Stand van zaken van enkele ontwikkelingen en over de invulling van een aantal moties en toezeggingen op het gebied van water
Waterbeleid
Brief regering
Nummer: 2022D47104, datum: 2022-11-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27625-590).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Grondwateronttrekking nabij natuurgebieden
- Duurzaamheid filterlagen in oeverbeschermingsconstructies
- Voortgangsrapportage Noordzeeoverleg
- Beslisnota inzake stand van zaken van enkele ontwikkelingen en over de invulling van een aantal moties en toezeggingen op het gebied van water
- Vergelijking KRW-normen Nederland en buurlanden
- Implementatie- en Uitvoeringsagenda Drinkwater
Onderdeel van kamerstukdossier 27625 -590 Waterbeleid.
Onderdeel van zaak 2022Z21841:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-11-16 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-21 10:00: Water (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-11-23 10:15: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-03-09 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
27 625 Waterbeleid
Nr. 590 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2022
Met deze brief wordt de Kamer voor het Wetgevingsoverleg Water van 21 november aanstaande geïnformeerd over de stand van zaken van enkele ontwikkelingen en over de invulling van een aantal moties en toezeggingen. Deze brief gaat in op de volgende onderwerpen:
1. Droogte
2. Ruimtelijke adaptatie
3. Waterveiligheid
4. Waterkwaliteit
5. Grondwater
6. Drinkwater
7. Noordzee en Grote Wateren
8. Caribisch Nederland
In het commissiedebat Water (Kamerstuk 27 625, nr. 582) is voor de zomer aan de Kamer toegezegd dat er een nadere uitwerking zou komen van de ambitie om water en bodem sturend te maken bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. De inzet van het kabinet is om de Kamer op korte termijn hierover te informeren, in samenhang met andere beleidsambities die sturing geven aan de toekomstige inrichting van ons land. De Minister van LNV zal de Kamer informeren over de planning van de diverse samenhangende brieven.
We willen nu en in de toekomst kunnen blijven leven in een veilige omgeving, met een gezonde bodem, voldoende water en water van goede kwaliteit. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij het Rijk en medeoverheden, maar het is nodig om ook een beroep te doen op burgers en bedrijven om veel bewuster om te gaan met het gebruik van water en bodem.
Droogte en grondwater
Droogteseizoen 2022
Het was in Nederland dit jaar voor de vierde keer in vijf jaar droog, met name op de hoge zandgronden. Bovendien was er dit jaar, net als in 2018, sprake van een feitelijk watertekort. Het neerslagtekort liep snel op, tot een niveau dat vergelijkbaar is met 2018. Ook de rivieraanvoer was laag, voor de Rijn zelfs extreem laag. De gevolgen waren aanzienlijk. Zo was er sprake van verzilting in het westen van het land en economische schade in verband met beperkingen voor de scheepvaart. Andere gevolgen waren lagere gewasopbrengsten in de landbouw, droogteschade in natuurgebieden en droogval van beken. Vanwege de lage tot zeer lage grondwaterstanden, hebben de waterschappen naast onttrekkingsverboden voor oppervlaktewater ook onttrekkingsverboden voor grondwater afgekondigd. Het volledig herstel van de grondwaterstanden zal nog maanden duren.
De regionale verschillen tussen laag Nederland en de hoge zandgronden waren groot. De gebieden waar water kan worden aangevoerd, zijn deze droogteperiode naar omstandigheden redelijk goed doorgekomen. Dat geldt in mindere mate voor de hoge zandgronden waar geen wateraanvoer mogelijk is. Dankzij de expertise, het doorzettingsvermogen van alle partners en betrokken sectoren, en de bereidheid om elkaar te helpen hebben we erger weten te voorkomen. De adviezen en aanbevelingen van de Beleidstafel droogte hebben zich in de afgelopen periode opnieuw bewezen. Zo heeft Slim Watermanagement goed gewerkt, bleef de verzilting in het hoofdwatersysteem beperkt en kreeg het Groene Hart water aangevoerd via de Klimaatbestendige Wateraanvoer. De zoetwaterbuffer in het IJsselmeer bleek afdoende voor de watervoorziening in Noord Nederland. Ook de Handleiding voor de nationale verdringingsreeks en de regionale uitwerkingen daarvan hebben hun nut bewezen. Zoals in de brief van 21 september jl. is aangekondigd, wordt de droogtecrisis van 2022 geëvalueerd.1
Het vaker optreden van droogte en lage rivierafvoeren door klimaatverandering onderstreept het belang van de structurele maatregelen die in het kader van het Deltaprogramma en Water en Bodem sturend worden genomen. Dit om te voorkomen dat we in de toekomst vaker de verdringingsreeks in oppervlaktewater tijdens crisissituaties in werking moeten laten treden.
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 14 september 2022 gevraagd om een afwegingskader voor waterverdeling bij droogte, daarbij in aanmerking nemende dat de kosten stijgen, en in het licht van steeds warmere en langere hittegolven en de verspilling van water door bijvoorbeeld datacenters.
De verdringingsreeks is dit afwegingskader. Het doel van de reeks (gebaseerd op artikel 2.1 van het Waterbesluit) is om maatschappelijke en economische schade zoveel mogelijk te beperken. De verdringingsreeks geeft de hoogste prioriteit bij het verdelen van het nog beschikbare water aan de functies in categorie 1:
– Onder categorie 1 valt het waarborgen van de veiligheid tegen overstroming (de stabiliteit van waterkeringen) en het voorkomen van onomkeerbare schade in veengebieden en natuurgebieden (waar wateraanvoer mogelijk is). Deze categorie krijgt prioriteit boven de categorieën 2, 3 en 4.
– Onder categorie 2 valt het waarborgen van de leveringszekerheid van drinkwater en energie. Deze categorie krijgt de prioriteit boven de categorieën 3 en 4. Binnen categorie 2 heeft het waarborgen van de drinkwatervoorziening een hogere prioriteit dan het waarborgen van de elektriciteitsvoorziening.
– Onder categorie 3 valt kleinschalig en hoogwaardig watergebruik voor kapitaalintensieve gewassen en voor industrieel proceswater. Het gaat hierbij om grote sociaaleconomische gevolgen die met een geringe hoeveelheid water voorkomen kunnen worden. Categorie 3 krijgt prioriteit boven categorie 4.
– Onder categorie 4 valt het watergebruik door alle overige functies, zoals scheepvaart, industrie, landbouw en natuur (voor zover niet opgenomen in categorieën 2 en 3).
Met het oog op de verwachte bevolkingsgroei, de toenemende vraag naar drinkwater en de klimaatverandering zal het laagwaardig gebruik van drinkwater, bijvoorbeeld als koelwater voor datacenters, moeten worden beperkt. Dit zal ook worden gevraagd van andere grootverbruikers.
NPLG Waterbeschikbaarheid
Via de motie van het lid Tjeerd de Groot heeft de Kamer de regering verzocht de gebiedsprogramma’s in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) te beoordelen op waterbeschikbaarheid en deze niet goed te keuren en terug te sturen voor herziening als deze ondermaats zijn om achteruitgang in diverse watertypes te voorkomen.2 In de in voorbereiding zijnde Kamerbrief Water en Bodem Sturend en in het NPLG zal worden opgenomen aan welke doelen en structurerende keuzes voor waterbeschikbaarheid de uitwerking in de provinciale gebiedsprogramma’s moet voldoen. In het NPLG zal ook opgenomen worden hoe wordt getoetst, onder andere op de elementen uit de motie van het lid Tjeerd de Groot.
Ruimtelijke adaptatie
Impulsen klimaatadaptatie
Het kabinet ondersteunt zowel decentrale overheden als burgers bij de versnelling en intensivering van klimaatadaptie. Gemeenten worden geholpen bij het versnellen en intensiveren van maatregelen tegen wateroverlast, hittestress, droogte en gevolgen van overstromingen. Op dit moment hebben 39 van de 45 werkregio’s waarin de gemeenten samenwerken aan ruimtelijke adaptatie, een aanvraag voor de impulsregeling ingediend of aangekondigd via een concept-aanvraag. De verwachting is daarmee dat vanuit het van Rijkszijde beschikbare budget (€ 200 miljoen) eind 2022 € 117 miljoen zal zijn toegekend. Van de zes overblijvende werkregio’s is bekend dat ze binnenkort hun aanvraag indienen. Aanvragen kunnen worden ingediend tot eind 2023.
De meeste maatregelen dragen bij aan het «ontstenen» en vergroenen van een gebied. Er worden bijvoorbeeld parkeerplaatsen aangepast door het verwijderen van onnodige verstening en het aanleggen van waterdoorlatende grastegels om op te parkeren. Zo veranderen parkeerplaatsen van geasfalteerde hitte-eilanden, waar regen voor overlast zorgt, naar groene plekken waar regen de grond in kan. Klimaatadaptieve maatregelen worden ook regelmatig meegenomen bij de herinrichting van een wijk. Bijvoorbeeld door het vervangen van een gemengd rioolstelsel door een dubbel systeem. Een voorbeeld hiervan is Putte (gemeente Woensdrecht), waar een dubbel systeem is aangelegd in combinatie met een infiltratiesysteem en meer groen.3 Zo kan regen worden afgevoerd naar het oppervlaktewater of via een drainage-infiltratie-transportriolering lokaal in de grond geïnfiltreerd worden om droogteproblematiek op te vangen. Daarnaast worden er in veel gemeenten wadi’s (groene greppels in stedelijk gebied) aangelegd. Water blijft dan niet op straat staan, maar wordt naar deze tijdelijke opvangplek gevoerd, lokaal vastgehouden en kan langzaam in de bodem infiltreren. De meeste projecten vinden plaats op object-, straat-, of wijkniveau.
De Impulsregeling wordt gefinancierd vanuit het Deltafonds. Hierdoor is het niet mogelijk om maatregelen te financieren op particulier terrein, zoals schoolpleinen die eigendom zijn van een schoolbestuur. Wanneer een schoolterrein openbaar toegankelijk is en de gemeente de kosten van de maatregel draagt, is het wel mogelijk om dit terrein te vergroenen.
Ook inwoners kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het klimaatbestendig maken van steden, door het ontstenen en vergroenen van hun eigen tuin. Ongeveer 60% van het oppervlak is namelijk in particulier bezit. De 18 organisaties die in 2020 op initiatief van het Ministerie van IenW de handen ineen hebben geslagen onder de slogan «een groener Nederland begint in je eigen tuin», hebben in oktober de «maand van het Vergeten Plantseizoen» georganiseerd. Hierin zijn tips gedeeld over het vergroenen van de tuin. Deze maand viel samen met de finalemaand van het NK Tegelwippen. Op 8 november jl. heeft de prijsuitreiking plaatsgevonden. In totaal zijn in 2022 ruim 2,8 miljoen tegels vervangen door groen (in 2021 waren dat er 1,5 miljoen). In de categorieën kleine, middelgrote en grote gemeenten hebben respectievelijk Hollands Kroon, Almelo en Breda de gouden schep gewonnen, op basis van de meeste tegels per inwoner. De gemeente Den Haag heeft opnieuw in absolute zin de meeste tegels gewipt (306.178) en won daarmee de gouden tegel. Komend jaar wordt de campagne verder verrijkt met gedragsinzichten en de adviezen van de beleidstafel wateroverlast en hoogwater ten aanzien van waterbewustzijn.
Reactie op advies Deltacommissaris «Maak werk van klimaatadaptatie»
Op 7 april jl. heeft de Deltacommissaris een ongevraagd advies (Maak werk van klimaatadaptatie) verstuurd naar de Ministers van IenW, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), en de Ministers voor Natuur en Stikstof (NS) en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO).4 In het advies roept de Deltacommissaris op tot versnelling en het wegnemen van vrijblijvendheid in de inzet op klimaatadaptatie. In de brief over Water en Bodem Sturend zal deze oproep worden beantwoord.
In het advies beschrijft de Deltacommissaris de mogelijkheid om op aangewezen «deltalocaties» tot integrale afwegingen en oplossingen te komen. In verschillende afgeronde trajecten, zoals de proeve Overijssel, is ervaring opgedaan met het maken van integrale afwegingen. Verdere ervaring zal ook in de gebiedsprocessen worden opgedaan, in lijn met het voorstel van de Deltacommissaris. Met de uitwerking van water en bodem in programma’s zoals de Nationale Aanpak Klimaatadaptatie Gebouwde Omgeving als onderdeel van de Nationale Adaptatie Strategie, het NPLG en de realisatie van de woningbouwopgave, wordt verdere invulling gegeven aan de adviezen van Deltacommissaris.
Adaptieve maatregelen gebouwde omgeving
Op 22 november 2021 is de motie van de leden De Hoop en Bromet ingediend over adaptieve maatregelen in de gebouwde omgeving in gebieden met een relatief hoog risico op hoogwater.5 Deze aangenomen motie verzocht de regering om in te zetten op adaptieve maatregelen in gebieden met een relatief hoog risico op hoogwater. De motie wordt uitgevoerd met de ontwikkeling van de landelijke maatlat voor een groene, klimaatadaptieve gebouwde omgeving. De maatlat zal specificeren waar nieuwbouw aan moet voldoen, maar geeft ook richting aan hoe een klimaatadaptieve stad er in 2050 uit zou kunnen zien. De maatlat zal onder andere aangeven in welke risico situaties er gekeken moet worden naar adaptieve maatregelen. De Kamer wordt begin 2023 geïnformeerd over de maatlat.
Waterveiligheid
Beleidstafel wateroverlast en hoogwater
Naar aanleiding van de ramp in Limburg is vorig jaar de Beleidstafel wateroverlast en hoogwater ingericht. In maart heeft de beleidstafel haar eerste advies opgeleverd.6 De beleidstafel werkt nu aan een eindadvies, dat zal ingaan op de vraag wat Nederland moet doen om beter gesteld te staan tegen een periode van extreme neerslag. Na bekrachtiging door het Bestuurlijk Overleg Water op 19 december a.s. zal het eindadvies aan de Kamer worden aangeboden. De adviezen van de beleidstafel zijn waar mogelijk meegenomen in relevante trajecten zoals de totstandkoming van de Kamerbrief over Water en Bodem Sturend.
Beekdalen Maas
Tijdens het Commissiedebat Water van 7 juni jl. stelde het lid Grinwis een vraag over de mogelijkheid van het sluiten van een bestuursovereenkomst met Limburgse bestuurders. Hierover kan worden gemeld dat Rijk, waterschap Limburg en de provincie Limburg op 14 juli jl. de bestuursovereenkomst «Waterveiligheid en Ruimte in Limburg» hebben getekend. Hierin zijn de eerste afspraken gemaakt om gezamenlijk vanuit ieders eigen rol en verantwoordelijkheden de beekdalen en het Maassysteem weerbaarder te maken tegen extreme omstandigheden zodat schade en ontwrichting door overstroming van het hoofdwatersysteem en regionale watersysteem wordt verminderd en/of voorkomen.
Dubbele doelstelling
In de afgelopen jaren is de Kamer op een aantal momenten geïnformeerd over ruimtelijke kwaliteit bij het uitvoeren van de water(veiligheids)opgave.7
De Kamer is per brief geïnformeerd over de motie van de leden Tjeerd de Groot en Bromet (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 77).8 Ook zijn aanvullende vragen over de orde van grootte van de benodigde extra middelen van het Rijk beantwoord.9 De motie verzocht de regering om ten behoeve van de formatie een verkenning te doen met medeoverheden naar wijzen waarop ruimtelijke kwaliteit nog meer verbonden kan worden met de wateropgave. Uiteindelijk heeft dit niet geleid tot concrete beleidsuitspraken of de reservering van extra middelen in het coalitieakkoord.
Naar aanleiding van het WGO Water van 22 november 2021 (Kamerstuk 35 925 XII en 35 925 J, nr. 110) is een motie van het lid Tjeerd de Groot aangenomen die de regering verzoekt om een onafhankelijke analyse uit te laten voeren naar de mogelijke besparingen, baten en kosten die een dubbele doelstelling voor ruimtelijke kwaliteit en waterveiligheid met zich meebrengt. Er is verzocht dit inzichtelijk te maken voor verschillende beleidsterreinen voor alle overheden, uitgedrukt in monetaire waarde en aan de hand van een aantal concrete voorbeeldprojecten.10
Dat blijkt in de praktijk een technisch complexe vraag te zijn, waarbij bovendien verschillende opvattingen heersen onder specialisten over het monetariseren van waarden zoals natuur. Samen met de koepels en specialisten is de vraag gespecificeerd en een proces uitgewerkt waarbij enerzijds de onafhankelijkheid van het onderzoek gegarandeerd is en anderzijds specialisten met verschillende opvattingen betrokken zijn. Het onderzoek loopt en de verwachting is dat de Kamer medio 2023 over de uitkomst kan worden geïnformeerd.
Naar aanleiding van de vraag van het lid De Groot tijdens het Commissiedebat Water van 7 juni jl. is toegezegd de Kamer in deze brief te informeren over de toepassing van de principes van de dubbele doelstelling in de huidige werkwijze.
Projecten uit het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) worden doorgaans integraal opgepakt door de verantwoordelijke waterbeheerders in samenwerking met gebiedspartners. Zo is bij de Prins Hendrikzanddijk op een innovatieve manier versterkt, door gebruik te maken van een zandige versterking op een locatie waar van nature al zand wordt afgezet. Hierdoor is landbouwgrond behouden en zijn de natuurwaarde en de landschappelijke waarde van de locatie versterkt. De extra kosten zijn verdeeld onder het Ministerie van IenW, Hoogheemraadschap, gemeente en de provincie. Ook is er een subsidie verstrekt vanuit het Waddenfonds. Bij het project Groene Rivier Well is sprake van een dijkversterking (HWBP) en rivierverruiming. Het project zit in de planvormingsfase. Provincie en gemeente dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit.
Om duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit per 2023 beter te borgen in de aanpak van projecten heeft het HWBP een programmatische aanpak opgesteld. In de verkennings- en planuitwerkingsfase worden de kansen voor het behouden en vergroten van de ruimtelijke kwaliteit bekeken en uitgewerkt. Bij projecten met meerdere doelen wordt de waterveiligheidsmaatregel inclusief de ruimtelijke inpassing hiervan bekostigd vanuit de Dijkrekening (financiering 50% waterschappen en 50% Rijk) en worden extra kosten gefinancierd door de partijen die de gekoppelde doelen nastreven.
Bij het Programma Integraal Rivier Management (IRM) worden de opgaven voor bevaarbaarheid, zoetwaterbeschikbaarheid, natuurontwikkeling, waterveiligheid en regionale ontwikkelingen in samenhang opgepakt. In 2023 worden de beleidskeuzes voor behoud of verruimen van afvoercapaciteit en rivierbodemligging vastgelegd in een programma onder de Omgevingswet en gepubliceerd, inclusief een selectie van prioritaire gebieden met urgente opgaven en een prioritering van urgente systeemmaatregelen. In de prioritaire gebieden wordt vervolgens gestart met de integrale projecten.
Een voorbeeld van deze werkwijze is het project Ooijen-Wanssum, waar door middel van een integraal ontwerp diverse opgaven in één keer zijn aangepakt. Vanuit IRM lopen inmiddels dertien integrale pilotprojecten waarin verschillende opgaven samenkomen. Deze bevinden zich nog in verschillende planvormingsfases. Hoewel hier sprake is van een andere aanpak dan de dubbeldoelstelling uit Ruimte voor de Rivier (RvdR), kan met deze werkwijze tot goede integrale oplossingen worden gekomen. Momenteel wordt de praktische organisatie van het programma samen met de betrokken partijen nader uitgewerkt. Hierbij worden de ervaringen vanuit RvdR en HWBP betrokken.11
Waterkwaliteit
Kaderrichtlijn Water
In maart jl. zijn de Stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 (SGBP’s)12 voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld en aan de Europese Commissie aangeboden. Nederland heeft als eerste lidstaat de elektronische rapportage aan de Europese Commissie afgerond, dankzij de inzet van de waterbeheerders en samenwerking met het Informatiehuis Water. Zo weten we goed hoe het water ervoor staat. In april dit jaar is de miljardste meting ingevoerd. Het betreft een meting van een aal van 23 cm lang in de Friese wateren.
Deze zomer zijn de resultaten van de Kennisimpuls Waterkwaliteit opgeleverd. In de Kennisimpuls Waterkwaliteit hebben Rijk, provincies, waterschappen, drinkwaterbedrijven en kennisinstituten gezamenlijk gewerkt aan het vergroten van het inzicht in de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. In 10 projecten is onderzocht welke factoren deze kwaliteit beïnvloeden. Alle resultaten zijn te vinden op de website.13
Om de komende cruciale jaren samen verder te werken aan de KRW opgave zijn de volgende sporen in gang gezet:
– Grip op de uitvoering: Eind 2027 moeten de maatregelen genomen zijn die leiden tot doelbereik. Het is een stevige opgave om de maatregelen tijdig uitgevoerd te krijgen. Het gaat dan zowel over de inrichtingsmaatregelen als de beleidsmaatregelen beschreven in de derde SGBP’s. Daarom is in het Bestuurlijk Overleg Water een afspraak gemaakt om jaarlijks de voortgang in beeld te brengen. Hierbij worden gezamenlijk de belangrijkste risico’s in beeld gebracht, waarop acties worden geformuleerd.
– Tussenevaluatie: In 2024 wordt met een evaluatie de balans van het Nederlandse waterkwaliteitsbeleid opgemaakt. De evaluatie bouwt voort op bestaande studies, zoals de Ex Ante analyse Waterkwaliteit.14 In de evaluatie worden andere (evaluatie)trajecten en studies zoveel mogelijk benut. Een belangrijk voorbeeld hiervan zijn de ecologische analyses die voor het NPLG worden gedaan. De uitkomsten van de evaluatie zullen dienen als basis voor nieuwe besluiten richting 2027.
– Voorbereiding 2027: De inzet is erop gericht om de doelen te halen. Om ons er zo goed mogelijk op voor te bereiden indien dat onverhoopt toch niet lukt, wordt gewerkt aan goede dossiervorming (welke informatie is nodig om te motiveren waarom doelen ondanks alle inzet niet worden gehaald). Zo mogelijk wordt dit uitgewerkt in concrete handreikingen voor waterbeheerders voor het toepassen van uitzonderingen). En daarnaast volgen we de werkwijze/inzet bij andere lidstaten.
In aanvulling op de andere sporen wordt ingezet op het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW), een stimulerend en faciliterend programma om boeren en tuinders een bijdrage te laten leveren aan de wateropgaven in agrarische gebieden. In samenwerking met Waterschappen, provincies en de agrarische sector wordt een financiële regeling voorbereid ter ondersteuning van de DAW-gebiedsprocessen. De internetconsultatie is begin 2023 voorzien.
Normering van stoffen in het water
De KRW kent voor verschillende stoffen normen. Voor de categorie «prioritaire stoffen» gelden normen die in Europees verband zijn vastgesteld en in alle lidstaten van toepassing zijn. Voor andere stoffen, waaronder nutriënten en de categorie «specifiek verontreinigende stoffen», kunnen de lidstaten zelf normen vaststellen. Het gevolg is dat deze normen per land kunnen verschillen. De KRW schrijft voor hoe de lidstaten normen kunnen afleiden voor deze stoffen met het oog op een goede ecologische toestand. In juni is toegezegd zorg te dragen voor een vergelijking van de betreffende stofnormen. Daartoe is het rapport «Vergelijking KRW-normen Nederland en buurlanden» opgesteld. Het rapport brengt de normen van Nederland en de buurlanden in beeld.
Geconcludeerd wordt dat er verschillen zijn in zowel de te beoordelen stoffen, als in de hoogte van normen. Meest in het oog lopend is het verschil in nutriëntennormen tussen Nederland en België. Het rapport is als bijlage bij deze brief meegestuurd.
De stroomgebieden van Nederland maken onderdeel uit van de internationale stroomgebieden Rijn, Maas, Eems en Schelde. Op grond van de Kaderrichtlijn Water moeten de vereisten voor het bereiken van de milieudoelstellingen van deze richtlijn, en in het bijzonder alle maatregelenprogramma's, worden gecoördineerd voor het gehele stroomgebied. In zowel de internationale riviercommissies als in bilaterale overleggen met de buurlanden vindt er afstemming plaats met betrekking tot het afwentelen van waterkwaliteitsproblemen op buurlanden. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot aanvullende afspraken over nutriëntenbelasting in het Rijn-stroomgebied. Voor de resterende problemen brengen de waterbeheerders de omvang daarvan in beeld en agenderen dit bij de buurlanden. Indien blijkt dat ondanks overleg en afstemming resterende knelpunten onvoldoende worden verholpen zal escalatie plaatsvinden. Uiteindelijk kan daarbij de hulp van de Europese Commissie worden ingeroepen.
Tijdelijke achteruitgang van de waterkwaliteit
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft een uitspraak gedaan over de wijze waarop tijdelijke effecten van projecten op de waterkwaliteit moeten worden beoordeeld.15 Conform toezegging wordt de Kamer daarover geïnformeerd. In de afgelopen periode is nader onderzocht welke gevolgen dit heeft voor de uitvoeringspraktijk. Eerst heeft Rijkswaterstaat het arrest nader juridisch en inhoudelijk geduid. Dit is gedeeld met de Unie van Waterschappen. Dit heeft geresulteerd in een lijst met typen ingrepen die mogelijk leiden tot een tijdelijke achteruitgang, inclusief de kans daarop. Op basis hiervan zijn vervolgens de risico’s voor het hoofdwatersysteem geïnventariseerd. Daaruit blijkt dat het arrest Rijkswaterstaat kan raken als uitvoerder van projecten, als beheerder en als bevoegd gezag. Dit brengt risico’s met zich mee voor de doorlooptijd en kosten van projecten, vergunningverlening en onderhoud. Bij projecten van de waterschappen spelen naar het zich laat aanzien vergelijkbare risico’s. Komende periode start een Europees traject om te komen tot een aanpassing van een Europees richtsnoer.16 Op basis hiervan zal in Nederland een gewijzigd toetsingskader worden opgesteld.
Inzicht in middelen waterkwaliteit
In reactie op een vraag van het lid Grinwis is toegezegd om integraal inzicht te geven in de doelen en middelen rond waterkwaliteit. In de begroting van het Deltafonds worden de middelen voor waterkwaliteit verantwoord. Dit betreft de financiering van de KRW maatregelen die door Rijkswaterstaat worden uitgevoerd en middelen voor de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW).
De kosten en baten van het pakket maatregelen in de SGBP’s17 zijn in november 2021 aan de Kamer gemeld.18 De bestuurlijk vastgestelde maatregelen, inclusief dekking, uit de SGBP’s 2022–2027 bedragen in totaal circa € 1,5 miljard aan overheidsuitgaven. Hiervan investeren de waterschappen circa € 800 miljoen, provincies en gemeenten samen € 200 miljoen. Het Rijk investeert vanuit het Deltafonds in het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren. Hiervoor is in de Deltafondsbegroting 2023 voor de periode 2023 tot en met 2027 in totaal € 517,9 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van de tranches 2 en 3. De maatregelen van verschillende overheden komen ook ten goede aan andere doelen (andere wateropgaven, biodiversiteit, beleving, etc.). Andere projecten dragen weer bij aan de doelen van de KRW (zoetwatervoorziening, natuurherstel, etc.). Voor de eerder genoemde financiële regeling ter ondersteuning van de DAW-gebiedsprocessen is € 21 miljoen beschikbaar in het Deltafonds.
In het Transitiefonds landelijk gebied en natuur zijn additionele middelen opgenomen voor de KRW. Deze worden ingezet voor grootschalig herstel van beekdalen op zandgronden. Ook maatregelen uit dit fonds die bijdragen aan het verminderen van de uitstoot van stikstof en broeikasgassen in het landelijk gebied en maatregelen die de natuur verbeteren, kunnen positief bijdragen aan KRW doelbereik.
Met de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) werken Rijk (de ministeries van IenW en LNV) en regio aan toekomstbestendige grote wateren (Waddenzee en Eems-Dollard, IJsselmeergebied, Zuidwestelijke Delta en de grote rivieren), waarin goede ecologische waterkwaliteit en hoogwaardige natuur samengaan met een krachtige economie. In de Deltafondsbegroting is voor de uitvoering van PAGW in totaal € 369 miljoen (art. 7.02) beschikbaar. Daarnaast kent PAGW nog een beleidsreservering (art. 5.04) van € 515 miljoen.
Harde afspraken terugdringen PFAS / plastickorrels Westerschelde
Zowel Vlaanderen als Nederland zien de noodzaak om de PFAS problematiek aan te pakken. Zowel in de Internationale Scheldecommissie (ISC) als bilateraal zijn er goede contacten tussen Vlaanderen en Nederland. Hier is ook naar verwezen in de brief die de Kamer heeft ontvangen voor het commissiedebat PFAS en Gezondheid.19 In het bilaterale contact met Vlaanderen is wederzijds grote bereidheid om kennis en informatie te delen en de aanpak te vergelijken. Daarnaast ziet Nederland microplastics als probleem met een grensoverschrijdend karakter. Dit speelt op dit moment minder in Vlaanderen, maar zij hebben aangegeven open te staan voor samenwerking op dit onderwerp. Dit is een eerste stap richting het maken van afspraken. Hiermee wordt een eerste invulling gegeven aan de motie van het lid Van Esch c.s. die oproept tot het maken van afspraken met de Vlaamse overheid met betrekking tot het terugdringen van de vervuiling van microplastics en PFAS in de Westerschelde.20 De afspraken worden verder uitgewerkt en in het voorjaar wordt de Kamer ingelicht over de voortgang.
Ontwikkelingen en kennisopbouw afvangen microplastics
Conform een toezegging aan het lid Stoffer wordt de Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen en kennisopbouw rondom plastic korrels. Microplastics worden steeds meer aangetroffen in het milieu. Microplastics zijn deeltjes kleiner dan 5 mm. Grootste bronnen van microplastics zijn onder andere fragmentatie en degradatie van macroplastic zwerfafval, autobanden, lekkage van preproductie kunststofpellets en synthetische textielvezels.21 Om te bepalen hoeveel microplastics in de rivieren aanwezig zijn, werkt het Ministerie van IenW aan een monitoringsmethode. In 2023–2025 volgt validering van de methode en start het monitoringsprogramma naar de aanwezigheid van microplastics in de Maas en Rijn.
Herkomst en terugdringen plastic korrels terugdringen Westerschelde
De motie van het lid Hagen verzocht de regering te onderzoeken hoe de aanwezigheid van plastic korrels in de Westerschelde kan worden teruggedrongen. Tijdens het commissiedebat Externe veiligheid van 22 juni 2022 en het commissiedebat Leefomgeving van 12 oktober 2022 (Kamerstuk 28 089, nr. 244) is toegezegd dat de Kamer geïnformeerd wordt over de herkomst van plastic korrels in oppervlaktewater en specifiek de Westerschelde.
In de Westerschelde worden regelmatig plastic korrels, ook wel nurdles genoemd, aangetroffen die worden gebruikt als halfproducten in de plastic producerende en verwerkende industrie. Daarnaast worden plastic korrels gevonden die worden gebruikt bij waterzuiveringen. Dit zijn de zogenaamde biocarriers. Deze korrels worden waarschijnlijk niet gebruikt in Nederlandse rioolwaterzuiveringsinstallaties. Het Ministerie van IenW is een onderzoek gestart om in beeld te brengen bij welke schakels lekkages van plastic korrels op (kunnen) treden. Hierbij wordt ook in beeld gebracht waar kansen liggen om eisen te stellen in de toelating en het vergunningsproces. Voor de zomer 2023 wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang, waarmee verder invulling zal worden gegeven aan de motie van het lid Hagen.
Er zijn ook veel lokale initiatieven om vervuiling met nurdles en microplastics tegen te gaan. In opdracht van een aantal Zeeuwse gemeenten en de provincie Zeeland besteden de RUD Zeeland en DCMR bij inspecties van relevante bedrijven aanvullend aandacht aan het voorkomen van het lekken van plastic korrels. Vanuit het samenwerkingsverband Schone Schelde werken ruim 35 partners aan het verminderen van zwerfafval in en rond de Ooster- en Westerschelde. Bedrijven kijken bijvoorbeeld zelf waar zij lekkage van plastics kunnen verminderen en wisselen daar onderling kennis over uit.
Alternatieven voor geotextiel in oeverbeschermingsconstructies
Op 20 april 2021 is door het lid Grinwis een motie ingediend om de Kamer te informeren over mogelijke alternatieven voor geotextiel in oeverbeschermingsconstructies.22 Aanleiding voor de motie was berichtgeving van de Plastic Soup Foundation over milieuvervuiling door microplastic uit oeverbeschermingsconstructies. Een onafhankelijk onderzoeksbureau heeft een onderzoek uitgevoerd naar alternatieven voor klassieke geokunststoffen in oeverbeschermingsconstructies, inclusief de kosten en de milieu-impact. De uitkomst van het onderzoek, dat is uitgevoerd door ingenieursbureau Witteveen+Bos, is meegestuurd als bijlage bij deze brief.
Voor het onderzoek zijn drie alternatieven voor geotextiel onderzocht en afgewogen op kosten en milieu impact (MKI). In de MKI-systematiek wordt er naar 11 milieu-impactcategorieën gekeken (bijvoorbeeld opwarming van de aarde en toxiciteit) tijdens de hele levensduur en bij normaal gebruik. Op dit moment is er geen (vergelijkbare) systematiek waarin microplastics worden meegenomen. Microplastics zijn dus geen onderdeel van de MKI. In het onderzoek is wel een kwalitatieve beschouwing van vervuiling door microplastics opgenomen. Uit het onderzoek volgt dat geotextiel de laagste MKI heeft en dat microplastics niet, tot zeer beperkt, vrijkomen bij normaal gebruik. Er is geen alternatief dat duidelijk geschikter is dan het geotextiel dat nu wordt toegepast in oeverbeschermingsconstructies.
Innovatie, research en development bij rioolwaterzuiveringsinstallaties
Conform de toezegging aan het lid Goudzwaard wordt de Kamer geïnformeerd over innovatie, research en development bij rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s). Waterschappen innoveren in samenwerking met diverse kennisinstellingen en het bedrijfsleven in RWZI’s. Ten eerste is de ambitie om rioolwater steeds beter te zuiveren. Binnen het Innovatieprogramma Microverontreinigingen uit RWZI-afvalwater (IPMV) wordt gewerkt aan veelbelovende nieuwe technieken en verbeteringen van bestaande technieken om medicijnresten en andere microverontreinigingen te verwijderen. Het Rijk heeft € 5 miljoen beschikbaar gesteld voor het IPMV-programma. Daarnaast loopt het traject «Ketenaanpak medicijnresten uit water». De evaluatie over deze ketenaanpak zal begin 2023 gereed zijn. Er is een bijdrageregeling van in totaal € 60 miljoen voor waterschappen die een aanvullende zuivering voor medicijnresten implementeren.
Ten tweede zetten waterschappen in op het energieneutraal maken van RWZI’s. Waterschappen proberen meer biogas te produceren uit zuiveringsslib. Biogas kan worden opgewerkt tot aardgaskwaliteit (groen gas). Ook wordt er gewerkt aan een innovatietraject om nog meer groen gas te kunnen produceren.
Ten derde is het doel een bijdrage te leveren aan de circulaire economie. Op RWZI’s wordt onderzoek gedaan naar het terugwinnen van verschillende grondstoffen uit afvalwater. Het platform Energie- en Grondstoffenfabriek bevordert de samenwerking tussen alle waterschappen. De Energie- en Grondstoffenfabriek wordt geholpen door Aquaminerals bij de ontwikkeling en vermarkting van nieuwe grondstoffen. Deze organisatie bundelt de krachten van waterbedrijven en waterschappen. Ze zijn gespecialiseerd in het creëren van economische- en duurzaamheidswaarde voor huidige, en in de toekomst te verwachten grondstoffen uit de watercyclus.
Rioolwatermonitoring
Via de motie van de leden Grinwis en Boswijk is verzocht om beschikbare data van RWZI’s te gebruiken om (gebieds)gerichte maatregelen te nemen teneinde de waterkwaliteit te verbeteren.23
Waterschappen monitoren intensief de kwaliteit van het afvalwater dat zij verwerken. In de bestuurlijke afspraken onder de Delta-aanpak waterkwaliteit is afgesproken om deze monitoringsgegevens te gebruiken om meer grip te krijgen op indirecte lozingen. Als onderdeel van de Ketenaanpak medicijnresten vindt een uitgebreide monitoring plaats om onder andere de effectiviteit van aanvullende zuivering te kunnen volgen. Hiermee kunnen gericht aanvullende maatregelen worden genomen. Zoals bijvoorbeeld de inzet van plaszakken om röntgencontrastmiddelen terug te dringen, omdat deze vrijwel niet verwijderd worden in de RWZI. In het voorstel voor de herziening van de richtlijn stedelijk afvalwater, dat op 26 oktober jl. is verschenen, vraagt de Europese Commissie meer aandacht voor rioolwateronderzoek naar gezondheidskundige parameters en monitoring om mogelijke bronnen van vervuiling te identificeren.
Het Ministerie van VWS heeft de motie over het ethisch kader afgedaan in de brief aan de Kamer van 4 juli 2022 (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 66).24 Het ethisch kader zelf is op de website van het RIVM te vinden.25
Grondwater
Studiegroep Grondwater
Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan het advies van de Studiegroep Grondwater. Het eindadvies van de Studiegroep Grondwater wordt op 14 december a.s. gepresenteerd in het Bestuurlijk Overleg Water. Zoals toegezegd in het CD Water van 7 juni jl. wordt het advies vervolgens voor het eind van het jaar aan de Tweede Kamer toegezonden.
Onderzoek grondwateronttrekkingen nabij natuurgebieden
Tijdens het CD Water van 7 juni jl. is in antwoord op vragen van het lid Bromet toegezegd de Kamer te informeren over een onderzoek naar de uitvoering van het grondwateronttrekkingenbeleid in relatie tot de verplichtingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHL). Het onderzoek is als bijlage bij deze brief meegestuurd.
Uit het onderzoek blijkt dat met vergunningverlening van onttrekkingen voldoende getoetst wordt op effecten op Natura 2000-doelstellingen. Bescherming van natuurgebieden wordt ook vormgegeven door te werken met beschermingszones rondom natuurgebieden waarin strengere regels gelden voor nieuwe onttrekkingen. De onderzoekers geven nog enkele aanbevelingen mee. Deze hebben onder andere betrekking op het in beeld brengen van cumulatieve effecten van onttrekkingen en op het gezamenlijk uitvoeren van de dubbele vergunningplicht voor grondwateronttrekkingen door waterschappen en provincies.
Het onderzoek is mede begeleid door LNV, IPO en de Unie van Waterschappen en zal worden betrokken bij het advies van de Studiegroep Grondwater dat voor het einde van het jaar aan de Kamer zal worden verzonden. Ook wordt het onderzoek betrokken bij de voorbereiding van de brief aan de Kamer over Water en Bodem Sturend.
Analyse nitraatrichtlijn
De Kamer is vanaf 2018 meerdere keren geïnformeerd over de uitvoering van de bestuursovereenkomst «aanvullende aanpak nitraatuitspoeling uit agrarische bedrijfsvoering in specifieke grondwaterbeschermingsgebieden». Vewin, LTO Nederland, IPO en het Rijk hebben deze bestuursovereenkomst eind 2017 ondertekend in het kader van het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Tijdens het Commissiedebat Water van 7 juni jl. is toegezegd dat de Kamer het rapport ontvangt waarin een onafhankelijk bureau effectiviteit en doelbereik van deze aanpak analyseert. Er vindt momenteel overleg plaats met LTO, Vewin en het IPO over de voortzetting van de Bestuursovereenkomst nu de Europese Commissie de derogatie voor grondwaterbeschermingsgebieden per 1 januari a.s. heeft ingetrokken. De Minister van LNV zal de Kamer hierover nader informeren en ook de door het externe bureau opgestelde analyse aanbieden.
Drinkwater
Drinkwaterlevering
Door klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkelingen is de beschikbaarheid van voldoende bronnen voor de bereiding van drinkwater niet langer vanzelfsprekend en wordt het steeds moeilijker om nieuwe winningen ruimtelijk in te passen.
Er wordt regelmatig overlegd met de drinkwatersector. Conform een toezegging aan het lid Minhas worden gesprekken gevoerd over de knelpunten in de leveringscapaciteit. Aan de hand van casuïstiek wordt gericht naar oplossingen gezocht. De provincies worden hierbij betrokken. Samen met de Minister voor VRO en de drinkwatersector worden de knelpunten voor geplande nieuwbouw locaties bekeken. Er is met VRO en de drinkwatersector overleg om te zorgen dat alle nieuwbouwwoningen van drinkwater voorzien worden. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Tjeerd de Groot.26
Provincies en drinkwaterbedrijven hebben samen onderzoek gedaan naar de (toenemende) drinkwatervraag en het beschikbare aanbod van bronnen.27 In de Structuurvisie Ondergrond is afgesproken dat provincies Aanvullende Strategische Voorraden (ASV’s) aanwijzen zodat er tot 2040 voldoende grondwater beschikbaar is voor het bereiden van drinkwater. Het proces om ASV’s aan te wijzen wordt dit jaar afgerond.
Daarnaast is er overleg met gemeenten en veiligheidsregio’s over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van gebruiksbeperkingen voor drinkwater in crisissituaties, zoals langdurige droogte. Wanneer de uitkomsten van dit overleg bekend zijn, wordt de Kamer geïnformeerd.
De financieringsruimte om te investeren in nieuwe productie-, zuiverings- en distributiecapaciteit is met de verhoging van de WACC28 voor de komende jaren voldoende. Er is onderzoek gestart naar de borging van de financiële gezondheid van drinkwaterbedrijven, hierbij zijn de drinkwaterbedrijven en belanghebbenden betrokken. Het onderzoek wordt eind 2022 opgeleverd. Daarna wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
Doelmatig gebruik en besparing zijn nodig om de toekomstbestendigheid van onze drinkwatervoorziening te borgen. Dat vergt aanpassing van het gedrag van alle afnemers van drinkwater en meer focus op circulariteit. Er is een verkenning uitgevoerd naar maatregelen en instrumenten voor bewust en zuinig drinkwaterverbruik. De Kamer ontvangt de verkenning, met een beleidsreactie, voor het eind van dit jaar. De brief over Water en Bodem Sturend zal hier nader op ingaan.
Implementatie en uitvoeringsagenda Drinkwater en Implementatieplan EU Drinkwaterrichtlijn
De Beleidsnota Drinkwater 2021–2026 is samen met Vewin, VNG, IPO en UvW uitgewerkt in een gezamenlijke Implementatie en Uitvoeringsagenda Drinkwater, waarin voor alle opgaven acties zijn geformuleerd. Een van de acties is de implementatie van de EU Drinkwaterrichtlijn. Hiervoor is een plan van aanpak opgesteld. De Implementatie en Uitvoeringsagenda Drinkwater is meegestuurd als bijlage bij deze brief.
Stand van zaken rond onderzoek legionella in leidingwater
In mei is de Kamer geïnformeerd dat de herziene Europese Drinkwaterrichtlijn ruimte biedt om in de Nederlandse regelgeving voor specifieke locaties een normwaarde te hanteren voor Legionella pneumophila, op een niveau van < 100 kolonievormende eenheden per liter (kve/l).29
Aan het RIVM is gevraagd om te onderzoeken of er analysetechnieken op de markt zijn (of binnen afzienbare tijd komen) waarmee de aanwezigheid van Legionella pneumophila op een betrouwbare wijze op dit niveau in het drinkwater kan worden gemeten. Dit onderzoek zal naar verwachting nog dit jaar worden afgerond. Volgend jaar zal het RIVM een onderzoek uitvoeren naar de werkzaamheid en neveneffecten van de verschillende beheermethoden voor legionellapreventie in leidingwater.
Verder is de verwachting dat nog dit jaar een onderzoek wordt opgestart naar de effectiviteit van het in de praktijk toepassen van zogeheten hitteschokken ter preventie van legionellagroei. De overige uit te voeren onderzoeken zullen naar verwachting in 2023 worden opgestart.
Noordzee en Grote Wateren
Voortgangsrapportage Noordzeeoverleg
Als bijlage bij deze brief ontvangt de Kamer, in lijn met de motie van de leden Remco Dijkstra en Tjeerd de Groot,30 de halfjaarlijkse voortgangsrapportage van de voorzitter van het Noordzee Overleg.
Stand van zaken ontmanteling olieplatforms in het Verenigd Koninkrijk
In 201931 en 202132 is de Kamer geïnformeerd over het voornemen van het Verenigd Koninkrijk (VK) om een vergunning te verlenen om delen van de uit productie genomen olie- en gasplatforms in het Brentveld en het olieplatform Brae Bravo op het Britse deel van de Noordzee, te laten staan. Op beide voornemens en op de conceptvergunningen heeft Nederland, samen met Duitsland, bezwaar geuit. De vergunningen zijn vooralsnog niet afgegeven door het VK.
In juli 2022 zijn de OSPAR verdragspartijen geïnformeerd over het voornemen van het VK om een vergunning te verlenen aan Fairfield Betula Limited om de fundamenten van het olieplatform Dunlin Alpha met verontreinigd materiaal op de bodem van de Noordzee te laten staan. Nederland heeft het VK gevraagd het voornemen uit te stellen zodat in de overweging meegenomen kunnen worden:
1. de resultaten van het Joint Industry Project, gericht op ontwikkeling van nieuwe ontmantelingstechnologie. Dit project is gefinancierd door de olie- en gasindustrie onder leiding van VK overheid;
2. de herziening in 2023 van de binnen OSPAR ontwikkelde beoordelingsmethode. Op basis van de huidige methode concludeert het VK nu dat het verantwoord is om de installatie grotendeels te laten staan. Het probleem van deze methode is dat deze te snel tot de conclusie leidt dat het omwille van milieu en veiligheid beter zou zijn om onderdelen van platforms te laten staan.
Daarnaast vindt Nederland dat de niet-schadelijkheid van de inhoud van de opslagtanks onvoldoende is vastgesteld. Nederland vraagt het VK nog dit najaar een raadgevend OSPAR-overleg in te plannen waarin de verschillende verdragspartijen hun bezwaar kunnen toelichten.
Nederland blijft in OSPAR het VK actief bevragen over de vervolgstappen en zal zich zo nodig beraden op politieke of diplomatieke actie, in overleg met andere partijen die bezwaar hebben gemaakt tegen het voornemen van het Verenigd Koninkrijk.
Wadden
De veertiende trilaterale regeringsconferentie voor de bescherming van de Waddenzee vindt van 28 november tot 1 december 2022 plaats in Wilhelmshaven (Duitsland). Over de positie van de Nederlandse regering is de Kamer in de brieven van 6 september en 4 november 2022 apart geïnformeerd.33 Het is de intentie om tijdens de conferentie de «Verklaring van Wilhelmshaven» door de Minister voor Natuur en Stikstof, namens het Rijk, te laten ondertekenen. Voorafgaand aan het Commissiedebat Wadden van 18 januari 2023 volgt een aanvullende brief over de uitkomsten van de trilaterale regeringsconferentie en het Bestuurlijk Overleg Waddengebied van 8 december 2022.
Getij Grevelingen
Regio en Rijk hebben meermaals met de markt en externe experts onderzocht hoe kansrijk getijdenenergie binnen het project Getij Grevelingen is. Tijdens het bestuurlijk overleg van 3 november jl. hebben regio en Rijk samen geconstateerd dat het financieel niet haalbaar is getijdenenergie hier een plek te geven. Het uiteindelijke besluit is genomen op basis van de onderzoeken en de al eerder gedeelde bedenkingen bij de technische haalbaarheid van het project.34 Er is wel afgesproken ruimte te bieden voor ontwerpwensen vanuit de markt binnen de kaders van het project, zodat opwekking van getijdenenergie in de toekomst mogelijk blijft. Momenteel wordt gewerkt aan nieuwe ontwerpoplossingen voor een doorlaatmiddel. Op basis van deze ontwerpoplossingen wordt duidelijk of het project binnen de financiële randvoorwaarden en met voldoende doelbereik kan worden gerealiseerd. Naar verwachting volgt besluitvorming over het vervolg van het project medio 2023.
Geohydrologisch onderzoek Sluiskil
Naar aanleiding van vragen van het lid Stoffer tijdens het Commissiedebat Water van 7 juni jl. is toegezegd dat de Kamer wordt geïnformeerd over het (aanvullend) geohydrologisch onderzoek bij Sluiskil in het Kanaal Gent-Terneuzen dat in opdracht van Rijkswaterstaat wordt uitgevoerd. De resultaten daarvan waren in eerste instantie voorzien in het derde kwartaal van dit jaar. Door de complexe bodemopbouw ter plaatse neemt dat helaas meer tijd in beslag. De planning is nu dat de resultaten eind dit jaar beschikbaar komen en vervolgens met de Kamer worden gedeeld.
Rijkswaterstaat heeft over het onderzoek goed en geregeld contact met alle betrokkenen. Zij ondersteunen de grondigheid van het onderzoek en het feit dat met het oog daarop het onderzoek een kwartaal later wordt afgerond. Het voornemen is om in januari 2023 een bewonersavond te organiseren, waar de resultaten worden gedeeld.
Caribisch Nederland
Klimaatadaptatie Caribisch Nederland
Ook Caribisch Nederland ontkomt niet aan de gevolgen van klimaatverandering. Het KNMI Klimaatsignaal»2135 en het KNMI rapport «Past and future sea levels around the BES islands»36 lieten dat al zien. De Kamer is hierover eerder geïnformeerd.37 Recent is het onderzoek door de Vrije Universiteit Amsterdam naar de gevolgen van opwarming op Bonaire verschenen. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Greenpeace.38
Er zijn zorgen over de mate van bescherming van Caribisch Nederland tegen klimaatverandering. Als onderdeel van de KNMI Klimaatscenario’s komen er eind 2023 ook klimaatscenario’s voor Caribisch Nederland. Deze moeten meer inzicht geven in de voor dit gebied specifieke aspecten van klimaatverandering. Bijvoorbeeld de combinatie van zeespiegelstijging en storm, en de mate waarin droogte de eilanden zal gaan treffen.
Het is belangrijk dat de openbare lichamen van de BES eilanden de gevolgen van klimaatverandering voor alle sectoren in beeld brengen, oplossingsrichtingen bespreken met stakeholders en daarmee komen tot adaptatiestrategieën, net zoals de Europees-Nederlandse gemeenten dit vanuit hun eigen verantwoordelijkheid doen, of eerder hebben gedaan. Het Ministerie van IenW is bereid om de BES-gemeenten bij dit proces ondersteuning te geven. Hiermee komt er meer zicht op de feitelijke uitgangssituatie, de risico’s en mogelijke maatregelen.
Nu al beschikken de BES-gemeenten over wettelijke bevoegdheden om te anticiperen op toekomstige gevolgen van klimaatverandering. Denk hierbij aan het uitsluiten van nieuwbouw direct aan zee, het inperken van het gebruik van kwetsbare gebieden en het treffen van ruimtelijke maatregelen om de gevolgen van extreem weer (piekbuien, droogte, storm) op te vangen. De Kamer is eerder over deze wettelijke bevoegdheden geïnformeerd.39
Drinkwater Caribisch Nederland
In juli 2022 is een vernieuwde Tijdelijke subsidieregeling drinkwater BES en Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Bonaire 2018–2024 gepubliceerd.40 Als uitwerking van het coalitieakkoord zijn daarin structureel middelen gereserveerd voor het verlagen van de drinkwatertarieven in Caribisch Nederland op basis van het eerder aan de Kamer toegezonden KPMG rapport.41 Dat de subsidies nu structureel (in plaats van ad-hoc) vastgelegd en gemaximeerd zijn, geeft voorspelbaarheid aan de nutsbedrijven en openbare lichamen.
Het Ministerie van IenW draagt ook bij aan investeringen in de drinkwatervoorziening om de toegankelijkheid daarvan te waarborgen. Op Sint Eustatius loopt het meerjarige investeringstraject (€ 4,5 miljoen in totaal) op schema. Dit traject is gericht op het uitbreiden en verbeteren van het drinkwaternet. Aan het Openbaar Lichaam Saba is € 1 miljoen toegezegd voor het versterken van de waterinlaat (waarmee zeewater wordt ingelaten voor de productie van reversed osmosis water en drinkwater), het aanleggen van extra watertransportleidingen en het uitbreiden van de waterproductiecapaciteit. En op Bonaire, waar de watervraag snel groeit, wordt € 450.000,- bijgedragen aan de verdere uitbreiding van de drinkwaterproductie.
Afvalwater en marien milieu Caribisch Nederland
De afvalwatervisies voor Bonaire en Sint Eustatius zijn door een beperkte uitvoeringskracht later in opdrachtverlening gebracht dan gepland. Inmiddels loopt het traject voor Bonaire en is de verwachting dat Sint Eustatius de opdracht nog dit jaar zal verlenen. De resultaten worden in het najaar van 2023 verwacht. In de tussentijd heeft ook Saba zich aangesloten bij het initiatief om een afvalwatervisie te ontwikkelen. De visies geven richting aan de benodigde afvalwatermanagementprojecten voor de verbetering van de (mariene) waterkwaliteit. De Kamer zal hierover via de volgende verzamelbrief water worden geïnformeerd.
De gewijzigde Wet VROM BES ligt voor in de Eerste Kamer en maakt de weg vrij voor een afvalwaterheffing, die nodig is voor de exploitatie van de RWZI op Bonaire. Het Bestuurscollege van Bonaire is verantwoordelijk voor het invoeren van de heffing en is voornemens om de lasten met name bij de restaurants en hotels neer te leggen, die de grootste vervuilers zijn. Daarnaast is het de bedoelding dat het «vervuiler betaalt» principe wordt toegepast door de toerist te belasten via een hogere natuur- en toeristenbelasting. Bovendien is ook dit jaar weer door het Ministerie van IenW subsidie (€ 2 miljoen) voor de exploitatie verleend.
Ondertussen gaan er op Bonaire meerdere concrete projecten met € 3,47 miljoen budget van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland (NMBP) van start:
– het uitbreiden van de RWZI zuiveringscapaciteit en het realiseren van een 40-tal extra aansluitingen op de riolering;
– het opstellen van een (wettelijk verplicht) afvalwaterplan;
– het instellen van een UV-zuivering om hergebruik van RWZI effluent mogelijk te maken;
– de bouw van een havenontvangstinstallatie om afvalwater van jachthaven Harbour Village in te nemen;
– het opzetten van pilots over decentrale afvalwaterzuivering.
Tot slot is er € 600.000,- toegekend uit het NMBP budget voor het opzetten van programma’s voor de monitoring van de zeewaterkwaliteit rondom alle drie de eilanden. Deze gaan helpen om meer inzicht te krijgen in de status van het mariene milieu aldaar. Bovendien kunnen ze laten zien hoe de staat van het mariene milieu wordt beïnvloed door NMBP-projecten en andere maatregelen, hetgeen richting kan geven aan verder beleid ter bescherming van het mariene milieu. Rijkswaterstaat voert de programma’s in samenwerking met de openbare lichamen uit en werkt daarvoor ook samen met lokale partijen. De programma’s moeten in 2024 geïmplementeerd zijn, maar de uitvoering begint al in 2022 en 2023.
Ter afsluiting
De lengte van deze brief laat zien: water hoort bij Nederland. Al honderden jaren staan we internationaal bekend om onze kennis en kunde op het gebied van water. Er komt nu een belangrijke periode aan. Verandering in het klimaat zorgt ervoor dat we anders met het water- en bodemsysteem moeten omgaan om onze opgaven op het gebied van water het hoofd te bieden. Opgaven zoals te weinig water, te veel water en druk op de kwaliteit van het water. Samen met de decentrale overheden en onze partners gaan we hiermee keihard aan de slag. Zodat iedereen in Nederland zonder zorgen kan blijven wonen, werken en ontspannen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Kamerstuk 27 625, nr. 587↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 573↩︎
https://klimaatadaptatienederland.nl/@248341/putte-nieuw-rioolstelsel/↩︎
https://www.deltaprogramma.nl/documenten/publicaties/2022/04/11/adviesbrief-maak-werk-van-klimaatadaptatie↩︎
Kamerstuk 35 925 XII, nr. 61↩︎
Kamerstuk 32 698, nr. 64↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 487 en Kamerstuk 27 625, nr. 523↩︎
Kamerstuk 34 682 nr. 84↩︎
Kamerstuk 34 682 nr. 86↩︎
Kamerstuk 35 925 XII, nr. 60↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 487↩︎
https://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/kaderrichtlijn-water/stroomgebiedbeheerplannen-2022–2027/.nl↩︎
https://www.stowa.nl/kennisimpuls.nl↩︎
Kamerstuk 27 625 nr. 555↩︎
HvJ EU 5 mei 2022, C-525/20, ECLI:EU:C:2022:350↩︎
Guidance 36 op https://circabc.europa.eu/sd/a/e0352ec3–9f3b-4d91-bdbb-939185be3e89/CIS_Guidance_Article_4_7_FINAL.PDF↩︎
Verkenning kosten en baten Kaderrichtlijn Water (KRW), Ecorys oktober 2021↩︎
Kamerstuk 27 625 nr. 555↩︎
Kamerstuk 35 334, nr. 209↩︎
Kamerstuk 28 089, nr. 233↩︎
Factsheet microplastics in Nederlandse wateren: https://www.rivm.nl/sites/default/files/2019–06/Factsheet%20Microplastics%20in%20Nederlandse%20wateren.pdf↩︎
Kamerstuk 32 852, nr. 148↩︎
Kamerstuk 35 925 XII, nr. 65↩︎
Kamerstuk 25 295, nr. 1927↩︎
https://www.rivm.nl/rioolwateronderzoek↩︎
Kamerstuk 32 847, nr. 964↩︎
Eindrapportage Verkenning robuuste drinkwatervoorziening 2040, Royal Haskoning DHV 2021↩︎
De WACC (Weighted Average Cost of Capital, de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet) voor drinkwaterbedrijven wordt elke drie jaar vastgesteld door de Minister van IenW, na advies van de Autoriteit Consument en Markt (ACM)↩︎
Kamerstuk 26 442, nr. 61↩︎
Kamerstuk 33 450, nr. 107↩︎
Kamerstuk 33 450, nr. 62 en Kamerstuk 33 450, nr. 63↩︎
Kamerstuk 33 450, nr. 114↩︎
Kamerstuk 29 684, nr. 230 en Kamerstuk 29 684, nr. 231↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 557↩︎
KNMI Klimaatsignaal»21: https://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/achtergrond/knmi-klimaatsignaal-21 – KNMI.nl↩︎
KNMI rapport Past and future sea level around the BES islands: https://cdn.knmi.nl/knmi/pdf/bibliotheek/knmipubTR/TR397.pdf↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 567 en Kamerstuk 27 625, nr. 557↩︎
https://www.greenpeace.org/nl/klimaatverandering/54518/impact-klimaatverandering-bonaire-onderzoek/↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2976. Zie ook Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2271↩︎
https://wetten.overheid.nl/BWBR0040698/↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/11/16/bijlage-2-verkenning-exploitatie-drinkwatervoorziening-caribisch-nederland↩︎