[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Rapport van de procureur-generaal van de Hoge Raad over 'Onderzoek in een geautomatiseerd werk – over de toepassing van opsporingsbevoegdheden als bedoeld in de artikelen 126nba lid1, 126uba lid 1 en 126zpa lid 1 van het Wetboek van Strafvordering door het Openbaar Ministerie'

Rechtsstaat en Rechtsorde

Brief regering

Nummer: 2022D46459, datum: 2022-11-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29279-744).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29279 -744 Rechtsstaat en Rechtsorde.

Onderdeel van zaak 2022Z21507:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 744 BRIEF MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2022

Graag bied ik u aan de eindrapportage «Onderzoek in een geautomatiseerd werk – over de toepassing van opsporingsbevoegdheden als bedoeld in de artikelen 126nba lid1, 126uba lid 1 en 126zpa lid 1 van het Wetboek van Strafvordering door het Openbaar Ministerie» van de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden(PGHR), die op 9 november aan mij werd aangeboden.

Art. 122 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie stelt dat de PGHR de Minister in kennis kan stellen van het feit dat naar zijn oordeel het Openbaar Ministerie (OM) bij de uitoefening van zijn taak de wettelijke voorschriften niet naar behoren handhaaft of uitvoert. Aan de toezichthoudende taak wordt invulling gegeven door thematische onderzoeken.

Dit onderzoek heeft zich gericht op de vraag of de wijze waarop het Openbaar Ministerie toepassing geeft aan de bevoegdheid tot onderzoek in een geautomatiseerd werk voldoet aan de daarvoor geldende wettelijke voorschriften en de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en behoorlijkheid, en of het toezicht op de uitvoering daarvan toereikend is.

De PGHR stelt dat de wijze waarop het Openbaar Ministerie ten aanzien van de onderzochte gevallen toepassing heeft gegeven aan de bevoegdheid tot het uitvoeren van onderzoek in een geautomatiseerd werk grosso modo voldoet aan de wettelijke voorschriften. In beginsel is in de onderzochte zaken voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Niettemin zijn er enkele onvolkomenheden en knelpunten geconstateerd. In het rapport worden in dat verband acht aanbevelingen gedaan.

Ik ben de PGHR en de onderzoekers zeer erkentelijk voor dit doorwrochte onderzoek dat een noodzakelijke en bruikbare toevoeging is aan de wetsevaluatie van de bevoegdheid tot het binnendringen in een geautomatiseerd werk, die ik uw Kamer eerder toestuurde.1 De reactie op dit rapport zal ik verwerken in de beleidsreactie op de wetsevaluatie van het WODC die ik u in het voorjaar van 2023 toestuur.

De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius


  1. Kamerstuk 34 372, nr. 30.↩︎