[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag Milieuraad op 24 oktober 2022

Milieuraad

Brief regering

Nummer: 2022D46154, datum: 2022-11-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-884).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-884 Milieuraad.

Onderdeel van zaak 2022Z21371:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

21 501-08 Milieuraad

Nr. 884 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTERS VOOR KLIMAAT EN ENERGIE EN VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2022

Met deze brief informeren wij u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, over de Milieuraad die op 24 oktober 2022 in Luxemburg plaatsvond.

Naast het verslag ontvangt u tevens een nadere toelichting over wat de herziening van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) zou kunnen betekenen voor het scherper vergunnen naar aanleiding van de vragen die de heer Thijssen (PvdA) heeft gesteld tijdens het commissiedebat over de Milieuraad op 19 oktober jl.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen

De Minister voor Klimaat en Energie,
R.A.A. Jetten

De Minister voor Natuur en Stikstof,
Ch. van der Wal-Zeggelink

I. Verslag Milieuraad 24 oktober 2022

Tijdens de Raad werd een eerste beleidsdebat gevoerd over het voorstel tot herziening van de RIE en een tweede beleidsdebat over het voorstel tot herziening van de Europese Ecodesign Richtlijn1. Tevens nam de Raad conclusies aan over de EU-inzet bij de onderhandelingen over de 15e Conferentie van Partijen van het VN-Biodiversiteitsverdrag (COP15) en over de EU-inzet bij de onderhandelingen over de 27e Conferentie van Partijen van het VN-Klimaatverdrag (UNFCCC COP27). Daarnaast stond er een aantal punten onder «diversen» op de agenda die door de Europese Commissie (hierna «de Commissie), het Voorzitterschap, en verschillende lidstaten is ingebracht. Conform de toezegging aan uw Kamer tijdens het commissiedebat over de Milieuraad van 19 oktober jl. (Kamerstuk 21 501–08, nr. 879) zijn deze punten in dit verslag opgenomen.

Herziening Richtlijn Industriële Emissies

Tijdens de Milieuraad vond het eerste beleidsdebat plaats over het voorstel tot herziening van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE). Dit voorstel is onderdeel van de Europese Green Deal2. Het voorzitterschap benadrukte dat de verbreding van het toepassingsgebied van de huidige RIE tot doel heeft de uitstoot van vervuilende emissies nog verder terug te dringen. Daarnaast dient het voorstel ook het gelijke speelveld in de Europese Unie te verbeteren, onder andere door parameters te stellen aan boetes en compensatieregelingen bij overtredingen.

De Commissie is ervan overtuigd dat het voorstel de lidstaten kan helpen hun klimaatdoelstellingen in 2030 te behalen en de veehouderijsector de groene transitie te laten maken, door in de RIE de drempelwaarde voor varkens- en pluimveehouderijen te verlagen en rundveehouderijen aan de reikwijdte toe te voegen. De RIE wordt daarmee uitgebreid naar de grootste veehouderijen die 13% van het totale aantal veehouderijen omvatten. De Commissie benadrukte dat deze veehouderijen verantwoordelijk zijn voor circa de helft van de methaanuitstoot en 2/3 van de emissies van ammoniak in de gehele EU. Daarbij geeft de Commissie aan dat vertraging van de aanpak meer kosten zal opleveren dan wanneer we op tijd actie ondernemen.

Vrijwel alle lidstaten, waaronder Nederland, steunden het voorstel en benoemden de bijdrage die het voorstel kan leveren aan de doelen van de Europese Green Deal en de daaronder vallende Nul vervuilingsstrategie 3. Meerdere lidstaten toonden zich voorstander van de voorgestelde vereenvoudiging van het vergunningensysteem voor veehouderijen in de herziening van de RIE en waren positief over de uitbreiding voor veehouderijen. Desalniettemin uitten lidstaten zorgen bij verschillende aspecten van het voorstel tot herziening van de RIE. Wat betreft de uitbreiding naar de rundveehouderijen en het verlagen van de drempelwaarde was een groot deel van de lidstaten bezorgd dat veel midden- en kleine bedrijven (MKB) in de veehouderij onder de RIE zouden kunnen vallen en met onevenredige bijkomende administratieve lasten en kosten te maken krijgen. Een deel van de lidstaten refereerde daarbij aan de bijkomende risico’s in de huidige context van voedselonzekerheid. Een paar lidstaten benoemden ook de bijkomende hoge administratieve kosten voor de nationale overheden met de uitbreiding van de RIE. Ook gaven lidstaten aan, waaronder Nederland, dat de exploitatievoorschriften in een later stadium worden uitgewerkt waardoor de precieze impact van het voorstel nu lastig te bepalen is. Op de vraag van Nederland om die voorschriften in ieder geval te krijgen alvorens het voorstel voor een algemene oriëntatie in de Raad zou worden geagendeerd, antwoordde de Commissie dat deze exploitatievoorschriften niet af zullen zijn voor het einde van het wetgevende proces. Verder vroeg Nederland ook aandacht voor het dierenwelzijn en de brandveiligheid bij het uitwerken van de exploitatievoorschriften conform de motie van het lid van Esch (PvdD)4.

Lidstaten waren terughoudend over de voorgestelde kaders betreffende sancties- en compensatieregels bij overtredingen. Het merendeel van de lidstaten uitte de voorkeur om dit aan de nationale autoriteiten over te laten. Daarnaast was een aantal lidstaten kritisch over de omkering van de bewijslast. Lidstaten waren onder andere van mening dat dit ook aan de nationale autoriteiten is om te beslissen, of gaven aan dat bij dat voorstel goed gekeken moet worden naar de juridische gevolgen. Tot slot spoorde een aantal lidstaten, waaronder Nederland, de Commissie aan voor herziening van de Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen (REACH)verordening5 op de kortst mogelijke termijn.

In haar reactie lichtte de Commissie toe dat de gekozen drempelwaarde voor veehouderijen gebalanceerd is en de beste kosten/batenratio betreft. De Commissie benadrukte dat onder de gekozen drempelwaarde geen kleine bedrijven vallen. De Commissie onderstreepte verder dat de bediscussieerde exploitatievoorschriften zullen worden opgesteld in samenspraak met lidstaten en alle andere belanghebbenden en gebaseerd zullen worden op de beste praktijken. Ingaand op de voorgestelde parameters voor straffen en compensaties, onderstreepte de Commissie nogmaals dat het voorstel slechts kaders schept en de verdere invulling aan lidstaten overlaat. Tot slot, benoemde de Commissie dat de herziening van REACH goed verloopt.

Herziening Verordening betreffende ecologisch ontwerp voor duurzame producten (ESPR) 6

Het voorzitterschap gaf een terugkoppeling van het eerste beleidsdebat over het ESPR-voorstel dat in de Raad voor Concurrentievermogen op 29 september jl. plaatsvond. De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft uw Kamer een verslag van deze Raad gestuurd7. Het voorzitterschap benadrukte dat het doel van dit tweede beleidsdebat in de Milieuraad was om de discussie toe te spitsen op de duurzaamheidsaspecten in het voorstel.

De Commissie benadrukte wederom het belang van dit voorstel voor de implementatie van het actieplan circulaire economie8, de potentiële milieu en klimaatwinst en de positieve invloed die het zal hebben op de concurrentiepositie van de Europese interne markt. Inhakend op zorgen die lidstaten eerder hebben geuit over de gedelegeerde handelingen waarmee de Commissie het voorstel stapsgewijs wil uitwerken, verzekerde de Commissaris dat nauwe betrokkenheid van lidstaten en andere stakeholders cruciaal is.

Vrijwel alle lidstaten, waaronder ook Nederland, verwelkomden het voorstel nogmaals en uitten steun voor de voorgenomen duurzame productvereisten. Een groot deel van de lidstaten onderstreepte de potentie van het digitale productpaspoort (DPP) om transparantie voor consumenten en producenten te vergroten. Een aantal lidstaten benadrukte daarbij ook de rol die het DPP kan spelen bij het traceren van gevaarlijke stoffen. Meerdere aandachtspunten die tijdens de Raad voor Concurrentievermogen al de revue passeerden, werden herhaald. Een aantal lidstaten benoemde opnieuw het belang om oog te houden voor de administratieve lasten voor het midden- en klein bedrijf (MKB) en riepen op tot voldoende ondersteuning voor het MKB. Tevens herhaalde een groot aantal lidstaten zijn zorgen over de hoeveelheid gedelegeerde handelingen waarmee de Commissie het voorstel stapsgewijs wil uitbreiden.

Daarnaast riepen meerdere lidstaten, waaronder Nederland, de Commissie op het vernietigen van onverkochte consumentengoederen te verbieden. Ook riep een aantal lidstaten de Commissie op ervoor te zorgen dat het voorstel in lijn moet zijn met al bestaande productregels, waarbij de REACH-verordening specifiek benoemd werd.

In reactie gaf de Commissie aan dat er nog onvoldoende kennis is over bedrijfspraktijken rondom het vernietigen van onverkochte goederen. De Commissie benadrukte dat de informatieverplichting bij voldoende bewijs wel omgezet kan worden in een verbod. Daarnaast bepleitte de Commissie dat de lasten voor het bedrijfsleven tot een minimum beperkt zullen worden, en dat het digitale productpaspoort ook kan leiden tot lastenverlaging voor bijvoorbeeld de marktautoriteiten.

COP 27

De Raad nam conclusies aan over de UNFCCC COP27. De conclusies bevatten de belangrijkste boodschappen waarmee de EU in november naar COP27 in Sharm-El-Sheikh gaat. De conclusies onderstrepen de noodzaak voor hogere ambities op zowel adaptatie als mitigatie, en de Raad roept alle partijen, vooral grote uitstoters, op hun Nationally Determined Contributions (NDCs) voor 2030 te herzien en te versterken. Ook tonen de conclusies openheid voor het agenderen van het thema verlies en schade (loss and damage) als gevolg van klimaatverandering op de COP. Het kabinet heeft zich hier samen met een aantal andere lidstaten voor ingezet.

De lidstaten waren grotendeels eensgezind over de conclusies, waarbij de discussie zich vrijwel volledig toespitste op de twee nog openstaande punten over de eigen klimaatbijdrage van de EU en het afbouwen van het gebruik van kolen.

Ten eerste werd door nagenoeg alle lidstaten ingegaan op de manier waarop de EU in haar COP27-inzet de voortgang van de onderhandelingen over het Fit-for-55 pakket kan reflecteren en wanneer en hoe dit in de eigen NDC gereflecteerd moet worden. Tijdens COP26 in Glasgow is afgesproken dat landen hun NDC’s opnieuw tegen het licht zullen houden om te bekijken in hoeverre ze nog in lijn zijn met het streven om de temperatuurstijging tot 1,5°C te beperken.

Een groep ambitieuze lidstaten, waaronder Nederland, riep op om de onderhandelingen over het Fit-for-55 pakket zo snel mogelijk af te ronden, zodat de EU nog tijdens COP27 een herziene NDC kan aankondigen. Op deze manier kan de EU op de COP het goede voorbeeld geven en een leiderschapsrol blijven vervullen. Het kabinet riep in het bijzonder op om ernaar te streven om nog vóór COP27 een overeenkomst te bereiken in de trilogen over de verordening voor CO2-normen voor lichte voertuigen, de Effort Sharing Verordening en de landgebruiksverordening (LULUCF) en daarvoor flexibiliteit richting het Europees Parlement te tonen. Een grote groep lidstaten gaf echter aan eerst de onderhandelingen over het gehele Fit-for-55 pakket af te willen ronden, voordat de EU haar NDC zou kunnen herzien. Uiteindelijk is een compromis bereikt waarin is afgesproken dat de EU zo snel mogelijk een herziene NDC zal indienen, zodra de trilogen over de essentiële onderdelen van het Fit-for-55 pakket zijn afgerond. Er werd afgesproken dat de Raad zich zal inzetten om de onderhandelingen hierover nog voor het eind van het jaar af te ronden.

Het andere discussiepunt was de oproep aan partijen om het gebruik van kolen af te bouwen en subsidies voor fossiele brandstoffen te beëindigen, zoals afgesproken tijdens de COP26 in Glasgow. Grotendeels dezelfde lidstaten, waaronder Nederland, riepen op tot meer ambitieuze teksten ten aanzien van het uitfaseren van kolen. Andere lidstaten wilden niet verder gaan dan de tekst die tijdens COP26 in Glasgow werd afgesproken. Ook over dit onderwerp heeft de Raad een akkoord bereikt, waarbij de EU, in lijn met de Raadsconclusies over klimaatdiplomatie van februari jl. en de in Glasgow gemaakte afspraken, partijen oproept «het boek over kolen te sluiten» door het gebruik van kolen af te bouwen, subsidies voor fossiele brandstoffen te beëindigen en vaart te zetten achter hun energietransitie.

Hoewel het kabinet ten aanzien van de eigen klimaatambitie van de EU liever meer ambitie had gezien in de Raadsconclusies, staat het achter de compromistekst zoals aangenomen tijdens de Milieuraad. De conclusies zijn een gebalanceerde uitkomst en presenteren de EU als ambitieuze en constructieve partner op zowel mitigatie, adaptatie, financiering en verlies en schade.

COP 15

De Raad nam conclusies aan over de EU-inzet bij de onderhandelingen over de 15e Conferentie van Partijen van het VN-Biodiversiteitsverdrag (COP15), die van 7 tot 19 december plaats zal vinden in Montreal. Het Global Biodiversity Framework (GBF) dat hier tot stand moet komen, vloeit voort uit het Nairobi-ontwerp van de COP14. In de Raadsconclusies wordt ingezet op het behoud van 30% van land en zee per 2030, het opschalen van financiering voor biodiversiteitsdoelen, het sterker verweven van biodiversiteit in beleid, goede monitoring, rapportage en herziening en digital sequencing van genetische informatie. Er was brede steun voor de conclusies.

De conclusies onderschrijven het belang van een ambitieus GBF die meetbare doelen en robuuste monitoringsmechanismen heeft. De Commissie benadrukte het belang van een sterk onderhandelingsmandaat voor de Commissie, maar drukte lidstaten op het hart dat om een ambitieus GBF te krijgen, lidstaten zich ook op bilateraal vlak hard moeten blijven maken voor biodiversiteit. Zij verwees hierbij naar het Living Planet Report van het WNF van oktober 2022 waarin duidelijk werd dat sinds 1970, de populatiegrootte van in het wild levende dieren gemiddeld met 69% is gedaald.

Zowel de Commissie als de lidstaten benoemden de koppeling tussen klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit. De lidstaten gingen expliciet in op het belang van goede monitoring, kwalificeerbare doelen en de mogelijkheid om na inwerkingtreding de GBF te herzien. Verder waren de lidstaten het sterk eens over het belang van financiering uit zowel de publieke als de private sector, waarbij een aantal lidstaten stelde dat de EU-landen zich financieel sterker moeten committeren aan de biodiversiteitsdoelen. Voorts riep Frankrijk de lidstaten op lid te worden van de High Ambition Coalition for Nature and People waar het momenteel voorzitter van is, samen met Costa Rica en het Verenigd Koninkrijk.

Een aantal lidstaten was kritisch op het ontbreken van concrete normen over het beschermen van mariene ecosystemen. In dat kader verwelkomden sommigen ook de Global Ocean Alliance, een initiatief van het Verenigd Koninkrijk ter bescherming van de biodiversiteit in de oceanen.

Nederland bepleitte het integreren van biodiversiteitsdoelen in maatschappelijke sectoren en beleid, het in lijn brengen van financiële stromen en biodiversiteitsdoelen en sprak zijn steun uit voor de voorgestelde tekst over monitoring, rapportage en herziening.

Er is verder in de preambule een passage toegevoegd waarin Rusland verantwoordelijk wordt gehouden voor het verlies van biodiversiteit in Oekraïne.

Diversen:

= Richtlijn inzake bescherming van het milieu door middel van strafrecht

Het voorzitterschap gaf een toelichting over de voortgang van de besprekingen over het voorstel voor een richtlijn betreffende de bescherming van het milieu via het strafrecht en ter vervanging van richtlijn 2008/99 dat door de Commissie op 15 december 2021 is gepresenteerd9. Het voorzitterschap benoemde dat het voorstel wordt behandeld in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, maar dat het onderwerp ook voor de Milieuraad van belang is. Het voorzitterschap lichtte toe dat er in juni 2022 een akkoord is bereikt over een gedeeltelijke oriëntatie en dat de huidige discussie zich momenteel met name richt op de strafmaat en bescherming van klokkenluiders. Het voorzitterschap streeft naar een algemene oriëntatie in december 2022. Een aantal lidstaten benadrukte het belang van dit voorstel. In de interventies werd de nadruk gelegd op de noodzaak van een voldoende zware strafmaat als ook de noodzaak tot flexibiliteit voor lidstaten om de strafmaat te kunnen bepalen.

= Richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid (due diligence)

België vroeg aandacht voor de besprekingen over het voorstel voor een Richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en tot wijziging van Richtlijn 2019/193710. België lichtte toe dat dit voorstel in de Raad Concurrentievermogen wordt besproken, maar dat gezien de milieu en klimaataspecten in het voorstel het belangrijk is dat de Milieuraad betrokken blijft. Het voorzitterschap gaf aan dat er op 1 december een akkoord over een algemene oriëntatie voorzien wordt in de Raad. Een aantal lidstaten benadrukte het belang van het voorkomen van milieuschade in de waardeketens van bedrijven. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, riepen op tot het versterken van de formuleringen op het gebied van milieu en klimaat in het voorstel. Andere lidstaten, waaronder Nederland, benoemden dat het belangrijk is dat dit voorstel in overeenstemming is met andere standaarden op het gebied van internationaal verantwoord maatschappelijk ondernemen.

= PFAS-verontreiniging

België lichtte de regionale problematiek in Vlaanderen toe rondom verontreiniging door poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) en riep op tot een verdergaande Europese aanpak. België benadrukte de noodzaak om informatie en goede praktijken uit te wisselen en controlesystemen op te richten zodat becijferde doelstellingen ook bereikt kunnen worden. De Commissie benoemde dat naast bestaande wetgeving waarin PFAS wordt geadresseerd, er ook gewerkt wordt aan een kaderwetgeving voor de gezondheid van bodems met mogelijk bindende maatregelen voor met PFAS vervuilde grond, waarvan publicatie wordt voorzien in de eerste helft van 2023. De Commissie voegde toe dat er ook een nieuwe prioriteitenlijst met vervuilende stoffen is voorzien. Een nieuwe prioriteitenlijst voor grondwater is door de Commissie op 26 oktober jl. gepubliceerd11. Uw Kamer zal hierover geïnformeerd worden met een BNC-fiche. De Commissie gaf verder toelichting op lopende projecten rondom de aanpak van PFAS, voortvloeiend uit de duurzame chemicaliënstrategie 12. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, benoemde dat zij al langere tijd met enkele andere lidstaten werken aan een restrictievoorstel voor de aanpak van PFAS-vervuiling dat begin 2023 wordt aangeboden aan het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA). Daarnaast werd het belang van Europese, maar ook regionale samenwerking door onder andere Nederland benadrukt. Andere lidstaten benadrukten het belang van aanpakken van door PFAS vervuilde grond en water. Ook werd er door enkele lidstaten opgeroepen tot de uitfasering van PFAS in geval van niet-noodzakelijk gebruik. Tot slot nodigde Duitsland de lidstaten uit voor een conferentie over chemicaliënbeheer in september 2023 in Bonn.

= Droogteproblematiek

Slovenië vroeg aandacht voor de droogteproblematiek. Slovenië lichtte toe dat er deze zomer veel natuur- en economische schade is aangebracht door bosbranden en laag grondwaterniveau als gevolg van droogte. Slovenië riep op tot een holistische benadering op Europees niveau van droogtebeheer om droogte en waterschaarste aan te pakken. De Commissie benadrukte dat er al veel Europese initiatieven zijn op dit onderwerp, zoals de lancering van een Europees droogtewaarnemingscentrum voor veerkracht en adaptatie. Slovenië kreeg steunbetuigingen van meerdere lidstaten die ook met ernstige droogteproblematiek te maken hebben.

= International Drought Resilience Alliance

Aanhakend op het agendapunt ingebracht door Slovenië vroeg Spanje aandacht voor een gezamenlijk initiatief met Senegal, namelijk de oprichting van een internationale alliantie voor veerkracht bij droogte, de International Drought Resilience Alliance (IDRA). Spanje gaf aan dat het IDRA tijdens de COP27 in Sharm El-Sheikh in Egypte zal worden gelanceerd en uitte de hoop dat de lidstaten op de daar voor hun meest gepaste manier zullen bijdragen aan dit initiatief. De Commissie benadrukte dat veerkracht bij droogte al een kernonderdeel is van de Europese adaptatiestrategie en dat het een belangrijk thema is in dialogen met landen op internationaal niveau. De Commissie benoemde de VN-waterconferentie in maart 2023 als een goede gelegenheid om hier verder ervaringen over uit te wisselen. Deze VN-waterconferentie wordt door Nederland in samenwerking met Tajikstan georganiseerd.

Terugkoppeling internationale bijeenkomsten

De Commissie en het voorzitterschap gaven een beknopte terugkoppeling van recente internationale bijeenkomsten. Op 13 en 14 september jl. vond de Conference on Designing Climate Resilient Landscapes in Praag, Tsjëchie plaats. Tijdens deze conferentie werd gesproken over de brede uitdaging op het gebied van klimaatadaptatie. De Commissie benoemde dat er in voorjaar 2023 initiatieven komen om lidstaten op dit gebied te ondersteunen.

Van 3 tot en met 9 juni jl. vond de 9e plenaire vergadering van het intergouvernementele platform voor biodiversiteit (IPBES9) in Bonn, Duitsland plaats. Het voorzitterschap koppelde terug dat er verschillende rapporten zijn aangenomen, onder andere over de duurzame omgang met in het wild levende diersoorten. Duitsland benadrukte het belang van IPBES als informatiebron voor discussies in het kader van de Biodiversiteitstop (CBD COP15).

Tot slot koppelde het voorzitterschap terug over de 9e ministeriële Europese milieuconferentie die van 5 tot en met 7 oktober plaatsvond in Nicosia, Cyprus. Tijdens de conferentie werd onder meer gesproken over duurzame infrastructuur, duurzaam toerisme en de manier waarop in het onderwijs aandacht wordt gegeven aan duurzame ontwikkeling. Tijdens de conferentie is een ministeriële verklaring aangenomen waarin de Europese landen aangeven zich in te zullen zetten voor een veerkrachtige groene economie waaraan duurzame infrastructuur ten grondslag ligt.

De Commissie en het voorzitterschap zouden ook nog een terugkoppeling geven over de Extraordinary Meeting of the Parties to the Montreal Protocol (ExMOP5) die op 16 juli jl. in Bangkok plaatsvond, maar dit is uitgesteld naar de volgende Milieuraad op 20 december 2022.

II. Effect herziening Richtlijn Industriële Emissies op scherper vergunnen

Naar aanleiding van het commissiedebat Milieuraad van 19 oktober jl. hierbij in het kort wat de voorstellen voor de herziening van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) kunnen betekenen voor het stellen van strengere emissiegrenswaarden in vergunningen voor de installaties die onder deze Richtlijn vallen (bijv. bij TATA Steel).

Ten eerste wordt in de herziene RIE verduidelijkt dat de Richtlijn niet alleen gaat om een hoge bescherming van het milieu, maar ook van de menselijke gezondheid. In het voorstel voor de richtlijn wordt daarnaast verduidelijkt dat de bevoegde gezagen de strengst mogelijke emissiegrenswaarden moeten vaststellen, binnen de range van emissiegrenswaarden die geassocieerd worden met het toepassen van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Dit is niet van toepassing in het geval dat de exploitant kan aantonen dat het alleen mogelijk is om aan minder strenge emissiegrenswaarden te voldoen. Het bevoegd gezag kan alleen soepelere emissiegrenswaarden toestaan als uit beoordeling blijkt dat de emissiegrenswaarden tot buitensporig hogere kosten leiden in verhouding tot de milieuvoordelen. In Nederland is deze werkwijze al met de bevoegde gezagen afgesproken in het Schone Lucht Akkoord. De aangepaste formulering in de RIE ondersteunt de aanpak van het bevoegd gezag in Nederland. Met de implementatie van de nieuwe RIE zal deze aanpak ook geïmplementeerd worden in Nederlandse regelgeving, alsook in andere lidstaten.

Daarnaast vindt het kabinet het van belang dat innovatie plaatsvindt van de beschikbare technieken en dat op basis daarvan de BBT-referentiedocumenten (BREFs) tijdig worden geactualiseerd. Het voorstel voor het bevorderen van innovatie door het faciliteren van de industrie bij het ontwikkelen van technieken in opkomst met een betere milieuprestatie kan een bijdrage leveren aan het vergunnen van lagere emissiegrenswaarden. Ook het voorstel om bij de planning van de BREF-herzieningen rekening te houden met de beschikbaarheid van beter presterende innovatieve technieken kan bijdragen aan het aanscherpen van vergunningen. Hiermee zouden de BREFs, waarvan de herziening potentie heeft tot het behalen van belangrijke milieu en gezondheidswinst op basis van innovatieve technieken, als eerste herzien worden.

Verder is het voorstel dat exploitanten van installaties verplicht worden om een milieubeheerssysteem per installatie te hebben. Op dit moment is het milieubeheerssysteem al wel in enkele, maar nog niet alle, BBT-conclusies opgenomen. Door het milieubeheerssysteem in de RIE op te nemen wordt deze verplichting breder en is het niet meer afhankelijk van de vergunningverlener of deze BBT-conclusie voldoende wordt omgezet in vergunningvoorschriften. Het milieubeheerssysteem moet beleidsdoelstellingen bevatten voor de continue verbetering van de milieuprestaties en de veiligheid van de installatie die onder andere maatregelen omvatten om risico’s van het gebruik van gevaarlijke stoffen te voorkomen of te verminderen. Ook bevat het milieubeheerssysteem maatregelen die zijn genomen om de milieudoelstellingen te verwezenlijken en de risico’s voor de menselijke gezondheid of het milieu te voorkomen, inclusief corrigerende en preventieve maatregelen waar nodig.

Tot slot staat in de richtlijn dat er aanvullende maatregelen in de vergunning moeten worden opgenomen als er niet voldaan kan worden aan de milieukwaliteitsnormen. Aanvullende maatregelen kan betekenen dat er strengere voorwaarden moeten worden opgenomen dan welke door het gebruik van BBT haalbaar zijn. Hieraan wordt nu toegevoegd dat, bij het opnemen van strengere voorwaarden in de vergunning, van de exploitant een regelmatige monitoring van de verontreinigende stoffen wordt verwacht en dat deze aan de bevoegde autoriteit moeten worden toegezonden.


  1. COM (2009) 125↩︎

  2. COM (2022) 156↩︎

  3. COM (2021) 400↩︎

  4. Kamerstuk 22 112, nr. 3444↩︎

  5. COM (2006) 1907↩︎

  6. COM (2022) 142 final↩︎

  7. Kamerstuk 21 501-30, nr. 567↩︎

  8. COM (2020) 98↩︎

  9. COM (2021) 814 en COM (2021) 851↩︎

  10. COM (2022) 71 final↩︎

  11. COM (2022) 540↩︎

  12. COM (2020) 667↩︎