Beleidsreactie Duurzame digitale toegankelijkheid rijkscollectie - Een verkenning
Nieuwe visie cultuurbeleid
Brief regering
Nummer: 2022D48752, datum: 2022-11-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-32820-487).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Beslisnota bij brief Beleidsreactie Duurzame digitale toegankelijkheid rijkscollectie - Een verkenning
- Rapport āDuurzame digitale toegankelijkheid rijkscollectie - Een verkenningā
Onderdeel van kamerstukdossier 32820 -487 Nieuwe visie cultuurbeleid.
Onderdeel van zaak 2022Z22584:
- Indiener: G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-11-29 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-08 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-09-06 11:30: Extra procedurevergadering commissie OCW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-10-04 10:00: Erfgoed (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-10-05 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 487 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21Ā november 2022
Hierbij stuur ik u het rapport Duurzame digitale toegankelijkheid rijkscollectie ā Een verkenning van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (hierna: Inspectie) over het beheer van digitale objecten en collectiegerelateerde informatie door museale beheerders, en mijn beleidsreactie op dit rapport.
De Inspectie schrijft dat een ruime meerderheid van de beheerders van de rijkscollectie digitaal vervaardigde objecten beheert. Dat kunnen gedigitaliseerde cultuurgoederen zijn, maar ook born digital goederen (die al van oorsprong digitaal zijn). Daarnaast beheren ze steeds meer digitale informatie over museale collecties (zoals registratiegegevens) of digitale collectiegerelateerde informatie (zoals contextualiserende documentatie of onderzoeksdata).
Ontwikkelingen op het gebied van digitalisering gaan heel snel, waardoor kwetsbare digitale bronnen uit het nabije verleden eerder ontoegankelijk dreigen te worden dan bronnen uit een veel verder verleden. Voor collectiebeheerders betekent dit dat ze in hoog tempo nieuwe strategieƫn moeten ontwikkelen om de duurzame toegankelijkheid van deze digitale objecten te garanderen.
De digitale transitie stelt echter niet alleen de museale beheerders voor nieuwe vragen. Ook de Inspectie zelf moet zich in haar toezichtrol tot deze ontwikkeling verhouden. Dit was de aanleiding tot het verkennende thematische onderzoek waar het rapport verslag van doet. Het rapport gaat achtereenvolgens in op het beleid rond de digitale transitie bij beheerders van de rijkscollectie, het beheer en behoud van born digital cultuurgoederen, het beheer en behoud van digitale collectiegerelateerde informatie, en de digitale toegankelijkheid van collecties.
De Inspectie constateert in haar rapport dat veruit de meeste beheerders van de rijkscollectie momenteel in staat zijn om ook in het digitale domein adequaat museaal beheer te voeren. Voor de wat langere termijn signaleert de Inspectie wel enkele zorgpunten. Zo blijkt uit het rapport dat de beleidsontwikkeling rond de digitale transitie binnen instellingen vaak achterloopt bij de inzet van digitale hulpmiddelen in de praktijk. Minder dan de helft van de beheerders van de rijkscollectie heeft een overkoepelende strategie voor het verzamelen, verwerken en duurzaam toegankelijk houden van digitale informatie op de langere termijn. Dit hangt samen met het feit dat de omvang van de digitale collecties per instelling sterk uiteen loopt. Vaak gaat het om een beperkt aantal objecten, en slechts enkele instellingen beheren grotere digitale collecties. Het ontbreken van een digitale strategie doet zich vooral voor in kleinere instellingen, die tegelijkertijd een gebrek aan kennis of middelen ervaren voor het voeren van effectief digitaal beleid. In de praktijk van beheer en behoud tekenen zich daarnaast ook andere risicoās af, bijvoorbeeld op het vlak van de overzichtelijke opslag van materiaal, en het actueel houden van software voor collectieregistratie.
Op basis van haar analyse doet de Inspectie enkele aanbevelingen: drie aan de beheerders van collecties en twee aan mijzelf. Ik vind deze aanbevelingen van belang, voor de instelling, voor de sector en uiteindelijk ook voor het publiek voor wie we deze digitale collecties toegankelijk willen maken. Hieronder ga ik in op de twee aanbevelingen aan het Rijk, die uiteraard een uitwerking hebben op de beheerders van de collecties. De Inspectie brengt de aanbevelingen aan de beheerders onder de aandacht van de betreffende instellingen.
De eerste aanbeveling aan mij is om de Erfgoedwet te moderniseren, opdat die meer toegesneden is op het beheer van digitale collecties en collectiegerelateerde informatie. De Inspectie merkt op dat de wet en onderliggende regelgeving bepalingen bevatten voor beheer en ontsluiting die in principe ook van toepassing zijn op het in goede staat houden van digitale collecties. De gestelde normen zijn van oorsprong echter gericht op het beheer en behoud van fysieke collecties en niet toegesneden op het behoud van digitale cultuurgoederen of informatie. De Inspectie adviseert om bij het afstemmen van de regels op het beheer van digitale informatie, aansluiting te zoeken bij het voorstel voor de Archiefwet 2021 en op de Archiefregeling die nu al van toepassing is.
De Erfgoedwet is recent geĆ«valueerd.1 Naar aanleiding van die evaluatie zal ik het parlement een wetswijziging voorleggen. Hierbij zal ik, conform de aanbeveling van de Inspectie, graag putten uit de Archiefwet en onderliggende regelgeving, en uit het traject rond de herziening daarvan. De huidige Archiefregeling bevat al enkele bijzondere voorschriften voor te bewaren digitale archiefbescheiden. De Erfgoedwet en de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiĆ«ring museale instellingen bevatten dergelijke voorschriften nu niet. Heldere normen kunnen instellingen richting geven bij het uitvoeren van hun wettelijke taken. Natuurlijk is het archiefwezen wezenlijk anders georganiseerd dan het erfgoeddomein. Bij de laatste is er beduidend meer variatie in de samenstelling van collecties ā ook in de materiĆ«le zin. Wat werkt voor archieven, zal dus niet noodzakelijk ook werken voor erfgoedinstellingen. Desondanks wil ik verkennen welke keuzes die gemaakt zijn in de regelgeving voor archieven, kunnen bijdragen aan duurzame toegankelijkheid van digitaal erfgoedmateriaal. Ik hecht daarbij ook aan de ideeĆ«n uit de erfgoedsector zelf en de zelfregulering in de museumsector.
De tweede aanbeveling is om te bezien of de bestaande voorzieningen ter ondersteuning van de zorg voor digitale cultuurgoederen in de rijkscollectie, aansluiten bij de behoeften van de instellingen en of ze voldoende worden benut. Deze aanbeveling sluit aan bij een suggestie richting collectiebeheerders, om voor de ontwikkeling van planmatig beleid gebruik te maken van elkaars expertise en van bestaande netwerken en voorzieningen.
Ook deze aanbeveling neem ik ter harte. In de afgelopen jaren is het OCW-beleid op het gebied van digitaal erfgoed sterk gericht geweest op kennisdeling ten behoeve van de digitale transformatie. Ik zet dit beleid de komende periode door. Hiertoe continueer ik onder andere investeringen in netwerken en organisaties die (ook) erfgoedinstellingen ondersteunen bij het realiseren van hun digitale transitie.
Zo continueer ik de investering in het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE). Hierin ontwikkelen erfgoedinstellingen met elkaar gezamenlijke voorzieningen en delen ze kennis en ervaring voor het duurzaam behoud, beheer en de toegang tot digitaal erfgoed. In de komende periode zullen de activiteiten van het NDE focussen op de aansluiting van kleinere (bijvoorbeeld regionale) instellingen op de reeds ontwikkelde voorzieningen. Daarbij zal het netwerk aandacht hebben voor de specifieke behoeften van dit soort instellingen en hoe het netwerk, samen met de provinciale erfgoedcoaches, in die behoeften kan voorzien. Een deel van de hulpmiddelen die het NDE heeft ontwikkeld is specifiek bedoeld om organisaties te helpen bij het formuleren van een omvattend beleid voor digitalisering en voor het behoud, beheer en toegankelijk maken van digitale collecties en informatie. Voorbeelden hiervan zijn het Spoorboekje Digitalisering Erfgoedcollecties of de Zelfscan Digitaal Erfgoed.
Tevens investeer ik extra middelen in DEN, Kennisinstituut cultuur & digitale transformatie, een ondersteunende voorziening voor de cultuurbrede sector. DEN biedt ondersteuning bij strategieontwikkeling voor de bredere culturele sector. DEN helpt organisaties bij het formuleren van een overkoepelende visie voor hun digitale transformatie. Het is daarbij ook gericht op kleinere cultuuraanbieders en organiseert activiteiten in de verschillende regioās. Door extra middelen te investeren in de werking van DEN krijgt het instituut de komende tijd meer slagkracht om het veld nog beter te kunnen bedienen.
Op deze manier zet ik de komende periode in op de ondersteuning van museale beheerders bij hun digitale behoeftes. Dit komt ten goede aan de individuele instellingen, de uitwisseling in de sector en de toegankelijkheid van digitale collecties voor het publiek nu en in de toekomst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu
Kamerstuk 31Ā 511, nr.Ā 48.ā©ļø