Beantwoording vragen, gesteld tijdens de tweede termijn van het wetgevingsoverleg Water van 21 november 2022
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2023
Brief regering
Nummer: 2022D51914, datum: 2022-12-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36200-XII-105).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36200 XII-105 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2023.
Onderdeel van zaak 2022Z24113:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-12-08 16:44: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-21 10:15: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-06-07 10:00: Water (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-06-08 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 200 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2023
Nr. 105 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 december 2022
Met deze brief worden de vragen beantwoord die door de leden Van Esch (PvdD) en Koekkoek (Volt) in de tweede termijn van het Wetgevingsoverleg Water van 21 november 2022 zijn gesteld. Ook wordt met deze brief, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, invulling gegeven aan de toezegging aan het lid Van der Plas (BBB) om schriftelijk te worden geïnformeerd over wanneer en op welke wijze de gewijzigde motie van de leden Grinwis en Van der Plas (Kamerstuk 35 756, nr. 17), die verzoekt om een campagne te organiseren tegen het gebruik van chloor en azijn als onkruidbestrijder, wordt uitgevoerd.
Beantwoording vragen van het lid Van Esch
1. Wat is de stand van zaken van actieplannen voor het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water?
Er wordt uitvoering gegeven aan de Stroomgebiedbeheerplannen van de KRW1. De resterende opgave voor waterkwaliteit, waar het de landbouwopgave betreft, is belegd in het Nationaal Programma Landelijk Gebied. De plannen van de provincies worden op 1 juli 2023 verwacht. Voor lozingsvergunningen loopt het actualisatietraject van Rijkswaterstaat. Hier wordt nader op ingegaan bij de beantwoording van de derde vraag.
2. Als eind 2027 de benodigde maatregelen zijn genomen voor de KRW, maar de waterkwaliteit nog niet voldoet, is dit dan juridisch houdbaar?
Eind vorig jaar is de Kamer geïnformeerd over de risico’s bij het niet tijdig halen van de doelen.2 Nederland zal, in de situatie dat doelbereik niet gerealiseerd is, gebruik moeten maken van de uitzonderingsmogelijkheden die de richtlijn biedt. Zo zal daar waar de waterkwaliteit nog niet voldoet, aannemelijk moeten worden gemaakt dat alle mogelijke maatregelen zijn genomen en dat met de getroffen maatregelen op langere termijn de doelen wel worden gehaald.
Dit vraagt goede dossiervorming. Zoals aangegeven in de brief voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg Water3 en tijdens het plenaire debat over de IenW-begroting op 1 december jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 30, Begroting Infrastructuur en Waterstaat (Kamerstuk 36 200 XII)), wordt dit opgestart met waterbeheerders. Ik ben me bewust van de grote opgave. Alle partijen moeten alles op alles zetten om de goede ecologische toestand zo snel mogelijk te bereiken.
3. Hoe staat het met de herziening van de lozingsvergunningen door Rijkswaterstaat en wat wordt er herzien?
Naar aanleiding van deze vraag verwijs ik naar de brief van 19 oktober 2022.4 Hierin wordt uiteengezet dat in het kader van de Delta-aanpak waterkwaliteit circa 800 vergunningen worden bezien, met voorrang voor de meest prioritaire vergunningen (circa 200). Daarbij wordt door Rijkswaterstaat beoordeeld of de vergunningen nog steeds voldoen aan de geldende eisen, zoals eventuele nieuwe of herziene conclusies over de beste beschikbare technieken en implementatie van het ZZS (Zeer Zorgwekkende Stoffen) beleid. De lozingseisen in de vergunningen worden zo nodig daaraan aangepast.
Van de circa 200 prioritaire vergunningen zijn er inmiddels ruim 130 bezien. Daarvan worden in ieder geval 40 vergunningen aangepast. Voor circa 30 prioritaire vergunningen is het bezien of aanpassing nodig is, in de afrondende fase. Het bezien van de laatste 40 prioritaire vergunningen wordt binnenkort gestart. Met het bezien van de overige 600 vergunningen is een start gemaakt.
Het proces van het bezien van de lozingsvergunningen zal structureel en cyclisch worden voortgezet, zodat de vergunningen van de prioritaire bedrijven eens in de vier jaar worden bezien en voor de overige bedrijven eens in de zes tot acht jaar.
Beantwoording vragen van het lid Koekkoek
1. Kunt u bij de Minister voor VRO en de Minister van EZK doorvragen over een verlaging van de temperatuur van tapwater, ook bij andere gebouwen dan huizen, bijvoorbeeld winkelcentra?
Tijdens het WGO Water is aangegeven dat de Minister van VRO bekijkt of binnen het kader van de Woningwet de temperatuurseis verlaagd kan worden voor alle niet-prioritaire locaties. Daar vallen ook de winkelcentra onder. Waar nodig wordt ook met de Minister van EZK overlegd.
2. Kan nader worden bezien of ook voor prioritaire locaties de temperatuur van het tapwater kan worden verlaagd, mits gelijkwaardige technologie beschikbaar is en het veilig is in verband met legionella?
De huidige temperatuureis is vooral ingegeven door legionellapreventie. Omdat het bij prioritaire locaties, zoals ziekenhuizen, gaat om kwetsbare groepen, kan de tapwatertemperatuur daar niet worden verlaagd. Voor de niet-prioritaire locaties zijn de risico’s lager. Zoals in het antwoord op de eerste vraag van mevrouw Koekkoek is aangegeven, bekijkt de Minister voor VRO of binnen het kader van de Woningwet de temperatuureis voor deze locaties wel kan worden verlaagd.
Uitvoering motie Grinswis/Van der Plas
Het lid Van der Plas (BBB) heeft geïnformeerd wanneer en op welke wijze de gewijzigde motie van de leden Grinwis en Van der Plas, die verzoekt om een campagne te organiseren tegen het gebruik van chloor en azijn als onkruidbestrijder, wordt uitgevoerd5.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat maakt afspraken met de betreffende organisaties. Doel daarvan is het gebruik van producten die niet door het Ctgb voor onkruidbestrijding zijn toegelaten (zogenoemde «huis- tuin- en keukenmiddelen») actief te ontmoedigen. Omdat onkruidbestrijding vanaf het voorjaar plaatsvindt, zal de informatiecampagne vóór die periode plaatsvinden. Met de NVWA zijn afspraken gemaakt om in 2023 toe te zien op naleving van de wettelijke regels.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers