[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 1 en 2 december

Raad voor Concurrentievermogen

Brief regering

Nummer: 2022D48642, datum: 2022-11-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-30-568).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 30-568 Raad voor Concurrentievermogen.

Onderdeel van zaak 2022Z22550:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 568 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2022

Op 1 en 2 december vindt de Raad voor Concurrentievermogen plaats over de onderdelen interne markt en industrie, onderzoek en ruimtevaart. Met deze brief stuur ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de geannoteerde agenda met daarin een beschrijving van de discussiepunten en de Nederlandse inzet.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens

Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 1–2 december 2022

Interne markt en industrie

De Raad spreekt tijdens het onderdeel interne markt en industrie over de EU Chips Act, de richtlijn inzake Corporate Sustainability Due Dilligence, de verordening geografische benaming ambachtelijke en industriële producten, de verordening Ecodesign voor duurzame producten, de herziene richtlijnen over een grotere rol voor de consument bij de groene transitie en Raadsconclusies over de Europese Agenda voor Toerisme 2030.

EU Chips Act

Algemene oriëntatie

Op de agenda staat de algemene oriëntatie van de EU Chips Act. De Europese Commissie (hierna: Commissie) publiceerde het voorstel is op 8 februari 20221. Doel van het voorstel is het Europese ecosysteem voor halfgeleiders te versterken. De onderhandelingen over de EU Chips Act zijn in de Raad in een hoog tempo verlopen. Dit weerspiegelt de ambitie van Commissie en lidstaten om deze regelgeving op korte termijn in werking te laten treden. Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de algemene oriëntatie.

Het kabinet steunt het voorstel van de Commissie en de daarin opgenomen doelstellingen om het Europese ecosysteem voor halfgeleiders te versterken2. Het is belangrijk dat de Chips Act een Europees antwoord biedt op de geopolitieke dynamiek in de halfgeleiderindustrie en de tekorten van halfgeleiderproducten. Deze context legt de risico’s van afhankelijkheden bloot, die negatieve gevolgen hebben voor de weerbaarheid en het concurrentievermogen van de industrie. De Chips Act vermindert de risico’s van ongewenste afhankelijkheden, vergroot de innovatie- en productiecapaciteit van de halfgeleiderindustrie en stimuleert de opbouw van kennis en vaardigheden. Daarmee draagt de Chips Act bij aan een weerbare Europese economie en het toekomstig concurrentievermogen van de Europese halfgeleiderindustrie.

De algemene oriëntatie is grotendeels in lijn met de kabinetsinzet. Daarbij is tegemoet gekomen aan een aantal aandachtspunten om de Chips Act zo goed mogelijk te laten aansluiten op de Europese halfgeleiderindustrie en zo effectief mogelijk te maken. Ten eerste is de vormgeving van de rechtsfiguur European Chips Infrastructure Consortium (ECIC) verduidelijkt. Ten tweede is een grotere rol voor lidstaten gecreëerd bij het activeren van de crisisfase middels een uitvoeringshandeling via de Raad in plaats van uitvoeringshandelingen voorgesteld door de Commissie in het comitologie-comité. Ten derde is het aantal sectoren waarvoor de crisisfase geactiveerd kan worden beperkt gebleven tot de meest cruciale sectoren zoals infrastructuur, defensie en veiligheid met een verwijzing naar de Annex van de Richtlijn betreffende de veerkracht van kritieke entiteiten3 waarin kritieke sectoren zijn gedefinieerd (en dus geen uitbreiding van deze Annex waar sommige andere lidstaten op in hadden gezet). Ten vierde is de definitie van «first-of-a-kind»-faciliteiten in het belang van innovatie overeind gebleven conform het voorstel van de Commissie. Sommige lidstaten hadden ingezet op een verbreding van de definitie. Ten vijfde zijn de «spillover effecten», die aantoonbaar moeten zijn wanneer «first-of-a-kind» productiefaciliteiten worden gesteund, duidelijker gedefinieerd.

Een nog resterend aandachtspunt voor de algemene oriëntatie is de financiering van de Chips Act, waarover nog geen overeenstemming bestaat. Het is op dit moment nog onduidelijk of het budget voor de Chips Act onderdeel zal zijn van de algemene oriëntatie. Het kabinet is van mening dat de herallocatie van middelen uit Horizon Europe en Digital Europe ter financiering van de Chips Act in nauw overleg met de lidstaten dient te gebeuren. Het kabinet is tevens, net als veel andere lidstaten, kritisch over het voorstel van de Commissie om eerdere afspraken over de inzet van decommitteringen te herzien door het bedrag daarvoor op te hogen met 400 miljoen euro voor de Chips Act.

Het laatste aandachtspunt voor Nederland is de vormgeving van het crisismechanisme. Het kabinet had veel aandacht voor de vormgeving van het crisismechanisme. Het kabinet is van mening dat uiterst terughoudend moet worden omgesprongen met ingrijpende instrumenten. De aandacht van het kabinet heeft zich met name gericht op het priority rated orders-instrument4, omdat het voorstel van de Commissie stevig ingrijpt in de markt en mogelijk een negatief effect heeft op het Europese vestigingsklimaat. Voor het volledig schrappen van dit instrument was onvoldoende steun. De algemene oriëntatie bevat daarom nog steeds priority rated orders. Wel zijn de risico’s van het instrument inmiddels minder groot doordat het minder eenvoudig wordt om de crisisfase in te roepen en doordat het aantal kritieke sectoren beperkt is gebleven. Ook zijn er extra waarborgen toegevoegd aan het specifieke artikel over priority rated orders: eindgebruikers kunnen alleen van een priority rated order profiteren als zij genoeg hebben gedaan om problemen in hun toeleveringsketen te voorkomen en/of te mitigeren; productiefaciliteiten die een besluit voor een priority rated order krijgen zullen eerst gehoord worden over de haalbaarheid en details van de order; en er wordt een uitvoeringshandeling opgesteld door de Commissie in het comitologie-comité om de verdere organisatorische en praktische details over priority rated orders vast te leggen. Hoewel het kabinet van mening blijft dat priority rated orders niet effectief zullen zijn en een negatieve impact zullen hebben op de aantrekkelijkheid van het Europees vestigingsklimaat, geven bovenstaande waarborgen genoeg vertrouwen. Het kabinet beschouwt deze, in lijn met het aangepaste voorstel, als een uiterst middel waar genoeg checks en balances zijn ingebouwd om niet-efficiënte inzet te voorkomen.

Alles afwegende verwacht het kabinet dan ook te kunnen instemmen met de algemene oriëntatie, als er geen significante wijzigingen meer worden doorgevoerd.

Binnen de Raad is er brede steun voor de hoofdlijnen uit het voorstel voor de EU Chips Act. Het gaat dan bijvoorbeeld om de versterking van het concurrentievermogen en de veerkracht van de Europese halfgeleiderindustrie door afhankelijkheden te verminderen, innovatiecapaciteit te vergroten en industriële exploitatie te stimuleren. Het Europees Parlement heeft nog geen positie ingenomen. Naar verwachting zullen begin 2023 de triloogonderhandelingen starten tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie.

Richtlijn inzake Corporate Sustainability Due Diligence

Algemene oriëntatie

Op 23 februari 2022 publiceerde de Europese Commissie het voorstel voor een richtlijn inzake Corporate Sustainability Due Diligence (CSDDD)5. Het voorstel voorziet in een gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor Europese bedrijven. Het kabinet heeft het voorstel verwelkomd en deelde op 7 april jl. een BNC-fiche6 met een aantal aandachtspunten met uw Kamer. In het Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 31 mei jl., tijdens de Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 1 en 3 november jl., en in de Kamerbrief over Europese wetgeving op het gebied van IMVO d.d. 4 juli jl.7 is uw Kamer nader geïnformeerd over de Nederlandse inzet en het onderhandelingsproces.

De onderhandelingen in de Raad zijn in het voorjaar aangevangen en er is goede voortgang geboekt. Nederland heeft zich ingezet om de aandachtspunten die in het BNC-fiche benoemd zijn te bespreken en allianties met gelijkgezinde landen te sluiten op de belangrijke punten, waaronder conformiteit met internationale standaarden op het gebied van IMVO, te weten de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Nederland heeft bijvoorbeeld het voortouw genomen in het bepleiten van het schrappen van de inperking van gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen tot «gevestigde zakelijke relaties», ten gunste van een meer risicogerichte benadering. Ook heeft Nederland bepleit om de reikwijdte van de CSDDD te verbreden, om aan te sluiten bij de reikwijdte van de nauw verwante duurzaamheidsrapportagerichtlijn Corporate Sustainability Reporting Directive. Hiervoor is echter onvoldoende draagvlak in de Raad.

Het richtlijnvoorstel is op Belgisch initiatief geagendeerd in de Milieuraad van 24 oktober jl., vanwege de klimaatdimensie en milieubepalingen in het voorstel. De Minister voor Klimaat en Energie, de Minister voor Natuur en Stikstof, en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat hebben uw Kamer hierover geïnformeerd met het verslag van de Milieuraad8.

Het voorzitterschap wil tijdens de Raad voor Concurrentievermogen een algemene oriëntatie vaststellen. Nederland blijft in deze laatste fase van de onderhandelingen inzetten op de punten die in het BNC-fiche zijn geformuleerd, in het bijzonder de conformiteit met internationale standaarden.

Verordening geografische benaming ambachtelijke en industriële producten

Algemene oriëntatie

De Raad spreekt over een algemene oriëntatie ten aanzien van het voorstel voor een Verordening inzake de bescherming van de geografische benaming van ambachtelijke en industriële producten. De Commissie publiceerde dit voorstel op 13 april 2022. De Verordening moet het mogelijk maken om de naam van ambachtelijke en industriële producten met een link met een specifieke regio te beschermen, zoals Brussels kant of Solinger messen. Dergelijke bescherming bestaat al voor agrarische producten, wijnen en sterke dranken. Op moment van schrijven onderhandelt de Raad over het voorstel voor een algemene oriëntatie. Het kabinet verwacht in te kunnen stemmen met de algemene oriëntatie, als er geen significante wijzigingen meer worden doorgevoerd.

Het kabinet was kritisch over de introductie van dit nieuwe beschermingsregime9. Het kabinet had daarbij een aantal aandachtspunten. Allereerst vindt het kabinet het van belang dat het systeem zo min mogelijk administratieve lasten met zich meebrengt. Ten tweede plaatst het kabinet vraagtekens bij de invoering van een waarschuwingsservice voor domeinnamen. Ten derde had het kabinet vragen over de financiering van het systeem vanuit het budget van het European Intellectual Property Office (hierna: EUIPO). De aanpassingen van het voorstel zijn in lijn met de Nederlandse inzet op deze punten. De Commissie streeft naar bescherming van deze producten in zowel de fysieke als digitale wereld. Daarom waren in het oorspronkelijke voorstel artikelen opgenomen voor een verplichte domeinnaamwaarschuwingsservice en een verplichte geschillenprocedure voor domeinnamen in relatie tot geografische benamingen. Veel lidstaten hadden vragen en zorgen over de proportionaliteit en legitimiteit, waarna deze voorstellen zijn verwijderd. Daarnaast zijn de voorwaarden waaronder een lidstaat de Commissie kan verzoeken om de nationale fase van de registratieprocedure aan het EUIPO uit te besteden, en waaronder de Commissie een dergelijk besluit weer in kan trekken, duidelijker beschreven. Ook voorziet het voorstel in de mogelijkheid om een vergoeding te vragen voor de uitvoering van verschillende activiteiten voor dit systeem, zoals de nationale aanvraagprocedure (of bij EUIPO als deze fase wordt uitbesteed), aanvragen uit derde landen, beroepsprocedures en wijzigingen. Er was onvoldoende steun om ook het Europese deel van de aanvraagprocedure bij het EUIPO door de aanvragers te laten bekostigen. Deze kosten zullen echter minder dan 1% van de begroting van het EUIPO bedragen en zijn daarmee zeer beperkt. Tenslotte worden de controleverplichtingen voor lidstaten ingeperkt, wat leidt tot minder administratieve lasten. Producenten moeten door middel van zelfverificatie nagaan of hun product aan de productspecificaties voldoet. Wel moeten de lidstaten op risicobasis controles in het verkeer uitvoeren om te controleren op correct gebruik van de beschermde benaming.

Er is brede steun onder de lidstaten voor de richting die het voorstel nu opgaat. Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de algemene oriëntatie.

Verordening Ecodesign voor duurzame producten

Voortgangsrapport

Op 30 maart jl. heeft de Europese Commissie een voorstel voor een verordening betreffende het ecologisch ontwerp van duurzame producten (European Sustainable Products Regulation, ESPR)10 gepresenteerd. Dit betreft een herziening van de Europese Ecodesign richtlijn, waaronder tot nu toe enkel energie-gerelateerde duurzaamheidseisen gesteld werden aan energie-gerelateerde producten. Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen op 29 september jl.11 en tijdens de Milieuraad op 24 oktober jl.12 hebben de eerste beleidsdebatten plaatsgevonden over het voorstel. Tijdens de Raad op 1 december 2022 zal het voorzitterschap een voortgangsverslag over het voorstel toelichten.

Het kabinet is met enkele kanttekeningen positief over het voorstel en blijft aandringen op een spoedige afronding van de onderhandelingen over de kaderverordening en een ambitieuze en voortvarende uitwerking van product specifieke maatregelen onder de nieuwe verordening. Op enkele onderdelen pleit het kabinet voor versterking van de wettekst, bijvoorbeeld waar het gaat om het tegengaan van de vernietiging van onverkochte consumptiegoederen. Het kabinet waakt er daarnaast voor om in ieder geval het ambitieniveau van het voorstel te behouden, en zelfs aan te scherpen, waarbij het kabinet waakt dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven proportioneel zijn en blijven.

Het op EU-niveau vaststellen van duurzaamheidsmaatregelen draagt bij aan een goed werkende interne markt voor goederen en diensten. Dit is van belang voor welvaart en banen en biedt niet alleen kansen voor ondernemers en consumenten, maar ook voor het concurrentievermogen van Nederland en de EU ten opzichte van andere delen van de wereld. Uw Kamer is op 13 mei jl. per BNC-fiche geïnformeerd over het voorstel en de Nederlandse positie.13 Dit fiche is ook onderwerp geweest van een schriftelijk overleg14 en een commissiedebat op 19 oktober jl.15

De bespreking van het voorstel is in september 2022 gestart. Het voorstel is door de lidstaten overwegend positief ontvangen, al zijn er nog veel vragen ter verduidelijking. De vragen hebben met name betrekking op het terrein van het Digitaal Productpaspoort, de comitologie16 en de geharmoniseerde aanpak voor markttoezicht. Lidstaten vragen in dit kader aandacht voor het beperken van de administratieve lasten, de hoeveelheid gedelegeerde handelingen en de eisen voor markttoezicht. Gelet op de complexiteit van het voorstel zal er enige tijd nodig zijn voordat de Raad tot een gezamenlijke positie zal komen.

Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument bij de groene transitie

Voortgangsrapport

De Raad spreekt mogelijk over het voortgangsrapport van het voorstel voor Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument bij de groene transitie (Empowering the Consumer for the Green Transition, ECGT). Dit voorstel heeft als doel om consumenten beter geïnformeerde keuzes te laten maken bij het doen van duurzame aankopen. Met het voorstel beoogt de Commissie producenten en handelaren beter en uitvoeriger te informeren over de duurzaamheidsaspecten van producten, waaronder -indien beschikbaar- levensduur, de mogelijkheid tot reparatie en updates. Tevens wil de Commissie met het voorstel greenwashing tegengaan door onbetrouwbare en onjuiste milieuclaims als oneerlijke handelspraktijken te benoemen. Daarnaast komen er eisen voor keurmerken, waaronder verplichte certificering door een onafhankelijke derde partij. Het voorstel wordt sinds juni dit jaar besproken in de Raadswerkgroep, naar verwachting volgt begin december een tweede compromisvoorstel.

Het kabinet is in grote lijnen positief over het voorstel17. Over het BNC-fiche zijn door de Eerste Kamer vragen gesteld die op 21 oktober beantwoord zijn18. Daarin heeft het kabinet in aanvulling op het BNC-fiche toegelicht een verbod op niet-gecertificeerde keurmerken te kunnen steunen. Het vergroot de betrouwbaarheid van keurmerken richting consumenten en kan ervoor zorgen dat het aanbod overzichtelijker wordt. Ook heeft Nederland met betrekking tot de verbodsbepaling op niet-gecertificeerde keurmerken verzocht om de definitie van certificeringsregeling in het voorstel aan te scherpen. Daarnaast is gevraagd om de onafhankelijkheid van een commerciële partij ten opzichte van een schemabeheerder te verduidelijken.

Over het algemeen is er vanuit de Raad steun voor de doelstellingen van het voorstel. Wel betwijfelen lidstaten of de verkoper wel in de beste positie is om bepaalde productinformatie te verstrekken aan de consument. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om de vermelding van de levensduur van een product en de informatie over levensduurbeperkende producteigenschappen. Die verplichting ligt in het voorstel met name bij verkopers, terwijl het logischer kan zijn dit bij de producent neer te leggen.

Europese Agenda voor Toerisme 2030

Aanname Raadsconclusies

De Raad neemt naar verwachting conclusies aan over de Europese Agenda voor Toerisme 2030. De Raadsconclusies benoemen gezamenlijke doelstellingen, afspraken en acties tussen de lidstaten en de Commissie op het gebied van duurzaamheid, digitalisering, weerbaarheid en randvoorwaarden voor toerisme. Nederland ondersteunt deze agenda. De doelstellingen en acties sluiten aan bij onze ambitie en de kabinetsinzet gericht op het stimuleren en faciliteren van de samenwerking in de sector om de gastvrijheidseconomie duurzaam verder te ontwikkelen19. De aandacht op Europees niveau voor toerisme heeft ook voor Nederlandse stakeholders meerwaarde omdat het mogelijkheden biedt voor kennisdeling en zorgt voor agendering van het onderwerp. Een meerwaarde van deze agenda is dat het cross-sectorale belang van toerisme-ecosysteem wordt benoemd. Dit zorgt ervoor dat toerisme-stakeholders ook actiever betrokken worden bij andere voorstellen die het toerisme-ecosysteem raken bijvoorbeeld op het terrein van duurzaamheid en mobiliteit. Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies.

Diversenpunten

Tijdens de diversenpunten geeft Commissie presentaties over het SME Envoy Network Rapport van 2022 en het Single Market Enforcement Taskforce Rapport. Daarnaast presenteert het inkomende Zweedse voorzitterschap haar werkagenda.

Onderzoek

Dit deel van de geannoteerde agenda is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en gaat enkel over het onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad.

Onderzoeksinfrastructuren

Aanname Raadsconclusies

De lidstaten zullen naar verwachting Raadsconclusies aannemen over onderzoeksinfrastructuren.

In de Raadsconclusies komen een aantal punten naar voren. Ten eerste wordt gewezen op het belang van excellent onderzoek en innovatie binnen het ecosysteem van onderzoeksinfrastructuren. De onderzoeksinfrastructuren vormen de hoeksteen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte (ERA) omdat ze een centrale rol spelen in totstandkoming van op kennis gebaseerde oplossingen voor o.a. maatschappelijke uitdagingen. Ze konden bijvoorbeeld snel worden ingezet tijdens de coronacrisis. Ten tweede geven de Raadsconclusies aan dat infrastructuren een belangrijke rol spelen bij het verzamelen en opslaan van onderzoeksdata. Wel is het van belang dat opslag van data via het FAIR principe plaatsvindt (findable, accessible, interoperable and reusable) en roept de Commissie op om data-infrastructuren aan te sluiten bij de EOSC (European Open Science Cloud).

Verder wordt benadrukt dat onderzoeksinfrastructuren van belang zijn voor industrie en mkb, omdat ze het Europese concurrentievermogen kunnen versterken en daarmee de positie van industrie en mkb. Ten vierde wordt de Europese Commissie in de Raadsconclusies opgeroepen om via ESFRI (European Strategy Forum on Research Infrastructures) te identificeren hoe onderzoeksinfrastructuren optimaal kunnen bijdragen aan de implementatie van Horizon Europe met name als het gaat over Europese partnerschappen, missies en de industriële technologie routekaarten. Tegelijkertijd worden de onderzoeksinfrastructuren zelf opgeroepen om nieuwe services te ontwikkelen om bij te dragen aan Europese en wereldwijde maatschappelijke doelen, zoals de groene transitie, digitale transformatie en de Sustainable Development Goals van de VN. Ook wordt opgeroepen tot een meer wereldwijde samenwerking op het terrein van onderzoeksinfrastructuren. Tot slot wijzen de Raadsconclusies op het belang dat lidstaten voldoende inzien dat een lange-termijninzet voor onderzoeksinfrastructuren van belang is omdat deze een lange levenscyclus hebben en voor een betrouwbare en voorspelbare toekomst een degelijke meerjarige financiële planning moeten kunnen aanhouden. De Europese Commissie wordt uitgenodigd hieraan bij te dragen.

De Raadsconclusies zijn in lijn met de Nederlandse standpunten en beleid en de lidstaten zijn het in grote lijnen eens. Naar verwachting worden de Raadsconclusies zonder grote discussiepunten aangenomen tijdens de Raad.

Nieuwe Europese Innovatie Agenda

Aanname Raadsconclusies

De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over de Nieuwe Europese Innovatie Agenda (NEIA) die bij Mededeling van 5 juli jl. werd gepubliceerd. In de NEIA ligt het accent op het ontwikkelen, opschalen en op de markt brengen van deeptechtechnologieën om de concurrentiekracht en strategische autonomie van de EU te versterken en de grote verschillen in innovatieprestaties tussen lidstaten en regio’s te verkleinen. De Raadsconclusies gaan, naast het bredere beleidsperspectief, in op de vijf actielijnen uit de NEIA: aantrekken en behouden van talent, vergemakkelijken van toegang tot financiering, belang van innovatie-ecosystemen, verbeteren van randvoorwaarden voor innovatie en vooruitstrevend innovatiebeleid. Alle lidstaten, inclusief Nederland, staan positief tegenover de conclusies. Nederland heeft ingezet op borging in de conclusies van het belang van alle vormen van innovatie. Dat wil zeggen naast disruptieve en incrementele innovatie ook sociale innovatie. Tevens was de inzet van Nederland om het belang van fundamenteel onderzoek expliciet te benoemen in de conclusies, inclusief de rol van de sociale en geesteswetenschappen, omdat hiermee inzichten en oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen op langere termijn geboden worden. Op aangeven van Nederland is waterstof opgenomen als voorbeeld waarvoor investeringen in O&I cruciaal zijn om doorbraken te forceren. Belangrijk voor Nederland was ook een sterkere nadruk in de tekst op het belang van internationale O&I-samenwerking, intellectueel eigendom en kennisvalorisatie. Het is immers essentieel om kennis te benutten en innovaties om te zetten naar producten en diensten voor de maatschappij.

Alle bovengenoemde punten zijn op een goede manier verwerkt in de tekst. Dit betekent dat Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies.

Leidende principes op kennisvalorisatie

Aanname Raadsaanbeveling

Ten tijde van het opstellen van deze geannoteerde agenda is nog niet zeker of de Raadsaanbeveling inzake leidende beginselen voor kennisvalorisatie op de agenda van de Raad zullen staan. Met deze Raadsaanbeveling wordt beoogd het stelsel van kennisoverdracht, intellectueel eigendom en valorisatie te versterken in het belang van een innovatieve en concurrerende Europese Unie. Een goed stelsel van kennisvalorisatie draagt namelijk bij aan het bereiken van maatschappelijke en economische doelstellingen. De in de Raadsaanbeveling opgenomen leidende beginselen zijn een actualisatie en specificatie van de Raadsaanbeveling op dit vlak uit 2008. Ze richten zich, anders dan in 2008, niet alleen tot kennisinstellingen en ministeries die beleidsverantwoordelijk zijn voor kennisvalorisatie maar tot alle spelers in het onderzoeks- en innovatie-ecosysteem, waaronder ook bedrijven. De leidende beginselen zijn niet bindend en er zijn geen financiële consequenties. Nederland kan zich goed vinden in deze Raadsaanbeveling en daarin opgenomen beginselen. Kennisvalorisatie is een prioriteit zowel beleidsmatig als wat betreft implementatie in het veld. Kennisvalorisatie vormt een essentieel onderdeel van het missiegedreven innovatiebeleid waarover uw Kamer separaat wordt geïnformeerd.

Indien de Raadsaanbeveling op de agenda staat, zal Nederland kunnen instemmen.

Wetenschap als instrument om het beleidsproces te ondersteunen in de lidstaten

Beleidsdebat

Binnen de EU is er de ambitie om wetenschap meer in te zetten als instrument ter ondersteuning van het beleidsproces. Op dit moment wordt dit per lidstaat verschillend ingevuld. Hierover zal een beleidsdebat worden gevoerd. De discussie zal zich vermoedelijk vooral richten op hoe de doorwerking van wetenschap in de beleidsvorming kan worden verbeterd. Nederland kan de volgende elementen inbrengen tijdens de discussie:

Wetenschappelijk onderzoek genereert onder andere belangrijke kennis over maatschappelijke opgaven. Deze kennis kan helpen bij het bepalen van de grootte van de opgaven en hoe deze mogelijk zijn op te lossen. Maar ook wat de belangrijke risico’s van beleidsingrepen kunnen zijn.

Een sterke wetenschappelijke basis zorgt voor goed onderbouwd en duurzaam beleid. Het niet benutten van urgente signalen vanuit de wetenschap kan het oplossen van maatschappelijke opgaven vertragen of belemmeren. Door tijdig te acteren op de signalen vanuit de wetenschap en het beleid zo goed mogelijk te onderbouwen vanuit kennis kan er een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het oplossen van onze maatschappelijke uitdagingen. Ook kan Nederland in het debat inbrengen op welke manier er nationaal van kennis gebruik wordt gemaakt voor beleid, bijvoorbeeld door adviezen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), het Rathenau Instituut en de planbureaus te benutten. Er is altijd ruimte om Science for Policy te verbeteren. Europese samenwerking kan hieraan een grote bijdrage leveren.

Diversenpunten

Er staan vier diversenpunten op de agenda. De Commissie zal ten eerste een toelichting geven op de publieke consultatie die zij zal uitvoeren over de verschillende Horizon programma’s tussen 2014 en 2027. Verder zal de Commissie een update geven over het Europese Technologie en Innovatie Instituut en diens Kennis en Innovatie Gemeenschap over Cultuur en Creativiteit, deze is dit jaar opgericht en zal in 2023 operationeel zijn. Ten derde zal de Spaanse delegatie informatie geven over het Partnership for Research and Innovation in the Mediterranean Area (PRIMA), een partnerschap voor onderzoek en innovatie in Middellandse Zeegebied. En als laatste geeft het inkomend Zweeds Voorzitterschap een toelichting op de punten die zij tijdens haar voorzitterschapsperiode wil adresseren.

Ruimtevaart

De Raad spreekt tijdens het onderdeel ruimtevaart over de exploitatie van Europese ruimtevaartdata.

Exploitatie Europese ruimtevaartdata

Beleidsdebat

De Raad spreekt tijdens het beleidsdebat over de exploitatie van Europese ruimtevaartdata. Dit is belangrijk omdat de grote meerwaarde van ruimtevaart ligt in de toepassingen op aarde, maar er niet optimaal gebruik wordt gemaakt van ruimtevaartdata. Nederland wil dit verbeteren en is bovendien pleitbezorger van ruimtevaartdata. Met het satellietdataportaal, beheerd door het Netherlands Space Office (NSO), stelt Nederland gratis satellietdata beschikbaar aan Nederlandse gebruikers en ontwikkelaars van diensten. Daarnaast financiert Nederland het programma Geodata for Agriculture and Water (G4AW). Met dit programma bevordert Nederland het gebruik van ruimtevaartdata voor duurzame ontwikkeling. Het voorziet wereldwijd 4 miljoen kleinschalige voedselproducenten van informatiediensten over productiviteit, watergebruik en klimaatweerbaarheid. Nederland zal pleiten voor meer publieke investeringen om dit soort projecten op te schalen. Tot slot is Nederland recent lid geworden van het Europese Space Surveillance and Tracking (EU SST) partnerschap. Daarmee bundelen we Europese capaciteiten voor ruimtemonitoring, waaronder radarinstallaties en telescopen. Dit is een goed voorbeeld van civiel-militaire samenwerking, waarbij we het gebruik van ruimtevaartdata bevorderen en tegelijkertijd onze strategische autonomie versterken.


  1. Verordening (COM(2022) 46 final).↩︎

  2. Kamerstuk 22 112, nr. 3369.↩︎

  3. Richtlijn (COM(2020) 829 final).↩︎

  4. Priority rated orders zijn een instrument in crisistijd waarbij productiefaciliteiten in de halfgeleiderwaardeketen verplicht zijn om voorrang te geven aan orders ten behoeve van de in het voorstel gedefinieerde kritieke sectoren.↩︎

  5. https://ec.europa.eu/info/publications/proposal-directive-corporate-sustainable-due-diligence-and-annex_en.↩︎

  6. Kamerstuk 22 112, nr. 3393.↩︎

  7. Kamerstuk 26 485, nr. 400.↩︎

  8. Brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 8 november 2022.↩︎

  9. Kamerstuk 22 112, nr. 3431.↩︎

  10. COM (2022) 142 final.↩︎

  11. Kamerstuk 22 112 nr. 3422.↩︎

  12. Kamerstuk 22 112 nr. 3468.↩︎

  13. Kamerstuk 22 112, nr. 3422.↩︎

  14. Kamerstuk 22 112, nr. 3468.↩︎

  15. Kamerstuk 21 501-08, nr. 879.↩︎

  16. Kamerstuk 22 112, nr. 3422.↩︎

  17. Kamerstuk 22 112, nr. 3424.↩︎

  18. Kamerstuk 36 114, B.↩︎

  19. Kamerstuk 26 419 nr. 96.↩︎