[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke beantwoording van de vragen die zijn gesteld tijdens het commissiedebat van 5 oktober 2022 over strafrechtelijke onderwerpen

Rechtsstaat en Rechtsorde

Brief regering

Nummer: 2022D47146, datum: 2022-11-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29279-745).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29279 -745 Rechtsstaat en Rechtsorde.

Onderdeel van zaak 2022Z21851:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 745 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2022

Tijdens het Commissiedebat Strafrechtelijke onderwerpen van 5 oktober 2022 (Kamerstuk 29 279, nr. 737) heb ik toegezegd om op een drietal vragen van het lid Knops schriftelijk terug te komen. Hieronder treft u de beantwoording van deze vragen aan.

De eerste vraag van het lid Knops heb ik opgevat als een vraag over hoe wij nu verder gaan, en wat ik ga oppakken, nu er geen nieuwe integrale gegevenswet voor het politie- en justitiedomein komt. Bij deze vraag merkt het lid Knops op dat deze wetten nodig zijn om de politieorganisatie en de justitieorganisatie goed te kunnen laten functioneren.

De focus is nu gericht op de concrete knelpunten in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. In plaats van een nieuwe integrale gegevenswet worden noodzakelijke aanpassingen nu als afzonderlijk (deel)onderwerp aangepakt. Deze aanpassingen in bestaand beleid, in uitvoering en in regelgeving kunnen alleen nu beperkt gerealiseerd worden. De realisatie hangt af van de veranderkracht van alle betrokken organisaties, en de ruimte die er binnen de afgesproken financiële kaders is. Een concreet onderwerp waar ik nu mee bezig ben is het voorbereiden van enkele wijzigingen die toezien op de verstrekking van justitiële gegevens aan derde partijen, zoals het WODC en De Nederlandsche Bank.

De tweede en derde vraag van het lid Knops hebben specifiek betrekking op wat er voor de politie wordt gedaan om ervoor te zorgen dat de politieorganisatie op een afdoende manier kan functioneren, en wat daarvan de kosten zijn.

Op dit moment wordt, in samenwerking met de politie en de andere organisaties met een taak waarvan de Wet politiegegevens de kaders stelt voor de gegevensverwerking, geïnventariseerd wat de noodzakelijke wijzigingen in de Wpg zijn. Daarbij ligt de nadruk op de meest prangende knelpunten. Dat zijn onder anderen de knelpunten die in de bedoelde brief1 worden genoemd, maar ook andere kleinere punten (bijvoorbeeld het gebruik van informatie ten behoeve van onderwijs en onderzoek). Nadat overeenstemming is over inhoud, wenselijkheid en haalbaarheid zal de Wet politiegegevens op deze punten worden aangepast. In de tussentijd blijft de huidige wet, en de afspraken daarover, onverminderd van kracht.

Voor de aanpassing van de Wet politiegegevens zijn financiële middelen gereserveerd om de uitvoeringsconsequenties van de veranderde wetgeving bij de betrokken partijen financieel te dekken. Het beschikbare budget is verdeeld over de jaren 2023 t/m 2025. De beschikbare financiële middelen zijn aangegeven in de tabel hieronder (in miljoenen euro’s). De begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is opgesteld op een hoger abstractieniveau waardoor kleine(re) deeltrajecten als deze niet individueel zichtbaar zijn.

Tabel: Budget aanpassing Wpg

0 2 8 8 1

De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind


  1. Kamerstuk 32 761 en 33 842, nr. 218.↩︎