Beleidsreactie op het Rapport 'Grip houden op publieke belangen. Onderzoek naar privatisering in het migratiebeleid'
Migratiebeleid
Brief regering
Nummer: 2022D48550, datum: 2022-11-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30573-197).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (VVD)
- Beslisnota bij brief: Beleidsreactie op het Rapport 'Grip houden op publieke belangen. Onderzoek naar privatisering in het migratiebeleid'
- Rapport 'Grip houden op publieke belangen. Onderzoek naar privatisering in het migratiebeleid'
Onderdeel van kamerstukdossier 30573 -197 Migratiebeleid.
Onderdeel van zaak 2022Z22517:
- Indiener: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-11-23 13:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-07 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-12-15 10:00: Vreemdelingen- en asielbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-09-26 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
30 573 Migratiebeleid
Nr. 197 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2022
Op 1 juli 2021 overhandigde mevrouw Kremer, voorzitter van de voormalige Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ), het rapport getiteld «Grip houden op publieke belangen. Onderzoek naar privatisering in het migratiebeleid» aan mijn voorgangster. Hierbij bied ik u met welgemeende excuses voor de vertraging, het rapport inclusief de kabinetsreactie aan.
Aanleiding rapport
Op verzoek van het voormalige kabinet heeft de ACVZ de rol van private actoren in het migratiebeleid onderzocht. De centrale vraag daarbij is geweest, hoe en met welke gevolgen privatisering plaatsvindt in het migratiebeleid. Drie casussen zijn voor het onderzoek geselecteerd en zijn in afzonderlijke deeladviezen eerder gepubliceerd.
Aanbevelingen en beleidsreactie
Het onderzoek is verricht op basis van de kerncriteria borging en monitoring van publieke belangen, toezicht en rechtsbescherming. Het rapport van de ACVZ biedt een drietal brede suggesties voor het aanpassen van en toezicht houden op privatisering binnen het migratiebeleid op basis van drie casussen: de start-up regeling, vervoerdersverplichtingen en inburgering.
1. Identificeer en expliciteer als overheid welke publieke belangen bij privatisering moeten worden betrokken en leg vast hoe deze belangen worden gewaarborgd en gemonitord. Doe dit ook met terugwerkende kracht voor de lopende privatiseringen in het migratiebeleid.
2. Zorg als overheid voor een adequaat toezicht op het handelen van private actoren in het migratiebeleid. Houdt de borging van publieke belangen gescheiden van het toezicht daarop en maak bij grote publieke belangen dit toezicht publiek.
3. Realiseer als overheid bij privatiseringen een effectieve rechtsbescherming in de vorm van geschillenbeslechting waarmee voorkomen wordt dat een rechtzoekende voor de uitkomst van een bestuursrechtelijke procedure afhankelijk is van de uitkomst van een civielrechtelijke procedure tegen een private actor.
Beleidsreactie
Op de aanbevelingen is onderstaand in de beleidsreactie per aanbeveling en per casus ingegaan.
De startup-regeling
De start-up verblijfsregeling biedt een extra mogelijkheid om kennis en talent in Nederland aan te trekken en te behouden en stimuleert daarmee de Nederlandse economie. Daarnaast vestigden meer buitenlandse startup ondernemers zich in Nederland sinds de verblijfsregeling bestaat. De ACVZ doet daarnaast een aantal aanbevelingen ten aanzien van de invloedrijke rol van begeleiders in het toelatingsproces, de noodzaak om de positie van de startup-ondernemer ten opzichte van de begeleider te versterken, de versterking van de rechtsbescherming van begeleiders, het nut van wettelijke mogelijkheden om te interveniëren en het voortbestaan van buitenlandse startups. Vanwege het beperkte zicht van de overheid op de selectie van startup-ondernemingen door begeleiders is het toepassen van het begunstigend beleid in belangrijke mate aan de private partijen overgelaten. Dit kan volgens de ACVZ tot een situatie leiden waar de startup-ondernemer voor het krijgen van een positieve verklaring afhankelijk is van de begeleider en daarnaast weinig effectieve middelen heeft om een negatief oordeel van de begeleider te betwisten.
Bij de aankondiging van de start-up regeling in 2015 is aan de Tweede Kamer toegezegd deze regeling te evalueren1. In de evaluatie zou worden bezien hoe de startup regeling functioneert, worden beoordeeld of de regeling aanpassing behoeft. Naar aanleiding van deze toezegging is de Immigratie-en Naturalisatiedienst (IND) in 2022 verzocht om een evaluatie van de start-up regeling uit te voeren. De IND heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), gelet op hun rol bij het selecteren van de begeleiders in het toelatingsproces, hierbij betrokken.
Het bovenstaand advies en de aanbevelingen van de ACVZ worden meegenomen in de evaluatie2 en in de gesprekken met het Ministerie van EZK en RVO. De evaluatie van de start-up regeling voorzien van een kabinetsreactie wordt in het najaar gedeeld met uw Kamer.
Vervoerdersverplichtingen
De ACVZ beargumenteert dat op grond van de geldende regelgeving en praktijk vervoerders (luchtvaartmaatschappijen of rederijen die van buiten het Schengengebied passagiers naar een Nederlandse (lucht)haven vervoeren) niet blijken bij te dragen aan de naleving van de internationale rechtsorde. Niet of onjuist gedocumenteerde passagiers die asielmotieven aanvoeren kunnen door vervoerders worden geweigerd. Er bestaat geen verplichting voor vervoerders om die beslissing voor te leggen aan de IND. De ACVZ stelt dat de focus van het toezicht door de vervoerders eenzijdig op het borgen van de nationale veiligheid en openbare orde ligt en dat de overheid geen zicht heeft op vreemdelingen die toegang tot het Schengengebied wordt geweigerd. Op basis hiervan concludeerde de ACVZ dat de rechtsbescherming van vreemdelingen daarmee in het geding komt. Ook vindt de ACVZ dat vervoerders verplicht moeten worden om t.a.v. passagiers die aangeven bescherming nodig te hebben, contact op te nemen met de IND.
Over het ACVZ-onderzoek naar de vervoerdersverplichtingen is op 17 april 20203 in antwoord op Kamervragen aangegeven dat het een misvatting is dat vreemdelingen gefaciliteerd dienen te worden in een reis naar Nederland, of een ander Europese lidstaat, zonder dat aan de voorwaarden is voldaan die door de Europese wet- en regelgeving aan de toegang zijn gesteld.
Daarnaast gaat het vluchtelingenrecht zoals dat internationaal wordt geaccepteerd uit van bescherming tegen een gevaar voor vervolging van personen die zich in de rechtsmacht van de Nederlandse overheid bevinden en niet een verplichting om doormigratie te faciliteren. In de situatie dat de betrokken vreemdeling niet in Nederland verblijft en hier te lande geen aanvraag om internationale bescherming heeft ingediend zou het te ver gaan om Nederland verantwoordelijk te houden voor bescherming tegen eventuele mensenrechtenschendingen begaan in landen van herkomst of een ander derde land. De door de ACVZ benoemde uitleg zou de reikwijdte van de beschermingsaanvragen bovendien op zodanige wijze uitbreiden dat het systeem daarmee onwerkbaar zou worden.
Inburgeringsonderwijs
De ACVZ adresseert in dit syntheseadvies het inburgeringsonderwijs op grond van de wet inburgering. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid draagt (beleids)verantwoordelijkheid voor het inburgeringsonderwijs. Op 21 maart 2021 heeft de voormalig Minister van SZW het ACVZ-rapport «Inburgering is geen bijzaak; advies over marktwerking en de kwaliteit van het inburgeringsonderwijs» ontvangen. In de brief van 4 juli 2022 inzake de uitvoering inburgering heeft de Minister van SZW hierop gereageerd4.
In het nieuwe inburgeringsstelsel dat op 1 januari 2022 in werking is getreden zijn de aanbevelingen van de ACVZ op hoofdlijnen terug te vinden. In dit stelsel hebben de gemeenten de regie over de uitvoering van het inburgeringsproces. Als onderdeel van deze regierol kopen zij inburgeringscursussen in voor inburgeringsplichtige migranten. Met deze regierol van gemeenten wordt de controle op taalscholen versterkt. Het toezicht op de kwaliteit van het inburgeringsonderwijs wordt, net zoals in het vorige inburgeringsstelsel, uitgeoefend door middel van een keurmerkconstructie. Dit keurmerk wordt beheerd door de stichting Blik op Werk. Ik verwijs u voor wat betreft de recente ontwikkelingen met betrekking tot dit keurmerk naar de brief van de Minister van SZW van 14 april jl.5 en de eerdergenoemde brief inzake de uitvoering inburgering.
Tot slot, het belang van de menselijke maat in het werk van uitvoeringsorganisaties en goed bestuur staat buiten kijf. De bevindingen van de «Parlementaire Ondervragingsscommisie Kinderopvangtoeslag» (POK) en de «Werkagenda voor de Uitvoering» (WaU) maken dat ik binnen het migratiedomein kritisch kijk en blijf kijken naar de menselijke maat en individuele belangen. Bij privatisering is oog voor de borging van belangen, toezicht en rechtsbescherming randvoorwaardelijk voor goed bestuur.
Dit ACVZ-advies sluit hierbij aan en zal worden gebruikt bij de verdere invulling van de rol van de overheid ten opzichte van de samenleving en private partijen binnen het migratiedomein.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg