Landenbeleid Pakistan
Vreemdelingenbeleid
Brief regering
Nummer: 2022D52305, datum: 2022-12-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-19637-3016).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (VVD)
Onderdeel van kamerstukdossier 19637 -3016 Vreemdelingenbeleid.
Onderdeel van zaak 2022Z24252:
- Indiener: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-12-13 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-15 10:00: Vreemdelingen- en asielbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-12-21 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-03-09 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3016 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2022
Op 28 september 2022 publiceerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht (AAB) over Pakistan. Het is het eerste AAB over Pakistan. Eerder verschenen er thematisch ambtsberichten (TAB) over de positie van ahmadi’s en christenen in Pakistan. Het AAB geeft aanleiding om voor een aantal groepen bijzonder beleid te formuleren, aanvullend op het reeds geldende landgebonden asielbeleid voor Pakistan.
Uit het AAB blijkt dat de situatie van ahmadi’s, christenen en afvalligen van het islamitisch geloof niet is gewijzigd ten opzichte van het laatste TAB. Om die reden continueer ik het huidige beleid ten aanzien van deze groepen. Deze groepen zijn aangemerkt als risicogroepen, waardoor zij met geringe indicaties hun vrees voor vervolging aannemelijk kunnen maken. Voor deze groepen wordt tevens aangenomen dat het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten te krijgen. Met uitzondering van christenen, wordt een binnenlands beschermingsalternatief aan hen niet tegengeworpen.
Daarnaast geeft het AAB aanleiding om ten aanzien van enkele andere groepen bijzonder beleid te formuleren. Het gaat daarbij om Hazara’s, LHBTI en journalisten en mensenrechtenverdedigers – die significante kritiek hebben geuit op de autoriteiten. Uit het AAB blijkt dat de situatie van deze groepen zorgelijk is. Het AAB laat zien dat er veel intolerantie bestaat tegenover deze groepen. Zij kunnen te maken krijgen met discriminatie, stigmatisering, intimidatie, arrestatie, verdwijningen en/of geweld.
Ook deze groepen merk ik aan als risicogroep, waardoor personen die behoren tot deze groepen met geringe individuele indicaties hun vrees voor vervolging aannemelijk kunnen maken. Van leden van deze groep die een gegronde vrees hebben voor vervolging of ernstige schade wordt niet verlangd dat zij de bescherming van de autoriteiten inroepen. Tevens wordt aan Hazara’s, LHBTI en journalisten en mensenrechtenverdedigers – die significante kritiek hebben geuit op de autoriteiten – geen binnenlands beschermingsalternatief tegengeworpen.
Vanwege het hoge aantal gevallen van gendergerelateerd geweld in Pakistan en het gebrek aan bescherming door de autoriteiten, geldt voor vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor ernstige schade als gevolg van (seksuele) geweldpleging, dat de IND aanneemt dat het voor hen niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten te krijgen. Aan hen wordt geen beschermingsalternatief tegengeworpen.
Op dit moment is ten aanzien van amv’s in het beleid opgenomen dat de algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn en de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang. Dat blijft op basis van het voorliggende AAB ongewijzigd. Ondanks voornoemd uitgangspunt kan in een voorkomend geval – na onderzoek – worden vastgesteld dat adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg