Verslag houdende lijst van vragen en antwoorden
Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2022 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2022D54132, datum: 2022-12-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36250-III-3).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: G.C. Honsbeek, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36250 III-3 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2022 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota).
Onderdeel van zaak 2022Z21765:
- Indiener: M. Rutte, minister van Algemene Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Onderdeel van zaak 2022Z25168:
- Indiener: M. Rutte, minister van Algemene Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-11-29 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-05 12:00: Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2022 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (TK 36250-III) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-12-08 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-12-15 12:50: Aanvang middagvergadering: STEMMINGEN (over de najaarsnota 2022 (36 250), over de Tiende incidentele suppletoire begroting inzake regelingen in verband met hoge Energieprijzen (36 252), over de Wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 en enige andere wijzigingen (35 851)) en over moties ingediend bij het tweeminutendebat Verslag Milieuraad 28 juni 2022 en tweeminutendebatten betreffende de Milieuraad en de Energieraad) (Stemmingen), TK
- 2022-12-20 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-22 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-10-05 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 250 III Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2022 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 16 december 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 5 december 2022 voorgelegd aan de Minister-President, Minister van Algemene Zaken. Bij brief van 14 december 2022 zijn ze door de Minister-President, Minister van Algemene Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Hagen
Adjunct-griffier van de commissie,
Honsbeek
1.
Heeft Nederland ook nationale niet-koninklijke onderscheidingen, zoals bijvoorbeeld regeringsmedailles? Zo ja, welke?
Antwoord:
Ja. Hierbij wordt opgemerkt dat in de beantwoording van deze vraag een onderscheiding als «nationaal» wordt aangemerkt, als het een onderscheiding betreft die op Rijksniveau publiekrechtelijk is ingesteld. Het kan hierbij gaan om onderscheidingen die bij of krachtens de wet zijn geregeld en om onderscheidingen die zonder een zodanige wettelijke grondslag bij koninklijk besluit zijn ingesteld. Een onderscheiding wordt als «koninklijk» aangemerkt, als de onderscheiding bij koninklijk besluit wordt toegekend.
In het Besluit draagvolgorde onderscheidingen zijn de onderscheidingen opgenomen die door de Staat zijn ingesteld of zijn erkend. Dit betreft zowel koninklijke als niet-koninklijke en zowel publiekrechtelijk geregelde als enkele private onderscheidingen (zoals de Medaille van het Carnegie Heldenfonds) en onderscheidingen van het Koninklijk Huis, de zogeheten huisorden.
De in artikel 2 van het Besluit draagvolgorde onderscheidingen opgenomen staatsonderscheidingen met de rangnummers 26 t/m 44 en 56 t/m 66 zijn «niet-koninklijk». Ook de door de Nederlandse Staat erkende ridderlijke orden (zoals de Johanniter Orde) en onderscheidingen van Nederlandse particuliere organisaties worden als «niet-koninklijk» gezien.
2.
Heeft Nederland Ministeriële onderscheidingen? Zo ja, welke? (zie ook Besluit draagvolgorde onderscheidingen gepubliceerd in de Staatscourant op 7/10/17)
Antwoord:
Ja. Hierbij wordt opgemerkt dat een onderscheiding als ministerieel wordt aangemerkt als deze door een Minister wordt toegekend. In het Besluit draagvolgorde onderscheidingen gelden de staatsonderscheidingen in artikel 2 met de rangnummers 26, 27 en 58 t/m 66 als «ministerieel».
3.
Welke onderscheidingen worden per algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling ingesteld? Welke voorwaarden gelden hiervoor?
Antwoord:
Conform artikel 111 van de Grondwet zijn ridderorden ingesteld bij wet. Deze instellingswetten dateren al uit de negentiende eeuw. Het Nederlandse decoratiestelsel heeft dus een lange geschiedenis en is daardoor een licht afwijkende positie in het huidige staatrechtelijk bestel. Andere onderscheidingen dan de ridderorden worden meestal ingesteld bij ander koninklijk besluit dan een algemene maatregel van bestuur. Uitzondering is onder meer artikel 9 van het Besluit Rode Kruis 1988 (zijnde een algemene maatregel van Rijksbestuur), waarin enkele onderscheidingen zijn geregeld die het bestuur van het Rode Kruis kan verlenen.
4.
Wanneer wordt een onderscheiding als «koninklijk» bestempeld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 1.
5.
Welke bekende/prominente mensen hebben wel eens een lintje geweigerd vanwege het feit dat het ging om een koninklijke onderscheiding?
Antwoord:
Bij het aanvragen van een koninklijke onderscheiding wordt vanzelfsprekend een inschatting gemaakt of een dergelijk eerbetoon door de persoon op prijs wordt gesteld. Het komt derhalve niet vaak voor dat een onderscheiding wordt geweigerd. Gelet op regelgeving op het terrein van privacy en ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ieder die wordt voorgedragen voor een koninklijk eerbetoon, kan de Kanselarij geen uitspraken doen over individuele dossiers.
6.
Hoeveel keer is er dit jaar in de ministerraad gesproken over het feit dat kabinetsplannen voortijdig via de media uitlekken?
7.
Hoe vaak is een bewindspersoon aangesproken op het feit dat hij/zij in de media plannen besprak die nog niet met de Kamer zijn gedeeld?
8.
Klopt het dat het de beleidslijn van het kabinet is dat plannen altijd eerst naar de Kamer gestuurd moeten worden voordat de media wordt geïnformeerd? Betekent dit dus ook dat redacties van media niet voorafgaand aan bijvoorbeeld een interview van een bewindspersoon op de hoogte worden gesteld van een plan dat nog niet met de Kamer is gedeeld?
Antwoorden op de vragen 6 tot en met 8:
Een zorgvuldige informatievoorziening van beide Kamers is in het licht van artikel 68 Grondwet essentieel in de verhouding tussen de regering en Kamers. Daarbij hoort dat de regering de Kamers zo snel als redelijkerwijs mogelijk informeert over relevante zaken. Sinds 2013 geldt hiervoor als werkafspraak voor verzending van stukken aan de Tweede Kamer dat stukken minimaal een kwartier voordat door media nieuws naar buiten wordt gebracht dienen te worden aangeleverd bij de griffies in verband met de benodigde verwerkingstijd.
Met enige regelmaat wordt dit aan de orde gesteld in de ministerraad. Zo is jongstleden 25 november een aantal stukken op de agenda van de ministerraad aangehouden vanwege het lekken van informatie.