[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Financiële impuls in hbo voor vitalisering van krimpregio's

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Brief regering

Nummer: 2022D48557, datum: 2022-11-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-988).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -988 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

Onderdeel van zaak 2022Z22519:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 988 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2022

Hogescholen hebben een spilfunctie in regionale kennisecosystemen en dragen met hun brede opleidingsaanbod en praktijkgericht onderzoek in belangrijke mate bij aan de leefbaarheid en economische structuurversterking van een regio. Bij een aantal hogescholen in de zogenaamde krimpregio’s staat deze maatschappelijke rol en regionale functie onder druk. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de algemene daling van het aantal aanmeldingen van studenten in het hbo onder meer door een relatief lage instroom van vwo’ers en anderzijds door demografische krimp. De hogescholen, die hier mee geconfronteerd worden, voorzien hierdoor knelpunten bij het behoud van een breed aanbod aan opleidingen in de regio, waaronder opleidingen ten behoeve van tekortsectoren of een specifieke regionale arbeidsvraag. Naast de regionale vitaliteit komt daarmee ook de toegankelijkheid van het hoger beroepsonderwijs onder druk te staan.

Zoals ik in mijn beleidsbrief van 17 juni jl. heb aangekondigd investeer ik in totaal € 90 miljoen voor de periode 2022–2025 om de problematiek van krimpende studentenaantallen in het hbo aan te pakken (€ 15 miljoen in 2022 en € 25 miljoen in 2023, 2024 en 2025).1 In deze brief geef ik een toelichting op de wijze waarop ik deze middelen, in samenspraak met de Vereniging Hogescholen, ga inzetten.

Plan vitalisering van krimpregio’s en inzet van de middelen

Voor de invulling van de financiële impuls van € 90 miljoen is in het Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap afgesproken dat de Vereniging Hogescholen onder onafhankelijk voorzitterschap een plan opstelt voor de vitalisering en instandhouding van opleidingen die cruciaal zijn voor krimpregio’s.2 Het doel hiervan is hogescholen in staat te stellen om met het opleidingsaanbod te blijven bijdragen aan de regionale economie, de (regionale) tekortsectoren en de leefbaarheid. En voorts de toegankelijkheid van het hoger beroepsonderwijs ook in deze regio’s voor studenten te behouden.

De Vereniging Hogescholen werkt momenteel aan dit plan, dat in het eerste kwartaal van 2023 gereed zal zijn. Vooruitlopend op het plan worden de middelen voor dit jaar, te weten € 15 miljoen, in overleg met de Vereniging Hogescholen toegekend aan de hogescholen waar de gevolgen van krimp nu het meest merkbaar zijn en zodoende de verwachting is dat zij op basis van het plan in aanmerking komen voor de financiële impuls voor de periode 2022–2025. De hogescholen die uit de middelen voor dit jaar al een financiële impuls ontvangen zijn Hogeschool Zeeland, Saxion Hogeschool, Hanzehogeschool Groningen, Zuyd Hogeschool en Hogeschool Van Hall Larenstein. Op basis van het plan van de Vereniging Hogescholen zullen in het voorjaar van 2023 de resterende middelen tot en met 2025 worden toegekend en zo nodig worden verrekend met de nu reeds ontvangen middelen door de genoemde instellingen.3

Het plan van de Vereniging Hogescholen dient als overbruggingsmaatregel voor de kortetermijnknelpunten zodat wordt voorkomen dat instellingen onomkeerbare stappen zetten, zoals opheffing van opleidingen of beperking van studierichtingen die van strategisch belang zijn voor de regio. Daarnaast zal in het plan nadrukkelijk worden ingegaan op de langetermijnoplossingen voor vraagstukken rond krimp en de manier waarop instellingen dit kunnen opvangen. Ook is het langetermijnvraagstuk rond krimp onderdeel van de eerder aangekondigde toekomstverkenning die ik samen met de Vereniging Hogescholen en UNL ben gestart.4 In de toekomstverkenning worden structurele oplossingsrichtingen verkend om tot een toekomstbestendig stelsel te komen. Het eindrapport van de toekomstverkenning zal ik voor de zomer van 2023 naar uw Kamer sturen. In het najaar van 2023 geef ik vervolgens mijn visie op een toekomstbestendig stelsel van hoger onderwijs en wetenschap en reageer ik op de in de verkenning benoemde oplossingsrichtingen. Op basis daarvan wil ik met de Vereniging Hogescholen nagaan of en in welke mate aanvullende wijzigingen nodig zijn in wet- en regelgeving en/of bekostigingssystematiek.

Demografische krimp in het mbo

Ook binnen het mbo is sprake van een afname van het aantal studenten. Daarom verken ik ook daar hoe een adequaat regionaal aanbod behouden kan blijven, zowel op de langere als de kortere termijn. Voor de kortere termijn heeft het kabinet ook voor het mbo middelen vrijgemaakt, € 30 miljoen per jaar in de periode 2024–2026, om de eerste gevolgen van krimp te kunnen opvangen. Na afronding van het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) dat onder andere ingaat op de thematiek rondom krimp en bekostiging in het mbo, zal ik aangeven hoe deze middelen worden besteed. Voor de langere termijn wordt het vraagstuk rond krimp en de wijze waarop een adequaat aanbod dichtbij huis behouden kan blijven, meegenomen in de toekomstverkenning mbo.

Tot slot wil ik mijn waardering uitspreken voor de voortvarende wijze waarop de Vereniging Hogescholen dit maatschappelijke vraagstuk oppakt. Ik kijk dan ook met belangstelling en vertrouwen uit naar het plan.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf


  1. Kamerstuk 31 288, nr. 964↩︎

  2. Kamerstuk 31 288, nr. 969↩︎

  3. Verschillen tussen het ontvangen voorschot in 2022 en de definitieve bijdrage worden verrekend via de rijksbijdrage in 2023.↩︎

  4. Kamerstuk 31 288, nr. 969↩︎