Verslag van een commissiedebat, gehouden op 8 november 2022, over circulaire economie (voortzetting)
Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2022D46339, datum: 2022-12-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32852-212).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J. Rijkers, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 32852 -212 Grondstoffenvoorzieningszekerheid.
Onderdeel van zaak 2022Z13823:
- Indiener: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-07-06 10:15: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-07-06 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-02 10:00: Circulaire economie (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-11-08 16:30: Voortzetting van het commissiedebat Circulaire economie (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-11-08 16:30: Voortzetting van het commissiedebat Circulaire economie (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-11-24 13:35: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
30 872 Landelijk afvalbeheerplan
28 694 Verpakkingsbeleid
Nr. 212 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 1 december 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 8 november 2022 overleg gevoerd met mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 juni 2022 inzake toetsingskader risicoregeling rijksoverheid inzake garantstelling voorfinanciering UPV textiel (Kamerstuk 35 267, nr. 31);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 24 juni 2022 inzake stand van zaken uitwerking eerste Circulair Materialenplan (CMP1) (Kamerstuk 30 872, nr. 284);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 24 juni 2022 inzake reactie op nieuwsbericht over statiegeld op blikjes (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 152);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 1 juli 2022 inzake diverse onderwerpen met betrekking tot circulaire economie (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 203);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 juli 2022 inzake controle recyclingpercentage kunststofverpakkingen 2019 (Kamerstuk 28 694, nr. 153);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 juli 2022 inzake stand van zaken concretisering doelen voor circulaire economie (Kamerstuk 32 852, nr. 204);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 september 2022 inzake reactie op verzoek commissie op het rapport «Report Cigarette Filters. Cigarette Filters and Extended Producer Responsibility» door GoClean (Kamerstuk 32 852, nr. 205);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 september 2022 inzake Actieagenda Batterijsystemen (Kamerstuk 31 209, nr. 239);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 oktober 2022 inzake onderzoeksrapport naar een nationale belasting op primair fossiel plastic (Kamerstuk 32 852, nr. 207);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 oktober 2022 inzake najaarsbrief circulair textiel (Kamerstuk 32 852, nr. 208);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 oktober 2022 inzake SER-verkenning Evenwichtig sturen op de grondstoffentransitie en de energietransitie voor brede welvaart (32 852, nr. 209);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 oktober 2022 inzake inzicht grondstofstromen en kosten (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 210);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 31 oktober 2022 inzake reactie op verzoek commissie op inzamelpercentages kleine plastic flesjes en aanbieding monitor zwerfafval (Kamerstukken 30 872 en 28 694, nr. 285).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot
De griffier van de commissie,
Rijkers
Voorzitter: Graus
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bouchallikh, Van Esch, Graus, Hagen, Haverkort en Agnes Mulder,
en mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 16.30 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij de voortzetting van het commissiedebat Circulaire economie. Ik heet allereerst de mensen op de publieke tribune van harte welkom. Ik heet ook de mensen die via het thuiskanaal kijken en/of luisteren van harte welkom. Ik heet de Staatssecretaris en haar team van harte welkom. Ik heet alle leden der Staten-Generaal van harte welkom.
Toen we het debat vorige week gestaakt hebben, had de Staatssecretaris al een inleiding gehouden. Ze had het eerste blokje ook al afgerond. De Staatssecretaris noemt zo meteen voor de zekerheid nog even alle blokjes. We gaan beginnen met blokje vier, omdat mevrouw Van Esch ons daarna helaas moet verlaten. Zij heeft namelijk andere dringende verplichtingen. Ik stel voor dat we aan het einde van ieder blokje vragen stellen, om een beetje rust in het debat te creëren. Meneer Haverkort, u bent het daar niet mee eens?
De heer Haverkort (VVD):
Nee, voorzitter, ik ben het er van harte mee eens. Ik wil echter nog even één controlevraag stellen. Het is prima dat we met blokje vier beginnen, hoor. Als ik me niet vergis, is er ook een blokje over afvalbeheer. Ik had tijdens mijn inbreng een aantal vragen over afval in het bijzonder gesteld. Ik heb gevraagd om dat vervolgens een plekje te geven in het Nationaal Programma Circulaire Economie. We hebben het blokje NPCE al afgerond. Betekent dat dat de Staatssecretaris onder het blokje over afvalbeheer op mijn vragen ingaat?
De voorzitter:
De Staatssecretaris kennende gaat dat helemaal goedkomen. Zij heeft uiteraard meegeluisterd. Als u het goedvindt, meneer Haverkort, beginnen we dan met blokje vier, ten behoeve van mevrouw Van Esch.
De heer Haverkort (VVD):
Vraagt u daarvoor mijn toestemming?
De voorzitter:
Nou, u drukte uw microfoontje weer in, zag ik. Daarom vroeg ik het.
De heer Haverkort (VVD):
Bij dezen.
De voorzitter:
Bedankt voor uw coulance, ook namens mevrouw Van Esch. Ik stel voor dat we de interrupties kort houden. Vier interrupties per fractie moet voldoende kunnen zijn. Dan kijken we hoe we in de tijd uitkomen.
Mevrouw de Staatssecretaris, aan u het woord.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Ik noem dus eerst nog even de blokjes. Het eerste blokje gaat over verpakkingen, plastics en statiegeld. Het tweede blokje gaat over UPV en textiel. Het derde blokje gaat over afvalbeheer, met hopelijk ook de antwoorden op de vragen van de heer Haverkort. Daarna heb ik nog een blokje met de overige vragen.
Mevrouw Bouchallikh vraagt of de recycledoelstelling voor drankenkartons niet ambitieuzer kan. Aan de doelstelling ligt een onderzoek ten grondslag. Daaruit blijkt dat 55% recycling in 2030 al een ambitieuze doelstelling is. Het huidige recyclingpercentage ligt op 31%. Daarmee worden de recyclingpercentages voor kunststofverpakkingen en drankenkartons in 2030 gelijkgetrokken. Dan ontstaat er ook een gelijk speelveld voor verpakkingen van verschillende materialen. Overigens meten wij dat percentage op een kritische manier. We kijken naar recycling van de hele verpakking. We kijken dus ook naar het plastic en het aluminium. In andere landen telt doorgaans alleen de papierfractie mee in het recyclingpercentage. Wij zijn dus al strenger op dat punt. Als ontwikkelingen in de toekomst aanleiding daartoe geven, dan kan ik de doelstelling uiteraard herzien.
Mevrouw Bouchallikh vraagt of ik er bij het bedrijfsleven op aan ga dringen dat er meer wordt geïnvesteerd in recyclingcapaciteit voor drankenkartons. De producenten moeten er zelf voor zorgen dat de recyclingcapaciteit die nodig is om de doelstellingen te behalen, beschikbaar is. Als de doelstelling niet gehaald wordt, dan zal ik handhaven zoals we dat ook met andere doelstellingen doen. Ik zie wel een ontwikkeling dat er meer geïnvesteerd wordt in Europese recyclingcapaciteit. Dat is ook terecht. We helpen wel. Er zijn verschillende financiële instrumenten, nationaal en Europees, die daarin kunnen ondersteunen.
Mevrouw Van Esch vraagt hoe ik kan voorkomen dat er door statiegeld een verschuiving optreedt richting drankenkartons en meer zwerfafval. Ze vroeg ook of ik bereid ben daarover in gesprek te gaan met de Zwerfinator en de Plastic Soup Surfer. Ik stel nu een recycledoelstelling voor drankenkartons in om een gelijk speelveld te creëren. In bredere zin doe ik dat ook om verschuivingen te voorkomen. Uit de landelijke zwerfafvalmonitor, waar ook de gegevens van de Zwerfinator in worden meegenomen, blijkt op dit moment geen verschuiving naar drankenkartons. Als de cijfers toch zo'n verschuiving zouden gaan aantonen, dan zal ik aanvullende maatregelen overwegen. Daarbij kan ook invoering van statiegeld een optie zijn wat mij betreft. Het ministerie onderhoudt goed contact met de Zwerfinator, de Plastic Soup Surfer en andere milieuorganisaties over de ontwikkelingen van zwerfafval. Ik heb hen regelmatig getroffen. Mocht er aanleiding toe zijn, dan ben ik altijd bereid om het gesprek aan te gaan. Zoals gezegd hebben zij ambtelijk goede contacten. De kennis die zij ter beschikking hebben, wordt met ons gedeeld.
Meneer Thijssen vraagt naar het gegeven dat 31% van de drankenkartons wordt gerecycled. Dat is erg weinig, ondanks de ambitie om naar 55% te gaan. Is er geen statiegeldaanpak mogelijk? Daar heb ik net eigenlijk al op geantwoord, toen ik antwoord gaf op de vraag van mevrouw Van Esch.
Meneer Haverkort vraagt of ik bereid ben om in gesprek te gaan met het Afvalfonds om te bereiken dat inwoners ook op andere verkooppunten blikjes en flesjes kunnen inleveren, bijvoorbeeld op stations, bij tankstations of in sportkantines. Naast supermarkten maken ook tankstations deel uit van de strategie van het Afvalfonds. NS en ProRail hebben toevallig vandaag de eerste statiegeldautomaten geplaatst op het centraal station in Utrecht. Ze starten met een geleidelijke uitrol op 49 andere stations. Ze gaan dus iets meer in het straatbeeld verschijnen. Sportkantines kunnen een inzamelbak krijgen, waarvan de opbrengst bijvoorbeeld ten goede komt aan het goede doel. Ik ben zeker bereid om in mijn gesprekken met het verpakkend bedrijfsleven de wens voor verdere uitbreiding te benoemen, maar het is wel aan het bedrijfsleven om te zorgen voor een laagdrempelig systeem dat de inzameldoelstelling van 90% uiteindelijk ook behaalt.
Mevrouw Hagen vroeg of ik kan toezeggen dat we de geleerde lessen en de noodzakelijke wet- en regelgeving rond statiegeld op blik opvolgen. De producentenverplichting voor statiegeld op blik gaat in vanaf 31 december. De evaluatie van de regeling voor het statiegeldsysteem is voorzien in 2024. Dan hebben we een jaar de tijd gehad om te zien hoe het in de praktijk werkt. We zullen daarbij uiteraard de geleerde lessen betrekken.
Mevrouw Bouchallikh vraagt of uit de rechtszaak rond statiegeld blijkt dat de regelgeving te vrijblijvend is. Ik deel die mening niet. De deadline is glashelder vastgelegd. Dat heb ik meerdere malen gecommuniceerd. Het ligt vast in de wet en het is nu aan de ILT om daarop te handhaven. De ILT heeft daarover een brief gestuurd en heeft laten weten ook voornemens te zijn om dat te doen. Dat laat juist zien dat het niet vrijblijvend is.
Mevrouw Van Esch en mevrouw Bouchallikh hebben beiden gevraagd naar informatie over de inzamelpercentages van kleine flesjes. In reactie daarop wil ik aangeven dat het geen kwestie is van het niet willen delen van informatie. De gegevens waar u om vraagt, heb ik simpelweg niet tot mijn beschikking. Dat komt omdat de eerste rapportages pas in 2023 worden verwacht en omdat de wettelijke eis, het inzamelingspercentage van 90%, alle flessen betreft, dus grote en kleine flessen.
Als we zo'n gedetailleerd overzicht hadden gewild, per maand en per soort fles, dan hadden we dat in de wet moeten verankeren. Ik voel eigenlijk niets voor het opvragen van meer gedetailleerde informatie dan wettelijk is vereist. Ik vind die gegevens nu ook niet noodzakelijk. Het inzamelingspercentage geldt voor alle flessen en is hoog. Als dat niet gehaald dreigt te worden, dan moeten de verantwoordelijken, de producenten, actie ondernemen. Als de kleine flesjes het probleem zijn, dan zullen ze ongetwijfeld zo verstandig zijn om hun aanvullende inzet daarop te richten. Als ze falen, dan is het vervolgens weer aan de ILT om daarop te handhaven.
Ik ben bijna door de vragen heen, voorzitter. Mevrouw Hagen vroeg of ik bereid ben om een green list te maken van goed te recyclen verpakkingen. Via de herziening van de Verpakkingsrichtlijn wordt ingezet op de uitfasering van niet-recyclebare verpakkingen. Vanaf 2030 moeten ze allemaal recyclebaar zijn. Het voorstel voor de richtlijn komt naar verwachting eind november. Daar wordt de Kamer over geïnformeerd.
Mevrouw Van Esch vroeg of ik plastic verpakkingen voor groente en fruit ga verbieden. Dat is iets waar ik actief naar kijk. Ik heb onderzoek laten uitvoeren naar de functies van plastic verpakkingen voor verse groente en vers fruit, en naar de alternatieven die beschikbaar zijn. Daarbij is ook gekeken naar de mogelijke gevolgen van voedselverspilling en de vervanging van plastic door andere materialen. De opvolging daarvan wil ik eerst oppakken in Europees verband. Ik verwacht dat de Europese Commissie voorstellen zal doen in de nieuwe verpakkingenwetgeving, die eind deze maand uit gaat komen. Het gaat nu allemaal vrij snel. Maar als dat onvoldoende is of als daaruit blijkt dat het niet lukt om dat erin te krijgen, dan ga ik zeker ook kijken naar mogelijkheden om op nationaal niveau actie te ondernemen.
Meneer Haverkort en meneer Thijssen hebben gevraagd of ik in het NPCE kan opnemen dat supermarkten en brand owners hun plastic verpakkingen moeten verminderen. Ze vroegen ook of er normerend beleid komt voor piepplastic voor bedrijven. Via een herziening van de Verpakkingsrichtlijn zet ik volop in op reductie van onder andere plastic verpakkingen. Dat doen we via het tegengaan van overmatig verpakken en via meer herbruikbare verpakkingen. Die doelen zullen ook terugkomen in het Nationaal Programma Circulaire Economie. Ik ben niet van plan om normerend beleid voor piekplastic te maken, want daar zitten allerlei haken en ogen aan. Zo is vervanging van plastic door ander materiaal niet altijd per se duurzamer. Een norm voor een aantal stuks plastic vind ik daarom een iets te bot instrument.
Meneer Haverkort vraagt wat ik kan doen aan de verduidelijking van de definitie van single-use plastic om mogelijke problemen in de uitvoering en kostenstijging te voorkomen. Producenten gaan voor voedselverpakkingen per weggooi-eenheid, zoals een plastic snoepwikkel, een bijdrage betalen voor de zwerfafvalkosten. Dat is in lijn met het doel van de regelgeving om de impact van plastic producten op het milieu te verminderen. De kostenprikkel die daarvan uitgaat voor producenten, zal eraan bijdragen dat andere verpakkingskeuzes zullen worden overwogen. Het ontmoedigt ook het overmatig gebruik van plastic voedselverpakkingen. De definitie zelf is niet problematisch, maar ik zie wel dat er onduidelijkheden zijn over wat er nou precies wel en wat er nou niet onder valt. Om daarbij te helpen, kom ik binnenkort met een afwegingskader met een afbakening van de drank- en voedselverpakkingen die onder de regels voor wegwerpplastic gaan vallen, zowel wat betreft de UPV alsook voor de reductiemaatregelen.
Het zijn er toch meer dan ik dacht, voorzitter.
De voorzitter:
Neem rustig de tijd, mevrouw de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Mevrouw Mulder zegt: het Afvalfonds bepaalt welke gemeente welke vergoeding krijgt en uiteindelijk betalen dus de inwoners; kan bijvoorbeeld Rijkswaterstaat geen rol spelen bij het bepalen van eisen aan kwaliteit en tarieven? Voor de UPV-verpakkingen zijn er goede en intensieve contacten tussen het Afvalfonds en gemeenten. Die zijn ook met elkaar in gesprek over vergoedingen. In dat kader hebben ze ook afspraken gemaakt over welke vervuilingsgraad acceptabel is in afval of niet en wat dit vervolgens betekent voor de vergoedingen. Dat zijn zeker niet altijd gemakkelijke gesprekken, maar de partijen zetten zich er hard voor in om steeds opnieuw eruit te komen. Tegelijkertijd geven de partijen aan de huidige situatie niet bevredigend te vinden. In het kader van het traject dat is ingezet om het instrument UPV verder te versterken en te verbeteren, is dat ook iets waar we expliciet naar kijken. Een dergelijke rol voor Rijkswaterstaat ligt daarbij overigens niet direct voor de hand wat ons betreft.
Dan had meneer Haverkort nog gevraagd of ik bereid ben regie te nemen op de afvalmarkt om samen met bedrijven de 3 miljoen ton plasticafval uit de afvalstroom te halen. Dat doe ik eigenlijk al. Ik vind het belangrijk dat zo veel mogelijk plastics gerecycled worden. In eerste instantie is het natuurlijk aan de markt, maar de rijksoverheid is er wel om voor de juiste incentives te zorgen en om ervoor te zorgen dat regelgeving recycling ook stimuleert. Dat doe ik door de markt voor recyclaat te versterken, zodat meer plastic gerecycled wordt en er minder wordt verbrand en geëxporteerd.
Meneer Haverkort vraagt ook of ik het beeld herken dat de industrie tegen uitdagingen aanloopt als vrij verkeer van afval en of ik bereid ben om dat zo vorm te geven dat het gebruik van plastic uit het buitenland eenvoudig mogelijk wordt voor bedrijven. Ja, ik herken het, en ja, dat soort afvaltransporten moeten eenvoudiger worden. Daar werken we ook aan. Bij de herziening van de Europese regels voor afvaltransport zet ik ook in op het vergemakkelijken van afvaltransport – wel voor hoogwaardige verwerking binnen de EU. Ik hecht eraan dat te benadrukken, omdat we ook voorbeelden hebben waarbij er op een bepaalde manier wordt geëxporteerd die absoluut onwenselijk is. Daar hebben we het in de vorige vergadering ook al over gehad. Op digitalisering zetten we ook in, wat de lasten voor ondernemers verder verlicht. Daarnaast ga ik verkennen of, en zo ja welke aanvullende maatregelen daar nog verder bij kunnen helpen.
Dan had mevrouw Hagen nog een vraag over de bijdrage van een plastic taks aan Europa. Die komt nu uit de algemene middelen. De consument betaalt driedubbel: bij aanschaf, via de afvalstoffelheffing én via afdrachten algemene middelen. Kan dat niet anders? Via de afvalbeheerbijdrage betaalt de sector via het Afvalfonds al voor het inzamelen en verwerken van plastic verpakkingen. Gemeenten betalen voor het verbranden van restafval. Via de afvalstoffenbelasting is er ook een afdracht aan de schatkist. Burgers betalen daarmee in feite niet dubbel. Maar het is wel goed om te blijven bekijken of de prikkels en kosten voor niet-gerecycleerde verpakkingen in het UPV-systeem nog beter kunnen.
Mevrouw Van Esch vroeg of ik de belasting op nieuw fossiel plastic pas meeneem in de besluitvorming over aanvullend klimaatbeleid, dat pas komt in het voorjaar van 2023. Komt de taks er nu wel of niet? Ik wil niet vooruitlopen op de besluitvorming. Op dit moment werkt IenW aan een voorstel voor een belasting op plastic in combinatie met stimulerende maatregelen. Ik vind met name die combinatie heel erg belangrijk. Dat voorstel wordt nog uitgewerkt in het kader van maatregelen voor een ambitieus klimaatdoel voor circulaire economie. Een besluit volgt pas in de Voorjaarsnota van 2023, samen met de andere aanvullende klimaatmaatregelen. Het is dus nog niet besloten of de taks er daadwerkelijk komt.
Dan ga ik even ademhalen.
De voorzitter:
Doet u dat rustig; daar krijgt u een paar minuten de tijd voor. Ik ga even het rijtje af, op binnenkomst van de vingers. Mevrouw Hagen was het eerst.
Mevrouw Hagen (D66):
Misschien eerst even een punt van orde. We gaan echt van links naar rechts door alle onderwerpen heen, ook al is het een blokje. Ik heb vragen bijvoorbeeld anders gesteld. Is het misschien mogelijk dat we in het volgende blokje wel in het momentum interrumperen? Ik heb nu drie verschillende vragen en ik kan ze wel alle drie oplepelen, maar wat stelt u voor qua orde? Ik denk dat het heel ingewikkeld wordt en ook lastig te volgen.
De voorzitter:
Over het algemeen, als het bij één onderwerp blijft – nu waren er veel onderwerpen – is het voor de rust in het debat altijd het beste om het te doen zoals ik heb voorgesteld. Maar nu blijkt dat het zo loopt, kunnen we dat best doen, zeker. Ik bedoel, we zijn hier maar met een paar leden en als u het zo wil – ik zie iedereen instemmend knikken, ook mevrouw Mulder – dan kunnen we het gewoon doen zoals u zegt. De vragen zijn binnengekomen in een bepaalde volgorde en daar wil ik me wel een beetje aan houden, want anders wordt het een beetje raar. Als iemand snel is en zijn vinger opsteekt, moet hij wel als eerste de kans krijgen. Maar u was toevallig de eerste. Dit tel ik niet als interruptie, want dit was een voorstel. U hebt nog vier interrupties vanaf nu.
Mevrouw Hagen (D66):
Per blokje mag ik hopen dan, voorzitter. Niet? Oké, dat wordt dan wel een hele uitdaging. Allereerst beginnend bij de vraag over de betaling uit de algemene middelen van het bedrag dat wordt betaald aan Europa met betrekking tot het plastic dat op de markt komt. Mijn vraag was eigenlijk: klopt het dat het uit de schatkist komt en naar Europa gaat? Als ik het goed heb begrepen, is daarop het antwoord: ja. We betalen aan Europa een apart bedrag. Dat kon ik niet helemaal herleiden.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, het klopt dat wij afdragen aan Europa en zo doen de meeste lidstaten dat.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch, u bent aan de beurt.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik dacht dat mevrouw Hagen heel veel vragen had. We gaan ze een voor een doen, begrijp ik van mevrouw Hagen.
De voorzitter:
Nou, ze heeft niet heel veel vragen, want ze kan er maar vier stellen en eentje is er nu gepasseerd, dus ze heeft er nog maximaal drie.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Oké. Welke vraag moet ik dan eerst doen? Het maakt niet uit, ik ga gewoon een eerste vraag stellen. Eén vraag van mij ging over de inzamelingspercentages van kleine flesjes. Het antwoord dat ik hoorde, kende ik. Mijn vraag was anders geformuleerd. Ik stel de vraag gewoon nog een keer: erkent de Staatssecretaris dat die zwerfafvalcijfers geen totaaloverzicht geven van hoeveel plastic flesjes weer worden ingeleverd en dus gerecycled? Daar ben ik naar op zoek. Erkent de Staatssecretaris dus ook dat de inzamelingspercentages van kleine plastic flesjes wel degelijk een aanvulling kunnen zijn op die zwerfafvalcijfers? Dat we ze niet hebben, weet ik. Volgens mij heeft het bedrijfsleven ze wel, maar dat is een ander verhaal. Ik wil op z'n minst die erkenning horen dat we in dat opzicht dus geen totaalbeeld hebben. Dan moeten we nog maar gaan uitzoeken hoe we dat wel geregeld krijgen. Dat vind ik dan weer een ander verhaal, maar mijn vraag ging dus meer daarover.
Staatssecretaris Heijnen:
Daar is die doelstelling van 90% ook voor bedoeld. Maar we moeten natuurlijk kijken hoe we alle informatie die beschikbaar is zo goed mogelijk in beeld krijgen. Dat erken ik wel, maar bepaalde zaken hebben we nu eenmaal niet afgesproken. Als we alles precies hadden willen weten, hadden we dat ook als voorwaarde moeten stellen. Maar die doelstelling van 90% is erop gericht om ervoor te zorgen dat we daarnaartoe werken.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch, u kunt al uw vragen afvuren, want u bent er dadelijk toch niet meer. Oppotten heeft geen zin natuurlijk.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Oké, dat was vraag één. Ik wilde nog heel graag terugkomen op het feit dat het Afvalfonds al een dwangsom heeft opgelegd gekregen van 28 miljoen. Wij hebben begrepen dat het Afvalfonds daartegen in verweer zal gaan. Ik ben wel benieuwd in hoeverre deze Staatssecretaris er vertrouwen in heeft dat in die rechtszaak die gaat komen, de statiegeldwetgeving overeind zal blijven staan. In hoeverre weten we nu al of dat gaat lukken of niet?
Staatssecretaris Heijnen:
We hebben wetgeving in het leven geroepen. Vervolgens hebben wij op basis van die wetgeving afspraken gemaakt. 31 december verloopt de deadline. ILT heeft aangegeven dat zij gaan handhaven op basis van de wetgeving. Het staat natuurlijk iedereen in Nederland vrij om bezwaar of beroep aan te tekenen tegen welke uitspraak dan ook, als er juridisch een escalatiemogelijkheid is. Ik heb er vertrouwen in dat wij uiteindelijk gesteund zullen worden in de aanpak die door ons wordt voorgesteld, omdat er wet- en regelgeving onder ligt. Wij weten allemaal dat er een hele lange aanloop is geweest om te komen tot een statiegeldsysteem. Wij weten ook dat het allemaal vrij lang geduurd heeft voordat het ei gelegd was. Het is uiteindelijk aan de sector zelf om te leveren. Daar staan ze nu voor aan de lat. Het staat hen vrij om hoger beroep aan te tekenen. Zo werkt het nou eenmaal in een rechtssysteem.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank voor het antwoord. Ik zou eigenlijk meer een soort reflectie willen vragen van de Staatssecretaris. We hadden volgens mij één keer een commissiedebat circulaire economie waar we het niet over het statiegeldsysteem hebben gehad. Volgens mij waren we toen allemaal heel trots, maar we moeten wel erkennen dat we bijna elk debat over circulaire economie het weer hebben over dingen die niet goed gaan, of beter hadden gekund. Ik ben benieuwd naar de reflectie van de Staatssecretaris op het systeem dat nu staat. Vindt zij dat het goed gaat? Zijn er fouten ingeslopen? Had het beter gekund? Ik merk dat ik zo graag vooruit wil en een keer een debat over circulaire economie wil hebben waarbij we het over andere onderwerpen hebben dan de inzamelcijfers en het overgaan op drankkarton. Ik hoop dat we met elkaar een keer kunnen zeggen: het systeem staat, is mooi en we kunnen door. Ik ben benieuwd of die reflectie kan worden gegeven.
Staatssecretaris Heijnen:
Het is natuurlijk voor een deel een vrij nieuw systeem. Voor een aantal producten is er al langer een statiegeldsysteem, voor andere producten is het wat nieuwer. Ik sprak laatst een wat ouder iemand die zich helemaal niet realiseerde dat er nu op die kleine flesjes statiegeld zit. Mensen moeten er nog voor een deel aan wennen. Uiteindelijk gaan de doelstellingen aantonen of het goed gaat of niet. Ik snap wel dat we een vinger aan de pols moeten houden en we het moeten gaan evalueren, om te kijken of de sector nog aanvullende maatregelen moet nemen om het nog beter te doen, maar de doelstellingen staan. Uiteindelijk zullen ze moeten gaan leveren, want dat is de afspraak die we met elkaar hebben gemaakt. Ik weet dat er ambitie is bij mevrouw Van Esch om het nog beter en sneller te doen. Het is voor een deel wel een beetje vallen, opstaan en leren, maar de beweging is nu op een positieve manier in gang gezet.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch, uw laatste interruptie.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ja. Ik had nog een vraag gesteld over verzendmaterialen. Ik ging ervan uit dat de onnodige hoeveelheid verzendmaterialen bij het onderdeel verpakkingen zou zitten. Misschien is die in het kopje overig beland. Dat kan ik mij goed voorstellen. Ik moet er nu helaas vandoor, maar een beleidsmedewerker luistert mee. Ik ga nu niet de orde van het debat verstoren en mapjes door elkaar heen husselen. Dat vind ik onterecht.
Ik dank u hartelijk en ik hoor het antwoord later. Dank u wel.
De voorzitter:
Bedankt, mevrouw Van Esch, dat u toch even aanwezig bent geweest. Ik wens u heel veel succes. U bent hier ontheven van uw verplichtingen verder. Het team is wel belangrijk. De Staatssecretaris sprak de heer Thijssen van de PvdA aan, maar die wordt ook waargenomen door een fantastisch team, zoals alle Kamerleden goede beleidsmedewerkers en persoonlijk assistentes hebben. Die volgen alles en dat geldt ook voor u. Heel veel succes verder. Eigenlijk wilde ik nu naar mevrouw Mulder en de heer Haverkort gaan, maar mevrouw Hagen heeft nog een specifieke vraag.
Mevrouw Hagen (D66):
Ondanks dat mevrouw Van Esch de vergadering nu moet verlaten, wil ik haar toch bijvallen, want het punt dat ik maakte over het statiegeld gaat met name over het procederen tegen de ingangsdatum van 1 januari. Mijn vraag was of daar lessen uit getrokken worden. De Staatssecretaris refereert nu aan de evaluatie in 2024, maar ik mag toch hopen dat als deze statiegeldregeling niet goed genoeg geborgd is in de wetgeving, er een directe aanpassing zal komen en we dus niet hoeven te wachten op een evaluatie.
Staatssecretaris Heijnen:
Er wordt geprotesteerd tegen de last onder dwangsom die wordt opgelegd. Wij hebben met elkaar wetgeving in het leven geroepen die zegt dat vanaf 31 december het systeem in werking moet zijn getreden. Daar is verder niet heel veel Spaans aan. Dat is gewoon wat er moet gebeuren. De ILT legt nu een dwangsom op en tegen die dwangsom gaat de sector in beroep. Dat staat hun vrij in Nederland, maar ik denk niet dat wij heel veel andere dingen kunnen doen dan heel duidelijke wetgeving maken met daarin vastgelegd regels die wij redelijk en billijk vinden. Vervolgens is het aan de ILT om daarop te handhaven. Zij kunnen dan bezwaar aantekenen, wat ze dus ook hebben gedaan.
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording. Dan mevrouw Mulder.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De Staatssecretaris heeft een antwoord gegeven over de positie van gemeenten en de kosten die ze maken op het moment dat er iets wordt afgewezen. Is de Staatssecretaris bereid om voor het tweeminutendebat dat we ongetwijfeld gaan krijgen hierover, met de betreffende gemeenten – het ging in dit geval ook specifiek over gemeenten in Twente – om de tafel te gaan zodat het ook volstrekt helder is welke problematiek daar speelt en wat de oplossingsrichtingen daarvoor zijn? Want anders zie ik mij wel genoodzaakt om een motie daarover in te dienen. Dat laatste kan worden voorkomen als er een brief ligt. Dus ik krijg graag die toezegging van de Staatssecretaris.
De voorzitter:
De Staatssecretaris wordt voor het blok gezet: een toezegging of een motie.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik houd meer van toezeggingen dan van moties. De gemeenten zijn sowieso goed aangehaakt, maar we zullen nog een laatste check doen. Dus ik hoop dat dit dan aanleiding is voor mevrouw Mulder om geen motie in te dienen. In de richting van mevrouw Hagen wil ik nog zeggen dat de ILT mij vorige week heeft laten weten dat ze de dwangsom voorlopig nog opschorten om eerst de bezwaren die zijn ingediend door de sector, heel goed te bestuderen. De ILT is natuurlijk wel een onafhankelijk orgaan en gaat dus ook over de eigen manier van handhaven en toezicht houden.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik hoor een toezegging, maar dan moet er ook wel een brief zijn. Zegt de Staatssecretaris dan ook toe dat die brief voor het tweeminutendebat komt?
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, dat zeg ik toe.
De voorzitter:
Dat wordt door onze griffier genoteerd. Dank u wel voor de toezegging, mevrouw de Staatssecretaris. Dan meneer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording in dit blokje. Die beantwoording roept bij mij wel twee vragen op en ze hebben allebei te maken met het woord «wanneer». De eerste vraag gaat over de nog niet overal heldere definitie als het gaat om de regelgeving voor single-use plastics. Natuurlijk hopen we met elkaar dat een prijsprikkel leidt tot andere verpakkingskeuzes, maar goed, die regeling gaat wel 1 januari aanstaande in en het is nu al november, zodat het zaak is dat we op korte termijn eventuele onduidelijkheden wegnemen. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat het afwegingskader dat zij noemt op heel korte termijn naar de sector en ook in de vorm van een brief naar de Kamer gaat? Dan kunnen we dat ook meenemen.
De tweede vraag gaat over het antwoord dat de Staatssecretaris gaf in relatie tot het eenvoudiger maken dat bedrijven plastic kunnen verwerken. Ik ben heel blij met het antwoord dat het inderdaad ook in de beleving van de Staatssecretaris eenvoudiger moet worden, ook in Europa, en dat als we die hoogwaardige recycling met elkaar gaan doen, dit ook betekent dat het transport over grenzen vereenvoudigd moet worden. Als ik het goed heb gehoord, zei de Staatssecretaris iets over hoogwaardige verwerking in de EU. Ook daarover zou ik graag een brief ontvangen waarin de redenering van het ministerie of de Staatssecretaris op dit punt staat. Dat scheelt ook weer een motie. Hoe ziet zij dat voor zich? Op welke termijn kunnen we daar iets inhoudelijks van zien?
De voorzitter:
Meneer Haverkort doet twee «Muldertjes».
Staatssecretaris Heijnen:
Dat zit natuurlijk ook al in het NPCE. Met alle liefde en plezier wil ik brieven schrijven en toezeggen, maar ik wil vooral ook niet te veel dubbel werk doen.
De voorzitter:
Sorry, meneer Haverkort wil iets verduidelijken.
De heer Haverkort (VVD):
De vorige keer hebben we gezegd dat dat NPCE, dat Nationaal Programma Circulaire Economie, ergens eind januari, begin februari komt. Als de Staatssecretaris aangeeft dat dat tweede punt in dat NPCE zit, is dat voor mij voldoende. Dat andere punt is voor de kerst. Ik hoop dat dat wel tot een brief kan leiden.
De voorzitter:
Ik zal deze toelichting niet als een interruptie mee laten tellen.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat ging over de single-use plastics. We bespreken dat op dit moment met de sector. Ik heb er alle vertrouwen in dat we voor het einde van het jaar daarover duidelijkheid kunnen geven. De heer Haverkort vroeg om daar dan ook een update van te ontvangen. Die zeg ik graag toe.
De voorzitter:
De Kamer is momenteel veel aan het aftikken. Er komt er denk ik nog eentje, van mevrouw Bouchallikh.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ik heb een verduidelijkende vraag. De Staatssecretaris is inderdaad ingegaan op de recyclingcapaciteit. Dat was wel een deel van mijn vraag, dus ik wil even kijken of het op een ander moment terugkomt. Die vraag was namelijk onderdeel van mijn vraag over luiers, over de UPV luiers. Dat is opgesplitst? Oké, dan wacht ik daarop.
De voorzitter:
De Staatssecretaris zei: dat komt nog.
We gaan, geloof ik, naar het volgende blokje. Dat gaat over afval, als ik me niet vergis.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat gaat over UPV en textiel. De luiers volgen bij het blokje overig.
Mevrouw Hagen vroeg hoe opvolging is gegeven aan de motie-Hagen om ketenpartners bij UPV een volwaardige plek aan tafel te geven. We zijn aan het kijken welke verbeteringen mogelijk zijn voor UPV als beleidsinstrument, zoals ook toegezegd naar aanleiding van de motie. We kijken onder andere naar de rol van gemeenten en hoe zij ondersteund kunnen worden. We zijn nu bij de verschillende relevante stakeholders de problemen in kaart aan het brengen. Ik wil nu niet vooruitlopen op de uitkomsten en wat dit vraagt aan eventuele verankering, want daarvoor is het nu nog te vroeg. Na afloop van het proces wil ik verbetervoorstellen doen. Ik zal de Kamer daarover in de eerste helft van volgend jaar informeren.
Mevrouw Hagen vroeg ook of ik kan verklaren waar de ambities in de UPV voor textiel op zijn gebaseerd. Voor de UPV textiel heeft een gedegen en onafhankelijk onderzoek plaatsgevonden voor het stellen van doelstellingen. Het uitgangspunt is dat de doelstellingen haalbaar, realistisch en ambitieus zijn. Op basis van dat onderzoek en gesprekken met alle partijen uit de textielketen zijn er doelstellingen voor recycling en hergebruik opgesteld. Die doelstellingen gelden vanaf 2025 en lopen ook op in de tijd. Binnen vijf jaar na de invoering van de UPV vindt een evaluatie plaats. Op basis van die evaluatie kijken we of de doelstellingen moeten worden bijgesteld.
Mevrouw Hagen vroeg of het uitfaseren van plastic in textiel al in mijn gedachten is opgekomen. Voor de aankomende Europese Ecodesignrichtlijn voor textiel zal ik onderzoek laten doen naar het stellen van producteisen aan duurzaam textiel, zodat we uiteindelijk de meest circulaire en duurzame eisen gaan stellen aan textiel. Het is niet zo dat plastic in kleding per definitie slechter is dan bijvoorbeeld katoen. Het gaat om verschillende afwegingen, waarbij de vraag is: wat is het meest duurzaam? Die vraag is soms heel erg lastig te beantwoorden. Een tijdje terug was ik op werkbezoek in Enschede. Mevrouw Hagen heeft nu een jasje aan dat waarschijnlijk van scheerwol is. In Enschede viel mij op dat alle bedrijven die te maken hebben met de recyclingketen, zeggen dat als je bijvoorbeeld in zo'n jasje van scheerwol vervolgens nylon stiksels doet, de recyclebaarheid enorm veel gecompliceerder wordt. Dat zijn dus dingen waar je naar moet gaan kijken. In Enschede noemde men dat voorbeeld. Wij zijn nu in de fase waarin we aan het onderzoeken zijn hoe we dat soort dingen op een manier kunnen organiseren waarbij zulke mixen dus voorkomen worden. Door te veel mixen wordt recyclen een stuk lastiger gemaakt. Dat heeft vaak ook met productdesign of productgebruik te maken.
Dan had mevrouw Hagen de vraag of ik er zorg voor draag dat bij de UPV voor textiel de vergoeding toereikend is voor gemeenten, recyclers en verwerkers. We overleggen als ministerie met alle partijen uit de textielketen over de invoering van de UPV voor textiel: met producenten, maar ook met gemeenten, met inzamelaars, met verwerkers, met maatschappelijke organisaties. De producentenorganisatie voor textiel is inmiddels opgericht. Die is ook in gesprek met gemeenten en met inzamelaars, maar ook met verwerkers en bijvoorbeeld met kringloopwinkels, over hoe het systeem eruit gaat zien en welke afspraken kunnen worden gemaakt. Die gesprekken lopen. De gesprekken tussen de partijen zijn uiteindelijk aan de partijen zelf. Via het netwerkoverleg circulair textiel blijven we met alle partijen in gesprek en houden we als ministerie een vinger aan de pols.
Mevrouw Hagen vroeg ook nog naar de stand van zaken rond de misstanden bij Shein. De berichten rond de misstanden die in de kledingindustrie actueel zijn, namelijk de uitbuiting van arbeiders in Chinese fabrieken, en specifiek bij Shein, vind ik net als mevrouw Hagen heel zorgwekkend. Ik werk met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking al samen aan het beleidsprogramma circulair textiel. Ik heb tijdens de Milieuraad van 19 oktober toegezegd om een overzicht te maken met de acties van alle departementen en wat er allemaal wel en niet mogelijk is voor het aanpakken van misstanden in de kledingindustrie. Ik verwacht dat ik die brief voor het eind van het jaar nog naar de Kamer kan sturen.
Mevrouw Hagen vroeg ook nog hoe het gaat met de ontwikkeling van markten voor tweedehandskleding. We zien de afgelopen jaren een sterke autonome groei van de tweedehandskledingmarkt. Daar dragen onlineplatforms aan bij. Je ziet echter ook dat grote traditionele winkels tweedehandskleding gaan verkopen. Uit onderzoek dat mijn voorganger heeft laten uitvoeren, blijkt dat al vier op de tien Nederlanders weleens tweedehandskleding kopen. Er zijn voorspellingen dat de tweedehandsmarkt in 2030 is verdubbeld. Ik wil heel graag dat tweedehands kopen de norm wordt. Op dit moment loopt er een campagne in Utrecht en Leiden waar consumenten kennis kunnen maken met hoe leuk tweedehandskleding is. Ik wil blijven inzetten op het stimuleren van tweedehandskleding. Die campagne wordt uitgebreid geëvalueerd. Ik ga begin volgend jaar bepalen hoe die gedragsinzet wordt vervolgd. Misschien nog even een leuk verhaal van toen ik het project in Leiden bezocht. Daar was een marktkoopman die in oude, grote winkelpanden nu ook een combinatie deed van nieuwe kleding en tweedehandskleding. Hij zag er eerst geen brood in, maar hij zei dus: tot mijn grote verrassing blijkt dat heel veel mensen interesse hebben in die tweedehandskleding. Hij zei: ik zie dat mijn eigen inkoop nu aan het verschuiven is naar de tweedehandskleding. Zolang er ook nog door mensen en ondernemers brood in wordt gezien, komt er natuurlijk nog een extra versnelling in. Dat kan ik alleen maar heel erg aanmoedigen.
Dan had mevrouw Bouchallikh nog een vraag over wanneer de UPV komt te gelden voor luiers. Daar is die vraag al. Ik dacht dat die bij overig zat, maar blijkbaar niet. Het traject om te komen tot een UPV voor luiers en incontinentiemateriaal is onlangs gestart. We zullen in de voorbereiding ook zeker ruim de tijd nemen om met betrokkenen in gesprek te gaan, zodat ze zich ook kunnen voorbereiden. Op dit moment denken we aan inwerkingtreding in 2026.
Dan had mevrouw Bouchallikh ook nog gevraagd of ik inzet op grootschalige recyclingcapaciteit van luiers. Er zijn al subsidieregelingen beschikbaar, ook voor recyclingcapaciteit voor luiers en incontinentiemateriaal. Het in het coalitieakkoord aangekondigde stimuleringsprogramma ontwikkeling en opschaling recycling zal daaraan verdere impuls geven. Dat wordt op dit moment nader uitgewerkt.
De voorzitter:
Dit is trouwens geen scheerwol. Ik heb jeugdtrauma's van wollen truien en wollen sokken. Ik mijd het als de pest. Ik weet wel dat mevrouw Hagen een groot ambassadeur van tweedehandskleding is. Ze probeert mij er ook nog weleens toe aan te zetten om tweedehandssneakers en zo te kopen. Dat probeerde ze vorige week nog. Mevrouw Hagen, u heeft vast een hoop vragen.
Mevrouw Hagen (D66):
Zeker. Ik begin meteen bij de UPV textiel, die alsnog moet ingaan. Dit is een verduidelijkingsvraag en niet een nieuwe vraag, want ik vroeg specifiek naar de wetmatige verankering van de tweedehandsmarkt. Mij bereiken namelijk signalen dat de tweedehandsmarkt juist uit de UPV textiel gefietst is. Klopt dat? Dat was meer mijn vraag. We kunnen wel allemaal campagnes starten, maar daarmee is het nog niet een inzet.
Dat brengt me dus ook meteen bij de tweede vraag. U zegt: de ketenpartners moeten maar onderling met elkaar in gesprek. Maar in mijn betoog heb ik ook een heel duidelijk pleidooi gehouden juist voor die duurzame pioniers, die koplopers. De Staatssecretaris verwacht toch niet dat dit soort kleine duurzame spelers kunnen opboksen tegen de grootmachten van de fast fashion? Er is echt meer begeleiding nodig, meer sturing vanuit de Staatssecretaris. Dat bent u toch met mij eens? Ik hoop dat u ook het aanbod aanneemt om met die duurzame pioniers in gesprek te gaan, want dan lever ik u graag de nummers van deze mensen.
U sprak over een onderzoek naar plastic. Daarvan ben ik heel erg benieuwd per wanneer dat dan is en of u daarin ook de mechanische en de chemische recycling en de afwegingen daarin kan meenemen, want als we ergens op inzetten, dan graag op de meest duurzame variant.
Staatssecretaris Heijnen:
Op de eerste vraag wil ik even in de tweede termijn terugkomen, als mevrouw Hagen dat goedvindt.
Als het gaat om de duurzame pioniers, dan kan ik haar geruststellen, want we hebben veel contact, ook vanuit het ministerie, met duurzame pioniers. Ook ik persoonlijk heb er al een heleboel mogen ontmoeten. Het is geweldig om te zien wat ze allemaal doen. Lukt het hun altijd in alle omstandigheden om het zelf allemaal te financieren aan de voorkant? Nee, niet altijd. Lukt het altijd niet? Nee, dat is ook niet waar. Je hebt ook ondernemers die een businessmodel hebben dat wat minder begeleiding of zelfs geen financiering van overheidswege vraagt. Die vinden misschien ook wel geld via bijvoorbeeld het bedrijfsleven of crowdfunding of wat dan ook. Maar uiteraard willen wij duurzame pioniers betrekken. Ik denk zelfs wel te kunnen stellen dat iedereen die zich op dit moment begeeft in het zetten van stappen binnen die circulaire economie, zichzelf als pionier mag beschrijven. We zijn in Nederland namelijk al best een eindje op weg, maar we zijn er bij lange na nog niet. Maar ik beloof mevrouw Hagen dat ook de duurzame pioniers altijd betrokken zullen blijven en gesteund zullen worden. We hebben allerlei stimuleringsprogramma's. Die worden niet alleen maar via de landelijke overheid gedaan, maar er zijn ook een heleboel activiteiten op provinciaal en gemeentelijk niveau. Ik kan me herinneren dat ik circulaire economie in portefeuille had toen ik wethouder in Maastricht was. Wij hadden ook stimuleringsprogramma's op lokaal niveau, om net die verbinding te maken tussen het meer gevestigde bedrijfsleven en die pioniers, want vaak heeft het gevestigde bedrijfsleven ook de kennis en kunde en het enthousiasme van die pioniers heel hard nodig om zelf ook een versnelling erop te kunnen zetten.
Dan was de laatste vraag of de verschillende manieren van recycling, mechanische en chemische, kunnen worden meegenomen. Daar kom ik dadelijk in tweede termijn ook even bij mevrouw Hagen op terug.
De voorzitter:
Dank, mevrouw de Staatssecretaris. In Maastricht wordt u nog steeds gemist, want dat weet ik natuurlijk persoonlijk. Zijn er nog vragen inzake textiel-UPV? Geen vragen? Dan gaan we naar het volgende blokje. Dat is dan wel afvalbeheer. Er komt ook nog een blokje Haverkort bij, geloof ik.
Staatssecretaris Heijnen:
Het begint met een vraag van mevrouw Hagen, maar er zijn inderdaad wel de nodige vragen van de heer Haverkort zo meteen, volgens mij. Mevrouw Hagen vraagt aan mij of ik bereid ben om tot een of twee standaardmodellen te komen die zorgen voor de meest efficiënte manier van inzamelen. Ik deel het belang van efficiënte afvalinzameling. Daar wordt ook hard aan gewerkt door gemeenten, die daarin ook de bevoegdheid hebben, mede vanwege het aansluiten bij de lokale context. Tegelijkertijd zien gemeenten en ook wij dat er nog zeker winst te behalen is. In het Nationaal Programma Circulaire Economie nemen we daar ook een aantal dingen over mee, dus bijvoorbeeld het nog beter en efficiënter organiseren van de afvalinzameling, waarbij ik ook het gesprek wil aangaan over verdere standaardisering. Dat wil ik ook koppelen aan nadere invulling van het voorkomen van het verbranden van recyclebare materialen, want het is gewoon doodzonde dat je dingen verbrandt als ze nog waarde hebben en gebruikt kunnen worden. Met acties in de hele keten kunnen we daar samen ook nog belangrijke stappen in gaan zetten. Daar ben ik wel echt van overtuigd.
De voorzitter:
Ik heb het toegekend, dus u mag ook tussendoor vragen stellen nu. Officieel is het al uw laatste vraag, maar voor een gevulde koek kunt u er dadelijk misschien nog eentje bij krijgen.
Mevrouw Hagen (D66):
Lotuskoekjes toch, hoorde ik laatst? Ik ben goed op de hoogte voor de extra vragen, voorzitter.
Waar het met name om gaat, is dat ik eigenlijk gewoon een stok achter de deur wil hebben voor de gemeenten die op een gegeven moment aan het einde van hun Latijn van inzameling zitten. Ik zie elke keer weer gemeenten die nieuwe modellen optuigen, omdat ze het eigenlijk gewoon niet rondgebreid krijgen. Ik heb dit al eerder gevraagd; dit is niet de eerste keer dat ik dit vraag. Ik blijf dat gewoon volhardend doen. Ik wil gewoon duidelijkheid hebben over nascheiding, bronscheiding, al dan geen diftar en over wat het beste systeem is. Dat is in het belang van de grondstoffen maar zeker ook in het belang van de gemeenten en daarmee haar inwoners.
Staatssecretaris Heijnen:
De bevoegdheid ligt bij de gemeentes. Wij doen alles heel erg samen en in goede samenspraak, maar er ligt al heel erg veel onderzoek. Ik kan wel beloven – althans, we gaan dat gewoon doen – dat we in dat Nationaal Programma Circulaire Economie aandacht hebben voor de beste systemen. Ik ben heel erg van de subsidiariteit; je regelt het dus op het laagste daarvoor geschikte niveau. Vaak weten gemeenten heel goed zelf wat voor hen de beste manier is om met hun eigen afvalinzameling om te gaan. Bij bepaalde soorten bedrijvigheid kan het misschien zo zijn dat een ander systeem beter voor jou werkt. Maar ik snap ook wel dat mevrouw Hagen er behoefte aan heeft om het zo efficiënt mogelijk in te richten. Daar willen we met dat nationaal programma vervolgstappen in gaan zetten. Het is dus goed dat ze ons daarin scherp houdt. Ze zal dat dan hopelijk ook terugzien in dat NPCE.
De voorzitter:
Dank voor de toezegging. Er zijn verder geen vragen, dus u kunt verdergaan.
Staatssecretaris Heijnen:
Nu komt er een combivraag van Haverkort en Hagen. Ze vragen of ik bereid ben om in het NPCE een landelijke inzamel-, sorteer- en verwerkingsstrategie op te nemen, die aantoonbaar leidt tot lagere kosten en een hogere opbrengst. En kan ik daarbij rekening houden met regionale verschillen? Mevrouw Hagen vroeg aanvullend of ik bereid ben om een nationale visie op afvalverwerking en recycling neer te leggen. Ik deel het belang van een efficiënte afvalinzameling. Daar wordt ook hard aan gewerkt door de gemeenten, die daarin de bevoegdheid hebben. Dat heb ik net ook al aangegeven. Daarmee kunnen ze dus ook beter aansluiten bij die lokale context. Tegelijkertijd zien we dat er winst te behalen is, dus we nemen het mee. We zullen samen met de hele keten belangrijke stappen gaan zetten.
De heer Haverkort (VVD):
Ik hoor wat de Staatssecretaris zegt. Ik had me ook voorgenomen om op dit punt niet te interrumperen, want ik was eigenlijk wel blij met de lijn van D66 net. Maar ik werd toch getriggerd om een vervolgvraag te stellen toen ik hoorde: we nemen het mee. «We nemen het mee» is namelijk heel vrijblijvend. Ik deel de conclusie met de Staatssecretaris dat de gemeenten die bevoegdheid hebben. Sterker nog, ze hebben de verplichting om afval op een efficiënte manier in te zamelen. Maar we weten ook dat elk jaar aan het einde van het jaar bij het vaststellen van de belastingverordeningen die discussie weer tot wanhoop in al die gemeenteraden leidt. De afvalstoffenheffing is dan namelijk weer gestegen, terwijl de invloed van de gemeenteraadsleden en de wethouders in dit land op die inzamel-, sorteer- en verwerkingsstrategie eigenlijk heel erg klein is. Daarom had ik de Staatssecretaris ook gevraagd of zij bereid is meer regie te nemen. Ik hoop dus dat we straks in dat Nationaal Programma Circulaire Economie echt kunnen lezen dat er een optimale inzamel-, sorteer- en verwerkingsstrategie is, dat dat daadwerkelijk leidt tot een hogere opbrengst van herbruikbare grondstoffen en dat dat ook daadwerkelijk leidt, op termijn – ik snap best dat er een aantal jaar overheen gaan – tot lagere kosten voor onze inwoners omdat we meer grondstoffen uit de keten gaan hergebruiken. Ik hoop dat ze dat wil bevestigen. Als dat dus de essentie is van «we nemen het mee», dan zal ik deze interruptie intrekken. En als dat niet zo is, dan ga ik graag nog even het gesprek aan over wat «we nemen het mee» dan wel precies betekent.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik probeer aan te geven dat gemeenten zelf het beste in staat zijn om te kiezen voor het juiste systeem. Dat moet een liberaal in principe aanspreken. Wij moeten als overheid zorgen dat ze inzichtelijk hebben wat alle opties zijn. Vervolgens kunnen ze zelf het beste model kiezen. Dat mag zeker van ons verwacht worden, want het is in ons aller belang om toe te werken naar dat circulaire systeem. Daarbij kan het soms zijn dat voor de ene gemeente een bepaald systeem beter werkt dan voor een andere. Maar ik zal het nu wat steviger aanzetten, want anders krijg ik dadelijk een extra interruptie van de heer Haverkort aan mijn broek. Het is iets steviger dan «het meenemen». Er staan in het programma dus gewoon concrete aanbevelingen over hoe gemeenten om kunnen gaan met hun afvalverwerking. Vervolgens moeten ze daarin wat mij betreft zelf bepaalde keuzes maken. Als er uiteindelijk behoefte aan is om dat steviger aan te zetten, dan hoor ik dat ook graag. Maar ik denk dat het gewoon belangrijk is, ook in het belang van snelheid, efficiëntie en kostenbesparing, dat elke gemeente zelf kan bekijken welk systeem het meest van toepassing is en het beste werkt.
De heer Haverkort (VVD):
Ik deel de conclusie dat gemeenten daar zelf naar moeten kijken. Gemeenten zijn natuurlijk ook verschillend. De ene gemeente heeft veel hoogbouw en de andere gemeente heeft grote afstanden tussen boerderijen, bijvoorbeeld. Dus laat daarover geen misverstand bestaan. Maar ik hoop echt – en ik hoop dat de Staatssecretaris dat nog kan bevestigen – dat die optimale strategie ook in dat Nationaal Programma Circulaire Economie leidt tot lagere kosten voor inwoners en hogere opbrengsten van hergebruikte grondstoffen. Als die twee criteria daarin meegenomen worden, ben ik voor nu tevreden.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is natuurlijk ons streven. We hopen natuurlijk dat uiteindelijk iedereen ook inziet dat een circulair systeem niet altijd hoeft te betekenen dat het daarmee standaard duurder is. Sterker nog, je ziet dat bedrijven die al langer circulair werken ook aangeven: het is ook nog eens een keer een heel interessant businessmodel. Dus ik hoor wat meneer Haverkort zegt.
De voorzitter:
U kunt uw beantwoording vervolgen.
Staatssecretaris Heijnen:
Oké. Meneer Haverkort vroeg nog of ik bereid ben de inzameling, sortering en verwerking van particulier en bedrijfsafval te stroomlijnen zodat ook daar efficiency behaald wordt. Ik deel het belang van efficiency bij de inzameling van afval. Ik wil wel wijzen op de zorgplicht die gemeenten hebben voor de inzameling van huishoudelijk afval. Dat doen gemeenten goed. Vanuit het Rijk worden gemeenten gesteund bij het kiezen van een passend inzamelsysteem. We zien steeds meer UPV's ontstaan, waarbij producenten het productafval van huishoudens en bedrijven inzamelen. Denk bijvoorbeeld aan de UPV voor verpakkingen. Die gaat vanaf 1 januari volgend jaar ook voor bedrijfsafval gelden. Dat is een vorm van stroomlijning. Door producenten wordt dan ook gekozen voor de meest passende, efficiënte en effectieve manier van inzameling.
Meneer Haverkort vraagt ook of ik bereid ben om in het NPCE iets op te nemen om sorteer- en verwerkingsbedrijven van elkaar te laten leren. Ik ben zeker bereid om samen met de afvalsector te werken aan efficiënte inzameling en aan slimme sorteertechnieken. Daar wordt ook al hard aan gewerkt door en met veel van die stakeholders. Het doel om te voorkomen dat recyclebaar afval wordt verbrand, wordt breed gedeeld.
Dan had meneer Haverkort nog gevraagd of ik mogelijkheden zie om de einde-afvalstatus voor plastic afval eenvoudig op te heffen zodat hergebruik sneller rendabel wordt. Ja, ik hoor ook vaak dat het toekennen van een einde-afvalstatus voor bedrijven belangrijk is. Ik zie ook dat er in de uitvoering winst te behalen valt. Daar werk ik ook aan samen met decentrale overheden en omgevingsdiensten om dat beter, duidelijker en uniform te maken. Specifiek voor plastic afval ben ik betrokken bij het opstellen van een Europese einde-afvalverordening. In die verordening komen criteria om te bepalen wanneer plastic afval geen afvalstof meer is. Zo vindt er ook uniformering plaats tussen lidstaten en kan plastic afval gemakkelijker de grens over; dat was een andere wens van de heer Haverkort.
Meneer Thijssen had nog gevraagd of ik bereid ben te onderzoeken of er een goede aanpak ontwikkeld kan worden om productstromen aan de voorkant van de keten centraal te stellen. Ja, dat doen we ook. We kijken naar een productontwerp op Europees niveau. Er wordt ook gewerkt aan een nieuwe ecodesignverordening. Die gaat het mogelijk maken om eisen te stellen aan bijvoorbeeld de recyclebaarheid van producten, het gebruik van recyclaat, efficiënt materiaalgebruik, de repareerbaarheid en ook andere duurzaamheids- en circulariteitseisen. U bent daarover per BNC-fiche ook schriftelijk geïnformeerd en er is een schriftelijk overleg geweest.
Och, ik had gehoopt op koffie, voorzitter, maar die komt zo.
De voorzitter:
Meneer de bode, u vergeet het beste paard van stal! Hij komt er al aan. Dank u wel.
Staatssecretaris Heijnen:
Daarnaast zal ook veel van de sectorale productregelgeving worden herzien. Dan kunt u denken aan verpakkingen, autowrakken of batterijen. Ook daar is juist veel aandacht voor aan de voorkant van de keten.
Meneer Thijssen had nog een vraag over of we goed inzicht krijgen in het NPCE op de afvalstromen en de milieu-impact daarvan in het buitenland. Mijn beleid is erop gericht om de milieu-impact van afval te verminderen. Dat betekent dus minder afval, minder storten en verbranden en meer recycling. De afvalstoffenbelasting zet een prijs op het verbranden en storten van alle afval in Nederland, want we willen dat alle afval, zowel Nederlands als geïmporteerd afval, gelijk wordt behandeld, juist vanwege die milieu-impact in Nederland. De EU verplicht alle lidstaten die storten terug te dringen en zo veel mogelijk in te zetten op recycling.
Staatssecretaris Heijnen:
Daar dragen we aan bij, want recycling wordt in Nederland niet belast, ook niet van buitenlands afval.
De heer Thijssen had ook een vraag over de afvaldoelstelling van het NPCE: 500 kg per hoofd van de bevolking. Hij vroeg of die in de loop der jaren naar beneden gaat. Helaas is ook eerder gebleken dat het heel moeilijk is om te sturen op afvaldoelstelling per inwoner. Ik wil wel blijven inzetten op meer preventie, zodat er minder afval ontstaat. Dat gebeurt bijvoorbeeld met circulaire ambachtscentra, kringloopwinkels, regelgeving over single-use plastics en de herziening van de verpakkingenrichtlijn. Daarmee zal ik sturen op minder onnodige verpakkingen.
Mevrouw Bouchallikh vroeg nog of ik bereid ben een grijze fase van een tot twee weken te verkennen waarin afgedankte producten nog geen afvalstatus krijgen, om te bekijken of zij toch nog hergebruikt kunnen worden. Ik ben het helemaal eens dat het ontzettend zonde is als producten die nog goed zijn, onnodig bij de milieustraat eindigen. Invoering van een dergelijke grijze fase is juridisch geen optie, maar ik denk ook niet dat dat nodig is. Bijvoorbeeld door te controleren bij het schoonmaken van de spullen kan de afvalstatus ook weer vervallen. We moedigen gemeenten heel erg aan via de regeling voor circulaire ambachtscentra om bruikbare spullen aan de poort van de milieustraat te selecteren voor hergebruik. Je hebt ook wel dat je daar een koffieapparaat neer kunt zetten dat het nog wel doet, als je overstapt van Senseo naar Nespresso of zo. Dat leidt ertoe dat mensen daar vervolgens weer gebruik van kunnen maken. Ze kunnen het zelf meenemen of een kringloop haalt het op. Er moet wel aan wetgeving worden voldaan en er mogen ook geen risico's zijn voor mens en milieu.
Ik vind het punt van mevrouw Bouchallikh over meer mogelijkheden van hergebruik wel heel belangrijk en ik wil best toezeggen om nog eens beleidsmatig te kijken hoe ik milieustraten of kringloopwinkels nog meer kan ondersteunen. Daar wordt al supergoed werk gedaan. Je ziet ook, als je bij zo'n milieustraat komt, dat mensen heel hard werken en er per product naar kijken, want dat gaat letterlijk allemaal door hun handen. Ik weet niet of u weleens bij ons in het Zuiden, in Parkstad, bent gaan kijken, voorzitter. Daar zit een geweldig milieuperron, waar mensen de hele dag kijken of producten nog een tweede leven kunnen krijgen, of dat onderdelen van producten kunnen worden hergebruikt. Zeer de moeite waard. Het is misschien leuk om daar met de commissie een bezoek aan te brengen.
Mevrouw Mulder vroeg nog: als het niet lukt met de sector als geheel ...
De voorzitter:
Mevrouw Bouchallikh wil graag een interruptie plaatsen.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
We waren non-verbaal aan het seinen.
De voorzitter:
Het was wel/niet, wel/niet, wel/niet.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Klopt. Eerst dacht ik wel en toen niet, want ik was blij met de toezegging. Ik ken inderdaad ook een aantal casussen waar het goed gaat. Daarom stelde ik ook de vraag wat de Staatssecretaris kan doen om dit meer mogelijk te maken over gemeentes heen. Ik heb ook casussen gezien waar het een tijdje kon, maar op een gegeven moment binnen de gemeentelijke grenzen werd beperkt. Zou de Staatssecretaris in de toezegging van zojuist kunnen meenemen wat die beperkingen dan zijn en wat we op nationaal niveau kunnen doen om het makkelijker te maken op gemeentelijk niveau?
Staatssecretaris Heijnen:
Heel terecht. Kennisdeling is een ontzettend belangrijk punt. Er zijn een aantal koplopers. Bij gemeenten zijn er soms verschillende dingen waar mensen heel erg goed in zijn wat betreft recycling of hergebruik van bepaalde productgroepen. Het is een zeer terecht punt. Voor zover die afstemming en kennisdeling nog niet goed zijn, vind ik wel dat wij als landelijke overheid een rol kunnen nemen om ervoor te zorgen dat dat wordt verbeterd. Ik laat dat even in kaart brengen en dan kom ik daarop terug bij mevrouw Bouchallikh.
De voorzitter:
Dank u wel. En ik zal zeker een keertje op bezoek gaan, als Heerlens Kamerlid, want ik woon immers ook in Parkstad. Dank u wel voor de tip.
Staatssecretaris Heijnen:
Zeer de moeite waard. Doe ze maar de hartelijke groeten van mij.
De voorzitter:
Dat zal ik doen, mevrouw de Staatssecretaris. U vervolgt uw beantwoording.
Staatssecretaris Heijnen:
Mevrouw Mulder had nog een vraag. Als het niet lukt met de sector als geheel, kan ik dan maatwerkafspraken maken om tot een afbouwpad voor verbranding te komen? De gesprekken met de sector over de uitvoering van haar motie verlopen inderdaad moeizaam, zoals mevrouw Mulder aangaf. Om wel tot een inzet te komen voor een afbouwpad voor verbranding kunnen maatwerkafspraken zeker een interessante optie zijn. Ik zal dat oppakken met mijn collega van EZK. Ik ben het ermee eens dat wij daarbij moeten kijken naar aspecten als werkgelegenheid, energielevering en de Europese dimensie, zoals in de motie van mevrouw Mulder is meegegeven.
Mevrouw Mulder had ook nog een vraag over bodemassen, die een steeds groter probleem worden. Ze vroeg: bedrijven willen zo weinig mogelijk bodemassen overhouden, dus kijkt de Minister daarnaar? Bodemassen zijn een product van afvalverbranding. De beweging weg van verbranding naar hoogwaardige recycling is daarom het allerbelangrijkste instrument om bodemassen te verminderen. Ik zie dat dus inderdaad als een factor in de inzet. Het is ook een reden voor onze bredere inzet ten aanzien van verbranding en recycling.
Dat was het einde van dit blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U had nog een vraag, mevrouw Mulder, of niet?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ja, over het punt van governance bij de UPV. Daar hadden we in de eerste termijn een nogal groot gesprek over, met name met de collega van de VVD. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris met het CDA vindt dat de gemeenten een formele positie zouden moeten krijgen bij de UPV.
De voorzitter:
En UPV ...
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
... staat voor «uitgebreide producentenverantwoordelijkheid».
De voorzitter:
Dat is voor de mensen thuis. We hebben het daar in de eerste termijn uitgebreid over gehad.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
U heeft helemaal gelijk. Ik had het in de eerste termijn uitgeschreven. Toen heb ik het uitgebreid genoemd. Nu verval ik toch weer in de afkorting, maar het is de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
De voorzitter:
Dat maakt niet uit, hoor. Het gebeurt vrij gemakkelijk, maar niet iedereen is ter zake deskundige. Vandaar dat we dat doen.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zeg toe om daar begin volgend jaar op terug te komen. Ik wil namelijk graag zorgen dat we alles zorgvuldig doorlopen, stap voor stap. Ik heb daar dus nog even wat tijd voor nodig. Maar ik zeg wel toe dat we daar begin volgend jaar op terugkomen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Met een brief?
Staatssecretaris Heijnen:
Dan komen we sowieso met verbetervoorstellen. Ik weet niet of dat dan in een officieel stuk is of in briefvorm, maar de verbetervoorstellen komen dan uw kant op.
De voorzitter:
Dat is toch weer een toezegging. Er komt langzamerhand rook uit het pennetje van de griffier, want hij moet het allemaal noteren en dat doet hij goed. Maar u bent tevreden, mevrouw Mulder?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De Staatssecretaris kan het meenemen in haar plannen voor dat nationaal programma. Dat komt volgens mij ergens begin februari of eind januari naar de Kamer. Dat hing af van die mr, ministerraad, zoals de Staatssecretaris vorige week in de eerste termijn heeft aangegeven. Maar als dat daar niet in staat, wil ik daar graag een afzonderlijke brief over.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is prima.
De voorzitter:
Meneer de griffier houdt het allemaal prima bij. Die is ook binnen, mevrouw Mulder.
Dan gaan we nu naar het blokje overig. Daar zitten ook de luiers van mevrouw Bouchallikh bij, geloof ik, of niet?
Staatssecretaris Heijnen:
Nee, voorzitter, maar nog wel de vraag over menstruatieproducten.
De voorzitter:
Precies! Dat was het.
Staatssecretaris Heijnen:
Zo meteen hebben we dus alle materialen gehad.
Mevrouw Hagen vraagt hoe ik de rol pak van coördinerende chef in het kabinet op het gebied van circulaire economie. Chefsache, zegt ze buiten de microfoon. Een belangrijke stap is dat ik eind januari kom met het Nationaal Programma Circulaire Economie. Daarmee hebben wij een belangrijke verantwoordelijkheid. Ik zal vervolgens twee keer per jaar bilaterale gesprekken voeren met collega-bewindspersonen van andere departementen om te bezien of er bijgestuurd moet worden. Ik zal ook de voortgang monitoren. Daarbij zal het PBL een belangrijke rol spelen, met de ICER. Ik krijg dadelijk nog even uitgelegd waarvoor die afkorting staat. Op basis daarvan stuur ik dan weer een actualisatie van het Nationaal Programma Circulaire Economie aan de Kamer. Daarin zullen dan ook de benodigde sets aan maatregelen periodiek worden aangescherpt en indien nodig ook de doelen. Ik ben dus niet alleen chef CE. Deze commissie is op verschillende momenten in staat om bij te sturen of om aan te geven dat we op schema liggen. Daarbij kan er dus ook worden aangescherpt of afgezwakt, maar dat laatste verwacht ik niet. Dat zou dus alleen vanuit de commissie zijn, want dat is niet mijn ambitie. Maar ik denk dat dat ook niet de ambitie van de commissie is, hen een beetje kennende.
Dan had de heer Thijssen nog de vraag of we jaarlijks het net kunnen ophalen en kunnen bepalen of we op koers zijn voor een circulaire economie. Ik wil op basis van de Integrale Circulaire Economie Rapportage van het PBL tweejaarlijks bekijken hoe de voortgang is op de nationale doelen. Aangezien de werking van instrumenten op nationaal niveau vaak meer tijd neemt dan een jaar, zal jaarlijkse monitoring weinig extra inzicht opleveren ten opzichte van tweejaarlijkse. Op productgroepniveau is het in sommige gevallen wel mogelijk jaarlijks voortgang te monitoren. Dan moet u bijvoorbeeld denken aan textiel en plastic verpakkingen.
Mevrouw Van Esch heeft gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de motie over het terugdringen van verzendmaterialen van e-commerceverpakkingen. Er wordt op verschillende fronten gewerkt aan de kwestie die zij in de motie aankaart. In de nieuwe Europese verpakkingenwetgeving die eind deze maand komt, wil ik vol inzetten op het terugdringen van loze ruimte in verzendverpakkingen en ook op het stimuleren van herbruikbare verpakkingen. Want er is niks zo vervelend dat als je een snoepje online bestelt, het vervolgens in een doos van een meter bij een meter wordt bezorgd. De sector gaat ondertussen ook naar aanleiding van de motie aan de slag met verpakkingen die beter op maat zijn, met minder materiaal en minder uitstoot in de logistiek, met gerecyclede materialen, zowel in karton als in plastic verpakkingen, en met het niet kiezen voor extra verzendverpakking als dat niet nodig is. Er is ook een verkenning van een systeem van herbruikbare verpakkingen in de markt. Er wordt volgens mij ook nog aanvullend gekeken naar het materiaal waarvan de verpakkingen zijn gemaakt. De partijen uit de sector komen in januari samen en ik zal de Kamer er vervolgens verder over informeren.
De heer Haverkort had nog een vraag over het vervallen van erkende maatregelen voor asfaltcentrales. Het betekent dat ze niet langer circulair asfalt kunnen produceren. Hij vroeg ook nog naar de grote consequenties die dat zal hebben voor het onderhoudsprogramma voor komend jaar. Bouwend Nederland spreekt zelfs van Belgische toestanden. Hij heeft gevraagd of ik deze zorg kan wegnemen en ervoor kan zorgen dat circulair asfalt gewoon beschikbaar blijft. Er wordt op dit moment door Rijkswaterstaat grotendeels gebruikgemaakt van asfalt dat als gevolg van onderhoud vrijkomt en direct bruikbaar is zonder bewerking in een asfaltcentrale. Circulaire activiteiten zoals het recyclen van asfalt dienen niet belastend te zijn voor milieu of de gezondheid. Daar hebben we het ook vaak in de commissie over gehad. Het blijkt dat normoverschrijdende emissies kunnen optreden bij het recyclen van asfalt. Het investeren om te hoge emissies tegen te gaan is een onderdeel van het pad naar een circulaire economie. Het doel van een circulaire economie wordt nadrukkelijk verbonden aan het doel van een niet-toxische samenleving. Het is primair de verantwoordelijkheid van de bedrijven om aan de gestelde norm in de wet- en regelgeving te voldoen. Een versoepeling van die emissienorm lijkt mij, ook gelet op de gezondheidsrisico's voor omwonenden, niet wenselijk. Er zijn asfaltcentrales die wel voldoen aan de normen. Technische aanpassingen om aan de norm te voldoen lijken mij dan ook de wenselijke optie.
Ik heb overigens ook eerder richting uw commissie aangegeven dat wij voornemens waren om dit te gaan doen. Ik heb toen aangegeven dat ik verwachtte dat we dat rond 1 januari zouden gaan doen. We zijn nu twee maanden eerder. Dat lijkt mij an sich positief. Ik wijs erop dat het sowieso zou zijn gebeurd, maar dan wel twee maanden later. We hebben het nu dus twee maanden naar voren kunnen halen, ook in het belang van de gezondheid.
De heer Haverkort (VVD):
Niemand kan tegen het belang van de gezondheid zijn, dus daarover geen misverstand. Maar we krijgen wel zorgen vanuit de sector. Het lijkt ook alsof er wat verschil zit tussen hoe het op het ministerie wordt beleefd en hoe het in de sector wordt beleefd, los van het feit dat we een paar maanden eerder die maatregel intrekken, wat in de doorlooptijd van het nemen van technische maatregelen om die installaties aan te passen maar een hele korte tijd is. Dat verschil van inzicht zit volgens mij op het punt van die overschrijding, in de zin van: welke van de pak ’m beet 30 asfaltcentrales voldoen wel en welke niet? En wanneer je daar niet aan voldoet, welke ingrepen zijn dan nodig om te komen tot schone, herbruikbare circulaire asfaltcentrales? Ik kom zo tot mijn vraag, maar dit is wel van belang – De Telegraaf schrijft dan «Belgische toestanden» – want we weten ook dat pak ’m beet 85% van onze inwoners nog steeds gebruikmaakt van de auto en die rijdt heel vaak over asfalt. We hebben vandaag plenair een kleine 50 moties over het spoor met elkaar besproken. Dus dit gaat wel ergens over. De vraag is of de Staatssecretaris in staat is om, voordat het tot grote problemen leidt, nog eens een keer het gesprek aan te gaan met de sector, voor mijn part met Bouwend Nederland en de sector, om te kijken of daar helderheid is over die twee punten. In hoeverre is nou het volksgezondheidsprobleem daadwerkelijk beheerst door de huidige maatregelen eraf te halen? Wanneer gaan omgevingsdiensten meten en waar gaan ze dan op meten? Welke stoffen zijn dat dan? Zijn de normen die daarbij horen ook echt de normen die die ongezondheid met zich meebrengen? Zit daar misschien nog ruimte? Al was het maar – we hebben er ook schriftelijke vragen over gesteld, collega Koerhuis en ik – om de zorgen die daar leven, maar die ook uiteindelijk leiden tot mogelijk gedoe voor wegbeheerders – dat wil niemand, volgens mij – weg te nemen. Dat zou mij geruststellen.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik ben altijd graag bereid om nog een keer een gesprek te laten voeren met Bouwend Nederland, om ze nog een keer uit te leggen waarom wij doen wat wij doen en wat daar vervolgens weer de gevolgen van zijn voor de sector.
De voorzitter:
Dank ook voor die toezegging, mevrouw de Staatssecretaris. U kunt verdergaan met de beantwoording.
Staatssecretaris Heijnen:
Meneer Haverkort had nog gevraagd of ik het KNVB-onderzoek naar een schoon en betaalbaar alternatief voor vulmiddel voor kunstgrasvelden mede mogelijk wil maken en of ik met de KNVB wil komen tot een lijstje van milieuvriendelijke bruikbare korrels voor plezierig bespeelbaar kunstgras. Ik werk samen met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en met de sportbonden, waaronder de KNVB, aan een duurzaamheidslabel om de aanleg van niet-duurzame nieuwe velden uit te faseren. Daar worden de instrooimaatregelen ook in meegenomen. Ik heb samen met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport het streven dat kunstgrasvelden in 2030 bij voorkeur geen instrooimaterialen meer bevatten. Het is het beste voor het milieu als nieuwe velden in ieder geval niet langer gebruikmaken van dat synthetische instrooimateriaal. De Europese Commissie heeft synthetische instrooimaterialen opgenomen in een restrictievoorstel over opzettelijk toegevoegde microplastics. In dit voorstel is een verbod opgenomen op marktplaatsing van synthetische instrooimaterialen, met een overgangstermijn van zes jaar. Daar ben ik positief over.
De voorzitter:
Meneer Haverkort, u bent nu door uw interrupties heen. Mevrouw Hagen ook. Ik heb gezegd dat, ook gezien de compacte samenstelling, iedereen één extra vraag krijgt en die gaat u nu gebruiken.
De heer Haverkort (VVD):
Dit was ook mijn laatste punt, volgens mij. De rest doe ik wel in tweede termijn, als dat nog nodig mocht zijn. Dank voor het uitgebreide antwoord. Ik vroeg alleen maar of de Staatssecretaris nog even in gesprek wilde over dat onderzoek dat de KNVB graag wil starten. Die willen helemaal niet wachten tot het 2030 is, maar die willen daar graag op korte termijn al wat aan doen. Ik heb zomaar eens het vermoeden dat dat over een klein beetje geld gaat. Dus als we dat vanuit IenW kunnen faciliteren, dan zou in ieder geval daar op korte termijn, wellicht al vooruitlopend op al die Europese ambities, ruimte kunnen ontstaan. Dat was de hoofdvraag.
Staatssecretaris Heijnen:
Meneer Haverkort weet dat ik af en toe veel woorden gebruik om te proberen te duiden wat uiteindelijk een goed antwoord is waarvan ik hoop dat hij daar tevreden mee is, maar ik zal het nu kort houden. Ja, ik ben graag bereid om met de KNVB daarnaar te kijken. Sterker nog, dat doen we al. We doen dat onderzoek samen.
De voorzitter:
Dank u wel. De Staatssecretaris had overigens al vermeld dat zij samen aan het werken was met de KNVB.
De heer Haverkort (VVD):
Ik zal nog beter luisteren, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Mulder.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, dank. De Staatssecretaris begon over microplastics. Met dat onderwerp ben ik denk ik al bezig sinds 2012/2013, om dat uit make-up en overal weg te krijgen. Precies vandaag, nu wij dit debat hebben, komt TNO met een onderzoek naar buiten over microplastics. Dan gaat het ook nog eens een keer over restanten van autobanden. Vandaar dat ik er toch even op aansla. De Staatssecretaris gaat een brief sturen over dit onderwerp, over waar ze met de KNVB sneller in wil zijn. Misschien wil ze ook op die andere vlakken van microplastics sneller zijn. Op dat TNO-rapport wil zij vast wel een reactie geven. Zo te horen is zij daar al heel goed mee bezig. Ik ben blij om dat te horen, maar ik zou nog wel graag in een brief terugzien hoe we dat nog meer kunnen terugdringen. Het zit al in onze longen, concludeert ook TNO, dus dit is echt niet oké.
Staatssecretaris Heijnen:
Voorzitter. Die microplastics zijn natuurlijk echt een ontzettend belangrijk thema, dat we ook de komende tijd steeds meer de gaten en ook in de greep zullen moeten krijgen. Op sportvelden is natuurlijk ook nog eens een keer het verhaal dat mensen daar gewoon op voetballen of hockeyen, of wat voor sport ze daar dan ook op doen. Daar waren in eerste instantie ook nog wel wat vragen over hoe het dan met de gezondheid van mensen zit. Dus je hebt dat en dan heb je ook nog eens een keer de milieueffecten, bijvoorbeeld dat microplastics via die korrels in het milieu terechtkomen. Dus het is én gezondheid én milieu. Ik heb het onderzoek inderdaad even kort gezien, maar ik heb het nog niet helemaal kunnen duiden. Er zijn gewoon enorme uitdagingen.
Ik was een tijdje geleden – ik praat altijd graag in voorbeelden, dat weten jullie inmiddels van mij – bij een bedrijf op de Chemelot Campus dat zich specialiseert in circulaire autobanden. Ik schrik me elke keer weer een hoedje als ik dan hoor hoe ontzettend veel autobanden wereldwijd per jaar worden gedumpt. Je hebt gewoon hele bergen, letterlijk. Daar doen ze dan een laagje zand overheen en als je dat weer afgraaft, dan liggen daar gewoon ik weet niet hoeveel autobanden onder. Ergens krijg je dan dat die autobanden vergaan en dan komen die stukjes plastic dus in het milieu terecht en uiteindelijk ook in ons systeem. Dat wil je gewoon voorkomen.
Ik geloof er dus ook in dat we aan de ene kant zeker moeten kijken hoe we het voorkomen, maar dat het allerbeste om het te voorkomen is om ervoor te zorgen dat we gewoon überhaupt geen afval meer hebben. Dat neemt niet weg dat we nu ook al een enorm probleem hebben. Ik leef natuurlijk niet in de illusie dat we per volgende week een circulaire economie hebben gerealiseerd met z'n allen. Dus ik deel de zorg van mevrouw Mulder heel erg. We moeten zorgen dat we het beter gaan doen, dat we het goed in kaart hebben en dat we kijken welke maatregelen wij kunnen nemen. Ik denk ook – dat heb ik me zeker gerealiseerd toen ik in Indonesië was en daar discussies had over die plasticsoep die we met z'n allen aan het organiseren zijn – dat het gewoon niet oké is, als je ziet hoeveel afval wij in onze rivieren en in onze zeeën plempen. Dat gebeurt niet alleen in Indonesië. We moeten zorgen dat we dat wereldwijd aanpakken. Laten we dan eens beginnen met op z'n minst te kijken hoe we dingen in Europees verband op een fatsoenlijke manier kunnen regelen. Natuurlijk, alles wat we in Nederland nog aanvullend kunnen doen, moeten we ook niet nalaten, maar het heeft gewoon zo weinig zin als we in Nederland alleen maar het braafste jongetje van de klas zijn. Ik heb liever dat we zorgen dat we de kennis die wij hebben zo veel mogelijk delen, want dan is de impact die wij als Nederland als voorvechter hebben vele malen groter.
De voorzitter:
Mevrouw Mulder, uw extra, vijfde, interruptie.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, dank. Is de Staatssecretaris bereid om haar reactie op dat TNO-rapport naar de Kamer te sturen? Kunnen we vandaag de toezegging krijgen dat dat gedaan wordt en dat ook dat hele KNVB-verhaal daarin wordt meegenomen? Als zij dat eerder willen doen dan pas in 2030, zou mij dat een lief ding waard zijn, zeg ik hier.
Staatssecretaris Heijnen:
Eind deze maand komt er een Europees beleidspakket ook voor microplastics. Ik zou het dus ook mee kunnen nemen in het BNC-fiche. We zijn met z'n allen heel erg ambitieus, maar er zit hier een team op circulaire economie dat de komende maanden ook nog een nationaal programma moet gaan maken. Ik wil proberen te voorkomen dat we dingen te veel dubbel doen. Ik zou het dus graag in dat fiche willen meenemen als dat oké is.
De voorzitter:
U kunt uw beantwoording vervolgen.
Staatssecretaris Heijnen:
De heer Thijssen had nog een vraag over de actieagenda batterijen. Die is superbelangrijk, maar is dit nu de aanpak die nodig is? In de verduurzaming van de energie- en mobiliteitssector spelen batterijen inderdaad een heel belangrijke rol. De actieagenda batterijen is samen met de topsectoren opgezet en met een expertgroep van bedrijven en kennisinstellingen. Er hebben twee consultatiesessies met gezamenlijk meer dan 100 aanwezigen plaatsgevonden. Het actieplan schetst niet alleen maar doelen voor de komende jaren, maar ook voor 2030. Samen met mijn collega van Economische Zaken en Klimaat en met de batterijensector werk ik aan een achtjarig voorstel voor mogelijke indiening in de derde ronde van het Nationaal Groeifonds om onderzoek en innovatie op batterijsystemen verder te stimuleren. Ik denk dat we daarmee als Nederland op de goede weg zijn, maar we zullen wel oog moeten blijven houden voor de dynamiek in technologie en ook met de praktijk.
Dan had meneer Haverkort nog gevraagd of ik kan aangeven wanneer we het toegezegde overzicht van de grondstofstromen kunnen ontvangen. De brief met het overzicht is op 21 oktober naar u gestuurd. Meneer Haverkort houdt hem nu heel vrolijk in de lucht. Fijn dat u hem inmiddels heeft ontvangen.
Mevrouw Hagen vraagt of de tweedehandsmarkt wordt geraakt door de wet op heling en of ik daarover in overleg kan treden met JenV. Dat is inderdaad het terrein van mijn collega van JenV. Ik heb begrepen dat er oplossingen zijn gevonden, ook in overleg met de branchevereniging BKN en met de NVRD, om het werkbaar te maken voor de kringloopsector. Dat houdt bijvoorbeeld in dat niet-verstrekte goederen bestemd voor doorverkoop alleen geregistreerd hoeven te worden als ze individueel te identificeren zijn. Denk bijvoorbeeld aan een fiets met een framenummer. Er is gestreefd naar een goede balans tussen de wens om heling, witwassen en vermogensdelicten tegen te gaan en ook wel het ontzien van de tweedehandshandel. Ik blijf daarover wel in contact met mijn collega van JenV om ervoor te zorgen dat we niet het kind met het badwater weggooien.
Dan had mevrouw Hagen nog een vraag over restproduct schapenwol als isolatiemateriaal. Voor de waardering van de milieueffecten van een product zoals isolatiewol is de producent verantwoordelijk om een zogeheten levenscyclusanalyse, oftewel een LCA, te doen. Dat geldt ook voor het toerekenen van milieueffecten van restproducten. Vervolgens kunnen producenten dit in de Nationale Milieudatabase laten vastleggen, zodat met het product kan worden gerekend voor de milieuprestatie van bijvoorbeeld woningen. Voor zover ik weet, zijn er nog geen LCA's voor een dergelijk product gemaakt, maar naarmate de milieuprestatie-eis in de bouwregelgeving scherper wordt, wordt het wel meer de moeite waard voor de producent om een duurzaam product op te laten nemen in die Nationale Milieudatabase. Mijn collega voor Volkshuisvesting, Hugo de Jonge, stuurt de Kamer binnenkort nog een brief met zijn beleidsvoornemens voor circulair bouwen. Daarin gaat hij ook in op die overkoepelende milieuprestatie-eis en op de bouwregelgeving.
Dan had mevrouw Bouchallikh nog gevraagd of ik alternatieve menstruatieproducten kan stimuleren. Dat hoort bij het domein van het Ministerie van SZW en van VWS. Ik zal het verzoek aan de collega's van SZW doorgeven.
Dan ben ik door de vragen in eerste termijn heen.
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording, mevrouw de Staatssecretaris. Er is een interruptie van mevrouw Hagen.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik heb er nog meer, maar die neem ik mee in tweede termijn. Even met betrekking tot wol, en dat geldt eigenlijk ook voor het product autobanden. U identificeert zich met autobanden, voorzitter, en ik met de tweedehandsmarkt. Zo doen we allemaal weer wat. Natuurlijk gaat het me om de LCA's, en ja, dat kunnen producenten wel doen, maar het is dus wel zo dat binnen onze wetgeving, onze normen, onze regelgeving, zo'n product dus gewoon tenietgaat. Daarbij worden autobanden gezien als een volwaardig gerecycled product zodra het rubbergranulaat is. Ziet u dat hier precies mis is wat we nog moeten aanpassen in wet- en regelgeving, zodat we daadwerkelijk tot een circulaire economie komen? Zolang we dat zien als een volwaardig circulair gerecycled product, dat in ons milieu terechtkomt, en we een dierlijk circulair product als wol, dat gewoon weer opgaat in de natuur, als een niet-volwaardig product zien en verbranden, dan zit er dus nog heel veel mis. Dat is wat ik probeer aan te tonen met het stukje over wol. Heeft u daar een analyse op? Ik begrijp de LCA's. Ik weet hoe het werkt. Alleen, als we naar een circulaire economie willen, moeten we dit soort productgroepen analyseren en zien waarom dit het niet haalt en het niet wint van bijvoorbeeld glaswol, wat een enorm vervuilend product is.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal heel eerlijk zeggen dat ik het helemaal met mevrouw Hagen eens ben. Als je naar een circulair systeem wil, dan wil je dus net zorgen dat op z'n minst alles wat je in de keten brengt, er ook in blijft en dat dat nooit afval wordt. Als er bepaalde producten zijn zoals schapenwol, dan lijkt het mij heel erg logisch dat die een bepaalde status kunnen krijgen. Dan zal er ook vast naar veiligheid en dat soort zaken moeten worden gekeken. Dat geldt ook voor toepasbaarheid en levensduur, want je wil niet om de haverklap gebouwen opnieuw moeten isoleren als er andere, meer duurzame circulaire oplossingen mogelijk zijn. Als het zo is dat die ruimte er nu niet voldoende is, dan ga ik daar gewoon naar kijken. Ik vind het namelijk ook belangrijk dat we natuurlijk alle manieren die we kunnen bedenken om circulair te zijn en bijvoorbeeld circulair te bouwen of te isoleren zo veel mogelijk gebruiken, zeker als het ook nog om een dierlijk product gaat. Dus helemaal eens mevrouw Hagen, kortom.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw de Staatssecretaris. Mevrouw Bouchallikh, had u nu wel of geen vraag meer? Nee? Want u was de enige die nog vragen overhad. Dan kunnen we naar de tweede termijn gaan. Nogmaals bedankt voor de beantwoording. We gaan naar de tweede termijn van de Kamer. Ik stel voor ... Nou, het moet binnen een minuut, anderhalve minuut kunnen lukken. Mevrouw Hagen, D66. Uw tijd loopt.
Mevrouw Hagen (D66):
Dank u, voorzitter. Op dit moment lopen we vijftien jaar achter op circulair beleid, zo hebben we de SER laatst horen zeggen. Toch horen we vandaag weer dat het realistisch en haalbaar moet zijn. Ik heb daar toch wel mijn zorgen over, met name omdat duurzame pioniers niet daadwerkelijk aan tafel zitten bij de UPV. Die worden niet als eersten bevraagd, terwijl het wel de spelers zijn die laten zien dat circulair allang kan. Ik heb daar echt vragen over. Ik wil de Staatssecretaris nogmaals op het hart drukken dat ze echt met die spelers in gesprek gaat en daarin de ambities leidend laat zijn, en juist niet met de gevestigde orde. Op dit moment zien we namelijk een UPV waarbij de gevestigde orde, namelijk de producten, bepaalt en uiteindelijk de inwoner betaalt. Dat blijkt nu maar weer bij die verpakkingen. De inwoner betaalt drie keer – middels de aanschaf van het product, middels de afvalstoffenheffing bij gemeenten en, zo blijkt dus nu ook weer, aan het EU-fonds – voor al het plastic dat op de markt gebracht wordt. Volgens mij is er dus nog veel te behalen. Ik zou heel graag zien dat we in dat nationaal programma per productgroep kijken – ik zeg dit vooral om het gewoon mee te geven; het hoeft niet eens meer beantwoord te worden – wanneer we iets nou «gerecycled» noemen. Wanneer is het gerecycled? Wanneer is het circulair? Maar ook: wat is de einde-afvalstatus? Mevrouw Bouchallikh raakte ook al even aan dit punt. Wat betekent dat en wat heeft dat te maken met dat we het nog een keertje kunnen rondkrijgen?
U triggerde me toch weer over de plastic soep. Bent u bereid om echt op Europees maar zeker ook op nationaal niveau, aangezien we als braafste jongetje van de klas koploper zijn in de export van plastic, te werken aan een totaalverbod op de export van plastic?
De voorzitter:
Ik ben daar niet toe bereid, maar ik zal dat doorgeleiden naar de Staatssecretaris, die naast mij zit. Alstublieft, mevrouw Hagen namens Democraten 66. Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, meneer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter, dank. Ik ben overigens wel benieuwd hoe dat exportverbod van plastic afval zich moet verhouden tot het vrije verkeer van plastic om het vervolgens weer te kunnen recyclen, maar ik ben heel benieuwd hoe de Staatssecretaris daarop reageert.
Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn van de vele vragen die ook van mijn zijde gesteld zijn. Ook dank voor de antwoorden die ik kreeg toen ik daar op sommige punten nog wat over doorvroeg.
Twee dingen staan voor mij nog open. Het eerste is een detail. Dat gaat over de komst van de Europese einde-afvalverordening waar de Staatssecretaris mee bezig is. Volgens mij deed ze een toezegging. Ik vroeg me af of de Staatssecretaris kan delen wanneer zij verwacht die naar de Kamer te kunnen sturen, of wanneer die mogelijk uit Europa komt met een fiche erbij. Dat is één.
Het tweede gaat over dat grondstoffenoverzicht, waarvoor dank. Ik had dat in mijn eerste termijn niet genoemd, anders dan met de vraag of het nog kwam. Het was er inmiddels en dat is hartstikke fijn. Daarmee hebben we namelijk voor de helft van de oorspronkelijke vraag inzicht. Dat gaat over de hoeveelheden van de verschillende afvalgrondstoffen. Waar we nog geen inzicht in hebben, is in de bijbehorende kosten. Daarvan zegt de Staatssecretaris dat het ingewikkeld is, omdat het niet allemaal bekend is en omdat het in sommige gevallen bedrijfsgegevens zijn. Maar ze zegt ook dat we er wel aan werken – dan moet ik citeren – «om door meer transparantie in de keten de kwaliteit van de in te zamelen materiaalstromen te verbeteren». Dat gebeurt dan samen met gemeenten, inzamelaars en verwerkers. Dat wordt dan een soort «maatwerktraject kwaliteit» genoemd. Ik ben wel benieuwd hoeveel van die trajecten we de afgelopen periode met elkaar hebben doorlopen en welke resultaten daar dan uit komen. Ik snap ook dat de Staatssecretaris daar nu in tweede termijn niet gelijk op kan ingaan, maar ik zou dat dan eventueel schriftelijk willen zien of willen zien dat het betrokken wordt bij het Nationaal Programma Circulaire Economie, omdat juist die transparantie, ook de financiële transparantie, heel erg helpt bij het verhogen van de opbrengst van de grondstoffen en het verlagen van de kosten.
Voorzitter, tot zover. Dank.
De voorzitter:
Mevrouw Hagen riep nog even tussendoor dat ze graag een tweeminutendebat wil aanvragen. Dat gaat naar de Griffie plenair, dus dat staat ook genoteerd. Mevrouw Bouchallikh namens GroenLinks.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik begon mijn betoog vorige week met het belang van die grondstoffentransitie. Dit is een belangrijk onderdeel van de circulaire economie, juist ook om de klimaatcrisis aan te pakken. Ook sprak ik over de noodzaak om beleid te maken waarbij sprake is van dwang en drang, zoals geciteerd door de heer Nijpels. Ik ben dan ook blij met de reactie van de Staatssecretaris, die zei: we kijken nog te vaak met een lineaire bril naar de circulaire economie. Ze is daarover ook in gesprek met het PBL.
Ik vind het fijn dat de Staatssecretaris heeft toegezegd dat ze verder gaat onderzoeken of de grondstofstrategie apart wordt beoordeeld, of onderdeel wordt van het circulaire programma.
Dan de doelen van de circulaire economie. We zullen toch blijven hameren op meer concrete doelstellingen en afrekenbare doelen. Op dat punt komen we elkaar vast nog tegen.
De Staatssecretaris zei dat het niet meteen per se mogelijk is om een grijze fase in te stellen voor die einde-afvalstatus, maar ik ben blij met de toezegging om te kijken hoe gemeenten ondersteund kunnen worden om daar meer ruimte voor te ontwikkelen.
De vraag over de menstruatieproducten wordt doorgeleid. Ik ben heel erg benieuwd wat daaruit gaat komen.
Tot slot kom ik op het statiegeld. Net als collega Van Esch begin ik daar bijna elk debat over. Ik heb dit keer bewust hierover even niet geïnterrumpeerd, want ik dacht: wat kan ik hierover nog meer zeggen? Ik zeg nu even heel eerlijk dat ik vol spanning ga bekijken wat er allemaal uit komt, maar ik hoop ook, net als collega Hagen, dat we vooral van het verloop van dit proces gaan leren. Dit heeft immers ondertussen heel veel onrust en onduidelijkheid teweeggebracht. Ik hoop dat we dat in het vervolg kunnen voorkomen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bouchallikh. Het woord is aan mevrouw Agnes Mulder. Zij spreekt namens het Christen Democratisch Appèl.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ja, namens het mooie Christen Democratisch Appèl.
Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de toezeggingen. Ik ga het lijstje dat de griffier voor de voorzitter heeft opgesteld goed controleren. Ik ga controleren of het er allemaal goed op staat.
We zijn gewoon heel erg benieuwd naar het nationaal programma. Ik hoop toch wel dat daar de grondstoffenstrategie ook in zit. Ik hoop ook dat de geopolitieke effecten van een grondstoffenstrategie daarin zitten, want anders hebben we los van elkaar prachtig mooie doelen, maar krijgen we straks gewoon problemen met bepaalde materialen. Natuurlijk zijn alle materialen belangrijk, zeker die grote bulkmaterialen. Maar veel vaker zit het ’m in materialen die veel zeldzamer zijn en waar China gewoon toch wel heel veel controle over heeft. Op die zaken moeten we bij dit beleid ook letten. Ik roep de Minister van Buitenlandse Zaken er altijd toe op om dat weer goed af te stemmen met de Staatssecretaris die hierover gaat. Ik blijf hierop duwen en hieraan sleuren en trekken, net zolang tot we het voor elkaar hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Mulder.
We schorsen voor maximaal vijf minuten. Rond 18.10 uur starten we weer. De schorsing is ook bedoeld voor een sanitaire stop, want water moet ook gerecycled worden.
De vergadering wordt van 18.04 uur tot 18.10 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het commissiedebat Circulaire economie. We gaan luisteren naar de termijn van de Staatssecretaris en dan zullen we dadelijk ook nog even de toezeggingen doornemen. Alstublieft, mevrouw de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn best wel veel opmerkingen gemaakt in tweede termijn en er zijn ook een aantal vragen. Mevrouw Hagen vroeg waarom tweedehands uit de UPV textiel is gehaald. De UPV textiel gaat over textiel die nieuw op de Nederlandse markt wordt gebracht. Op die manier wordt een kledingstuk één keer meegeteld bij de doelstelling voor recycling en hergebruik. Er zijn eigenlijk twee soorten tweedehandskleding. Dat is bijvoorbeeld kleding die door een consument op Vinted of zo wordt doorverkocht aan een andere consument die het weer gaat dragen, en je hebt kleding die in een kledingcontainer wordt afgedankt en die na sortering in een tweedehands winkel belandt. Volgens mij zijn er trouwens wel meer soorten tweedehandskleding, want je hebt ook hele mooie vintagezaken. De UPV textiel gaat niet over die eerste vorm van tweedehands, maar gaat over textiel dat in de afvalfase is beland. Voor die textiel biedt de UPV een oplossing.
Mevrouw Hagen vroeg ook wanneer het onderzoek naar plastic en textiel gaat lopen. Zij vroeg ook of ik wil kijken naar mechanische en chemische recycling. Het onderzoek naar producteisen voor textiel gaat binnenkort van start. Ik verwacht dat dit medio 2023 wordt afgerond. Dat onderzoek gaat over producteisen die straks in het nieuwe raamwerk voor ecodesign kunnen worden gesteld. Het gaat daarmee over de designfase en niet rechtstreeks over mechanische en chemische recycling, maar natuurlijk is de recyclebaarheid van textiel ook heel erg belangrijk, dus in die zin krijgt dit wel een plek in het onderzoek.
De voorzitter:
Mevrouw Hagen heeft een vraag.
Mevrouw Hagen (D66):
Nog even over de tweedehandsmarkt. De Staatssecretaris gaf zelf aan dat ze een koopman had gesproken die nieuw textiel met tweedehandstextiel verbindt en dat daar hele mooie resultaten bij zijn. Precies dat is wat de UPV wel zou kunnen behartigen, namelijk dat producenten hun eigen tweedehandstextiel innemen en ook weer op een bepaalde plek in de markt brengen. Het is heel belangrijk dat dat goed geborgd is. Ik hoop dat dat dus ook geborgd blijft.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat blijft geborgd.
Dan had mevrouw Hagen nog een vraag over het plastic afval naar landen buiten de EU. Het allerbelangrijkste vind ik dat als we afval exporteren, dat ook op een hoogwaardige manier wordt verwerkt. Daarbij moeten we ook eerlijk inzien dat er op dit moment nog niet voldoende capaciteit is om al ons afval binnen de EU op een hoogwaardige manier te verwerken. Zolang we binnen de EU onvoldoende capaciteit hebben, heeft export voor hoogwaardige verwerking buiten de EU de voorkeur boven laagwaardige verwerking of storting van afval binnen de EU. Dan moet je er dus wel gericht op sturen dat de verwerking buiten de EU voldoet aan onze eisen voor milieuverantwoorde verwerking. Dat dat niet in alle gevallen goed gaat, laat het voorbeeld van de Plastic Soup Foundation in Indonesië natuurlijk maar al te goed zien. Maar daar ligt ook een rol voor de ILT, dus die heb ik ook aangesproken, zo van: let daar nou op, want we hebben signalen dat ... Daar heb ik de commissie ook nog niet zo lang geleden over bericht. Met de aanstaande herziening van de Europese verordening overbrenging afvalstoffen wordt een nog verdere aanscherping beoogd, om de export van afval buiten de EU tot een minimum te beperking en die alleen toe te staan als we gericht kunnen sturen op milieuverantwoorde verwerking.
Dan ben ik nog heel even aan het kijken, want mevrouw Hagen duwde een aantal keren op het belang van die pioniers. Ik vraag me af of ze daarbij concrete pioniers in gedachten heeft. Wellicht kan ze mij die nog even doorgeven. Dan kan ik zorgen dat er sowieso door het ministerie contact wordt gezocht met die pioniers, voor zover zij nog niet op een goede manier in beeld zijn. Het blijft natuurlijk ook heel belangrijk om niet alleen op pioniers te focussen, want we willen die combinaties op een goede manier maken. Daar hebben we het volgens mij ook al eerder in het debat vanavond over gehad.
Dan vroeg mevrouw Hagen nog wanneer iets gerecycled is en wanneer iets circulair is. Komt daar duidelijkheid over in het NPCE? Dat gaan we meenemen in het programma.
Dan vroeg meneer Haverkort nog wanneer de afvalverordening naar de Kamer komt. Zodra die gepubliceerd wordt, zal ik zorgen dat die ook naar de Kamer wordt gestuurd. Dat lijkt nu het eerste kwartaal van 2024 te worden.
Wacht heel even, voorzitter. O, ik dacht dat u dacht dat ik al klaar was.
De voorzitter:
Nee, nee, gaat u rustig verder.
Staatssecretaris Heijnen:
Dan vroeg de heer Haverkort naar maatwerktrajecten en inzicht in de kosten van afvalstoffen. Het gaat om private informatie, dus dat maakt het heel ingewikkeld om daar een heel uitgebreid gebeuren van te maken. Maar ik kan wel toezeggen dat we daar aandacht voor zullen hebben in het Programma Circulaire Economie.
Volgens mij had mevrouw Bouchallikh alleen nog een aantal constateringen en niet echt meer een vraag.
Mevrouw Mulder vroeg nog naar het grondstoffenbeleid. Dat zit natuurlijk primair bij EZK, dat nog een brief zal sturen over de grondstoffenstrategie. Maar het is wel van belang dat wij ook in ons circulaire programma die grondstoffenstrategie bespreken, in het kader van de circulaire economie die we met z'n allen zo graag willen, zoals we hier zitten.
De voorzitter:
Hartelijk bedankt voor de beantwoording. Er zijn geen vragen meer. Ik ga even de toezeggingen voorlezen, dus ik vraag de leden en zeker de Staatssecretaris om mee te luisteren of alles goed is geformuleerd.
– De Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over de vraag of er een aparte grondstoffenstrategie komt of dat deze onderdeel zal zijn van het Nationaal Programma Circulaire Economie.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik had het iets anders aangegeven. Die grondstoffenstrategie komt van EZK, dus dat is niet iets wat ik ga aanleveren. Dat gaat EZK ongetwijfeld op enig moment in de tijd doen. Wat ik wel toezeg, is dat we ervoor zorgen dat de grondstoffenstrategie wordt verwerkt in ons Nationaal Programma Circulaire Economie.
De voorzitter:
Mevrouw Bouchallikh heeft daar nog een vraag over.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ja, heel kort. Dank voor de toezegging van de Staatssecretaris. Mijn vraag is of zij daarin het rapport van de Sociaal-Economische Raad kan meenemen, waarin heel expliciet wordt gezegd wat de rol zou kunnen zijn van dit ministerie, juist om dat interdepartementale vast te kunnen houden.
De voorzitter:
De Staatssecretaris heeft dat bevestigd. Dank u wel, mevrouw Bouchallikh.
– De Kamer ontvangt in januari volgend jaar het Nationaal Programma Circulaire Economie. Als januari volgend jaar niet lukt, laat de Staatssecretaris dat schriftelijk weten aan de Kamer. De uiterste deadline voor het programma is de tweede week van februari.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb gezegd dat ik het programma zo snel mogelijk aan de Kamer doe toekomen. Maar het is ook zo dat ik het traject op een goede manier moet doorlopen. Dat betekent dat ik het wel eerst door de ministerraad moet krijgen. Om zo scherp te stellen dat het uiterlijk de tweede week van februari komt ... Ik wil ernaar streven. Zullen we dat erbij kunnen voegen?
De voorzitter:
Dat was inderdaad naar aanleiding van een vraag van mevrouw Van Esch; dat is ook zo. Het wordt in ieder geval zo aangepast zoals u het nu hebt gezegd.
– Voor het tweeminutendebat – dat is aangevraagd door mevrouw Hagen, dus die gaat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de eerste spreker worden – wordt de Kamer geïnformeerd over de problemen in het kader van afvalverwerking die spelen bij gemeenten, en specifiek die in Twente, en de oplossingsrichtingen erbij. Dat was naar aanleiding van een vraag van mevrouw Mulder.
– Het afwegingskader ten aanzien van single-use plastics – ik zou liever spreken van eenmalig gebruik, want dit is een Nederlandstalig parlement, maar zo wordt het nou eenmaal genoemd – komt voor de kerst naar de Kamer. Dat was naar aanleiding van een vraag van de heer Haverkort.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, dat heb ik toegezegd en ik ben dat trouwens ook wel met u eens. We hebben laatst als ministerie een convenant – of een stuk, want «convenant» is ook alweer een lastig woord – getekend dat we geen lastige woorden proberen te gebruiken. Ik moet zeggen dat ik zelf ook merk, en ook aan de hele commissie, dat we best nog wel een slag kunnen maken bij het gebruik van moeilijke woorden. Ik kan me echt voorstellen dat je, als je als gewoon geïnteresseerd iemand zit te kijken, de halve tijd denkt: waar hebben ze het nou precies over? Daar kan taalgebruik een hele belangrijke rol in spelen, dus daar zal ik in elk geval nog eens goed over nadenken.
De voorzitter:
Dat vind ik heel sympathiek. Er kijken ook vaak hoogbejaarde mensen en die weten vaak absoluut niet waar het over gaat. Ik vind dat we ook met die mensen rekening moeten houden. Dank u wel, mevrouw de Staatssecretaris.
– Begin volgend jaar komt de Staatssecretaris met verbetervoorstellen voor de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Hierin, of in een aparte brief, zal de Staatssecretaris ingaan op de vraag of gemeenten een plek krijgen in die UPV. Naar aanleiding van een vraag van mijzelf.
Staatssecretaris Heijnen:
Eerste helft volgend jaar, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel.
– In het BNC-fiche over het EU-voorstel inzake plastic dat eind deze maand naar de Kamer komt, zal ook een reactie worden opgenomen op het TNO-rapport over microplastics en wordt ingegaan op het KNVB-onderzoek naar milieuvriendelijk rubbergranulaat. Dat was een vraag van Haverkort en Mulder.
Mevrouw Hagen (D66):
Nog even over die vorige toezegging. Gemeenten hebben natuurlijk al een rol in die UPV, dus het is een beetje een raar verzoek en een rare toezegging. Om het nog even te verduidelijken: we hebben het al eerder gehad over die zorgplicht en over die rol van gemeenten. Over een plek aan tafel van die ketenpartners liggen er al verschillende moties, dus als u die kunt samenvoegen, dan is iedereen gelukkig.
De voorzitter:
Over de zorgplicht heeft de Staatssecretaris het ook al gehad.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het gaat ook om de governance en hoeveel invloed je er dan nog op hebt. Als jij een partij afval hebt en daar wordt een bepaalde prijs aan gehangen en jij gaat daar helemaal niet over, en als er ook niet een derde is die daarbij meekijkt, dan vind ik dat wel problematisch. Vervolgens wordt er dan heel veel afval dat gerecycled kan worden, niet gerecycled. Dat wordt niet uitgezocht en dan gaat het de verbrandingsoven in. Het zit dan aan twee kanten verkeerd en je hebt er totaal niks over te zeggen. Ik vind het raar dat er dan een rekening van miljoenen extra op het bordje komt van de gemeenten. Daar zit mijn probleem.
De voorzitter:
U bent een mooie, mevrouw Mulder. We zeggen net: geen Engelse woorden gebruiken en u stopt er meteen weer eentje tussen. Het zij u vergeven, zo laat op de avond, of vroeg.
Er is nog één toezegging:
– De Kamer zal worden geïnformeerd over de wijze waarop gemeenten beleidsmatig ondersteund kunnen worden rondom een grijze fase van afval, in het kader van afvalverzameling bij milieustraten en kringlopen.
Dan zijn we klaar. Zijn er nog nabranders? Geen uitbranders uiteraard, maar nabranders of vragen? Iedereen tevreden?
Dan dank ik allereerst de mensen op de publieke tribune en de mensen die thuis hebben gekeken en geluisterd. Ik dank de Staatssecretaris, de leden der Staten-Generaal, onze griffiers en ook zeker onze collega van de Dienst Verslag en Redactie en onze trouwe Kamerbode, die weer vliegensvlug was vandaag. Allemaal hartelijk bedankt en een behouden thuiskomst, smakelijk eten voor dadelijk en een gezegende avond.
Sluiting 18.23 uur.