Nota van wijziging
Wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden)
Nota van wijziging
Nummer: 2022D50274, datum: 2022-11-28, bijgewerkt: 2024-07-26 16:39, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-35482-7).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Onderdeel van kamerstukdossier 35482 -7 Wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden).
Onderdeel van zaak 2020Z09943:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2022Z23306:
- Indiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- : Wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden) (35482) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-06-09 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-07-02 10:00: Procedures en brieven (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-09-03 09:00: Verzoek van het lid Van der Graaf (CU) tot uitstel inbreng verslag wetsvoorstel Wet opheffing verpandingsverboden (35482) (E-mailprocedure), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-09-17 14:00: Wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden) (35482) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-01-20 14:30: Extra procedurevergadering Justitie en Veiligheid (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-01-28 13:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-12-07 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-12-08 16:44: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-07 13:45: Extra procedurevergadering commissie Justitie en Veiligheid (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-06-03 14:30: Wet opheffing verpandingsverboden (35482) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-06-11 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
35 482 Wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden)
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 1Ā december 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel B, komt het voorgestelde artikelĀ 94, vijfde lid, te luiden:
5. Indien een geldvordering als bedoeld in artikelĀ 83 lidĀ 3, eerste zin, wordt overgedragen, wordt de mededeling, bedoeld in lidĀ 1 dan wel lidĀ 3, schriftelijk gedaan. De voorgaande zin is niet van toepassing indien een geldvordering als bedoeld in artikelĀ 83 lidĀ 4 wordt overgedragen.
B
In artikel I, onderdeel C, komt het voorgestelde artikelĀ 239, vijfde lid, te luiden:
5. Indien het pandrecht is gevestigd op een geldvordering als bedoeld in artikelĀ 83 lidĀ 3, eerste zin, wordt de mededeling, bedoeld in lidĀ 3, schriftelijk gedaan. De voorgaande zin is niet van toepassing indien het pandrecht is gevestigd op een geldvordering als bedoeld in artikelĀ 83 lidĀ 4.
Toelichting
Reikwijdte schriftelijkheidsvereiste
Het wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden regelt in het voorgestelde artikelĀ 3:83 lidĀ 3 BW dat de overdraagbaarheid of verpandbaarheid van zakelijke geldvorderingen niet langer kan worden uitgesloten. Hierdoor kunnen schuldenaren van dergelijke vorderingen worden geconfronteerd met een nieuwe schuldeiser. Om te zorgen dat voor de schuldenaar duidelijk is aan wie bevrijdend kan worden betaald, regelen de voorgestelde artikelenĀ 3:94 lid 5 en 3:239 lid 5 BW dat van een overdracht of verpanding schriftelijk mededeling moet worden gedaan aan de schuldenaar. Zo lang dat niet is gebeurd, kan de schuldenaar bevrijdend betalen aan de oorspronkelijke schuldeiser. In artikelĀ 3:83 lidĀ 4 BW is een aantal zakelijke geldvorderingen uitgezonderd van toepassing van het derde lid. De tweede zin van het voorgestelde artikelĀ 3:94 lidĀ 5 en het voorgestelde artikelĀ 3:239 lidĀ 5 BW verduidelijkt dat het schriftelijkheidsvereiste ook niet geldt voor de vorderingen als bedoeld in artikelĀ 3:83 lidĀ 4 BW. Voor deze vorderingen is het schriftelijkheidsvereiste niet noodzakelijk. De uitgezonderde vorderingen kunnen immers nog steeds door middel van een beding onoverdraagbaar en/of onverpandbaar worden gemaakt. Op die manier kan de schuldenaar voorkomen dat hij met een nieuwe schuldeiser wordt geconfronteerd.
Hiermee verband houdt dat het schriftelijkheidsvereiste via de schakelbepaling van artikelĀ 3:98 BW ook geldt voor het vestigen van een vruchtgebruik. Immers, artikelĀ 3:98 BW bepaalt dat de afdeling waar artikelĀ 3:94 BW deel van uitmaakt, van overeenkomstige toepassing is Ā«op de vestiging, de overdracht en de afstand van beperkte rechtenĀ». Dat betekent dat het schriftelijkheidsvereiste in het voorgestelde artikelĀ 3:94 lidĀ 5 BW ook komt te gelden voor de vestiging van een vruchtgebruik op een zakelijke geldvordering.
Wetstechnische verbeteringen
In de voorgestelde artikelen 3:94 lid 5 en 3:239 lid 5 BW zijn daarnaast een aantal niet-inhoudelijke, wetstechnische verbeteringen gemaakt.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind