[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden (Kamerstuk 31293-650)

Primair Onderwijs

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2022D46679, datum: 2022-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D46679).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z20218:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2022D46679 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 21 oktober 2022 inzake scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden (Kamerstuk 31 293, nr. 650).

De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie,
Huls

Inhoud blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng van de leden van de D66-fractie 2
Inbreng van de leden van de CDA-fractie 3
Inbreng van de leden van de SP-fractie 3
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie 4
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie 5
Inbreng van de leden de van SGP-fractie 6
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs 7

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerbrief «Scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden» en hebben hier nog enkele vragen over.

Deze leden lezen dat er extra hulp wordt georganiseerd op scholen in het kader van het verbeteren van de basisvaardigheden. Kan de Minister verder toelichten hoe deze basisteams er specifiek uit gaan zien? Hoe voorkomt de Minister bijvoorbeeld dat de basisteams onderwijsprofessionals aan de school onttrekken? Hoe garandeert de Minister daarnaast de kwaliteit van de externe experts? Welke eisen gaat de Minister aan deze experts stellen, zo vragen zij.

Op pagina 2 van de Kamerbrief lezen de leden als voornoemd dat de Minister ervoor wil zorgen dat scholen die als onvoldoende of zwak beoordeeld zijn door de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie), vanaf begin 2023 een beroep kunnen doen op extra financiële middelen, specifiek om meer focus op basisvaardigheden te leggen. Om hoeveel extra financiële middelen gaat het hier precies, zo vragen zij.

Voornoemde leden begrijpen dat er dit jaar gebruik is gemaakt van een loting om de subsidie toe te wijzen aan scholen, maar zij vinden dit geen goede oplossing voor de lange termijn. Hoe gaat de Minister dit in de toekomst inrichten? En op welke indicatoren wil de Minister zich gaan baseren, zodat de subsidie terechtkomt bij de scholen waar dit het hardst nodig is, zo vragen zij.

Tot slot lezen voornoemde leden dat de Minister de voortgang van leerlingen met betrekking tot basisvaardigheden jaarlijks wil peilen en deze leden juichen dit toe. Op welke manier gaat hij deze informatie inzichtelijk maken voor belanghebbenden, zo vragen zij.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief inzake scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij willen voorleggen aan de Minister.

Deze leden vinden het van groot belang dat alle kinderen goed leren lezen, schrijven en rekenen. Immers, deze vaardigheden heb je nodig om goed mee te kunnen doen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Zij zijn daarom positief dat de Minister in navolging van het coalitieakkoord inzet op het verbeteren van de basisvaardigheden. Deze leden zijn blij te vernemen dat met de subsidie meer dan 600 scholen geholpen kunnen worden in plaats van de in eerste instantie beoogde 500 scholen. Zij hebben begrip dat de eerste fase via een loting is gedaan om de vaart erin te houden en snel van slag te kunnen gaan. Zij zijn echter van mening dat deze subsidie terecht moet komen bij de scholen die de gelden het hardst nodig hebben. Het is goed dat de Minister daarom alsnog 53 scholen, die waren uitgeloot, maar wel door de inspectie beoordeeld zijn als onvoldoende of zwak, heeft betrokken bij de regeling. Kan de Minister met zekerheid zeggen dat nu geen scholen buiten de boot vallen die de regeling wel hard kunnen gebruiken? Was er geen mogelijkheid om de loting zodanig in te richten dat die scholen werden bereikt die de gelden het best kunnen benutten? Waarom heeft de Minister er bijvoorbeeld niet voor gekozen om scholen te verplichten hun resultaten te laten zien om in aanmerking te komen voor de regeling, zo vragen zij.

Voornoemde leden lezen dat «scholen die als onvoldoende of zwak beoordeeld zijn door de inspectie, vanaf begin 2023 een beroep kunnen doen op extra financiële middelen, specifiek om meer focus op basisvaardigheden te leggen». Kan de Minister toelichten of hier ook specifiek aandacht is voor effectief bewezen methoden? Deze leden lezen dat middels een streekproef wordt gecontroleerd op een goede besteding van de ontvangen subsidie. Is het niet beter om op voorband scholen een handreiking te doen, waarbij aandacht is voor de inzet van effectief bewezen methoden, net als bij de subsidie gedurende de coronapandemie en de gevolgen daarvan, zo vragen zij.

Wat is tot slot de status van de herziening van het curriculum, waarbij specifiek gefocust wordt op de basisvaardigheden, digitale vaardigheden en burgerschap, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief inzake scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden. Deze leden hebben hierover enkele vragen.

Deze leden zijn teleurgesteld dat de selectie van de subsidieregeling basisvaardigheden via loting is gegaan. Zij willen graag weten hoe bij volgende aanvraagrondes van de subsidieregeling ervoor gezorgd wordt dat de middelen voor de basisvaardigheden op de scholen terecht komen die daar het meeste baat bij hebben. Bijvoorbeeld door scholen bij de subsidieaanvraag informatie mee te laten sturen over hun scores op het gebied van taal en rekenen.

De leden als voornoemd willen van de Minister weten waarom er meer landelijke monitoring nodig is. Alle scholen worden toch al door de inspectie gecontroleerd? Zou monitoring dan niet alleen beperkt moeten worden tot de scholen die het oordeel zwak of zeer zwak hebben gekregen én scholen die een subsidie aanvragen? Deze leden vragen of deze scholen niet zelf hun scores aan moeten geven, waarbij ze een plan presenteren hoe ze de basisvaardigheden willen verbeteren en welke niveaus ze daarbij willen bereiken. Kortom: wat is de noodzaak voor landelijke monitoring en het opleggen van verplichtingen, zo vragen zij.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Kamerbrief «Scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden». Zij hebben daar nog enkele vragen over.

Allereerst vragen deze leden wie onderdeel gaan uitmaken van de basisteams. Zijn dit leraren of andere experts? Op welke manier zijn deze mensen geworven en wat zijn de minimale beroepseisen? En klopt het dat deze mensen direct in dienst komen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Zo ja, waarom moeten scholen dan via een subsidie voor deze teams betalen? Zou dit niet makkelijker geregeld kunnen worden? Zo niet, waar zijn deze mensen dan in dienst en op welke wijze worden ze ingehuurd, zo vragen zij.

Tevens vragen voornoemde leden waar de focus op komt te liggen door de basisteams. Is dit vooral taal en rekenen of ook voor digitale vaardigheden en burgerschap? Hoe ziet deze verdeling er uit of is dat per school verschillend? En vindt de Minister dat de focus juist vooral op taal en rekenen gelegd moet worden, zoals ook de Onderwijsraad adviseert in haar rapport «Taal en rekenen in het vizier»1? Wat is uw reactie op de aanbevelingen uit dit rapport? De Onderwijsraad adviseert een integrale en structurele focus op taal en rekenen, aldus deze leden. In het rapport staat dat de kwaliteit van taal- en rekenonderwijs wordt bepaald door vele met elkaar samenhangende factoren en dat deze factoren langdurig en in samenhang moeten worden aangepakt. Hoe verhouden de subsidieregelingen, zoals de extra regeling voor onvoldoende en zwak beoordeelde scholen, zich tot het advies van de Onderwijsraad? Waarom kiest de Minister ervoor om een masterplan – wat een integraal plan voor de lange termijn impliceert te zijn – te laten bestaan uit eenmalige subsidieregelingen, zo vragen zij.

Ten slotte vragen de leden als voornoemd of de Minister van mening is dat het een voorwaarde is dat het lerarentekort wordt opgelost om het taal- en rekenonderwijs structureel op orde te brengen. En is de Minister het ermee eens dat leraren tevens een goede beheersing dienen te hebben van de basisvaardigheden en dat daarom niet aan deze eisen moet worden getornd, zo vragen zij.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de Kamerbrief inzake scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden.

De leden van de PvdA-fractie geven aan dat een kwart van de Nederlandse leerlingen te weinig leesvaardigheid heeft om goed mee te kunnen doen in de samenleving. Anno 2020 zijn meer dan twee miljoen mensen in ons welvarende land officieel laaggeletterd, aldus deze leden. En dat wordt alleen maar erger als we niets doen aan het schreeuwende tekort aan leraren, met name in het basisonderwijs. Dat ook bij de scholen een gevoel van urgentie leeft, blijkt uit de enorme belangstelling voor de subsidieregeling met 5.247 aanvragen. Vanuit de wens om dit schooljaar al te kunnen starten, geschiedt de subsidieregeling echter via een loting. Kan de Minister de meerwaarde van zijn haast toelichten? Was het onbespreekbaar voor de Minister van Financiën om het beschikbare budget over langere tijd uit te smeren? In hoeverre doet de loting nu recht aan de gedachte van de Minister dat de beste hulp terechtkomt bij de leerlingen die deze het meest nodig hebben en bij de scholen die staan voor de grootste uitdagingen? Hoe beziet de Minister de tijd en energie die scholen hebben gestoken in het schrijven van een subsidieaanvraag in tijden van een krappe arbeidsmarkt, maar zijn getroffen door de domme pech te zijn uitgeloot? Hadden deze scholen achteraf het belang van hun leerlingen beter kunnen dienen door maar geen energie te steken in hun aanvraag, zo vragen zij.

De Minister schrijft dat de basisteams die van start gaan, vraaggericht werken en de school helpen met het maken van een plan en het organiseren van de juiste hulp ter verbetering van de basisvaardigheden. Hoe gaat de Minister waarborgen dat de basisteams daadwerkelijk voorzien in een behoefte en docenten, die als professional voor de klas staan, deze niet ervaren als «beste stuurlui aan wal», zoals helaas maar al te vaak gebeurt bij externe onderwijsadviseurs, zo vragen voornoemde leden.

De Minister erkent dat er een gerichter systeem van selectie van scholen nodig is, aldus de leden als voornoemd. De Minister wil de centrale examinering zo veel mogelijk laten aansluiten bij de examinering van vóór corona, teneinde een helderder beeld te verkrijgen. De Minister schrijft ook dat de eindtoetsen primair onderwijs vanaf 2022 beter vergelijkbaar zijn gemaakt. Kan de Minister toelichten welke mate van vergelijkbaarheid hij noodzakelijk acht, mede in het licht van de grondwettelijke verantwoordelijkheid die de overheid draagt voor kwalitatief goed onderwijs? Was de wettelijke taak om de Centrale Eindtoets in opdracht en onder regie van het College voor Toetsen en Examens te ontwikkelen niet beter belegd bij het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito), zo vragen zij.

De Minister erkent daarnaast dat een toename in monitoring kan leiden tot ongewenste reflexen van «teaching to the test» en een versmalling van het curriculum op scholen tot de aspecten die meetbaar zijn, aldus voornoemde leden. De Minister meent echter dat hij goede voorwaarden kan stellen aan curriculumherziening van de basisvaardigheden. Kan de Minister toelichten in welke richting hij hierbij denkt? Kan hij daarbij voorbeelden geven van aspecten van het curriculum die minder goed meetbaar zijn, zo vragen zij.

De Minister kondigt aan een monitoringsplan voor de basisvaardigheden te sturen vóór de begrotingsbehandeling, zodat geld in de toekomst gerichter kan worden ingezet, zo geven de leden als voornoemd aan. De Minister vindt dat «we» dilemma’s niet uit de weg moeten gaan, maar doet dit vooralsnog zelf in feite wèl, door nu de bal bij de Kamer neer te leggen. Kan hij specificeren hoe hij de dilemma’s zou benoemen, waarbij hij een keuze van de Kamer verwacht, zo vragen zij.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de Kamerbrief inzake scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden met interesse gelezen. Deze leden hebben nog wel veel vragen over de uitvoering van het plan. Zij hebben ook het idee dat de snelheid waarmee de Minister het basisvaardighedenplan wil uitrollen, de zorgvuldigheid van de uitvoering (en het uiteindelijke doel) in de weg zit. Ook zijn zij benieuwd in hoeverre het veld is meegenomen bij het opstellen van deze plannen.

Voornoemde leden zijn allereerst niet gelukkig met de manier waarop de subsidieregeling is verdeeld. De leden lezen in de beslisnota dat er voor loting is gekozen, omdat er geen data voorhanden was die prestaties op basisvaardigheden per schoolniveau goed meet. Waarom is er niet gekeken naar de oordelen van de inspectie over scholen? Zeker omdat na de loting wél is vastgesteld dat maar heel weinig onvoldoende of zwakke scholen (één school in het po en één school in het vo) subsidie toegekend hebben gekregen en dit gecorrigeerd is door deze scholen alsnog basisteams aan te bieden. Dit had toch voor het loten ook bedacht kunnen worden? Nu zullen er ook scholen zijn die via de loting subsidie hebben gekregen, die het eigenlijk niet nodig hebben, gebaseerd op de resultaten van de scholen. Vindt de Minister dat hiermee niet het doel van de subsidieregeling wordt gediend en dat het vooral naar scholen en leerlingen moet gaan die de ondersteuning het hardst nodig hebben, zo vragen zij.

De leden als voornoemd lezen dat de Minister nog een aparte regeling wil inrichten voor scholen die als onvoldoende en zwak zijn beoordeeld door de inspectie. Via deze regeling kunnen scholen vanaf begin 2023 een beroep doen op extra financiële middelen, aldus de leden. Komt dit nog bovenop de basisteams en de subsidieregeling basisvaardigheden? Aan wat voor soort regeling zit de Minister te denken? Waarom kiest de Minister voor weer een andere regeling? Zijn scholen niet veel te veel tijd kwijt aan aanvraagprocedures die worden ingericht naar aanleiding van al deze verschillende regelingen? Waar komt het geld van deze nieuwe regeling vandaan, zo vragen zij.

Voornoemde lezen dat alle scholen een activiteitenplan moeten maken waar de medezeggenschapsraad mee instemt. Dit activiteitenplan wordt gemaakt met behulp van wetenschappelijk bewezen effectieve middelen, die door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) is samengesteld, aldus deze leden. Zijn scholen verplicht om de menukaart hierbij te gebruiken of mogen ze ook zelf andere activiteiten kiezen, zo vragen zij.

Voornoemde leden lezen dat de Minister graag wil dat scholen ervaringen, tips en kennis delen. Hiervoor gaat hij de komende drie maanden kenniskaarten over taal en rekenen, burgerschap en digitale geletterdheid aanvullen. Wat bedoelt de Minister met kenniskaarten? Wat zijn dit voor kaarten en waar zijn deze te vinden? Is dit weer iets anders dat de menukaart? Is de Minister het ermee eens dat al deze begrippen verwarring veroorzaken en dat scholen deze verwarring misschien ook ervaren? Scholen moeten een activiteitenplan opstellen aan de hand van een menukaart, ervaring delen met kenniskaarten en meer peilen. De leden vragen of er niet te veel extra administratie en werk komt kijken bij de uitvoering van de subsidieregeling basisvaardigheden. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan, mede in combinatie met het Nationaal Programma Onderwijs dat ook nog loopt, zo vragen zij.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen uit wie de basisteams zullen bestaan die naar de scholen gaan. Zijn dat leraren of is dat ander onderwijspersoneel? Waar komt dit personeel vandaan? Worden commerciële bureaus hiervoor ingezet? Trekt dit geen onderwijspersoneel weg uit het onderwijs, zo vragen zij.

De leden als voornoemd vragen de Minister om de alinea «schoolbrede ontwikkeling» uit de brief verder toe te lichten, omdat het de leden onduidelijk is wat hier beschreven wordt.

Voornoemde leden lezen dat de Minister een gerichter systeem van selectie in de toekomst wil en hiervoor een aantal zaken wil aanscherpen qua monitoring. Klopt het dat de leden hieruit concluderen dat de Minister meer wil toetsen, bijvoorbeeld in de onderbouw van het middelbaar onderwijs en bij jonge kinderen? De Minister heeft het ook over meer peilmomenten. Heeft de Minister het in dat geval over toetsen? Op welke manieren ziet de Minister dit peilen voor zich? In hoeverre gaat deze drang naar meer toetsen samen met het terugdringen van de prestatiedruk in het onderwijs? Is het niet juist de bedoeling dat er minder getoetst gaat worden? Deze leden lezen dat de Minister niet wil dat de extra peilmomenten de lasten van scholen gaat verhogen. Hoe ziet de Minister dat voor zich, want extra toetsen zorgen toch sowieso voor extra werkdruk en administratieve lasten? Zij lezen dat de Minister deelname aan enkele nationale en internationale peilingsonderzoeken via de wet wil verplichten. Gaat dit niet in tegen de vrijheid van onderwijs? Scholen hebben toch zelf het recht om te beslissen wat voor soort toetsen ze willen gebruiken? In hoeverre is er over dit onderdeel van het plan gesproken met scholen? Hoe reageren scholen en docenten op dit voorstel, zo vragen zij.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief van de Minister inzake scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden. Zij hebben een aantal vragen.

Deze leden constateren een spanning tussen de massieve inzet op vaardigheden rekenen en taal en tegelijkertijd de verbreding van basisvaardigheden met onder meer burgerschap. Vraagt een daadwerkelijke verbetering niet om meer focus en volledige concentratie op rekenen en taal, zo vragen zij.

De leden als voornoemd merken op dat de indruk zou kunnen ontstaan dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich met het verder uitbreiden van basisteams, die in dienst zijn van het ministerie, gaat ontpoppen tot een soort onderwijsadviesdienst. Wat is de reactie van de Minister hierop? Hoe wordt dit risico vermeden? En hoe verhoudt de positie van deze basisteams zich tot die van andere aanbieders op dit gebied, die deze inzet als oneigenlijke concurrentie kunnen ervaren, zo vragen zij.

Voornoemde leden vragen hoe voorkomen wordt dat de stapeling van losse programma’s en regelingen het versterken van de stabiele basis van het reguliere werk van het onderwijspersoneel onder druk kan zetten. Herkent de Minister de behoefte uit het veld aan stabiele en eenduidige financiering en hoe wordt daaraan richting de toekomst gewerkt, zo vragen zij.

II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs


  1. Kamerstuk 31 293, nr. 648.↩︎