[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Sjoerdsma, Brekelmans, Agnes Mulder en Kuzu over de modernisering van de Rijkswet op het Nederlanderschap

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2022D48575, datum: 2022-11-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-778).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z19829:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

778

Vragen van de leden Sjoerdsma (D66), Brekelmans (VVD), Agnes Mulder (CDA) en Kuzu (DENK) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de modernisering van de Rijkswet op het Nederlanderschap (ingezonden 19 oktober 2022).

Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 18 november 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 675.

Vraag 1

Bent u bekend met de volgende passage uit het regeerakkoord: «Voor mensen met een meervoudige nationaliteit die alleen de Nederlandse nationaliteit als enkelvoudige nationaliteit wensen maar hun andere nationaliteit(en) niet kunnen afstaan, ondersteunen we een privaatrechtelijk Nederlands register ongewenste nationaliteit»?

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met desbetreffende passage uit het coalitieakkoord.

Vraag 2

Bent u bekend met de volgende passage uit het regeerakkoord: «De Rijkswet Nederlanderschap leidt in sommige situaties tot onwenselijke problemen. We herzien het automatisme waarbij Nederlanders met een meervoudige nationaliteit buiten het EU-grondgebied (na tien jaar) hun Nederlanderschap verliezen en maken het voor hen makkelijker het Nederlanderschap te behouden naast hun andere nationaliteit of, voor degenen die het na 1 april 2003 verloren, te herkrijgen»?

Antwoord 2

Ja, ik ben bekend met desbetreffende passage uit het coalitieakkoord.

Vraag 3 en 4

Kunt u voor beide passages aangeven wanneer het kabinet verwacht het (wets)voorstel gereed te hebben? Bent u bereid deze voorstellen zo snel mogelijk af te maken?

Bent u bereid een eerste interpretatie te geven van de onder vraag 1 en 2 genoemde passages uit het regeerakkoord?

Antwoord op vragen 3 en 4 bij passage coalitieakkoord vraag 1

De passage over het ondersteunen van een privaatrechtelijk register ongewenste nationaliteit betreft geen wetsvoorstel of actieve uitwerking van het Kabinet. Het betreft het voornemen om, wanneer een maatschappelijk initiatief voor een privaatrechtelijk register wordt opgepakt, dit als overheid te ondersteunen. De precieze vorm van ondersteuning hangt af van een eventueel initiatief en de behoeften daarbij.

Een verkenning naar een Register Ongewenste Nationaliteit komt voort uit een viertal moties van Kamerlid Belhaj (D66) c.s. Deze moties zijn ingediend op 4 februari 2021 als vervolg van de initiatiefnota van Kamerlid Paternotte (D66) «Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit». Aanleiding van deze initiatiefnota was het Manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit», aangeboden aan de Tweede Kamer, opgesteld door twaalf Nederlanders met een tweede Marokkaanse nationaliteit

Naar aanleiding en ter uitvoering van de motie Belhaj en Peters1, heeft het Ministerie van BZK een klankbordgroep samengesteld die de mogelijkheden voor een register ongewenste nationaliteit heeft onderzocht. Op 9 mei jl. is de Kamer geïnformeerd2 over o.a. het advies van de klankbordgroep en het standpunt van het Kabinet met betrekking tot het register. In deze brief staat dat vanuit de klankbordgroep, de aanbeveling is gekomen voor een publiekrechtelijk register. Vanuit de overheid wordt een publiekrechtelijke register echter niet als wenselijk gezien, vooral omdat er geen enkel recht aan kan worden ontleend, het de ervaringen/problemen die betrokkenen ervaren niet oplost en de overheid deze gegevens niet nodig heeft. Daarnaast dient de overheid voorzichtig om te gaan met persoonsgegevens.

Sinds de vorige Kamerbrief zijn er vervolggesprekken geweest met een deel van de initiatiefnemers van het Manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit», onder andere over de (on)mogelijkheden van een register en het (onderliggende) doel van een register. De Kamer zal op korte termijn met een Kamerbrief over de uitkomsten van die gesprekken en de kabinetsinzet op het thema ongewenste tweede nationaliteit worden geïnformeerd.

Antwoord op vragen 3 en 4 bij passage coalitieakkoord vraag 2

De afspraak uit het coalitieakkoord tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) bevat twee onderdelen. Enerzijds is beoogd het automatisme te herzien waarmee het Nederlanderschap verloren gaat na een verblijf van dertien jaar3 buiten het Koninkrijk en het gebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is.4 Anderzijds wordt het mogelijk het Nederlanderschap te herkrijgen als dat na 1 april 2003 op deze grond verloren is gegaan.

Ik bereid een wetsvoorstel voor dat de Rijkswet op het Nederlanderschap op deze twee onderdelen wijzigt. Daarin wordt de verliesregeling in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, RWN zodanig gewijzigd dat het daarin opgenomen automatisme wordt herzien. Tevens wordt een nieuw optierecht geïntroduceerd waarmee het Nederlanderschap kan worden herkregen als dat na 1 april 2003 verloren is gegaan als gevolg van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, RWN. Ik streef ernaar een conceptwetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2023 in (internet)consultatie te geven.

Vraag 5

Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?

Antwoord 5

Bij deze ontvangt u de beantwoording.


  1. Kamerstuk 35 475, nr. 7.↩︎

  2. Zie voor de Kamerbrief van 9 mei: Kamerstuk 35 475, nr. 13, zie voor de initiatiefnota: Kamerstuk 35 475, nr 2.↩︎

  3. Sinds 1 april 2022 is de termijn voor verlies niet langer tien jaar, maar dertien jaar (Stb. 2021, 572).↩︎

  4. In de huidige situatie kan deze termijn worden gestuit door ten minste één aaneengesloten jaar hoofdverblijf te hebben in het Koninkrijk, of door elke dertien jaar een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap dan wel van een reisdocument, Nederlandse identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart in de zin van de Paspoortwet te verkrijgen.↩︎