken en moeten dat niet twee losgezongen clubs zijn.

De voorzitter:

Gaat u verder. U heeft nog anderhalve minuut.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter. We hebben veel te weinig agenten, dus laat hun aanpak effectief zijn, niet in de laatste plaats voor de eigen motivatie van de politie. Ik vind het dan ook vreselijk dat strafzaken geseponeerd worden vanwege tekorten in de keten. In Gelderland ging het om 1.500 zaken, waaraan de politie minimaal tien uur per zaak kwijt is. Het argument van het OM is dat het gaat om kleine zaken. Daar ben ik tot op de dag van vandaag chagrijnig over, want het zijn nou juist die kleine zaken die het veiligheidsgevoel in de wijk aantasten. Als we dat laten lopen, dragen wij ook bij aan de afbraak van de rechtsstaat. Ik vraag de Minister om een reflectie hierop. Tot twee keer toe heb ik via schriftelijke vragen gevraagd naar de lijst van deze sepots, maar die krijg ik niet. Waarom is dat zo?

Over motivatie gesproken: de politie heeft keer op keer te maken met hardnekkige raddraaiers, die wat mij betreft steviger moeten worden aangepakt. De veelplegeraanpak is een beproefde methode. Die is gestart in Amsterdam onder burgemeester Van der Laan bij de Top600-aanpak. Maar deze aanpak moet wat mij betreft ook worden ingezet bij criminele vreemdelingen. Amsterdam kraakt nu onder die criminele veelplegers met een niet-Nederlandse nationaliteit; zie de brief van Halsema van kort geleden. Ze lijken onaantastbaar. Het gaat daarbij om zo'n 50% van de verdachten. Het kan mij niet schelen waar ze vandaan komen en wat hun status is, maar niemand is onaantastbaar. Deel als overheid een serieuze klap uit aan criminele veelplegers. Ik krijg graag een reactie van de Minister hierop.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Ik geef het woord aan de heer Knops van het CDA.

De heer Knops (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het is al door vele collega's gezegd, en ook de CDA-fractie heeft enorm veel waardering voor de inzet van de politie, die altijd in de frontlinie staat. Ze verkeert op dit moment in de situatie dat er meer aanbod is van incidenten dan dat er capaciteit is. Dat betekent dat je nooit 100% kunt leveren, ondanks de inzet van al die mensen. Het is van groot belang dat de politieorganisatie samen met de ketenpartners zodanig gaat functioneren dat de sepots die mevrouw Michon hier noemde voorkomen kunnen worden. Daar heeft het kabinet ook plannen voor neergelegd. Het gaat wat ons betreft dus niet alleen over de politie, maar over de hele keten. Ik zal daar bij de begroting ook op terugkomen.

Voorzitter. Er staan een aantal brieven op de agenda. Ik zou toch een aantal dingen willen zeggen over de boa-brief. We hebben daar in eerdere debatten breed aandacht voor gevraagd in deze Kamer, juist vanwege de belangrijke rol die boa's spelen in aanvulling op de taken die de politie heeft in het beschermen van onze veiligheid. Daar zijn een aantal moties over aangenomen. Mevrouw Mutluer had het daar ook al over. Ik moet eerlijk zeggen dat ik toch wel teleurgesteld ben door de wijze waarop die moties worden uitgevoerd, of beter gezegd niet worden uitgevoerd, terwijl er vanuit de Kamer zo'n brede wens is om dat te doen. We hebben daar ook een hele rondetafel over gehad met de boa's. Er zijn natuurlijk verschillende soorten boa's, maar je ziet nu bijvoorbeeld dat de groene boa's helemaal achteraan hangen, terwijl die vaak in hun eentje in soms hele gevaarlijke situaties verzeild kunnen raken in het buitengebied. De Minister gaat dadelijk de AMvB rondom groene boa's uitwerken. Ik zou haar dus toch willen vragen hoe het kan dat bijvoorbeeld de aanvraag van een vuurwapen dadelijk maar voor één tot twee jaar geldig is, en niet voor vijf jaar, zoals op andere plekken. Zou ze dat kunnen uitleggen? En is de Minister het ook met me eens dat die boa's in principe gelijk behandeld zouden moeten worden, wat voor kleur ze ook hebben?

De voorzitter:

U heeft een interruptie van mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik heb me met collega Knops breed gemaakt op het punt van een goede uitrusting van de groene boa's. De Minister zei daarop een AMvB toe. Dat is in de regel niet iets om met de Kamer te delen, maar ik zou aan de heer Knops willen vragen: deelt hij de wens van mijn fractie dat die AMvB ook hier in de Kamer langskomt, wellicht zelfs met een voorhangprocedure? Hoe kijkt hij daartegen aan?

De heer Knops (CDA):

Jazeker, dat lijkt me wel in de rede te liggen, ook vanwege die grote betrokkenheid daarbij. Ik denk dat de Minister ook heel goed heeft verstaan hoe in de Kamer gedacht wordt over de inzet van boa's. Ik heb de Minister daar overigens niet echt andere woorden over horen spreken dan de Kamer, maar het komt nu wel aan op de daden en op de vraag of we dat snel kunnen faciliteren. Ook de connectie met het rijbewijsregister, die mevrouw Mutluer maakte, is van groot belang, want als we onze mensen met de handen op de rug gebonden op pad sturen en we de informatie die beschikbaar is niet kunnen ontsluiten en delen – dat punt heb ik in debatten al vaker gemaakt – dan zetten we die mensen niet optimaal in. Sterker nog, dan brengen we ze mogelijk in gevaar. Dat is het laatste wat ik zou willen. Het antwoord is dus: ja.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Knops (CDA):

Dan de brief over de relschoppers in Rotterdam. De Minister heeft gezegd dat ze het met ons eens is dat die hard moeten worden aangepakt. Maar in de brief staat dat maar liefst 32 van de in totaal 86 strafzaken over het overtreden van het noodbevel zijn geseponeerd. De reden daarvoor was dat de tekst van het gemeentelijke noodbevel te ruim was omschreven. Dit is echt een gemiste kans. Hij doet ook geen recht aan de inzet die heel veel mensen hebben gepleegd om die mensen op te pakken. Vervolgens worden ze weer losgelaten. Ik ben niet zo snel geshockeerd, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik daarvan denk: hoe kon dit gebeuren? Wat vindt de Minister hiervan, en wat gaan we doen om dit in de toekomst te voorkomen?

Onze fractie...

De voorzitter:

Er is een interruptie voor u. Sorry, gaat u nog verder op dit punt?

De heer Knops (CDA):

Nee, hoor.

De voorzitter:

Dan heeft mevrouw Mutluer een vraag voor u.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ja, ik heb een vraag aan mijn collega. Het viel mij namelijk op dat de maatregelen nu vooral in de richting gaan van fysiek geweld en overlast. Ik mis de aanpak van verbaal geweld, de stadionkoren. Hoe kijkt mijn collega daartegen aan? En hoe kijkt hij er bijvoorbeeld tegen aan om de KNVB in de licentievoorwaarden iets te laten opnemen over wat clubs wel en niet moeten doen aan dit soort racistische leuzen?

De heer Knops (CDA):

Dit gaat over het punt van de voedbalstadions. Daar kom ik zo ook nog op. Ik sprak over de coronarellen. Maar ik wil de vraag evengoed beantwoorden. Geweld heb je in allerlei soorten en maten. Alles wat leidt tot racisme, discriminatie of mensen die zich onveilig voelen, moet worden aangepakt. Ik zal daar zo nog een paar vragen over stellen aan de Minister. Ik heb dat ook in eerdere debatten al gedaan, omdat ik echt van mening ben dat ook clubs veel meer moeten doen op dat punt. Daar zijn inmiddels afspraken over gemaakt met de KNVB en met de bvo's. Maar de Minister heeft in het vorige debat dat we hierover hadden erkend dat dat nog niet allemaal is uitgerold en effectief is. Wellicht kan de Minister daar zo dus ook nog even iets over zeggen.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik liep voor op de bijdrage van mijn collega. Ik wist dat hij dit onderdeel zou opnoemen. In ieder geval dank voor het antwoord. Ik wacht dan ook de antwoorden van de Minister af.

De voorzitter:

Gaat u verder, meneer Knops.

De heer Knops (CDA):

Wij zijn inmiddels zo op elkaar ingespeeld dat mevrouw Mutluer mijn gedachten kan lezen. Dat was heel mooi.

De voorzitter:

Het is ongelofelijk. Daar moet u echt iets mee gaan doen samen.

De heer Knops (CDA):

Zeker. Daar gaan wij zeker iets mee doen, maar dat is buiten de orde van deze vergadering.

Dan de stand van zaken bij het team Werken Onder Dekmantel. Onze fractie ziet het belang van een goed functionerende WOD-organisatie. We wachten het advies van de commissie-Sorgdrager ook met belangstelling af. De vraag die ik op dit moment heb aan de Minister, is de volgende. Heeft zij er nu al ideeën over hoe het mentale welzijn van de mensen die daar werken centraal kan worden gesteld in de uitwerking van deze maatregelen? Kan ze daar iets over zeggen?

Voorzitter. Tot slot de licentie-eisen van de KNVB en de handhaving van stadionverboden. Daar hebben we recentelijk ook een brief over gehad van de Minister. Ik heb daar in het vorige debat al iets over gezegd, maar ik heb daar nog een aantal vragen over. Wij zien dat in het seizoen 2020–2021 meer wanordelijkheden plaatsvonden en meer stadionverboden zijn uitgedeeld. Is dit volgens de Minister een direct gevolg van die nieuwe licentie-eisen, zoals meer en slimmere camera's? We hebben in het debat van 7 juli aan de Minister gevraagd of een stadionverbod gecombineerd kan worden met een meldplicht. De Minister heeft in de brief aangegeven dat het soms wenselijk is deze twee maatregelen te combineren maar dat de lokale vierhoeken hierin moeten samenwerken. Mijn vraag is hoe die samenwerking op dit moment verloopt en of die volgens de Minister ook voldoende is. Hoe verloopt de handhaving van de stadionverboden door de bvo's? We hebben eerder de casus ADO aan de hand gehad. Dat ligt nu natuurlijk bij de gemeente Den Haag, maar er is daar toen toch zo veel misgegaan dat we hier ook als Kamer bovenop moeten blijven zitten en de Minister moeten steunen in het effectiever worden van de aanpak.

De voorzitter:

Dank u zeer. Het woord is aan de heer Van Nispen van de Socialistische Partij.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Door verkeerde politieke keuzes uit het verleden zitten we nu met grote problemen bij de politie. Capaciteitstekorten, te veel werk, te weinig collega's en daarnaast onvoldoende leiderschap en een cultuurprobleem. De politiecapaciteit gaat niet op orde zijn in 2024. Dat blijkt nu ook uit de brief van de Minister van gisteren. Veel ervaren agenten zijn gestopt of zullen stoppen. De opleidingen kunnen het nauwelijks aan. Wat voor politie hebben we straks en wat is daar nu nog extra aan te doen? Maar ik ben ook bezorgd over de huidige keuzes van deze Minister, want in haar brief Contouren voor een visie op de politiefunctie reageert de Minister op een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Tegen de maatschappelijke achtergrond van toenemende privatiseringen in het veiligheidsdomein adviseert de raad met een nieuwe visie op de politie te komen. Maar dan toch even: de maatschappelijke achtergrond van privatisering is geen natuurramp maar een bewuste politieke keuze geweest. Jarenlange bezuinigingen hebben geleid tot minder politiecapaciteit, maar niet tot minder vraag om veiligheid. En dat wordt nu ingevuld door anderen, de boa's of private beveiligers, of mensen moeten het zelf maar uitzoeken. De Minister gaat nu gesprekken aan met allerlei partijen over de nieuwe politiefunctie. Wat kan er publiek en wat is privaat? Maar «ons kent ons Nederland» wordt wel pijnlijk zichtbaar in de VVD-kennissenkring binnen de private veiligheidsbranche. Ik zou zo een heel rijtje namen kunnen noemen. Ik maak mij hier echt grote zorgen over want wat we wel en niet overlaten aan de markt is een debat dat hier gevoerd moet worden, niet beïnvloed door een lobby vanuit private partijen met belangen en mogelijk politieke vriendjes. De SP zegt: onze veiligheid is een publieke taak en geen private taak. Dus ga nou niet verder dit pad op en besteed alle inspanningen aan het op orde krijgen van de basis bij de politie. Anders gaan we hier ongelofelijk veel spijt van krijgen.

De politie heeft, zeker met de beperkte capaciteit, te veel taken. Een toenemende taak die op het bordje van de politie is gekomen door forse bezuinigingen op de ggz, is op meldingen afgaan waarbij personen met verward gedrag een rol spelen. 130.000 meldingen in 2021; dat zijn gemiddeld meer dan 356 meldingen per dag. De Minister heeft het in haar brief over allerlei initiatieven en pilots, maar ook hierbij geldt: dit probleem is niet uit de lucht komen vallen. Als de overheid zich terugtrekt en bezuinigt op de politie, de ggz, de gemeente en de armoedevoorzieningen en sociale voorzieningen in wijken, dan is het te verwachten dat de sociale problemen gaan toenemen. En men is hier al jaren mee bezig. Welke oplossing zou volgens de Minister nou echt helpen voor de politie? Dat zou toch niet zo ingewikkeld hoeven te zijn? Waarom wordt er bezuinigd op het budget hiervoor, namelijk 13 miljoen? Dat hebben we ook gisteren besproken in het debat met de Minister voor Rechtsbescherming. Die heeft dat nodig voor het gevangeniswezen. Hoe kun je nou bezuinigen op dit budget voor iets wat zo belangrijk is?

Dan de situatie binnen de Landelijke Eenheid. Rapport na rapport verscheen en nu ligt er nog geen goed plan, maar de korpsleiding wil wel meer geld. Ik sta vooraan om meer geld te vragen als het bijvoorbeeld gaat om meer capaciteit, maar hier moet de cultuur veranderd worden en moet er beter geluisterd worden naar de werkvloer. Dus hoezo meer geld daarvoor? Wat gaat hier nou mis? Kunnen de mensen die deze problemen zo hebben laten ontsporen, deze problemen wel oplossen? In dat licht vraag ik de Minister ook naar de afhandeling van PTSS-klachten. Mevrouw Helder vraagt er ook altijd aandacht voor. Dit proces lijkt nodeloos ingewikkeld en daardoor veel te lang te duren. Wat is er volgens de Minister voor nodig om deze agenten, die vreselijk heftige situaties hebben meegemaakt, eindelijk de genoegdoening te geven die ze verdienen?

Ten slotte het tapsysteem. Waarom is er niet naar al die agenten geluisterd die moeten werken met spullen die al jaren niet goed werken? Die systemen hangen inmiddels met plakband aan elkaar. Op mijn vraag welke veiligheidsrisico's dit oplevert en welke problemen in de opsporing, bagatelliseert de Minister de boel. Volgens mij is dit echt ernstig. Waarom erkent de Minister dit niet? Klopt het dat er Israëli's rondlopen in de tapkamers van de Nederlandse politie voor onderhoud en techniek? Gevoelige systemen zoals camera's en tapsystemen zijn kwetsbaar voor ongewenste indringers, zeker als het apparatuur uit landen is waar spionage een groot risico is, zoals Israël, China, Amerika en Rusland. De SP-motie die zei dat veiligheid zwaarder moet wegen dan economische aanbestedingen, is aangenomen maar wordt eigenlijk gewoon niet uitgevoerd want in die motie stond ook dat de apparatuur uit Nederland of een ander EU-land moet komen. Waarom laat de Minister die naïviteit niet achter zich?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Bisschop van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. «Dag en nacht zetten onze politiemedewerkers zich in voor een veilige en leefbare samenleving. Om ervoor te zorgen dat ze voldoende toegerust zijn voor de uitoefening van hun belangrijke taak is de politieorganisatie constant in ontwikkeling.» Ik zie aan het oplichten van de ogen van de Minister dat zij dit citaat herkent. Dit is namelijk de openingszin van de brief die de Minister gisteren naar de Kamer zond. De verleiding is nu heel groot om mij bij allerlei thema's die collega's ook al aan de orde hebben gesteld aan te sluiten. Ik zal mij dan ook beperken tot een aantal thema's die mogelijk parallel lopen en er soms, naar ik hoop, iets extra's aan kunnen toevoegen.

Ik wil graag vandaag de vinger leggen bij de mentale en fysieke toerusting van agenten. Die moet wat ons betreft echt op orde zijn, wil je kunnen spreken van een veilige en vitale politieorganisatie. Dat is ook de ambitie, zoals die wordt verwoord in de stukken, maar er is nog wel wat voor nodig. Ik zou een verhaal kunnen houden over de wijkagent, maar dat doe ik niet. Ik sluit mij wat dat betreft aan bij datgene wat mevrouw Michon-Derkzen daarover in een welsprekend pleidooi naar voren heeft gebracht.

Ik ga nog wel eventjes in op de groene boa's, want daar hoort volgens mij nog een nuancering bij. De Minister geeft in de voortgangsbrief over de boa's aan dat ze werkt aan verhoging van de veiligheid in het buitengebied. Er wordt onder meer hard gewerkt aan de ontsluiting van informatie voor alle groene boa's. Voor boa's werkzaam in het publieke domein lijkt dat dan nu geregeld, maar ongeveer de helft van de groene boa's werkt voor particuliere organisaties. Voor hen lijkt toegang tot die belangrijke informatie nog ver weg, terwijl ze wel belast zijn met dezelfde taak. In het kader van de veiligheid en informatiedeling vraag ik de Minister welk perspectief zij kan bieden aan groene boa's in het particuliere domein wat betreft de toegang tot de BRP en het RDW-kenteken- en rijbewijzenregister? Ik snap dat daar allerlei hobbels kunnen zitten ten aanzien van privacy enzovoorts, maar dit moet wel opgelost worden. Ik hoor daarop graag de reflectie van de Minister.

De veiligheid van groene boa's is niet vanzelfsprekend vanwege het uitgestrekte en soms moeilijk begaanbare gebied, waar de politie vaak geen adequate bijstand kan verlenen. Het is ook van groot belang dat boa's veilig kunnen opereren, onder andere door te kunnen beschikken over een vuurwapen. We hebben diverse groene boa's gesproken die jarenlang beschikten over een vuurwapen maar waarvan Justitie nu heeft gezegd dat dit niet nodig is voor de taakuitoefening. Ja, de wereld is opeens een heel stuk veiliger geworden en dan kun je het vuurwapen dus innemen. Nee, dit is een klap in het gezicht van de groene boa's en een aantasting van hun veiligheid. Kan de Minister in het kader van rechtszekerheid en continuïteit verzekeren dat het criterium in de nieuwe AMvB Bewapening en uitrusting boa's zo wordt gewijzigd dat het geweldsmiddel, het vuurwapen dus, niet wordt ingetrokken indien zich geen disproportionele situaties hebben voorgedaan? Misschien is het inderdaad goed om als de Kamer daar middels een voorhangprocedure in mee te kijken.

Dan het punt van personen met verward gedrag. Nog deze week werd een hulpverlener in Gouda zwaargewond afgevoerd nadat zij overgoten werd met kokend water door een persoon met verward gedrag. Dat is de situatie waarin hulpverleners kunnen komen te verkeren. Het is echt cruciaal dat door een betere aanpak van deze situaties meer wordt ingezet op betere gegevensdeling tussen politie, GGD en gemeenten. Ook hier is er het aspect van privacy, een belangrijk punt, maar is de Minister bereid om met de vernieuwde aanpak voor personen met verward gedrag de gegevensdeling tussen organisaties te intensiveren?

Voorzitter, dan had ik nog iets over ...

De voorzitter:

Dat gaan we allemaal in de tweede termijn horen dan.

De heer Bisschop (SGP):

Ja, over beroepsziekten en dienstongevallen bij de politie. Dat hoeft niet eens in de tweede termijn. Ik sluit mij op die punten kortheidshalve aan bij wat mevrouw Helder daarover naar voren heeft gebracht, waarbij ik nog specifiek aandacht vraag voor haar motie hieromtrent van twee jaar geleden.

De voorzitter:

Goed. Ik kan wat hebben van u. Het woord is aan mevrouw Van der Werf van D66.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik sluit mij aan bij de warme woorden die hier al zijn gericht aan de politie, van wie een aantal hier ook aanwezig is op de publieke tribune. Verder sluit ik mij kortheidshalve aan bij de kritische noten die mevrouw Helder en de heer Van Nispen hebben gewijd aan het onderwerp tapkamers, want daar kwam ik in mijn tekst niet meer aan toe.

Vandaag begin ik met de vraag die eigenlijk aan alle uitdagingen voor de politie raakt en die is: hoe krijgen we de teams weer op sterkte? Ik heb hier al vaker een betoog gehouden over een flexibeler personeelsbeleid en dat blijf ik doen. Want ik hoor nog steeds verhalen van competente mensen die de organisatie zouden kunnen versterken, maar die tegen een muur oplopen. Als je niet alle boxjes afvinkt, kom je niet verder. Dat gaat niet alleen over politievrijwilligers die al jaren meedraaien en inmiddels in de praktijk de meest seniore van hun team zijn, het gaat ook om mensen die net niet de juiste certificaten hebben en worden teruggestuurd naar de basisopleiding. Dat zijn allemaal agenten die graag een stap zouden willen zetten binnen de organisatie, maar die bijvoorbeeld niet kunnen doorstromen omdat ze een mbo-opleiding hebben in plaats van een hbo-opleiding. Ik denk dan aan rechercheurs die zaak na zaak oplossen maar niet door kunnen omdat ze een bepaald diploma missen. Nu weet ik dat er binnen de politie ook veel werk wordt verzet om die nodige flexibilisering waar te maken en ik wil daarvoor ook mijn complimenten uitspreken, maar toch komen dit soort verhalen nog te vaak voor. De gemene deler in die verhalen is dat chefs op verschillende niveaus wel staan te springen om mensen in dienst te nemen die zich bewezen hebben, maar dat die mensen vaak al aan de voorkant uit het proces worden geweerd omdat ze niet kunnen solliciteren op een bepaalde functie. Is de Minister bereid om leidinggevenden hier meer zeggenschap in te geven en om ze de mogelijkheid te bieden om iemand aan te dragen voor een selectieproces, ook als diegene aan de voorkant niet aan alle vereisten voldoet?

De voorzitter:

Er zijn twee interrupties voor u. Ik begin bij de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben echt benieuwd naar hoe die flexibilisering er dan precies uit komt te zien. Ik wil daar best nog wel voor een stuk in meedenken. Het klopt dat chefs soms bepaalde mensen geschikt vinden maar dat ze net niet aan bepaalde eisen voldoen. Dus ik kan het signaal wel herkennen. Maar mevrouw Van der Werf had het over: net niet alle vinkjes gehaald of net dat ene certificaat niet, geen hbo maar wel mbo. Hoe voorkom je nou in het voorstel van mevrouw Van der Werf dat dit toch ten koste gaat van de kwaliteit en de opleiding bij de politie? Welke waarborgen zitten er dan in haar plan en haar voorstellen?

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dat is een hele terechte vraag. Ik zou allereerst willen zeggen dat het aanvankelijke opleidingsniveau vaak in de loop van de tijd niet meer zo veel zegt over iemands competenties. In sommige gevallen wel, maar als mensen heel veel jaren bij de politie werken, zie je dat ze ontzettend veel bijleren. Ik zou ook niet willen tornen aan de functie-eisen. Wat ik zou willen doen, is kijken naar de manier waarop je die eisen toetst. Nu doe je dat eigenlijk alleen maar op het moment dat mensen de organisatie binnenkomen, maar wordt er tussentijds eigenlijk heel weinig aandacht aan besteed. Ik zou het zonde vinden als we alleen maar naar de vooropleiding van mensen kijken en dat er op het moment dat iemand heel erg geschikt lijkt, niet een nieuwe, bijvoorbeeld cognitieve, toets wordt gedaan waaruit blijkt dat iemand een bepaald niveau inmiddels wel haalt. Dat zou kunnen waarborgen dat je dus helemaal niets afdoet aan de kwaliteit van iemand.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen, daar moet u het bij laten wat betreft uw aantal vragen. Maar meneer Knops heeft ook nog een vraag op dit punt.

De heer Knops (CDA):

Ik vraag me eigenlijk af wat het probleem is. Dus misschien dat mevrouw Van der Werf mij kan helpen met wat nou het probleem is. Volgens mij werkt het zo dat het bij een sollicitatie zelden voorkomt dat iedereen aan alle gestelde eisen voldoet. Er wordt dan een afweging gemaakt en dan wordt iemand wel of niet aangenomen. Er wordt dan echt niet gekeken of je twintig jaar wel of geen diploma hebt gehaald. Dan gaat het ook over wat je in al die tussenliggende jaren hebt gedaan. Ik wil dus graag weten of het nou gaat over die functie-eisen waar mevrouw Van der Werf het over heeft. Ik denk bijvoorbeeld aan een schietopleiding. Het lijkt mij wel belangrijk dat je die gehaald hebt in plaats van dat gezegd wordt: daarvoor heeft hij geen vinkje maar hij krijgt toch de functie. Of gaat het alleen maar over die eerste opleiding voordat men bij de politie binnenkwam, waarbij de leidinggevende meer zou moeten kunnen afwijken van die eisen?

Mevrouw Van der Werf (D66):

Volgens mij zijn er twee problemen. Het eerste is dat er op dit moment vooral heel breed wordt gekeken door de hr-afdeling naar de IDU, dus naar wat er binnenkomt op een vacature die online staat. Het lastige kan dan zijn dat er iemand op de werkvloer is die het eigenlijk ontzettend goed doet en die je eigenlijk graag zou willen hebben maar wat dan op dat moment niet gaat lukken. Je zou dus kunnen kijken hoe je mensen kunt toetsen en op die manier wel aan een vacature kunt verbinden. Het andere probleem is dat de doorstroom, of eigenlijk de uitstroom, bij de politie op dit moment heel erg groot is. Ik heb even opgezocht hoe het vorig jaar zat. Er zijn 1.156 mensen uitgestroomd bij de organisatie. Dat is een behoorlijk cijfer. Dan heb ik het niet over mensen die gepensioneerd zijn. Je zult dus moeten kijken hoe je mensen binnen de organisatie tevreden houdt. Ik zou het ontzettend zonde vinden als mensen die naar een bepaald niveau toe hebben gewerkt, dat niet meer kunnen halen, alleen maar omdat de vooropleiding er niet mee strookt. Ik denk dat daar zeker nog verbetering mogelijk is.

De heer Knops (CDA):

Volgens mij moeten we niet de functie-eisen verlagen, maar kunnen elders verworven competenties die in de loop der jaren zijn opgedaan in de organisatie gewoon worden meegenomen als iemand solliciteert. Dat kan nu ook al. Een leidinggevende kan zeggen: dit vinden wij zo belangrijk dat deze persoon in aanmerking komt voor de functie. Misschien moet ik deze vraag aan de Minister stellen, maar hoe groot is het probleem nu, en is dit ook de oplossing voor het probleem van de verhoogde uitstroom dat u schetst? Die relatie zie ik eerlijk gezegd niet helemaal.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Als de heer Knops goed had geluisterd naar mijn reactie op de heer Van Nispen, zou hij weten dat ik heel duidelijk heb gezegd dat ik niet zou willen tornen aan de functie-eisen. Ik zou ze wel opnieuw willen kunnen toetsen. Daar zit zeker een probleem. Het belangrijkste voorbeeld dat ik regelmatig heb gehoord, is dat er een hbo-diploma nodig is, terwijl er ook gewoon een hele hoop politieagenten rondlopen met een mbo-diploma die in de praktijk allang hun diensten hebben bewezen. Ik denk dat je die groep mensen ernstig tekortdoet als je ze niet de mogelijkheid geeft om opnieuw te toetsen en te kijken waar zij zich op dat moment bevinden. Ik denk ook dat je een hele grote groep mensen dan langer behoudt voor de organisatie en ook recht doet aan wat zij inmiddels kunnen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik vind het terecht dat mevrouw Van der Werf zegt: we moeten alles doen om de uitstroom te verminderen en de politie een aantrekkelijke werkgever te maken. Alles wat daaraan bijdraagt, zal ik in beginsel dus steunen. Maar het voorstel van mevrouw Van der Werf vind ik hier en daar wat moeilijk te volgen. Mijn twee buurmannen hebben daar ook vragen over gesteld. Ik denk dat het voordeel van de politie nou juist is dat het zo'n grote organisatie is dat je allerlei verschillende kanten op kan met je expertise. Je kan dus niet alleen verticaal groeien, maar ook horizontaal. Ze hebben ook een eigen politieacademie, waar je tussentijds allerlei opleidingen kan volgen om jezelf klaar te stomen voor de plek die je zou willen hebben. In mijn eigen bijdrage – dan kom ik tot mijn vraag, voorzitter – noemde ik de roc-route, de verlengde leerlijn, waarmee je mensen van buiten toch in het politiekorps trekt. Hoe denkt mevrouw Van der Werf hierover? Zou dat ook kunnen helpen om de instroom te vergroten?

Mevrouw Van der Werf (D66):

Zeker. Dat lijkt mij ook een aanvullend voorstel dat je zeker niet moet laten.

De voorzitter:

Daar laat u het bij, mevrouw Michon?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Mijn tweede vraag zou dan zijn: heeft u er wat specifiekere informatie over waar die doorstroom of uitstroom dan in zit en waar de Politieacademie dan eigenlijk tekortschiet? In mijn perceptie van het korps stoom je agenten juist via de Politieacademie klaar voor een volgende stap. Het is juist een uniek gegeven dat ze dat binnen de eigen academie kunnen doen. Wat zit daarin dan niet goed, wat mevrouw Van der Werf betreft?

Mevrouw Van der Werf (D66):

Volgens mij zijn er twee problemen. Het duurt ontzettend lang. Er gaat heel erg veel tijd overheen voordat we het voor elkaar krijgen dat mensen naar een plek binnen de organisatie kunnen waar ze op dat moment al prima zouden kunnen functioneren. Volgens mij is het andere probleem dat we onvoldoende ingericht zijn op het toetsen van mensen. Dat gebeurt eigenlijk heel erg aan het begin, als iemand binnenkomt in de organisatie. Heel veel mensen zouden eigenlijk heel lang bij de politie willen werken, maar na dat begin lijkt het alsof men er niet heel erg mee bezig is om te kijken: goh, hoe zou deze persoon het op dit moment op deze functie kunnen doen? Laten we niet alleen maar kijken naar het papiertje dat iemand meebrengt, maar ook naar de capaciteiten die bij uitstek chefs en leidinggevenden zien en die op dit moment eigenlijk worden gemist.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer heeft hier ook nog een vraag over.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Toen ik zag dat de collega van D66 een plan had, had ik hoge verwachtingen. Toen ik het voorstel over flexibilisering las, rees bij mij een vraag. Die wil ik ook aan mijn collega richten. Er is op dit moment toch al een mogelijkheid voor erkenning van verworven competenties? Hoe past dat in uw plan? Zouden we niet meer moeten kijken naar het veel efficiënter inzetten van de politie, zoals ik net al noemde? Ze moeten niet alleen in de auto nooddiensten draaien, maar ook in de wijken zijn. Je moet ook naar de opleidingen kijken, zoals het rapport aangeeft. Oftewel, met zijinstromers kun je veel meer aan de capaciteitsbehoefte voldoen. Ik hoop dat u daar nog even op wilt reflecteren.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ja, graag. Ik denk dat er op dit moment drie groepen binnen de organisatie zijn die je een zetje zou kunnen geven en waarmee je de capaciteit zou kunnen vergroten. Het gaat niet alleen om doorstromers, waar de vragen van de collega's zich vooral op focussen, maar ook om politievrijwilligers. Die zijn op een bepaald niveau ingestroomd, maar het blijkt voor hen in de praktijk nog steeds heel erg lastig om een functie te krijgen waar ze aan toe zijn. Het gaat ook om het punt waar u net over begon, de zijinstromers. We kennen de voorbeelden van de zedenrecherche. Daar is een roep om psychologen, maar het pakket aan functieprofielen is ook danig ingekrompen. Ik ben op zoek naar alle creativiteit en flexibiliteit binnen de organisatie om dit makkelijker te maken. U noemde daar net een voorstel voor. Ik heb geen enkele reden om te zeggen dat dat geen goed idee zou zijn.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Volgens mij willen wij gewoon hetzelfde. We moeten kijken met welke plannen en suggesties we richting de Minister komen om uiteindelijk de enorme tekorten aan capaciteit weg te kunnen nemen. Ik zal die vraag straks ook aan de Minister stellen, met uw permissie.

De voorzitter:

Die permissie heeft u. Tenminste, u heeft die vraag bij dezen gesteld. Meer gelegenheid krijgt u daar niet voor. Mevrouw Van der Werf gaat verder met haar betoog. Daar heeft ze nog een kleine twee minuten voor.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter. Ik geloof in meer ruimte voor leidinggevenden. Met die ruimte kunnen we hen tegelijkertijd ook meer verantwoordelijkheid geven. De commissie-Schneiders adviseert specifiek voor de Landelijke Eenheid om leidinggevenden ook te beoordelen op hun bijdrage aan de veiligheid op de werkvloer en om dit in de functieprofielen mee te nemen. Mede na het zien van de documentaire De blauwe familie dacht ik: waarom zou je dat eigenlijk niet breder doen dan alleen in de Landelijke Eenheid? Die aanbeveling zou je in de hele politieorganisatie kunnen oppakken. Ik ben benieuwd naar de reflectie op dat punt van de Minister.

Voorzitter. Ik wil het ook nog hebben over de politiefunctie. We moeten de politie op sterkte brengen en dat betekent dat we ook kritisch moeten blijven nadenken over wat we van de politie kunnen vragen. In 2018 diende voormalig D66-Kamerlid Den Boer een motie in die vraagt om een visie op de politiefunctie. Daarbij werden ook de private beveiliging en de boa's nog een keer genoemd. In 2020 zette de vorige Minister die vraag uit bij de WRR, die in 2021 met een working paper kwam. In 2022 ontvingen we een brief van deze Minister waarin zij aankondigde om eind 2023 met een visie te komen. Ik snap dat een gedegen visie tijd kost, maar inmiddels duurt het al vijf jaar. Zeker gezien het belang van deze visie voor het functioneren van de politie zou ik daar graag wat meer haast mee willen maken en een reactie daarop willen krijgen van de Minister.

Tot slot. De aanpak van seksueel geweld blijft natuurlijk een zorgpunt. Ik heb daar al vaak vragen over gesteld. Het is fijn dat het wetsvoorstel Seksuele misdrijven naar de Kamer is gestuurd, maar daarmee worden de capaciteitsvraagstukken natuurlijk ook dringender. Dat hoorden we al in de technische briefing van een paar weken geleden. Ik ben benieuwd hoe het gaat met het aantrekken van versterking van buitenaf. Wordt de succesformule die de eenheid Midden-Nederland een halfjaar geleden liet zien, al breder opgepakt? En is er landelijk een afname te zien van het aantal plankzaken?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Azarkan van DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Dank, meneer de voorzitter. Eerst maar even over die visie: ik vind vijf jaar nog wel meevallen als we weten dat we een premier hebben die, toen hij om een visie werd gevraagd, zei: daarvoor moet je bij de opticien zijn. Ik werd net trouwens afgeleid. Ik zag dat de premier van Engeland, Truss, al na 45 dagen is opgestapt. Premiers kunnen dus opstappen. Misschien is dit wel wat snel, maar goed.

Ik sluit me aan bij de complimenten voor al het goede werk. We kunnen niet vaak genoeg benadrukken dat alle mannen en vrouwen van het politiekorps strijden voor onze veiligheid. Ze hebben een hele moeilijke baan onder moeilijke omstandigheden, dus ik heb daar altijd veel dankbaarheid voor.

Ik begin kort met de documentaire De blauwe familie. Ik vond het mooi en waardevol dat we die hier met elkaar hebben gezien en dat we hebben gesproken met de korpsleiding. Ik was buitengewoon blij met de korpschef, mevrouw Huyzer, en een aantal andere collega's. Zij zeggen eigenlijk: we hebben het in het verleden te veel laten lopen en we hebben te weinig leiderschap getoond. Ik ben benieuwd of de Minister dat ook vindt en of zij vindt dat we een structureel probleem hebben. Natuurlijk vindt niemand dat alle agenten niet veilig en niet inclusief werken, maar we hebben wel te lang te veel incidenten gehad. Ik ben blij dat dat nu aangepakt gaat worden.

Ik wil kort nog iets zeggen over het plan van aanpak. Dat zullen we de volgende keer iets langer met elkaar bespreken. Ik mis in het plan van aanpak een operationalisatie van de resultaten. Hoe toetsen we of we ergens in geslaagd zijn? Ik lees dat nergens. Ten tweede hangen we het op aan een diversiteitsverantwoordelijke en een landelijke coördinator. Ik vind dat een veilige en inclusieve werkomgeving over de totale organisatie gaat. Dat is iets waar de korpschef voor moet staan. Dat moeten we dus niet aan een of andere functionaris ophangen. Het is gewoon ontzettend belangrijk dat alle medewerkers zich veilig voelen en zichzelf kunnen zijn. Dat blijkt het belangrijkste item te zijn waarom heel veel mensen uitstromen. Een kwart van de uitstromers zijn mensen die we juist willen aantrekken, mensen met een migratieachtergrond, die zeggen: ik voel me hier niet veilig; ik vind het niet inclusief genoeg.

Voorzitter. Dan iets over de Richtlijn lifestyle-neutraliteit. Daar hebben de Minister en ik totaal andere opvattingen over. Ik constateer dat er wat selectief wordt gewinkeld in de uitspraak van het Europees Hof over een hoofddoekverbod op de werkvloer. Het Europees Hof staat juist pal voor diversiteit. Het Hof draait het om en zegt: werkgevers moeten nadrukkelijk aantonen dat een verbod noodzakelijk is. Maar dat laat de Minister nergens zien. Ook het College voor de Rechten van de Mens zegt: dat blijkt nergens uit. Het enige wat je doet, is met name moslima's discrimineren. Ze kunnen in de ogen van de Minister geen boa of agent worden. Het enige argument dat ik lees, is: mensen die dat zien, hebben daar bepaalde vooroordelen over. Dat is het enige wat ik lees. Er wordt eigenlijk gezegd dat mensen die religieus zijn en dat laten zien, niet neutraal kunnen zijn. Dat vind ik zo raar. Als dat achterwege wordt gelaten, gaan we er wel van uit dat iedereen netjes kan handelen. Mijn vraag aan de Minister is: heeft de Minister voldoende getoetst aan de waarborgen om te zien of de onderbouwing van de richtlijn standhoudt bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut.

De heer Azarkan (DENK):

Nog een halve minuut?

Ik sluit af met alles wat te maken heeft met de samenwerking tussen de politie en de GGD. Ik ben blij dat dat geïntensiveerd wordt. Dat moet ertoe leiden dat de juiste zorg en ondersteuning worden geboden, zodat mensen niet onnodig in aanraking komen met politie en justitie. Dat is het uitgangspunt. Ik heb daar ook vaak aandacht voor gevraagd. Alleen, ik maak me daar wel zorgen over. Ik hoor: de vorderingen per regio komen in een dashboard, plus betrokken organisaties en risicotaxatie-instrumenten. Gezien alles wat op andere plekken te maken heeft met algoritmes en selectiemechanismes: ik wil graag de waarborg hebben dat de Minister naast de AVG niet allerlei vormen van AI, algoritmes, gaat gebruiken om dat te toetsen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Azarkan (DENK):

Dat was ’m?

De voorzitter:

Dat was ’m. Ik dank u zeer. Een punt van orde van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Misschien kijken er mensen die denken: waarom hebben alleen de heer Azarkan en de heer Eerdmans het gehad over racisme en discriminatie, en anderen niet? Dat komt omdat er door de heer Azarkan nog een apart debat is aangevraagd; dat zei hij ook. Dat is de reden waarom dit in de inbreng van anderen misschien niet duidelijk naar voren is gekomen. Ik hecht eraan om dit op te merken.

De voorzitter:

Het is goed om dat te vermelden. Dat belangrijke onderwerp komt nog uitgebreid aan de orde in een volgend debat; dat klopt. Hiermee eindigt de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk even naar de Minister. Twintig minuten? Ik schors tot 15.20 uur.

De vergadering wordt van 14.59 uur tot 15.21 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Hartelijk dank voor de rust die is wedergekeerd. Ik ga het woord geven aan de Minister van Justitie en Veiligheid voor haar eerste termijn.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. We hebben met elkaar afgesproken dat ik de inleiding kort houd, zodat we ruimte hebben voor de vragen en de antwoorden. Ik wil kort benadrukken dat dit een onderwerp is dat mij na aan het hart ligt, net als bij alle Kamerleden. Dit gaat over onze politiemensen, die een stap naar voren doen als wij een stap naar achteren doen. Als wij onveilig zijn, zetten zij zich in. Dat doen ze niet alleen op het gebied van de veiligheid. Ze bieden ook hulp en zijn dienstbaar.

Alle Kamerleden hebben benadrukt – ik denk dat we daar in elk debat mee moeten beginnen – dat we meer van de politie vragen, niet alleen in een tijd van schaarste en krapte, waar ik straks uitgebreid op terugkom, maar ook in een tijd waarin de criminaliteit harder en heftiger wordt. Er wordt vanuit de samenleving meer geëist. Verschillende demonstraties lopen uit op geweld. We vragen gewoon heel veel van onze politiemensen. Ik noem nu grote dingen, maar de politie zet zich ook in voor het vinden van vermiste personen. We kunnen ze bellen als we in nood zijn en niet weten wie we moeten bellen. We kunnen niet genoeg benadrukken hoeveel waardering we hebben voor alle politiemensen op straat en kantoor. Ik ben altijd erg blij met dit debat, omdat we hier elke keer met z'n allen op zoek zijn naar hoe we politiemensen beter kunnen bedienen vanuit de politiek, want daar zijn wij voor. We proberen er met elkaar voor te zorgen dat hun werk veiliger en lichter wordt.

Voorzitter, u weet dat ik weer mapjes heb. Aan de hand van het aantal vragen zijn het best veel mapjes geworden, maar we hebben echt ons best gedaan om het te bundelen. Soms zijn het hele dunne mapjes, maar ik doe het toch zo voor de overzichtelijkheid. Ik begin met de Landelijke Eenheid, daarna de capaciteit, de politiefunctie, de boa's, de openbare orde, voetbalrellen, discriminatie en racisme, en tap en storing. Over die laatste twee onderwerpen zijn al debatten aangevraagd. Ik zal dus kort op de vragen ingaan, want we komen daar nog lang over te spreken. Daarnaast heb ik nog een aantal andere hele belangrijke zaken.

Ik begin met de Landelijke Eenheid. Hier zou een lange inleiding passen, omdat er heel veel gaande is en er heel veel is gebeurd, maar aangezien iedereen aan deze kant van de tafel dat weet, ga ik meteen door naar de adviezen van de commissie-Schneiders. Die heb ik omarmd. Ik heb aangegeven dat die uitgevoerd en goed gemonitord zullen worden, maar dat we het ook stap voor stap doen. We willen ervoor zorgen dat elke stap goed geborgd is. Dat is een van de lessen die we in de afgelopen periode hebben geleerd: niet alles kan tegelijk. De commissie-Schneiders heeft daar nadrukkelijk op gewezen. Dat betekent dat er een goed transitieplan moet liggen. Zodra dat er is, zal ik de commissie-Schneiders natuurlijk vragen om te adviseren over de kwaliteit en de haalbaarheid van dat plan. Daar komt ook een toets op. Daar heeft de Kamer om gevraagd, maar dat vinden de politie en ikzelf ook heel belangrijk. Daarna zal ik uw Kamer natuurlijk meteen informeren over wat daaruit is gekomen.

Ik hoor dat er gefluisterd wordt: wanneer? Ik verwacht dat transitieplan in ieder geval in de komende paar weken te hebben. Daar kom ik straks nog op terug, want daar zijn vragen over gesteld. Ik zal de commissie-Schneiders dan meteen vragen om daarnaar te kijken. Ik hoop dat het voor het einde van het jaar lukt, maar dat kan ik nu nog niet toezeggen, omdat men nu nog aan het werk is en de commissie de ruimte moet krijgen. Maar het komt zo snel mogelijk. Ik denk dat het belangrijk is voor de commissieleden om te weten dat als het aan ons ligt, het in ieder geval lukt voor de begrotingsbehandeling. Dat probeer ik echt. Het zou kunnen dat u het kort voor de begrotingsbehandeling krijgt. Dat voorkomen we natuurlijk liever, maar zodra het klaar is, stuur ik het naar u; laten we dat afspreken.

De heer Van Nispen had een vraag over het feit dat er nog geen plan ligt. Hij zegt: «Ik constateer dat de korpsleiding om geld vraagt. Maar dit gaat over cultuurverandering, dus hoezo moet dat geld kosten?» Dat was min of meer de letterlijke vraag. Volgens mij werd die vraag ook gedeeld door een aantal andere Kamerleden. Het eindadvies van de commissie-Schneiders brengt een groot aantal opgaven met zich mee. Dat zijn hele fundamentele zaken. De heer Van Nispen vatte samen dat het gaat om zaken als een stevig fundament om veilig te kunnen werken en een cultuurverandering. Kortom, dingen die moeilijk tastbaar zijn, maar die een verschil van dag en nacht maken voor de plek waar je werkt. En dat is dus een complex proces. De korpsleiding heeft laten weten dat zij er de komende weken nog tijd voor nodig hebben om goed te kijken hoe ze het proces inrichten, hoe ze dat stap voor stap kunnen doen, en ook om er bijvoorbeeld op in te zoomen welke inhoudelijke ambities daar wel of niet bij horen en in welke volgorde. Daar wordt nu naar gekeken. Als ik de vraag van de heer Van Nispen zo mag interpreteren dat hij tegen mij zegt «denk je dat het met een zak met geld opgelost is?», oneerbiedig gezegd, dan zeg ik: nee. Ik denk wel dat het geld gaat kosten. U weet dat we 20 miljoen hebben gereserveerd voor die veranderopgave. Als er aanvullend geld nodig is, zullen we dat goed moeten onderbouwen. Dan zullen we met elkaar ook goed moeten kunnen volgen waarom dat iets toevoegt aan de stappen die zorgvuldig gezet moeten worden, of het nou gaat over de splitsing die is geadviseerd of over het verhogen van het ambitieniveau.

Mevrouw Mutluer vroeg hoe acute problemen zoals de onveilige werksfeer, die we allemaal hebben teruggelezen, geconstateerd en gezien, worden aangepakt. Naar aanleiding van de onderzoeken van de Inspectie Justitie en Veiligheid en de commissie-Brouwer – want dit is natuurlijk iets met een langere geschiedenis; we hebben het hier ook vaak besproken – zijn er al maatregelen getroffen om de acute problematiek aan te pakken; denk aan personeelszorg. Ook daar hebben we bij stilgestaan. Een aantal dingen zijn dus al meteen opgepakt. Het gaat ook over het inrichten van een tijdelijke voorziening voor het melden van misstanden en ethische dilemma's bij de afdeling Afgeschermde Operaties. Terwijl dat allemaal gaande is, zijn we ondertussen aan het kijken hoe men de adviezen van de commissie-Schneiders goed kan borgen. Het gaat namelijk over fundamentele veranderingen die je niet zomaar met een afvinklijstje kunt fiksen.

Wanneer wordt die verandering voelbaar? Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat er een transitieplan ligt dat gedragen wordt en waarvan de commissie-Schneiders straks hopelijk zegt: dit is in lijn met onze aanbevelingen, met onze adviezen. Het is ook belangrijk dat het goed uitgerold kan worden. Ik denk dat het dan ook goed is om vertrouwen te hebben en de organisatie daarna ook de tijd te gunnen om het te kunnen implementeren, ook wetende dat bijvoorbeeld de commissie-Schneiders erbij betrokken blijft. Dat hebben wij eerder in deze commissie met elkaar gedeeld, en dat zou mijn wens ook zijn. Dat is dus echt niet binnen een maand gebeurd. Ik denk dat de organisatie het ook vooral intern moet kunnen dragen. Ik denk dat we voor degenen buiten de organisatie die daar vraagtekens bij zouden plaatsen, ook in deze Kamer, goede waarborgen hebben ingebouwd waarmee dat in de gaten gehouden kan worden.

Mevrouw Helder zoomde in op Werken Onder Dekmantel. Dat team wordt afgebouwd, zodat het daarna weer opgebouwd kan worden. Zij vroeg: hoe zit het nou; hoeveel meer tijd is er nodig? Volgens mij vroeg ze ook letterlijk: blijft Sorgdrager wel aan boord? Laat ik daarmee beginnen. Ja, dat gebeurt zeker. Sorgdrager blijft aan boord. Precies zoals mevrouw Helder zei, wordt het team Werken Onder Dekmantel nu verantwoord gecontroleerd en geleidelijk afgebouwd, zodat het echt veilig is voor iedereen. Dit is namelijk heel erg zwaar en uniek politiewerk. Dat moet je goed kunnen doen en goed kunnen afbouwen als dat nodig is. Na de afbouw volgt een periode van herbezinning. Politie en OM gaan dan een visie opstellen op het middel Werken Onder Dekmantel. Volgens mij is iedereen het erover eens dat het een ongelofelijk belangrijk middel is, maar hebben we ook behoorlijk wat lessen geleerd die heel heftig zijn, en moeten we het ook goed borgen. In dit proces speelt de commissie-Sorgdrager een hele belangrijke klankbordrol. Vervolgens vindt op basis van de visie dan weer een opbouw plaats. De opbouw wordt van dichtbij gevolgd door de commissie-Sorgdrager. Op die manier hebben we elke stap gecontroleerd afgebakend. Maar zoals ik ook tegen mevrouw Mutluer zei, is dit niet van vandaag op morgen geregeld. Dat moet je ook helemaal niet willen met zoiets. Ik weet dat mevrouw Helder dat ook heel scherp heeft. Er is echt tijd nodig voor die bezinning, die visievorming en een goede, gedegen opbouw.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik vroeg dat ook omdat het in zekere zin verband heeft met het transitieplan Landelijke Eenheid. Werken Onder Dekmantel valt namelijk onder de Landelijke Eenheid. Zo heb ik die link gelegd. Ik heb het ook gekoppeld aan de toezegging van de Minister in februari dat het toezichtaspect mogelijk naar voren wordt gehaald door de commissie-Sorgdrager. Dat ging specifiek over de werkvloer. Dat valt dan weer samen met vakmanschap en leiderschap, waar de commissie-Schneiders ook al een aanbeveling over heeft gedaan. In dat kader stelde ik dus die vraag.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Helder. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik stel overigens voor om vier vragen te doen. Is dat goed?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Opgeteld? Haha, nee hoor.

Ik heb zojuist gezegd dat we zo snel mogelijk terugkomen naar de Kamer over het transitieplan. Laten we afspreken dat we daar een alinea aan toevoegen over de stand van zaken met betrekking tot Werken Onder Dekmantel en ook in relatie tot de vraag van mevrouw Helder, zodat die samenhang wel kan blijven bestaan.

Dan de heer Knops. Hij vroeg hoe het mentale welzijn van de medewerkers centraal kan worden gesteld in het nieuwe team – natuurlijk ook breder, maar specifiek bij Werken Onder Dekmantel. Dat was volgens mij de vraag. De commissie-Brouwer heeft ook geconstateerd dat er meer aandacht moet zijn voor het mentale welzijn van undercoveragenten. Die commissie heeft ook aanbevelingen gedaan ten aanzien van het mentale welzijn. Bij de opbouw van het nieuwe team, waar ik het over had in mijn antwoord aan mevrouw Helder, wordt dat ook volop meegenomen. De aanbevelingen daarover staan dus ook centraal. Dan gaat het bijvoorbeeld over het aanstellen van psychologen die gevraagd en ongevraagd kunnen adviseren. Al dat soort waarborgen worden daarin meegenomen.

Voorzitter, als u het goedvindt, ben ik nu bij capaciteit.

De voorzitter:

Er is eerst een vraag van mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik had het antwoord gemist op mijn vraag over de aanbeveling van de commissie-Schneiders om het breder in de politieorganisatie op te pakken. Maar misschien komt dat nog in een volgend blokje.

De voorzitter:

Ik zie niet meteen een blijk van herkenning. Laten we het even afwachten. Anders komt het straks nog terug.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Precies dat. Ik koop heel even tijd om te checken of het in dit blokje nog komt, of straks. Dank voor de reminder.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan de politiecapaciteit. De heer Van Nispen zegt: het duurt langer tot de capaciteit op orde is; wat is daaraan te doen? In de brief staat geschreven dat de capaciteit op termijn op orde komt doordat de politie de komende jaren veel aspiranten opleidt. Ik ben bang dat dit zal blijven terugkomen, in ieder geval in mijn termijn, hoe lang of kort die ook mag duren, in ieder geval tot de volgende verkiezingen. Voorlopig blijft het gewoon ontzettend krap. Dat weet de politieorganisatie ook. Juist omdat we het weten, wordt er fors geïnvesteerd. Er komen veel nieuwe agenten bij. Er stromen ook veel mensen uit. Het is dus een groot aandachtspunt om er goed op te letten dat ervaring en kwaliteit in de verschillende teams worden behouden, zodat de nieuwe mensen daar ook van kunnen profiteren. We weten dat de druk op de capaciteit dit jaar het grootst is, maar ook dat de druk op de capaciteit volgend jaar zal blijven bestaan. Dat zei de heer Van Nispen ook nog. Vanaf volgend jaar zal de druk wel steeds minder worden. Ik hoop dat die dus ook minder zal worden gevoeld, zeg ik tegen alle politiemensen die kijken, want op papier is één ding, maar het is ook de bedoeling dat men het voelt. Vanaf 2025 is de capaciteit nagenoeg volledig gevuld.

Het ging nog even specifiek over de gebiedsgebonden politie, want als je daarop inzoomt, zie je dat het daar iets later gebeurt. Tot die tijd kunnen de maatregelen die op lokaal niveau kunnen worden genomen om de druk binnen de gebiedsgebonden politie te verlichten – daar heb ik u eerder over geïnformeerd – ook nog worden toegepast. Ik kom straks ook op andere suggesties die zijn gedaan. We blijven dus in de tussentijd met elkaar op zoek gaan naar manieren om daar voor verlichting te zorgen.

Mevrouw Van der Werf heeft een uitgebreid plan gepresenteerd om te kijken hoe we de politie de verlichting kunnen geven die ze verdient, en ook op een slimme manier, zodat we meer mensen die dat zouden willen bij de politie betrekken. Om te beginnen zou ik heel graag mijn waardering willen uitspreken voor de suggesties en voor de denkkracht die is ingezet om verder te kijken hoe we dit samen kunnen aanpakken. Dan wil ik even inzoomen op een paar elementen die ik heb gehoord. Het kwam vanochtend, dus we hebben ons best gedaan om daar goed op te reageren. Het gaat bijvoorbeeld over de politiemedewerkers met een... Nee, laat ik het andersom doen. Laat ik eerst zeggen wat ik als laatste heb opgeschreven. Ik denk dat we een heleboel zaken al mogelijk hebben gemaakt of al doen, maar dat we, ook weer met deze ideeën en met alle vragen die gesteld zijn, sowieso altijd op zoek zullen blijven naar manieren om dit nog flexibeler, nog sneller en nog beter te kunnen doen. Ik denk dat dat wel belangrijk is, want anders is het alsof ik zeg: we doen het allemaal al, en bedankt. Zo bedoel ik het absoluut niet. Het blijft belangrijk.

Politiemedewerkers met een mbo-diploma kunnen doorstromen naar een functie op hbo-niveau door een politieopleiding op hbo-niveau te volgen. Op basis van relevante kennis en werkervaring kunnen zij ook vrijstellingen krijgen, zodat zij een hbo-opleiding sneller kunnen afronden. Ik weet dat dat een belangrijk punt is.

De voorzitter:

Ik zie handen, maar zullen we even dit stukje over de opleiding afmaken? Dan kunt u daarna meteen uw vragen stellen. Gaat uw gang, Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik had eigenlijk een reactie op alle punten in de plannen van mevrouw Van der Werf die wij hebben kunnen zien. Ik heb het gehad over de opleiding. Nu heb ik iets over zijinstromers.

De voorzitter:

Maakt u dit maar even af.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja? Oké. De ambitie van de politie is om ruim 1.200 zijinstromers per jaar binnen te halen. Sinds 2018 kunnen zijinstromers met een expertise binnen het werkterrein financieel en cyber al instromen. Met de afspraken in de nieuwe cao zijn hier ook de werkterreinen milieu, zeden en jeugd aan toegevoegd. Zijinstromers volgen in korte tijd, namelijk drie tot zes maanden, de opleiding tot politiemedewerker specifieke inzet. Het is wellicht goed om te benadrukken dat er dit jaar 720 opleidingsplekken beschikbaar zijn voor deze specifieke zijinstromers. Dat zijn in totaal 30 klassen. Dat is best mooi, vind ik zelf.

Dan de invloed van leidinggevenden bij de vervulling van vacatures. Ze hebben daar invloed op wanneer het gaat om doorstroming naar andere functies, bijvoorbeeld specialistische functies. De leidinggevende voert ontwikkelgesprekken met de medewerkers. Zo werkt de medewerker samen met zijn of haar leidinggevende aan het doorstroomperspectief. Op basis van deze competentieontwikkeling kan een medewerker in samenspraak met de leidinggevende doorstromen naar bijvoorbeeld die specialistische functie.

Voorzitter. Ten slotte – dan heb ik volgens mij in ieder geval alle punten aangestipt die langskwamen – de doorstroom van politievrijwilligers. Mevrouw Van der Werf weet dat ik ook enorm fan ben van de politievrijwilligers. Zij zijn te allen tijde aanvullende capaciteit, maar hele, hele relevante aanvullende capaciteit. We willen ook heel graag dat zij bij de politie komen en blijven. Ze vervullen natuurlijk geen volledige functie. Dat weten ze zelf ook; anders zouden ze voor een andere tak kiezen. Maar ze kunnen wel intern solliciteren op beroepsvacatures. Zij kunnen ook tijdelijk als beroepskracht worden ingezet voor werkzaamheden die ze als vrijwilliger verrichten. Daar zit dus flexibiliteit. Aanvullend wordt er een plan van aanpak opgesteld om politievrijwilligers die beroepskracht willen worden maar nog niet aan alle vereisten voldoen, op te leiden tot beroepskrachten. Dat was inderdaad een veelgehoorde wens. Daarbij houden we natuurlijk wel rekening met de opleidingscapaciteit en de begeleidingscapaciteit van de academie en de politie.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik heb geprobeerd om als een razende mee te schrijven. Ik hoop dat ik de belangrijkste vragen in ieder geval kan stellen. De rest bewaar ik voor de tweede termijn. De Minister ging wat mij betreft iets te snel ten aanzien van het doorstromen van mensen met een mbo-opleiding naar een hbo-functie. Er is nu eigenlijk al te weinig capaciteit op de Politieacademie. Het kan soms wel anderhalf jaar duren voor je opnieuw bijgeschoold kan worden. Er is ook heel erg veel vraag. Ik kan me dus niet voorstellen dat we dat in de praktijk nu heel makkelijk zouden kunnen doen. Daarvoor heb je volgens mij echt opleidingscapaciteit op een andere plek nodig. Dan nog even een algemener punt. Mensen hebben nu continu last van het vlaggetje dat ze aan het begin hebben gekregen, toen ze bij de politie binnenkwamen. Bent u het nou niet met mij eens dat je veel vaker opnieuw zou moeten bekijken wat nou iemands capaciteiten zijn?

De voorzitter:

Ik neem aan dat u met «u» de Minister bedoelt.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ja, excuus.

De voorzitter:

Oké. Ik heb daar ook wel een opvatting over, maar die hou ik lekker voor mezelf. De Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Voor mij is het zeker heel erg belangrijk dat we een bepaald diploma niet vervangen door bijvoorbeeld een cursus, een tussentijdse toets of een cognitieve toets. Volgens mij is dat niet wat mevrouw Van der Werf zegt, maar misschien moet ik dat wel eventjes benadrukken. Ik vind het heel erg belangrijk om die afgebakende momenten en eisen wel te bewaken, omdat het er uiteindelijk over gaat of deze mensen voor ons in hele moeilijke situaties een stap naar voren kunnen doen. Dan wil je ook dat ze goed opgeleid zijn om dat te kunnen doen. Dat staat dus echt overeind.

Tegelijkertijd zijn we altijd aan het kijken hoe we mensen die ongelofelijk betrokken zijn, heel veel in de praktijk hebben geleerd en door willen stromen of willen zijinstromen, ook die ruimte kunnen bieden. Daarom zei ik dat ook helemaal aan het begin. Daarom hebben we vandaag ook heel hard gewerkt om in te gaan op alle punten in het plan van mevrouw Van der Werf die wij hoorden, en daarin waar mogelijk ook te blijven zoeken naar nog meer flexibiliteit. Er zijn dus inderdaad opties om op hbo-niveau een opleiding te volgen tot politiefunctionaris en ook vrijstelling te krijgen als je naast je mbo-diploma heel veel ervaring hebt opgedaan. Daarmee zorg je er dus precies voor dat niet alleen dat vlaggetje van het begin geldt – dat zou in theorie je mbo-diploma zijn – maar dat je ook kijkt naar wat er gaandeweg gebeurd is. Juist door dat soort voorbeelden aan te halen, heb ik willen aangeven dat de insteek, de denkwijze en de werkwijze volgens mij volledig overeenkomen met wat mevrouw Van der Werf zoekt. Ik probeer daarmee ook te benadrukken dat we juist inzetten op zijinstromers, op mensen met een mbo-diploma, op politievrijwilligers.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Geen misverstand, hè. Ik ben blij dat de Minister positief tegenover de voorstellen van D66 staat, dat is natuurlijk altijd goed nieuws. Maar ik wil niet dat we hier iets te makkelijk blij worden gemaakt met een dode mus. De reden dat ik hier kritisch over ben, is dat ik te veel verhalen uit de praktijk hoor dat het anders loopt. Ik zou een heel specifieke vraag aan de Minister willen stellen. Het klopt toch dat in dat proces eerst IDU de functie-eisen controleert – dat is stap één – en dat daarna een selectiecommissie, waaronder al dan niet een leidinggevende, een kandidaat beoordeelt? Want op die manier zie je dus dat IDU aan de voorkant wel degelijk kandidaten weert die geschikt zouden kunnen worden bevonden. Daar gaat het volgens mij om.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik geloof niet helemaal dat ik de vraag begrijp, want bij instroom heb je, ongeacht waar je instroomt, natuurlijk een bepaalde functie-eis. Daar moet je aan voldoen. Ik heb in ieder geval de oproep van mevrouw Van der Werf vandaag gehoord, maar misschien moet ik haar plannen goed bestuderen zodra we ze op papier krijgen. Misschien heb ik elementen gemist. Ik heb begrepen dat, als er mensen zijn die óf vanwege een carrière elders zijinstromer willen worden, óf vanuit de positie van politievrijwilliger iets anders willen, óf binnen de organisatie willen doorstromen, er goede mogelijkheden zijn om bijvoorbeeld op onderdelen vrijstellingen te krijgen, flexibeler te kunnen zijn, om dingen heen te kunnen werken als die capaciteiten al zijn opgebouwd. Maar misschien moet ik het op papier goed kunnen bestuderen om er goed op te kunnen reageren. Ik dacht namelijk dat ik al die elementen al had aangestipt.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Misschien moeten we hier in de tweede termijn op doorgaan. Bij mijn weten worden er harde eisen gesteld. Daar is een diploma onderdeel van en dat zie ik niet zomaar veranderen in de zaken die de Minister hier net aanstipte. Daar ging mijn kritische punt over.

Voorzitter. Ik moet spaarzaam zijn...

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mag ik één ding vragen? Sorry, voorzitter, maar ik wil hier echt in tweede termijn op terugkomen, dus ik vraag even door. Bedoelt mevrouw Van der Werf dit bij instroom of doorstroom?

Mevrouw Van der Werf (D66):

Bij doorstroom.

De voorzitter:

Oké. Kunt u nog even in de microfoon herhalen wat u net buiten de microfoon om zei? Anders krijgen mensen dat niet mee.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Jazeker. Wij zoeken nog nader uit of we daar een goed antwoord op kunnen geven in tweede termijn.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik heb een vraag over met name de zijinstroom. Ik ga ervan uit dat de Minister nog even ingaat op andere elementen die kunnen bijdragen aan meer politiecapaciteit. Opleidingen hebben we net genoemd of het voorstel dat ik deed over de politietaken. Als ik het heb over de zijinstromers gaat mijn vraag met name over het onderdeel recherche. Als je het hebt over politie, dan heb je naast de normale agenten in de wijken ook rechercheurs nodig. Mijn analyse is dat de Politieacademie op dit moment weinig constructief omgaat met bijvoorbeeld relevante vooropleidingen – ik noem criminologen – of met de samenwerking met universiteiten. Herkent de Minister dat? Deelt ze mijn analyse? Misschien kan zij die vraag in de tweede termijn beantwoorden; dat weet ik niet. Wat zouden we daaraan moeten doen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik herken het niet zo snel, maar dat wil niet zeggen dat het niet zo is. Ik zal er nog eens naar kijken of wij daar straks op in kunnen gaan. De reden waarom ik tegenover mevrouw Van der Werf sprak over bijvoorbeeld de zijinstroomopties in 2018, was dat er ruimte is gecreëerd voor financieel en cyber. Dat was destijds een wens van de VVD en die is daarna in de nieuwe cao uitgebreid met de werkterreinen milieu, zeden en jeugd. Dat gaat dus niet alleen om politiemensen op straat, maar ook op andere plekken. Ik zal kijken of wij de geluiden herkennen die mevrouw Mutluer met ons deelt of dat we daar op een andere manier nader samen naar moeten zoeken.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Michon had het erover dat er weinig executieven op straat zijn. Kunnen we daar niet iets meer mee? Als ik het zo mag samenvatten. Volgens mij gaat dat over de app Blauw kapitaal, waar niet-operationele collega's met een executieve status zich kunnen melden om diensten mee te draaien. Die is er in ieder geval; laat ik dat als antwoord geven. Deze app doet ook een beroep op de solidariteitsgedachte binnen het korps. Dat betekent dat diensten draaien mag. Dat is altijd mogelijk na overleg met je leidinggevende, maar dat lijkt me vrij logisch. Wellicht mag ik de vraag van mevrouw Michon interpreteren als: kun je dat niet een iets meer verplichtend karakter geven? Dat heeft ze niet gezegd, maar stel dat ze dat bedoelt. Daar ben ik geen voorstander van, maar dat heb ik ook niet in haar vraag gehoord. Ik ben altijd in gesprek met de bonden over de capaciteit en over capaciteitbevorderende maatregelen. Dit zou ik er sowieso graag bij willen betrekken. Maar ik zeg wel richting mevrouw Michon: weet dat er al een optie bestaat om dat via een app te regelen. Laten we dus zeggen: en-en.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Die app kende ik niet, dus ik ben blij dat ik dat van de Minister hoor. Maar ik doel juist op de executieven. Zij hebben een executieve status, maar werken bijvoorbeeld hier op de Nieuwe Uitleg of ergens anders in een staffunctie. Maar met achttien diensten behouden zij wel hun executieve status. Het gaat dus niet om niet-operationelen. We tellen hen gewoon mee voor de sterkte, terwijl ze behoorlijk weinig op straat zijn. Maar ze behouden met achttien diensten per jaar wel hun executieve status.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Michon vroeg aan mij: kan je daarin duiken en daar met de bonden over in gesprek gaan? Laten we afspreken dat ik het op die manier oppak.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Michon vroeg ook: kan de Minister de prognoses nader checken? Komt de formatie echt in balans? Die komt in brede zin in 2024 in balans, maar als je inzoomt op sommige onderdelen, gebeurt het misschien iets later. Volgens de huidige prognoses zoals die met u zijn gedeeld, komen de operationele formatie en bezetting nog altijd in balans in 2024–2025. Maar de prognose voor de gebiedsgebonden politie is iets bijgesteld ten opzichte van het eerdere bericht. Daar zijn ook vragen over gesteld. Dat hebben we in brieven verantwoord. Zoals altijd, in het afgelopen jaar onder mij maar ook onder mijn voorganger, kom ik conform de afspraak meteen terug bij de Kamer als de prognoses om wat voor reden dan ook aangepast moeten worden. Het blijven namelijk prognoses, die we goed in de gaten zullen houden. Maar alle experts zeggen wel: dit lijkt echt het pad te zijn.

Uit de cijfers die bij mij bekend zijn, blijkt niet dat de groeigemeenten achterlopen. Maar dat neemt niet weg dat de druk op de operatie in deze gemeenten behoorlijk voelbaar is. Dat is natuurlijk een terugkomend gesprek met de burgemeesters in de veiligheidsregio's. We kijken hoe we daarop kunnen anticiperen. We weten dat die druk er is, maar dat betekent niet dat we ons er maar bij moeten neerleggen en moeten wachten totdat het 2024 is.

Voorzitter, ik heb nog één vraag in dit mapje. Wat is het effect van de campagne voor nieuwe instroom en hoe is de Minister van plan om de hoge uitstroom tegen te gaan? Het goede nieuws is dat het de politie vooralsnog lukt om de klassen vol te krijgen met aspiranten. Ik weet dat veel Kamerleden weleens op bezoek zijn geweest bij de Politieacademie. Ik was daar ook nog niet zo lang geleden. De energie die je daar voelt bij mensen vanuit alle hoeken van het land, van alle afkomsten en van alle leeftijden, is echt heel erg bijzonder. Het is wel zo dat de politie waarschijnlijk ook last gaat krijgen van de tekorten die we zien op de arbeidsmarkt. Ik denk dat dat ook de aard was van de vraag van de heer Eerdmans. Die tekorten zijn er overal, dus het zou heel gek zijn als dat volledig aan de politie voorbij zou gaan. Daarom wordt het actieplan arbeidsmarktstrategie opgesteld. Dat richt zich op de korte, de middellange en de lange termijn. Er wordt gekeken hoe je daarop kunt anticiperen en wat je allemaal kunt doen. Dat plan is gereed in het eerste kwartaal van volgend jaar. We zullen het dan natuurlijk met u delen. Dat actieplan wordt op dit moment met name door de politie zelf ingevuld. Zij zijn daar nu druk mee bezig.

Een concrete maatregel die ik hier wil noemen en die al wordt uitgevoerd, is het verstrekken van een zogenaamde aanbrengbonus. Je krijgt € 1.000 bruto als je een collega inbrengt als nieuwe aspirant. Er wordt gedacht aan dat soort creatieve dingen, maar natuurlijk ook aan veel fundamentelere zaken. Dat komt ook in die strategie terug. Misschien is het goed om daaraan toe te voegen dat er ook een samenwerkingsconvenant is getekend om een natuurlijke doorstroomroute te creëren van de roc's naar de Politieacademie. Hier zijn eerder vragen over gesteld. Zo wordt de doorstroom vanuit het mbo veel steviger verankerd en wordt het aanbod van aspiranten vergroot.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):

Die gaat over de toch wat hoge uitstroom. Het is in z'n algemeenheid natuurlijk zonde dat er veel geld wordt geïnvesteerd in het aantrekken van mensen, maar dat we dan toch lezen dat 282 mensen voortijdig vertrekken. De reden daarvoor is ook dat mensen eigenlijk tot de conclusie komen dat het werk als politieagent bij nader inzien niets voor hen is. Er is ook best wel een groep die denkt: ik had gedacht dat dat wel zo zou zijn. Is er in het pakket nou niet iets te doen waardoor je dat sneller kunt weten, waardoor je de investering die je gedaan hebt niet later alsnog kwijt bent? Is daar onderzoek naar gedaan?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat weet ik eerlijk gezegd niet. Dat zullen we dus uitzoeken. Punt. Dat ga ik uitzoeken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is er een vraag van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik vroeg me af of de Minister nog terugkomt op mijn vraag over het rapport over vertrekmotieven van aspiranten en jong afgestudeerden. Komt die later terug, misschien in een ander mapje?

De voorzitter:

Ja, die komt terug. Dit zullen we niet als interruptie tellen. Vooruit.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Voorzitter, er zit een superlogica in die mapjes. Soms heb ik die wel door en soms iets minder, maar dit zit erin. Ik heb het inderdaad gezien.

Dan waren we bij de politiefunctie. Mevrouw Helder had daar een vraag over, en mevrouw Mutluer onder anderen ook, meen ik. Ik weet dat mevrouw Helder daar iets anders naar kijkt. Zij zegt: ik zie niet zo veel verschil tussen de taak en de functie. Daar verschillen de meningen over. Dat kan allemaal. Maar uiteindelijk is de vraag hoe je daarmee omgaat. Als je wel verschil tussen die twee dingen ziet, ben je dan bereid om in ieder geval te kijken naar de politiefunctie, maar ook naar de politietaak? Zoals Kamerleden ook hebben aangegeven, is er recentelijk een brief gestuurd waarin we hebben gezegd hoe we het traject ingaan ten aanzien van de visie op de politiefunctie. Daar wordt de politietaak absoluut ook bij betrokken. Ik doe mevrouw Helder hierbij de toezegging dat als we daarin een groot onderscheid zien, we dan ook uitleggen waarom we dat onderscheid zien. Ik weet niet of ik haar overtuig, maar ik hoorde haar daar wel over praten, dus dat zal ik ook opnemen.

Verder zullen we kijken hoe we zowel publieke als private veiligheidspartners binnen de bestaande eigen taken en bevoegdheden hieraan kunnen laten bijdragen. Dat was volgens mij ook een van de vragen. Ik wil dat zo snel mogelijk doen, maar ik zal u daarover in ieder geval uiterlijk eind 2023 verder informeren. Dan zullen we echt ingaan op de vragen welke taken privaat kunnen worden opgepakt en wat echt publiek moet blijven, wat de samenhang is en hoe ze elkaar kunnen versterken. Daar gaan we in ieder geval breed mee aan de slag. Ik heb zelf in huis een aantal keren gevraagd waarom het zo lang moet duren. Dat heeft ook te maken met het volgende. Ik had onlangs een gesprek bij de politie, ook met mensen van de werkvloer, die op verschillende plekken vertegenwoordigd zijn, in ondernemingsraden, bonden en noem maar op. Die mensen, en ook VNG, gemeenten, het OM, regioburgemeesters en VNO-NCW, moet je hierbij betrekken. Je moet daar dus met heel veel mensen een goed gesprek over hebben om zeker te weten dat het niet een soort filosofische discussie is, maar dat iedereen ook kan bijdragen aan wat je op papier zet. Dat is de reden dat we een zorgvuldig traject invullen om dat op die manier vorm te geven.

Mevrouw Helder (PVV):

Zo'n zorgvuldig traject is prima, maar ik vind het gewoon een principiële keuze. Dat zeg ik niet alleen vanwege het geweldsmonopolie. Je moet ook bedenken dat politieagenten dwang moeten kunnen inzetten, wil een strafproces uiteindelijk slagen. Als er een bevoegdheid is ingezet terwijl dat helemaal niet mag, gaat een zaak namelijk stuk. Dan hebben we uiteindelijk helemaal niks, want ja, het was een particulier of in ieder geval een particuliere organisatie die het heeft gedaan. Politieagenten mogen dus dwang uitoefenen. Ze mogen zelfs geweld toepassen. Vervolgens wordt dat getoetst. We hebben de ambtsinstructie. Dat hele stelsel gaan wij zo wel doorkruisen met deze filosofische discussie. Ik hoop dat de Minister dat op z'n minst daarin kan meenemen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zal het sowieso meenemen, want het is een belangrijk onderdeel. Ik denk niet dat we er helemaal hetzelfde naar kijken. Het geweldsmonopolie ligt natuurlijk bij de overheid. Dat is voornamelijk bij de politie belegd, maar we hebben bijvoorbeeld ook vragen gehad over groene boa's, die een wapen mogen dragen. Daar kom ik zo op. Zo zijn er nog wel wat andere groepen aan te wijzen die daar ook een taak in hebben. Volgens mij is die politiefunctie dus inderdaad breder. Dan heb je het over boa's en beveiligers. Daarbinnen heb je de taak die specifiek van de politie is. Ik zie daar dus toch wel enig verschil in. Maar nogmaals, ik zal ervoor zorgen dat we daar wel specifiek op ingaan, zodat mevrouw Helder in ieder geval de gedachtegang kan volgen.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik ben wel blij dat de Minister een link legt met de boa's, want dat was ook een glijdende schaal. De politie had er aan het begin ook problemen mee. Ik geloof dat er zelfs een richtlijn is opgesteld voor hoe er in de praktijk wordt opgetreden. In Amsterdam werden de boa's bijvoorbeeld voor de openbare orde ingezet. Vervolgens werden zij met geweld geconfronteerd, waardoor er toch politieagenten moesten komen. Hoe dan ook blijft het toch een glijdende schaal.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Helder heeft gelijk dat het in de praktijk op een glijdende schaal kan lijken, maar ik ben niet op zoek naar het creëren van bijvoorbeeld een gemeentepolitie, die uit boa's zou moeten bestaan. Je brengt ook mensen in gevaar wanneer er taken worden toegekend aan boa's die eigenlijk niet bij hen horen, waar ze niet goed voor zijn opgeleid en waar ze niet bekwaam in zijn. Je moet dat helemaal niet willen. Ik denk dat ik weet wat voor situaties mevrouw Helder bedoelt, want we hebben dat tijdens corona wel gezien. Je moet daarvan weg willen blijven. Daarom moet je stevig verankeren wat wel en wat niet bij hun taken hoort en waarom.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan had ik nog de vraag van de heer Knops over het versterken van de samenwerking met verschillende partners binnen het veiligheidsdomein. Deze vraag is ook gesteld door mevrouw Michon. Defensie, de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Douane en de politie werken samen op het gebied van het werven en behouden van personeel voor het publieke veiligheidsdomein. Zij versterken elkaar. Dat doen ze bijvoorbeeld op de manier waarop ze wervingscampagnes inzetten. Ik heb het idee dat er ook steeds meer samenwerking plaatsvindt. Misschien is het zo dat hoe krapper de markt wordt, hoe meer er de behoefte is om goed samen te werken. Elkaar versterken levert meestal niet de meest direct meetbare resultaten op. Dat maakt het in die zin wel een beetje lastig. Het vergt ook heel veel tijd om bijvoorbeeld de selectieprocedures goed op elkaar af te stemmen, omdat elke organisatie natuurlijk haar eigen eisen en procedures kent. Die hebben ze ook met een reden. Daarbinnen moet je dus op zoek gaan naar een integrale aanpak met aandacht voor dat specifieke maatwerk. We kijken wel stap voor stap hoe al deze belemmeringen weggenomen kunnen worden. Dat is de reden waarom dat ietsje langzamer en ingewikkelder gaat dan wat je misschien zou verwachten als je het vanaf een afstandje bekijkt.

Dan wil ik nu naar het onderwerp boa's gaan. Daar heb ik ...

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer ...

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Sorry.

De voorzitter:

Mist u nog een antwoord?

De heer Van Nispen (SP):

Ik mis een heel blok.

De voorzitter:

Zegt u het maar, meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dat gaat over de brief van de Minister over de contouren voor een visie op de politiefunctie. Ik heb daar ook zo ongeveer mijn halve inbreng aan besteed. Mijn stelling is namelijk: privatisering is geen natuurverschijnsel, maar gewoon een politieke keuze. Het is niet zo dat je dat nu eenmaal hebt en dat je op dat pad door moet. Je kunt ook een andere keuze maken. De SP is duidelijk: veiligheid is een publieke taak. Maar ik ben echt bezorgd over het proces dat de Minister nu ingaat. Ik ben ook benieuwd wat daarin de rol van de Kamer is. Hoe wapent de Minister zich nou eigenlijk tegen de lobby van de private veiligheidssector, onder andere particuliere beveiligingsorganisaties, waar toch ook heel veel partijprominenten in zitten? Hoe voorkomen we dat daar keuzes uit voortvloeien die we eigenlijk niet willen of die onwenselijk zijn voor het land? Het politieke debat daarover hoort namelijk hier plaats te vinden, en niet met allerlei andere betrokkenen, stakeholders of hoe je ze dan ook wil noemen.

De voorzitter:

Dat verwijzen naar partijprominenten vind ik op het randje. Het doet niet ter zake dat dat misschien ...

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter, ik begrijp uw rol heel goed, maar ik houd staande dat het in dit geval wel ter zake doet. Ik formuleer het heel netjes: hoe wapent de Minister zich daartegen? Het is een stelling van onze partij dat er toch sprake is van een ons-kent-ons-Nederland en dat we daarvoor moeten oppassen. Zo heb ik dat bedoeld.

De voorzitter:

Goed. De Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Hij zit niet in mijn set omdat ik dat meer had opgevat als een politieke opmerking. Ik vond het ook een ingewikkelde vraag, maar met deze toelichting ga ik hem toch proberen te beantwoorden op dezelfde nette wijze als hoe de heer van Nispen hem stelde. Waarom vind ik hem zo ingewikkeld? Hij vraagt: hoe bewapen je jezelf? Ik ga er dus van uit dat hij ervan uitgaat dat ik integer mijn werk doe. Maar je zou die vraag ook anders kunnen interpreteren. Daarom vond ik hem ingewikkeld. Het maakt mij geen enkele bal uit wie ergens voorzitter is, wie ergens heeft gezeten of naartoe gaat. Dat interesseert mij helemaal niks. Iedereen die mij als raadslid, Kamerlid en nu als Minister op het onderdeel veiligheid heeft gevolgd, weet dat aan mijn visie op veiligheid, hoe we die in ons land moeten inrichten en hoe we daarnaar moeten kijken eigenlijk helemaal niks is veranderd. Mijn rollen en mijn verantwoordelijkheden zijn veranderd; die probeer ik uit te leggen. Maar mijn visie is nooit veranderd.

Ik heb altijd gevonden dat bepaalde taken versterkt zouden kunnen worden door bijvoorbeeld private beveiligers, waarbij ik wel wil letten op de balans waar mevrouw Helder het zojuist over had. Ik denk dat ik een andere grens zou trekken dan de heer Van Nispen, maar dat moet ik hem straks kunnen uitleggen. De taken die bij het publieke domein horen, moeten altijd bij de politie blijven. Ik ben niet van plan om tegen private beveiligers te zeggen: hier heb je een wapen en kijk maar wat je ermee doet. Wij leiden onze politiemensen gedegen op. Vervolgens doen zij binnen de kaders wat ze moeten doen. Dat blijft ook zo. Maar het zou kunnen dat je mensen inschakelt die je kunnen helpen met bijvoorbeeld cameratoezicht bij bepaalde objecten of personen.

(Telefoon gaat af)

De voorzitter:

Volgens Siri zijn er resultaten gevonden. Dat klinkt goed. Dat klinkt altijd goed.

(Hilariteit)

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan horen we straks wat die resultaten zijn!

Voorzitter. Laat ik twee dingen zeggen richting de heer Van Nispen. Ik zou mij nooit laten leiden door wie of welke partij dan ook. Dat maakt mij oprecht niet uit. Dat mag hij geloven of niet geloven. Dat is aan de heer Van Nispen en alle leden hier. Dat is een. Twee. De taak is natuurlijk om er altijd voor te zorgen dat wat ik hier neerleg transparant, objectiveerbaar en navolgbaar is. Daarop zal de heer Van Nispen het moeten toetsen. Ik denk dat ik dat heel goed kan. Als hij zegt «ik zie dat je het kan, maar ik vind het toch raar omdat ergens een VVD'er rondliep», kan ik daar niet tegen opboksen. Daar moeten we straks maar uitkomen.

De heer Van Nispen (SP):

Dat toetsen we dan inderdaad. Maar ik wil over de procesvraag wel nog weten: wat is dan de rol van de Kamer in dit toch hele ideologische debat? Ik zie nog niet hoe de Kamer dan is aangehaakt, terwijl de Minister wel met allerlei andere stakeholders gaat praten. En inhoudelijk: de Minister kan toch niet ontkennen dat er een verschuiving gaande is onder invloed van de capaciteitstekorten? Bij de Minister zelf, maar ook bij bepaalde partijen hier in de Kamer komt toch steeds omhoog: «Ja, we hebben een capaciteitstekort. Ja, het werk moet wel gedaan worden. Ja, dan moeten we gaan bewapenen. Ja, dan moeten we andere particuliere organisaties gaan inschakelen, want het werk moet toch gedaan worden.» Dat is toch de verschuiving van het werk en van het discours van het debat? Dat kun je toch niet ontkennen? Dat is toch niet een ideale situatie?

De voorzitter:

Overigens wijs ik erop dat de Kamer altijd zelf gaat over de eigen rol. Die bepalen we zelf mee. We zijn daarin niet afhankelijk van wat de Minister vindt, maar dat weet de heer Van Nispen uiteraard ook.

De heer Van Nispen (SP):

Dat weet ik, voorzitter. Maar de Minister stelt in de brief een proces voor met waar ze eind 2023 op uit gaat komen.

De voorzitter:

Ja, zeker. Ik wil het toch even gezegd hebben voor mensen die denken dat wij afhankelijk zijn van Ministers om onze agenda te bepalen. Dat is niet zo.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Nee. Dat kan ik uit eigen ervaring zeggen. Dat werkt niet zo.

Voorzitter. Om te beginnen wil ik zeggen dat de inzet van de private sector, als die al meer dan nu ingezet zou worden, altijd ter ondersteuning is. Ik heb het dus nooit hier neergelegd als: er is een tekort en daarom moet het op deze manier. Ik denk dat we slimmer kunnen werken. Ik denk dat we slimmer moeten werken. Ik kom straks op die vraag over de veiligheids- en zorgdomeinen, waarbij bijvoorbeeld de politie zich te vaak moet bezighouden met mensen met verward gedrag. Ik vind dat dit primair onder het zorgdomein zou moeten vallen. Ik wil graag kijken hoe je het nou zo kan inrichten dat de politiemensen er zijn waarvoor ze opgeleid zijn. Als de private sector op onderdelen ondersteunend kan werken richting de politie zodat zij haar kerntaken kan doen, heb ik dat liever. Dat is altijd mijn opbouw geweest. Zo zal ik het ook inrichten. Ik ga die gesprekken niet enkel met de private sector voeren en aan de hand daarvan mijn visie opstellen. Integendeel, ik voer die gesprekken ook met maatschappelijke organisaties, gemeenten, de VNG en de veiligheidsregio's. Het lijkt mij ook heel erg goed om volgend jaar gesprekken in de Kamer te houden, zodat we niet alleen maar in bijvoorbeeld de halfjaarsrapportage het proces tot dan schetsen. Dan kan men ook zien waar de Minister staat en met wie ze welke gesprekken heeft gehad, en dan kan er besproken worden hoe dat het beste teruggekoppeld kan worden. Maar in de tussentijd kunnen we dat natuurlijk ook hier heel goed met elkaar bespreken. Daarna zal de Kamer altijd toetsen, maar ik moet het eerst breed in de samenleving hebben opgehaald om hier een zinnig verhaal neer te kunnen leggen. Dan begint het proces in de Kamer eigenlijk pas, wat mij betreft.

De voorzitter:

Goed. Het is eigenlijk een debat in een debat op zichzelf. Dat is ook mooi, zeker. Maar u heeft mij ook gevraagd om een beetje op de tijd te letten. Het is nu 16.05 uur. Ik zie nog steeds een dikke stapel. Voordat we hier een debat voeren waarvoor dan weer te weinig tijd is, kunnen we het ook op een ander moment voortzetten. Maar ik ga nu eerst naar de vraag van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

De vraag die nog niet was beantwoord – ik weet niet of ik die goed heb overgebracht – ging met name om mijn voorstel, mijn suggestie om naar de basispolitiezorg te kijken en daar een bredere omslag in het denken te maken. De ervaring leert nu namelijk dat heel veel politieagenten niet in de wijken kunnen zijn, maar veel in de auto zitten vanwege nooddiensthulp. Als er wat tijd overblijft, dan vullen ze dat zelf in zonder enige strategie. Mijn verzoek en vraag aan de Minister was: zouden we niet juist nu toe moeten gaan naar een herijking van die basispolitiezorg, zodat de politie dichterbij de mensen kan zijn? Hoe kijkt ze daartegen aan?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

In de kern heeft dit vraagstuk natuurlijk te maken met de tekorten die er zijn. Mevrouw Mutluer omschrijft dat ook. Die mensen worden vaak ingezet voor noodhulp. We weten ook dat veel mensen naar Bewaken en Beveiligen zijn gegaan, terwijl je stevige basispolitiezorg wil hebben. We investeren daarom ook fors om ervoor te zorgen dat die teams weer op volle sterkte zijn. Ik neem graag ook de vraag van mevrouw Mutluer mee in het proces dat ik zojuist schetste, om te kijken of daarvoor nog een fundamentele herijking, opfrissing of wat dan ook nodig is, op welk niveau dan ook. Maar ik weet dat vanuit de politie en de mensen op straat er het meest behoefte is aan inderdaad meer collega's zodat de politie ook dichterbij de mensen kan staan. De politie heeft dat altijd gedaan en wil dat ook, maar door de tekorten is dat nu lastig. Ik zou het graag en-en willen doen.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Mijn aanname is dat het, even los van de capaciteitstekorten, ook betrekking heeft op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de basispolitiezorg. Juist daarom is het belangrijk om te kijken hoe we efficiënter en anders hiermee om kunnen gaan. Ik zou het heel fijn vinden als de Minister dit inderdaad meeneemt, zodat we eventueel tot een herijking kunnen komen. Anders moet ik zelf even nadenken over een voorstel of een suggestie, maar dat doe ik dan met alle liefde.

De voorzitter:

De Minister. Dat kan heel kort.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik neem in ieder geval de observatie van mevrouw Mutluer mee. Ik zal die op mijn manier toetsen en kijken hoe dat wel een plek heeft of niet. Als het geen plek heeft, dan zal ik dat motiveren. Dan kan zij kijken wat zij ermee doet.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan was ik aangekomen bij de groene boa's. Daar heb ik van veel partijen, waaronder de PvdA, het CDA en de SGP, vragen over gehad. Boa's, groen of niet, vormen een ongelofelijk belangrijk onderdeel in de hele veiligheidsketen, bijvoorbeeld als je kijkt naar leefbaarheidsaspecten op straat. Iedereen die nog niet met een groene boa op pad is geweest, kan ik dat erg aanraden. Het is sowieso erg leuk, maar ook leerzaam.

Een van de elementen waarnaar werd gevraagd, zijn de ingediende moties. Ze zijn nu niet allemaal precies uitgevoerd. Waar ligt dat aan? Ik ga inzoomen op de motie van de leden Mutluer en Michon-Derkzen over dat het voor boa's mogelijk moet zijn om het rijbewijzenregister te raadplegen. Elke boa zal dit aangeven. Ik begrijp dus dat dit echt een heel belangrijk onderdeel is. We zijn ermee bezig. Het wordt deels uitgevoerd, ten eerste voor de publieke boa's. Voor hen is het geregeld. In het vervolgproces wordt het ook geregeld voor de particuliere boa's. Het traject loopt en de inhoud dus ook.

Dan had ik nog de vraag over de motie van dezelfde twee leden over de samenwerkingsagenda voor de politie en de groene boa's. Die wordt de komende tijd met prioriteit opgepakt. Ik kom analoog aan de samenwerkingsagenda voor domein I met een samenwerkingsagenda voor het groene domein. Daar zitten we dus bovenop. Ik hoop die uiterlijk in het voorjaar van volgend jaar naar de Tweede Kamer te sturen. Daar zijn we dus druk mee bezig.

Om nog even terug te komen op het rijbewijzenregister: voor boa's werkzaam bij een overheidsorganisatie uit domein I en II, en boa's werkzaam in het openbaar vervoer, oftewel domein IV, is voorzien dat het in het najaar van 2023 helemaal geregeld is. Dat duurt nog best lang. Dat vond ik zelf eerlijk gezegd ook, maar er zijn allerlei assessments nodig. Er wordt hier gelachen omdat ik steeds erg op zoek ben naar manieren waarop het sneller kan. Maar het gaat natuurlijk wel over privacygevoelige informatie. Je moet het nu dus op zo'n manier borgen dat het vervolgens ook echt met een goede grondslag gebruikt kan worden door deze mensen. Dat wordt nu helemaal geregeld. Voor de boa's in dienst van private werkgevers in domein II zijn we bezig met meer onderzoek en de afweging over de vraag hoe ze dan bij die gegevens kunnen. De Kamerleden weten dat het een zeer versnipperd werkveld is met een groot aantal werkgevers. Je kan het niet zomaar in één keer openstellen, omdat het gaat over bijzondere persoonsgegevens. Daar moet je natuurlijk zorgvuldig mee omgaan. Daarom vraagt het net iets meer tijd dan voor de publieke boa's.

De voorzitter:

Gaat u verder. Er viel een veelbetekenende stilte. O, mevrouw Michon heeft toch een interruptie.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik heb nog twee vragen over die groene boa's. Kan de Minister een soort periodieke stand van zaken van die moties geven? Dat is toch onrustig? Sommige dingen lopen al en sommige dingen komen eraan. Daar heb ik ook alle vertrouwen in, maar daar willen we graag de vinger aan de pols blijven houden. Kan de AMvB die eraan komt, naar aanleiding van de motie van mij en de heer Knops, in voorhang naar de Kamer komen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Op allebei zeg ik: ja, dat doen we. Ik denk dat het het meest overzichtelijk is voor de Kamer als we die moties, bijvoorbeeld met betrekking tot de boa's, ook bij de halfjaarberichten van de politie betrekken. Dan maken we die ietsje breder, maar geeft het wel wat rust, denk ik.

De voorzitter:

De heer Knops heeft nog een interruptie op dit punt.

De heer Knops (CDA):

Ik had nog de vraag gesteld hoe het zat met die één tot twee jaar versus vijf jaar voor de verlening van zo'n wapenlicentie of -vergunning.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het wordt nu nog uitgezocht of we dat in dit debat nog kunnen meegeven of dat ik daar met een toezegging op terugkom. Maar ik hoop dat het in de tweede termijn nog kan.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Nu ben ik aangekomen bij een iets breder mapje, over openbare orde en voetbalrellen. Mevrouw Mutluer had het over het handhaven van de stadionverboden en het aanpakken van verbaal geweld. Dit onderwerp frustreert ons volgens mij allemaal behoorlijk, omdat je iedereen die gewoon met familie, vrienden of het gezin naar een voetbalwedstrijd wil om daar te genieten een veilige wedstrijd gunt. Vervolgens zijn er mensen die daar een bende van maken en voor ellende en onveiligheid zorgen.

Het is primair de verantwoordelijkheid van de clubs om mensen met een stadionverbod uit het stadion te weren. Daar ligt die verantwoordelijkheid. Clubs kunnen intern foto's verspreiden en deze onder de aandacht brengen bij de briefing van de stewards en de veiligheidsorganisatie. Ze kunnen seizoenskaarten en clubcards laten blokkeren. Ook kunnen ze monitoren via camera's. Er zijn dus heel mogelijkheden voor clubs om daar strak bovenop te zitten.

Daarnaast zien we dat clubs aan de voorkant in gesprek gaan met hun supporters liaison officer om het gedrag van supporters te beïnvloeden. Vanuit «Ons voetbal is van iedereen» wordt gewerkt aan slimme camera's die naast discriminatoire uitlatingen en ander verbaal geweld ook mensen met een stadionverbod kunnen herkennen. Er zitten dus verschillende elementen in het antwoord. Om de handhaving door clubs te verbeteren zijn recentelijk nog – de Kamerleden hebben dat ook aangegeven – nieuwe licentie-eisen gesteld aan hun veiligheidsorganisaties. Dat zijn dus eisen over de hoeveelheid camera's en het personeel dat daar rondloopt, zodat ze het werk ook kunnen doen.

Naast de verantwoordelijkheid die clubs hebben, kan de burgemeester, de officier van justitie of de strafrechter aanvullend op een stadionverbod ook een gebiedsverbod opleggen. Dat kan men doen voor het gebied in de omgeving van het stadion of een uitgaansgebied. Dan hangt er maar net van af waar men de ellende verwacht en wat er gelinkt wordt aan de betrokkenen. In die zin is het dus wel noodzakelijk dat clubs samenwerken met de lokale driehoeken. Dat is ontzettend belangrijk. De instrumenten die de betrokken partijen kunnen inzetten, moeten elkaar ook echt aanvullen. Dat kan ook alleen maar als er samengewerkt wordt.

Dan had ik nog een aantal vragen gekregen over voetbal. De heer Knops had het eigenlijk ook over de samenwerking bij voetbalwedstrijden met de lokale vierhoeken die hij noemde – dat is nog één slag uitgebreider – en of dat voldoende is. In deze geïntensiveerde afspraken die we met partners hebben gemaakt, wordt aandacht besteed aan een betere wedstrijdvoorbereiding en evaluatie in de lokale vierhoeken. Voorafgaand aan wedstrijden moeten de club, de politie en de gemeente afspraken maken over het aantal supporters en stewards. Na de wedstrijd moet er ook goed geëvalueerd worden. Dingen die niet goed zijn gegaan moeten daarin ook echt geadresseerd kunnen worden. We hebben wel eerder moeten constateren dat deze afspraken niet altijd nagekomen worden. Dat is een belangrijk punt. Het heeft ook geleid tot die verstevigde afspraken. Onderdeel van deze afspraken is een handelingskader voor gemeenten om zo veel mogelijk een landelijke lijn te trekken. In het handelingskader is aandacht voor beperkingen van uit- en thuispubliek naar aanleiding van wangedrag.

Dan had ik nog van de heer Knops de vraag: is het uitdelen van de stadionverboden een direct gevolg van de nieuwe licentie-eisen? Deze eisen worden op dit moment door de clubs geïmplementeerd en in het lopende seizoen door de KNVB gecontroleerd. Ik had het al gezegd: dat gaat bijvoorbeeld over de eisen die worden gesteld aan camera's. Maar het gaat ook over het verplichte aantal uren om een veiligheidscoördinator in dienst te hebben. Heel veel clubs voldoen hier al aan. De toename van stadionverboden zou dus een direct gevolg kunnen zijn. Dat klinkt niet zo gek. De KNVB vermeldt in haar veiligheidsmonitor dat clubs er steeds beter in slagen om personen die zich in het stadion misdragen op te sporen, te identificeren en te straffen. We zien ook echt dat clubs veel meer die verantwoordelijkheid pakken, omdat we dat met elkaar van hen vragen, maar ook omdat ze die willen pakken. Dat is dus allemaal te verklaren doordat afgelopen seizoen een groot aantal clubs hun camerasysteem heeft geüpgraded, verbeterd of vervangen. De pakkans is daardoor echt vergroot. Het is misschien niet voor iedereen even overzichtelijk en makkelijk. Voor de clubs die hier ondersteuning bij nodig hebben, is in het afgelopen seizoen ook een taskforce opgericht bij de KNVB, die vervolgens een club ook echt steunt bij het opmaken van dossiers. Ook hieruit zijn meer dan 100 stadionverboden gekomen. Het lijkt er dus op dat we echt effect zien.

De heer Knops stelde ook vragen over de rellen in Rotterdam. Hij zei dat er na die rellen veel zaken zijn geseponeerd en vroeg: wat vindt u daar nou zelf van en wat doet u eraan om dit in de toekomst te voorkomen? Het moge duidelijk zijn: wat we in Rotterdam hebben gezien, mag absoluut niet. Ik heb heel veel bewondering voor hoe de politie daar heeft opgetreden, want dat zijn zeer moeilijke omstandigheden. Het moge ook duidelijk zijn dat de handhaving van de openbare orde altijd bij de burgemeester, de politie en justitie ligt. Het is aan de burgemeester om daar lokaal verantwoording over af te leggen, dus daar zal ongetwijfeld op die manier naar gekeken worden. Maar die ervaringen zijn wel echt lessen voor de toekomst. Op die manier kijken we er natuurlijk ook naar: wat betekent dit en welke lessen kunnen we hieruit trekken, niet alleen voor Rotterdam maar ook breder? Onder meer het CCV deelt handreikingen en voorbeelden uit onder gemeenten, dus we leren er ook van.

Mevrouw Michon had een specifieke vraag over de kermis in Amsterdam-Osdorp.

De voorzitter:

Voordat we naar de kermis gaan, gaan we eerst naar meneer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik wil terugkomen op het voetbal. Ik heb daar toch nog een vraag over. Ik heb zelf een seizoenskaart voor Excelsior. Ja, dat is heel interessant. We wonen daar vlakbij. Als ik daar aankom, staat er een batterij aan ME klaar. Dat geldt ook voor de politie te paard. Er zijn veel agenten. Als ik naar huis fiets, heb ik zelfs de indruk dat er een straatje is buiten het zicht van de supporters waar nog extra ME staat gepositioneerd en zelfs stille agenten. Mijn vraag aan de Minister is als volgt. Ik ben het helemaal met haar eens dat we hier zeer scherp op moeten zijn. Maar bij Excelsior hebben we nooit rellen gehad. Is de verhouding tussen welke club je welke mate van beveiliging en bescherming geeft nog wel in proportie? Dat is eigenlijk de vraag die ik heb.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik kom zelf niet zo vaak bij Excelsior, maar wel bij Ajax. Soms zie je daar ook dit soort taferelen. Het is uiteindelijk aan het lokaal gezag om in te schatten wat er nodig is. Ik kan mij in bepaalde omstandigheden voorstellen dat men denkt: aan de hand van voorgaande wedstrijden, weten we wat we mogelijk kunnen verwachten en willen we geen risico lopen. Maar het doet mij als voetballiefhebber pijn dat je dat allemaal ziet als je naar een voetbalwedstrijd gaat. Dat zou helemaal niet het geval moeten zijn. Maar ik kan niet per wedstrijd, per gemeente of per situatie voorspellen hoe het eruit moet zien.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik vind dat helemaal niet pijnlijk. Ik denk dat heel weinig supporters het vervelend vinden dat je agenten en politie te paard ziet. Het gaat mij meer om de besteding van onze gemeenschappelijke middelen. Ik vraag me af of het nodig is. Natuurlijk, better safe than sorry; daar ben ik het volledig mee eens. Maar ik denk soms wel: jongens, zijn we niet erg voortvarend bezig met wat we denken te voorkomen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Er gaat natuurlijk wel een gedegen analyse aan vooraf. Je doet niet voor de zekerheid het maximale. Er gaat een gedegen analyse aan vooraf. Ik ben het helemaal met u eens. Ik vind het zonde van de inzet dat dat nodig is bij voetbalwedstrijden. Ik zou al deze mannen en vrouwen liever op andere zaken zetten, maar als het nodig is en het lokaal gezag dat bepaald heeft, dan kan ik daar alleen maar kennis van nemen. Als daar kritische vragen over zijn, dan zal dat altijd in de gemeenteraad moeten plaatsvinden. Deze vragen kunnen daar ongetwijfeld prima langskomen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mijn volgende vraag gaat over de kermis in Amsterdam-Osdorp. Mevrouw Michon vroeg: wat doet de politie aan de aanhoudende rellen? Ik spreek hier ook een beetje namens het lokaal gezag, want dat bepaalt het uiteindelijk. Nadat de politie in de eerste twee dagen de-escalerend heeft opgetreden, heeft de burgemeester van Amsterdam dinsdag besloten om de ME in te zetten. Op dinsdagavond zijn er 26 verdachten aangehouden. Er is onder andere met vuurwerk naar de politie gegooid. Dat is onacceptabel en echt walgelijk. Het is goed dat de driehoek stevig heeft opgetreden.

De volgende vraag van mevrouw Michon gaat hier ook over. Ik heb net als elke Nederlander de beelden gezien. Het is niet zo dat de Minister vervolgens naar Amsterdam belt en zegt: laat me eens even meedenken over hoe je het daar aanpakt. Ik heb ook begrepen van de beelden die ik heb gezien dat er ook jongeren bij betrokken waren. Mijn eerste vraag is dan ook: waar zijn die ouders, waarom treden die niet op en hoe houd je die mensen verantwoordelijk? Ouders zijn civielrechtelijk ook aansprakelijk voor de schade die veroorzaakt wordt door verdachten onder de 14 jaar. Ik vind het heel belangrijk dat die verantwoordelijkheid daar ook wordt neergelegd. Hoewel dit ook aan het lokaal gezag is, vond ik het wel belangrijk om dit hier even te benadrukken.

De voorzitter:

Fijn. Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Mutluer had een vraag die ook ging over jongeren maar dan in een andere categorie, namelijk kinderen van 8, 9, 10, 11 jaar die worden geronseld om te gaan dealen. Mevrouw Mutluer en ik hebben het vaker gehad over de inzet die er vooral in het land gepleegd wordt in het voorkomen dat kleine jongens grote boeven worden. Er wordt ook veel geld in geïnvesteerd, ook structureel, in verschillende gemeenten. Mevrouw Mutluer stelde daarbij de specifieke vraag welke instrumenten de politie hierbij heeft. Het is sowieso heel erg belangrijk om vroegtijdig contact te maken met jongeren. Er zijn verschillende partners die daarbij een rol spelen maar de vraag van mevrouw Mutluer ging specifiek over de politie. De politie heeft hiertoe diverse middelen tot haar beschikking. Zo is er het initiatief Gamen met de politie, waarbij jeugd en kinderen op een laagdrempelige manier in contact kunnen komen met de politie. We merken dat de politie op die manier heel goed in contact kan komen met de doelgroep en ook een vertrouwensrelatie kan opbouwen, waardoor er echt op tijd ingegrepen kan worden als zou blijken dat er iets misgaat. Dat is dus een hele laagdrempelige manier om dat contact goed te leggen. Er is daarbij ook een hele belangrijke rol weggelegd voor de wijkagent. We weten dat de wijkagent oog en oor is en ook signalen opvangt en meteen kan schakelen.

De voorzitter:

Is dit het wat betreft de vraag van mevrouw Mutluer over dit onderwerp? Ja? Goed, dan mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Daar zit het probleem, want op het moment dat die wijkagent vanwege capaciteitstekorten wordt ingezet voor noodhulpdiensten of voor bewaken en beveiligen, dan is de ruimte om met deze jongeren in gesprek te gaan en om op scholen aanwezig te zijn, er gewoon niet. Vandaar mijn eerdere vraag om toch te kijken naar een herijking van de basispolitiezorg. In mijn beleving moet de politie namelijk echt een signalerende functie maar ook preventieve functie hebben en zou ze op scholen en in gesprek met die kinderen moeten proberen te voorkomen dat die kinderen met criminelen samen gaan werken. Dit is echt een grote zorg. Ik vind het antwoord nog te mager, maar ik weet ook dat het ingewikkeld is. En dan snapt u waarschijnlijk ook mijn eerdere opmerkingen over de basispolitiezorg, want daar is dit ook mee verbonden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

In de ontwikkeling van die visie neem ik dit zeker mee. Ik begrijp het nu ook beter en dus kan ik het er nu ook beter in meenemen. Tegelijkertijd is het goed om te benadrukken – en ik weet dat mevrouw Mutluer vanuit haar lokale ervaring er zelf ook heel veel zicht op heeft – dat we nu ook zien dat de politie die preventieve taak volop probeert in te vullen, maar dat ze die vanwege de capaciteitstekorten nog te weinig kan invullen. Daar kunnen de politiemensen niets aan doen, maar de taken die ze hiervoor oppakken zijn goud waard. De vraag hoe je die nog meer kan verankeren, nemen we dan mee.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De heer Eerdmans heeft het gehad over ondermijning. Binnenkort hebben we een debat over ondermijning, waar we er dus langer bij stil kunnen staan. De heer Eerdmans zei dat we de bovenwereld en de onderwereld goed uit elkaar moeten houden en vroeg hoe we dat voor elkaar gaan krijgen. Dat is een hele relevante maar wel hele grote vraag. In het kader van dit politiedebat is het misschien goed te benadrukken dat de politie sinds 2021 op verschillende momenten extra middelen heeft gekregen voor bestrijding van ondermijning van georganiseerde drugscriminaliteit. Dat gaat over onder andere digitale interceptie, mainports, versterking van de opsporingscapaciteit en preventie. Ik wil hier heel veel over zeggen maar dan ben ik wel heel lang aan het woord. Op 10 november komen we hier uitgebreid over te spreken.

De voorzitter:

Dat vindt de heer Eerdmans een goed idee. Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan ben ik bij discriminatie en racisme. Er komt hierover nog een apart debat maar er zijn nu nog wel een aantal vragen over gesteld. Volgens mij was het de heer Azarkan die het had over De blauwe familie en die de vraag stelde of de vakorganisaties betrokken zijn bij het plan van aanpak Uitsluiting racisme en discriminatie.

De voorzitter:

De heer Azarkan kijkt alsof hij de vraag niet zo direct herkent.

De heer Azarkan (DENK):

Ik herken de vraag niet, maar ik ben wel benieuwd naar het antwoord.

De voorzitter:

Nou ja, ik niet. We gaan hier geen antwoorden geven op vragen die niet gesteld zijn.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Excuus. De heer Azarkan had een vraag over het operationaliseren van het plan van aanpak. Daar heb ik wel een heel kort antwoord op. Ik heb ook een lang antwoord maar ik kan dat nu samenvatten in: dit komt expliciet terug in het halfjaarbericht. Hierbij is namelijk de vraag aan de orde hoe je het in de praktijk gaat brengen. Dat wordt op dit moment uitgewerkt. Ik zorg ervoor dat we daar in het eerstvolgende halfjaarbericht nader op ingaan.

Even kijken of ik nog een andere vraag van de heer Azarkan mis. Nee. Of toch wel?

De heer Azarkan (DENK):

Ik had twee vragen.

De voorzitter:

De heer Azarkan.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ben nog niet klaar met het mapje.

De voorzitter:

Laten we heel even wachten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Welke vraag is dat? Want anders doe ik het toch verkeerd.

De heer Azarkan (DENK):

De vraag ging over de verantwoordelijkheid, de ophanging. Het is nu opgehangen bij de landelijke diversiteitscoördinator. Ik heb daarvan gezegd: veiligheid en inclusie is een heel belangrijk thema en daar gaat de korpschef over.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Sowieso moet dit bij de hele leiding, bij iedereen van de politie verankerd zijn. De plaatsvervangend korpschef is degene waar het direct onder hangt. De heer Azarkan heeft gelijk, er zijn natuurlijk wel mensen bovenop gezet met een enorme ervaring binnen de politieorganisatie die dit echt als een soort aanjager vooruit kunnen brengen. Het is ook heel belangrijk dat je mensen vrijmaakt die dat kunnen doen, maar de plaatsvervangend korpschef heeft het als zodanig als een van haar belangrijkste taken in haar portefeuille.

De voorzitter:

Ja. Dan was er nog een vraag van mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ja, dat was mijn vraag naar aanleiding van het advies van de commissie-Schneiders, namelijk of dat niet breder over de politieorganisatie kan worden uitgerold. Ik ging ervan uit dat de Minister dit bij het blokje racisme en discriminatie zou gaan beantwoorden, maar dat is blijkbaar niet zo. Ik herhaal mijn vraag nog even, namelijk om de aanbeveling om leidinggevenden ook te beoordelen op bijdragen aan de veiligheid op de werkvloer en dat in de functieprofielen mee te nemen, breder in de politieorganisatie toe te passen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik vind dat wel een hele relevante vraag. Bij de Landelijke Eenheid is ons nu al duidelijk wat er op dit punt moet gebeuren, maar het is ook belangrijk om de rest niet uit het oog te verliezen. Dus ik zou heel graag het gesprek met de korpsleiding en met de commissie willen aangaan om te vragen hoe je dit verder kan borgen in de organisatie, zonder de aandacht te verliezen voor wat er nu acuut bij de LE moet gebeuren. Ik vind het een goede vraag, waarmee ik aan de slag ga. Ik zal dus ook aan de korpsleiding en de commissie vragen hoe zij dit zien, ook om er een verhaal bij te kunnen hebben over hoe we dat op een goede manier kunnen borgen.

De voorzitter:

Ik zie een tevreden mevrouw Van der Werf, geloof ik.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Was dit een toezegging?

De voorzitter:

Nou, niet in de strikte zin, want ik heb nog niets gehoord over brieven die komen, maar het zou wel fijn zijn als de Minister op een of andere manier zou laten weten hoe ze dat gaat doen, maar dat gaan we wel merken. Er komt nog zo veel op ons af, zoals allerlei rapportages, dus daar zal dat vast nog wel een plek in krijgen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Wat wij gewend zijn bij dit debat over de politie en wat redelijk overzichtelijk is ten opzichte van allerlei andere debatten over andere onderwerpen, is dat we een halfjaarrapportage hebben zodat we kunnen zorgen dat het daarin komt. Andere dingen die ik heb toegezegd staan daar los van.

De voorzitter:

Ja, we gaan nu naar de tapkamer.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Nee, nog niet.

De voorzitter:

O, sorry,

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Nee, ik veroorzaakte wat verwarring door de vraag van de heer Azarkan verkeerd te interpreteren.

De voorzitter:

Oké.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Maar dat hebben we opgelost.

De voorzitter:

We krijgen nog een heel debat over dit onderwerp. Ik weet niet of er nog onbeantwoorde vragen zijn op dit punt. Ik krijg de indruk van niet.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Wilt u dat ik wel op die vragen inga of niet? Ik heb namelijk nog wat vragen liggen.

De voorzitter:

Ik zie niemand meer die er nog een vraag over heeft openstaan. Heeft u er bezwaar tegen om nu over te gaan tot de vragen over de tapkamer?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Nee, maar daar komt ook nog een heel debat over.

De voorzitter:

Ja, maar ik kijk ook naar de klok.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan de tapkamer. De kernvraag, die overigens ook in het aparte debat aan de orde zal komen, is of de veiligheid van mensen in het geding is. Ik proefde bij de vragenstellers dat ik er wat nuancerend en niet zo alarmerend over deed. Voor mij is heel erg belangrijk om in te zoomen op wat er nou precies aan de hand is, hoe we de waarborgen hebben geregeld en hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen die voor ons dit belangrijke werk doen, dit op een goede een veilige manier kunnen doen. Laat ik herhalen wat ik ook heb gezegd in de brief en in de antwoorden: het is absoluut waar dat het huidige tapsysteem af en toe last heeft van storingen maar dat is ook de reden waarom de politie een nieuw systeem aan het implementeren is. Als er storingen zijn, worden deze zo snel mogelijk opgelost en direct doorgegeven. Politiemedewerkers zorgen er vervolgens voor dat ze met andere middelen alsnog hun werk kunnen doen. Het is heel belangrijk om te beseffen dat als je een dergelijk instrument gebruikt, het altijd gaat over zeer complexe zaken, waarbij je niet afhankelijk bent van één systeem of één instrument om je zaak rond te krijgen of je werk goed te kunnen doen. Daar zijn altijd verschillende elementen bij aan de orde. Er zijn ook altijd systemen aan verbonden. Dat dit een oud systeem is met storingen is helder, dus dat wil ik absoluut niet bagatelliseren, maar een nieuw systeem kan ook storingen hebben. Als het om mensenlevens gaat, kun je nooit blind vertrouwen op een systeem. Dat doet de politie dan ook absoluut niet. Ik heb meerdere malen met de politie contact gehad hierover en de politie geeft aan geen incident te kennen waarbij mensen in gevaar waren doordat het tapsysteem niet goed werkte. Dat wil niet zeggen dat het briljant werkt, want daarom gaan we het ook vervangen. De politie neemt maatregelen om het aantal storingen en de impact ervan te beperken. Dat doen ze bijvoorbeeld door onderhoud aan te kondigen en daarop te anticiperen.

Tappen is een belangrijk middel in de opsporing maar nooit het enige middel. Wat betreft klachten van mensen het volgende. De Kamerleden weten van mij dat ik niet alleen maar mijn kennis opdoe van papier of uit contacten met de korpsleiding maar dat ik ook spreek met mensen op de werkvloer. Er speelt heel veel binnen de Landelijke Eenheid en dat geldt ook voor de afdeling Interceptie. De interne verhoudingen zijn onderkend en zijn ook bespreekbaar gemaakt. Er wordt ook gewerkt aan een afdelingsbrede verbeterslag en veranderaanpak. Die zijn vooruitlopend in lijn met de adviezen van de commissie-Schneiders ingezet. Dat betekent dat deze zorgen zeer serieus worden genomen. Er mag wat mij betreft dus niet zomaar tegen medewerkers worden gezegd: er is niks aan de hand en gaat u maar gewoon gerust door. Het gaat erom dat je in openheid in teams kunt bespreken wat er aan de hand is. Medewerkers kunnen met hun knelpunt ook terecht bij de leidinggevende. Als dat niet voldoet, kan dat bij een vertrouwenspersoon. Daarnaast kunnen ze hun zorgen en ideeën – een belangrijke wens van de Kamer – ook inbrengen bij de commissie-Schneiders.

De heer Van Nispen vroeg of het klopt dat er Israëli's rondlopen bij de tapkamer voor onderhoud en techniek. Zoals gezegd, is het tapsysteem «end of life». Omdat we die problemen zien, zijn er juist de waarborgen die ik ook extra heb toegevoegd in die brief. Ik heb dus ook extra vragen gesteld aan de politie over auditing, borging en monitoring.

Wat betreft het aanwezig zijn van medewerkers van leveranciers in de tapkamer het volgende. Bij het huidige systeem zijn beheermaatregelen en procedurele afspraken gemaakt met betrekking tot de locatie Driebergen. Het systeem wordt beheerd door de politie. Het technisch beheren van de leverancier is ingebed in het beheerteam. Dat betekent dat die persoon op dezelfde wijze gescreend is als de medewerkers van de politie. De technisch beheerder van de leverancier kan niet zomaar vrij rondlopen in het pand van de politie. Hij wordt opgehaald bij de ingang en begeleid naar zijn werkplek. Er is collegiaal zicht op wat de technisch beheerder doet en er is toegangs- en toezichtscontrole op het handelen van de leveranciers. Dus dat is op alle mogelijke manieren afgekaderd. De technisch beheerder kan niet zelfstandig bepaalde handelingen in het systeem verrichten, maar kan dat alleen maar doen met toestemming van de politie. Bij het nieuwe systeem is het beheer anders ingericht. Daarbij heeft de politie ervoor gekozen dat de nieuwe leverancier alleen software en derdelijnssupport levert. Zowel het huidige als het nieuwe tapsysteem bevinden zich in het hoogbeveiligde rekencentrum van de politie waar slechts daarvoor geautoriseerde personen toegang toe hebben.

De voorzitter:

De heer Van Nispen heeft hier een vraag over.

De heer Van Nispen (SP):

Dus het antwoord op de vraag of er Israëli's rondlopen in de tapkamers van de Nederlandse politie is dus ja.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het antwoord is precies zoals ik het gaf.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Ik heb een hele concrete vraag gesteld. Ik heb ook een paar niet concrete vragen gesteld en daar hebben we het zo-even over gehad, maar dit was een hele concrete vraag. En dan komt de Minister met zo'n verhaal over allerlei waarborgen, garanties et cetera. Daar kan ik dan wel de conclusie uit afleiden dat je dat allemaal niet zou doen als het om gewone Nederlandse politiemensen zou gaan. Dus volgens mij is het antwoord ja. Maar ik wil nu gewoon heel duidelijk antwoord op de vraag die ik letterlijk heb gesteld: klopt het nou, ja of nee, dat er Israëli's rondlopen in de tapkamers van de politie voor onderhoud, techniek of iets anders?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, het is voor software en derdelijnssupport. Waarom hecht ik eraan om het te zeggen zoals ik het heb gezegd? Omdat het nogal belangrijk is om te horen welke waarborgen er daarbij zijn. Ik neem aan dat de heer Van Nispen dat belangrijker vindt dan iemands nationaliteit.

De voorzitter:

Dat is aan de heer Van Nispen. Maar het antwoord is dus ja.

De heer Van Nispen (SP):

Dank, voorzitter. Ik vind het wel belangrijk om te weten, niet alleen vanwege iemands nationaliteit maar ook omdat ik daar een vervolgvraag aan heb gekoppeld. Dat is de vraag waarom de desbetreffende motie niet is uitgevoerd en ook niet wordt uitgevoerd, als ik de brief goed lees. Mevrouw Helder heeft er vaak aandacht voor gevraagd en ik ook, juist waar onder meer de AIVD en de NCTV waarschuwen voor het risico van spionage. Waarom hebben we dan nog steeds producten in dit veiligheidssegment uit in dit geval Israël? De Minister is niet van plan om ten aanzien van toekomstige tapsystemen te zeggen: die moeten van Nederlandse makelij zijn of in ieder geval afkomstig zijn van een land uit de Europese Unie. Waarom wordt de daarover aangenomen Kamermotie niet uitgevoerd, en is de Minister bereid dat alsnog te doen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik begrijp wel dat de heer Van Nispen het zo wil afbakenen dat het platgeslagen wordt, maar waar het om gaat, is dat je een systeem hebt dat van kwalitatief zo hoog niveau is dat onze mensen daar goed mee kunnen werken. Als er een Nederlands product is dat door de screening komt – dan gaat het dus over kwaliteit en alle aanbestedingsregels die we hebben waar deze waarborgen in zitten – dan kan het natuurlijk prima een Nederlands of een Europees bedrijf zijn. Waarom zou ik dat tegenhouden? Overigens ga ik daar zelf niet over. Het gaat erom dat je spullen wil hebben van hoge kwaliteit. Als je uitkomt op een product waarbij alle waarborgen zijn ingebouwd voor het product zelf, voor de mogelijke achterdeuren en zelfs voor de mensen die het onderhoud doen, dan moet ik dat kunnen uiteggen en dan moeten we dat samen kunnen toetsen, maar de kern is dat onze mensen veilig en goed hun werk moeten kunnen doen. En daarvoor heb je kwalitatief goede spullen nodig. De heer Van Nispen zegt dan tegen mij: als er geen ander bedrijf is dat dit op die manier kan doen, dan moet de politie langer doorgaan met een oud tapsysteem. Dat kan dus ook niet.

De heer Van Nispen (SP):

Nee, dat heb ik niet gezegd.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen, gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

We hebben spullen nodig die goed werken, maar we hebben ook veilige spullen nodig. Door de AIVD en de NCTV worden we gewaarschuwd dat er risico's zijn van spionage. Dat is ook niet nieuw want er wordt al jaren voor gewaarschuwd. Als we dan willens en wetens doorgaan met producten uit Israël waarvan we de risico's kennen en we nota bene Israëli's hebben rondlopen in de Nederlandse tapkamer, dan vind ik dat we niet goed bezig zijn. Dat is wat ik heb gezegd.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

We komen hier nog uitvoerig over te debatteren. Er is hier geen sprake van naïviteit, zeker niet van mijn kant en bij de politie al helemaal niet. Bovenop drie sets Kamervragen ligt er een brief met niet alleen een toelichting op welke waarborgen zijn ingebouwd om onze mensen veilig en goed te kunnen laten werken, maar ook heb ik daarin nog extra waarborgen opgenomen. Als de heer Van Nispen dan zegt «waarvan akte maar dat boeit me allemaal niet», dan kan ik daar niets aan doen. Ik ga er wel degelijk heel serieus op in, juist omdat ik die zorgen snap en ontzettend serieus neem. Ook probeer ik te laten zien hoe dat in de praktijk serieus wordt genomen. Er gaat dus niemand voorbij aan analyses van de inlichtingendiensten of wie dan ook. En hoe zou in hemelsnaam de politie daaraan voorbij kunnen gaan als ze tot het hart van onze veiligheidsketen behoort? Dat antwoord geef ik dus, maar dan is het wel handig om over de inhoud van het antwoord te debatteren, maar dat doen we dan in dat debat, gok ik zo, voorzitter.

De voorzitter:

Dat gaan we zien. Meneer Azarkan heeft nog een vraag hierover.

De heer Azarkan (DENK):

Kan de Minister 100% waarborgen dat die data dan niet verdwijnen en dan niet bij de verkeerde mensen terechtkomen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

In de brief die ik heb gestuurd staat precies welke waarborgen we met elkaar hebben afgesproken en aan welke kaders de politie zich vervolgens heeft te houden. Vervolgens wordt daarin getoond hoe de monitoring erop plaatsvindt en hebben we nog om extra audits gevraagd. Als er nog meer ideeën zouden zijn over hoe het nog beter kan, dan graag, maar dit is hoe we het bij de overheid met elkaar hebben geregeld om dit soort producten veilig te kunnen gebruiken. Bij de politie verloopt elke stap extreem zorgvuldig. Dat is wat ik erover kan zeggen. Als het gaat over de storingen en dergelijke, daarvan heb ik gezegd ...

De voorzitter:

Dat hoeft u niet te herhalen. Dat heeft u al gezegd. Meneer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):

Ik snap dat de Minister zegt: ik maak een afweging samen met de organisatie over hoe we er toch gebruik van kunnen maken, met inachtneming van alle adviezen, waardoor we dat veilig kunnen doen. Dat begrijp ik allemaal maar dat was niet mijn vraag. Die vraag was: kunnen we met al die waarborgen 100% garanderen dat die informatie niet op de verkeerde plek terechtkomt?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Al was het een oer-Hollands bedrijf, dan nog kan je dat wat betreft die systemen nooit voor 100% garanderen, waar je ook ziet dat er hacks bestaan en noem maar op. Als er hier wordt gezegd dat er naïef over is nagedacht door de politie, in de zin van «ach, een Israëlisch bedrijf, daar is niets voor nodig», dan kan ik zeggen dat het tegenovergestelde de waarheid is. Daarom laat ik dat ook volledig zien in de antwoorden op de Kamervragen en in de brieven. Je kunt nooit naïef zijn, over geen enkel systeem. Vandaar al die waarborgen en autorisaties die nodig zijn om überhaupt bij data te kunnen komen.

De voorzitter:

Dank u wel. Was dat het wat betreft de tapkamer? Goed. O, mevrouw Helder heeft toch nog een interruptie.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik had op dit punt ook een concrete vraag gesteld. De korpsleiding zegt dat er geen gevaar is voor agenten, terwijl de agenten zelf zeggen dat er wel degelijk gevaar is. Dus wie heeft het nou bij het rechte eind?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik heb ook mensen van de werkvloer gesproken. Ik hoor daar weer andere verhalen dan mevrouw Helder, maar het is niet aan mij en misschien ook niet aan deze commissie om daar dan scheidsrechter in te zijn. Als er mensen zijn die aangeven het er niet mee eens te zijn, kunnen ze naar hun leidinggevende stappen. Als ze dan zeggen «ja, maar daar kom ik niet doorheen» kunnen ze naar hun vertrouwenspersoon. En als ze zeggen «het zal allemaal wel, maar ik heb zorgen, klachten of ik wil kunnen sparren» dan hebben we mede op verzoek van de Kamer de commissie-Schneiders daarvoor in stelling gebracht. Ik denk dat dit de meest zuivere route is om te voorkomen waar mevrouw Helder zorgen over heeft of bang voor is, namelijk dat we aan de hand van één signaal denken dat er toch niks aan de hand is. Dus als er mensen zijn die zeggen dat er meer aan de hand is: ga daarover alsjeblieft in gesprek, zodat we daar meteen op kunnen handelen. Dat lijkt me het allerbelangrijkste.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan komen we bij het volgende blokje, het blokje overig.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, andere hele belangrijke vragen.

Mevrouw Michon vroeg hoe criminele vreemdelingen beter kunnen worden aangepakt. Ik ben het ontzettend met haar eens waar ze zegt: het maakt mij niet uit of iemand een status heeft of waar die vandaan komt, het veroorzaken van overlast en ellende moet altijd aangepakt worden. Per definitie helemaal eens. De Staatssecretaris Asiel en Migratie heeft in zijn brief van eind juni en die van 26 augustus ook beschreven wat er op dat punt gebeurt. In de brief van 26 augustus staan ook een aantal nieuwe stappen om hierin juist het verschil te kunnen maken. Dat gaat over de coördinator nationale aanpak overlastgevers, over 15 miljoen extra voor deze aanpak en over de locaties waar bepaalde mensen naartoe gestuurd kunnen worden als dat nodig is. De coördinator nationale aanpak is bezig met het inrichten van wat mevrouw Michon volgens mij bedoelt, waarbij je vergrijpen gaat stapelen zodat je iemand wel echt kan aanpakken. Het zijn vaak lichte vergrijpen die ontzettend vervelend en overlastgevend kunnen zijn mocht je in de buurt wonen of daar rondlopen, maar die vaak niet zo zwaar zijn dat je er echt iets mee kan, maar wel als je die gaat stapelen en als je daar alert op bent. Dat wordt dus ingericht. Wellicht mag ik een brief toezeggen mede namens de collega-Staatssecretaris, want die zit er natuurlijk middenin, om daarin beter te schetsen hoe ver het daarmee staat.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Kunnen we die brief dan al betrekken bij de begroting of overvraag ik dan? Het gaat mij er namelijk om dat ik de wereld van de Staatssecretaris wat betreft de vreemdelingenketen en die van deze Minister die de reguliere politie- en strafrechtketen bestiert, bij elkaar kan brengen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat kan. Dan twee dingen. Dan krijgt u sowieso een brief, wellicht wel iets te dicht op de begroting, iets dichter dan we hebben afgesproken, maar wel zo snel mogelijk. Het kan ook zijn dat het in ieder geval een beschrijving is van de werkwijze die wordt opgezet en dat de uitrol en wat het oplevert later komen.

De voorzitter:

Ja. Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan had mevrouw Michon een vraag over sepots. In juni komt de jaarlijkse strafrechtketenmonitor, waarin ook een overzicht is opgenomen van het aantal sepots. Waar het gaat om het kunnen inzoomen op die 1.500 waar mevrouw Michon naar op zoek is, daarvan zeg ik: dat heb ik ook niet. Wat ik zou kunnen aanbieden is een technische briefing door het OM over hoe dat nu werkt, hoe er überhaupt tot dit soort beslissingen wordt gekomen, hoe dat wordt geselecteerd en hoe ze dat monitoren. Dat zou wellicht wat dichter bij een antwoord kunnen komen.

De voorzitter:

Dit zullen we dan in de procedurevergadering meenemen. Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan mevrouw Helder over PTSS. Zij vroeg hoeveel mensen zich bij die commissie hebben gemeld en hoe het er nu voor staat. Het is goed te benadrukken dat veruit de meeste betrokkenen overeenstemming hebben bereikt met de politie over een minnelijke schikking. Dus dat is heel fijn. In totaal heeft de commissie negen zaken in behandeling of in behandeling gehad. Dit betreft ook andere zaken dan de PTSS-restschadezaken – ik vind «restschadezaken» overigens een rotwoord maar zo hebben we het de afgelopen tijd nu eenmaal steeds genoemd, dus noem ik het nu nog maar even zo – en ook andere zaken die tot 1 maart hebben gegolden. In een tiende geval is de zaak weer teruggetrokken omdat er alsnog overeenstemming is bereikt. In vier casussen heeft de commissie een advies gegeven en in de andere gevallen zijn betrokkenen in afwachting van het advies of is de casus nog in behandeling. Mocht mevrouw Helder dat op prijs stellen – ik weet dat ze sowieso op dit onderwerp vaker terug zal komen – dan kunnen we ook deze getallen indien ze geüpdatet kunnen worden, meenemen in die halfjaarrapportage, zodat ze daar niet steeds om hoeft te vragen en ze dat kan volgen.

De heer Van Nispen heeft in dat kader gezegd dat dit wel een heel ingewikkeld proces lijkt en vroeg wat er nou nodig is om deze mensen genoegdoening te geven. Ik ben het ontzettend met de heer Van Nispen en mevrouw Helder, die dat ook altijd zegt, eens dat politiemedewerkers die door hun werk te maken hebben gehad met letsel, gehoord en geholpen moeten worden en dat die nooit tegengewerkt mogen worden. Ik denk dat we het daar snel met elkaar over eens zijn. Deze mensen moeten ook de zorg en begeleiding krijgen die ze nodig hebben. Sinds 2017 lopen er bij de politie ongeveer 1.300 restschadezaken en daarvan zijn er inmiddels 850 afgehandeld. Hierbinnen vallen 216 restschadedossiers, waarvan nog 22 dossiers openstaan. Ik zal zorgen dat al dit soort cijfers in dezelfde halfjaarrapportages steeds terugkomen, zodat de heer Van Nispen dat ook kan volgen. De politie werkt heel hard om ervoor te zorgen dat de dossiers van deze medewerkers – we hebben het over dossiers maar het gaat om iets wat je leven op alle fronten raakt – goed worden afgerond. Dat is absoluut de inzet. Daarnaast wordt samen met de politie, de vakorganisaties en de centrale ondernemingsraad gewerkt aan een nieuw stelsel voor beroepsgerelateerd letsel. Er is ook overeenstemming bereikt met deze partijen over de uitwerking en de formele besluitvorming heeft ook plaatsgevonden. Het is goed om te benadrukken dat het nieuwe stelsel echt uitgaat van vertrouwen. Dat is een andere inrichting dan hoe het tot nu toe is geweest.

De heer Bisschop en de heer Van Nispen hebben het gehad over personen met verward gedag. We vinden allemaal dat de politie veel te veel tijd kwijt is aan een doelgroep die beter gebaat zou zijn met hulp van zorginstanties in plaats van hulp van de politie. Beiden vroegen waar dit beter kan en de heer Bisschop vroeg expliciet ook om in te zoomen op gegevensdeling tussen verschillende partijen. Het doel van de al een jaar lopende gezamenlijke aanpak van zorg en opvang van personen met verward gedrag is om ervoor te zorgen dat deze personen op tijd de juiste zorg of brede ondersteuning wordt geboden. Indien personen met verward gedrag toch bijvoorbeeld opnieuw in aanraking komen met politie en Justitie is het ook de bedoeling dat de toeleiding naar passende zorg en ondersteuning goed georganiseerd is.

Terugkomend op de opmerking van de heer Van Nispen hierover, nog het volgende. Dit is een onderwerp waar ik al vijftien jaar mee bezig ben en het frustreert mij ook dat we dat eigenlijk maar niet goed geregeld krijgen. Daar moet ik gewoon eerlijk in zijn. Toen we het hierover hadden, heb ik dan ook gezegd: ik vind dat je niet langer vanuit Den Haag met allerlei blauwdrukken moet komen. Dat is zo kort door de bocht gezegd dat het de inzet van de afgelopen jaren wel iets tekortdoet, maar je moet vooral inzoomen op wat er lokaal gebeurt. Je ziet namelijk dat partners elkaar daar vinden en een manier van werken ontwikkelen die gewoon werkt, of dat nu met een psycholance is of op een andere manier. Daar moeten wij dan op aansluiten. Als ze daar iets heel moois hebben ontwikkeld waarvan zij denken dat het in andere gemeenten ook kan helpen, dan zullen we dat helpen uitrollen of anders daar ruimte voor laten. Dat is de inzet die ik met collega Conny Helder heb afgesproken en dat is hoe het de komende tijd wordt ingericht. We zullen daarover blijven rapporteren zoals we onlangs ook in een brief hebben gedaan.

Dan de noodzaak van betere gegevensuitwisseling. De gegevensuitwisseling is ontzettend belangrijk op alle domeinen en ook hier. Op dit moment wordt de reeds bestaande aanpak voor personen met verward gedrag verder aangescherpt en daar is dit een belangrijk onderdeel van. De Kamer krijgt van mij en van de collega van Zorg eind november – vermoedelijk na de begrotingsbehandeling, maar wij proberen het zo snel mogelijk te doen – uitgewerkte voorstellen voor een aangescherpte aanpak. Daarin nemen we al deze elementen mee.

Dan de laatste vraag. Die was van meneer Azarkan en ging over de AVG, algoritmes en dergelijke. De samenwerking tussen de politie, de GGD en misschien ook de ggz kan echt een positieve bijdrage leveren. Dat betekent dat de politie en ook gemeenten moeten voldoen aan de wet, dus ook aan de Algemene verordening gegevensbescherming en in het geval van de politie natuurlijk ook aan de Wet politiegegevens. Dat is net een andere grondslag, maar bevat in de grondslag dezelfde waarborgen. Dat geldt ook voor de gegevensverwerking door middel van algoritmes, waaronder kunstmatige intelligentie. Het is misschien goed om over het toezicht op algoritmes nog te melden dat het huidige kabinet in het coalitieakkoord plannen heeft opgenomen om een specifiek toezichthoudende taak in te richten bij de Autoriteit. Ik weet dat de heer Azarkan dat weet. Er zijn diverse toetsen voor degelijke gegevensverwerking door algoritmes, bijvoorbeeld het Impact Assessment voor Mensenrechten bij de inzet van Algoritmes.

De voorzitter:

Dank u zeer. Daarmee eindigt de eerste termijn van de zijde van de Minister. Wij gaan nog door in een korte tweede termijn. Ik geef het woord aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter, en dank aan de Minister voor de uitgebreide antwoorden. Nog even over het transitieplan Landelijke Eenheid. Het is natuurlijk vreemd dat er in de brief staat dat wel bekend is dát er meer geld nodig is – hoeveel weten we natuurlijk niet – maar dat ook gecommuniceerd is dat het, plat gezegd, «zo allemaal niet gaat lukken» en dat per eenheid, en dat worden er dus twee, iets van 100 man staf nodig zal zijn. Dat heb ik dan weer uit een andere betrouwbare bron. Waarom wordt niet begonnen met de belangrijkste aanbevelingen van de commissie-Schneiders, namelijk ten eerste leiderschap en ten tweede vakmanschap? Dat kost helemaal geen geld. Dat is nu juist de inzet van mensen die wij verwachten en waarvan ik dus vind – ik heb het vaak «vriendjespolitiek» genoemd – dat je niet dezelfde mensen op een andere positie moet zetten, maar dat er ook fris bloed bij moet komen. We komen daar nog verder over te spreken.

Voorzitter. Het tweede punt dat ik nog even wil aanstippen, is de capaciteit. De Minister schrijft dat het 2024, 2025 in balans zal zijn. Diplomatiek gezegd heb ik daar grote twijfels bij, want het gaat om drie elementen: capaciteit, aantal taken en omvang van die taken. Dat zijn communicerende vaten. Ik noem even bewaken en beveiligen. Dat kost het korps in Amsterdam heel veel mensen, net zozeer als de problematiek met de veiligelanders. Bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel loopt het ze ook over de schoenen. De Minister weet dat. Dat zijn maar drie voorbeelden die ik noem en die met het huidige beleid beslist niet gaan veranderen. Kan de Minister iets meer nuanceren dat het 2025 absoluut niet in balans zal zijn? Dat gaat namelijk echt niet gebeuren.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kom ik bij mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ja. Ik heb me even zitten afvragen of ik allerlei punten pak of gewoon één grote vraag stel, want ik ben het spoor bijster als ik kijk naar de verbeteringen die moeten worden doorgevoerd door de politie. Dat gaat van het transitieplan tot het undercoverteam, het tapsysteem, het rapport over de uitstroom van aspiranten, de herijking van de politiefunctie, mijn wens om ook politietaken daarin mee te nemen. Ik heb gewoon behoefte aan een overzicht van wat er op dit moment gebeurt. Ik ben namelijk bang dat de politie dit ook niet aankan. Er moeten nu zo veel veranderingen worden doorgevoerd om de boel te verbeteren ten behoeve van onze politieagenten, zodat zij hun werk goed kunnen doen, dat ik behoefte heb aan een korte analyse van wat er gebeurt, wanneer ik wat mag verwachten en wat de samenhang is. Ik wil integraal kunnen bekijken wat er op dit moment bij de politie gebeurt. Het is mij te veel. Ik weet dat wij bij elke halfjaarlijkse rapportage daar de nodige informatie over krijgen, maar ik vind dat op dit moment niet voldoende. Ik vraag me ook af of wij wel voldoende vinger aan de pols houden. Sterker nog, ik vraag me af of de politieleiding dit allemaal aankan in de tijd waarbinnen wij het willen. Dit zeg ik zonder wiens capaciteit dan ook in twijfel te willen trekken.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank. Ik dank de Minister voor de uitvoerige antwoorden. Wij komen bij de begrotingsbehandeling natuurlijk ook nog op de Landelijke Eenheid te spreken, want ik ben het zeer eens met wat Van Nispen in zijn eerste termijn zei en Helder net in haar tweede: begin gewoon en begin met de schaal van de leidinggevenden. Ik zie totaal niet in waarom dat zo veel geld moet kosten. Ik maak mij, overigens ook met mevrouw Helder, zorgen over de sterkte, de drie regio's die achterlopen en de groeigemeenten. De Minister erkent dat, maar zegt: ze moeten niet wachten op 2024. Maar wat kan dan wel in de tussentijd?

Voorzitter. Gehoord ook de antwoorden met name op het gebied van voetbal, neig ik ertoe om hierover een tweeminutendebat aan te vragen.

De voorzitter:

Die variant kennen we niet. U doet het of u doet het niet.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dan heb ik nu dus besloten om een tweeminutendebat aan te vragen.

De voorzitter:

Bij dezen. Meneer Knops.

De heer Knops (CDA):

Ik dank de Minister voor de beantwoording en heb geen behoefte aan een tweede termijn.

De voorzitter:

Dank u zeer. Meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Ik sprak in de schorsing nog met mensen met PTSS. Dat heeft me echt diep geraakt. Die mensen voelen zich niet gehoord of geholpen. Ik hoop echt dat er netjes en spoedig genoegdoening en erkenning voor hen kan worden geregeld.

Het blijft pijnlijk dat als gevolg van verkeerde politieke keuzes in het verleden de capaciteit van de politie niet op orde is en de komende tijd ook niet op orde komt. Ik hoop echt dat de Minister in dezen alles op alles zet en dus niet verdergaat met de discussie over privatisering. Privatisering heeft namelijk allerlei nadelen en risico's. In steeds meer sectoren komen wij daar ook van terug. Ga dus dat glibberige pad niet op. Veiligheid is een publieke taak en dat moet ook zo blijven. Eigenlijk moet de ontwikkeling eerder terug ten opzichte van hoe het nu al is.

Voorzitter, ten slotte het tapsysteem. De Minister zei dat het erom gaat dat je een product van hoge kwaliteit hebt, alsof hier iemand zat die dat níét ook zou willen. Maar het punt is dat het product dat de Minister heeft gekocht, de gewenste kwaliteit nu juist niet heeft, want dat spul werkt niet. Dat is nu net het probleem. De Minister kan dus wel zeggen «wij willen het beste van het beste», maar dat hebben we nu juist niet. Wat we hebben, werkt niet en er zitten veiligheidsrisico's aan.

Voorzitter. Dit wordt vervolgd. Wij zijn daar zeer bezorgd over en volgens mij is er nog steeds wel degelijk sprake van naïviteit.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik merkte dat mijn betoog in eerste termijn tot erkenning leidde op de publieke tribune. Ik wil de politiemensen danken voor hun anekdotes. Ik hoop natuurlijk vooral dat de meneer die net zei «dit is de reden waarom ik wegga», zich ooit nog een keer bedenkt. U kunt zich ervan verzekerd weten dat ik dit punt op de politieke agenda houd.

Voorzitter. De vraag is, heel platgeslagen, hoe reëel het is om zo'n harde diploma-eis aan de voorkant te handhaven nu de organisatie zo piept en kraakt. Door die eis sluit je natuurlijk wel degelijk kandidaten uit bij sollicitaties. In feite is een diploma alleen maar een meetmoment aan de voorkant van iemands carrière, dat niets zegt over de vlieguren die iemand gemaakt heeft en over wat iemand tijdens die vlieguren allemaal geleerd heeft en aan competenties heeft opgedaan. Ik vraag de Minister om daar specifiek naar te kijken. Ik houd mij ook nog steeds aanbevolen voor een antwoord op mijn vraag over de selectie van kandidaten door IDU, want ik heb hier specifiek een voorbeeld gegeven van hoe het daar in z'n werk gaat.

Voorzitter. Ik wil de Minister ook bedanken, want zij gaf aan dat zij met een plan van aanpak bezig zou gaan over de politievrijwilligers. Ik ben benieuwd wanneer dat er zal komen. Ik hoorde er ook wel een kleine «maar» bij voor mezelf. De Minister zei namelijk «als er opleidingsplek is», en daar wringt natuurlijk de schoen. Die opleidingsplekken zijn schaars en de wachttijden zijn lang. Specifiek op dit punt heb ik nog een vraag. Ik heb een jaar geleden bij de begrotingsbehandeling samen met collega Bikker een motie ingediend voor € 600.000 om deze mensen op te leiden, desnoods extern. Ik vroeg me af wat er met deze motie voor de politievrijwilligers is gebeurd.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zat even niet op de klok te letten. Daar heeft u op schandalige wijze gebruik van gemaakt. Dat neem ik u niet kwalijk, want het is mijn fout. Ik begrijp dat mevrouw Helder zich nu tekortgedaan voelt en dat wil ik natuurlijk niet, want zij had ook nog iets. Verder nog iemand? Meneer Azarkan, u komt zo aan de beurt.

De heer Azarkan (DENK):

Dat is jurisprudentie. Ik ga dus uit van de tijd die mevrouw Van der Werf kreeg.

De voorzitter:

Juist bij deze commissie kun je je dit soort lichtzinnigheden niet veroorloven. Nou, mevrouw Helder, zegt u het maar.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik had nog een punt over PTSS. De Minister weet dat ik met de antwoorden daarover natuurlijk helemaal niet tevreden ben. De dossiers die zijn afgehandeld omdat er overeenstemming is bereikt, zijn namelijk gewoon van mensen die het hoofd hebben laten hangen. Zij dachten: laat ik maar tekenen bij het kruisje. Wij blijven hierover spreken, zeker over het nieuwe stelsel. Want daarover heb ik altijd al gezegd: daar is mijn fractie het niet mee eens. Wordt vervolgd.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot de heer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):

Dank, voorzitter. Ik heb een aantal korte vragen. De eerste gaat over dat onderzoek van Bureau Beke waaruit blijkt dat 84% van de mensen die overleden onder verantwoordelijkheid van de wetshandhavers verward gedrag vertoonde. Daarin stond ook het gegeven dat in alle gevallen waarin de politie de taser inzette en stroom gebruikte, 46% van de doelpersonen een persoon in een psychisch labiele toestand was. Ik vraag me af of de Minister bereid is om eens onderzoek te laten doen, en dan niet zozeer naar aantallen, dus geen statistisch onderzoek. Is de rechtmatigheid of de proportionaliteit van de politieoptredens bij die fatale incidenten nou iets wat ook onderzocht kan worden? Want ik schrik echt van de aantallen.

Mijn laatste vraag gaat over de inzet van de korte wapenstok door boa's. Ik ben gewoon heel benieuwd hoe vaak dat voorkomt. Wordt dat ook geëvalueerd, zoals ook wordt gedaan door de hulpofficier of anderszins bij de inzet van geweldsmiddelen door de politie? Wie houdt er eigenlijk toezicht op het geweld dat wordt uitgeoefend?

Tot slot, voorzitter. Ik stelde ook een vraag over de richtlijn lifestyle, die ik ook wel in de volksmond de «richtlijn verbod op het dragen van een hoofdoek» noem. Daar had ik ook nog geen antwoord op gekregen.

De voorzitter:

Ik kijk naar de Minister. Zullen we even een paar minuten schorsen? Ik schors voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Graag orde in de zaal. We gaan weer beginnen. Ik geef het woord aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Helder gaf twee hartenkreten of winstwaarschuwingen mee, of hoe je ze ook wilt noemen. Ze had het over het transitieplan en over wat ze heeft vernomen. Ik neem daar nu kennis van; laat ik het zo zeggen. Ik ben het ontzettend met haar eens dat cultuurverandering, een stevig fundament en investeren in goed leiderschap een bepaalde houding en cultuur vraagt. Daar zit niet zomaar een prijskaartje aan vast. Er moet ruimte worden geboden aan fris bloed. Ik ben blij dat ze dat zegt, zodat ik dat hier nog eens kan herhalen. Ze weet dat ik niet over de benoeming van mensen ga, maar ik deel dit ontzettend met haar. Als je mensen de kans wilt geven om door te kunnen groeien en om mooi werk te doen, dan moet je in geen enkele organisatie, en dus ook niet bij de politie, de houding hebben dat je de juiste mensen moet kennen of dat je tien jaar moet wachten voordat je aan de beurt bent. Je moet talent altijd de ruimte geven. Dat geldt voor elke organisatie. Die hartenkreet kan ik goed meenemen.

Mevrouw Helder zegt: ik heb grote twijfels over de capaciteit in de loop der jaren. Ik hoop dat ik in dit debat en in de voorgaande debatten heb kunnen laten zien dat ik daar niet zomaar van uitga. Dat zal ik altijd blijven doen. Ik deel de prognoses met u. Die zijn gebaseerd op alle inzet die we hebben en op hoe het er nu uitziet. Maar we denken geen enkel moment: we wachten af en zien in 2024 wel of het heeft gewerkt. Nee, we blijven ondertussen bezig met alle elementen die zij noemde, bijvoorbeeld de specifieke taak van de politie bij identificatie en registratie bij de Vreemdelingenpolitie, ook al heet het niet meer zo, geloof ik. De Staatssecretaris kijkt of die taken daar nog steeds goed belegd zijn of dat ze ergens anders moeten worden belegd. Als we daar iets over kunnen melden, dan komt dat natuurlijk uw kant op. Dit zijn een paar voorbeelden. Mevrouw Helder noemde ook een aantal voorbeelden, maar de oproep was breder.

Voorzitter. Wat betreft bewaken en beveiligen: u krijgt van mij ruim voor de begroting een brief over de volgende fase die we hebben ingezet. We kijken hoe we het stelsel kunnen versterken en moderniseren, en hoe we ervoor kunnen zorgen dat de mensen die daar ooit vanuit de basisteams naartoe zijn gegaan en terug willen, ook terug kunnen. We kijken ook hoe degenen die willen blijven, kunnen blijven. We komen er nog langer over te spreken, maar we blijven bij al die elementen zoeken naar doorontwikkeling, modernisering, flexibilisering en investering. We zitten dus niet zomaar te wachten. Ik hoop van harte dat ze ongelijk heeft over haar grote twijfels, maar ik wil vooral meegeven dat ik er niet zomaar van uitga. Als de prognoses veranderd moeten worden, dan kom ik dat hier onderbouwen, maar ik blijf mijn best doen om ervoor te zorgen dat we het op z'n minst halen en dat we het sneller doen waar het sneller kan.

Mevrouw Mutluer zegt: er is nogal veel gaande en het is lastig te volgen en te overzien of de politie het goed kan oppakken en volgen. Daar heeft ze natuurlijk helemaal gelijk in, want er is ook heel veel gaande. Ik neem dat graag mee. Haar formulering was: hoe moet ik de vinger aan de pols houden en wat is het overzicht in het halfjaarsbericht? We proberen de integratie en samenhang tussen al die elementen zo goed mogelijk te verwoorden en in dat bericht te zetten, zodat we dat kunnen betrekken bij debatten. Dat is helemaal helder.

Ik heb mevrouw Michon goed gehoord.

De heer Knops is inmiddels weg, maar hij had geen tweede termijn.

De heer Van Nispen zei twee dingen. Hij vroeg: kan ik ervan uitgaan dat de Minister alles op alles zet om een versteviging van de politie te realiseren en dat ze dus niet inzet op privaat? Van het eerste deel kan de heer Van Nispen volledig uitgaan, maar het zou zomaar kunnen dat we een verschil van inzicht hebben over het tweede deel. Maar hij kan sowieso van het eerste uitgaan, namelijk dat ik alles op alles zet om ervoor te zorgen dat onze politieorganisatie zo stevig, gezond en veilig mogelijk overeind staat. Het kan dat we een politiek verschil van mening hebben over hoe we dat bereiken. Althans, ik denk dat dat kan.

Hij zei ook: het nieuwe systeem werkt voor geen meter. Maar het nieuwe systeem is nog niet geïmplementeerd, dus het kan ook nog niet werken. Laten we daar gewoon bij stilstaan in het volgende debat. Op het moment dat er nieuwe informatie is voordat we weer een debat hebben over de politie, dan beloof ik dat ik dat zal aanleveren, zodat we alle mogelijke info hebben om daarover met elkaar verder door te praten.

Mevrouw Van der Werf...

De voorzitter:

Een ogenblik. Er is een interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Nu lijkt het net alsof ik niet weet waar ik het over heb; dat vind ik altijd jammer. Ik had het natuurlijk over het huidige systeem, dat voor geen meter werkt. We hebben deze discussie een paar jaar terug in mindere mate gevoerd, want toen werden we door de voorganger van deze Minister niet geïnformeerd over allerlei details die we inmiddels wel weten. Over het vorige systeem zei de Minister ook: we kopen het beste van het beste. Mijn opmerking heeft natuurlijk betrekking op het huidige systeem en dat werkt voor geen meter. De agenten die wij spreken zijn er zeer bezorgd over of het nieuwe systeem wel gaat werken. Ik weet dat het gefaseerd ingevoerd gaat worden et cetera, maar de werkvloer is zeer bezorgd. Ik denk dat de Minister dat ook weet.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het is helder dat het oude systeem oud is. Het werkt, maar niet meer zoals het zou moeten. Vandaar al die waarborgen en een nieuw systeem. Dit hebben we inderdaad gewisseld. Ik zeg richting de heer Van Nispen dat we alle expertise van de werkvloer moeten gebruiken voor de implementatie van het nieuwe systeem. Het is mooi dat het gefaseerd gebeurt, maar je moet ook die zorgen erin vertalen, zodat ze ergens landen. Vandaar dat ik de stappen noemde waarin die zorgen kunnen landen. Desnoods kan men bij de commissie-Schneiders terecht als men denkt dat men niet gehoord wordt. Ik vind het namelijk heel belangrijk dat die zorgen niet alleen ergens gehoord worden, maar dat we er ook iets mee doen. Vandaar dat ik dat graag benadruk.

Mevrouw Van der Werf had een aantal vragen. Wat betreft de instroom, de doorstroom en het belang van een diploma: ik weet niet of wij helemaal op dezelfde lijn zitten. Het diploma biedt de samenleving en de politiemedewerker zelf de zekerheid dat diegene goed is toegerust op zijn of haar vak. Dat is logisch. Aan alle functies zijn functie-eisen verbonden. Volgens mij is dat ook superlogisch. Om voor de functie in aanmerking te komen moet een medewerker een bepaalde opleiding hebben gevolgd. Tot zover is het allemaal logisch. Maar er zijn ook mensen die misschien niet aan de diploma-eisen voldoen maar die wel op een hele andere manier, bijvoorbeeld op basis van relevante kennis, expertise en werkervaring, kunnen laten zien dat ze niet al die stappen hoeven te doorlopen om bij dat diploma uit te komen, omdat ze dat al in de praktijk hebben gedaan. Zij kunnen een vrijstelling krijgen, zodat ze de hbo-opleiding sneller kunnen afronden. Dan kun je er alsnog veel sneller komen. Daarnaast is in overleg met de vakbonden afgesproken dat we onderzoeken of er een assessment kan komen om het werk- en denkniveau aan te tonen, zodat we die slagen kunnen maken. Dat zijn allemaal ontzettend belangrijke dingen. Ik denk dat we in essentie hetzelfde willen bereiken, maar volgens mij is dit de juiste route.

Mevrouw Van der Werf had een specifieke vraag over de politievrijwilligers. Zij zei: hoe zit het nou met die motie? Wij hopen aan het einde van het jaar met de vakbonden tot overeenstemming te komen over hoe we het in de praktijk kunnen laten landen. Zodra dat klaar is, zorgen we ervoor dat mevrouw Van der Werf en de Kamer dat krijgen. Volgens mij waren dat, naast een heleboel andere elementen, de twee belangrijkste vragen die nog openstonden van mevrouw Van der Werf.

Dan kom ik bij de heer Azarkan.

De voorzitter:

Er is eerst nog een interruptie van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Misschien mag ik nog iets meegeven, ook al weet ik niet of collega Van der Werf dat bedoelt. Ik heb vernomen dat mensen met een hbo-profiel soms willen instromen in een mbo-functie, maar dat zij dan niet aangenomen mogen worden. Dat is natuurlijk heel erg jammer. Dan zitten ze vast aan dat mbo-profiel en die mensen komen niet eens binnen. Als ze eenmaal binnen zijn, zouden ze misschien ook door kunnen stromen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dit neem ik ook mee in al mijn gesprekken hierover. Dit komt ongetwijfeld terug in de volgende debatten. Ik neem het absoluut mee.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Als ik me niet vergis, heeft de heer Azarkan mij eerder gevraagd naar het onderzoek van Bureau Beke en het gebruik van tasers. Ik heb al toegezegd dat ik in de halfjaarsrapportage terugkom op wat we daar verder mee kunnen doen. Dat komt er dus aan.

De heer Azarkan (DENK):

Ik vroeg of er een verdiepend onderzoek kan komen. Dat klopt inderdaad. De Minister heeft gezegd dat ze daarop terugkomt. Maar krijg ik dan een halfjaar later terug wat er verder kan? Krijg ik in het halfjaarsrapport te horen wat er verder kan?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Als ik mij niet vergis, komt de halfjaarsrapportage vrij snel, al aan het einde van dit jaar. Die komt in december. Daarin zullen we in ieder geval ingaan op de vraag hoe we hiermee omgaan en op wat ons idee is om hier een vervolg aan te geven. Het duurt nu nog maar een maand. Die toezegging heb ik enige tijd geleden gedaan. Toen was ik in de veronderstelling dat het een goede toezegging was. We zijn er nu bijna, dus laten we dat met elkaar afspreken. Dit hebben we al eerder gedaan.

De heer Azarkan zei dat een deel van de boa's die daarin bekwaam zijn en daartoe bevoegd zijn, een wapen kunnen dragen. Wat voor waarborgen gelden daarvoor? Die zijn in principe hetzelfde als bij de politie. De toezichthouder is het OM. De directe toezichthouder is in dit geval de politie, maar als een boa zijn wapen heeft moeten gebruiken, moet diegene daar ook een melding van doen. Dan ga je hetzelfde traject in. Dus die waarborgen gelden daar net zo.

Als ik mij niet vergis, heb ik alleen nog de vraag over het gebeuren rond lifestyleneutraliteit. Ik vergeet altijd hoe het officieel heet, maar de heer Azarkan gaf een vrije vertaling. Daar probeer ik even van weg te blijven. Misschien is het het belangrijkste als we gewoon benoemen waar het over gaat. Er was een advies en een maatschappelijke discussie over wel of geen hoofddoeken bij de politie en de boa's. Sinds ik Minister ben, ben ik heel duidelijk geweest over beide onderdelen. Ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat de politie en de boa's neutraliteit uitstralen. Ik ben het niet met de heer Azarkan eens als hij zegt: dat zou betekenen dat alle moslims niet neutraal kunnen zijn. Ten eerste ga ik er niet van uit dat alle moslima's een hoofddoek dragen. Ten tweede heeft het voor mij helemaal niks te maken met religie of de achtergrond van religie. Het heeft ermee te maken dat een politieman of -vrouw een uniform aan heeft en neutraal is. Dat moet te allen tijde zo zijn. Als ik heel eerlijk ben, vind ik het niet terecht dat we het debat over hoofddoeken bij de politie of boa's altijd voeren in het kader van discriminatie en racisme. Dat vind ik de ingewikkeldheid tekortdoen. Eigenlijk is het helemaal niet ingewikkeld. Dat vind ik de kern van de vraag tekortdoen. Het gaat gewoon over uniformiteit en neutraliteit. Wat mij betreft past een hoofddoek niet bij de politie en de boa's. Dat geldt ook voor een aantal andere plekken waar de seculariteit van de overheid benadrukt moet worden. Er liggen bovendien twee aangenomen moties van de Kamer die daar een hele duidelijke uitspraak over hebben gedaan. Ik voel mij in dit standpunt dus gesterkt door de Kamer.

De voorzitter:

Ten slotte hierover, meneer Azarkan. We gaan hier niet een heel debat over voeren, als u het niet erg vindt.

De heer Azarkan (DENK):

Nee, heel kort, voorzitter. Ik begrijp dat de Minister die mening heeft en dat mag van mij. Als de Minister zegt «ik vind het gewoon niet bij de politie passen», dan mag dat.

De voorzitter:

Ja, dat mag. We leven nog steeds in een vrij land.

De heer Azarkan (DENK):

Maar mijn vraag was of het ook getoetst is en of de onderbouwing voor die keuze ook gebaseerd is op wat het College voor de Rechten van de Mens zegt. Je moet echt kunnen aantonen waarom dat het werk dwarszit. De reden kan niet zijn dat een deel van Nederland of de Minister het ongewenst vindt. Er zijn ook landen waar het prima kan en waar datgene waar mensen bang voor zijn, helemaal niet gebeurt. Dat was mijn vraag. Is het getoetst bij de rechter, het Europees Hof of het College voor de Rechten van de Mens?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ben helemaal nergens bang voor. Ik vind gewoon dat de bijzondere waarde van de seculariteit van de overheid benadrukt moet worden. Dat doe je door de neutraliteit te bewaken. Dat is ontzettend belangrijk. Ik weet dat de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme hierover ook zijn mening heeft geuit, dus daar komt nog een reactie op. Ik zal mijn collega van Binnenlandse Zaken vragen of zij daarbij kan verwijzen naar de vraag die de heer Azarkan hier stelt. Maar ik zal altijd staan voor de neutraliteit van de politie en de boa's. Dat vind ik ongelofelijk belangrijk. Over de politie heb ik zelf iets te zeggen, maar de boa's hebben zo veel verschillende werkgevers dat het iets ingewikkelder is. Maar ik zeg oprecht nog één keer, voorzitter...

De voorzitter:

Nou, nee...

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

... dat we het debat over discriminatie en racisme niet moeten voeren in relatie tot hoofddoeken. Iedereen is welkom bij de politie. Sterker nog, we zoeken nog heel veel mensen. Iedereen is welkom. Het is alleen wel duidelijk wat voor uniform je aan moet.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee eindigt de tweede termijn van de zijde van de Minister. Laat ik eerst even melden dat er een tweeminutendebat is aangevraagd. Dat is een debat, zo zeg ik voor de mensen die niet weten wat dat is. Dit zou je een «drieënhalfuurdebat» kunnen noemen, maar we hebben ook tweeminutendebatten, die overigens veel langer kunnen duren dan twee minuten. Daarin kunnen moties worden ingediend. Dat vindt plaats in de zaal met de blauwe stoeltjes. Dat debat is aangevraagd door mevrouw Michon, die dus ook de eerste spreker zal zijn.

Ik neem nog even de toezeggingen met u door.

– De Minister stuurt het actieplan arbeidsmarktstrategie in het eerste kwartaal van 2023 naar de Kamer.

– De Minister zegt toe de visie op de politiefunctie voor het einde van 2023 aan de Kamer te sturen en in de verzamelbrieven over de politie steeds in te gaan op de voortgang daarvan.

– De Minister stuurt de samenwerkingsagenda politie en groene boa's uiterlijk in het voorjaar van 2023 naar de Kamer.

– De Minister stuurt de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de moties over boa's periodiek in de verzamelbrief aan de Kamer.

– De AMvB over de bewapening en uitrusting van boa's gaat in voorhang naar de Kamer.

Klopt het allemaal nog?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik check het even bij mijn ambtenaren, want zij moeten het doen.

De voorzitter:

Oké.

– De Minister gaat in het volgende halfjaarbericht over de politie nader in op het plan van aanpak Uitsluiting discriminatie en racisme. Er wordt ook ingegaan op het selecteren van leidinggevenden op hun bijdrage aan de veiligheid op de werkvloer.

– In de halfjaarrapportage wordt voorts ingegaan op de stand van zaken ten aanzien van de PTSS-gevallen.

– De Minister zegt een brief toe voor de begrotingsbehandeling over de aanpak van criminele veelplegers met een niet-Nederlandse nationaliteit.

– De Minister zegt mede namens VWS een brief toe over de aangescherpte voorstellen voor de aanpak van personen met verward gedrag.

Mevrouw Michon?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik mis de toezegging dat er een terugkoppeling komt over mijn punt om de executieven meer diensten op straat te laten draaien. Daar zou de Minister over nadenken. Ze zou met de bonden in gesprek gaan en daarop terugkomen.

De voorzitter:

Als ze dat schriftelijk doet, dan is het een toezegging. Laten we dat even aan haar vragen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Is het oké om af te spreken dat die terugkoppeling in de halfjaarrapportage komt? Mocht het niet in december lukken, dan komt het in de eerstvolgende.

De voorzitter:

Op die manier wordt het in de toezeggingenlijst opgenomen.

Ik dank de Minister, haar ambtenaren en mijn collega's. Daar hoort ook onze onvolprezen ondersteuning in alle mogelijke gedaanten bij, die ons hier weer doorheen heeft gesleept. Ik dank natuurlijk ook de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat elders hebben gevolgd. Ik dank u allemaal en ik wens u een goede en veilige dag.

Sluiting 17.22 uur.