Advies Gezondheidsraad Voedingsnormen voor energie en Onderzoek naar alcohol-marketing via Social Media
Alcoholbeleid
Brief regering
Nummer: 2022D49253, datum: 2022-11-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27565-182).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Beslisnota bij brief Advies Gezondheidsraad Voedingsnormen voor energie en Onderzoek naar alcohol-marketing via Social Media
- Onderzoek alcoholmarketing gericht op jongeren Eénmeting social media
Onderdeel van kamerstukdossier 27565 -182 Alcoholbeleid.
Onderdeel van zaak 2022Z22799:
- Indiener: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-11-24 13:35: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-30 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-12-14 15:00: Leefstijlpreventie (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2023-02-16 13:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
27 565 Alcoholbeleid
31 532 Voedingsbeleid
Nr. 182 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2022
Met deze brief reageer ik op het advies Voedingsnormen voor energie van de Gezondheidsraad, dat ik op 16 augustus 2022 ontvangen heb. Het advies is te vinden op de website van de Gezondheidsraad1. Daarnaast bied ik u het onderzoek naar het bereik en de beïnvloeding van jongeren door alcoholmarketing via sociale media aan.
Voedingsnormen voor Energie
Inleiding
De Gezondheidsraad heeft de voedingsnormen voor energie, ofwel de referentiewaarden voor de dagelijkse calorische inname, herzien. De vorige voedingsnormen voor energie komen uit 20012. Bij de voedingsnormen voor energie maakt de raad onderscheid naar leeftijdsgroepen, tussen mannen en vrouwen en naar verschillende niveaus van lichamelijke activiteit. Ook is de extra energiebehoefte gespecificeerd voor zwangere vrouwen (per trimester) en voor vrouwen die borstvoeding geven.
Het advies van de Gezondheidsraad over voedingsnormen voor energie is een deeladvies binnen de evaluatie van de Nederlandse voedingsnormen. Harmonisatie van voedingsnormen binnen Europa is daarbij het streven. Daarom heeft de Commissie Voeding van de raad geëvalueerd in hoeverre de voedingsnormen van de Europese voedselveiligheidsautoriteit (European Food Safety Authority (EFSA)) overgenomen kunnen worden in Nederland. Daarbij heeft zij ook zes rapporten van andere nationale en internationale organisaties betrokken die relevant zijn voor Nederland.
Inhoud van het advies
De energiebehoefte wordt uitgedrukt in kilocalorieën of kilojoules. Energie is nodig voor alle levensprocessen, voor het in stand houden van het lichaamsgewicht en voor lichamelijke activiteit. Zuigelingen, kinderen en zwangere vrouwen hebben daarnaast energie nodig voor de aanmaak van nieuw lichaamsweefsel. Vrouwen die borstvoeding geven hebben ook energie nodig voor de productie van moedermelk.
De energiebehoefte verschilt sterk van persoon tot persoon. Leeftijd, lichaamslengte, lichaamsgewicht en activiteitenpatroon hebben hierop een grote invloed. Daarom is de gemiddelde energiebehoefte alleen geschikt voor toepassingen op groepsniveau, zoals de voedingsvoorlichting van het Voedingscentrum, en niet voor toepassing op het individu. Wel formuleert de raad in het advies aandachtspunten voor diëtisten om de energiebehoefte van een individu te schatten bij het geven van voedingsadviezen.
De commissie heeft bij de bepaling van de gemiddelde energiebehoeften voor volwassenen, kinderen en zuigelingen de aanpak van EFSA overgenomen. Ook geeft zij, net als EFSA, de gemiddelde energiebehoeften voor volwassenen en kinderen voor meerdere niveaus van lichamelijke activiteit. Wel past de commissie andere referentiegewichten toe, omdat de gemiddelde Nederlander langer en dus iets zwaarder is dan de gemiddelde Europeaan. Voor zwangere vrouwen komt de gemiddelde extra energiebehoefte iets hoger uit dan de schatting van EFSA, omdat de commissie, op basis van onderzoek dat na het EFSA-rapport verscheen, uitgaat van een optimale gewichtstoename van 13,8 kg, terwijl EFSA rekent met 12 kg. De gemiddelde extra energiebehoefte voor vrouwen die borstvoeding geven valt lager uit dan de waarde van EFSA, omdat de commissie geen energetische kosten voor de aanmaak van moedermelk toevoegt. Voor het overzicht van de gemiddelde energiebehoeften per dag voor de verschillende groepen verwijs ik naar het rapport van de Gezondheidsraad.
De commissie beveelt aan dat er vervolgonderzoek komt naar de invloed van ondergewicht, overgewicht, bepaalde ziekten en/of medicijngebruik op de energiebehoefte. Daarnaast merkt de commissie op dat er minder onderzoek beschikbaar is naar het energieverbruik van oudere volwassenen (circa 70 jaar en ouder). Deze kennis is volgens de Gezondheidsraad nodig om de voedingsvoorlichting voor deze grote groepen in de Nederlandse bevolking te verbeteren.
Reactie op het advies
Ik vind het belangrijk dat de voedingsnormen gebaseerd worden op de huidige stand van de wetenschap en passen bij de Nederlandse situatie. Deze herziening van de energienormen voorziet hierin. Ik neem het advies van de Gezondheidsraad over de voedingsnormen voor energie dan ook over. Het Voedingscentrum heeft de voedingsvoorlichting inmiddels hierop aangepast3.
Met betrekking tot de aanbeveling tot vervolgonderzoek om (meer) stand van wetenschap op te bouwen over de behoefte aan energie bij mensen met overgewicht en/of obesitas, bij chronische ziekten en bij oudere volwassenen, moedig ik onderzoekers aan om hier binnen de huidige onderzoeksprogramma’s meer aandacht aan te besteden.
Ik dank de Gezondheidsraad voor hun advies over voedingsnormen voor energie.
Onderzoek bereik en beïnvloeding van jongeren door alcoholmarketing via sociale media
In november 2020 heb ik uw Kamer een onderzoek gestuurd naar het bereik en de beïnvloeding van jongeren door alcoholmarketing op de top 5 locaties, te weten: supermarkten, televisie, horeca, bioscopen en sociale media4. In het Nationaal Preventieakkoord (NPA) is afgesproken om het onderzoek voor het onderdeel sociale media te herhalen om te beoordelen in welke mate acties van STIVA (Stichting Verantwoord Alcoholgebruik) en de Nederlandse Brouwers hebben bijgedragen aan de verdere afname van het bereik van 18-minners via sociale media door alcoholmarketing. Dit onderzoek bied ik u hierbij aan.
In de periode februari tot en met mei 2022 is door Breuer&Intraval, in samenwerking met Dialogic, geïnventariseerd of jongeren geconfronteerd worden met alcoholmarketing via sociale media. De onderzoekers concluderen dat jongeren op sociale media met 18min-accounts geconfronteerd worden met alcoholreclame, dit geldt voor alle populaire platformen. Jongeren zien met name niet-gesponsorde alcoholreclame via influencers. Het aandeel gesponsorde alcoholreclame lijkt te zijn afgenomen sinds de nulmeting. De onderzoekers wijten dit aan een vereiste wijziging in de onderzoeksaanpak, waardoor reclame op Instagram deels niet werd meegenomen, en aan een aanpassing van het beleid door YouTube. Over de daadwerkelijke blootstelling van jongeren aan alcoholmarketing via sociale media kunnen de onderzoekers geen (betrouwbare) berekeningen maken.
Volgens de onderzoekers blijft een aandachtspunt dat een groot deel van de jongeren aangeeft (ook) een 18-plusacccount te gebruiken. Hierdoor ontwijken jongeren leeftijdsfilters en wordt de blootstellingskans verhoogd. Mijn beleidsreactie op het onderzoek neem ik op in de brief die ik uw Kamer dit najaar stuur, waarin ik u informeer over mijn aanpak van de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen