[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweede voortgangsbrief uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslag

Jeugdzorg

Brief regering

Nummer: 2022D44403, datum: 2022-11-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31839-909).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31839 -909 Jeugdzorg.

Onderdeel van zaak 2022Z20620:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

31 839 Jeugdzorg

31 066 Belastingdienst

Nr. 909 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 november 2022

Met deze brief informeer ik uw Kamer mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Staatssecretaris Financiën – Toeslagen en Douane over de voortgang van de aanpak voor gedupeerde gezinnen die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing.1 Ik zal uw Kamer voortaan halfjaarlijks over de resultaten en vervolgstappen informeren. In deze brief geef ik ook mijn reactie op het eerste deelonderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV), dat ik u bij deze aanbied. De IJenV concludeert daarin dat gedupeerdheid in de toeslagenaffaire de kans op een kinderbeschermingsmaatregel niet heeft vergroot. In deel III van deze brief (p. 8) ga ik nader in op de bevindingen.

Inleiding

De aanpak beoogt bij te dragen aan erkenning, inzicht en oplossingen voor ouders en kinderen die gedupeerd zijn in de toeslagenaffaire en te maken kregen met een uithuisplaatsing. Belangrijk uitgangspunt van de aanpak is dat de regie bij de ouders en kinderen ligt. Hun vragen en wensen zijn het vertrekpunt en zij bepalen zelf of ze gebruik maken van het ondersteuningsaanbod. De ervaringen worden benut om de ondersteuning te verfijnen en de samenwerking tussen de betrokken partijen te verbeteren. Mede daarom spreekt het kabinet regelmatig met gedupeerde ouders, jongeren en kinderen die een uithuisplaatsing meemaakten.

Deze gesprekken waren soms samen met de Minister-President en de Staatssecretarissen van VWS en Financiën – Toeslagen en Douane. Ik spreek ook namens hen als ik zeg dat deze gesprekken veel indruk maken. Deze gezinnen hebben heel veel meegemaakt en zaten (of zitten nog steeds) klem tussen instanties. Het onrecht en leed dat zij ervaren hebben kan ik niet ongedaan maken. Mijn inzet is erop gericht om de best mogelijke ondersteuning te bieden en bij te dragen aan herstel, in welke vorm dan ook. En dat lukt ook, zo blijkt. Meer dan 170 ouders worden op dit moment begeleid door het Ondersteuningsteam. Dat leidt tot erkenning, het versterken van de regie op het eigen leven en/of tot passende zorg. En in sommige gevallen tot herstel of uitbreiding van contact met de kinderen of tot terugplaatsing van kinderen bij de ouders. Verderop in deze brief ga ik nader in op de resultaten van de aanpak.

Om te blijven toetsen of de aanpak aansluit bij de wensen en behoeften van deze gezinnen zet ik de gesprekken met ouders en met kinderen voort. Deze maand zal een bijeenkomst plaatsvinden waar ik meer uithuisgeplaatste kinderen en jongeren zal ontmoeten. Deze bijeenkomst draait om het delen van hun ervaringen en meedenken over de aanpak. Afhankelijk van de behoefte van de kinderen en jongeren volgen meer ontmoetingen.

Leeswijzer

In het eerste deel van deze brief beschrijf ik de inzet en resultaten per betrokken organisatie. In het tweede deel van de brief ga ik in op twee ontwikkelingen vanuit het programma, namelijk het kosteloos maken van juridische procedures en het wetsvoorstel dat gegevenskoppeling mogelijk maakt. Het derde deel van de brief geeft inzicht in de voortgang die wordt geboekt als het gaat om onderzoek en reflectie. Hier kunt u ook mijn reactie op het eerste deelonderzoek van de IJenV lezen. De analyses die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in dit kader uitvoerde, zijn bijgevoegd. In het laatste deel van de brief ga ik in op de moties uit het debat van 12 mei jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 79, items 3 en 6) Mijn toezeggingen tijdens dit debat komen aan bod onder de verschillende thema’s. Over de voortgang op de moties en toezeggingen die de jeugdbescherming in den brede betreffen, informeer ik uw Kamer begin november.

I. Inzet en resultaten

Bij elk gezin wordt maatwerk geleverd. Dit proces is persoons- en situatieafhankelijk en heeft geen vastomlijnde uitkomsten. Daar waar het beëindigen van de uithuisplaatsing geen wens of mogelijkheid is, draagt de ondersteuning bijvoorbeeld bij aan beter contact tussen ouders en kinderen. Het Ondersteuningsteam, gemeenten, de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG), Gecertificeerde Instellingen (GI’s) en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) leveren een bijdrage. Hieronder beschrijf ik de belangrijkste inzet en resultaten tot dusver.

Het Ondersteuningsteam

Sinds 4 april 2022 hebben zich 237 ouders en 8 kinderen aangemeld bij het Ondersteuningsteam.2 Daarmee is het Ondersteuningsteam nu betrokken bij 206 uithuisgeplaatste kinderen. Ruim 170 personen worden op dit moment ondersteund.3 Ik vind het positief dat veel ouders het Ondersteuningsteam weten te vinden en daar hun vraag of wens neerleggen. Het Ondersteuningsteam zet verschillende communicatiemiddelen in om hun bekendheid te vergroten. Er is voldoende capaciteit om alle aanmeldingen op te pakken. In vrijwel alle gevallen lukt het om binnen enkele dagen contact op te nemen met de ouder om het traject te starten.

De procesbegeleiders van het Ondersteuningsteam luisteren allereerst naar het persoonlijke verhaal. Samen met de ouder of het kind formuleren zij de vragen en wensen, welke stappen hiervoor nodig zijn en hoeveel tijd daarvoor naar verwachting nodig is. Onderstaande afbeelding laat zien welke vragen en wensen mensen uiten. In de meeste gevallen vragen ze de procesbegeleiders te helpen met erkenning, persoonlijk herstel en gezinsherstel.4

Inzet en resultaten5

De procesbegeleider regelt contacten en gesprekken met betrokken professionals en kan bij gesprekken aanwezig zijn als ouder of kind dit wil. Procesbegeleiders werken doorlopend samen met instanties zoals gemeenten, jeugdhulp en GGZ. Daarnaast kunnen zij specialisten inzetten, bijvoorbeeld op gebied van verklarend analyseren (hierover later meer). Kortom, het Ondersteuningsteam werkt samen met alle partijen die betrokken zijn of een bijdrage kunnen leveren.

Het Ondersteuningsteam publiceert regelmatig een voortgangsrapportage waarin de resultaten worden beschreven, zoals de procesbegeleiders dit waarnemen.6 Ik wil hierbij benadrukken dat het vrijwel in alle gevallen gaat om nog lopende trajecten. De ondersteuning is in deze fase met name gericht op het scheppen van voorwaarden voor herstel op persoonlijk vlak en voor het ontwikkelen van perspectief in de uithuisplaatsing.

De rapportage van september laat onder andere zien dat de inzet van het Ondersteuningsteam voor 19 gezinnen heeft geleid tot verbetering in de financiële situatie, bijvoorbeeld omdat een baan is verkregen of behouden. Voor 54 ouders is passende zorg gevonden, en ook voor 17 kinderen. De situatie in het gezin is mede door dit soort extra ondersteuning zodanig verbeterd, dat 6 kinderen weer terug naar huis zijn gegaan. In andere gezinnen is het contact met de kinderen hersteld (8). Andere resultaten zijn gevoel van erkenning (81), weer rust/hoop/vertrouwen hebben (65) en versterken van de eigen regie (55). De resultaten komen tevens overeen met de vaakst benoemde ondersteuningsbehoeftes van ouders.

Het Ondersteuningsteam bespreekt regelmatig hun aanpak met ouders om feedback over de werkwijze op te halen. Bij iedere afsluiting van de ondersteuning vraagt het Ondersteuningsteam naar de tevredenheid. Dit zal in volgende rapportages aan bod komen.

Leerrapportage

Het Ondersteuningsteam presenteerde op 30 september hun eerste leerrapport, dat ik uw Kamer eerder heb toegestuurd.7 Via zo’n leerrapportage geeft het Ondersteuningsteam voortaan elk half jaar een overzicht van de inzichten die zijn opgedaan in de uitvoering van hun opdracht. Het Ondersteuningsteam benoemt in dit eerste rapport drie leerthema’s: traumasensitief werken, verklarend analyseren en ketensamenwerking. Op deze punten heeft het Ondersteuningsteam samen met de betrokken ketenpartners concrete voorstellen voor de komende periode uitgewerkt.

Ik waardeer dat het Ondersteuningsteam naast de feitelijke ondersteuning van ouders en kinderen ook lessen trekt en dat zij daarbij niet alleen oog heeft voor het eigen handelen maar ook voor de bredere samenwerking in de jeugdbeschermingsketen. Het rapport geeft mijns inziens een goed kwalitatief beeld van wat procesbegeleiders tegenkomen in de uitvoering van hun werk en hoe zij hun inzichten willen inzetten voor het vervolg.

Eén van de voorstellen betreft het ketenbreed evalueren van hulpvragen met alle betrokken partijen. Doel hiervan is het bespreken van de werkwijze, samenwerking en knelpunten om de gezamenlijke ondersteuning te verbeteren. Deze casusevaluaties gaan in een aantal gemeenten plaatsvinden. Daarnaast organiseert het Ondersteuningsteam leerwerksessies voor betrokken professionals. Tijdens deze sessies deelt het Ondersteuningsteam zijn kennis en ervaring, onder andere op het gebied van traumasensitief werken.

Traumasensitief werken

In de leerrapportage benoemt het Ondersteuningsteam dat zij werkt vanuit de uitgangspunten van traumasensitief werken. De VNG en het Ondersteuningsteam gaan gemeenten informeren over traumasensitief werken in de ondersteuning aan ouders binnen de brede hersteloperatie. Verder wordt bekeken of en hoe de ervaringen van het Ondersteuningsteam verbonden kunnen worden met andere ontwikkelingen, zoals het meerjarige plan over traumasensitief werken van de bovenregionale expertisenetwerken jeugd en de landelijke aanpak van traumasensitief werken bij de GI’s.

Verklarende analyse

Het Ondersteuningsteam maakt in specifieke situaties gebruik van een zogenaamde «verklarende analyse». Het Ondersteuningsteam is hiermee gestart vanuit de vraag en behoefte van ouders, bijvoorbeeld omdat zij zich niet goed herkennen in de dossiers van de jeugdbescherming. Een verklarende analyse komt tot stand met hulp van alle betrokkenen (zoals gezin, persoonlijk netwerk en professionals) en laat op schematische wijze zien hoe factoren elkaar hebben beïnvloed. Dit geeft inzicht in hoe de situatie is ontstaan waardoor besloten is tot een uithuisplaatsing en wat ieders rol hierbij was.

Verklarende analyses zijn geen formeel onderzoek of second opinion. Het moet vooral gezien worden als een instrument om samen met ouders en betrokkenen de situatie systematisch te ontrafelen. Dat levert primair voor de ouders een herkenbaar en overzichtelijk verhaal op. De verworven inzichten uit de verklarende analyse kunnen vervolgens bijdragen aan het gezamenlijk formuleren en in gang zetten van concrete vervolgstappen.

De verklarende analyse wordt nu bij een klein aantal ouders ingezet. Het Ondersteuningsteam verwacht dit instrument het komende jaar bij een groter aantal gezinnen toe te gaan passen. Momenteel worden samenwerkingsafspraken gemaakt met de GI’s en de RvdK zodat de uitvoering van de verklarende analyses goed verloopt. Begin 2023 wordt de toepassing van verklarende analyses geëvalueerd. Ik zal u daarover in een volgende voortgangsrapportage informeren.

Doorzettingsmacht

Uw Kamer heeft herhaaldelijk vragen gesteld over het Ondersteuningsteam in relatie tot de wenselijkheid van doorzettingsmacht of mandaat, zoals in de initiatiefnota «Recht doen waar Recht ontbreekt.»8 Ik heb tijdens het debat van 12 mei toegezegd dat ik zal bezien of de procesbegeleiders van het Ondersteuningsteam meer bevoegdheden moeten krijgen.

Centrale vraag is of het Ondersteuningsteam voldoende toegerust is om gedupeerde ouders en kinderen adequaat te ondersteunen bij hun herstel en het krijgen van inzicht en oplossingen. De resultaten en het eerste leerrapport van het Ondersteuningsteam geven tot nu toe geen aanleiding om te concluderen dat doorzettingsmacht inderdaad nodig of helpend zou zijn. Het Ondersteuningsteam geeft bovendien zelf aan dat een machtspositie en doorzettingsmacht voor hen onwenselijk is. Dit zou hun onafhankelijke positie naar ouders en kinderen, maar ook de samenwerking met betrokken partijen kunnen schaden.

Daarnaast benoem ik opnieuw9 dat één van de uitgangspunten van de aanpak is dat bestaande bevoegdheden – van onder meer de rechterlijke macht, de RvdK en de GI’s – op het gebied van jeugdbescherming van kracht blijven. Deze bevoegdheden zijn wettelijk verankerd en dat blijft zo.

Voor zover het om het verlenen van voorrang op bijvoorbeeld een woning of zorg gaat, wordt telkens gekeken naar de urgentie bij individuele gezinnen. Een professionele afweging bepaalt of in het individuele geval bijvoorbeeld voorrang voor een woning of zorg aan de orde is. Daarmee bereik je diegenen die dit het meest nodig hebben.10 Dit laat onverlet dat door de procesbegeleiders van het Ondersteuningsteam en andere partijen op casusniveau steeds gezocht wordt naar effectieve manieren om oplossingen te versnellen. Dit gebeurt met een hoge mate van doortastendheid.

Gemeenten en VNG

Alle gedupeerden kunnen in het kader van de hersteloperatie terecht bij het steunpunt in hun gemeente voor brede ondersteuning op de vijf leefgebieden (financiën, wonen, zorg, gezin en werk). Door de inzet van maatwerk rond deze bestaanszekerheden kunnen ouders hun leven weer op de rit krijgen. Soms komt hierbij een uithuisplaatsing ter sprake. Gemeenten informeren de ouder dan over het ondersteuningsaanbod. Het Ondersteuningsteam schakelt ook met gemeenten, bijvoorbeeld als het gaat om het aanvragen van een urgentieverklaring voor een woning of om de leefbaarheid van een woning op orde krijgen. Andere behoeften van ouders waarbij de gemeente onmisbaar is, zien bijvoorbeeld op psychosociale ondersteuning, schuldhulpverlening en financiële ondersteuning. Het algemene beeld is dat procesbegeleiders en gemeenten elkaar weten te vinden en goed samenwerken.

De VNG ondersteunt alle gemeenten bij het vormgeven en uitvoeren van het lokale herstelbeleid. In oktober jl. heeft de VNG 17 regiobijeenkomsten georganiseerd verspreid over het hele land. In samenwerking met ouders en de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) zijn daar recente ontwikkelingen en nieuwe regelingen in de hersteloperatie besproken. In deze bijeenkomsten is ook aandacht geschonken aan het Ondersteuningsteam en de rol voor gemeenten om ouder en kind in het traject van gezinsherstel te ondersteunen.

Gecertificeerde Instellingen en Raad voor de Kinderbescherming

Als een ouder gedupeerd is, betekent dat dat er sprake kan zijn van gewijzigde omstandigheden die relevant zijn voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Jeugdbeschermers en raadsonderzoekers zijn daarom alert of bij gezinnen waarbij zij betrokken zijn problemen spelen of speelden met de kinderopvangtoeslag. Bij vermoedens van gedupeerdheid wordt hier gericht naar gevraagd. Op verzoek van ouders en kinderen wordt hun dossier opnieuw bekeken. Uit een inventarisatie onder GI’s blijkt dat zij in totaal 98 ouders kennen die gedupeerd zijn.11 Het betreft ouders die te maken hebben met nog lopende of al afgesloten maatregelen (voogdij of ondertoezichtstelling). Met de meeste van deze ouders is hun behoefte aan ondersteuning ten aanzien van de toeslagenaffaire verkend. Hiervoor hebben alle GI’s een eigen aanpak. Bij 17 van de ouders werd duidelijk dat zij verder geen contact willen met de GI over de toeslagenaffaire. Het betrof bijvoorbeeld financiële vragen, waarvoor de ouders verwezen zijn naar het gemeentelijke steunpunt. Zes van de 98 ouders hebben bij de GI een verzoek ingediend tot herziening van de uithuisplaatsing. Twee ouders dienden een verzoek in om het gezag terug te krijgen.

Op dit moment zijn GI’s alleen op de hoogte van gedupeerdheid als ouders of kinderen hier zelf over vertellen, of als een gemeentelijk steunpunt of het Ondersteuningsteam – met toestemming – de GI informeert. Dat levert een beperkt zicht op. Het aangekondigde wetsvoorstel12 brengt met zich mee dat de GI’s vollediger zicht krijgen op de uithuisgeplaatste kinderen waarvan de ouder gedupeerd is in de toeslagenaffaire.

II. Kosteloos maken juridische procedures en wetsvoorstel

Rechtsbijstand en griffierechten

Sinds 1 juni 2022 kunnen gedupeerden kosteloze rechtsbijstand aanvragen voor procedures die te maken hebben met een uithuisplaatsing of gezagsbeëindiging. Zij kunnen zich aanmelden bij de Raad voor Rechtsbijstand13 en krijgen daarna een gespecialiseerde advocaat op het terrein van het civiele jeugdrecht of het personen- en familierecht toegewezen. De subsidieregeling werkt terug tot 1 januari 2022 en loopt tot eind 2024. In deze regeling gelden geen inkomens- en vermogenseisen en er is geen eigen bijdrage verschuldigd. Tot dusver hebben 29 ouders de kosteloze gespecialiseerde bijstand aangevraagd.14

Zoals ik tijdens het debat op 12 mei aan uw Kamer heb toegezegd, heb ik daarnaast gewerkt aan een oplossing voor procedures over uithuisplaatsing waarin nog griffierecht wordt geheven. Met de regeling Griffierechten burgerlijke zaken was – kort gezegd – al geregeld dat procedures in verband met een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging waren vrijgesteld van griffierechten. Wel wordt nog griffierecht geheven in procedures over herstel van het gezag. Om de drempel om een procedure te starten verder te verlagen, wordt met een regeling bepaald dat gedupeerde ouders van de problemen met de kinderopvangtoeslag ook geen griffierechten zijn verschuldigd in procedures over herstel van het gezag.15 De regeling is op 25 oktober 2022 ingegaan en heeft terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022. Dit brengt mee dat ouders die al griffierecht hebben betaald en in aanmerking komen voor de regeling, het betaalde griffierecht teruggestort krijgen. Ouders die aanspraak willen maken op de regeling, kunnen daarvoor een verzoek indienen bij de bevoegde rechtbank, met een kopie van de beschikking waaruit blijkt dat de betreffende ouder als gedupeerde is aangemerkt.

Wetsvoorstel koppeling persoonsgegevens

De overheid wil zich maximaal inspannen om het ondersteuningsaanbod kenbaar te maken bij de ouders en kinderen voor wie het ontwikkeld is. Op 3 juni16 en 18 juli jl.17 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de juridische en technische aspecten die uitgewerkt worden om zicht te krijgen op deze gedupeerde ouders en kinderen. Met dit wetsvoorstel worden verschillende doelen gediend. Allereerst inzicht krijgen in wie deze ouders en kinderen zijn zodat hen gericht het ondersteuningsaanbod kan worden aangeboden. De keuze of zij vervolgens ingaan op het hulpaanbod ligt bij hen. Zo blijft uiteindelijk de regie bij de gedupeerden zelf; een belangrijk uitgangspunt binnen de gehele hersteloperatie.18 Daarnaast stelt het de RvdK, de GI’s en de rechtspraak in staat om op basis van concrete zaken te reflecteren op hun eigen handelen bij de uithuisplaatsingen van deze kinderen.

Het wetsvoorstel met de juridische grondslag om zicht te krijgen op gedupeerde ouders die te maken hebben (gehad) met een uithuisplaatsing van hun kinderen is op 21 oktober ingediend bij de Afdeling advisering van de Raad van State (RvS). Het voorbereiden van het complexe werkproces voor de datakoppeling en (de verwerking van) de adviezen van de betrokken ketenpartners vergde meer tijd dan vooraf voorzien. Spoedig na ontvangst van het advies van de RvS zal het wetsvoorstel aan u en vervolgens aan de Eerste Kamer aangeboden worden. Bij de aanbieding van het wetsvoorstel aan uw Kamer zal ik u informeren over hoe de datakoppeling en het gericht informeren concreet ingericht wordt. Afhankelijk van de advisering door de RvS en behandeling door het parlement kan de wet naar verwachting in het eerste kwartaal van 2023 in werking treden.

In de tussentijd ga ik door met actieve communicatie over het beschikbare ondersteuningsaanbod via alle betrokken ketenpartners. Uit de cijfers blijkt dat al deze inspanningen samen met de berichten over goede ervaringen van ouders met het Ondersteuningsteam een positief effect hebben op het aantal aanmeldingen.

III. Onderzoek en reflectie

Ik vind het belangrijk om feitelijk inzicht te hebben in de samenloop tussen de toeslagenaffaire en de uithuisplaatsingen én om lessen te trekken voor de toekomst. Hiervoor is inzicht nodig in de omvang van het vraagstuk en duiding van hetgeen zich heeft afgespeeld. Daarom hecht ik waarde aan het onderzoek en de reflecties die plaats (gaan) vinden.

Inzicht in de omvang

Het CBS heeft in opdracht van JenV analyses uitgevoerd om te komen tot een inschatting van de omvang van de uithuisplaatsingen bij gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire. De laatste analyse met peildatum 1 april 2022 wees op 1.675 uithuisplaatsingen in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel, in de periode 2015 tot en met 2021. Op peildatum 30 december 2021 waren er nog 555 lopende uithuisplaatsingen.19 Ik heb het CBS verzocht om de analyse halfjaarlijks te actualiseren tot en met eind 2024.20 Eind november van dit jaar publiceert het CBS de eerstvolgende update en zal ik uw Kamer daarover informeren.

Onderzoek Inspectie JenV

Onafhankelijk onderzoek naar de relatie tussen de problemen met de kinderopvangtoeslag en de jeugdbescherming is noodzakelijk. Toen in oktober 202121 duidelijk werd dat een deel van de gedupeerde gezinnen te maken kreeg met een uithuisplaatsing, was dit voor de Inspectie JenV aanleiding om te onderzoeken of en hoe het falen van de overheid in de kinderopvangtoeslagaffaire heeft doorgewerkt in de jeugdbeschermingsketen. Dit bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief deelonderzoek.

Vandaag publiceerde de IJenV haar rapportbrief, waarin zij de resultaten van het eerste deelonderzoek presenteert. De vraag die hierin centraal staat is of de groep ouders ná dupering door de kinderopvangtoeslagaffaire vaker dan andere, niet-gedupeerde ouders met een kinderbeschermingsmaatregel te maken kregen en welke kenmerken hiermee samenhingen. Bij een kinderbeschermingsmaatregel gaat het om een ondertoezichtstelling (OTS) – met of zonder uithuisplaatsing – of een gezagsbeëindigende maatregel. De rapportbrief van de IJenV over hun bevindingen en de onderliggende CBS analyses zijn als bijlagen bij deze brief gevoegd. Het volgende deelonderzoek brengt in kaart waarom gedupeerden van de toeslagenaffaire te maken kregen met kinderbeschermingsmaatregelen en welke lessen hieruit te trekken zijn. Dit onderzoek is naar verwachting gereed in het voorjaar van 2023.

Bevindingen

De Inspectie concludeert dat gedupeerde gezinnen vier keer vaker dan andere gezinnen die kinderopvangtoeslag ontvingen te maken kregen met een kinderbeschermingsmaatregel, maar niet vaker dan niet-gedupeerde gezinnen met vergelijkbare achtergrondkenmerken in vergelijkbare sociaaleconomische omstandigheden. Er is dus geen sprake van directe doorwerking van de toeslagenaffaire in de jeugdbescherming: gedupeerde ouders kregen niet vaker dan vergelijkbare gezinnen te maken met een kinderbeschermingsmaatregel. De Inspectie geeft aan dat met de allereerste cijfers in 2021 over het aantal uithuisplaatsingen22 van gedupeerde kinderen het beeld van een oorzakelijk verband was ontstaan tussen de kinderopvangtoeslagaffaire en kinderbeschermingsmaatregelen. Dit onderzoek nuanceert dat beeld. Tegelijk laat het ook kansenongelijkheid zien ten aanzien van kinderbeschermingsmaatregelen voor groepen mensen in de samenleving. Het onderzoek wijst uit dat bij eenoudergezinnen, bij gezinnen waarin de aanvrager van kinderopvangtoeslag deze toeslag heeft aangevraagd voor een niet-juridisch kind23 (zoals bijvoorbeeld het geval is bij samengestelde gezinnen), bij de aanwezigheid van een verdachte van een misdrijf in het huishouden en bij GGZ-gebruik in het huishouden de kans op een kinderbeschermingsmaatregel groter is.

De Inspectie concludeert daarnaast dat specifieke groepen gezinnen door de toeslagenaffaire gedupeerd zijn geraakt. Deze conclusie is in lijn met de eerder gedeelde inzichten van het CBS.24 Gedupeerde aanvragers van de kinderopvangtoeslag waren meestal vrouwen, vaak jonger dan 25 jaar bij de geboorte van hun eerste kind. De grote meerderheid van de gedupeerden heeft een ander land dan Nederland als herkomstland. Andere opvallende kenmerken zijn dat vaker sprake is van eenoudergezinnen, met een laag of middelbaar opleidingsniveau, lagere inkomens en al voor dupering bestaande financiële problemen. De kans om door de kinderopvangtoeslagaffaire gedupeerd te raken werd het meest vergroot door het herkomstland van de aanvrager: aanvragers van kinderopvangtoeslag met een niet-Nederlandse herkomst hadden – afhankelijk van het specifieke land van herkomst – tot bijna negen keer meer kans om gedupeerd te raken dan aanvragers met Nederland als herkomstland.

De Inspectie JenV maakt er verder in hun vooruitblik op het tweede (kwalitatieve) deelonderzoek melding van dat zij de UHT heeft verzocht een lijst met burgerservicenummers van gedupeerde gezinnen met haar te delen. De Inspectie heeft deze lijst gekoppeld met gegevens van de RvdK. Deze koppeling leverde 2.794 matches op. Dit zijn gedupeerde ouders die tussen 2008 en 2022 met de RvdK te maken hebben gekregen in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel. Deze gegevens zijn door de Inspectie JenV gebruikt om een steekproef te trekken van dossiers die zij in hun kwalitatieve onderzoek zal gebruiken. Zoals aangegeven in het briefrapport is hiermee het aantal kinderen dat een kinderbeschermingsmaatregel opgelegd kreeg niet vast te stellen. De Inspectie geeft ten slotte aan dat het tweede deelonderzoek vertraging heeft opgelopen. De Inspectie verwacht de resultaten hiervan in het voorjaar met uw Kamer te kunnen delen.

Reactie

De Inspectie concludeert dat de toeslagenaffaire de kans om een kinderbeschermingsmaatregel opgelegd te krijgen niet heeft vergroot. Gezinnen in vergelijkbare sociaaleconomische omstandigheden kregen even vaak met een OTS of gezagsbeëindiging te maken. Er lijkt dus op basis van dit onderzoek geen sprake te zijn van directe doorwerking van de toeslagenaffaire in de jeugdbescherming. Gedupeerden zijn als groep niet anders behandeld of extra benadeeld door de instanties in de jeugdbescherming. Dit is een belangrijke nuancering van het beeld dat de uithuisplaatsing van kinderen uit gedupeerde gezinnen het gevolg zou zijn van de toeslagenaffaire. Het CBS en de Inspectie JenV merken wel op dat dit een onderzoek op groepsniveau betreft. Het onderzoek sluit niet uit dat er gedupeerde gezinnen zijn die als gevolg van de kinderopvangtoeslagaffaire dermate in de problemen zijn gekomen dat er een kinderbeschermingsmaatregel ingezet moest worden.

Het inspectieonderzoek benoemt dat kansenongelijkheid ook tot uitdrukking komt in het opleggen van kinderbeschermingsmaatregelen. Bepaalde risicofactoren leiden tot situaties waarin kinderen zich niet veilig kunnen ontwikkelen, waarop kinderbeschermingsmaatregelen worden ingezet. Ik deel de mening van de Inspectie JenV dat nimmer sprake mag zijn van systematische benadeling van groepen mensen. Of dit het geval is, is op basis van dit onderzoek echter niet te zeggen. De oproep van de Inspectie tot bewustwording hierover neem ik ter harte en zal ik in mijn gesprekken met de GI’s, de RvdK en de rechtspraak meenemen. Een belangrijke vraag is hoe we kunnen voorkomen dat kwetsbare gezinnen onnodig met kinderbeschermingsmaatregelen te maken krijgen. Als overheid moeten we werken aan het versterken van bestaanszekerheid, het tijdig inzetten van gezinsbrede hulp en het steunen van ouders in kwetsbare situaties. Dit maakt expliciet onderdeel uit van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming en de Hervormingsagenda Jeugd die onder meer inzetten op het versterken van de lokale teams die dichtbij het gezin de hulp moeten bieden die nodig is om verdergaande problemen te voorkomen.

De inspectie concludeert daarnaast dat de kans om door de kinderopvangtoeslagaffaire gedupeerd te zijn niet voor ieder gezin in Nederland dat kinderopvangtoeslag ontving gelijk was, vanuit meerdere factoren. De Belastingdienst/Toeslagen (Hierna Toeslagen) heeft reeds aangegeven dat er binnen het intensief toezicht van de Belastingdienst en Toeslagen sprake is geweest van institutioneel racisme. De onderzoeksresultaten geven hier een meer concreet en feitelijk beeld bij. Het is van belang om te benadrukken dat Toeslagen niet beschikt over informatie over etniciteit en afkomst van burgers. Toeslagen heeft hier dan ook niet actief op geselecteerd. In het Toeslagen Verstrekkingen Systeem (TVS) was de tweede nationaliteit wel zichtbaar voor behandelaren. Het is niet zo, en dat is ook niet door de Autoriteit Persoonsgegevens vastgesteld, dat de behandelaren in dit verband geselecteerd hebben op tweede nationaliteit. Wel is bekend dat in het verleden in een aantal toeslaggerelateerde CAF-zaken onderzoeken hebben plaatsgevonden naar gastouderbureaus waarvan de eigenaren en/of klanten een van de genoemde achtergronden had. Bij het risicoclassificatiemodel van Toeslagen gold dat onder andere Nederlanders met lage inkomens en alleenstaanden, maar ook mensen met een andere nationaliteit, relatief vaker geselecteerd werden voor handmatige behandeling. Ook hierbij was geen sprake van selectie op een specifieke nationaliteit. Er wordt door Toeslagen hard gewerkt aan het erkennen en herstellen van het leed van alle gedupeerden. De Staatssecretaris Financiën – Toeslagen en Douane informeert uw Kamer op structurele basis over de voortgang hiervan.

Ik wijs ten slotte ook op het tweede deelonderzoek van de IJenV. Dat deelonderzoek brengt in kaart waarom gedupeerden van de toeslagenaffaire te maken kregen met kinderbeschermingsmaatregelen en welke lessen hieruit te trekken zijn. Ook zal de Inspectie daarin verder onderzoeken hoe sociaaleconomische omstandigheden en (jeugd)domein overstijgende problematiek zoals financiële problematiek, bij gedupeerde gezinnen een rol speelden bij het te maken krijgen met een kinderbeschermingsmaatregel. Dit onderzoek is naar verwachting gereed in het voorjaar van 2023. Dan zal ook de onderzoekscommissie zijn gestart met haar (aanvullende) onderzoek waarin zij ook de conclusies van de Inspectie JenV zal betrekken.

Onderzoekscommissie

Op verzoek van uw Kamer stel ik een onafhankelijke onderzoekscommissie in. Hiervoor is de volgende concept-opdrachtformulering opgesteld: «De commissie heeft tot taak het verband tussen de toeslagenaffaire en uithuisplaatsingen te onderzoeken (2004 tot heden). De commissie richt daarbij haar aandacht in ieder geval op:

– inzicht in de opeenvolging en samenhang van factoren die speelden bij gedupeerde gezinnen die te maken kregen met een uithuisplaating.

– de impact van de samenloop tussen de toeslagenaffaire en de uithuisplaatsing op het leven van direct betrokkenen, en in het bijzonder de mate waarin het contact tussen ouders en kinderen is beïnvloed.

– de rol van de overheid en overige betrokken instanties.

– hoe hiervan geleerd kan worden voor de toekomst (voorkomen van herhaling).

– generieke aanvullende aanbevelingen voor erkenningsmaatregelen en hoe deze uit te voeren.

De commissie wordt verzocht om de rapportages van het Ondersteuningsteam en uitkomsten van het inspectieonderzoek te betrekken. De commissie wordt ter overweging meegegeven een meldpunt in te stellen waar ouders en kinderen hun verhaal kunnen doen en input kunnen meegeven».

Ik ben verheugd dat ik kenbaar kan maken dat mevrouw drs. Mariëtte Hamer bereid is gevonden de commissie als voorzitter te leiden. Zij voert momenteel gesprekken met mogelijke commissieleden, zodat een deskundige en onafhankelijke commissie kan worden samengesteld. In samenspraak met de beoogd voorzitter zal bovenstaande concept-opdrachtformulering worden vertaald naar een instellingsbesluit. Dit wordt gepubliceerd zodra de volledige samenstelling van de commissie rond is. Daarna gaat de commissie zo snel mogelijk aan de slag met het onderzoek. De commissie bepaalt zelf haar werkwijze en het staat de commissie vrij om aanvullende vragen te formuleren. De voorzitter heeft aangegeven dat ze onder andere het lopende inspectieonderzoek met grote interesse zal volgen om de vraagstelling en werkwijze van de commissie zo goed mogelijk te kunnen bepalen.

Reflectie rechtspraak

Zoals ik aangegeven heb in de beantwoording van recente Kamervragen25 voeren familie- en jeugdrechters op dit moment een breed reflectietraject uit. Op eigen initiatief reflecteren zij op de taak, rol en aanpak in gezags- en omgangskwesties, civiele jeugdbeschermingszaken (zoals ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen) en de dilemma's die daarbij spelen. Het juridisch onderzoek, een literatuurstudie en jurisprudentieonderzoek zijn afgerond. De reflectiecommissie spreekt nog met verschillende belanghebbenden, zoals ouders en advocaten. Bij het reflectieprogramma van de familie- en jeugdrechters zijn behalve rechters, raadsheren en juridisch medewerkers ook vier externe adviseurs betrokken. Deze adviseurs komen uit de wetenschap, ontwikkelingspsychologie en advocatuur. Ik heb van de Rechtspraak vernomen dat hun rapportage in januari 2023 zal verschijnen. Informatie over het reflectietraject wordt doorlopend bijgewerkt op de website van de Raad voor de Rechtspraak.26

Na inwerkingtreding van het eerder genoemde wetsvoorstel zal de rechtspraak ook dossieronderzoek doen. Ook hier zal een externe begeleidingscommissie zijn waarin (onafhankelijke) wetenschappers zitting hebben.

Reflectie GI’s en RvdK

Zodra het wetsvoorstel datakoppeling in werking treedt, kunnen GI’s reflecteren op de betreffende dossiers. De GI's ontwikkelen hier een gezamenlijke aanpak voor zodat opbrengsten vergeleken en gecombineerd kunnen worden. Het reflecteren wordt breed benut om van te leren.

De RvdK organiseert in samenwerking met Dialoog & Ethiek (BZK) Moreel Beraad sessies. De eerste sessie was in juni en de tweede sessie vindt deze maand plaats. Deze sessies leveren aanbevelingen op over werkwijzen en handelingsperspectieven binnen de jeugdbeschermingsketen. Naar verwachting worden deze in december 2022 opgeleverd. Ook de RvdK zal nadat volledig zicht is op wie de gedupeerde ouders zijn intern beleidsonderzoek doen en reflecteren op het eigen handelen. Ook dit levert een rapportage op met aanbevelingen over werkwijzen en samenwerking binnen de jeugdbeschermingsketen.

IV. Moties

Met deze brief doe ik tevens de volgende moties af:

Herzieningen

De nader gewijzigde motie van de leden Omtzigt en Marijnissen verzoekt de regering om herziening mogelijk te maken voor alle lopende uithuisplaatsingen van kinderen van gedupeerden in de toeslagenaffaire. De motie verzoekt om dit te doen voor ouders en kinderen die zich nu melden en om deze herziening binnen een half jaar af te ronden, tenzij ouders zelf aangeven eerst op een andere wijze te willen werken aan verbetering en herstel.27 In mijn brief van 3 juni jl.28 heb ik toegelicht hoe ik uitvoering geef aan deze motie.

Er zijn tot dusver zes herzieningen in gang gezet. Het gaat om formele verzoeken van ouders om de uithuisplaatsing te beëindigen of te bekorten wegens gewijzigde omstandigheden.29 Deze verzoeken worden opgepakt zoals dat hoort. Binnen twee weken volgt de schriftelijk reactie van de GI, waarna ouders zelf kunnen bepalen of zij naar de rechter willen stappen. Ouders kunnen hierbij aanspraak maken op de regeling kosteloze rechtsbijstand. Ik heb geen signaal gekregen dat er daarbij wettelijke termijnen niet worden gehaald.

Het aantal herzieningen is mogelijk lager dan uw Kamer verwacht. Hier zijn verschillende verklaringen voor denkbaar. Allereerst is de herzieningsprocedure niet voor alle situaties van toepassing (alleen een lopende OTS). Verder is het zo dat machtigingen voor een uithuisplaatsing van beperkte duur zijn; maximaal een jaar maar in de praktijk vaak korter. De gebruikelijke momenten om de noodzaak van de uithuisplaatsing te bespreken maken een formeel herzieningsverzoek dan overbodig. Daarnaast zullen er ouders zijn die vinden dat hun kind op dit moment op een goede plek verblijft, bijvoorbeeld in een (netwerk) pleeggezin. Voor ouders die dit zo ervaren is er geen aanleiding om de uithuisplaatsing te laten beëindigen. Het is ook mogelijk dat het voor sommige ouders op dit moment niet realistisch is; er is bijvoorbeeld nog geen stabiele thuissituatie of de ouder wil zich eerst op zijn of haar eigen herstel richten.

In welke mate bovenstaande redenen in individuele gevallen meespelen is nog speculeren. Ik span mij ervoor in ouders zo goed mogelijk te informeren over de mogelijkheden en neem ook kennis van persoonlijke verhalen en onderzoeken die hier nadere inkleuring bij geven. Ik wil verder benadrukken dat een herziening geen papieren exercitie is. Er zijn gesprekken nodig met alle betrokkenen: ouders, kinderen, pleegouders, professionals. Vaak is nader onderzoek nodig, praktische hulp of traumabehandeling, vóórdat een herziening kans van slagen heeft. Dat zijn intensieve processen die tijd kosten. Ik laat heel bewust de regie bij de ouders, het is niet aan de overheid om zo’n proces af te dwingen. Indien ouders dit willen kunnen zij ondersteuning vanuit het Ondersteuningsteam krijgen en/of bijstand van een advocaat.

Voorrang rechtspraak

In reactie op de motie van de leden Ceder en Arib die vraagt om met de rechtspraak in gesprek gaan over het met voorrang behandelen van zaken van gedupeerde ouders en kinderen30 het volgende. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld31 ga ik als Minister niet over de planning van zittingen; dat doen de rechtbanken zelf. De Rechtspraak heeft aangegeven dat verzoeken altijd op urgentie worden beoordeeld door de rechtbank. Er zijn geen knelpunten in de behandeling van zaken met betrekking tot OTS, machtigingen uithuisplaatsingen of herzieningsverzoeken.

Inzage voor ouders in redenen en grondslagen uithuisplaatsing

Motie van het lid Arib vraagt om het bewerkstelligen dat gedupeerde ouders op laagdrempelige wijze alle informatie over hun uit huis geplaatste kind kunnen krijgen.32 De GI’s en andere instanties werken samen met het Ondersteuningsteam. Dat betekent ook dat zij informatie op aanvraag beschikbaar stellen, zo laagdrempelig mogelijk. Hierbij worden de wettelijke kaders gevolgd, om de privacy van de kinderen en ex-partners te beschermen. In de praktijk betekent dit dat het voor ouders die het gezag niet meer hebben lastig kan zijn om alle informatie op te vragen. Ouders zonder gezag kunnen altijd het dossier (van het kind) opvragen, de GI beoordeelt deze aanvraag in het belang van het kind. Als het kind boven de 12 jaar is, moet het kind toestemming geven. Het Ondersteuningsteam zoekt samen met de jeugdbeschermingsinstanties altijd naar manieren wat wél kan (bijvoorbeeld een gesprek in plaats van dossierinzage). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan deze motie Arib.

Eigen Kracht Centrale en het familiegroepsplan

De moties van het lid Maeijer en van de leden Peters en Van der Staaij hebben betrekking op de Eigen Kracht Centrale (EKC) en het familiegroepsplan. Het Ondersteuningsteam is bekend met de methode van het familiegroepsplan en kan dit desgewenst ook inzetten als dat aansluit bij de wens van de ouders. Ook bij de VNG is dit instrument goed in beeld. De Eigen Kracht Centrale (EKC) is één van de organisaties die een familiegroepsplan aanbiedt. Het is aan de gemeente en het Ondersteuningsteam om in samenspraak met de ouders een keuze te maken uit de verschillende instrumenten en aanbieders.33 Overigens maakt de werkwijze van EKC ook onderdeel uit van de werkwijze van het Ondersteuningsteam. Tot op heden is er nog geen aanleiding geweest de EKC in te schakelen.

Lokale aanpak gemeenten

De gewijzigde motie van het lid Van Raan c.s. vraagt om gemeentes meer regelruimte te geven voor experimenten rond de aanpak van uithuisgeplaatste kinderen.34 Best practices van gemeenten worden gedeeld op de website van de VNG, deze worden opgenomen in een handreiking en in gezamenlijk overleg aan de orde gesteld. Dit gebeurt met de insteek om gemeenten van elkaar te laten leren. Een voorbeeld hiervan is de lokale aanpak van de gemeente Almere waar een gelijkwaardige samenwerking is tussen ouders en gemeente en ouders daarbij directe invloed hebben op de lokale uitvoering van de hersteloperatie. Herstelexperts denken en doen volledig mee in het herstelproces en hebben ook een rol om ouders te ondersteunen met betrekking tot uithuisplaatsingen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan deze motie.

Data vrijwillige uithuisplaatsingen

In reactie op de motie van het lid Omtzigt over statistieken over vrijwillige uithuisplaatsing35 kan ik het volgende melden. Nader onderzoek naar statistieken over vrijwillige uithuisplaatsing36 heeft geen nieuwe inzichten opgeleverd. Cijfers van het CBS op dit punt zou een diffuse groep «uithuisplaatsingen» opleveren die niet goed te differentiëren is. Vrijwillige uithuisplaatsingen vinden immers ook plaats zonder tussenkomst van een professional uit de jeugdbeschermingsketen, bijvoorbeeld wanneer een kind vanwege psychische problemen tijdelijk is opgenomen in een instelling. Betekenisvolle gegevens over vrijwillige uithuisplaatsingen kan het CBS daarom niet leveren.

Ik onderschrijf echter het belang van beter inzicht in deze groep. Er is door VNG, VWS en JenV een traject gestart om met de betrokken partners de monitoring van de jeugdzorg structureel te verbeteren37. In dit traject zal ook de wens ten aanzien van gedifferentieerde gegevens over vrijwillige uithuisplaatsen worden meegenomen.

Tot slot

De urgentie voor deze ouders en kinderen wordt breed gezien en hier wordt gezamenlijk met de betrokken partijen ook naar gehandeld. Ook in 2023 wordt deze aanpak verder doorgezet en doorontwikkeld tegen de achtergrond van de wensen en behoeften van deze ouders en kinderen. Ik zal u over een half jaar opnieuw informeren over de voortgang.

De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind


  1. Steeds waar staat vermeld uithuisplaatsing wordt ook gezagsbeëindiging bedoeld.↩︎

  2. Op peildatum 20 oktober 2022.↩︎

  3. Een deel van de 237 aanmeldingen is reeds afgesloten. Ook bleek een deel van de aanmeldingen te gaan om niet-gedupeerden of er bleek geen sprake van een uithuisplaatsing. In een klein aantal situaties wacht de ouder nog op (her)beoordeling door de UHT.↩︎

  4. Bron: Voortgangsrapportage september, raadpleegbaar via VOORTGANGSRAPPORTAGE (hetondersteuningsteam.nl).↩︎

  5. Hiermee doe ik mijn toezegging tijdens het debat van 12 mei jl. gestand om uw Kamer elke 6 maanden te informeren over het aantal terugplaatsingen en het functioneren van het Ondersteuningsteam.↩︎

  6. Raadpleegbaar via www.hetondersteuningsteam.nl.↩︎

  7. Kamerstukken 31 839 en 31 066, nr. 906.↩︎

  8. Kamerstuk 36 096, nr. 2.↩︎

  9. Kamerstuk 36 096, nr. 4.↩︎

  10. In bredere zin werk ik wel aan prioritering van jeugdhulp, waarbij een door de rechter oplegde kinderbeschermingsmaatregel als zwaarwegend geldt. Het Nederlands Jeugdinstituut ontwikkelt hiervoor een afwegingskader.↩︎

  11. Peildatum 19 juli 2022.↩︎

  12. Kamerstuk 31 066, nr. 1027 en Kamerstukken 31 066 en 31 839, nr. 1092.↩︎

  13. via de website van de Raad voor Rechtsbijstand.↩︎

  14. Op peildatum 7 oktober 2022.↩︎

  15. Regeling vrijstelling griffierechten voor gedupeerde ouders herstelregelingen kinderopvangtoeslag.↩︎

  16. Kamerstuk 31 066, nr. 1027.↩︎

  17. Kamerstukken 31 066 en 31 839, nr. 1092.↩︎

  18. Vgl. de memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel hersteloperatie toeslagen (Kamerstuk 36 151, nr. 3, p. 5).↩︎

  19. Kamerstuk 31 066, nr. 1017.↩︎

  20. Hiermee doe ik mijn toezegging tijdens het debat van 12 mei jl. om de CBS analyse halfjaarlijks uit te laten voeren gestand.↩︎

  21. Kamerstuk 31 066, nr. 907.↩︎

  22. Kamerstuk 31 066, nr. 907.↩︎

  23. Voor een vrouw is er sprake van een juridisch kind als het kind uit de vrouw geboren is of als de vrouw het kind officieel geadopteerd heeft. Voor mannen is sprake van een juridisch kind als de man bij de geboorte met de moeder is gehuwd, of wanneer hij het kind of de ongeboren vrucht heeft erkend, of wanneer het vaderschap door een rechter is vastgesteld of wanneer hij het kind geadopteerd heeft. Een gezinssamenstelling waarin een kind niet een juridisch kind is van aanvrager komt bijvoorbeeld voor in zogenoemde samengestelde gezinnen.↩︎

  24. Zie Brief Deelpublicatie CBS kenmerken gedupeerde gezinnen kinderopvangtoeslagenaffaire | Brief | Inspectie Justitie en Veiligheid (inspectie-jenv.nl).↩︎

  25. Het betrof vragen van de leden Arib (PvdA), Omtzigt (onafhankelijk), Leijten en Marijnissen (SP), Azarkan (DENK), Van der Staaij (SGP) en Maeijer en Markuszower (PVV). Deze vragen zijn op 14 september 2022 beantwoord.↩︎

  26. https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Raad-voor-de-rechtspraak/Kwaliteit-van-de-rechtspraak/Paginas/Reflectie-familie-en-jeugdrechters.aspx.↩︎

  27. Kamerstuk 31 839, nr. 850.↩︎

  28. Zie voetnoot 14.↩︎

  29. Artikel 1:265d Burgerlijk Wetboek.↩︎

  30. Kamerstuk 31 839, nr. 837.↩︎

  31. Zie TK brief dd 13 september 2022, Kamerstuk 31 066, nr. 1108.↩︎

  32. Kamerstuk 31 839, nr. 826.↩︎

  33. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de moties van het lid Maeijer en van de leden Peters en Van der Staaij, Kamerstuk 31 839, nrs. 829 en 835.↩︎

  34. Kamerstuk 31 839, nr. 852.↩︎

  35. Kamerstuk 31 839, nr. 821.↩︎

  36. Steeds waar staat vermeld «vrijwillige uithuisplaatsing» wordt uithuisplaatsing zonder kinderbeschermingsmaatregel bedoeld.↩︎

  37. Eventueel verwijzen naar definitie jeugdzorg van NJI.↩︎