[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over het Deltaprogramma 2023 (Kamerstuk 36200-J-4)

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2023

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2022D47112, datum: 2022-11-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36200-J-6).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36200 J-6 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2023.

Onderdeel van zaak 2022Z21843:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 200 J Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2023

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 november 2022

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 20 september 2022 inzake het Deltaprogramma 2023 (Kamerstuk 36 200 J, nr. 4).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 november 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot

De adjunct-griffier van de commissie,
Meedendorp

1

Heeft u inzicht in de schade die bevers en rivierkreeften aan waterkeringen en het watersysteem veroorzaken en de financiële gevolgen hiervan voor de waterbeheerders?

De Unie van Waterschappen houdt een overzicht bij van het aantal locaties met schade door bevers. Het aantal gevallen waarbij schade door bevers problemen opleverde voor het watersysteem bedroeg 532 keer in 2019, 547 keer 2020 en 640 keer in 2021. Het aantal gevallen waarbij schade door bevers problemen opleverde voor de waterkeringen bedroeg 49 keer in 2019, 66 keer in 2020 en 71 keer in 2021. In 2019 was de totale uitgave hiervoor € 536.000, in 2020 was dit € 874.915 en in 2021 was dit € 2.225.631. Voor rivierkreeften worden geen gegevens bijgehouden.

De herintroductie van de bever in 1988 heeft op de meeste plekken een positieve impact op de biodiversiteit gehad, maar tegelijkertijd op enkele plaatsen voor problemen gezorgd. In 2021 is gestart met het opzetten van het Kenniscentrum Bever. De aankomende jaren wordt het Kenniscentrum Bever door de initiatiefnemers (Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA), Rijkswaterstaat, ProRail, de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal Overleg en de Zoogdiervereniging) verder uitgebouwd tot een actief platform waar kennis over de bever verzameld en gedeeld wordt. Het doel van het Kenniscentrum Bever is om door het delen van kennis en het bundelen van krachten te stimuleren dat er op een duurzame wijze samen kan worden geleefd met de bever. De verantwoordelijkheid voor de aanpak van de beverproblematiek in het water(veiligheids)systeem ligt bij de waterbeheerder (Rijkswaterstaat en de Waterschappen) en bij de provincie.

2

Op welke wijze zal uitvoering gegeven worden aan de afspraak uit het Coalitieakkoord dat de watertoets een dwingender karakter krijgt en dat waterschappen eerder betrokken zullen worden bij ruimtelijke planvorming?

De watertoets krijgt een dwingender karakter in de vorm van «weging van het waterbelang» in de nieuwe omgevingswet. Uitgangspunt is dat deze nieuwe juridische verankering voldoende kaders biedt voor een verdere versterking van het waterbelang in de ruimtelijke ordening. Met de bestuurlijke partners wordt gekeken of deze verandering voldoende is om het waterbelang vroegtijdig en gedurende het hele proces goed te borgen en wordt gekeken welke stappen gezet kunnen worden om deze vernieuwing optimaal te benutten.

3

Kunt u aangeven hoeveel projecten voor versterking van waterkeringen vertraging oplopen vanwege de stikstofproblematiek? Kunt u enig inzicht geven in de mate van vertraging?

Vanaf het begin van de stikstofcrisis in mei 2019 zijn er vertragingen van meerdere maanden gerapporteerd bij dijkversterkingsprojecten die op dat moment in vergunningprocedures zaten. Dit als gevolg van onduidelijkheid in de wet- en regelgeving.

Sindsdien hebben waterschappen geen vertragingen meer gerapporteerd voor de uitvoering van dijkversterkingen binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) als gevolg van stikstof, omdat dijkversterkingen gebruik maakten van de wettelijke bouwvrijstelling voor de uitvoering van dijkversterkingen. Er zijn ook projecten die geen gebruik maakten van de bouwvrijstelling, maar in de projectaanpak rekening hielden met veranderende wet- en regelgeving voor stikstof. Bijvoorbeeld door (delen) van de dijkversterking emissieloos uit te voeren of op voorhand natuurcompensatie in te richten.

Op 2 november 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak over het inpassingsplan «Porthos transport en opslag van CO2». Deze uitspraak gaat over de bouwvrijstelling. Momenteel wordt in kaart gebracht wat de uitspraak van de Raad van State betekent voor onder andere dijkversterkingsprojecten. Zoals eerder aangeven in de brief van de Minister voor Natuur en Stikstof van 3 november 2022 volgt er nog deze maand een duiding van de uitspraak, waarin ook wordt ingegaan op het handelingsperspectief.1

4

In hoeverre worden de programma´s ter ontwikkeling van nieuwe methoden en technieken om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken in de praktijk toegepast?

Vanuit het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie is al veel bereikt in het breder toepasbaar maken van nieuwe methoden en technieken. Vanuit de aanvragen voor de impulsregeling ruimtelijke adaptatie die de eerste anderhalf jaar zijn binnengekomen is het beeld dat er veel maatregelen in praktijk worden gebracht die bijdragen aan het «ontstenen» en vergroenen van een bepaald gebied. Er worden bijvoorbeeld parkeerplaatsen en pleinen klimaatbestendig gemaakt. Klimaatadaptieve maatregelen worden ook regelmatig meegenomen bij al lopende initiatieven voor de herinrichting van een wijk. Daarnaast zien we ook goede voorbeelden van het klimaatrobuust ontwikkelen van stedelijk gebied, met voldoende ruimte voor groen en waterberging.

5

Wat zal de inbreng van Nederland zijn tijdens de VN-waterconferentie in New York en wat gaat Nederland doen met de uitkomsten van deze conferentie?

Nederland zet zich als co-host samen met Tadzjikistan in om een inclusieve, actiegerichte en cross-sectorale conferentie neer te zetten met een Water Action Agenda als belangrijkste uitkomst document. Nederland ziet erop toe dat het voorbereidingsproces inclusief is en doet actief outreach naar stakeholders uit ondervertegenwoordigde groepen (zoals jeugd, vrouwen en inheemse groepen). De inbreng richt zich verder op het stimuleren van lidstaten en stakeholders om nieuwe en substantiële toezeggingen (financieel, politiek, economisch of beleidsmatig van aard) te genereren om uitdagingen op het gebied van water het hoofd te bieden. Ook binnen Nederland wordt met diverse stakeholders hierover gesproken, binnen en buiten de watersector, en wordt bekeken wat Nederland zelf zal bijdragen aan de Water Action Agenda.

De uitkomsten van de conferentie worden geborgd in de Water Action Agenda. Nederland, Tadzjikistan en de betrokken UN-organisaties kijken hoe de opvolging van deze agenda het beste te borgen is. Nederland zal zich daarbij inzetten om de opvolging ook actief te agenderen in bestaande internationale processen en netwerken waar Nederland actief in is.

6

Zijn er van de in totaal 1.500 kilometer aan dijken die versterkt moeten worden, bepaalde kilometers die voorrang moeten krijgen bij het versterken omdat ze in minder goede staat zijn?

Binnen het HWBP (Hoog Water Beschermingsprogramma) wordt de uitvoering van dijkversterkingen geprioriteerd op basis van urgentie. De dijken die de grootste afstand tot de norm hebben, worden als eerste aangepakt. Binnen het HWBP zijn op dit moment circa 70 dijkversterkingsprojecten geprogrammeerd. Dit betekent overigens niet dat daar een acuut waterveiligheidsprobleem is. Met de nieuwe normering bereiden we ons voor op de toekomst. De wet schrijft voor dat in 2050 alle primaire waterkeringen aan de norm moeten voldoen. In de normen is rekening gehouden met verwachte ontwikkelingen richting 2050, zoals groei in bevolking, economische waarden en invloeden als klimaatverandering.

7

Welke prioriteit heeft verspilling van zoet water door natuurlijke en industriële processen?

Tijdens droogte wordt er van alle gebruikers, ook van de industrie, verwacht dat ze zuinig met water omgaan. Ook in natuurgebieden werken terreinbeheerders aan zuinig omgaan met water, door zo goed mogelijk water vast te houden. Tijdens droge perioden kunnen waterbeheerders onttrekkingsverboden afkondigen vanuit het oppervlakte- en grondwater. Dat was tijdens de droogte van 2022 ook het geval. Bij zeer extreme droogte kunnen drinkwaterbedrijven de watertoevoer voor gebruikers verminderen en/of stoppen. In 2022 is dit lokaal gebeurd voor een aantal agrarische en industriële toepassingen.

In een periode van droogte kan een watertekort ontstaan of dreigen te ontstaan. Dan treedt de landelijke verdringingsreeks voor zoetwaterverdeling in werking. De verdringingsreeks geeft een prioriteitsvolgorde weer die bepalend is voor het verdelen van het beschikbare water door de waterbeheerders. De verdringingsreeks gaat alleen over oppervlaktewater, niet over grondwater. Natuur in het algemeen (m.u.v. de aangewezen natuurgebieden waar aanvoer mogelijk is om onomkeerbare schade te voorkomen), landbouw, industrie, scheepvaart, recreatie, enz. hebben de laagste prioriteit (categorie 4). Industriële processen die moeilijk te stoppen zijn en die een eerste levensbehoefte dienen, hebben een hogere prioriteit in de verdeling (categorie 3). Aangewezen natuurgebieden waar wateraanvoer mogelijk is om onomkeerbare schade te voorkomen hebben de hoogste prioriteit om water aangevoerd te krijgen (categorie 1).

De verdringingsreeks is wettelijk vastgelegd in artikel 2.9 van de Waterwet en artikel 2.1 van het Waterbesluit. Nadere informatie is op de website van InfoMil beschikbaar: https://www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/handboek-water/thema-s/watertekort/verdringingsreeks/.

8

Om welke standaardrekenmethoden gaat het en zijn er elders in de wereld standaardrekenmethoden die beter rekening kunnen houden met de gevolgen van klimaatverandering?

(De vraag refereert naar de tekst over snellere en grilliger klimaatverandering, die soms buiten de standaardrekenmethoden valt)

In het Deltaprogramma Zoetwater wordt een risicobenadering toegepast. Het droogterisico is daarbij gedefinieerd als de verwachte gevolgen van droogte (€/jaar) berekend over een brede spreiding aan droogtecondities. Dit droogterisico wordt bepaald voor verschillende mogelijke toekomstbeelden voor klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkelingen, met als zichtjaren 2050 en 2100. Deze risicobenadering sluit goed aan bij de ambitie van het Deltaprogramma Zoetwater om voor het hoofdwatersysteem in 2050 weerbaar te zijn tegen een droogte die eens in de 20 jaar voorkomt.

In het geval van een droogte met een kleinere kans van voorkomen, is er vanuit het hoofdwatersysteem niet altijd voldoende zoetwater van de juiste kwaliteit beschikbaar. In dergelijke jaren zal de landelijke verdringingsreeks worden toegepast bij het verdelen van het beschikbare zoetwater. Via het instrument waterbeschikbaarheid heeft iedere gebruiker inzicht in de beschikbaarheid van zoetwater onder normale en droge omstandigheden.

In overeenstemming met de inzichten van de Signaalgroep Deltaprogramma, zal in aanloop naar de derde fase van het Deltaprogramma Zoetwater een nieuwe methode worden toegepast bij het opstellen van de brede spreiding aan droogtecondities, die ten grondslag ligt aan het berekende droogterisico. Deze methode maakt het mogelijk om belangrijke klimaatsignalen als een verandering in de timing van droogte (begin of einde van het groeiseizoen), in persistentie (langer aanhoudende weeranomalieën en meerdere opeenvolgende droge jaren) of in coïncidentie (samenvallen van droogte in Nederland met droogte in de rest van het Rijn- en Maasstroomgebied) mee te nemen. Deze methoden zijn moderner en uitgebreider dan wat in de rest van de wereld wordt toegepast in condities vergelijkbaar aan die van Nederland.

9

Wat gaat West-Nederland op de korte termijn doen om zoetwatertekorten in te dammen?

West-Nederland is één van de zoetwaterregio’s die onder het Deltaprogramma Zoetwater vallen. In het Deltaprogramma Zoetwater worden maatregelen genomen om Nederland weerbaarder tegen droogte te maken. In Fase 2 van het Deltaprogramma Zoetwater (2022–2027) wordt in West-Nederland onder andere de capaciteit van de Klimaatbestendige Wateraanvoer (KWA) vergroot om meer zoetwaterwater vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek naar West-Nederland aan te voeren. De laatste fase van dit project, fase 4 »doorvoer Krimpenerwaard», start dit jaar. Verder worden er momenteel pilots uitgevoerd in West-Nederland om zoetwater in de ondergrond op te slaan en om drinkwater uit brakwater te maken.

Een volledig overzicht van alle maatregelen die West-Nederland uitvoert tijdens Fase 2 van het Deltaprogramma Zoetwater is terug te vinden in het Deltaplan Zoetwater 2022–2027, dat in september 2021 aan de Kamer is aangeboden als onderdeel van het Deltaprogramma 2022 (Kamerstuk 35 925 J, nr. 4).

10

Wordt er ook ingezet op het filteren van zeewater als alternatieve bron?

Technisch gezien is het filteren van zeewater als alternatieve bron voor drinkwater een mogelijkheid, zeker op kleine schaal en op locaties waar geen andere bronnen voor handen zijn (dit wordt bijv. toegepast in Caribisch Nederland). Dit proces kost echter heel veel energie.

Drinkwaterbedrijven zoals Brabant Water en Dunea experimenteren momenteel met het zuiveren van brak grond- en oppervlaktewater. Brakwater zuiveren kost minder energie dan het zuiveren van zeewater.

11

In hoeverre zijn de overheden verplicht om zoetwateraspecten mee te nemen in integrale projecten en hier uitvoering aan te geven?

In artikel 2.1 van de Waterwet is het voorkomen en beperken van waterschaarste als doel opgenomen. Artikel 6.21 bepaalt dat een vergunning kan worden geweigerd als de verlening daarvan niet verenigbaar is met de doestellingen genoemd in artikel 2.1. In de waterplannen moeten de waterbelangen worden geborgd. Landelijke vertaald KRW-wetgeving stelt kwaliteit- en kwantiteitseisen voor grondwater.

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (artikel 3.1.6. Bro) en dat de plannen worden voorbereid in overleg met o.a. de waterschappen (artikel 3.1.1 Brp) (watertoets).

De huidige landelijke wetgeving voorziet niet in verdere specifieke eisen die zijn gericht op het bevorderen van de zoetwaterbeschikbaarheid in integrale gebiedsprojecten.

Regionale omgevingsvisies dienen rekening te houden met de Nationale Belangen die zijn opgenomen in de NOVI, waaronder o.a. belang 15: «Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater». Projecten die worden ingediend onder de aankomende Omgevingswet dienen dus rekening te houden met zoetwateraspecten.

Ook de brief over Water en Bodem sturend, die dit najaar naar de Kamer wordt gestuurd, zal structurerende keuzes over zoetwater bevatten. Deze keuzes worden nader uitgewerkt in de provinciale gebiedsprogramma’s in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied.

Daarnaast kan regionaal en lokaal beleid handvatten en instrumenten bevatten om zuinig om te gaan met water. Gemeenten kunnen via bouwvoorschriften zoetwatergerelateerde eisen stellen, ook bij integrale projecten (afkoppelen, percentage verharde oppervlak, waterhergebruik, enz.). Waterbeheerders kunnen als bevoegd gezag tijdens het vergunningsverleningsproces eisen stellen aan het omgaan met (grond)water (lozingen en onttrekkingen) door bedrijven en particulieren. Dit alles mits deze aspecten in het beleid zijn opgenomen. Waterbeheerders toetsen de watervraag dan aan de mogelijkheden van het watersysteem op zowel het gebied van kwantiteit als kwaliteit.

12

Wat kunnen de uitkomsten van het onderzoek van Deltares naar bouwstenen en adaptatiepaden voor het aanpassen aan de zeespiegelstijging in Nederland (september 2022) betekenen voor het Deltaprogramma?

Het onderzoek van Deltares is uitgevoerd in het kader van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging, dat valt onder verantwoordelijkheid van de Deltacommissaris en het Ministerie van IenW. Het onderzoek bevat bouwstenen om de verschillende oplossingsrichtingen voor een lange termijn met meerdere meters zeespiegelstijging nader te concretiseren. Daarnaast vindt er binnen dit programma ook onderzoek plaats naar de effecten van zeespiegelstijging op het bestaande watersysteem en de houdbaarheid van het huidige beleid en de voorkeursstrategieën van het Deltaprogramma. Resultaten van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging worden benut voor de herijking van het Deltaprogramma in 2026.

13

In hoeverre sporen de beschikbare middelen voor beheer, onderhoud en vervanging met de instandhoudingsopgave voor het watersysteem?

In het coalitieakkoord zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor beheer, onderhoud en vernieuwing van de Rijksinfrastructuur. Er wordt extra geïnvesteerd in het Deltafonds (oplopend naar € 250 miljoen structureel vanaf 2026) om achterstanden weg te werken en de uitvoering van het Nationale Deltaprogramma te versnellen. Voor de korte termijn (periode tot en met 2025) worden deze middelen ingezet om de programmering van Rijkswaterstaat op orde te brengen. Er wordt toegewerkt naar een stabilisatie van het Uitgestelde Onderhoud en hiervoor moeten keuzes worden gemaakt. De extra (oplopende) middelen uit het coalitieakkoord zijn niet toereikend om alle wensen en ambities tegelijk te realiseren. Daarbij geldt ook dat door de tekorten op de arbeidsmarkt niet alles tegelijk kan. Dit betekent dat in de eerste jaren, ondanks de grotere financiële ruimte op de langere termijn, het ondoelmatige deel van het uitgestelde onderhoud op de RWS-netwerken nog niet helemaal kan worden ingelopen.

Conform de motie van het lid Stoffer c.s. (Kamerstuk 35 925, nr. 111) wordt toegewerkt naar een meerjarenplan voor instandhouding van de Rijksinfrastructuur, gericht op een stabiele langdurige programmering, waarbij op termijn het ondoelmatige deel van het uitgesteld onderhoud wordt ingelopen. Hiertoe werkt IenW aan het definiëren van een nieuw kwaliteitsniveau van de netwerken voor de langere termijn waarbij prestaties, budgetten en risico’s in evenwicht worden gebracht en er ook rekening wordt gehouden met het toekomstbestendig maken van onze netwerken. Dit in gezamenlijke uitwerking met decentrale overheden en overige externe partners. De ambitie is om vanaf 2026 de uitvoering van het meerjarenplan te starten. Over de procesaanpak wordt de Kamer nog voor het begrotingsdebat I&W geïnformeerd.


  1. Kamerstuk 35 334, nr. 208.↩︎