[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport

Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2021)

Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport

Nummer: 2022D52854, datum: 2022-12-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36268-4).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36268 -4 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2021) .

Onderdeel van zaak 2022Z24599:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 268 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2021)

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 5 oktober 2022 en het nader rapport d.d. 2 december 2022, aangeboden aan de Koning door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 6 juli 2022, nr. no.2022001468, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 5 oktober 2022, nr. No. W17.22.0110/IV, bied ik U hierbij aan.

Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2022, no. 2022001468, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2021), met memorie van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

Het wetsvoorstel voorziet in wijzigingen in diverse wetten op het gebied van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de voorgestelde uitzondering voor zeer kleine collectieve watervoorzieningen van de toepassing van hoofdstuk III van de Drinkwaterwet. In verband daarmee is aanpassing van het voorstel of de toelichting wenselijk.

1. Vrijstelling zeer kleine collectieve voorzieningen

a. Geen commerciële of openbare activiteit

Het wetsvoorstel regelt dat in de Drinkwaterwet een grondslag wordt opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen dat, onder voorwaarden, hoofdstuk III of een of meer daarbij aan te wijzen artikelen van de Drinkwaterwet niet van toepassing zijn op een zeer kleine collectieve watervoorziening die geen drinkwater levert in het kader van een commerciële of openbare activiteit. Uit het voorstel noch uit de toelichting blijkt welke voorwaarden daaraan kunnen worden verbonden.

De Afdeling wijst erop dat hiermee een grondslag wordt gecreëerd om gebruik te maken van de in de Drinkwaterrichtlijn aan lidstaten gegeven mogelijkheid om deze zeer kleine collectieve watervoorzieningen van toepassing van de richtlijn uit te zonderen. De richtlijn stelt daarbij de voorwaarden waaronder van die uitzondering gebruik gemaakt mag worden. Indien toepassing wordt gegeven aan deze bevoegdheid dient verzekerd te zijn dat aan die voorwaarden is voldaan. De wet of de toelichting daarop dient daarom duidelijk te maken dat ten minste aan de in de Drinkwaterrichtlijn gestelde voorwaarden moet worden voldaan.

De Afdeling adviseert daarom in de toelichting een verwijzing naar de in de Drinkwaterrichtlijn gestelde voorwaarden op te nemen.

Het advies is gevolgd. Dit betreft de (gewijzigde) voortzetting van een al onder de oude richtlijn bestaande vrijstellingsmogelijkheid (art. 3, tweede lid, aanhef en onder b en derde lid van richtlijn 98/83/EG). Op basis van het vigerende artikel 25, tweede lid, van de Drinkwaterwet was hieraan alleen toepassing gegeven voor zogenoemde paalkampeerterreinen (zie het vigerende artikel 32 van het Drinkwaterbesluit, met de daarin opgenomen voorwaarden ter bescherming van de gezondheid). De vrijstellingsgrondslag blijft gelden voor deze zeer kleine collectieve watervoorzieningen die niet leveren in het kader van een commerciĂ«le of openbare activiteit, onder de geldende voorwaarden. De beperking tot alleen paalkampeerterreinen vervalt daarbij ingevolge het Besluit van 8 november 2022 tot wijziging van het Drinkwaterbesluit en het Besluit kwaliteit leefomgeving (omzetting EU-Drinkwaterrichtlijn 2020/2184 – herschikking) (Stb. 2022, 450). Het voorgaande is in de toelichting verduidelijkt, waarbij is ingegaan op de bedoelde voorwaarden. De tekst van het voorgestelde artikel 25, tweede lid van de Drinkwaterwet, onderdeel a, is in lijn hiermee verduidelijkt, met een verwijzing naar artikel 3, vierde lid, van de richtlijn, waar tenminste aan dient te worden voldaan bij de vrijstelling.

b. Commerciële of openbare activiteit

Het wetsvoorstel regelt verder dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat hoofdstuk III of één of meer daarbij aan te wijzen artikelen van de Drinkwaterwet niet van toepassing zijn op een zeer kleine collectieve watervoorziening die drinkwater levert in het kader van een commerciële of openbare activiteit. Daarbij moet in ieder geval worden voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Drinkwaterrichtlijn.

De Afdeling wijst erop dat in artikel 3, zesde lid, van de Drinkwaterrichtlijn is bepaald dat op een zeer kleine collectieve watervoorziening die drinkwater levert in het kader van een commerciële of een openbare activiteit, alleen de artikelen 1 tot en met 6 en de artikelen 13, 14 en 15 van deze richtlijn en de relevante bijlagen erbij van toepassing zijn. Daarop zijn de artikelen 7 tot en met 12 en 16 en verder van de Drinkwaterrichtlijn dus niet van toepassing.

In de toelichting bij het voorstel staat daarom ten onrechte dat dit artikel de grondslag biedt voor een bevoegdheid tot het verlenen van een vrijstelling van de artikelen 7 tot en met 12 en 16 en verder van de Drinkwaterrichtlijn. Artikel 3, zesde lid, van de Drinkwaterrichtlijn stelt voorts geen voorwaarden.

De Afdeling adviseert daarom de zinsnede «waarbij in elk geval wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Drinkwaterrichtlijn», te laten vervallen.

Het advies is gevolgd. Het betreft een specifieke uitbreiding van de bestaande vrijstellingsgrondslag van artikel 25, tweede lid, van de Drinkwaterwet tot (ook) zeer kleine watervoorzieningen die leveren in het kader van een commerciële of openbare activiteit. De bestaande opzet en vrijstellingsconstructie bij algemene maatregel van bestuur wordt daarbij gehandhaafd, mede met het oog op het handhaven van bestaande beschermingsniveaus, hetgeen eveneens verplicht is ingevolge de richtlijn en het Unierecht. Dit laatste brengt met zich de voortgezette toepasselijkheid van eisen ten aanzien van materialen en chemicaliën in contact met drinkwater (artikelen 11 en 12 van de richtlijn), die in Nederland al van toepassing waren en van toepassing blijven op de hier bedoelde collectieve watervoorzieningen (artikel 31 van het Drinkwaterbesluit). De toelichting is op het voorgaande aangepast. Voorts is de tekst van het voorgestelde artikel 25, tweede lid van de Drinkwaterwet, onderdeel b, in lijn hiermee verduidelijkt met een verwijzing naar artikel 3, zesde lid, van de richtlijn, waar tenminste aan dient te worden voldaan bij de vrijstelling.

In verband met het voorgaande is ook in het voorgestelde artikel 25, derde lid, een soortgelijke verwijzing (naar artikel 9, zesde lid, van de richtlijn) opgenomen voor kleine collectieve watervoorzieningen.

2. Wijzigingen aangebracht die niet het gevolg zijn van het advies van de Afdeling

Bij gelegenheid van het nader rapport is in artikel VI een onderdeel A ingevoegd. In dat onderdeel wordt artikel 9.2.2.1b van de Wet milieubeheer aangepast in verband met het op 18 juli 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de herziening van afdeling 2.3 van die wet (Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer) (Kamerstukken II 2018/19, 35261). In dat wetsvoorstel is abusievelijk niet voorzien in technische aanpassing van artikel 9.2.2.1b van de Wet milieubeheer. Dat voorstel van wet is thans in behandeling bij de Eerste Kamer. Die omissie wordt hier hersteld.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in artikel VI, onderdeel B (voorheen onderdeel A), een aantal redactionele verbeteringen aan te brengen.

3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State,

Th.C. de Graaf

De redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn verwerkt.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W17.22.0110/IV

– Artikel X, onderdeel A, in voorgesteld artikel 10.3, eerste lid, onderdeel d verletteren naar onderdeel b, en onderdelen b en c verletteren naar c en d.

– In de artikelsgewijze toelichting bij artikel XII (Inwerkingtredingsbepaling) ingaan op het moment van inwerkingtreding van artikel IX.


  1. De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.↩