Rapportage toepassing Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie
Wijziging van de Telecommunicatiewet met betrekking tot ongewenste zeggenschap in telecommunicatiepartijen (Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie)
Brief regering
Nummer: 2022D45081, datum: 2022-11-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35153-29).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 35153 -29 Wijziging van de Telecommunicatiewet met betrekking tot ongewenste zeggenschap in telecommunicatiepartijen (Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie).
Onderdeel van zaak 2022Z20955:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-11-08 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-29 16:30: Procedurevergadering commissie EZK (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-12-15 14:30: Telecommunicatie en Post (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-02-16 13:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
35 153 Wijziging van de Telecommunicatiewet met betrekking tot ongewenste zeggenschap in telecommunicatiepartijen (Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie)
Nr. 29 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2022
Bij de behandeling van het wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie (Kamerstuk 35 153, nr. 24) heeft uw Kamer het kabinet middels de motie van de leden Van den Berg, Graus en Van Haga (Kamerstuk 35 153, nr. 18) verzocht om jaarlijks per brief aan de Kamer te rapporteren over de toepassing van de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie (WOZT, nu hoofdstuk 14a van de Telecommunicatiewet) en de verbodsbevoegdheid zoals opgenomen in die wet. Met deze brief kom ik aan dit verzoek tegemoet.
Daarnaast heeft uw Kamer het kabinet middels een motie van de leden Weverling, Verhoeven en Stoffer (Kamerstuk 35 153, nr. 17) verzocht om de Kamer periodiek te informeren over de impact van de Wet op de conform de memorie van toelichting als beperkt ingeschatte administratieve lasten voor het bedrijfsleven in de telecomsector. In de lijn met de rapportage van vorig jaar, zal ook in deze brief aandacht worden besteed aan de administratieve lasten van de WOZT voor het bedrijfsleven. Zoals tijdens het Wetgevingsoverleg van 20 april 2020 (Kamerstuk 35 153, nr. 24) is benoemd door de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en in lijn met de rapportage van vorig jaar, maakt het kabinet tevens graag gebruik van deze gelegenheid om uw Kamer een breder beeld te geven van de onderzoeken op het gebied van investeringstoetsing.
De rapportage in deze brief beslaat het tweede jaar na inwerkingtreding van de WOZT, te weten de periode van 1 oktober 2021 tot en met 30 september 2022. In deze periode heb ik geen gebruik gemaakt van de verbodsbevoegdheid.
Bureau Toetsing Investeringen (BTI)
Het BTI is onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en is inmiddels 2 jaar operationeel. Het Bureau geeft sinds de inwerkingtreding op 1 oktober 2020 uitvoering aan de WOZT. Daarnaast ondersteunt het BTI de feitelijke uitvoering van de overige sectorale investeringstoetsen, zoals vastgelegd in de Gaswet en de Elektriciteitswet. Ook zal het BTI uitvoering geven aan de Wet Veiligheidstoets Investeringen, Fusies en Overnames zodra deze van kracht wordt. Daarnaast fungeert het BTI als contactpunt voor de Europese FDI-Screeningsverordening op grond van de Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen.1 Het bovenstaande gebeurt in nauwe samenwerking met de relevante andere departementen.
Rapportage oktober 2021 – september 2022
In de periode oktober 2021 tot en met september 2022 zijn er twee onderzoeken opgestart op grond van de Telecommunicatiewet. Het betreft hierbij één onderzoek op grond van een melding en één onderzoek op basis van nieuwe feiten en omstandigheden. In deze rapportageperiode zijn er tevens twee onderzoeken afgerond die in de vorige rapportageperiode waren opgestart. In één van deze gevallen is het onderzoek afgesloten door terugtrekking van de melding.
In lijn met vorig jaar heb ik ook tijdens deze rapportageperiode geen gebruik gemaakt van de verbodsbevoegdheid ex artikel 14a.4, eerste lid van de Telecommunicatiewet. Dit geldt voor alle onderzoeken die tijdens deze rapportageperiode zijn afgesloten, inclusief de afgeronde onderzoeken die in de vorige rapportageperiode waren opgestart.
Alle onderzoeken zijn afgerond binnen de geldende wettelijke termijnen. In de periode oktober 2021 – september 2022 heb ik tweemaal gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de onderzoekstermijn te verlengen. In tegenstelling tot de eerste rapportageperiode zijn er het afgelopen jaar geen meldingen binnengekomen die buiten het toepassingsbereik van de wet vielen. Vorig jaar vielen twee van de zes gedane meldingen buiten het toepassingsbereik. Dat dit jaar geen redundante meldingen zijn ingediend, is gunstig voor de administratieve lasten.
Breder beeld van stand van zaken investeringstoetsen
Naast de Telecommunicatiewet wordt ook uitvoering gegeven aan de Gaswet en Elektriciteitswet. In de periode van oktober 2021 t/m september 2022 zijn drie meldingen binnengekomen op grond van de Elektriciteitswet, die niet hebben geleid tot een verbod.
Graag geef ik u ook een breder beeld van de stand van zaken in het landschap van investeringstoetsing. In de afgelopen 5 jaar zijn er verschillende onderzoeken op grond van verschillende sectorale investeringstoetsen uitgevoerd. In de periode die loopt van 2018 t/m september 2022 zijn in totaal 23 onderzoeken afgerond. Tot op heden heeft geen enkel onderzoek geleid tot een verbod.
De doorlooptijden van de onderzoeken liepen sterk uiteen naargelang de complexiteit van het onderzoek, maar het gemiddelde over de afgelopen jaren beslaat 77 dagen. In twee van de 23 uitgevoerde onderzoeken heb ik gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de wettelijke onderzoekstermijn te verlengen.
De herkomst van de investeerders die over de afgelopen 5 jaar zijn onderzocht, is divers. Iets meer dan de helft van de investeerders was afkomstig uit Europa (15 van de 23). Hiervan waren er vijf (ongeveer één vijfde) afkomstig uit Nederland zelf. Na Europa waren de meeste investeerders afkomstig uit Noord-Amerika (6 van de 23). Er was tweemaal sprake van een investeerder afkomstig uit Azië.
In tabel 1 en 2 vindt u een overzicht van het aantal uitgevoerde onderzoeken per jaar en de geografische spreiding van onderzochte investeerders. De datum van afronding van het onderzoek is leidend en de cijfers voor 2022 zijn gebaseerd op de periode van 1 januari 2022 tot en met september 2022.
2018 | 1 | 1 | |
2019 | 1 | 1 | |
2020 | 1 | 1 | |
2021 | 1 | 14 | 15 |
2022 | 3 | 2 | 5 |
Totaal | 7 | 16 | 23 |
Azië | 1 | 1 | 2 | |||
Europa | 7 | 3 | 10 | |||
Nederland | 5 | 5 | ||||
Noord-Amerika | 1 | 1 | 3 | 1 | 6 | |
Eindtotaal | 1 | 1 | 1 | 15 | 5 | 23 |
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Zie artikel 11 van Verordening (EU) 2019/452 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie en artikel 2 van de Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen↩︎