Twee aangiften tegen minister De Jonge inzake het coronabeleid
Infectieziektenbestrijding
Brief regering
Nummer: 2022D47117, datum: 2022-11-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25295-1967).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid (VVD)
Onderdeel van kamerstukdossier 25295 -1967 Infectieziektenbestrijding.
Onderdeel van zaak 2022Z21845:
- Indiener: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-11-16 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-23 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-02-08 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1967 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2022
Op 9 maart 2022 is tweemaal aangifte gedaan bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden (hierna: pg Hoge Raad) tegen Minister De Jonge, inzake gedragingen in zijn voormalige functie van (demissionair) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De beide aangiften zien, samengevat, op ambtsmisdrijven met betrekking tot het onder zijn verantwoordelijkheid tot stand gekomen en gevoerde coronabeleid, waaronder «het geven van beschikking of bevelen wetende dat daardoor de Grondwet of andere wetten worden geschonden» (art. 355, lid◦3, Sr.).
Artikel 119 van de Grondwet bepaalt dat de leden van de Staten-Generaal, de Ministers en de Staatssecretarissen wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreden, terecht staan voor de Hoge Raad en dat de opdracht tot vervolging wordt gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer. Het protocol inzake de behandeling van aangiften tegen leden van de Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen (hierna: het protocol ambtsmisdrijven) geeft binnen de kaders van artikel 119 van de Grondwet en de Wet ministeriële verantwoordelijkheid richtlijnen voor de omgang met aangiften tegen leden van de Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen.
Conform dit protocol heeft de pg Hoge Raad de aangiften onderzocht en is hij een oriënterend onderzoek gestart. Dit oriënterend onderzoek heeft zich gericht op de vraag of er aanknopingspunten zijn voor het starten van een opsporingsonderzoek. De resultaten van het oriënterend onderzoek heeft de pg Hoge Raad op dinsdag 1 november 2022 met mij gedeeld. Ik verwijs u naar de pagina «publicaties» op de website van de Hoge Raad: www.hogeraad.nl/over-ons/publicaties.
Uit het protocol ambtsmisdrijven volgt dat het vervolgens aan de Minister van Justitie en Veiligheid is om te beslissen of een opsporingsonderzoek geïndiceerd is. De pg Hoge Raad heeft geconcludeerd dat uit het oriënterend onderzoek geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen waaruit een verdenking van een ambtsdelict kan voortvloeien. Het onderzoek heeft geen aanknopingspunten opgeleverd voor een opsporingsonderzoek naar beide aangiften. Op basis hiervan heb ik beslist dat een opsporingsonderzoek niet geïndiceerd is en de pg Hoge Raad overeenkomstig bericht. Dat betekent dat er vanwege de regering geen opdracht tot vervolging zal worden gegeven.
Ik hecht eraan erop te wijzen dat de bevindingen van de pg Hoge Raad en mijn daaruit voortvloeiende beslissing om geen opsporingsonderzoek te starten niet in de weg staan aan een opdracht tot vervolging bij een besluit van de Tweede Kamer.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius