Antwoord op vragen van het lid Eppink over het bericht dat Koningin Máxima pleit voor de digitale euro
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2022D49301, datum: 2022-11-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-824).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister van Financiën (Ooit D66 kamerlid)
- Mede namens: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
- Mede namens: M. Rutte, minister-president (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2022Z20341:
- Gericht aan: M. Rutte, minister-president
- Indiener: D.J. Eppink, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
824
Vragen van het lid Eppink (JA21) aan de Minister-President over het bericht dat Koningin Máxima pleit voor de digitale euro (ingezonden 26 oktober 2022).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën), mede namens de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 22 november 2022).
Vraag 1
Sprak Koningin Maxima in haar pleidooi voor een digitale euro tijdens haar bezoek aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in Washington DC, mede namens de regering?
Antwoord 1
Koningin Máxima heeft haar uitspraken gedaan uit hoofde van haar UNSGSA-rol voor inclusieve financiering voor ontwikkeling. In haar speech heeft zij geen pleidooi gehouden voor (de invoering van) een digitale euro, maar heeft zij gesproken over de mogelijke kansen voor financiële inclusie, maar ook de risico’s van de ontwikkeling van digitale centrale bankgeld in het algemeen.1 Dit wordt beschreven in het door u aangehaalde artikel. Deze uitspraken zijn in lijn met de standpunten van het kabinet ten aanzien van de digitale euro.
Vraag 2, 3 en 4
Wat zijn de staatsrechtelijke contouren waarbinnen het Koninklijk Huis opiniërende politieke uitspraken mag doen en is er vooraf overleg met u? Zo ja, in welke vorm?
Waar ligt de scheidslijn voor het kabinet, waarna uitspraken van het Koninklijk Huis als partijdig worden aangemerkt?
Is er een protocol om te voorkomen dat leden van het Koninklijk Huis politiek partijdige uitspraken doen? Zo ja, hoe en door wie wordt dit getoetst?
Antwoord 2, 3 en 4
Er is ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en andere leden van het Koninklijk Huis. De betekenis van deze ministeriële verantwoordelijkheid is toegelicht in de voorlichting van de Raad van State uit 2010.2
Vraag 5
Wat is het standpunt van het kabinet ten aanzien van de digitale euro en onderschrijft u de uitspraken van Koningin Máxima bij het IMF over digitaal geld in het algemeen?3
Antwoord 5
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 van het lid Van Houwelingen spreek ik zeer regelmatig met de Kamer over de discussies op EU-niveau over de ontwikkeling van een mogelijke digitale euro. De Kamer is meermaals schriftelijk geïnformeerd over het kabinetstandpunt over de ontwikkeling van een mogelijke digitale euro.4 Daarnaast vinden er regelmatig besprekingen plaats in de Eurogroep. De Kamer wordt van tevoren via de geannoteerde agenda geïnformeerd over de Nederlandse inzet bij deze besprekingen in de Eurogroep, en deze inzet wordt regelmatig besproken in de voorbereidende commissiedebatten.5
Het kabinet heeft een positieve grondhouding tegenover de digitale euro – het zou bijvoorbeeld kunnen bijdragen aan een innovatiever en veiliger betalingsverkeer, en aan het in stand houden van een vorm van publiek geld. Dat gezegd hebbende moet hierbij wel aan een aantal randvoorwaarden voldaan worden, onder meer op het gebied van privacy en financiële stabiliteit. De eventuele risico’s van de invoering van een digitale euro moeten daarom goed in kaart worden gebracht en worden gemitigeerd. Daarnaast dient de invoering van een digitale euro een solide democratische basis te hebben, wat betekent dat besluitvorming hierover op politiek niveau moet plaatsvinden.
Hoewel Koningin Máxima sprak vanuit haar UNSGSA-rol voor inclusieve financiering voor ontwikkeling, en daarbij ook niet specifiek sprak over de digitale euro of het Nederlandse standpunt hierover, zijn haar uitspraken in lijn met dit kabinetstandpunt.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat Koningin Máxima met haar pleidooi voor de digitale euro zich partijdig heeft opgesteld? Zo ja, is er contact geweest tussen het kabinet en het Koninklijk Huis over deze gang van zaken, en kunt u ons mededelen welke communicatie hieruit volgde?
Antwoord 6
Er is ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en andere leden van het Koninklijk Huis. De betekenis van deze ministeriële verantwoordelijkheid is toegelicht in de voorlichting van de Raad van State uit 2010.6 Zie het antwoord op vraag 1 en 5. Koningin Máxima heeft geen pleidooi gehouden voor (de invoering van) de digitale euro. De inhoud van de toespraak die valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid is in lijn met het kabinetsbeleid.
Vraag 7
Deelt u de analyse dat met een digitale euro macht verschuift van commerciële banken naar centrale banken, en met name naar de Europese Centrale Bank en ziet u deze verschuiving ook als problematisch?
Antwoord 7
Ik hecht er allereerst aan te benadrukken dat er momenteel sprake is van een verkenning naar de invoering van de digitale euro. Over de eventuele daadwerkelijke invoering ervan dient nog besloten te worden. Onderdeel van die besluitvorming zijn de ontwerpkeuzes. De ontwerpkeuzes zijn bepalend voor de ordening van het banken- en betalingslandschap en de rol van de ECB daarbinnen.
Het kabinet ziet de potentiële meerwaarde van een digitale euro in het behoud van publiek geld en het beschikken over een publiek alternatief in de betaalinfrastructuur. Deze kabinetsinzet bouwt voort op bredere maatschappelijke discussies in Nederland. Een belangrijke aanleiding voor Nederland voor het nader onderzoeken van de invoering van digitaal centrale bankgeld komt voort uit eerdere maatschappelijke initiatieven over de inrichting van het financiële systeem en de rol van commerciële banken hierin. In 2019 heeft de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) het rapport Geld en Schuld gepubliceerd7, waarin de WRR onder meer adviseert om te kijken naar een betere verankering van de publieke dimensie in banken, met name in het betalingsverkeer. Hierbij geeft de WRR aan dat de ontwikkeling van digitaal centrale bankgeld hieraan kan bijdragen.
Een ander risico van volledige afhankelijkheid van commerciële banken is het feit dat financiële dienstverlening, en met name het betalingsverkeer, in toenemende mate gedigitaliseerd wordt. In een ander rapport, Voorbereiden op Digitale Ontwrichting8, heeft de WRR gewaarschuwd dat de hoge mate van afhankelijkheid van een klein aantal digitale systemen tot risico’s kan leiden als deze systemen uitvallen. De ontwikkeling van een extra betaalsysteem, bijvoorbeeld via de ontwikkeling van een digitale euro, zorgt voor extra terugvalopties in het geval het commerciële girale systeem uitvalt.
Een laatste aanleiding is de afname van het gebruik van contant geld in Nederland, wat momenteel de enige vorm van publiek geld is. Het gebruik van contant geld is in korte tijd erg gedaald, waardoor de afhankelijkheid van commerciële banken voor het betalingsverkeer is gegroeid in de afgelopen 10 jaar. Daarnaast hebben de banken de kosten die zij rekenen voor chartale dienstverlening de laatste jaren verhoogd – de Tweede Kamer vraagt hier terecht regelmatig aandacht voor. De toegang tot een publieke vorm van geld is zeer belangrijk voor het onderliggende vertrouwen in commerciële financiële instellingen. Met een digitale euro, die geen vervanging zal zijn van contant geld, maar er complementair aan zal zijn, wordt ook voor de toekomst de beschikbaarheid van een publieke vorm van geld gewaarborgd.
Zoals in antwoord op vraag 5 aangegeven zijn er aan de andere kant ook potentiële negatieve aspecten of risico’s bij de invoering van een digitale euro. Deze risico’s dienen wat het kabinet betreft goed in kaart gebracht te worden en voldoende gemitigeerd te zijn voordat overgegaan kan worden tot de invoering van een digitale euro.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat de privacy van Nederlandse burgers (zoals steeds meer inzage in het betalingsverkeer) in het geding kan komen bij de invoering van een digitale euro?
Antwoord 8
Ik heb uw Kamer eerder aangegeven dat een hoge mate van privacy en niet-programmeerbaarheid randvoorwaarden moeten zijn bij de ontwikkeling van een mogelijke digitale euro. Zo heb ik opgeroepen om te kijken naar de mogelijkheid voor anonieme betalingen tot een bepaald bedrag. Dit heb ik ook uitgedragen richting de Europese Commissie en de ECB, onder andere in een gezamenlijk non-paper met Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje over de digitale euro9. Dit is in lijn met de moties Alkaya-Heinen10 en Heinen-Alkaya11, waarvan de laatste ook door JA21 is gesteund.
Vraag 9
Wat is de procedure voor het invoeren van een digitale euro?
Antwoord op vraag 9
Ik heb meermaals met uw Kamer gesproken over het belang van democratische besluitvorming over de eventuele invoering van een digitale euro. Conform de wens van de Kamer heeft het kabinet dit regelmatig onder de aandacht gebracht bij de ECB en de Europese Commissie, bijvoorbeeld in het eerdergenoemde gezamenlijke non-paper met Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje.
Mede naar aanleiding van deze inzet vindt er regelmatig een discussie in de Eurogroep plaats over de digitale euro. De Commissie heeft aangekondigd om in het voorjaar van 2023 met een wetgevend voorstel te komen over de digitale euro. Hierbij zal, naar verwachting, ook de verdere politieke discussie en besluitvorming over de wenselijkheid van de invoering van een digitale euro plaatsvinden. Het voorstel zal gebaseerd zijn op art. 133 van het Verdrag betreffende de werking van de EU, dat expliciet voorschrijft dat het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, na raadpleging van de ECB, besluiten over de invoering van een digitale euro. Hierbij wordt de Tweede Kamer via de bestaande reguliere processen betrokken.
Momenteel bevindt de digitale euro zich bij de ECB nog in de onderzoeksfase. Deze fase duurt naar verwachting tot het najaar van 2023. Na deze fase zal de governing council van de ECB besluiten of de ECB zelf een noodzaak ziet om een digitale euro te ontwikkelen.
Vraag 10
Wat voor effect zou een digitale euro hebben op de vitaliteit van de bancaire sector in Nederland?
Antwoord 10
Het is nog te vroeg om de effecten van de digitale euro op de Nederlandse bancaire sector nader te duiden. Allereerst moeten de exacte ontwerpkenmerken van een digitale euro nog vastgesteld worden. Daarnaast zal de impact afhangen van de mate waarin gebruikers belang hechten aan specifieke kenmerken van de digitale euro en hoe dit zich verhoudt ten opzichte van beschikbare alternatieven zoals contant geld en bankdeposito’s.
Ik verwacht dat, als besloten wordt tot invoering van de digitale euro, banken en andere financiële dienstverleners als intermediair tussen ECB en eindgebruikers zullen fungeren. De digitale euro kan hiermee innovatie, diversiteit en concurrentie in de financiële sector aanjagen. De digitale euro kan bovendien dienen als een pan-Europese open basis-infrastructuur voor het betalingsverkeer. Private partijen, zoals banken en fintechs, kunnen met behulp van de digitale euro voor de hele eurozone nieuwe toepassingsmogelijkheden voor bank- en betaaldiensten gaan ontwikkelen. De digitale euro kan tevens de concurrentie in de financiële sector vergroten doordat het aanbieden van dienstverlening rond betaalrekeningen voor een bredere groep bedrijven mogelijk wordt. Dit kan in potentie de vitaliteit van de bancaire sector, zowel voor Nederland alsook het eurogebied, verbeteren. Tegelijkertijd dienen risico’s te worden gemitigeerd. De invoering van een digitale euro mag niet ten koste gaan van financiële stabiliteit en het monetaire transmissiemechanisme belemmeren.
Vraag 11 en 12
Kunt u garanderen dat de digitale euro geen opstapje is naar het uitfaseren van contant geld of het omzeilen van commerciële banken?
Bent u bereid wettelijk vast te leggen dat contant geld altijd een betaalmogelijkheid moet blijven?
Antwoord 11 en 12
Ik heb meermaals aangegeven dat een digitale euro contant geld niet mag vervangen, waaronder in een gezamenlijk non-paper met Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje. De Europese Commissie12 en Europese Centrale Bank13 hebben dit ook meermaals aangegeven. In regelgeving op EU-niveau is reeds vastgelegd dat eurobiljetten14 en -munten15 wettig betaalmiddel zijn. Daarnaast is de Europese Commissie voornemens om begin 2023 met nieuwe voorstellen te komen om de positie van contant geld als wettig betaalmiddel te versterken.16
Vraag 13
Was het warme pleidooi van Koningin Máxima voor de digitale euro, in het licht van de variëteit aan aspecten en de vele onbekende factoren, enigszins voorbarig?
Antwoord 13
In haar speech heeft Koningin Máxima niet uitgesproken voorstander te zijn van de invoering van een digitale euro. Koningin Máxima heeft aangegeven dat digitaal centrale bankgeld in het algemeen voor financiële inclusie potentiële voordelen kent. Hierbij heeft Koningin Máxima evenwel aangegeven dat er ook risico’s zijn en dat verder onderzoek nodig is. Dit wordt ook beschreven in het door u aangehaalde artikel. Dit afgewogen standpunt is in lijn met de visie van het kabinet, zoals in antwoord op vraag 5 aangegeven.
De speech is beschikbaar via: https://www.koninklijkhuis.nl/documenten/toespraken/2022/10/14/koningin-maxima-houdt-een-toespraak-bij-het-imf-evenement-cbdc-and-financial-inclusion-risks-and-rewards-bij-de-jaarvergadering-van-het-imf-en-de-wereldbank-in-washington-dc.↩︎
Kamerstuk 32 791, nr. 1.↩︎
De Telegraaf, 15 oktober 2022, «Máxima: digitaal geld via centrale banken kan veel voordelen hebben», https://www.telegraaf.nl/financieel/654796355/maxima-digitaal-geld-via-centrale-banken-kan-veel-voordelen-hebben.↩︎
Zie onder andere: Kamerstuk 27 863 nr. 90, Kamerstuk 27 863 nr. 95 en Kamerstuk 27 863 nr. 103.↩︎
Zie onder andere: Kamerstuk 21 501–07, nr. 1826, Kamerstuk 21 501–07, nr. 1865 en Kamerstuk 21 507–07, nr. 1889.↩︎
Kamerstuk 32 791, nr. 1.↩︎
https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2019/01/17/geld-en-schuld---de-publieke-rol-van-banken.↩︎
https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2019/09/09/voorbereiden-op-digitale-ontwrichting.↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 21 501–07 nr. 1888.↩︎
Kamerstuk 21 501–07, nr. 1829.↩︎
Kamerstuk 21 501–07, nr. 1874.↩︎
Zie onder meer: https://finance.ec.europa.eu/digital-finance/digital-euro_en.↩︎
Zie onder meer: https://www.ecb.europa.eu/paym/digital_euro/html/index.en.html.↩︎
Art. 128 van het Verdrag betreffende de werking van de EU.↩︎
Art. 11 van Verordening EC/974/98.↩︎
Zie het Commissie Werkprogramma voor 2023 – COM(2022) 548 final.↩︎