Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld” (Kamerstuk 36234)
Initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld”
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D54741, datum: 2022-12-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D54741).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: S.F.F. Meijer, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z20652:
- Indiener: J.J. van der Werf, Tweede Kamerlid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-11-09 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-11-15 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-15 14:00: Initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld” (36234) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-03-29 11:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-04-03 10:00: Initiatiefnota van het lid Van der Werf, getiteld Let’s talk about seksueel geweld (36234-3) (Notaoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-04-06 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2022D54741 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de aan de initiatiefnemer van de initiatiefnota «Let’s talk about seksueel geweld» (Kamerstuk 36 234). De vragen en opmerkingen zijn op 16 december 2022 aan de initiatiefnemer voorgelegd.
De voorzitter van de commissie,
Van Meenen
De adjunct-griffer van de commissie,
Meijer
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II Reactie van de initiatiefnemer
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid Van der Werf (D66) «Let’s talk about seksueel geweld» (hierna: de initiatiefnota). Seksueel geweld is afschuwelijk en moet zoveel mogelijk worden voorkomen en bestreden. Het is belangrijk dat we slachtoffers van seksuele misdrijven beter beschermen en daders van seksueel geweld nooit laten wegkomen met hun walgelijke daden. Het is goed dat slachtoffers zich steeds vaker durven te melden en zich uitspreken tegen seksueel overschrijdend gedrag, maar dat betekent niet dat we tevreden mogen zijn met de aanpak van seksueel geweld. Van alle Nederlandse vrouwen was circa 45% ooit slachtoffer van lichamelijk en/of seksueel geweld en uit onderzoek blijkt dat hoe jonger slachtoffers zijn, des te ernstiger de gevolgen. Daarom is het van belang dat het kabinet blijft inzetten op een mix van preventieve en repressieve maatregelen. In dat kader is preventie van seksueel geweld van cruciaal belang, evenals inzet vanuit de overheid op vroegsignalering en bewustwording. Deze leden zien dat het kabinet de afgelopen jaren hier al meer op inzet. Niettemin delen deze leden de analyse van de initiatiefnemer dat alle bewezen effectieve preventieve maatregelen genomen moeten worden om seksueel geweld te voorkomen. Deze leden maken graag gebruik van de gelegenheid enkele vragen te stellen aan de initiatiefnemer.
De leden van de VVD-fractie zijn het hardgrondig eens met de stelling van de initiatiefnemer dat de aanpak van het kabinet nog tekortschiet wat betreft de preventie, hulp aan slachtoffers en het strafrechtelijk vervolg. Het is goed dat de initiatiefnemer het verkiezingsprogramma van D66 op dit punt lijkt te nuanceren, nu in dat verkiezingsprogramma is opgenomen dat al veel is geïnvesteerd in versterking van de positie van het slachtoffer en het nu zaak is om te zorgen dat rechten van slachtoffers in de praktijk kunnen worden uitgeoefend. Daarbij stellen de opstellers van dit verkiezingsprogramma ook dat uitbreiding van rechten van slachtoffers niet wenselijk is. Het verdient lof dat de initiatiefnemer de belangen van slachtoffers niet uit het oog verliest en het kabinet middels de plannen uit de initiatiefnota oproept om meer werk te maken aan preventie, hulp aan slachtoffers en een beter en sneller strafrechtelijk traject.
Preventie en bewustwording op scholen
De leden van de VVD-fractie delen de oproep van de initiatiefnemer aan het kabinet om meer bewezen effectieve methoden te gebruiken voor het voorkomen van seksueel geweld en daar waar nodig nader onderzoek naar te doen. Hierbij is het voor deze leden van belang dat er voldoende mogelijkheden zijn voor het uitwisselen en verwerken van gegevens van jeugdzorgaanbieders en andere instellingen die hulp en bescherming bieden aan slachtoffers van seksueel geweld. Daarom hebben zij ook met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat beoogt een heldere wettelijke grondslag te bieden voor de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen voor het verwerken van gezondheidsgegevens en gegevens met betrekking tot iemands seksueel gedrag of seksuele gerichtheid en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard. Steunt de initiatiefnemer dit wetsvoorstel, zodat de Nationaal Rapporteur haar onderzoekstaken straks goed kan uitvoeren?
Vroegsignalering en bewustwording op plekken waar iedereen komt
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsreactie op de initiatiefnota dat wordt ingezet op het vergroten van bewustwording over – en op bijpassende maatregelen ten aanzien van – seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en het versterken van signalering in verschillende sectoren, waaronder in de sport-, media- en cultuursector,in de zorg en hulpverlening. Daaruit volgt niet wie waar precies voor verantwoordelijk is en wie hierop gaat sturen. Deelt de initiatiefnemer de mening dat het kabinet dit zou kunnen verduidelijken? Welke rol zou regeringscommissaris Hamer hierbij kunnen vervullen volgens de initiatiefnemer? In het verlengde hiervan begrijpen deze leden uit de kabinetsreactie dat het voorstel om een plan te maken om de opleidings- of na-/bijscholingseisen van beroepsgroepen aan te scherpen, in ieder geval op dit moment, niet wordt overgenomen. Deze leden vragen of de initiatiefnemer van mening is dat dit plan kan worden opgepakt in het actieplan van regeringscommissaris Hamer, ook om doublures tussen de opdracht van Hamer en het plan dat de initiatiefnemer voor ogen heeft te voorkomen.
Versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van meer naamsbekendheid van de regionale Centra voor Seksueel Geweld (CSG) en onderkennen dat snelle doorverwijzingen van meldingen bij de politie naar CSG’s wenselijk zijn. Slachtoffers zijn gebaat bij de multidisciplinaire werkwijze van de CSG’s. Deze leden wijzen erop dat slachtoffers van seksueel geweld in een kwetsbare positie kunnen verkeren en om verschillende redenen uit angst geen melding of aangifte bij de politie durven te doen. Daarom is het cruciaal dat naast een doorverwijzing naar de CSG’s het juist ook belangrijk is om extra maatregelen te treffen om de aangiftebereidheid van slachtoffers te vergroten. Deelt de initiatiefnemer dat, en zo ja, welke maatregelen acht de initiatiefnemer passend en geboden om de aangiftebereidheid van slachtoffers te vergroten? Deelt zij de mening van deze leden dat er ruimere mogelijkheden moeten komen om aangifte te doen? Is de initiatiefnemer het ermee eens dat aangifte van seksueel geweld ook altijd in een vertrouwde omgeving moet kunnen worden gedaan, zoals thuis of op een neutrale plaats?
Versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de maatregelen die de initiatiefnemer voorstelt om de hulpverlenersstructuur bij seksueel geweld te wijzigen. In de kabinetsreactie op de initiatiefnota schrijft de Minister dat het voorstel om het CSG landelijk te financieren haaks staat op het decentrale stelsel zoals we dat kennen en dat implementatie van dit voorstel voor een onlogische knip zou zorgen tussen de zorg die het CSG biedt en het overige Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)-zorgaanbod waarvoor gemeenten verantwoordelijkheid dragen. Het decentrale systeem biedt volgens het kabinet de mogelijkheid om meer maatwerk op regionaal/lokaal niveau te leveren, ook omdat de regionale centra en netwerkorganisaties geen separate entiteiten zijn en zoveel mogelijk zijn ingebed in regionale/lokale structuren. Uit onderzoek is wel een aanbeveling opgenomen voor het overwegen van alternatieve inkoopvormen, zoals meerjarig commitment, waarmee het verder vooruitdenken en plannen van het CSG wordt gefaciliteerd. Hoe kijkt de initiatiefnemer hiernaar? Welke boodschap geeft zij het kabinet mee in de gesprekken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en CSG hierover? Is de initiatiefnemer bereid deze gesprekken eerst af te wachten?
Duurzame erkenning
De leden van de VVD-fractie ondersteunen het pleidooi voor duurzame erkenning van slachtoffers van seksueel geweld. Naast het inzetten op een aantal preventieve maatregelen om te voorkomen dat nieuwe slachtoffers worden gemaakt, is het voor deze leden ook van belang dat slachtoffers snel en duurzaam worden geholpen. Sommige specifieke gevallen lenen zich voor herstelbemiddeling, andere niet. Het is van cruciaal belang om zo vroeg mogelijk slachtoffers centraal te stellen. Een onderdeel waarbij slachtoffers van zedenmisdrijven absoluut niet centraal staan, niet worden gehoord en geen duurzame erkenning ervaren, is de afdoening van hun vorderingen tot schadevergoeding. We zien dat rechters in zedenzaken veelal concluderen dat vorderingen tot schadevergoeding te complex zijn voor het strafgeding. Om die reden worden ontzettend veel slachtoffers niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Op dit moment stelt circa driekwart van de slachtoffers om die reden geen vordering in tot een schadevergoeding in het strafproces. Wat vindt de initiatiefnemer daarvan? Hoe beoordeelt de initiatiefnemer het feit dat er circa 9000 vorderingen tot schadevergoeding per jaar worden gedaan, waarvan de helft afkomstig is van slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven, en dat slechts een zeer beperkt deel van deze vorderingen wordt toegewezen? Deze leden vragen of de initiatiefnemer de zorgen deelt dat veel te veel slachtoffers jarenlang met materiële en vooral immateriële schade blijven zitten, omdat hun vordering te complex is voor behandeling tijdens de strafzaak. Om die reden heeft het kabinet het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) gevraagd om onderzoek te doen naar behandeling van deze vorderingen in een aparte schadevergoedingskamer en mogelijke kosten van zo’n afgesplitste schadevergoedingsprocedure in kaart te brengen. Er zijn door het WODC meerdere varianten onderzocht. Welke variant zou de voorkeur hebben van de initiatiefnemer?
Financiële uitwerking
De leden van de VVD-fractie lezen dat de voorstellen uit de initiatiefnota op termijn zullen leiden tot minder slachtoffers en minder zaken, waardoor ook structureel minder middelen nodig zijn. Kan de initiatiefnemer concreet aangeven waar deze aanname op is gebaseerd? Zijn er landen waar als gevolg van het treffen van de maatregelen het aantal slachtoffers is afgenomen en er minder uitgaven nodig zijn voor politie, Openbaar Ministerie (OM), Rechtspraak en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)? Zo ja, welke?
De leden van de VVD-fractie vragen ook of de initiatiefnemer kan ingaan op het schrijven van het kabinet in de reactie op de initiatiefnota dat er binnen de middelen die beschikbaar zijn gesteld in het kader van de motie van het lid Hermans (Kamerstuk 35 925, nr. 13) geen ruimte bestaat om de in de initiatiefnota genoemde voorstellen te bekostigen. Heeft de initiatiefnemer naar aanleiding hiervan aandacht voor het zoeken naar alternatieve dekkingsbronnen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota. Deze leden waarderen de inspanning van de initiatiefnemer om deze initiatiefnota op te stellen en onderstrepen mede het belang van een effectieve aanpak van seksueel geweld. Zijwaarderen het om te zien dat de initiatiefnemer samen met andere partijen zich wil inzetten op het terugdringen van seksueel geweld. Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om nog enkele vragen te stellen aan de initiatiefnemer over deze initiatiefnota.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer kennis heeft genomen van het Nationaal Actieplan seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, gepubliceerd door de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Deze leden vragen of de initiatiefnemer een reactie kan geven op dit actieplan en kan aangeven in hoeverre de initiatiefnota dit actieplan aanvult of er juist van verschilt. Deze leden vragen daarbij ook aan de initiatiefnemer hoe deze initiatiefnota geplaatst kan worden in het licht van het recent ingediende wetsvoorstel van de Wet Seksuele Misdrijven.
De leden van de CDA-fractie vragen aan de initiatiefnemer op welke manier seksueel geweld als onderdeel van pornografisch materiaal teruggedrongen kan worden. Deze leden constateren namelijk dat dergelijke pornografische beelden onder andere gebruikt worden om seksueel geweld te verheerlijken, met als bijkomend gevolg dat dit seksueel geweld zich verplaatst naar de prostitutie. Deze leden vragen om een reactie hierop van de initiatiefnemer.
Preventie en bewustwording op scholen
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer het kabinet verzoekt om nieuwe mogelijkheden te ontplooien om seks te bespreken in de klas, waarbij het ook moet gaan over instemming en het leren respecteren van elkaars grenzen. Deze leden vragen of de initiatiefnemer bekend is met de motie van het lid Kuik c.s. (Kamerstuk 32 793, nr. 519), waarin de regering wordt verzocht met een normenkader te komen met betrekking tot seksualiteit en grensoverschrijdend gedrag en deze in het onderwijs te borgen. Heeft de initiatiefnemer aanvullingen op deze motie?
Vroegsignalering en bewustwording op plekken waar iedereen komt
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer, meer dan op dit moment gebeurt, in wil zetten op vroegsignalering en bewustwording van seksueel geweld op openbare plekken, bijvoorbeeld in de vorm van het opleiden van mensen in maatschappelijke beroepen om signalen van seksueel geweld te herkennen. Deze leden vragen hoe deze maatregel vorm zou moeten krijgen in de praktijk en welke andere beroepsgroepen dan kappers in aanmerking zouden komen voor een dergelijke opleiding. Deze leden vragen ook of een cursus in het herkennen van seksueel geweld in dat geval een verplicht onderdeel is van de opleiding tot dat beroep of dat deze personen ervoor kunnen kiezen om een cursus in het herkennen van seksueel geweld te volgen.
De leden van de CDA-fractie vragen aan de initiatiefnemer, in het kader van bewustwording op plekken waar iedereen komt, op welke manier de aanpak van seksueel geweld op het internet vorm kan krijgen, met name op het gebied van seksueel geweld in de porno-industrie. Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat het ook zeer van belang is dat op het gebied van het voorkomen en bestrijden van online seksueel geweld maatregelen worden genomen?
Focus op daders en veilige gezinnen
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer pleit voor meer inzet op veilige gezinnen, omdat veilige gezinnen volgens de initiatiefnemer slachtoffers en daders voorkomen. Deze leden vragen hoe de voorgestelde participatie van ouders in preventie- en behandelprogramma’s in de praktijk vorm zou krijgen. Is dit mogelijk voor elk gezin?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer het kabinet oproept om in overleg te gaan met de jeugdgezondheidszorg over het faciliteren van trainingen aan het personeel van consultatiebureaus over het herkennen van signalen van seksueel geweld. Deze leden zien op dit gebied ook kansen om seksueel geweld tijdig te signaleren. Hoe kan deze signalering specifiek gezien versterkt worden?
Landelijke en structurele financiering van het CSG
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer het kabinet verzoekt om tot een centrale financiering van het CSG over te gaan. Deze leden vragen aan de initiatiefnemer om een reactie op de kabinetsreactie op dit punt.
Effectieve aanpak en erkenning achteraf
De leden van de CDA-fractie lezen dat volgens de initiatiefnemer zorg aan de slachtoffers prioriteit heeft in de aanpak van seksueel geweld. Deze leden zijn het met de initiatiefnemer eens dat een integrale aanpak van seksueel geweld noodzakelijk is en dat wetgeving de juiste normen moet stellen. In hoeverre kan de initiatiefnemer hierbij betrekken dat de aangiftebereidheid in dat geval ook hoog moet zijn, omdat zonder een aangifte niet de passende zorg geboden kan worden en de dader niet kan worden bestraft? Welke maatregelen kunnen genomen worden om de drempel voor het doen van aangifte van seksueel geweld te verlagen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota. Deze leden zijn het met de initiatiefnemer eens dat seksueel geweld het maatschappelijke gevoel van veiligheid bedreigt en de vrijheid om zonder zorgen te leven in gevaar brengt. Seksueel grensoverschrijdend gedrag en geweld hebben vergaande gevolgen, voor het directe slachtoffer en voor zijn, haar of hun omgeving. Deze leden zijn het tevens eens dat dit probleem een grondige en structurele aanpak vereist. Zij zien dat er, door de helaas frequente berichtgevingen in het nieuws over ernstige meldingen van seksueel geweld en grensoverschrijdend gedrag in allerlei lagen van onze samenleving, een maatschappelijk gesprek op gang komt. Iets dat essentieel is voor de cultuurverandering die nodig is om dit probleem te kunnen ontwortelen. Deze leden kijken ondanks de schrijnende oorzaak met interesse naar bedrijven, scholen en verenigingen die dit probleem actief aan de kaak stellen in hun beleid en voorlichting. Zij waarderen daarom des te meer de timing van de initiatiefnemer. Het moment voor een omslag, zodat het in de toekomst minder vaak voorkomt of liever in zijn geheel wordt voorkomen, is nu. Desalniettemin zien deze leden dat er op dit gebied al veel initiatieven lopen, vanuit de samenleving, de Kamer en het kabinet. Het Nationaal Actieprogramma aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld wordt in januari 2023 verwacht. Is de initiatiefnemer bekend met dit aankomende actieprogramma? Heeft zij kennisgenomen van de actiepunten die hierin worden opgenomen? Zo ja, waar zit de overlap in bestaande initiatieven en de beslispunten die de initiatiefnemer voorstelt en waar ziet zij nieuwe, nog niet belichte, kansen naast de activiteiten van regeringscommissaris Hamer of het kabinet?
Daarnaast publiceerde mevrouw Hamer, in haar hoedanigheid als onafhankelijk regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, op 7 december jongstleden haar eerste impactoverzicht, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Hierin beschrijft ze het fenomeen, mogelijke oorzaken en belicht ze de ernstige gevolgen. Haar rol en taken onderschrijven de urgentie van dit probleem. Is de initiatiefnemer bekend met de activiteiten van de commissaris? Kan de initiatiefnemer reageren op het actieplan van de regeringscommissaris dat oproept om melden laagdrempeliger en toegankelijker te maken en oproept tot een maatschappelijk debat zodat normen heroverwogen worden en er middels introspectie cultuurverandering kan plaatsvinden? Hoe ziet de initiatiefnemer haar eigen voorstellen om melden via het CSG te laten verlopen naast de intenties van de regeringscommissaris en de reactie van het kabinet? Het voorstel omtrent een algemeen telefoonnummer voor meldingen van seksueel geweld wordt reeds onderzocht door de Verwey-Jonker stichting. Is de initiatiefnemer bereid dit onderzoek af te wachten?
De leden van de PvdA-fractie waarderen de inzet van de initiatiefnemer en de voorstellen uit de initiatiefnota. Preventie, het versterken van hulpverleningsstructuren en een effectieve aanpak achteraf zijn de te volgen stappen. Naar aanleiding van de reactie van het kabinet zijn deze leden verheugd te horen dat een groot deel van de voorstellen op het gebied van preventie, bewustwording op scholen, en herstelbemiddeling, terug zal komen in het Nationaal Actieprogramma of al in gang zijn gezet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota. Deze leden spreken hun waardering uit voor de auteur(s) van het voorstel. Zij willen de initiatiefnemer, maar nadrukkelijk ook fractie- en/of Kamermedewerkers hartelijk danken voor hun werk.
De leden van de SP-fractie onderschrijven het belang van een brede aanpak van seksueel geweld in onze samenleving. Het voorstel doet hiertoe enkele zinvolle voorstellen. Over enkele zaken hebben deze leden nog vragen.
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemer vindt dat seksueel geweld een plek zou moeten krijgen in het onderwijs. Dit zou plaats moeten krijgen in de seksuele voorlichtingslessen. Door het gesprek aan te gaan over de definitie van «seks» en «instemming» zullen de maatschappelijke normen tot stand komen. De initiatiefnemer noemt ook enkele voorbeelden uit de praktijk. Feit is natuurlijk dat op dit moment het onderwijs onder druk is komen te staan door de lerarentekorten en door een hoge werkdruk. Kan de initiatiefnemer aangeven welke werklast zij voorziet voor scholen? Daarnaast geldt dat aandacht voor andere strafrechtelijke onderwerpen zoals drugs ook een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van jongeren kan geven. Waarom kiest de initiatiefnemer er niet voor om bijvoorbeeld meer aandacht te geven voor criminaliteit in alle vormen in het kader van burgerschapsvormingsonderwijs?
De leden van de SP-fractie vernemen van de initiatiefnemer dat ook maatschappelijke beroepsoefenaars beter getraind zouden moeten zijn in het herkennen en voorkomen van seksueel geweld. Als voorbeeld noemt zij kappers of sporttrainers. Welke training ontbreekt daar op dit moment volgens haar? Zou deze training wat de initiatiefnemer betreft facultatief zijn of ziet zij meer in een verplichte training? De vraag is ook welke beroepsoefenaars nog meer in aanmerking zouden moeten komen. Kan de initiatiefnemer reageren op het feit dat het kabinet dit plan niet wil overnemen? Zouden dergelijke investeringen op andere plekken niet tot een beter resultaat leiden? In het kader van preventie noemt de initiatiefnemer ook het betrekken van ouders. Ouders zouden betrokken moeten worden bij preventie- en behandelprogramma’s. Kan zij dit toelichten? Wat is haar verwachting van het kabinet?
De leden van de SP-fractie hebben warme woorden over de unieke bijdragen van het CSG aan slachtoffers en deskundigen. Zij zijn verheugd dat de initiatiefnemer dat ook heeft. Zij constateert daartoe dat er een gebrekkige (wijze van) financiering van de CSG’s is. Kan de initiatiefnemer aangeven hoe zij graag zou zien dat CSG’s gefinancierd worden? Gaat het dan om een landelijke subsidie? Kan de initiatiefnemer aangeven om hoeveel financiering het volgens haar gaat? Hoe kijkt de initiatiefnemer aan tegen het in rekening brengen van het «eigen risico» bij slachtoffers? Deelt zij de mening dat het eigen risico een drempel is die zou moeten worden weggenomen omdat het leidt tot het mijden van zorg? Daarnaast hebben de leden een vraag over het voorstel van de initiatiefnemer om gegevens van slachtoffers die aangifte doen bij de politie automatisch door te sturen naar het CSG. In de kabinetsreactie schrijft de Minister dat zij op dit moment onderzoek aan het doen is om te inventariseren hoe de samenwerking tussen organisaties beter kan. Kan de initiatiefnemer toelichten waarom zij het niet nodig acht om dit onderzoek af te wachten en nu al voor wil stellen om de gegevens automatisch door te sturen?
De leden van de SP-fractie spreken hun steun uit voor een sterke strafrechtketen waarin tijd en aandacht is voor opsporing en aanpak van alle strafrechtelijke delicten. Betere financiering voor de gehele keten, waaronder zedenrechercheurs, is noodzakelijk. De initiatiefnemer noemt voorbeelden van extra financiering, maar wanneer is dat volgens de initiatiefnemer voldoende? Kan de initiatiefnemer aangeven waarom haar eigen fractie dan in het verleden tegen voorstellen heeft gestemd om te investeren, zoals bijvoorbeeld de motie Jasper van Dijk over uitbreiding van het aantal zedenrechercheurs (Kamerstuk 34 843, nr. 11) of het amendement van de leden Van Nispen en Van den Berge over extra middelen voor het OM (Kamerstuk 35 570-VI, nr. 13)? Waarom was de D66-fractie tegen het voorstel om te investeren in de politieacademie nu «de werving niet snel genoeg» gaat (Kamerstuk 36 200-VI, nr. 49)? Welke verwachting heeft de initiatiefnemer van de doorlooptijden in zedenzaken op de korte termijn en op de lange termijn?
De leden van de SP-fractie hebben uit de kabinetsreactie vernomen dat de dekking die door de initiatiefnemer wordt aangedragen niet beschikbaar is. Het Nationaal Actieprogramma kent immers geen extra middelen, maar wordt uit de begrotingen van de departementen gedekt, zo liet de Minister weten. De twee miljoen euro die er op verzoek van de Kamer is vrijgemaakt voor de aanpak van seksuele misdrijven is al gealloceerd. Er is dus geen geld beschikbaar, zoals de initiatiefnemer schrijft. Kan zij hierop reageren? Is de initiatiefnemer in de mogelijkheid om alternatieve financiering aan te dragen?
De leden van de SP-fractie merken op dat de initiatiefnemer enkele uitspraken doet over het Wetsvoorstel seksuele misdrijven. Zoals de initiatiefnemer weet heeft de Kamer hier recent een verslag over uitgebracht. Wat is in dat licht de betekenis van haar woorden over dit wetsvoorstel? Kan de initiatiefnemer specifiek ingaan op het beslispunt over de verjaringstermijnen. Is dat punt niet achterhaald?
De leden van de SP-fractie verwelkomen de warme woorden over herstelbemiddeling. Deze leden zijn een groot voorstander van het vaker inzetten van mediation in strafzaken. Juist ook in zedenzaken. Procesmatig moet er meer aandacht voor komen, aldus de initiatiefnemer. Hoe kijkt de initiatiefnemer aan tegen het terugkerend probleem van tekorten in mediation in strafzaken? Deelt de initiatiefnemer het standpunt van deze leden dat mediation in strafzaken ruimbaan moet krijgen en dat geld geen belemmering zou mogen vormen? Waarom heeft de eigen fractie van de initiatiefnemer dan tegen motie van het lid Van Nispen over het structureel verhogen van het budget voor mediation in strafzaken gestemd (Kamerstuk 29 279, nr. 725)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota van de initiatiefnemer over seksueel geweld. Deze leden juichen het van harte toe dat zij en haar medewerkers zich inzetten voor het voorkomen en bestrijden van seksueel geweld en daarover deze initiatiefnota hebben geschreven. Deze leden onderschrijven vanzelfsprekend de uitgangspunten van deze initiatiefnota: de aanpak van seksueel geweld en duidelijke en professionele hulpverlening voor slachtoffers moet méér prioriteit krijgen. Daarvoor zijn een structurele aanpak en adequate oplossingen noodzakelijk. Deze leden waarderen het zeer dat de initiatiefnemer en haar ondersteuners een samenhangend plan presenteren om seksueel geweld fundamenteel aan te pakken. Daarom hebben deze leden in het recente verleden bijvoorbeeld voorgesteld om een Nationaal Coördinator Geweld tegen Vrouwen aan te stellen. Zou deze coördinator, ondanks een tegenstem van de D66-fractie op een gelijkluidende motie van de leden Ellemeet en Kathmann (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 79), niet de aangewezen persoon zijn om uitvoering te geven aan de door initiatiefnemer geformuleerde beslispunten? De leden hebben nog enkele vragen over de initiatiefnota.
Preventie, vroegsignalering en veilige gezinnen
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven de opvatting van de initiatiefnemer dat er méér aandacht moet komen voor signalering en bewustwording van seksueel geweld en de gevolgen daarvan voor slachtoffers. Onmisbaar onderdeel daarvan is voorlichting op scholen. De initiatiefnemer verzoekt het kabinet om scholen te ondersteunen bij het maken van keuzes voor effectieve interventies. Daarvoor moet wel, zo lezen deze leden, eerst onderzoek gedaan worden wat nu precies bewezen effectieve interventies zijn. Vindt de initiatiefnemer de in de kabinetsreactie genoemde maatregelen, zoals het aanscherpen van kerndoelen ten aanzien van seksualiteit en het toegankelijk en bekend maken van effectieve lesmethodes, voldoende om scholen op weg te helpen naar effectieve interventies? Zo nee, waarom niet?
Vroegsignalering en bewustwording op plekken waar iedereen komt
De initiatiefnemer roept het kabinet ertoe op te voorzien in plannen om omstanderinterventie bij signalen van seksueel geweld te versterken. Dat idee wordt niet door het kabinet overgenomen, maar er wordt ingezet op het vergroten van de bewustwording van de hele maatschappij. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de initiatiefnemer of de algemene benadering, zoals het kabinet die voorstaat, voldoende soelaas biedt om een vergelijkbaar niveau van omstanderinterventie te behalen. Waaraan zou de algemene aanpak moeten voldoen om zo’n vergelijkbaar niveau te halen?
Focus op daders en veilige gezinnen
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven van harte de gedachte dat kinderen moeten opgroeien in veilige gezinnen. Hoe vanzelfsprekend dit ook klinkt, de treurige realiteit is een andere. Deze leden begrijpen dan ook de inzet van initiatiefnemer om trainingen te faciliteren aan personeel van consultatiebureaus over het herkennen van signalen van seksueel geweld en hoe daar op een goede manier op in te grijpen. In de kabinetsreactie wordt verwezen naar gemeenten als opdrachtgever en financier. Deze leden vragen of op dit moment, met de enorme problemen waarmee jeugdbescherming momenteel kampt, niet ingrijpendere maatregelen noodzakelijk zijn om het beschermingsniveau te verhogen. Hoe apprecieert initiatiefnemer de actuele problematiek in de jeugdbescherming en welke oplossingen ziet zij om, gezien de enorme werkdruk, wachtlijsten en beperkte mogelijkheden, jeugdbeschermers in staat te stellen het gevraagde beschermingsniveau te bieden?
Versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld en Landelijke en structurele financiering van het CSG
Net als initiatiefnemer hebben de leden van de GroenLinks-fractie grote bewondering voor het CSG. De integrale aanpak en de combinatie van acute hulp aan slachtoffers en het faciliteren van het strafrechtelijk onderzoek is naar het oordeel van deze leden een duidelijke breuk met het verleden waarin slachtoffers niet zelden secundair gevictimaliseerd werden door de wijze waarop de strafrechtspleging destijds met zedenzaken omsprong. Deze leden betreurden het daarom zeer dat de D66-fractie tegen een eerder in 2020 door GroenLinks ingediend amendement stemde om de CSG’s via een nieuwe directe geldstroom twee miljoen euro toe te kennen om het destijds te verwachten toenemend aantal slachtoffers van aanranding en verkrachting te kunnen opvangen volgens de geldende landelijke kwaliteitscriteria (Kamerstuk 35 300-VI, nr. 24). Kan de initiatiefnemer toelichten waarom de D66-fractie destijds kennelijk bezwaar had tegen een nieuwe directe financieringsstroom vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het verhogen van het budget van de CSG’s om de te verwachten toename van het aantal doorverwezen slachtoffers het hoofd te bieden?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verklaard voorstander van verdere versterking van de professionele structuur waarin de CSG’s voorzien, te beginnen met duidelijkheid over de financiering van het CSG. Wat vindt de initiatiefnemer ervan dat deze essentiële voorwaarde voor verdere versterking van de CSG-aanpak niet wordt overgenomen door het kabinet, omdat dat, in de bewoordingen van het kabinet, tot een onlogische knip zou zorgen tussen de zorg die het CSG biedt en het overige Wmo-aanbod waarvoor gemeenten verantwoordelijkheid dragen?
Financiële uitwerking
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat ervan uit wordt gegaan dat de met de voorstellen samenhangende kosten uit de beschikbare middelen voor het Nationaal Actieplan bekostigd kunnen worden. Uit de kabinetsreactie maken deze leden op dat dit een onjuiste aanname is en het budget al gealloceerd is. Ziet de initiatiefnemer kans een wat preciezere kosteninschatting te maken en een alternatieve kostendekking voor te stellen? Hoe is naar het oordeel van de initiatiefnemer te bewerkstelligen dat de CSG’s, ondanks weerstand vanuit het kabinet, een eigen rechtstreekse financieringsstructuur vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid krijgen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota van de initiatiefnemer over «Let’s talk about seksueel geweld». Zij spreken hun waardering uit voor de inspanningen van de initiatiefnemer om dit onderwerp te agenderen en om met voorstellen te komen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat het onderwijs een belangrijke plek is om het gesprek over seksuele grenzen te voeren. Zij onderschrijven dat ook daar het gesprek over wederzijdse instemming en erkennen van elkaars grenzen dient te worden gevoerd. Deze leden zien dat initiatiefnemer met diverse voorstellen komt hoe hier invulling aan kan worden gegeven. Zij vragen of initiatiefnemer hier ook met onderwijsinstellingen over heeft gesproken.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat niet op iedere school en in iedere context hetzelfde lesaanbod effectief zal zijn. Zij denken hierbij aan scholen met een levensbeschouwelijke identiteit of bijvoorbeeld scholen waar veel leerlingen met een migratie-achtergrond op zitten. Lezen zij de initiatiefnota juist dat initiatiefnemer het van belang vindt dat scholen een keuze kunnen maken tussen verschillende effectieve methodes en dat scholen hierbij ook kunnen zien wat het beste aansluit bij de leerlingpopulatie en het karakter van de school, waarbij uiteraard de kern van het aanbod onveranderd is?
Voor de leden van de ChristenUnie-fractie dient dat gesprek in de eerste plaats in de thuissituatie plaats te vinden, waar kinderen met hun ouders/verzorgers in gesprek gaan over gezonde seksuele omgangsvormen. Hoe kunnen ouders geholpen worden om zo’n gesprek met hun kinderen te voeren, ook als zij dit zelf lastig vinden? Ziet de initiatiefnemer dat ook hierbij geen one-size-fits-all geldt gezien de culturele, religieuze en etnische verschillen in ons land?
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven de inzet van de initiatiefnemer op versteviging van de positie van het CSG. Juist vanwege het belang dat de initiatiefnemer hecht aan de verantwoordelijkheid van daders – veelal mannen –, vragen deze leden in hoeverre zij een beeld heeft van de beschikbare hulpverlening voor (potentiële) daders. Deze leden denken hierbij aan instanties als Stop It Now! Uiteraard dienen daders niet vrijuit te gaan, maar deze leden hechten eraan dat met hulpverlening voor daders, of bijvoorbeeld jongeren die risico-gedrag vertonen, recidive of nieuw seksueel geweld en daarmee slachtofferschap kan worden voorkomen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd of de initiatiefnemer ook oog heeft gehad voor de rol die sociale media in positieve en negatieve zin kunnen spelen op het gebied van preventie, gesprek, zorg, en het daadwerkelijk plaatsvinden van seksueel geweld. Met name omdat de ervaringswereld van jongeren meer en meer online plaatsvindt. Ziet de initiatiefnemer dat, juist op het gebied van preventie, hier nog een wereld te winnen is en heeft zij hier ook voorstellen voor?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien ook een verband tussen voorliggende initiatiefnota en het Franse Senaatsrapport naar misstanden in de porno-industrie. In het bijzonder het gegeven dat 1,2 miljoen kinderen onder de 15 in Frankrijk naar porno kijken. Het senaatsrapport stelt onder meer dat kinderen gewelddadig gedrag of risicogedrag kunnen gaan vertonen en een misvormd beeld kunnen krijgen van seksualiteit. Hoe reflecteert de initiatiefnemer op deze conclusie, juist ook in het licht van de wens om jongeren bewuster te maken van het belang van consent en het respecteren van elkaars grenzen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota van de initiatiefnemer over «Let’s talk about seksueel geweld». Deze leden erkennen dat er meer actie zou moeten plaatsvinden om seksueel geweld tegen te gaan en danken de initiatiefnemer voor de genomen actie om tot een initiatiefnota te komen. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat slachtoffers van seksueel geweld het recht hebben om aangifte te doen en het recht hebben op psychologische en medische zorg. Deze leden constateren dat op aangiftes van slachtoffers nog te vaak een sepot volgt en dat psychologische en medische zorg regelmatig traag op gang komt. Zij vragen de initiatiefnemer of de aanbevelingen in deze initiatiefnota bijdragen aan het verbeteren van deze problematiek.
Preventie, vroegsignalering en veilige gezinnen
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstelt om seksuele voorlichtingslessen op scholen te geven waarin grenzen en wensen worden aangegeven. Deze leden vragen de initiatiefnemer hoe deze lessen eruit zouden moeten zien, wie deze lessen moet geven, wie het lesmateriaal verzorgt en of er nog een eigen inbreng voor scholen is met een eigen identiteit.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer pleit voor lessen over seksualiteit waarbij ook wordt gesproken over de leefomgeving en de huiselijke sfeer. Deze leden vragen de initiatiefnemer of daar volgens haar ook gesproken wordt over het belang van een stabiele relatie.
De leden van de SGP-fractie lezen dat in de lessen over seksualiteit gesproken zou moeten worden over consent en een brede definitie van «seks». Deze leden vragen de initiatiefnemer wat zij bedoelt met een brede definitie van «seks» en of er volgens de initiatiefnemer ruimte is voor de identiteit van de school om hier een eigen visie op te hebben.
Preventie en bewustwording op scholen
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer pleit voor nieuwe mogelijkheden om seks, seksualiteit en seksuele omgang te bespreken in de klas. Deze leden vragen de initiatiefnemer vanaf welke leeftijd of welke klas hierover gesproken zou moeten worden en op welke manier. Deze leden wijzen erop dat kinderen op jonge leeftijd nog niet met dezelfde content geconfronteerd zouden moeten worden als kinderen van een wat oudere leeftijd.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de invulling van seksuele voorlichting per school verschilt en vaak meer gericht is op de biologische mechanismen dan op seksuele omgang. Deze leden vragen de initiatiefnemer of de invulling ook wat betreft de invulling om seksueel geweld te bespreken per school mag verschillen, met respect voor de eigen identiteit van de school en visie op seksualiteit.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer een aantal voorbeelden noemt die als inspiratie kunnen dienen om aandacht te vragen op scholen voor seksueel geweld. De initiatiefnemer wijst op de LOEF-lessen waarbij seks bespreekbaar wordt gemaakt en meer oog is voor plezier, genot en openheid rondom seks en niet alleen voor de risico’s zoals het oplopen van een seksueel overdraagbare aandoening (SOA) of een mogelijke zwangerschap. Deze leden wijzen erop dat niet ieder kind in dezelfde ontwikkelingsfase zit en dat spreken over deze onderwerpen zeer precair is. Deze leden vragen of er ruimte is voor scholen om af te wijken van deze lessen indien de school geen ruimte daarvoor ziet in verband met de visie op seksualiteit vanwege de identiteit.
De leden van de SGP-fractie lezen dat in het rijtje voorbeelden ter ondersteuning ook het project «Voorspel» van IMFSA-NL ter sprake komt waarbij in de basisles gesproken wordt over onderwerpen als solo-seks, sexting en consent. De lessen worden aanbevolen door onder andere Rutgers WPF en SOA AIDS Nederland. Deze leden constateren dat deze lessen uitgaan van een bepaalde visie op seksualiteit die niet door iedere school wordt onderschreven. Deze leden vragen of hier volgens de initiatiefnemer ook van afgeweken kan worden of een eigen invulling aan gegeven kan worden om wel te kunnen spreken over de gevaren van seksualiteit met de nadruk op seksueel geweld.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer ter inspiratie het voorbeeld noemt om films en series aan te bieden die leraren kunnen gebruiken zoals de Nederlandse serie «Naakt voor de klas met de Sekszusjes» of de populaire Netflixserie «Sex Education». Deze leden lezen dat de initiatiefnemer van mening is dat deze series jongeren veel waardevolle informatie geven over het ontdekken van hun eigen seksualiteit. Deze leden vrezen dat er een progressieve agenda schuilgaat achter deze programma’s en vragen de initiatiefnemer of er volgens haar ruimte is om hiervan af te zien.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer het kabinet verzoekt om scholen te ondersteunen bij het maken van keuzes voor effectieve interventies. Deze leden vragen de initiatiefnemer in hoeverre zij de interventies als verplichting ziet.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer het kabinet verzoekt om scholen te faciliteren in seksuele voorlichting en daarbij expliciet aandacht te besteden aan bewezen effectieve methoden voor het voorkomen van seksueel geweld en daar waar nodig nader onderzoek te doen. Deze leden constateren dat er verschil is tussen bewezen effectieve methoden voor het voorkomen van seksueel geweld en progressief getinte campagnes op scholen. Deze leden zijn benieuwd hoe het kabinet dit verzoek beoordeelt en of daarbij onderscheid wordt gemaakt tussen deze methodes en of daarbij ruimte gelaten wordt voor de eigen identiteit van scholen.
Focus op daders en veilige gezinnen
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer (terecht) wijst op het belang van veilige gezinnen. Deze leden lezen dat de initiatiefnemer het kabinet verzoekt mogelijkheden in kaart te brengen om professionals te faciliteren in het betrekken van ouders in preventie- en behandelprogramma’s van seksueel geweld, en daarbij de optie van motiverende gespreksvoeringscursussen voor professionals mee te nemen. Deze leden constateren dat het lastig kan zijn om ouders te betrekken in de gesprekken wanneer ouders onderwerp zijn van het gesprek en er bij hen geweld voorkomt. Deze leden vragen de initiatiefnemer hierop te reflecteren. Hoe ziet zij deze behandeling voor zich?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstellen doet om de gezinssituatie te betrekken op het onderwerp. Deze leden constateren dat een gezinssituatie invloed kan hebben op de veiligheid van het kind en wijzen erop dat het terecht is dat veiligheid binnen het gezin belangrijk is. Wel willen deze leden wijzen op de bijzondere positie van het gezin en de rol van het gezin binnen de maatschappij en vragen de initiatiefnemer en het kabinet om terughoudend om te gaan bij het inmengen in de persoonlijke omgeving van kinderen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie is van mening dat de initiatiefnota van de initiatiefnemer een solide plan is voor de aanpak van seksueel geweld in Nederland. Al merkt dit lid wel op dat er bepaalde bezwaren aan vast hangen.
Het lid van de BBB-fractie betreurt dat het kabinet de aangedragen voorstellen veelal minimaal overneemt. Er wordt voornamelijk gesteld dat veel uit de initiatiefnota terug zal komen in de Nationale aanpak seksueel geweld waar nog op gewacht wordt. Het is erg jammer dat de nota en de landelijke aanpak op deze manier om elkaar heen bewegen in plaats van elkaar aanvullen.
Daarnaast is het lid van de BBB-fractie van mening dat de kabinetsreactie op de naamsbekendheid van het CSG vergroten bizar is. Het kabinet stelt dat het landelijke CSG via de specifieke uitkering (SPUK) huiselijk geweld al middelen krijgt van de gemeente Utrecht om landelijke informatievoorziening rondom het bestaan van de CSG te verbeteren. Het is best raar om te stellen dat de gemeente Utrecht enkel het CSG hierin voorziet en zou moeten voorzien. Daarnaast doet het onder aan het subdoel van de initiatiefnota om het CSG laagdrempeliger te maken. De probleemstelling dat het CSG niet genoeg in beeld is en meer naamsbekendheid zou moeten genieten wordt ook door dit lid onderstreept.
Overigens vindt het lid van de BBB-fractie het goed dat er in de nota gestreefd wordt naar landelijke dekking van de CSG-locaties met maximaal een uur reistijd over het gehele land. Daar moet echter wel bij vermeld worden dat deze dekking vrijwel meteen uiteenspat als we rekening proberen te houden met slachtoffers in landelijke gebieden zonder auto. Het lijkt dit lid dan ook verstandig zowel in de initiatiefnota als in de landelijke aanpak in te zetten op de bereikbaarheid van het CSG in landelijk gebied.
Ten slotte wil het lid van de BBB-fractie onderstrepen dat het voornemen, om in de preventie van seksueel geweld een grote rol toe te dienen aan consultatiebureaus, haars inziens het doel van de initiatiefnota voorbijschiet. Er wordt heel snel de link gelegd van seksueel geweld, naar thuissituatie naar monitoring. Bij de aangedragen oplossing, middels consultatiebureaus, vraagt dit lid vooral wie hier nu echt beter van zouden worden: het kind, of de consultatiebureaus zelf? Daarnaast roept het de vragen op hoe kostbaar het is om elk kind onder monitoring van een consultatiebureau te plaatsen, hoe wenselijk dit eigenlijk is, in acht nemende de privacyrechten van ouders, en hoe vrijwillig deze monitoring daadwerkelijk wordt.