Conclusie onderzoek naar het gebruik van afkomstgerelateerde gegevens in de processen en applicaties van het ministerie van BZK
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Brief regering
Nummer: 2022D46758, datum: 2022-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26643-938).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
- Beslisnota bij brief: Conclusie onderzoek in het kader van de uitvoering van motie van het lid Marijnissen c.s. (Kamerstuk 35510-21)
- Rapport: Inventarisatie en beoordeling van het gebruik van afkomstgerelateerde persoonsgegevens, in het bijzonder in risicomodellen
Onderdeel van kamerstukdossier 26643 -938 Informatie- en communicatietechnologie (ICT).
Onderdeel van zaak 2022Z21677:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-11-15 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-24 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-12-07 14:00: Conclusie onderzoek naar het gebruik van afkomstgerelateerde gegevens in de processen en applicaties van het ministerie van BZK (TK 26643-938) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-10-05 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 938 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2022
Op 23 mei jl. ontving uw Kamer van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de Tweede Voortgangsrapportage over de uitvoering van de motie Marijnissen c.s. en Klaver c.s. (Kamerstuk 35 510, nrs. 16 en 21)1 Hiermee bent u geïnformeerd over de voortgang van de onderzoeken van alle departementen, waaronder ook het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de brief van 6 januari 20222 heeft de Staatssecretaris van BZK de Kamer ook toegezegd binnen het Ministerie van BZK een inventarisatie uit te voeren naar het gebruik van afkomstgerelateerde gegevens in de processen en applicaties van het Ministerie van BZK. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek.
Conclusie
Er wordt op grond van de inventarisatie binnen het Ministerie van BZK geen gebruik gemaakt van risicomodellen en/of lijsten, die tot keuzes en/of beslissingen leiden op grond van afkomstgerelateerde indicatoren. Ook is geen verwerking aangetroffen waar sprake is van enige andere vorm van onderscheidmakend handelen op basis van afkomstgerelateerde gegevens.
Wel worden er binnen 15 van de 37 onderdelen3 van het Ministerie van BZK afkomstgerelateerde gegevens verwerkt, verdeeld over 50 processen. Binnen deze processen zijn de volgende constateringen gedaan:
− RVIG heeft in het proces Beheervoorziening burgerservicenummer (BV BSN) en het Foutenmeldpunt BSN (FMP) in het (concept) Besluit wijziging BRP, dd 3 oktober 2022 voorgesteld om het gegeven geboorteland en/of -plaats te schrappen uit Bijlage 3 van het Besluit BSN, de grondslag van deze verwerking. Hiermee is de afkomst van betrokkenen niet meer te herleiden vanuit geboorteland of geboorteplaats.
− Voor het proces Register Paspoortsignalering (RPS) is in een periodieke evaluatie vanuit proportionaliteitsoverwegingen besloten door RVIG dat het gegeven «geboorteland» niet langer opgenomen wordt in RPS, en wordt «nationaliteit» slechts opgenomen indien dit de Nederlandse is. Deze wijziging wordt per december 2022 doorgevoerd. De Staatssecretaris van BZK zal ook nagaan in hoeverre het systeem van paspoortsignaleringen nog bij de huidige maatschappelijke context past en of dit eventueel aanpassing behoeft. Hierbij worden de verschillende signaleringsgronden en de hoogte van schulden geëvalueerd. Ook wordt gekeken naar de duur van de maatregel. Dit is in de beantwoording op de vragen van de leden Westerveld en Van der Lee op 14 oktober4 aan uw Kamer gecommuniceerd. Indien uit deze analyse naar voren komt dat het systeem van paspoortsignaleringen hervorming behoeft zal uw Kamer hiervan te zijner tijd op de hoogte worden gesteld.
− Voor het proces inhuur (van externe personen) is geconstateerd dat er mogelijk meer afkomstgerelateerde persoonsgegevens worden verwerkt dan strikt noodzakelijk is. Het gaat hierbij om de indicator geboorteplaats. Deze bevinding is voor mij reden om te onderzoeken of in dit proces minder afkomstgerelateerde gegevens verwerkt kunnen worden.
In alle gevallen geldt dat er geen keuzes en/of beslissingen zijn gemaakt op grond van het afkomstgerelateerde gegeven en er geen nadelige gevolgen zijn voor burgers. De bovengenoemde constateringen leiden tot aanpassingen in de verwerkingen. Bij deze aanpassingen zal eventuele schoning van gegevens in overeenstemming met de AVG worden uitgevoerd. Deze wijzigingen worden gemonitord via het reguliere risicomanagement proces.
Uitvoering
In overeenstemming met het eerder met u gedeelde Plan van Aanpak5, is er breder gekeken dan de motie vroeg. Er is niet alleen gekeken naar risicomodellen, maar naar alle processen waar afkomstgerelateerde gegevens worden geregistreerd/verwerkt. Daarbij is niet alleen naar nationaliteit, etniciteit en geboorteplaats gekeken (zoals de motie aangeeft), maar naar alle afkomstgerelateerde indicatoren gekeken.
Er is binnen de onderdelen van het Ministerie van BZK een vragenlijst uitgezet die heeft geleid tot de nu beschikbare inventarisaties van vastleggingen van afkomstgerelateerde gegevens in processen. In die gevallen waar uit de inventarisatie is gebleken dat er afkomstgerelateerde gegevens worden verwerkt, is door het onderdeel de gegevensverwerking getoetst op grondslag, doelbinding, proportionaliteit, subsidiariteit en op onrechtmatig onderscheid (discriminatietoets). Het overzicht met verwerkingen van deze afkomstgerelateerde gegevens is door een beoordelingsteam van privacy specialisten en – juristen gereviewed op juistheid en volledigheid van de hierboven genoemde aspecten. Op basis van non-discriminatiewetgeving is bovendien gekeken of er sprake was van onrechtmatig onderscheid (discriminatie). Tot slot heeft de FG het proces en de uitkomsten daarvan beoordeeld. Deze beoordeling is dat er in het kader van de AVG geen bijzonderheden zijn geconstateerd, en er geen andere onregelmatigheden dan geconstateerd in het rapport, zijn vastgesteld.
Registraties, processen en risicomodellen zijn doorzocht op het gebruik van bovenstaande begrippen en verwijzingen. Tevens is vastgelegd wat het doel, de grondslag, proportionaliteit en subsidiariteit is voor het gebruik ervan. Het rapport met de uitkomst van de inventarisaties is als bijlage bij deze brief opgenomen.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden onder alle onder BZK ondergebrachte onderdelen, met uitzondering van de AIVD. In de inventarisatie zijn de Hoge Colleges van Staat buiten beschouwing gelaten.
Toelichting
Tot slotte zijn in de inventarisatie processen geïdentificeerd waarbinnen weliswaar geen afkomstgerelateerde persoonsgegevens worden verwerkt, maar die wel de indruk kunnen wekken dat dit gebeurt. Deze processen lichten we hieronder in deze brief toe.
1. Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA)
Verantwoordelijke: Rijksdienst voor Identiteitsgegevens.
De Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (hierna: LAA) heeft tot doel het verhogen van de kwaliteit van de adresgegevens in de BRP. BZK (RvIG) neemt deel aan het samenwerkingsverband met gemeenten en gebruikers van de BRP.
Op dit moment levert RvIG in dit kader kwaliteitssignalen aan gemeenten. De grondslag voor het aanleveren van signalen door RvIG is gelegen in de verantwoordelijkheid van zowel RvIG (namens de Minister van BZK) als het college van B en W voor de BRP. Het college van B en W is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de gegevens over ingezetenen in de BRP. De Minister van BZK heeft de taak om controles te doen op de consistentie en integriteit van de in de centrale voorziening opgeslagen gegevens (art. 2.35 en 4.3 Wet BRP). De resultaten daarvan meldt RvIG aan ICTU, die optreedt namens de colleges van B en W van de gemeenten waar zich afwijkingen blijken voor te doen.
Er worden door RvIG in het kader van LAA geen afkomstgerelateerde persoonsgegevens verwerkt zoals bedoeld in de hier gehanteerde definitie (zie inleiding van deze brief). Gegevens zoals «achternaam» en gegevens over het feit dat iemand als «niet-ingezetene» is geregistreerd in de BRP, vallen buiten de gehanteerde definitie van «afkomstgerelateerd», maar worden wel verwerkt door RvIG binnen LAA. Eventuele verwerkingen van afkomstgerelateerde gegevens door organisaties die gebruikmaken van de BRP zijn in het bovenstaande niet meegenomen. Ook het onderzoek naar het gebruik van het LAA-profiel «Niet meer woonachtig in Nederland» in 2015 door de Belastingdienst is niet meegenomen. Het onafhankelijk onderzoek naar de toepassing van dit profiel loopt. Over de uitkomsten daarvan wordt uw Kamer separaat geïnformeerd, zoals aangekondigd in de brief van 25 maart jongstleden6. Ook is in het kader van LAA door RvIG het gegeven «datum eerste inschrijving in Nederland» verwerkt in relatie met het gegeven «geboortedatum». Dit gebeurde in het kader van het profiel «veelverhuizers», om zo naast verhuizingen binnen Nederland ook verhuizingen naar Nederland mee te kunnen tellen. Bij personen met een groot aantal adreswijzigingen in een relatief korte tijd, ontstaat immers twijfel over de juistheid van registratie op het huidige adres in de BRP. Dit profiel beperkte zich aldus uitdrukkelijk niet tot personen die vanuit het buitenland naar Nederland verhuisden, ook personen die enkel binnen Nederland relatief vaak verhuisden, vielen binnen het profiel. Genoemde persoonsgegevens (datum inschrijving en geboortedatum) vallen – ook in combinatie – buiten de hier gehanteerde definitie van «afkomstgerelateerd» omdat er geen informatie verwerkt is over het land van waaruit iemand naar Nederland verhuisde, noch over de nationaliteit van de betrokkene. Het betrof hier enkel het gegeven dat een dergelijke verhuizing naar Nederland had plaatsgevonden. Deze verwerking is overigens per 1 februari 2022 gestopt.
Op 26 september jongstleden7 heeft de Staatssecretaris van BZK u naar aanleiding van een WOO-verzoek geïnformeerd over de werkzaamheden in aanloop naar de inwerkingtreding van de wetswijziging ten behoeve van LAA. Zo worden alle risicoprofielen van LAA (zowel de risicoprofielen van BZK als die van derden) op dit moment onafhankelijk getoetst, onder andere aan de Handreiking non-discriminatie by design en met behulp van een Data protection impact assessment (DPIA). Daarbij is het voornemen om de profielbeschrijvingen van BZK ook te publiceren in een algoritmeregister.
De rapportage «Uitvoering motie 21» gaat in op verwerking van persoonsgegevens door RvIG, o.a. in het kader van LAA. De verwerkingen in het kader van LAA die plaatsvinden bij de signaalleveranciers (UWV, Belastingdienst/ Toeslagen, RDW en CJIB) zijn onderdeel van de hiervoor genoemde onafhankelijke toetsing (Handreiking non-discriminatie en DPIA).
2. Algoritme foto in reisdocumenten
Verantwoordelijke: Rijksdienst voor Identiteitsgegevens.
Het algoritme dat gebruikt wordt bij het reisdocumentenproces is een meetinstrument dat dient als hulpmiddel bij de beoordeling van de foto. Op basis van een pixelanalyse voert het algoritme een controle uit op de maatvoering en positionering van het hoofd in het geheel van de pasfoto. Dit doet het algoritme mede op basis van contrasten van pixels in de foto, met als doel de kwaliteitscriteria maatvoering en positionering te beoordelen zoals vastgelegd de in de fotomatrix. Dit heeft niet als doel de persoon te identificeren, maar alleen om de kwaliteit van de pasfoto op zich te beoordelen. Het gaat om persoonsonafhankelijke kenmerken. Als het meetinstrument bij het beoordelen van de foto een afwijking van de norm vaststelt, wordt een signaal afgegeven. De beoordeling moet dan door de baliemedewerker gedaan worden. Als een foto niet voldoet aan de fotomatrixcriteria maar één of meer van de uitzonderingsbepaling(en) zijn van toepassing kan de foto toch geaccepteerd worden.
Daarbij moet in de huidige situatie een keuze gemaakt worden uit één of meerdere opties waarbij de volgende uitzonderingssituaties van toepassing zijn: fysiek, medisch met verklaring, medisch zonder verklaring, jonger dan zes jaar, godsdienstig, levensbeschouwelijk of een onjuiste beoordeling van het aanvraagstation. Naar aanleiding van het rapport «Algoritmes getoetst» van de Algemene Rekenkamer, waarbij naar de beheersmaatregelen rond onder andere dit algoritme is gekeken, heeft RvIG een Impact Assessment Mensenrechten en Algoritmen (IAMA) voor dit algoritme uitgevoerd.
Naar aanleiding van het IAMA is besloten tot een aanpassing van de formulering in het aanvraagstation, waarbij de zes specifieke opties voor uitzondering uit het systeem worden verwijderd en worden vervangen door de meer algemene en neutralere termen «Uitzondering fotomatrix (foto bevat een uitzondering die genoemd staat in de fotomatrix)», en «Onjuiste beoordeling aanvraagstation». Deze wijziging wordt per Q4 2022 doorgevoerd.
3. Quickscan programma Leefbaarheid & Veiligheid
Verantwoordelijke: Cluster bestuursondersteuning – KIEM (Kennis, Internationaal, Europa en Macro-economie).
In 2020 is op basis van openbare en landelijk beschikbare data op buurtniveau een inventarisatie uitgevoerd. De fysieke structuur van buurten binnen 16 stedelijk vernieuwingsgebieden is vergeleken met omliggende buurten met een vergelijkbare structuur en samenstelling en met minimaal een voldoende leefbaarheidsscore o.b.v. de Leefbaarometer 2018.
De fysieke structuur van buurten bevatte een tweetal kenmerken waarbij afkomst een rol speelt: 1) het aantal niet-Westerse gezinnen met een laag inkomen en het aantal MOE-landse8 gezinnen met een laag inkomen. Deze gegevens zijn alleen op buurtniveau (postcode-letters) verwerkt. De verwerkte gegevens zijn geen persoonsgegevens in de zin van de AVG, de gegevens zijn niet herleidbaar tot het individu.
4. Burgemeestersbenoemingen
Verantwoordelijke: Directoraat-generaal Openbaar Bestuur en Democratische Rechtsstaat.
Er is binnen het stelsel van burgemeestersbenoemingen geen sprake van «risicomodellen». Wel is op grond van artikel 63 van de Gemeentewet voor de benoembaarheid tot burgemeester het Nederlanderschap vereist. De commissaris van de Koning in de provincie, waarin de gemeente is gelegen, ontvangt de sollicitaties op een burgemeestersvacature en verifieert of een sollicitant aan het vereiste van Nederlanderschap voldoet. Informatie over de nationaliteit van de sollicitant is daarna niet meer van belang. Door BZK wordt de nationaliteit daarom niet geregistreerd of anderszins verwerkt.
Ter administratieve ondersteuning van de benoemingsprocedure maakt BZK gebruik van een ICT-systeem. In het vorige burgemeesterssysteem (Busy) werden nationaliteit, etniciteit en geboorteplaats niet geregistreerd. Ook in het huidige systeem (RIS), dat sinds 1 juni jl. operationeel is, komen deze registraties niet voor.
5. Zicht op Ondermijning
Verantwoordelijke: Directoraat-generaal Openbaar Bestuur en Democratische Rechtsstaat.
Het dashboard Zicht op Ondermijning komt voort uit een samenwerkingsverband tussen verschillende lokale en landelijke overheden, geïnitieerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De kern van het dashboard wordt gevormd door data van het CBS. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om locatie- en inkomenskenmerken, maar ook om gegevens over veroordelingen door het Openbaar Ministerie en om inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel. In een beveiligde omgeving worden deze gegevens gecombineerd met data van andere betrouwbare landelijke bronnen, zoals gemeenten, het Kadaster en de Financial Intelligence Unit (FIU).
Binnen Zicht op Ondermijning wordt veel aandacht besteed aan privacy: het CBS bewaakt streng of gegevens niet herleidbaar zijn naar individuele adressen, personen en bedrijven. Dat is een wettelijke verplichting en een kerntaak van het CBS. De gegevens in het dashboard zijn daarom altijd geaggregeerd naar gemeenten, wijken, buurten of branches. Bij een risico op onthulling worden de uitkomsten in het dashboard onderdrukt. In verband met de CBS-wet zijn de data niet herleidbaar tot individuele personen, bedrijven of adressen. De gegevens in het dashboard zijn daarom altijd geaggregeerd naar gemeenten, wijken, buurten of branches. Dat betekent in de praktijk dat bij minder dat 10 subjecten in een gebied het aantal of het percentage «hits» in het dashboard Zicht op Ondermijning ontbreekt, dan wel de inkleuring op de overzichtskaart grijs wordt.
6. Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Rotterdamwet)
Verantwoordelijke: Directoraat-generaal Volkshuisvesting en Bouwen.
In het kader van het verlenen van toestemming aan gemeenten door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening om op grond van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in bepaalde gebieden selectieve woningtoewijzing te mogen toepassen, is geen sprake van vastlegging of registratie van afkomstgerelateerde persoonsgegevens.
Ter afsluiting
Begrippen als nationaliteit, woonland, geboorteland en anderen zullen altijd tot een verdeling leiden waarbij er mensen zijn die tot de doelgroep behoren en zij die daar niet onder vallen. Ik heb beoordeeld of een bepaald onderscheid rechtmatig, noodzakelijk en gerechtvaardigd is op grond van de wet, jurisprudentie en internationale verdragen. Ofschoon deze inventarisatie van registraties van afkomstgerelateerde gegevens grondig en integer is uitgevoerd, kan ik niet geheel uitsluiten dat bijvoorbeeld beleidsregels, registraties in oude systemen of zeldzame uitzonderingssituaties buiten het zicht van deze inventarisatie zijn gebleven. Indien dit op een later moment wordt geconstateerd, zal hier adequate actie op worden ondernomen.
Tot slot, hoewel de Kamer de motie van het lid Van Baarle (DENK) c.s.9 om de uitvoering van de motie van het lid Marijnissen c.s. extern te laten toetsen, niet heeft aangenomen, is de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in gesprek met de Auditdienst Rijk en de departementen om te bepalen op welke manier uitvoering kan worden gegeven aan dit verzoek. De Staatssecretaris zal daar separaat op terugkomen in haar derde voortgangsrapportage over de uitvoering van de motie Marijnissen c.s.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr 855.↩︎
Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr 812.↩︎
Een onderdeel is in deze inventarisatie een uitvoeringsorganisatie, individuele directie binnen de beleidskern of zelfstandig bestuursorgaan (ZBO).↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 335.↩︎
Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 812.↩︎
Kamerstuk 35 772, nr. 20.↩︎
Kamerstuk 27 859, nr. 165.↩︎
Onder de MOE-landen vallen Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slovenië, Slowakije, Tsjechië, Roemenië en Bulgarije (definitie CBS, 2013).↩︎
Kamerstuk 26 643, nr. 827.↩︎