Mentaal welzijn bewoners in het aardbevingsgebied
Gaswinning
Brief regering
Nummer: 2022D49408, datum: 2022-11-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33529-1081).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 33529 -1081 Gaswinning.
Onderdeel van zaak 2022Z22861:
- Indiener: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-11-29 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-29 16:30: Procedurevergadering commissie EZK (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-12-06 17:00: Groningen (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-02-23 13:25: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
33 529 Gaswinning
Nr. 1081 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 november 2022
Zoals u weet, baart het huidige tempo en de kwaliteit van de versterkingsoperatie mij zorgen. Niet alleen omdat bewoners te lang in onzekerheid leven over de veiligheid van hun woning maar zeker ook vanwege de grote gevolgen die dit heeft voor de mentale gezondheid van zowel volwassenen als kinderen en jongeren. Net zoals ik, heeft u de bewoners gehoord die tijdens de parlementaire enquête ons inzicht hebben gegeven in wat zij hebben meegemaakt. Ik hoor in hun verhalen een bevestiging van wat inmiddels mijn eigen beeld is maar ook dat van verschillende onderzoekers: naast het gevoel van onveiligheid zijn ook het verloop van de schadeafhandeling, de duur en onzekerheid van de versterkingsoperatie, de spanningen die ontstaan door verschillen in behandeling door de diverse instanties voorname factoren die aanleiding zijn voor stress en de behoefte aan mentale ondersteuning. Dit beeld wordt ook bevestigd in het recente rapport van de Nationale ombudsman («Beloftes maken schuld», dd. 22 november 2022).
In mijn brief van 1 juni jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1030) gaf ik al aan dat dit ook bij kinderen en jongeren speelt: naast onder meer angst voor het instorten van hun huis zijn kinderen en jongeren gevoelig voor de stress van hun ouders. Dit kwam ook naar voren in de gesprekken die ik tijdens mijn werkbezoeken met kinderen en jongeren voerde. In september was ik op bezoek bij een basisschool in Ten Post en sprak ik dus met kinderen jonger dan 12 jaar. Wat zij op deze leeftijd al hebben meegemaakt en moeten verwerken, heeft een grote invloed op hun dagelijkse leven. Juist op deze leeftijd is het ook erg moeilijk datgene wat je bezighoudt, bespreekbaar te maken en te delen, zelfs met ouders of leerkrachten.
Tijdens mijn werkbezoek op 15 november jl. sprak ik met jongeren, leerlingen van het voortgezet onderwijs. In hun ervaringen beluisterde ik vooral ook onbegrip: waarom duurt het zo lang en waarom doet niemand iets? Dit werd ook geïllustreerd door de film Barst?!, waarin jongeren op indrukkende wijze hun verhaal doen. Deze jongeren groeien op in een soms stressvolle omgeving, waar geen ruimte is voor het gesprek doordat ouders en scholen overvraagd zijn door alles wat er komt kijken bij het afhandelen van aardbevingsschade. Ook leeft bij hen het tragische gevoel dat ze opgroeien zonder perspectief, in een regio zonder toekomst. Mijn doel is om jongeren een veilige mogelijkheid te bieden om te spreken over hun zorgen, niet alleen over de gaswinning, maar over alle elementen in hun leven die daardoor worden geraakt. Daarnaast gaat het om het werken aan een toekomst voor Groningen, en moeten jongeren een stem krijgen in het vormgeven van die toekomst en verdienen ze het gehoord te worden.
Uiteindelijk vind ik dat voor elk kind geldt, waar het dan ook opgroeit in Nederland, dat het recht heeft op een zorgeloze jeugd en een kansrijke toekomst. Daarom voorzie ik voor kinderen en jongeren een specifiek plan van aanpak.
Ook voor kinderen en jongeren zijn al door instanties en betrokken bewoners veel initiatieven ontwikkeld om hen te helpen, of verlichting te bieden voor ouders en scholen. Ik heb u al een overzicht gestuurd in mijn Kamerbrief van 1 juni 2022. Ik zie kansen om deze initiatieven verder te ondersteunen of aan te vullen.
Samenwerking met de Kindertelefoon
Ik schetste hierboven al dat het voor de verwerking van kinderen van ingrijpende gebeurtenissen van belang is dat zij datgene wat hen bezighoudt, kunnen delen en bespreken. Dit is in lijn met het advies van de Kinderombudsman om de problematiek onder jongeren bespreekbaar te maken.
Daarom start ik met een campagne met de Kindertelefoon. Deze campagne heeft als doel om kinderen in het aardbevingsgebied te laten weten dat ze met de Kindertelefoon kunnen bellen en chatten over de aardbevingen. Ook de Kinderombudsman heeft in een recent gesprek met mij positief gereageerd op inzet van de Kindertelefoon als een laagdrempelige manier om het onderwerp voor kinderen bespreekbaar te maken. Samen met de Kindertelefoon wordt nog dit jaar een publiciteitscampagne ontwikkeld, wordt ervoor gezorgd dat relevante doorverwijslijnen en achtergrondinformatie beschikbaar zijn en zullen medewerkers en vrijwilligers van de Kindertelefoon worden getraind op het thema aardbevingen.
Vervolg van de JongerenTop
De motie van het lid Boulakjar verzoekt de regering om de mogelijkheid te onderzoeken om de JongerenTop Groningen uit 2019 in 2023 opvolging te geven en hierover in gesprek te gaan met de organisatoren van de JongerenTop uit 2019. Op 16 september jl. mocht ik deelnemen aan een paneldiscussie ter gelegenheid van de Actiemaand « Respect voor Groningen», georganiseerd door onder meer de Groninger Bodem Beweging en het Groninger Gasberaad. Tijdens de eindmanifestatie van de actiemaand werd een Eisenpakket gepresenteerd waarin de oproep staat om de Groninger jeugd een toekomst te geven en decennialang in hun toekomstperspectief te investeren. Ik denk dat een JongerenTop bij uitstek een mooi middel zou zijn om hierover met jongeren te praten. Ik geef dus graag invulling aan de motie van het lid Boulakjar (Kamerstuk 33 529, nr. 971. Inmiddels is het gesprek over de vormgeving van een JongerenTop gestart met de organisatie.
Kindvriendelijk voorlichtingsmateriaal IMG en NCG
De behoefte van kinderen aan betere informatie over versterking en schade is één van de meest concrete behoeften die in beeld is. Dit komt terug in het rapport van de Kinderombudsman. Dit informatiemateriaal moet ook ouders verlichting bieden die, vanwege de last van de afhandeling van schadeherstel of een versterkingsoperatie, zelf niet bij machte zijn hun kinderen hierover te informeren. Omdat er tot nu toe geen specifiek informatiemateriaal voor kinderen bij het IMG en de NCG beschikbaar is, ontwikkelen de directie Communicatie van mijn departement, het IMG en de NCG samen met kinderen en jongeren een plan tot verbetering van de informatievoorziening aan kinderen. Hierbij wordt contact gezocht met sociaal maatschappelijke partijen en gemeenten in Groningen om aan te kunnen sluiten bij de brede behoefte die er in de regio is. Dit nieuwe materiaal zal voor het volgend schooljaar beschikbaar zijn.
Onderzoek naar welzijn van jongeren
In mijn brief van 1 juni jl. heb ik aangegeven dat meer onderzoek nodig is naar de omvang en aard van de problematiek onder kinderen en jongeren in het aardbevingsgebied, en naar wat effectief is om hun problemen te verhelpen.
Dit is met wetenschappers van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) besproken en vanuit de RUG worden drie onderzoekslijnen voorgesteld:
• Een kwantitatief onderzoek: Het doel is om in het bijzonder zicht te krijgen op de aard en de omvang van de problematiek van jongeren.
• Longitudinaal onderzoek: een onderzoek waarbij over het verloop van 2 jaar meerdere malen een groep jongeren wordt ondervraagd naar hun welzijn zodat een beeld wordt gekregen hoe dit zich ontwikkelt.
• Een kwalitatief participatief onderzoek: kinderen en jongeren worden bij elkaar gebracht en als co-onderzoekers en «raad» betrokken. Uit dit onderzoek komen de behoeften van henzelf naar voren voor interventies om hun mentale gezondheid verbeteren. Een dergelijk onderzoek zal in eerste instantie de vorm krijgen van een pilot van 6 maanden met de mogelijkheid van een langduriger vervolg.
De gesprekken die ik met kinderen en jongeren heb gevoerd, zijn voor mij alleen maar een bevestiging van nut en noodzaak van dergelijk onderzoek waarvoor ik graag opdracht verleen.
Buitenschoolse aanpak gestapelde problematiek
Door verschillende deskundigen is gewezen op de cruciale rol van scholen in het verminderen van de impact van aardbevingen op de mentale gezondheid van kinderen. Ook de Kinderombudsman is van mening dat het welzijn van kinderen in het aardbevingsgebied niet los kan worden gezien van de bredere sociaaleconomische problematiek in het gebied: er is vaak sprake van gestapelde problematiek. In het werkprogramma neem ik daartoe de volgende stappen op:
• Beschikbaar maken van aanvullende middelen voor schoolmaatschappelijk werk in het aardbevingsgebied voor de komende tien tot vijftien jaar.
• De lesprogramma's rondom aardbevingsproblematiek ook buitenschools aan te bieden, zodat scholen worden ontlast.
• Opschalen van bestaande trajecten zoals JongGOUD, Tijd voor Toekomst en Kansrijke Groningers, die kansengelijkheid van jongeren vergroten en kennis- en talentontwikkeling bevorderen.
Overige interventies
Er is behoefte aan meer en structurele ondersteuning van bewoners in de verbetering van hun algehele welzijn en in het omgaan met de (voortdurende) psychologische problemen die zij, mogelijk mede door de parlementaire enquête, ondervinden. Er is al een groot aantal programma’s dat bewoners ondersteunt in de mentale problemen die ze ervaren, hetzij als gevolg van de aardbevingen en het gevoel van onveiligheid dat daarbij komt, hetzij als gevolg van de afhandeling van schade of hun versterkingstraject. Voor mij staat niet ter discussie dat deze programma’s moeten worden gecontinueerd.
De voornaamste programma’s zijn de specifieke trajecten die de GGD is begonnen, in zowel de ondersteuning van bewoners, als het opleiden van begeleiders, en het systeem van aardbevingscoaches die in de gemeenten zowel praktische als sociaal-maatschappelijk ondersteuning bieden. In het verleden is hier door het Rijk al in geïnvesteerd en ook het Nationaal Programma Groningen heeft al verscheidene projecten in dit domein gesteund.
Ten slotte blijkt uit onderzoeken van deskundigen dat bewoners van het aardbevingsgebied niet alleen mentale problemen ervaren door een gevoel van onveiligheid. Lange procedures vol onzekerheid, onduidelijkheid over rechten en als oneerlijk ervaren verdeling van subsidies, zijn alle elementen die hun weerslag hebben gehad op de bewoners en hun sociale fundament. Vooropgesteld staat dat uit bovengenoemde onderzoeken ook blijkt dat een voorspoedige afhandeling van de aardbevingsproblematiek, waarbij de bewoner zich gehoord en rechtvaardig behandeld voelt en het gevoel van welzijn vergroot. Het werk van de NCG met betrekking tot de verbetering van hun communicatie richting bewoners en het ter beschikking stellen van bewonersbegeleiders draagt hieraan bij. Ook de mogelijkheid tot een vergoeding van immateriële schade bij het IMG zie ik als het erkennen en op een rechtvaardige manier behandelen van de ervaring van bewoners. Het terugbrengen van de menselijke maat in ons werk als overheid is hier een vereiste. Als een bewoner vastloopt in een proces, of niet begrijpt wat hem of haar overkomt, is vaak een standaardreactie om een nieuw bureaucratisch proces te starten. Uit mijn werkbezoeken hoor ik vaak dat vragen of klachten niet altijd op deze manier hoeven te worden geadresseerd. De vraag stellen wat een bewoner feitelijk nodig heeft en daarnaar handelen is wat mij betreft de juiste reactie. Ik wil daarom met de uitvoeringsorganisaties in gesprek over het de-juridificeren van hun contact met bewoners.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
J.A. Vijlbrief