[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Gewijzigd amendement van de leden Maatoug en Nijboer ter vervanging van nr. 59 over het afschaffen van de vrijstelling in de dividendbelasting

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023)

Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)

Nummer: 2022D46425, datum: 2022-11-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36202-83).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36202 -83 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023).

Onderdeel van zaak 2022Z21488:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 202 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023)

Nr. 83 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN MAATOUG EN NIJBOER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 59

Ontvangen 9 november 2022

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel XV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVA

De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt «, anders dan ter tijdelijke belegging,».

2. Het derde lid vervalt.

3. Het vierde lid vervalt.

B

Artikel 4c vervalt.

C

Artikel 4d vervalt.

D

In artikel 6 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

Toelichting

Dit amendement is bedoeld om een overbodige vrijstelling in het belastingstelsel te schrappen, namelijk de vrijstelling voor inkoop van eigen aandelen in de dividendbelasting. Het Nederlandse belastingstelsel bevat zeer veel vrijstellingen, aftrekposten en regelingen die ondoelmatig, inefficiënt of simpelweg overbodig zijn. Dit leidt tot grote complexiteit en onrechtvaardige uitkomsten. Dit amendement schrapt zo’n vrijstelling en draagt daarmee bij aan het rechtvaardiger en eenvoudiger maken van het belastingstelsel.

Over de inkoop van aandelen wordt in beginsel dividendbelasting geheven, maar de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB 1965) kent uitzonderingen op dit uitgangspunt. Dit amendement regelt dat deze uitzonderingen (en de daaraan gerelateerde bepalingen) komen te vervallen.

Ten eerste regelt dit amendement dat dividendbelasting wordt geheven op opbrengsten uit aandelen die ter tijdelijke belegging zijn ingekocht. Op dit moment is dat niet het geval. Deze uitzondering in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, Wet DB 1965 wordt geschrapt. Artikel 3, derde en vierde lid, Wet DB 1965 worden daarmee overbodig en komen daarom eveneens te vervallen. Deze bepalingen gaan over het als inkoop ter tijdelijke belegging aanmerken van (i) de inkoop van aandelen met het oog op de nakoming van een optieverplichting jegens bepaalde werknemers en (ii) de inkoop van aandelen door een beleggingsinstelling of een instelling voor collectieve belegging in effecten.

Door middel van dit amendement wordt daarnaast de inkoopfaciliteit van artikel 4c Wet DB 1965 geschrapt. Bij beursfondsen kan momenteel onder strikte voorwaarden en tot in zekere mate de heffing van dividendbelasting achterwege blijven indien zij eigen aandelen inkopen. Hiervoor gelden meerdere voorwaarden en limieten.

Tot slot vervalt de met artikel 3, vierde lid, Wet DB 1965 samenhangende faciliteit in artikel 4d Wet DB 1965 ten behoeve van beleggingsinstellingen of bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten, ter zake van niet ter tijdelijke belegging ingekochte aandelen.

Budgettaire gevolgen

Het vervallen van de faciliteiten voor aandelen die ter tijdelijke belegging zijn ingekocht (artikel 3, eerste lid, onderdeel a, artikel 3, derde en vierde lid, en artikel 4d Wet DB 1965) leidt waarschijnlijk tot een verwaarloosbare budgettaire opbrengst.

De opbrengst die samenhangt met het vervallen van de inkoopfaciliteit voor beursfondsen (artikel 4c en artikel 6 Wet DB 1965) wordt naar de huidige inzichten geschat op structureel € 400 miljoen per jaar. In deze opbrengst is geen rekening gehouden met het risico dat bedrijven als gevolg van deze maatregel Nederland zullen verlaten. Door vertrek of vestiging en de impact van wijzigingen in het inkoopbeleid van grote beursfondsen kan de opbrengst van jaar tot jaar aanzienlijk fluctueren. De geschatte opbrengst is verder gebaseerd op de verwachting dat een klein deel van de inkoop van aandelen zal worden voortgezet als aandeleninkoop, ondanks het fiscaal ongunstige effect van brutering zonder mogelijkheid van verrekening. Sommige bedrijven zullen aandeleninkoop namelijk blijven gebruiken als instrument voor financiële doelstellingen als een stabiel dividendbeleid, een hogere aandelenkoers of het tegengaan van verwatering. Voor het overige zal naar verwachting een deel als reguliere dividenduitkering worden belast en een ander deel zal op onbelaste wijze worden uitgekeerd als kapitaalteruggave of op andere wijze buiten de grondslag van de dividendbelasting blijven.


Maatoug

Nijboer